1
Tijdskrediet: wijzigingen (26.09.2012)
Inhoud 1. Situering........................................................................................................................................... 3 2.
Recht op verlof, zoals geregeld in cao nr. 103 ................................................................................ 4 2.1.
2.1.1.
Duur van het recht: minimum- en maximumperiode ....................................................... 4
2.1.2.
Anciënniteitsvoorwaarden ............................................................................................... 4
2.1.3.
Tewerkstellingsvoorwaarden ........................................................................................... 5
2.2.
Gemotiveerd tijdskrediet .......................................................................................................... 5
2.2.1.
Duur van het recht: minimum- en maximumperiode ....................................................... 5
2.2.2.
Anciënniteitsvoorwaarden ............................................................................................... 7
2.2.3.
Tewerkstellingsvoorwaarden ........................................................................................... 7
2.2.4.
Toelichting motieven ........................................................................................................ 7
2.3.
Aanrekening vroegere perioden tijdskrediet op niet-gemotiveerd en gemotiveerd tijdskrediet 9
2.3.1.
Principe: aanrekening op niet-gemotiveerd tijdskrediet................................................... 9
2.3.2.
Uitzondering: aanrekening op gemotiveerd tijdskrediet ................................................ 10
2.3.3.
Geen aanrekening van thematische verloven ............................................................... 10
2.3.4.
Rangorde niet-gemotiveerd en gemotiveerd tijdskrediet ............................................... 11
2.4.
Landingsbanen ...................................................................................................................... 11
2.4.1.
Leeftijdsvoorwaarde ...................................................................................................... 11
2.4.2.
Minimumduur ................................................................................................................. 13
2.4.3.
Tewerkstellingsvoorwaarden ......................................................................................... 13
2.4.4.
Anciënniteitsvoorwaarden ............................................................................................. 13
2.5.
Andere wijzigingen ................................................................................................................ 14
2.5.1.
Gelijkstellingen en neutralisaties ................................................................................... 14
2.5.2.
Overstap van de ene naar de andere vorm van tijdskrediet ......................................... 14
2.5.3.
Inhoud van de schriftelijke kennisgeving ....................................................................... 15
2.6. 3.
Niet-gemotiveerd tijdskrediet ................................................................................................... 4
Overgangsmaatregelen ......................................................................................................... 15
Recht op uitkeringen, zoals geregeld in het KB van 12 december 2001 ....................................... 16 3.1.
Principe: 3 autonome stelsels................................................................................................ 16
3.1.1.
Niet-gemotiveerd tijdskrediet ......................................................................................... 16
3.1.2.
Gemotiveerd tijdskrediet ................................................................................................ 16
3.1.3.
Landingsbanen .............................................................................................................. 16
3.2.
Voorwaarden voor onderbrekingsuitkeringen bij tijdskrediet ................................................. 17
3.2.1.
Gemotiveerd en niet-gemotiveerd tijdskrediet ............................................................... 17
3.2.2.
Landingsbanen vanaf 55 jaar ........................................................................................ 17
3.2.3.
Overgangsbepalingen ................................................................................................... 19
2
3
1. Situering
Het tijdskrediet wordt sinds 1 januari 2002 geregeld door de CAO nr. 77 bis van de Nationale Arbeidsraad, die voorziet in de mogelijkheid voor de werknemer om zijn arbeidsprestaties volledig te schorsen of te verminderen gedurende een bepaalde periode. Werknemers die hun recht op tijdskrediet opnemen, ontvangen voor de periode waarin zij geen prestaties leveren of hun prestaties verminderen geen loon. Als compensatie ontvangen zij een maandelijkse forfaitaire onderbrekingsuitkering van de RVA. Het recht op deze uitkeringen wordt geregeld in een koninklijk besluit. De voorwaarden voor het recht op verlof en het recht op een uitkering waren – op een uitzondering na - mooi op elkaar afgestemd. Eind vorig jaar werd een koninklijk besluit uitgevaardigd dat de voorwaarden om recht te hebben op een uitkering bij tijdskrediet aanpaste. Hierdoor ontstond een discrepantie tussen het recht op uitkeringen dat geregeld is bij KB, en het recht op afwezigheid dat geregeld is bij cao. Daarom heeft men onlangs een nieuwe cao 103 gesloten. Deze trad in werking op 1 september 2012 en geldt in principe voor alle aanvragen tijdskrediet na 31.08.2012. Met deze cao trachtte men de discrepantie op te heffen tussen het recht op uitkeringen en het recht op verlof. De cao nr. 103 voorziet bovendien in nieuwe uitzonderingen op de leeftijdsvoorwaarde voor landingsbanen. Cao 77bis zal enkel nog als overgangsmaatregel blijven bestaan. Naar aanleiding van deze cao 103 heeft men het uitkeringsKB opnieuw moeten aanpassen. Dit is gebeurd met een KB van 25.08.2012 dat 31 augustus 2012 in het staatsblad is verschenen en geldt vanaf 1 september 2012. Hieronder vindt u een overzicht van de nieuwe regels.
Ann Tourné, adviseur juridisch kenniscentrum SD Worx
Voor meer informatie of voor advies op maat verwijzen wij u graag naar - KMO-consult (03/220 28 47 of mail naar
[email protected]) - Divisie Competence & Consultancy (03/220 28 31 of mail naar
[email protected] of
[email protected])
4
2. Recht op verlof, zoals geregeld in cao nr. 103
2.1. Niet-gemotiveerd tijdskrediet
De werknemer heeft recht op een niet-gemotiveerd tijdskrediet. Hij moet de reden voor de opname van dit recht dus niet meedelen.
