Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Werktuigbouwkunde - WtB voltijd Haagse Hogeschool / Technische Hogeschool Rijswijk HHS/THR
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Werktuigbouwkunde - WtB voltijd CROHO nr. 34280 Haagse Hogeschool / Technische Hogeschool Rijswijk HHS/THR
Hobéon Certificering BV December 2005 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Ir. P.J.J.C. van der Hagen Ir. J.M.M. de Wit K.J.A. Legemate (12-10-2005) I.A.M. van der Hoorn (13-10-2005) Drs. R.F. Stapert (12-10-2005) Drs. G.W.M.C. Broers (13-10-2005)
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5.
INLEIDING Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 12 ,13 oktober 2005
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 14 17 19 19 24 26 29 32 34 35 38 44 44 47 48 52 52 54 58 58 61 63 65 65 66
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema Werktuigbouwkunde, voltijd Integraal oordeel/advies aan NVAO
68 68 70
BIJLAGE I: Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaring auditoren BIJLAGE II: Programma Visitatie
1 1 2 2 5 6 7 7
71
1.
INLEIDING
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie (VBI) is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.1.3. genoemde HBO bachelor opleiding.
1.1.
Bereik van de beoordeling
1.1.1. Op 1 januari 2003 zijn de Haagse Hogeschool (HHS) en de TH Rijswijk (THR) gefuseerd. De nieuwe Hogeschool voert de naam Haagse Hogeschool / TH Rijswijk (HHS/THR). Het onderwijs van de TH Rijswijk werd ondergebracht in de Afdeling THR van de Hogeschool HHS/THR. De HHS/THR is landelijk gezien een grote speler in het domein HTNO. De Hogeschool verzorgt 17 opleidingen in dat domein vanuit vier afdelingen. De HHS/THR heeft in 2003 een overeenkomst met de TU Delft gesloten om de samenwerking tussen opleidingen te intensiveren. Als onderdeel van deze samenwerking zal de hogeschool het onderwijs dat op de locatie Rijswijk verzorgd wordt, verplaatsen naar een nieuwe huisvesting op de campus van de TU Delft. De verhuizing staat gepland voor de zomer van 2009. De twee samengevoegde hogescholen verzorgden elk eigen varianten van vier opleidingen, te weten: Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde, Technische Informatica en Werktuigbouw kunde – WtB. De HHS/THR streeft naar samenvoeging van deze opleidingen. Omdat de opleidingen van de Haagse Hogeschool en die van de TH Rijswijk elk hun eigen kracht en cultuur hebben, heeft het CvB van de Hogeschool een project ingericht met de naam Technisch Onderwijs Delft Den Haag (TODDH) om voor de samengevoegde opleidingen een goed onderwijsaanbod samen te stellen waarbij recht gedaan wordt aan de kracht en de cultuur van de samenstellende eenheden. Dit project is gestart op 1 januari 2003 en is in juli 2005 beëindigd. Het project beoogde een nieuw onderwijsaanbod te realiseren per 1 september 2006 met een pilot-fase in het cursusjaar 2005/2006. M.i.v. 30 augustus 2005 volgen alle nieuwe studenten Werktuigbouwkunde onderwijs op de locatie Rijswijk. Zij volgen daar de propedeuse die de THR enkele jaren geleden heeft ontwikkeld. De studenten die hun opleiding Werktuigbouwkunde in Den Haag (HHS, Afdeling Engineering – ENG) zijn begonnen, zullen deze opleiding aldaar afmaken. De opleiding Werktuigbouwkunde in Den Haag wordt volgens het nominale tempo afgebouwd onder de verantwoorde lijkheid van de Afdeling THR. Tot en met het cursusjaar 2007/2008 zal de Afdeling THR dus het onderwijsaanbod dat deze studenten bij de start van hun opleiding is toegezegd, op de locatie Den Haag verzorgen. Het team docenten dat vanuit Den Haag de opleiding Werktuigbouwkunde verzorgt, is m.i.v. 1 september 2005 samengevoegd met het team van de locatie Rijswijk. Allen hebben thans de locatie Rijswijk als standplaats. Voorts zijn vanaf november 2005 de opleiding Werktuigbouwkunde te Den Haag en die te Rijswijk onder een éénhoofdige leiding geplaatst. 1.1.2. De opleidingen Werktuigbouwkunde te Den Haag en te Rijswijk zijn in 1999 gevisiteerd. Voor wat betreft de Haagse opleiding was de belangrijkste kritiek van de Visitatiecommissie het feit, dat de opleiding Commercieel Ingenieur een afstudeervariant Werktuigbouwkunde kende die leidde tot het diploma Werktuigbouwkundig Ingenieur terwijl er organisatorisch en onderwijskundig weinig verbanden waren met de opleiding Werktuigbouwkunde. Dit achtte de commissie inefficiënt. Een en ander heeft de Hogeschool reeds in 2000 geredresseerd op een wijze die naar het oordeel van de Inspectie adequaat was: de opleiding Werktuigbouwkunde wordt sindsdien uitsluitend als zelfstandige opleiding aangeboden en niet langer meer (ook) als afstudeervariant van de opleiding Commercieel Ingenieur. Bovendien -en ook dat was een kritiekpunt van de Visitatiecommissie- is sinds 2000 binnen de ‘zelfstandige’ opleiding Werktuigbouwkunde het, naar het oordeel van de Visitatiecommissie ‘te lichte’ 2e jaar aanzienlijk verzwaard, met name op de onderdelen Mechanica en Sterkteleer.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 1
De bevindingen van het auditteam, met name waar het gaat om het opleidingsprogramma, laten zien dat de Hogeschool inderdaad de door de Visitatiecommissie gesignaleerde zwakke punten, adequaat heeft aangepakt. De kritiek van de Visitatiecommissie richting de Rijswijkse opleiding betrof met name de informele wijze waarop de interne kwaliteitszorg werd aangepakt. Doordat de Rijswijkse opleiding onder de werking van het Haags Kwaliteitszorgsysteem is gebracht, is er thans sprake van een geformaliseerd kwaliteitszorgsysteem. Het auditteam komt daar in zijn rapport nader op terug bij Onderwerp 5. 1.1.3. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de §
HBO bachelor opleiding Werktuigbouwkunde – WtB , voltijd
CROHO nr. 34280
Deze opleiding wordt, zoals boven reeds werd vermeld, uitgevoerd op de locaties Den Haag (Laakhaven) en Rijswijk: in Den Haag thans nog vanaf het 2e jaar en in Rijswijk vanaf het 1e jaar. De opleiding wordt in beide locaties als voltijdopleiding aangeboden. Voor de niet meer in uitvoering zijnde duale variant en voor de momenteel in afbouw zijnde deeltijdvariant van de WtB-opleiding te Den Haag wordt geen accreditatie aangevraagd. 1.1.4. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de WtB-opleiding van de locatie Den Haag en de locatie Rijswijk in één rapport samengevat omdat beide gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de beide opleidingen (in het vervolg ‘locaties’ genoemd) zichtbaar gemaakt. 1.1.5. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de: § Management Review 2005 Opleiding Werktuigbouwkunde, HHS/THR (locatie Den Haag); § Management Review 2005 Opleiding Werktuigbouwkunde, HHS/THR (locatie Rijswijk).
1.2.
Aanpak
1.2.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.1.1. Bij zijn beoordeling van de WtB-opleiding1 is Hobéon Certificering, i.c. het door hem geformeerde auditteam, uitgegaan van het NVAO-“Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een HBO-opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.2.1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de WtB-opleiding geldt het volgende: De WtB-opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk WtB-beroepsprofiel en op de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties, zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen verwante HBO-opleidingen enerzijds en het WtB-beroepenveld anderzijds. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vervolgens vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en ook passend is voor een WtB-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. 1
Met de aanduidingen ‘de WtB-opleiding’ en ‘de opleiding’ worden beide ‘locaties’ bedoeld. ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 2
1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door beide ‘locaties’ van de WtB-opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: § Management Review 2005; § Studiegids; § Onderwijs- en Examenreglement – OER; § de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages; § onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende evaluaties en verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curriculumontwikkeling en - actualisering; didactisch concept en werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; externe relaties / alumni; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; rendement. Op basis van deze door de WtB-opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de WtB-opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de WtB-opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een tweedaagse visitatie 2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Werktuigbouwkunde, twee studenten (één op 12 oktober en één op 13 oktober), één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en tenslotte twee auditoren/onderwijsdeskundige n (één op 12 oktober en één op 13 oktober), eveneens vanuit Hobéon Certificering. Eerstgenoemde trad ook op als secretaris.