2.1.1. Duur van het recht: minimum- en maximumperiode De werknemer heeft recht op een voltijds equivalent van maximaal 12 maanden over de ganse loopbaan:
ofwel 12 maanden volledige onderbreking, te nemen met een minimumperiode van 3 maanden; ofwel 24 maanden halftijdse vermindering, te nemen met een minimumperiode van 3 maanden; ofwel 60 maanden 1/5 vermindering, te nemen met een minimumperiode van 6 maanden; of een combinatie van deze stelsels tot een voltijds equivalent van 12 maanden. Hierbij is 1 maand volledige onderbreking gelijk aan 2 maanden halftijdse loopbaanvermindering of 5 maanden 1/5de loopbaanvermindering.
Voorbeeld: 6 maanden volledige onderbreking + 6 maanden 1/2de tijdskrediet + 15 maanden 1/5de loopbaanvermindering = een voltijds equivalent van 12 maanden.
2.1.2. Anciënniteitsvoorwaarden Om recht te hebben op een niet-gemotiveerd tijdskrediet moet de werknemer gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen:
24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving door een arbeidsovereenkomst met de werkgever verbonden zijn; een loopbaan van 5 jaar als werknemer hebben op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving. De loopbaan van 5 jaar berekent men zoals de loopbaan van 25 jaar vereist bij landingsbanen. We bespreken dit dan ook daar.
Uitzondering bij ouderschapsverlof Voorgaande voorwaarden gelden niet voor de werknemer die een niet-gemotiveerd tijdskrediet neemt nadat hij zijn recht op ouderschapsverlof heeft uitgeput voor al zijn rechthebbende kinderen. Dit tijdskrediet moet dan wel onmiddellijk aansluiten op zijn ouderschapsverlof. Merk op: De werknemer die een algemene 1/5de loopbaanvermindering wilde opnemen in het oude stelsel (= CAO 77bis) moest een ondernemingsanciënniteit van 5 jaar hebben. Hier is er dus een versoepeling. Dit in tegenstelling tot het voltijds of halftijds tijdskrediet, waar de werknemer maar een ondernemingsanciënniteit van 12 maanden moest hebben in de periode van 15 maanden voorafgaand aan de schriftelijke kennisgeving.
5
2.1.3. Tewerkstellingsvoorwaarden Volledige onderbreking: Voor het opnemen van een volledig tijdskrediet geldt er geen tewerkstellingsvoorwaarde. Halftijdse vermindering Een werknemer kan maar een halftijds tijdskrediet nemen voor zover hij ten minste 3/4de van een voltijdse betrekking in de onderneming tewerkgesteld is gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving. 1/5 vermindering Een werknemer kan maar een 1/5de vermindering nemen voor zover hij:
gewoonlijk tewerkgesteld is in een arbeidsregeling gespreid over 5 dagen of meer; én gedurende de 12 maanden, die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving voltijds tewerkgesteld is.
Merk op: Deze tewerkstellingsvoorwaarden zijn dezelfde als in CAO 77bis (volledige onderbreking, halftijdse vermindering en 1/5de vermindering).
2.2. Gemotiveerd tijdskrediet
Naast een niet-gemotiveerd tijdskrediet heeft de werknemer een bijkomend recht op gemotiveerd voltijds tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering.
2.2.1. Duur van het recht: minimum- en maximumperiode De duur van dit bijkomend recht op tijdskrediet met motief verschilt naargelang van de motivatie: 36 maanden - om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar; Minimumduur? Het tijdskrediet (voltijds, 1/2de of 1/5de) moet worden opgenomen per minimumperiode van:
3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft; 6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft.
- voor het verlenen van palliatieve verzorging; Minimumduur? Dit tijdskrediet (voltijds, 1/2de of 1/5de) moet worden opgenomen per minimumperiode van één maand en kan per patiënt met één maand worden verlengd.
- voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid;
6
Minimumduur? De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden.
- voor het volgen van een opleiding. Minimumduur? Dit tijdskrediet (voltijds, 1/2de of 1/5de) moet worden opgenomen per minimumperiode van:
3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft; 6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft.
Sector- of ondernemings-CAO vereist? De werknemer kan het bijkomend recht van 36 maanden voltijds tijdskrediet of 1/2de loopbaanvermindering maar opnemen indien de sector of onderneming hierover een cao heeft afgesloten. De CAO’s die, voor 1 september 2012, op sector- of ondernemingsniveau werden gesloten en die voorzien in een verlenging blijven gelden voor deze voorwaarde, ongeacht of ze een verwijzing naar motieven bevatten. De CAO spreekt niet van 1/5de vermindering. Een gemotiveerde 1/5de loopbaanvermindering kan men dus nemen, ook als er geen sector- of ondernemings-CAO is.
48 maanden: - om zorg te dragen voor hun gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar; Minimumduur? Dit tijdskrediet (voltijds, 1/2de of 1/5de) moet worden opgenomen per minimumperiode van:
3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft;
6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft.
- voor het verlenen van bijstand of verzorging aan hun minderjarig zwaar ziek kind. Minimumduur? De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden Sector- of ondernemings-CAO vereist? Om dit recht van 48 maanden op te nemen is geen CAO vereist.
Geen proportionele verrekening Dit recht wordt niet proportioneel verrekend bij de opname in een deeltijdse formule. Aldus kan de werknemer een gemotiveerd tijdskrediet nemen van:
36 maanden (resp. 48 maanden) voltijds tijdskrediet; 36 maanden (resp. 48 maanden) halftijds tijdskrediet; 36 maanden (resp. 48 maanden) 1/5de tijdskrediet; of een combinatie, maar maximale periode is 36 maanden, resp. 48 maanden.
7
Aanrekening van motief 36 maanden op motief 48 maanden en omgekeerd Het gemotiveerd tijdskrediet mag in totaliteit niet meer dan 48 maanden bedragen. Bijgevolg moet men de periodes die men geniet bij de opname van een tijdskrediet voor een ziek of gehandicapt kind (48m), met uitzondering van de eerste 12 maanden, in mindering brengen van de 36 maanden. Voorbeeld De werknemer heeft 12 maanden tijdskrediet genomen voor de zorg van zijn gehandicapt kind. Hij zal daarnaast nog 36 maanden tijdskrediet kunnen nemen om een opleiding te volgen. Maar als deze werknemer al 24 maanden tijdskrediet genomen heeft voor de zorg van zijn gehandicapt kind, zal hij nog slechts 24 maanden tijdskrediet kunnen nemen om een opleiding te volgen. De periodes die men geniet voor de zorgverlening of om een opleiding te volgen (36m) worden in mindering gebracht van de 48 maanden. Voorbeeld De werknemer heeft 36 maanden tijdskrediet genomen voor de zorg voor zijn kind jonger dan 8 jaar. Hij zal daarnaast nog slechts 12 maanden tijdskrediet kunnen nemen voor de zorg van zijn gehandicapt kind.
Merk op dat deze cao ook gunstiger kan zijn dan de oude regeling. Zo kon een werknemer op basis van cao 77bis maximaal 5 jaar 1/5de loopbaanvermindering nemen. Indien hij een motief heeft, bijvoorbeeld de zorg voor zijn kind jonger dan 8 jaar, kan hij nu 8 jaar in 1/5de loopbaanvermindering. 2.2.2. Anciënniteitsvoorwaarden Om recht te hebben op het bijkomend recht van 36 of 48 maanden gemotiveerd tijdskrediet moet de werknemer door een arbeidsovereenkomst met de werkgever verbonden zijn geweest gedurende 24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving. Uitzondering Dit geldt niet voor de werknemers die een gemotiveerd tijdskrediet nemen nadat zij hun recht op ouderschapsverlof hebben uitgeput voor al hun rechthebbende kinderen. Dit tijdskrediet moet dan wel onmiddellijk aansluiten op hun ouderschapsverlof.
2.2.3. Tewerkstellingsvoorwaarden De tewerkstellingsvoorwaarden zijn dezelfde als bij een niet-gemotiveerd tijdskrediet. 2.2.4. Toelichting motieven
2.2.4.1. Bijkomend recht van 36 maanden: toelichting motieven De werknemer heeft naast een niet-gemotiveerd tijdskrediet een bijkomend recht op gemotiveerd voltijds tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering tot maximaal 36 maanden als hij hiertoe bepaalde motieven heeft. We lichten deze motieven hieronder toe.
1. Om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet om voor zijn kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar. Bij adoptie kan de schorsing van de arbeidsprestaties aanvangen vanaf de inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn woonplaats heeft.
8
Tijdstip voldoen voorwaarde? De periode waarvoor de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties werd gevraagd of de periode waarvoor de verlenging werd gevraagd, moet aanvangen voor het kind 8 jaar wordt. Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat, het document of de documenten tot bewijs van die gebeurtenis.
2. Voor het verlenen van palliatieve verzorging De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet voor het verlenen van palliatieve verzorging. Dit begrip moet men op dezelfde manier verstaan als bij het thematische verlof. Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat, een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging nodig heeft en waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt wordt niet vermeld. In geval de werknemer gebruik wil maken van de verlenging van de periode met één maand moet hij opnieuw zo'n attest afleveren.
3. Voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid. Ook hier moet men dit begrip op dezelfde manier verstaan als bij het thematische verlof.
Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat, een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
4. Voor het volgen van een opleiding De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet voor het volgen van een opleiding. Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaan, het bewijs dat hij zijn arbeidsprestaties schorst of vermindert om een van de volgende vormen van opleiding te volgen:
een door de gemeenschappen of de sector erkende opleiding die minstens 360 uren of 27 studiepunten per jaar telt (of 120 uren of 9 studiepunten per schooltrimester of een ononderbroken periode van 3 maanden); onderwijs volgen in een centrum voor basiseducatie of een opleiding gericht op het behalen van een diploma of getuigschrift van secundair onderwijs, die minstens 300 uren per jaar telt (of 100 uren per schooltrimester of een ononderbroken periode van 3 maanden).
Vormvereisten? Op het bewijs bevestigt de Gemeenschap of de opleidingsinstelling dat de werknemer geldig is ingeschreven voor een opleiding met bovenstaande tijdsduur of omvang. Binnen de 20 kalenderdagen na elk kwartaal moet de werknemer bij de werkgever een attest indienen dat het bewijs levert van regelmatige aanwezigheid van opleiding in dat kwartaal. “Regelmatige aanwezigheid” betekent dat de werknemer maximum 1/10e van de duur van de opleiding in dat
9
kwartaal ongewettigd afwezig mag zijn. Schoolvakantiedagen worden gelijkgesteld met dagen van regelmatige aanwezigheid.
2.2.4.2. Bijkomend recht van 48 maanden: toelichting motieven De werknemer heeft naast een niet-gemotiveerd tijdskrediet een bijkomend recht op gemotiveerd voltijds tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering tot maximaal 48 maanden als hij hiertoe bepaalde motieven heeft. We lichten deze motieven hieronder toe. 1. Om zorg te dragen voor hun gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet om zorg te dragen voor zijn gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar. Tijdstip voldoen voorwaarde? De periode waarvoor men de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties vraagt of de periode waarvoor men een verlenging vraagt, moet aanvangen voor het kind 21 jaar wordt. Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat, een attest dat de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van 66 % aantoont of de aandoening die leidt tot een erkenning van minstens 4 punten in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving met betrekking tot de kinderbijslag.