2
Visitatie heeft plaatsgevonden op 12 en 13 oktober 2005. Omdat tijdens deze visitatie geen 1e jaarsstudenten beschikbaar waren, heeft
een deel van het auditteam op 15 november 2005 alsnog een gesprek met hen gearrangeerd. Daarbij zijn dezelfde onderwerpen aan de orde geweest als die welke op 12 en 13 oktober werden besproken met de ouderejaarsstudenten. ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 3
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: § overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de WtB-opleiding overleg voert; § verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; § overzicht CV’s van (gast)docenten; § netwerkoverzicht docenten; § verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; § verslagen van docentevaluaties; § verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; § detailbeschrijving van modules; § detailbeschrijving van cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; § portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; § stageverslagen en -beoordelingen; § EVC: vereisten, procedure, methoden, criteria; § Plan van Aanpak ‘Vernieuwing Curriculum’; § Contouren Vernieuwd Curriculum; § Planvorming minoren; § Scholingsplan docenten; § literatuurlijst; § de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; § de ‘eindproducten’ / afstudeerwerkstukken van studenten en de beoordeling daarvan. Het feit, dat de (onderwijskundige) fusie tussen de twee opleidingen in september 2005 daadwerkelijk is gestart, heeft ertoe geleid dat de opleiding in de periode vlak vóór en vlak na de visitatie nog extra concretiserings ‘slagen’ heeft gemaakt en gedocumenteerd. Uitgangpunt hierbij was het streven om het beste van de afzonderlijke opleidingen in één onderwijskundige en organisatorische samenhang onder te brengen. Het auditteam heeft ook deze informatie geanalyseerd en in zijn beoordeling betrokken. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het WtB-opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat de WtB-opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 4
1.2.2.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader3 heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. A.
De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C.
B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: • uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); • primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: • een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoe nde’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord; 4 • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; • een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
3
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een Facet kan volgens diezelfde regels ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. 4 In het NVAO-Accreditatiekader worden bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten onderscheiden. Eén van die facetten (facet 2.6.) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Onderwijsrendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 5
1.2.3.
Auditteam
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Werktuigbouwkunde noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (programma in relatie tot het WtB-domein) en expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context). De werkvelddeskundigen Van der Hagen en De Wit hebben zich in hun beoordeling uitdrukkelijk gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties / eindcompetenties, (iii) de programma-inhoud, (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld, (v) de deskundigheid van docenten en (vi) het gerealiseerde niveau. Dit betekent overigens niet, dat zij zich geen oordeel over andere onderwerpen en/of facetten hebben gevormd. Van der Hagen en De Wit hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de ontwikkelingen en trends binnen het WtB-domein en op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden binnen dit domein gesteld worden aan WtB-ingenieurs op HBO-niveau. De deskundigen ‘onderwijs’, Stapert (12 oktober) en Broers (13 oktober), hebben zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het opleidingsprogramma raken. Beiden hebben in hun vorige en huidige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hen in staat stelt de programma-opbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de kwaliteitseisen die aan HBO-opleidingen worden gesteld. Legemate, studentlid, studeert thans aan de HvA (3e jaar Academie voor Lichamelijke Opvoeding) en zij heeft vanuit die achtergrond haar studentexpertise en -ervaring ingebracht. Van der Hoorn, studentlid, studeert thans aan de Hogeschool INHOLLAND (School of Economics: Vrijetijdsmanagement) en zij heeft vanuit die achtergrond haar studentexpertise en -ervaring ingebracht. Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: § Drs. W.G. van Raaijen Leden: § Ir. P.J.J.C. van der Hagen §
Ir. J.M.M. de Wit
§
(12-10-2005) K.J.A. Legemate
§
(13-10-2005) I.A.M. van der Hoorn
§
(12-10-2005) Drs. R.F. Stapert
§
(13-10-2005) Drs. G.W.M.C. Broers
senior adviseur Hobéon Certificering.
werkvelddeskundige, Manager Service Office Bosch Rexroth Services b.v; werkvelddeskundige,voormalig Algemeen Directeur Deerns Raadgevende Ingenieurs; directeur-eigenaar Beheer- en Beleggingsmaatschappij Hermon Amstelveen b.v.; studentlid, 3e-jaarsstudent Academie Lichamelijke Opvoeding, HvA; studentlid, 4e-jaarsstudent Vrijetijdsmanagement, School of Economics, Hogeschool INHOLLAND; onderwijsdeskundige en secretaris, senior adviseur Hobéon Certificering; onderwijsdeskundige, adviseur Hobéon Certificering.
Voor curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 6
1.2.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de WtB-opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie bijlage II.
1.2.5.
Programma visitatie 12 en 13 oktober 2005
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Inleiding Het auditteam heeft de eindkwalificaties van beide ‘locaties’ geanalyseerd. Welnu: beide ‘locaties’ zijn, blijkens hun programmabeschrijvingen, gericht op dezelfde eindkwalificaties. Wat betreft de inhoud van de ‘locaties’ zijn er weliswaar verschillen, samenhangend met het verschil in profile ring (Den Haag meer procesgericht, Rijswijk meer constructiegericht), maar bij het onderhavige facet gaat het om de vraag of de eindkwalificaties van beide programma’s aansluiten bij de eisen die door collega-instellingen en door de beroepspraktijk worden gesteld. Omdat het auditteam voor beide ‘varianten tot dezelfde bevindingen is gekomen, worden zij hieronder ook slechts eenmaal gepresenteerd. Den Haag en Rijswijk 1.1.1. De eindkwalificaties van de WtB-opleiding zijn aantoonbaar ontleend aan de door de landelijke projectgroep ‘Competent HTNO’ opgestelde competenties voor de Werktuigbouwkundig ingenieur (WtBingenieur). In deze projectgroep waren verwante HBO-opleidingen alsmede het (technisch)bedrijfsleven vertegenwoordigd. In deze landelijk in 2002 vastgestelde competenties waarin uitdrukkelijk ook de competenties van een beginnend WtB-ingenieur zijn opgenomen, wordt een onderscheid gemaakt tussen: §
algemene competenties waarover alle WtB-ingenieurs moeten beschikken; deze hebben betrekking op het vermogen (i) te functioneren in een multidisciplinaire context, (ii) initiatieven te nemen, (iii) kennis en vaardigheden op peil te houden en over te dragen, (iv) om te gaan met beroepsmatige en ethische dilemma’s, (v) effectief te communiceren, (vi) resultaatgericht te werken, in teamverband en zelfstandig, (vii) leiding te geven, (viii) op eigen gedrag te reflecteren, (ix) te functioneren onder tijdsdruk, (x) bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van het beroep.
§
specifieke beroepscompetenties die gerelateerd zijn aan de onderscheiden functies/rollen van de WtBingenieur binnen de ‘ontwerp cyclus’ van een technisch product of een technisch proces: -
de WtB-ingenieur als degene die technische producten en -processen ontwerpt. De competenties hebben betrekking op bijvoorbeeld: (i) analyse van technische processen, (ii) opstellen van functionele en technische specificaties, (iii) planning van ontwerpprocessen, (iv) ontwerpen van technische oplossingen, (v) toepassing van actuele ontwerpmethodieken en natuurwetenschappelijke en informatietechnologische principes;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 8
-
de WtB-ingenieur die sturing geeft aan technische processen De competenties hebben betrekking op bijvoorbeeld: (i) analyse van aan techniek gerelateerde bedrijfsprocessen, (ii) begeleiding bij het installeren en in bedrijf stellen van een technisch ontwerp, (iii) het inrichten van techniek gerelateerde bedrijfsprocessen met inachtneming van externe voorschriften en normen, (iv) leiding geven aan mensen, werkzaam in techniekgerelateerde bedrijfsprocessen;
-
de WtB-ingenieur als intermediair tussen product en proces enerzijds en de toepassing ervan anderzijds. De competenties hebben betrekking op bijvoorbeeld: (i) effectieve communicatie, (ii) analyse van techniekgerelateerde processen op basis van technische en bedrijfseconomische aspecten, (iii) het initiëren van productinnovaties, (iv) het toegankelijk maken van productinformatie.
De landelijk overeengekomen WtB-competenties, waarvan er hierboven enkele zijn genoemd, zijn niet alleen geformuleerd binnen technische en bedrijfsmatige contexten, maar ook en uitdrukkelijk binnen de maatschappelijke context (bijvoorbeeld: wetgeving, veiligheid, milieu). Overigens zijn de WtB-competenties ook ‘regionaal’ gevalideerd door de Beroepenveldcommissie. (Vanaf oktober 2005 zijn de ‘Haagse’ en de ‘Rijswijkse’ Beroepenveldcommissie – BvC gefuseerd.) De BvC is breed samengesteld. De verschillende deelvelden binnen het WtB-domein zijn alle vertegenwoordigd: procesindustrie, energievoorziening, installatietechniek, productietechniek, constructie, transporttechniek. Ook zijn de verschillende functies die de WtB-ingenieur uitoefent, goed vertegenwoordigd: onderzoeker, ontwerper, ontwikkelaar, procesengineer, teamleider, directeur, productiemanager, commercieel technicus, consultant e.d. Kortom, het auditteam is van oordeel dat de samenstelling van de BvC een goede afspiegeling is (op operationeel, tactisch en strategisch niveau) van het werkveld met zijn deelgebieden. Het feit, dat de BvC het opleidingsprofiel en de WtB-competenties heeft gevalideerd, is dan ook betekenisvol. 1.1.2. Centraal in het beroepsdomein voor de Werktuigbouwkundige staan technische producten en processen. Het beroepenveld is breed en bestrijkt verschillende sectoren met een groot aantal kennis- en ervaringsgebieden: § transportsystemen; § klimaatsystemen; § constructie (een sterk profileringspunt van WtB Rijswijk); § energie; § productontwerp en –ontwikkeling; § productie; § machinebouw (een sterk profileringspunt van WtB Rijswijk); § levensmiddelenindustrie; § chemie; § procesindustrie (een sterk profileringspunt van WtB Den Haag); § installatie (een sterk profileringspunt van WtB Den Haag); § diensten / consultancy. 1.1.3. Het werkterrein van de WtB-ingenieur is met name gelegen binnen het werkgebied van de zogenaamde "productlevencyclus". Deze is het best te beschrijven als een proces dat het ontwerp, het vervaardigen, het gebruiken, het onderhouden en het beëindigen van producten omvat. Aan het begin van de levenscyclus staat de marktvraag of een creatief idee van een ontwerper, aan het eind van de levenscyclus wordt het product vernietigd of (in delen) hergebruikt. De "productlevencyclus" is "generiek", dat wil zeggen dat de cyclus geldt voor elk type product.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 9
Om onderscheid te kunnen maken tussen het werkterrein van de WtB-ingenieur en ingenieurs in andere disciplines wordt in de ‘ontwerpcyclus’ het product benoemd: het werkterrein van de WtB-ingenieur spitst zich toe op de ontwerpcyclus van een technisch product of een technisch proces. Werktuigbouwkundige producten en -processen worden overigens in het algemeen ontwikkeld in samenwerking met andere disciplines. Zo zal bij een productontwerp de WtB-ingenieur het voortouw nemen voor het fysische ontwerp, de mechanica in de brede zin van het woord, de materiaalkeuze en de productiemethode. Bij het ontwerp van processen zal de WtB-ingenieur de eerste verantwoordelijkheid hebben voor het ontwerpen van de procesinstallatie en de daarbijbehorende procesregelingen. Overigens zullen de WtB-ingenieurs in alle gevallen mee moeten kunnen denken over de problemen vanuit ander disciplines en in minder complexe situaties hier ook zelf oplossingen voor kunnen genereren. Naar het oordeel van het auditteam beantwoorden het beroepsprofiel en de daarvan afgeleide opleidingscompetenties expliciet aan deze beschrijving van het werkterrein. 1.1.4. De beroepsomgeving van de WtB-ingenieur is aan verandering onderhevig waarbij het gangbare, sequentiële ontwerpproces vervangen wordt door integrale ontwerpmethoden als “concurrent engineering” en “collaborative engineering”, waarbij een aantal ontwerpstappen gelijktijdig doorlopen wordt, onder meer om een kortere “time-to-market” te bereiken, en waarbij een multidisciplinaire aanpak onontbeerlijk is. Ook de ontwikkelingen van de informatie- en communicatietechnologie alsmede de modularisering van het ontwerp- en productieproces zijn voorbeelden van veranderingen in de beroepsomgeving. Een dergelijke beroepsomgeving die permanent in ontwikkeling is, vraagt van iedere ingenieur beroepscompetenties om hierin mee te kunnen groeien. Bij het ontwerpen c.q. construeren van een technisch product of een technisch proces, door een HBO WtBingenieur, ligt het accent op nieuwe toepassingen met bestaande technologieën. De WO-ingenieur is meer uitgerust om deze nieuwe technologieën te ontwikkelen en de MBO afgestudeerde zal veelal actief zijn binnen een deelproces van de ontwerpcyclus en in een minder complexe omgeving, met het accent op competenties waarbij vaardigheden de belangrijkste rol spelen. Het beroepsprofiel en de daarvan afgeleide opleidingscompetenties beantwoorden expliciet aan deze beschrijving van de beroepsomgeving. Het auditteam is daar zeer positief over. 1.1.5. Naar het oordeel van het auditteam heeft de WtB-opleiding met bovenstaande beschrijving van beroepsdomein, werkterrein en beroepsomgeving een helder, goed uitgewerkt, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma ontworpen. Voorts doet dit referentiekader recht aan het hoge professionele niveau van de WtB-ingenieur. Bijvoorbeeld de WtB-ingenieur als productontwikkelaar en -ontwerper, als productmanager, als technisch adviseur, als product life-cycle engineer en als procestechnoloog. 1.1.6. Analyse van het huidige curriculum en van de modulenbeschrijvingen daarbinnen, laat zien dat alle onderdelen van dit referentiekader voor het WtB-opleidingsprogramma expliciet de grondslag vormen. Om de relatie tussen de afzonderlijke competenties en de programma-onderdelen inzichtelijk te maken heeft de WtB-opleiding een competentiematrix opgesteld waarin alle competenties (i) onderling met elkaar in verband worden gebracht en (ii) op moduleniveau zijn geoperationaliseerd. (Zie ook onder facet 2.) Samenvattend constateert het auditteam, dat de WtB-opleiding de landelijk overeengekomen competenties onverkort en op inzichtelijke wijze in haar eigen opleidingsprofiel heeft opgenomen en aantoonbaar in haar programma heeft verankerd. 1.1.7. Internationalisering: het beroepenveld wordt gekenmerkt als een projectenwereld, waarin men steeds met nieuwe situaties en andere partners wordt geconfronteerd: lokaal, nationaal maar ook internationaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 10
- Den Haag: hier geldt, dat de opleiding t.b.v. een bredere oriëntatie en benadrukking van het internationale karakter van het WtB-beroep en -vakgebied een verplichte module in haar programma heeft opgenomen waarin de student in één van de moderne vreemde (vak)talen wordt onderwezen. In het kader van het blok “Internationalisering en bedrijfsculturen” moeten studenten voorts een excursie maken naar een aantal bedrijven in het buitenland. Hier kunnen de studenten de werktuigbouwkundige omgeving in een nietNederlandse (bedrijfs)cultuur ervaren. Studenten moeten aldaar o.a. interviews afnemen ten behoeve van een quick scan die met name gericht is op die aspecten van het bedrijf (en zijn cultuur) die afwijken van de Nederlandse situatie. Overigens is het auditteam van oordeel, dat er in de Haagse regio voldoende internationale (ingenieurs)bedrijven opereren alwaar de student ook internationale werkervaring kan opdoen. Dat de opleiding in het programma expliciet aandacht besteedt aan (bijvoorbeeld) het Technisch Engels of Duits, acht het auditteam een goede zaak. Op deze wijze worden studenten in staat gesteld zich zodanig te scholen in (bijvoorbeeld) het Engels, dat zij later met buitenlandse collega’s over hun vakgebied kunnen communiceren. Dit is overigens een competentie waarover, naar het oordeel van het auditteam, HBOabituriënten in het algemeen zouden moeten beschikken. - Rijswijk: de internationale oriëntatie wordt in de opleiding zichtbaar via haar samenwerkingsverbanden met het Durban Institute of Technology, de Cape Peninsula University of Technology en het Technikum Wien. Studenten van de opleiding in Rijswijk werken o.a. samen aan projecten met studenten van deze instellingen: § Diverse projecten m.b.t. duurzame energie in de rurale omgeving van KwaZulu-Natal, samen met Durban Institute of Technology; § Demonstratieproject m.b.t. duurzame energie, samen met Cape Peninsula University of Technology; § Project ID-HomeCare (ontwikkeling mechanische hulpmiddelen om het leven van de mens te verbeteren), samen met Technikum Wien. Den Haag en Rijswijk: het auditteam merkt op, dat internationalisering (bijvoorbeeld blijkend uit: internationale validering eindkwalificaties, participatie in internationale organisaties en/of projecten, buitenlandse instroom, buitenlandse stages, internationale componenten in het curriculum) binnen de strategie van de WtB-opleiding nog geen substantiële plaats in het programma inneemt. Anders gezegd: het begrip internationalisering sluit naar het oordeel van het auditteam nog onvoldoende aan bij de behoefte van de arbeidsmarkt. Hier herhaalt het auditteam zijn stelling, dat internationale oriëntatie voor een groot deel ook worden ingevuld door de in de regio gevestigde internationaal opererende (ingenieurs)bedrijven. De prioriteiten van de opleiding liggen elders: o.a. bij (i) de verdere inéénvlechting van het Haagse en Rijswijkse programma tot een geheel vernieuwde opleiding en bij (ii) de optimalisering van de interne kwaliteitszorg. Het auditteam kan zich vinden in die gekozen prioriteitstelling en hecht voorlopig meer gewicht aan de opleidingsinspanningen gericht op het ontwerp van de nieuwe WtB-opleiding (zie referentiekader in § 1.1.8.) en op de interne kwaliteitszorg dan aan acties richting internationalisering van het curriculum. Maar het auditteam pleit ervoor in de vernieuwde WtB-opleiding meer aandacht te besteden aan internationale oriëntatie dan thans uit “Opleidingsprofiel” van de nieuwe WtB-opleiding blijkt. 1.1.8. Trends en toekomstbeelden De opleiding heeft een duidelijke visie op nieuwe ontwikkelingen die van belang zijn voor de werktuigbouwkunde en -dus- voor de aard en de reikwijdte van het werkterrein van de WtB-ingenieur. Die visie laat zich als volgt samenvatten: § De maatschappij heeft behoefte aan producten en diensten ter verhoging van het welzijn van mensen. Nieuwe producten ontstaan omdat in de maatschappij een behoefte gevoeld wordt aan comfortverhogende, efficiëntere, zuiniger en beter te hanteren producten. § Technisch georiënteerde werkzaamheden om producten, al dan niet complex van aard, te ontwerpen en