2. Voor het verlenen van bijstand of verzorging aan hun minderjarig zwaar ziek kind De werknemer heeft recht op een gemotiveerd tijdskrediet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind. Dit begrip moet men op dezelfde manier verstaan als bij het thematische verlof. Tijdstip voldoen voorwaarde? De periode waarvoor men de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties vraagt of de periode waarvoor men een verlenging vraagt, moet aanvangen voor het kind meerderjarig wordt.
Bewijs? De werknemer geeft de werkgever ten laatste op het ogenblik waarop de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat, een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van hun of het minderjarig zwaar ziek kind waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
2.3. Aanrekening vroegere perioden tijdskrediet op niet-gemotiveerd en gemotiveerd tijdskrediet
2.3.1. Principe: aanrekening op niet-gemotiveerd tijdskrediet Op de maximumduur van het niet-gemotiveerd tijdskrediet (12m voltijds equivalent), moet men in mindering brengen, de perioden van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties ingevolge:
de oude reglementering loopbaanonderbreking, algemeen stelsel zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen (en nog toegepast in de publieke sector);
10
tijdskrediet algemeen stelsel (voltijds, halftijds en 1/5de) zoals voorzien in CAO nr. 77 bis.
2.3.2. Uitzondering: aanrekening op gemotiveerd tijdskrediet Aanrekening op 36 maanden Als de werknemer een onbetwistbaar bewijs kan voorleggen dat hij zijn arbeidsprestaties destijds geschorst of verminderd heeft voor één van volgende motieven, brengt men voormelde periodes tijdskrediet en loopbaanonderbreking eerst in mindering van de bijkomende duur van 36 maanden:
om zorg te dragen voor zijn kind tot 8 jaar; om palliatieve zorgen toe te dienen; om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen; om een opleiding te volgen.
Aanrekening op 48 maanden Als de werknemer een onbetwistbaar bewijs kan voorleggen dat hij zijn arbeidsprestaties destijds geschorst of verminderd heeft voor één van volgende motieven, worden voormelde periodes tijdskrediet en loopbaanonderbreking eerst in mindering gebracht op de bijkomende duur van 48 maanden:
om zorg te dragen voor zijn gehandicapt kind tot 21 jaar; om zijn zwaar ziek kind of een zwaar ziek kind dat deel uitmaakt van het gezin bij te staan of te verzorgen.
Overblijvend saldo aanrekenen op niet-gemotiveerd tijdskrediet Het eventueel overblijvend saldo wordt nadien in mindering gebracht op de maximumduur van voltijds equivalent niet-gemotiveerd tijdskrediet. Merk op: Het tijdskrediet uit het verleden dat men niet kan motiveren rekent men aan op het niet-gemotiveerd tijdskrediet. Er staat nergens dat men een overblijvend saldo moet aanrekenen op het gemotiveerd tijdskrediet. Dit betekent dat iemand die in het verleden reeds 5 jaar 1/5de loopbaanvermindering zonder motief en 1 jaar voltijds tijdskrediet zonder motief heeft opgenomen, nu nog gebruik kan maken van het gemotiveerde tijdskrediet indien hij een motief heeft (terwijl zijn rechten in het verleden uitgeput waren, met uitzondering van het stelsel eindeloopbaan). 2.3.3. Geen aanrekening van thematische verloven De thematische verloven worden nooit in mindering gebracht van het gemotiveerd en niet-gemotiveerd tijdskrediet, meer bepaald:
palliatief verlof; ouderschapsverlof (zowel het onbetaalde als het ouderschapsverlof ihkv loopbaanonderbreking); recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
Merk op: Ook in het verleden (CAO 77bis) werden thematische verloven niet aangerekend op het krediet.
11
2.3.4. Rangorde niet-gemotiveerd en gemotiveerd tijdskrediet De werknemers die een motief kunnen inroepen mogen vrij bepalen of ze kiezen voor een voltijdse schorsing of een halftijdse of 1/5de vermindering van hun prestaties. Ze kunnen ook vrij de rangorde kiezen van het stelsel, namelijk met of zonder motief, waarop ze beroep doen.
2.4. Landingsbanen Om recht te hebben op een bijzondere vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking of met 1/5de op oudere leeftijd (= landingsbanen) moeten een aantal voorwaarden tegelijk vervuld zijn. We bespreken ze hieronder. 2.4.1. Leeftijdsvoorwaarde De leeftijdsvoorwaarde moet bereikt zijn op het ogenblik van de gewenste begindatum van de uitoefening van het recht. 2.4.1.1. Principe: werknemers vanaf 55 jaar Werknemers van 55 jaar en ouder hebben zonder maximumduur recht op:
1/5de loopbaanvermindering ten belope van een dag of 2 halve dagen per week;
een 1/2de loopbaanvermindering.
2.4.1.2. Uitzondering: landingsbaan vanaf 50 jaar Men voorziet een uitzondering op de leeftijdsvoorwaarde voor werknemers:
met een zwaar beroep; met een lange loopbaan; of in een onderneming tijdens de periode erkend als in herstructurering of in een bedrijf in moeilijkheden.