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 11
§
§
§
§
§ § §
§
produceren worden door een team van ingenieurs van verschillende disciplines binnen een samenwerkingsverband tot stand gebracht. Voor het voortbrengen van massagoederen door multinationals voor de consumentenmarkt, worden de uitgangspunten voor dergelijke producten door marketingstrategen gedefinieerd. De productie vindt plaats in hoogwaardig geautomatiseerde productielocaties. Door de huidige globalisering is er een verschuiving van de massaproductie met hoge arbeidinzet naar lage lonen landen in Oost Europa en Azië. Ter vervanging zien we in Nederland dat innovatie maatgevend wordt voor zowel producten als productieprocessen. De industriële bedrijvigheid richt zich steeds meer op de geautomatiseerde productie, de productie van hoogwaardige producten en het ontwerp van de productieprocessen die elders in de wereld ingezet worden. De levensduur van consumentartikelen is afhankelijk van de toepassing en de daarbij behorende consumenteisen en -wensen. Aan de ene kant neemt de levensduur toe (bijv. auto’s) en aan de andere kant neemt zij af door snelle verandering van consumentwensen (bijv. mobiele telefoons) In het eerste geval is een goede levenscyclusanalyse gewenst en in het tweede geval is een flexibel productieproces nodig om snel het productieproces aan te passen op nieuwe producten. Voor het werkveld van de Werktuigbouwkundige ingenieur betekent dat het volgende: het accent verschuift van productiemanager naar onderzoeker/ontwerper van producten en geautomatiseerde en flexibele productieprocessen. Steeds meer WtB-ingenieurs komen te werken bij adviesbureaus. Verder zal de Nederlandse WtB-ingenieur zich bezig blijven houden met infrastructurele projecten in Nederland en in het buitenland zoals de utiliteitsbouw en de civiele techniek (bijvoorbeeld bruggen). De vergrijzing in Nederland en de nog steeds toenemende welvaart leidt tot behoefte aan de ontwikkeling van mechanische hulpmiddelen om het leven van de mens te verbeteren. Het mondiale besef milieubewust met onze leefomgeving te moeten omgaan, leidt tot het ontwerpen en realiseren van milieuvriendelijke werktuigen (bv auto’s) en installaties (energiezuinige energieopwekking). Een waarneembare trend is dat de werktuigbouwkundige steeds meer systeemgeoriënteerd is en met behulp van handelsproducten een optimaal systeem ontwerpt, realiseert en/of beheert.
1.1.9. Uit het “Plan van Aanpak Verbeterde Opleiding Werktuigbouwkunde” blijkt, dat de opleiding deze visie als referentiekader gebruikt bij de programmatische vernieuwing. Het auditteam vindt, dat de opleiding daarmee een goede koers vaart, met daarbij wel de kanttekening die in § 1.1.7 over internationale oriëntatie werd gemaakt. Overigens zal het auditteam bij onderwerp 2 (Programma) laten zien, dat deze in 2005 in gang gezette vernieuwing gedegen wordt aangepakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 12
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§
§
§
De eindkwalificaties van de WtB-opleiding zijn aantoonbaar de resultante van het landelijk overeengekomen beroepsprofiel en opleidingsprofiel, waarmee de WtB-opleiding voldoet aan de eisen die door vakgenoten uit andere verwante opleidingen worden gesteld. Deze landelijk overeengekomen kwalificaties zijn voorts door het beroepenveld gevalideerd: landelijk, maar ook (‘regionaal’) door de WtB-Beroepenveldcommissie - BvC. Aldus voldoen de eindkwalificaties van de opleiding ook aan de eisen die het werkveld stelt aan WtB-ingenieurs. De eindkwalificaties van de WtB-opleiding zijn concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een helder referentiepunt voor het (huidige) curriculum van de WtB-opleiding. De eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd, zo leert analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma.
De internationale dimensie van de WtB-opleiding is zeker aanwezig, maar nog weinig ontwikkeld in termen van substantiële en duurzame verankering in het programma. Dat is evenwel een bewuste keuze van de WtB-opleiding die haar prioriteiten voorlopig -en naar het oordeel van het auditteam terecht- legt bij de optimalisering van de interne kwaliteitszorg en bij het dóórontwikkelen van het programma naar een volledig competentiegerichte opleiding die recht doet aan de nieuwste ontwikkelingen in het WtB-domein. Naar het oordeel van het auditteam heeft de WtB-opleiding -in samenspraak met het beroepenveld- een helder, goed uitgewerkt, samenhangend, werkvelddekkend èn innovatief referentiekader voor haar programma ontworpen, dat (zoals boven reeds vermeld) expliciet in het programma is ingebed. Dat is de reden waarom het auditteam uiteindelijk toch tot een oordeel ‘goed’ komt, ook al zal in de toekomst de internationale dimensie van de opleiding versterkt moeten worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van beide ‘locaties’ geanalyseerd. Welnu: beide ‘locaties’ zijn, blijkens hun programmabeschrijvingen, gericht op dezelfde eindkwalificaties. De bevindingen m.b.t. beide ‘locaties’ zijn derhalve gelijk. Den Haag en Rijswijk 1.2.1. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de WtB-opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. In § 1.2.2. wordt bij elk daarvan een beschrijving gegeven in relatie tot de WtB-eindkwalificaties. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de WtB-eindkwalificaties aantoonbaar gebaseerd op de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. Deze worden binnen de HTNO-sector aangeduid met de termen ‘algemene HBO ingenieur competenties’, ‘sociaal-communicatieve competenties’ en ‘zelfsturing competenties’. (Zie verder in § 1.1.1. onder ‘algemene competenties waarover alle WtB-ingenieurs moeten beschikken’.) 1.2.2. De vijf dimensies van de Dublin Descriptoren: Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de WtB-opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: § actuele ontwerpmethodieken en de daarmee verbandhoudende natuurwetenschappelijke en informatietechnologische principes; § modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken; § ontwerptechnologie; § product- en procestechnologie; § planningssystemen m.b.t. life-cycle engineering & concurrent engineering; § quality function design. In de WtB-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel)competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de WtBingenieur. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. Bijvoorbeeld: § conceptuele ontwerpen; § functionele en technische specificaties; § detailontwerpen; § productmodellen; § productieschema’s; § installatieschema’s. ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 14
In de beroepsspecifieke (deel)competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. In de WtB-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) HBO-competenties als de beroepsspecifieke (deel)competenties behelzen het hele spectrum van (i) analyse/probleemdefinitie, (ii) productdefinitie, (iii) conceptueel ontwerp, voorlopig ontwerp, definitief ontwerp: functioneel, technisch, ergonomisch, financieel, (iv) realisering: constructie, productie, montage, installatie, (v) evaluatie. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en daarna te evalueren. In de WtB-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Communicatie In de competenties waar de WtB-opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ als afzonderlijke competentiegebied van de WtB-ingenieur opgenomen en in een drietal deelcompetenties uitgewerkt: communiceren, leidinggeven en samenwerken. In de WtB-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van (i) ‘sociaal-communicatieve bekwaamheid’ (overleggen, vergaderen, presenteren, informeren, adviseren e.d.) en (ii) ‘basis managementbekwaamheid’ (leiding geven, organiseren, delegeren, stimuleren). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Leervaardigheden Voor de WtB-opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze metavaardigheden staan in de competenties vermeld in termen van ‘zelfsturing’. In de WtB-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 15
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: §
§ §
de eindkwalificaties van de WtB-opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de WtB-opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties en deze onderling met elkaar in verband gebracht; de WtB-opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de WtB-opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle WtB-opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets, wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de beschrijving van de modulen. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van beide ‘locaties’ geanalyseerd. Welnu: beide ‘locaties’ zijn, blijkens hun programmabeschrijvingen, gericht op dezelfde eindkwalificaties. De bevindingen m.b.t. beide ‘locaties’ zijn derhalve gelijk. Den Haag en Rijswijk “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de WtB-opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.: § 1.1.5.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de WtB-opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de WtB-opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.2. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de WtB-opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het WtB-beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Beroepenveldcommissie) ‘regionaal’. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de WtB-ingenieur relevante werkveld geborgd. Anders gezegd: de WtB-opleiding is een beroepsopleiding. De wijze waarop de WtB-opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het (landelijk en ‘regionale’ ) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.1. Voor een nadere uitwerking van de relatie tussen de WtB-eindkwalificaties en het WtB-programma: zie de bevindingen bij facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 17
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: § § §
de WtB-opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde WtB-beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd; de WtB-opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de daarbinnen gepositioneerde blokken en gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen WtB-beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (landelijk en ‘regionaal’) heeft betrokken.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Werktuigbouwkunde (Den Haag en Rijswijk) als voldoende. §
De WtB-opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het WtB-domein en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar zowel de opleidingsdoelstellingen als -en daar gaat het uiteindelijk om- naar de programma-onderdelen, waarbij zij het WtB-werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 18
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud programma; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Den Haag 2.1.1. Het programma van het 2e t/m het 4e jaar - het propedeuse jaar wordt met ingang van 2005-2006 niet meer in Den Haag, maar uitsluitend in Rijswijk aangeboden- laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de WtB-beroepspraktijk. §
§
§
§
Gedurende de gehele hoofdfase is elk binnenschools onderwijsblok (duur: 10 weken) ingericht rond een thema (bijvoorbeeld: ‘De Energievoorziening in Nederland’, ’Klimaatinstallaties’, ‘Afvalverwerking en vuilverbranding’), dat telkens wordt vertaald naar een project waar studenten werken aan een opdracht die rechtstreeks is ontleend aan de beroepspraktijk. Aan deze projecten zijn telkens practica gekoppeld door middel waarvan studenten in de gelegenheid worden gesteld de voor de uitvoering van de projectopdrachten noodzakelijke (deel)vaardigheden te verwerven; in het eerste semester van het 3e jaar volgen de studenten tweemaal een stage van 10 weken. De stages vinden plaats in twee van elkaar verschillende bedrijven binnen tenminste één van de vier branches waar de opleiding zich op richt: (i) klimaatbeheersing, (ii) voedingsindustrie, (iii) maakindustrie en (iv) dienstverlening. Deze stages worden uitgevoerd op basis van een op schrift gestelde werkopdracht die door de student wordt opgesteld in samenspraak met de opleiding en de stagebiedende organisatie. In die werkopdracht staat concreet aangegeven welke competenties de student tijdens te stage dient te verwerven en op welke wijze (via welke concrete acties en opdrachten) hij zulks realiseert. Op deze wijze en via de afspraken met betrekking tot de begeleiding door de stagebegeleider en de werkbegeleider wordt de interactie tussen opleiding en werkveld gestructureerd. Blijkens het ‘Blokboek semester 5 op Stage’ heeft de opleiding een en ander goed geregeld. in het eerste semester van het 4e jaar werkt de student in een zogeheten ‘mini onderneming’: een realistisch spel waarbij de studenten een bedrijf oprichten en een product ontwerpen, maken en verkopen. Op landelijke bijeenkomsten worden de resultaten door de studenten gepresenteerd. Tijdens dit semester voert de student ook een project in opdracht van een bedrijf. het tweede semester van het 4e jaar is geheel gewijd aan het zogeheten afstudeerproject, dat de studenten uitvoeren in opdracht van een externe organisatie. In dat kader voeren studenten in de betreffende organisatie, het bedrijf of ingenieursbureau bepaalde opdrachten uit, die overigens vooraf de goedkeuring behoeven van de opleiding. Voorbeelden van zulke opdrachten: (i) Het voldoen aan de PED voor Koelinstallaties t.b.v. HABO bv., (ii) Uitbreiding en herindeling fabrieksterrein ‘De Woerdense Verlaat’, (iii) Analyse Beugel automatiering, (iv) Additionele Koelcapaciteit aan boord van M-Fregatten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 19
2.1.2. Actuele ontwikkelingen binnen het WtB-domein vinden hun weg in het programma via bijvoorbeeld de volgende programma-onderdelen: (i) 3D-ontwerpen, (ii) simuleren van dynamische systemen, (iii) ontwerpen van lichtgewicht constructies, (iv) hygiënisch ontwerpen in de voedselindustrie. 2.1.3. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad. 2.1.4. De door de opleiding gehanteerde onderwijsvorm is niet alleen gebaseerd op het concept Projectonderwijs – PO (zie § 2.1.1.), maar ook op het concept ‘Probleem Gestuurd Onderwijs – PGO, zo blijkt uit de documentatie. Naar het oordeel van het auditteam is PGO een krachtig instrument om realistische WtB-probleemstellingen structureel in het opleidingsprogramma te incorporeren, hetgeen de opleiding ook inderdaad realiseert. 2.1.5. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de WtB-opleiding meer dan voldoende gereguleerde mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in frequente en goed gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. 2.1.6. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten (tenminste tweemaal per jaar) met de Beroepenveldcommissie. Uit de verslaglegging van deze bijeenkomsten blijkt inderdaad, dat het in de BvC vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen. (Zie bijvoorbeeld § 2.1.2.) Voorts blijkt uit deze verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat de opleiding en de BvC gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het WtB-onderwijs. Zowel in termen van beleid en kwaliteit en als in temen van inhoud. 2.1.7. Daarnaast beschikt de opleiding over een, naar het oordeel van het auditteam, ruim en gedifferentieerd netwerk van relaties (bedrijven en personen) uit het WtB-werkveld, waarvan zij -en daar gaat het natuurlijk om- systematisch gebruik maakt. Bijvoorbeeld: als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als begeleider/mentor van afstudeerprojecten en als externe beoordelaar. 2.1.8. Het auditteam is er een sterk voorstander van frequent gastdocenten en -sprekers in te schakelen, omdat via deze professionals de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma wordt gebracht. De opleiding maakt van deze mogelijkheid in voldoende mate gebruik. (Vijf à zeven gastdocenten gemiddeld per jaar.) 2.1.9. Het auditteam heeft ook inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel en zeer wel passend binnen het HBOniveau. 2.1.10. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 20
Rijswijk 2.1.11. Het programma van de WtB-opleiding te Rijswijk laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de WtB-beroepspraktijk. §
§
§
§
§
Gedurende de propedeuse wordt sterk de nadruk gelegd op de beroepsoriëntatie. Dit geschiedt via excursies, maar vooral via het concept ‘Student Company’ dat geheel in het 1e jaar plaatsvindt. Het project “Student Company’ is een realistisch spel, waarbij de studenten een bedrijf oprichten en een product ontwerpen, maken en verkopen. Zij worden daarbij begeleid door WtB-professionals uit de praktijk. Op landelijke bijeenkomsten worden de resultaten door de studenten gepresenteerd. Het project vindt plaats in samenwerking met de Stichting ‘Jong Ondernemen’. De ‘Student Company’ is een sterk punt van de opleiding, omdat op deze wijze reeds in de beginfase van de opleiding een ambiance wordt gecreëerd waarbinnen op systematische wijze interactie plaatsvindt tussen studenten en WtB-beroepspraktijk. Gedurende de gehele hoofdfase is elk binnenschools onderwijsblok (duur: 10 weken) ingericht rond een thema (bijvoorbeeld: ‘Engineering Tools’, ‘Management en Ondernemerschap’, ‘Productie automatisering’), dat telkens wordt vertaald naar een project waar studenten werken aan een opdracht die rechtstreeks is ontleend aan de beroepspraktijk. Het gaat hier om zogeheten bedrijfsprojecten, waar bij het werkveld een rol speelt als opdrachtgever, inhoudsdeskundige en medebeoordelaar. Projecten zoals: (i) “Bedrijfs- en productieproces koelhuis’, (ii) ‘Reinigingsapparaat voor bierleidingen’, (iii) ‘Melkrobot’, (iv) ‘3-Punt Profi zaaimachine’. Aan deze projecten zijn telkens practica gekoppeld door middel waarvan studenten in de gelegenheid worden gesteld de voor de uitvoering van de projectopdrachten noodzakelijke (deel)vaardigheden te verwerven. Ook hier geldt, dat via externe WtBprofessionals de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschoolsprogramma wordt gebracht. In het 3e jaar volgen de studenten twee stages van 11 weken. De stages vinden plaats in van elkaar verschillende bedrijven. Deze stages worde n uitgevoerd op basis van een op schrift gestelde opdracht die door de student wordt opgesteld in samenspraak met de opleiding en de stagebiedende organisatie. In die werkopdracht staat concreet aangegeven welke competenties de student tijdens te stage dient te verwerven en op welke wijze (via welke concrete acties en opdrachten) hij zulks realiseert. Op deze wijze en via de afspraken met betrekking tot de begeleiding door de stagebegeleider en de werkbegeleider wordt de interactie tussen opleiding en werkveld gestructureerd. Blijkens de ‘Stagewijzer’ heeft de opleiding een en ander goed geregeld. In het eerste semester van het 4e jaar voert de student een project uit in opdracht van een concreet bedrijf. Daarnaast worden verdiepende onderwijsdelen aangeboden en bereidt de student zich voor op het afstuderen. het tweede semester van het 4e jaar is geheel gewijd aan het zogeheten afstudeerproject, dat de studenten uitvoeren in opdracht van een externe organisatie. In dat kader voeren studenten in de betreffende organisatie, het bedrijf of ingenieursbureau bepaalde opdrachten uit, die overigens vooraf de goedkeuring behoeven van de opleiding. Het gaat hier om opdrachten zoals: (i) Compacte noodgenerator, (ii) Fabricage van borstelafdichtingen, (iii) Elektrisch vacuümpompsysteem, (iv) Ontwerp voor een stadsfiets.