A. Landingsbaan vanaf 50 jaar: cumulatieve voorwaarden voor vermindering prestaties met 1/2de Werknemers kunnen vanaf 50 jaar hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking als zij op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden:
de werknemer was actief in een zwaar beroep gedurende minstens: - 5 jaar in de laatste 10 jaar; of - 7 jaar in de laatste 15 jaar. dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de knelpuntberoepen. De Minister van Werk bepaalt deze lijst, na unaniem advies van het Beheerscomité van de RvA.
B. Landingsbaan vanaf 50 jaar: voorwaarden voor vermindering prestaties met 1/5de De werknemer kan vanaf 50 jaar zijn arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve dagen per week als hij voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
de werknemer was actief in een zwaar beroep gedurende minstens:
12
5 jaar in de laatste 10 jaar; of 7 jaar in de laatste 15 jaar.
de werknemer heeft een beroepsloopbaan van minstens 28 jaar doorlopen. Vereiste van sector-CAO Het recht op vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de op basis van een beroepsloopbaan van 28 jaar moet uitdrukkelijk voorzien zijn in een sector-CAO. Berekening loopbaanvoorwaarde van 28 jaar Om de loopbaanvoorwaarde van 28 jaar te berekenen voor werknemers die vanaf 50 jaar in een landingsbaan wensen te stappen, beschouwt men elk kalenderjaar met minstens 285 dagen waarvoor ofwel een loon werd uitbetaald, of waarop moederschapsverlof genoten werd, de moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen, het geboorteverlof, het adoptieverlof en/of het ouderschapsverlof als jaar. Het aantal dagen van die kalenderjaren dat 285 overschrijdt, wordt verder buiten beschouwing gelaten. Voor kalenderjaren met minder dan 285 dagen waarvoor een loon werd uitbetaald of waarop één van voormelde verloven werd genoten, worden deze dagen voor al die kalenderjaren samengeteld en gedeeld door 285. Het resultaat van die bewerking, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.
C. Wat verstaat men onder zwaar beroep? Onder ‘zwaar beroep’ verstaat men, ofwel:
werk in wisselende ploegen: = minimum 2 ploegen van 2 werknemers met hetzelfde werk (zowel qua inhoud als qua omvang), zonder onderbreking tussen de ploegen en met een maximale overlapping van ¼ van de dagtaak. De werknemer moet van ploegen alterneren; werk in onderbroken diensten: = permanente dagprestaties waarvan begin- en eindtijd minstens 11 uur uit elkaar liggen met een onderbreking van minimum 3 uur en minimumprestaties van 7 uur (permanent = de onderbroken dienst vormt de gewone arbeidsregeling van de werknemer); tewerkstelling in een arbeidsregeling met nachtprestaties zoals bedoeld in artikel 1 van CAO nr. 46. Het gaat dus om een regeling waarin de werknemers gewoonlijk prestaties leveren tussen 24 uur en 5 uur.
D. Bijzondere bepaling voor onderneming in herstructurering of in moeilijkheden De werknemer kan vanaf 50 jaar zijn arbeidsprestaties verminderen met 1/5de of tot 1/2de indien de aanvangsdatum van zijn loopbaanvermindering gelegen is in de periode van erkenning van de onderneming als onderneming in herstructurering of onderneming in moeilijkheden (in toepassing van de regelgeving met betrekking tot de werkloosheid met bedrijfstoeslag - KB 03.05.2007). De erkenning gebeurt door de minister bevoegd voor werkgelegenheid. Bovendien moet cumulatief voldaan zijn aan volgende voorwaarden:
de onderneming kadert zijn aanvraag tot erkenning binnen een herstructureringsplan en toont aan dat ontslagen zijn vermeden; de onderneming toont bij zijn aanvraag tot erkenning aan dat daardoor het aantal werknemers dat overgaat naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is verminderd; de minister heeft in de erkenningsbeslissing uitdrukkelijk vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan.
13
2.4.2. Minimumduur Een halftijds tijdskrediet moet men opnemen per minimumperiode van 3 maanden. Een 1/5de loopbaanvermindering moet men opnemen per minimumperiode van 6 maanden. Merk op: Dit is hetzelfde als in het oude stelsel (=CAO 77bis). 2.4.3. Tewerkstellingsvoorwaarden Halftijdse loopbaanvermindering Om recht te hebben op een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking moet de werknemer ten minste 3/4de van een voltijdse betrekking tewerkgesteld zijn gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving. 1/5de loopbaanvermindering Om recht te hebben op een 1/5de loopbaanvermindering moet de werknemer tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen. Bovendien moet hij ofwel voltijds ofwel 4/5de van een voltijdse betrekking tewerkgesteld zijn in het kader van niet-gemotiveerd of gemotiveerd tijdskrediet of in het kader van CAO 77bis gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving. Dit moet niet bij dezelfde werkgever zijn.
Merk op: In het oude stelsel moest men de tewerkstellingsvoorwaarde vervullen in de 12 maanden voorafgaand aan de schriftelijke kennisgeving.
2.4.4. Anciënniteitsvoorwaarden De anciënniteitsvoorwaarden voor het uitoefenen van een landingsbaan zijn dubbel: naast een ondernemingsanciënniteit is er ook een anciënniteit in het werknemersstatuut vereist. Ondernemingsanciënniteit De werknemer moet door een arbeidsovereenkomst met de werkgever verbonden zijn geweest gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving; Deze termijn kan in onderling akkoord tussen de werknemer en de werkgever worden ingekort. Merk op dat er geen minimumtermijn is vermeld en dus zouden werkgever en werknemer kunnen overeenkomen de ondernemingsanciënniteit tot 0 te herleiden. Anciënniteit als werknemer De werknemer moet een loopbaan van 25 jaar als werknemer hebben op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving. Bij een 1/5de loopbaanvermindering vanaf 50 jaar wegens lange loopbaan moet de werknemer een loopbaan van 28 jaar als werknemer hebben op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving. Berekening loopbaanvoorwaarde van 25 jaar Om de loopbaan van 25 jaar als werknemer te berekenen, worden de dagen waarvoor loon werd uitbetaald in aanmerking genomen. Met dagen waarvoor loon werd uitbetaald, worden een aantal periodes gelijkgesteld. Dit zijn dezelfde periodes voor de loopbaanvoorwaarde van 20 jaar in CAO 77bis.