2.1.12. Actuele ontwikkelingen binnen het WtB-domein vinden hun weg in het programma via bijvoorbeeld de volgende programma-onderdelen: (i) 3D-ontwerpen, (ii) ’het gebruik van de eindige elementenmethode’ (iii) ontwerpen van lichtgewicht constructies, 2.1.13. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 21
2.1.14. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de WtB-opleiding meer dan voldoende gereguleerde mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in frequente en goed gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. 2.1.15. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten (tenminste tweemaal per jaar) met de Beroepenveldcommissie. Leden van de BvC fungeren voorts als gecommitteerden bij de afstudeerzittingen. Dus ook in deze (afrondings)fase van de opleiding is sprake van interactie met het werkveld. Uit de verslaglegging van deze bijeenkomsten blijkt inderdaad, dat het in de BvC vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen. (Zie bijvoorbeeld § 2.1.12.) Voorts blijkt uit deze verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat de opleiding en de BvC gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het WtB-onderwijs. Zowel in termen van beleid en kwaliteit en als in temen van inhoud. 2.1.16. Daarnaast beschikt de opleiding over een, naar het oordeel van het auditteam, ruim en gedifferentieerd netwerk van relaties (bedrijven en personen) uit het WtB-werkveld, waarvan zij -en daar gaat het natuurlijk om- systematisch gebruik maakt. Bijvoorbeeld: als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als begeleider/mentor van afstudeerprojecten en als externe beoordelaar. 2.1.17. Het auditteam is er een sterk voorstander van frequent gastdocenten en -sprekers in te schakelen, omdat via deze professionals de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma wordt gebracht. De opleiding voorziet hierin door de rechtstreekse inschakeling van WtB-professionals bij de ‘Student Company en bij de bedrijfsprojecten. 2.1.18. Het auditteam heeft ook inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel en zeer wel passend binnen het HBOniveau. 2.1.19. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 22
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: §
§
§ § §
het programma van de opleiding biedt via de projecten (in Rijswijk ‘Bedrijfsprojecten’ genoemd), de practica en via de stages en de externe afstudeerfase aan de student ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools WtB-programma en de stagewerkplek is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie met betrekking tot de studentbegeleiding; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het WtBberoepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het WtBdomein; Sterk punt is voorts het concept ‘Student Company’ (Rijswijk) / ‘mini onderneming’ (Den Haag), omdat daardoor in het binnenschools programma reeds vanaf de aanvang van de opleiding een systematische interactie wordt geëffectueerd tussen studenten en externe WtB-professionals.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 23
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma” is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma ? • Biedt de inhoud van het programma de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het auditteam heeft de programmabeschrijving van beide ‘locaties’ geanalyseerd en daarbij ook de deelbeschrijvingen van de onderwijsblokken en modulen betrokken. Beide ‘locaties’ zijn gericht op dezelfde eindkwalificaties. (Zie Onderwerp 1.) Bovendien, zo bleek bij de analyse, hanteren beide ‘locaties’ dezelfde systematiek bij het vertalen van de eindkwalificaties naar doelstellingen en subdoelstellingen. Wat betreft de inhoud van de ‘locaties’ zijn er weliswaar verschillen (samenhangend met het verschil in profilering: Den Haag meer procesgericht, Rijswijk meer constructiegericht), maar bij het onderhavige facet gaat het om de vraag of de programma’s van beide ‘locaties’ de eindkwalificaties genoegzaam reflecteren. Omdat het auditteam voor beide ‘locaties’ tot dezelfde bevindingen is gekomen, worden zij hieronder ook slechts eenmaal gepresenteerd. Den Haag en Rijswijk 2.2.1. De vertaling van de WtB-eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde projecten en flankerende practica en (theorie)modulen. De competentiematrix (zie onder facet 1) verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op semester- en blokniveau, inclusief de stages. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen voor elk blok op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd naar project-, practicum en moduleniveau. Het auditteam heeft op basis van het WtB-programma en op basis van een analyse van verschillende blokbeschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en (zie ook § 2.2.2.) op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, project, practicum, module) een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen (leerdoelen) en de WtB-eindkwalificaties. Onder facet 1.1. heeft het auditteam zich daar reeds in zeer positieve zin over uitgesproken. Onderdeel van de blok- en projectleerdoelen is het maken van een beroepsproduct, individueel of in groepsverband. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. (Zie ook onder facet 1.2.) Op basis daarvan is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de WtB-eindkwalificaties anderzijds. Samenvattend merkt het auditteam op, dat de opleiding er op deze wijze voortreffelijk in is geslaagd op alle niveaus binnen het programma de functionaliteit van de programmaonderdelen (ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de WtB-eindkwalificaties) inzichtelijk te maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 24
2.2.2. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (Zie voor toetsing van projectproducten: facet 2.8.) 2.2.3. De vormgeving van de blokken en de projecten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modules) en de vaardigheden (verworven via de practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. 2.2.4. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke projecten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven. De projecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, steeds complexer en deze cyclische ordening maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Een en ander wordt nog versterkt doordat de opleiding de te verwerven competenties op verschillende niveaus heeft gedefinieerd. Den Haag kent de niveaus A. B, C en D, terwijl Rijswijk spreekt van de niveaus 1, 2, 3 en 4.
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: §
§
het WtB-programma en de leerdoelen van de onderscheiden programma-onderdelen, inclusief de stages, zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een zeer werkzame concretisering van de geformuleerde WtB-eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modulen, practica en projecten alsmede hun positionering binnen het totale WtB-programma stellen de student zeer wel en op planmatige wijze in de gelegenheid de geformuleerde WtB-eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 25
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Inleiding De voor de WtB-opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een WtBingenieur worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. Deze bevinding geldt voor beide ‘locaties’. Den Haag 2.3.1. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de WtB-opleiding de WtB-eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. (zie ook onder facet 6.1.) Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten (en flankerende practica en modulen) geborgd. Mede dankzij het feit dat de opleiding de kwalificaties heeft vertaald naar competenties op vier niveaus (A, B, C en D) wordt die toenemende complexiteit door hele programma heen inzichtelijk. De opleiding kent, zo blijkt uit de programmabeschrijving, drie parallelle leerlijnen ter verdere borging van de verticale samenhang: § flankerende leerlijn § praktijkleerlijn § SLB-leerlijn (studieloopbaanbegeleiding) Deze leerlijnen zijn in het programma geïntegreerd in een blok of semester. In de flankerende leerlijn (PGO en/of opdrachten) ontwikkelt de student technische kennis en vaardigheden die hij toepast in de praktijkleerlijn (via projecten en stages). De SLB-leerlijn ondersteunt de student in de ontwikkeling van de zelfsturende en sociaal communicatieve competenties die hij toepast in de flankerende en praktijkleerlijn. 2.3.2. Omdat elk blok is gecentreerd rond één bepaald thema, dat telkens in een project wordt uitgewerkt, wordt de horizontale samenhang gerealiseerd op blokniveau en daarbinnen op projectniveau en vervolgens tussen de ondersteunende practica en (theorie)modulen. 2.3.3. Het feit, dat de opleiding haar onderwijs expliciet probleemgestuurd (PGO) heeft ingericht, bevordert aantoonbaar de interne samenhang binnen het programma, omdat het dan telkens de probleemstelling is die het samenbindend element vormt van het ‘leren’ door de student. 2.3.4. Niet alleen in de programmabeschrijving maar ook in de detailinformatie op blok-, project- en moduleniveau waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt: § de projecten (en de flankerende practica en modulen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan het overkoepelend thema; § kernelement in de vormgeving van elk blok (en daarbinnen: de projecten) is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; (Zie ook het concept ‘mini-onderneming’.) § de projecten (en de flankerende practica en modulen) zijn aantoonbaar gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis, inzichten en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren; § de projecten (en de flankerende practica en modulen) zijn zodanig ontworpen en in het programma gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 26
§ §
leerproces van de student. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten; alle projecten (en de flankerende practica en modulen) tezamen bestrijken alle eindkwalificaties.
Samenvattend is, naar het oordeel van het auditteam, de programma-opzet van de opleiding zodanig, dat er een sterke samenhang is tussen de onderscheiden programma-onderdelen. Een oordeel dat overigens door studenten wordt gedeeld, zo blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek (Reflector). Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten is bevestigd. Rijswijk 2.3.5. In onderstaand schema is aangegeven hoe de opleiding de verticale samenhang (via de verschillende competentieniveaus) en de horizontale samenhang (met name via de zogeheten ‘Bedrijfsopdrachten’) in haar programma heeft verankerd. Toetsbaar niveau van competenties Niveau 4
Beroepservaring
Niveau 3
Bedrijfsopdrachten (Kern)competenties Verdieping, Specialisatie .
Niveau 2
Bedrijfsopdrachten (Kern)competenties Relevante werkervaring
Niveau 1
Beroepsvoorbereiding, ‘Student Company’ (Kern)competenties, Verbreding
Niveau 0
Oriëntatie, Inleiding, Verwijzing, Selectie. Havo, MTS, Vwo, anders Vooropleiding
Start van de
Middenfase
Praktijkfase
Specialisatiefase
Ervaringsfase
opleiding Propedeuse
2.3.6. Horizontale samenhang: uit de detailinformatie met betrekking tot de onderscheiden blokken en modulen blijkt, dat in het 2e en het 3e jaar de bedrijfsopdrachten telkens het kader vormen waarbinnen de (theorie)modulen en de practica worden aangeboden en uitgevoerd. Wat betreft het 1e jaar is het concept “Student Company’ een belangrijk samenbindend element. 2.3.7. Verticale samenhang: uit de detailinformatie met betrekking tot de onderscheiden blokken en modulen blijkt, dat de projecten en de bedrijfsopdrachten telkens complexer en veelomvattender worden, waarmee zij tegemoetkomen aan de competenties die om de verschillende niveaus zijn geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 27
Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de interne samenhang binnen het programma voldoende vorm krijgt. Een oordeel dat overigens door studenten wordt gedeeld, zo blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek. Dit beeld werd tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor de WtB-opleiding in Den Haag als goed. §
§ § §
§ §
Inhoud en planning van de WtB-opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen (theoriemodulen, practica en projecten) tezamen een sterk en coherent geheel vormen. De strak doorgevoerde thematische ordening waarborgt een horizontale samenhang tussen theorie-modulen, practica en projecten. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toen, waardoor de verticale samenhang wordt bevorderd. De samenhang tussen het buitenschools deel en het binnenschools deel is geborgd via de concrete stageopdrachtformulering enerzijds en de gestructureerde begeleiding door de stagebiedende organisatie en de opleiding. Sterk punt is, dat de opleiding in haar onderwijsvormgeving de PGO-aanpak consequent doorvoert waardoor de horizontale samenhang in het programma nog eens extra is verankerd. De inrichting van het onderwijs via de drie leerlijnen maakt het de opleiding mogelijk de verticale samenhang die reeds door de programma-opbouw (zie boven) is verzekerd, ook op systematische wijze te sturen en te bewaken.
Voor het auditteam zijn de twee laatste elementen (PGO en de leerlijnen) aanleiding dit facet als ‘goed’ te beoordelen.
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor de WtB-opleiding in Rijswijk als voldoende. §
§ § §
Inhoud en planning van de WtB-opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen (theoriemodulen, practica en projecten) tezamen een coherent geheel vormen. De ‘bedrijfsopdrachten’ waarborgen een horizontale samenhang tussen theorie-modulen, practica en projecten. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toen, waardoor de verticale samenhang wordt bevorderd. De samenhang tussen het buitenschools deel en het binnenschools deel is geborgd via de concrete stageopdrachtformulering enerzijds en de gestructureerde begeleiding door de stagebiedende organisatie en de opleiding anderzijds.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 28
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Den Haag 2.4.1. De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. 2.4.2. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. (Zie ook § 2.4.6.) 2.4.3. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. Het programma wordt verzorgd in een periode van 40 weken en twee lesvrije weken, zo blijkt uit het jaarrooster van 2004-2005. Met een gemiddelde studielast per week van 40 uren komt dit overeen met 1680 studiebelastingsuren. 2.4.4. In het teamoverleg dat in week 10 van elk blok plaatsvindt, worden de resultaten van de studenten besproken. Het opleidingsteam kan bij slechte resultaten de examencommissie adviseren om extra herkansingen aan te bieden en/of de mentor verzoeken om de betreffende student(en) uit te nodigen voor een studievoortgangsgesprek. Om studievertraging te voorkomen bepaalt het Onderwijs- en Examenreglement, dat de student de semesters 1 t/m 4 moet hebben afgerond alvorens op stage te kunnen gaan en de semesters t/m 7 moet hebben afgesloten om te mogen afstuderen. 2.4.5. De student krijgt twee keer per jaar een cijferlijst toegestuurd. Tevens kan de student via het intranet van de hogeschool zijn toetsresultaten in zien. Na bekrachtiging van de toetsresultaten door de opleiding en de verwerking ervan in het studentvolgsysteem Volg+, zijn de resultaten binnen een maand beschikbaar via het studentenportal. 2.4.6. Alle daarvoor in aanmerking komende propedeusestudenten krijgen na beëindiging van het 1e semester een ‘waarschuwingsbrief’ toegestuurd met betrekking tot bindend afwijzend studieadvies. Daaraan voorafgaande hebben deze studenten een gesprek gehad met de mentor over hun studievoortgang. Studenten die vroegtijdig studievertraging oplopen worden als eerste uitgenodigd. De mentor betrekt zijn informatie uit Volg+ en van de blokcoördinatoren en tutoren. Ook in de volgende fasen van de opleiding wordt de student gevolgd door de mentor en wordt de student eventueel op advies van blokcoördinatoren en/of tutoren uitgenodigd voor een gesprek. Het gesprek met de mentor kan leiden tot remediërende maatregelen (een aangepast programma) dan wel -na advies van de examencommissie tot extra herkansingen, buiten de reguliere toetsmomenten om. 2.4.7. Uit het interne studenttevredenheidonderzoek (Reflector) blijkt dat het studentenoordeel over de studielast is positief is, zowel in termen van ‘zwaarte’ als in termen van spreiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 29
2.4.8. De VWO- en de MBO-instroom kunnen een versneld programma volgen vanwege hun eerder verworven kennis en vaardigheden. In de praktijk blijkt het versnelde programma voor de meeste studenten studeerbaar te zijn. Wanneer echter bij een student studievertraging optreedt, wordt de student geadviseerd om over te stappen naar het HAVO-programma, zo blijkt uit de documentatie. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat het opleidingsprogramma zeer wel studeerbaar is en ook dat de opleiding de studievoortgang voldoende bewaakt en bij studievoortgangsproblemen de student daadwerkelijk de mogelijkheid biedt de opgetreden achterstand in te halen. Rijswijk 2.4.9. Het programma dat de opleiding aanbiedt, kenmerkt zich door een zorgvuldige aansluiting van de propedeuse op de heterogene instroom: havo, vwo, of mbo. De ondersteuning door docenten is in deze fase intensief. De studeerbaarheid van de propedeuse is dankzij die goede aansluiting en dankzij de intensieve begeleiding voldoende. Het is voorts de taak van de Propedeuse fasecoördinator de studeerbaarheid (inclusief de uitvoering van de begeleiding) te bewaken. Naarmate de studie vordert vermindert de intensiteit van de ondersteuning omdat studenten geleerd is zelfstandig werkzaamheden te plannen en uit te voeren. 2.4.10. De studeerbaarheid van de postpropedeutische fase wordt bewaakt door de M(idden)- en H(oofd)fasecoördinatoren, die met betrokken docenten de samenhang en de studeerbaarheid afstemmen. 2.4.11. Voor elk programmaonderdeel is de studielast aangegeven in termen van studiepunten. De ijking van de studielast per programmaonderdeel maakt deel uit van de beleidscyclus / blokevaluaties: via enquêtes bij de studenten wordt de studielast periodiek onderzocht. Daaruit blijkt ondermeer, dat voor een groot aantal studenten de veelheid aan parallelle projecten een belangrijke factor is die de studievoortgang belemmert. Deze parallellie leidt er te vaak toe, dat de studenten te weinig mogelijkheid vinden om tijdens de onderwijsperiodes ook aandacht te besteden aan de cursorische vakken. De opleiding heeft naar aanleiding van deze (en andere) kritiek de volgende wijzigingen doorgevoerd: § Er zijn geen parallelle projecten meer in het programma. § Het aantal tentamens is per onderwijsperiode vrijwel altijd 3 of minder. Slechts in één periode zijn er nog 4 tentamens; in drie periodes zijn er 2 tentamens. § Studiebegeleiding in het 1e studiejaar zal, zo is het plan, verzorgd worden door goede 3e- en/of 4e jaarsstudenten. § Ook zullen in de hogere studiejaren studenten als coach ingezet gaan worden. § De ingangseisen voor de projecten worden, ter bevordering van efficiënt studeergedrag, aangescherpt. § Teneinde de studenten geen onnodige studiebelemmeringen op te leggen, zal voor een aantal vakken herkansingsonderwijs geboden worden. 2.4.12. Het onderwijsprogramma wordt tweemaal per jaar aangeboden. Dat biedt studenten met een achterstand de mogelijkheid hun achterstand in te halen. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat het opleidingsprogramma zeer wel studeerbaar is en dat de opleiding daar waar de studielast tot problemen in de studievoortgang geeft geleid, voldoende verbetermaatregelen heeft getroffen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 30