Merk op: In het oude systeem (CAO 77bis) was:
14
een ondernemingsanciënniteit van 3 jaar vereist. Mits akkoord van de werkgever in te korten tot: 2 jaar indien aangeworven vanaf 50 jaar, 1 jaar indien aangeworven vanaf 55 jaar. een anciënniteit als werknemer van 20 jaar vereist.
De ondernemingsanciënniteit is dus soepeler geworden, de anciënniteit als werknemer zwaarder.
2.5. Andere wijzigingen
2.5.1. Gelijkstellingen en neutralisaties Om aan de tewerkstellingsvoorwaarden (van 12 of 24 maanden) zoals hierboven besproken te voldoen moeten er effectieve arbeidsprestaties worden geleverd. Vermits 1 dag niet presteren het vervullen van deze voorwaarde onmogelijk zou maken, worden bepaalde periodes van afwezigheid gelijkgesteld of geneutraliseerd. CAO 103 voegt een paar gelijkstellingen en neutralisaties toe.
Gelijkstellingen: Volgende gelijkstellingen worden toegevoegd:
adoptieverlof (art. 30ter wet 3 juli 1978); pleegzorgverlof (art. 30quater wet 3 juli 1978) tijdelijke werkloosheid om economische redenen bedienden (art. 77/4 wet 3 juli 1978).
Neutralisaties De CAO bepaalt nu uitdrukkelijk dat ook bepaalde periodes met een vermindering van prestaties geneutraliseerd worden. Vroeger was enkel sprake van schorsing. Ook wordt nu een 4/5de tijdskrediet - naast voltijds en halftijds tijdskrediet - geneutraliseerd, zodat een vlottere overgang van het ene systeem naar het andere mogelijk is. Doordat die periodes worden geneutraliseerd, kunnen werknemers overstappen van de ene vorm van tijdskrediet naar de andere, wat een combinatie toelaat van de verschillende vormen van tijdskrediet. Het akkoord van de werkgever is niet meer nodig voor de neutralisatie van tijdskrediet en loopbaanvermindering.
2.5.2. Overstap van de ene naar de andere vorm van tijdskrediet De CAO neemt specifieke bepalingen op in verband met de overstap van de ene vorm van tijdskrediet naar de andere. Wijze van kennisgeving De werknemer die van de ene vorm van tijdskrediet naar de andere wil overstappen moet de werkgever hiervan - op dezelfde wijze als bij een eerste aanvraag - schriftelijk op de hoogte brengen en is gebonden aan dezelfde termijnen als bij de eerste aanvraag. Dit wil zeggen dat de kennisgeving aan de werkgever moet gebeuren:
3 maanden op voorhand indien de werkgever meer dan 20 werknemers tewerkstelt; 6 maanden op voorhand indien de werkgever ten hoogste 20 werknemers tewerkstelt; 2 weken op voorhand als het tijdskrediet met motief zonder onderbreking volgt op het palliatief verlof.
15
Werkgever en werknemer kunnen evenwel schriftelijk andere termijnen (kortere of langere) overeenkomen. Drempel De werknemer die overstapt van de ene naar de andere vorm van tijdskrediet wordt in aanmerking genomen voor de aanrekening op de drempel.
2.5.3. Inhoud van de schriftelijke kennisgeving De werknemer moet de werkgever schriftelijk op de hoogte brengen als hij een tijdskrediet wil nemen. Hier is niets aan gewijzigd, behalve dat de werknemer ook moet meedelen of hij beroep doet op een tijdskrediet of loopbaanvermindering zonder of met motief. Indien met motief, moet men ook het bewijs van dit motief toevoegen.
2.6. Overgangsmaatregelen
CAO 77bis blijft, ook na 1 september 2012, van toepassing:
op alle eerste aanvragen en verlengingsaanvragen voor voltijds tijdskrediet of halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering als de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever vóór 1 september 2012 is gebeurd;
op de werknemer van minstens 50 jaar die reeds in het stelsel "einde loopbaan" volgens CAO 77bis zit, maar die dit stelsel niet had aangevraagd tot aan de pensioenleeftijd. Deze werknemer kan na 31 augustus 2012 verder genieten van de oude bepalingen (= CAO 77bis) bij de eerstvolgende aanvraag om verlenging. Deze aanvraag om verlenging kan slechts eenmaal worden aanvaard en zij kan betrekking hebben op de periode die loopt tot de pensioenleeftijd.
op de werknemers die vóór 1 september 2012 reeds in het algemeen stelsel 1/2de of 1/5de tijdskrediet zaten en later willen overstappen naar het stelsel "eindeloopbaan" volgens CAO 77bis. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken moeten de werkgever en de werknemer hierover een akkoord hebben gesloten en dit onder volgende cumulatieve voorwaarden: o o
de werkgever werd vóór 28.11.2011 schriftelijk op de hoogte gebracht van de loopbaanvermindering waarvan de werknemer geniet; het stelsel "einde loopbaan" volgens CAO 77bis volgt onmiddellijk aansluitend op en binnen dezelfde vorm als de lopende loopbaanvermindering.
De sector- of ondernemingsCAO's, de arbeidsreglementen en akkoorden die specifieke bepalingen bevatten in verband met volgende punten blijven gelden voor CAO 103:
uitsluiting personeelscategorieën; organisatieregels; afwijking tewerkstellingsvoorwaarde 1/5de tijdskrediet bij aanwerving 50/55 jaar; neutralisatie van halftijds en voltijds tijdskrediet; ondernemingen met minder dan 11 werknemers; drempel en voorkeurmechanisme; sleutelfuncties; ontslagbescherming.
16
3. Recht op uitkeringen, zoals geregeld in het KB van 12 december 2001
3.1. Principe: 3 autonome stelsels
Werknemers die hun recht op tijdskrediet in ruime zin opnemen, ontvangen voor de periode waarin zij geen prestaties leveren of hun prestaties verminderen geen loon van de werkgever. Als compensatie van het loonverlies ontvangen zij wel een maandelijkse forfaitaire onderbrekingsuitkering. Deze uitkering is wel beperkt in de tijd en wordt uitbetaald door de RVA.
Voor het recht op onderbrekingsuitkeringen maakt men eenzelfde onderscheid als bij het recht op tijdskrediet zelf. 3.1.1. Niet-gemotiveerd tijdskrediet Het recht op uitkeringen bij een niet-gemotiveerd tijdskrediet (voltijds, 1/2de of 1/5de) wordt beperkt tot een equivalent van 12 maanden volledige schorsing van de arbeidsprestaties voor de volledige beroepsloopbaan. 3.1.2. Gemotiveerd tijdskrediet De werknemer heeft daarnaast een bijkomend recht op uitkeringen voor voltijds tijdskrediet, half-tijdse of 1/5de loopbaanvermindering met motief. Men maakt een onderscheid tussen 2 motievenstelsels. De werknemer heeft recht op een uitkering voor gemotiveerd tijdskrediet van:
36 maanden: o om voor zijn kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar; o voor het verlenen van palliatieve verzorging; o voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid; o voor het volgen van een opleiding. 48 maanden: o om zorg te dragen voor hun gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar; o voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn zwaar ziek kind of zwaar ziek kind dat gezinslid is. Merk op dat er - in tegenstelling tot bij het recht op verlof - voor het recht op uitkeringen niet vereist is dat het kind minderjarig is; toch maakt dit in de praktijk weinig verschil uit. Men kan immers geen recht hebben op uitkeringen zonder dat men recht heeft op verlof.
Het recht op uitkeringen bij gemotiveerd tijdskrediet wordt niet proportioneel berekend bij opname in een deeltijdse formule. 3.1.3. Landingsbanen De werknemer heeft recht op uitkeringen bij een landingsbaan (1/2de of 1/5de ) vanaf 55 jaar. Er gelden uitzonderingsregels voor de werknemers vanaf 50 jaar:
met een zwaar beroep;
17
met een lange loopbaan van 28 jaar; of in een bedrijf erkend als bedrijf in moeilijkheden of als bedrijf in herstructurering.
3.2. Voorwaarden voor onderbrekingsuitkeringen bij tijdskrediet 3.2.1. Gemotiveerd en niet-gemotiveerd tijdskrediet De anciënniteitsvoorwaarden en tewerkstellingsvoorwaarden om recht te hebben op een uitkering bij een niet-gemotiveerd tijdskrediet en een gemotiveerd tijdskrediet zijn dezelfde als bij het recht op dit tijdskrediet zelf. Ook de aanrekening van vroegere periodes tijdskrediet gebeurt op dezelfde manier als bij het recht op verlof. We verwijzen dan ook hiernaar. 3.2.2. Landingsbanen vanaf 55 jaar Principe De werknemer heeft recht op uitkeringen bij een 1/2de of 1/5de landingsbaan vanaf 55 jaar. Uitzondering De minimumleeftijd voor uitkeringen bij landingsbanen worden op 50 jaar (in plaats van 55 jaar) behouden met een verhoogde uitkering vanaf 51 jaar voor werknemers:
met een zwaar beroep; met een lange loopbaan of in een bedrijf erkend als bedrijf in moeilijkheden, of als bedrijf in herstructurering.
Merk op dat werknemers van 50 jaar recht hebben op dezelfde bedragen als voor het 1/5de of 1/2de gewone tijdskrediet, tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden. Daarna ontvangen zij hogere uitkeringen. De anciënniteitsvoorwaarden en tewerkstellingsvoorwaarden om recht te hebben op een uitkering zijn dezelfde als bij het recht op de landingsbaan zelf. We verwijzen dan ook hiernaar. Landingsbaan vanaf 50 jaar: cumulatieve voorwaarden voor uitkeringen bij vermindering prestaties met 1/2de Werknemers kunnen reeds uitkeringen bij een 1/2de landingsbaan vanaf 50 jaar krijgen als zij op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever, cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden:
de werknemer was actief in een zwaar beroep gedurende minstens: o 5 jaar in de laatste 10 jaar; of o 7 jaar in de laatste 15 jaar. dit zwaar beroep is een beroep waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat.
Deze knelpuntberoepen zijn de volgende: o o
de verpleegkundigen en het verzorgend personeel in de ziekenhuizen; de verpleegkundigen en het verzorgend personeel in de rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen;
18
o
de beroepen die voorkomen op een lijst van knelpuntberoepen, jaarlijks vastgesteld bij ministerieel besluit. Deze lijst is gebaseerd op de gewestelijke lijsten met knelpuntberoepen en bevat de beroepen die unaniem goedgekeurd zijn door de paritaire comités en door het beheerscomité van de RVA.
Landingsbaan vanaf 50 jaar: voorwaarden voor uitkeringen bij vermindering prestaties met 1/5de De werknemer kan reeds uitkeringen bij een 1/5de landingsbaan vanaf 50 jaar krijgen als hij, op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever, voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
de werknemer was actief in een zwaar beroep gedurende minstens: o 5 jaar in de laatste 10 jaar; of o 7 jaar in de laatste 15 jaar. de werknemer heeft een beroepsloopbaan van minstens 28 jaar doorlopen. Het bewijs van de 28 jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de minister van Werk, op voorstel van de RVA.
Vereiste van sector-CAO Het recht op vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de op basis van een beroepsloopbaan van 28 jaar moet uitdrukkelijk voorzien zijn in een op de werknemer van toepassing zijnde sector-cao. De NAR zal hier tegen 30 september 2013 een evaluatie van maken en bekijken of men deze afwijkende regeling ook via een ondernemings-CAO kan invoeren. Berekening beroepsloopbaan van 28 jaar De berekening van de beroepsloopbaan van 28 jaar om recht te hebben op een landingsbaan vanaf 50 jaar, gebeurt op een andere wijze dan de berekening van de loopbaanvoorwaarde van 25 jaar (vereist om recht te hebben op uitkeringen vanaf 55 jaar). Komt in aanmerking voor de berekening van de beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar :
elk kalenderjaar van tewerkstelling in de private sector waarvoor minstens 285 dagen voltijds loon werd uitbetaald, gerekend in een zesdagenweek;
Gelijkgestelde dagen : o o o o o
moederschapsverlof; verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind; adoptieverlof; moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen; ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Voor kalenderjaren van minder dan 285 dagen van tewerkstelling telt men alle dagen samen, en deelt dit door 285. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal jaren dat men bijkomend in aanmerking moet nemen. Het aantal dagen van die kalenderjaren dat 285 overschrijdt, moet men verder buiten beschouwing laten.
elk kalenderjaar van tewerkstelling in de publieke sector waarvoor minstens 237 dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten werden vastgesteld, gerekend in een vijfdagenweek.
19
Gelijkgestelde dagen: o o o o o o
verloven met behoud van bezoldiging; moederschapsverlof; verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind; adoptieverlof; moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen; ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Voor de kalenderjaren van minder dan 237 dagen van tewerkstelling, telt men alle dagen samen en deelt dit door 237. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal jaren dat men bijkomend in aanmerking moet nemen. Het aantal dagen van die kalenderjaren dat 237 overschrijdt, moet men verder buiten beschouwing laten.
samentelling jaren publieke en private sector De som van de jaren in de private en publieke sector wordt afgerond naar de hogere eenheid.
Merk op men hier een uitdrukkelijk onderscheid maakt tussen jaren in de private en jaren in de publieke sector. Dit doet men niet in cao 103.
Bijzondere bepaling voor onderneming in herstructurering of in moeilijkheden De werknemer kan vanaf 50 jaar uitkeringen bij een 1/5de of 1/2de landingsbaan krij-gen, indien de aanvangsdatum van zijn loopbaanvermindering gelegen is in de periode van erkenning van de onderneming als onderneming in herstructurering, of onderneming in moeilijkheden (in toepassing van de regelgeving met betrekking tot de werkloosheid met bedrijfstoeslag - KB 03.05.2007). De erkenning gebeurt door de minister bevoegd voor werkgelegenheid. Bovendien moet cumulatief voldaan zijn aan volgende voorwaarden:
de onderneming kadert zijn aanvraag tot erkenning binnen een herstructureringsplan en toont aan dat ontslagen zijn vermeden; de onderneming toont bij zijn aanvraag tot erkenning aan dat daardoor het aantal werknemers dat overgaat naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is verminderd; de minister heeft in de erkenningsbeslissing uitdrukkelijk vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan
3.2.3. Overgangsbepalingen Het KB van 28 december 2011is van toepassing op alle eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die ingaan na 31 december 2012. Dit KB voerde het onderscheid in tussen een gemotiveerd en niet-gemotiveerd tijdskrediet en trok de leeftijdsvoorwaarde om in een landingsbaan te kunnen stappen op tot 55 jaar. Een uitzondering werd gemaakt voor zware beroepen.
20
De oude bepalingen blijven van toepassing op de aanvragen die een aanvang nemen na 31.12.2011: als volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn: - De schriftelijke kennisgeving aan de werkgever is vóór 28.11.2011 gebeurd; - De ingangsdatum van het tijdskrediet moet uiterlijk maandag 02.04.2012 aanvangen; - De ontvangstdatum van de uitkeringsaanvraag op het bevoegde RVA-kantoor is uiterlijk donderdag 01.03.2012. Als het gaat om een werknemer van minstens 50 jaar die werkzaam is in de privésector en reeds in het stelsel "einde loopbaan" zit, maar die dit stelsel niet had aangevraagd tot aan de pensioenleeftijd. Deze werknemer kan verder genieten van de oude bepalingen bij de eerstvolgende aanvraag om verlenging. Deze aanvraag om verlenging kan slechts eenmaal worden aanvaard en zij kan betrekking hebben op de periode die loopt tot de pensioenleeftijd.
Het KB van 25 augustus is van toepassing vanaf 1 september 2012. Vanaf 1 september 2012 verwijst het uitkeringsKb dus naar cao 103 ipv naar cao 77bis. Ook zijn er nieuwe uitzonderingen op de leeftijdsvoorwaarde bij landingsbanen.