Oordeel: voldoende Den Haag en Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
§
Belangrijk is dat het auditteam heeft kunnen constateren, dat de WtB-opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en de feitelijke studielast. De WtB-opleiding beschikt via de blokevaluaties en de studieloopbaanbegeleiding over een instrumentarium om zowel op studentniveau als op programmaniveau de factoren die de studievoortgang belemmeren, te identificeren en op basis daarvan (i) remediërende maatregelen te treffen dan wel (ii) op programmatisch niveau tot herschikking over te gaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 31
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Bevindingen De WtB-opleiding in Den Haag heeft vanaf het studiejaar 2005-2006 geen instroom. Hieronder wordt derhalve uitsluitend de Rijswijkse ‘locatie’ beschreven. Rijswijk 2.5.1. De opleiding hanteert een instroomprogramma HAVO-HBO voor studenten met een HAVOvooropleiding profiel Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. Indien studenten zich aanmelden met een deficiëntie voor wiskunde of natuurkunde wordt de mogelijkheid geboden om deze deficiëntie via een zomercursus weg te werken. 2.5.2. Voor de VWO- en MBO-instromers heeft de opleiding een aangepast propedeuse programma. De verschillen in het aanbod betreffen meer accenten richting techniek voor de VWO’ers, en voor de MBO’ers richt het programma zich meer op wiskunde, taalvaardigheden en sociaalcommunicatieve aspecten. Op grond van eerder verworven competenties zijn deze groepen studenten in staat hun studie in 3½ jaar af te ronden. Door de eerder verworven competenties worden VWO’ers en MBO’ers vrijgesteld met een studielast van 30 studiepunten. 2.5.3. Er stromen ook studenten in de opleiding vanuit (andere) WO- en HBO-opleidingen. Met deze studenten wordt via een gesprek met de studieadviseur een speciaal programma doorgesproken en vastgelegd. Aantoonbare eerder verworven competenties leiden, na een screening door vakdocenten, tot nadere vrijstellingen. Het individuele studietraject voor deze groep studenten wordt ingepast in het bestaande onderwijsprogramma, waarbij overigens zeer nauwgezet gelet wordt op de studeerbaarheid. Naast de hierboven genoemde instroom heeft de opleiding MBO-HBO doorstroomprojecten gestart. Deze zullen moeten leiden tot een programma om MBO-Werktuigbouwkunde studenten te interesseren voor een WtB-opleiding op HBO-niveau. Door met name binnen het MBO wiskunde en natuurkunde te laten verzorgen door docenten van de opleiding kan een verkorte HBO WtB-studie ontstaan. De coördinatie van deze initiatieven ligt in handen van de zogeheten doorstoomcoördinator die contacten onderhoudt met het MBO. De stroomlijning en bewaking van dit proces vindt plaats binnen de kaders van het “Instroomoverleg Techniek”. In een samenwerkingsverband tussen de afdeling Engineering, TMD en de afdeling Technische Hogeschool Rijswijk met ROC Leiden, de Mondriaan onderwijsgroep en het ID college worden doorstroomcursussen MBO-HBO aangeboden aan MBO-studenten. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding een goed beeld heeft van de heterogeniteit van de instroom en dat zij daar flexibel op inspeelt via specifieke leerroutes afgestemd op de vooropleiding en/of kwalificaties van de instromende groepen. Op deze wijze realiseert de opleiding een voldoende aansluiting op het kwalificatieniveau van de instromers. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. De studenten beoordelen de aansluiting en de extra voorzieningen (vrijstellingen, additionele wiskunde/natuurkunde-scholing, specifieke leerroutes, doorstroomcursussen MBO-HBO) als bijzonder positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 32
Oordeel: goed Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. Qua vorm en inhoud wordt in het opleidingsprogramma in hoge mate en concreet rekening gehouden met de verschillen in de beginkwalificaties van de instromende studenten en wel via § de propedeuse met aanvullende wiskunde- en natuurkundecursussen; § de doorstroomcursussen MBO-HBO; § specifieke leerroutes voor VWO’ers, MBO’ers, ; § een specifiek op WO- en HBO-studenten toegesneden intake procedure, waarbij per student niveau en motivatie worden beoordeeld tegen het licht van de eisen die de WtB-opleiding dienaangaande stelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 33
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium:5 • Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO Bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de WtB-opleiding bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Den Haag en Rijswijk Het auditteam heeft geconstateerd dat de WtB-opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
5
In feite is hier geen sprake van een (kwaliteits)criterium, maar van een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding
a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Onderwijsrendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 34
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Den Haag 2.7.1. Het didactisch concept van de opleiding laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is probleemgestuurd (PGO), praktijkgeoriënteerd, thematisch geordend en projectgericht. Het didactisch concept is, dat laat het programma duidelijk zien, afgestemd op de beroepspraktijk, in casu op datgene wat een WtB-ingenieur feitelijk doet in de verschillende fasen van productontwikkeling vanaf de behoefteanalyse tot en met de materialiseringsfase (en de fasen daarna zoals: productie, installatie, beheer en sloop). Door middel van PGO wordt de student getraind in het analyseren van problemen met behulp van de methodiek van de zevensprong: (i) het verhelderen van begrippen, (ii) vaststelling van het probleem, (iii) probleemverkenning, (iv) inventarisatie mogelijk oorzaken, (v) vaststellen wat geleerd moet worden, (vi) vaststellen van en zoeken naar benodigde informatie, (vii) vaststellen oplossingsrichting. Bovendien komen bij PGO de zelfsturende (de student moet zijn leerdoelen zelf formuleren en op zoek gaan naar kennis) en de sociaalcommunicatieve competenties (door teamwork en presentaties bij de terugrapportage) ruimschoots aan bod. Door de regelmatige feedback (minimaal 1x per week) vanuit de PGO-groep en de tutor wordt het leerproces van de student bevorderd. 2.7.2. Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stagebeschrijving) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, excursies, practica en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband). 2.7.3. Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk omdat het programma sterk projectgericht is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van het project dat het hart van elk blok vormt. 2.7.4. Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen bijzonder waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) zelfsturing en teamwork. 2.7.5. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de projectopdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten (en dan met name de projectgroepbegeleiders) spelen daarbij een infomerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol. De projecten zijn het middel bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren en bovendien zijn zij een krachtige werkvorm om het vermogen in teamverband te werken te ontwikkelen: competenties waar in de beroepskwalificaties sterk de nadruk op wordt gelegd. Het projectgerichte karakter leidt dan ook niet alleen tot effectieve didactische werkvormen, het doet ook recht aan de beroepspraktijk, waar immers vooral in projecten wordt gewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 35
2.7.6. In het 4e studiejaar kan de student een individueel leerprogramma opstellen op basis van zijn Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). Dit sluit aan bij de doelstellingen van de opleiding met betrekking tot talentontwikkeling. De student heeft ook de mogelijkheid om een premasterclass te volgen aan de Technische Universiteit Delft wanneer hij vanuit het HBO wil doorstromen naar het WO. Samenvattend is het auditteam van mening, dat het didactisch concept geheel in lijn is met de (ook sterk beroepsgeoriënteerde) doelstellingen van de opleiding en dat de werkvormen daar telkens goed en consequent op aansluiten, wat die werkvormen uitermate effectief maakt. Rijswijk 2.7.7. Het didactisch concept van de opleiding laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is praktijkgeoriënteerd en projectge richt. Dit didactisch concept is, dat laat het programma duidelijk zien, afgestemd op de beroepspraktijk, in casu op datgene wat een WtB-ingenieur feitelijk doet in de verschillende fasen van productontwikkeling vanaf de behoefte-analyse tot en met de materialiseringsfase (en de fasen daarna: zoals productie, installatie, beheer en sloop).
2.7.8. Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stagebeschrijving) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naar gelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband). De aangeboden variatie van werkvormen, die in toenemende mate een beroep doen op de zelfstandigheid van de student, passen in het gekozen didactisch concept. Daarnaast kunnen studenten binnen zekere grenzen hun interesse volgen door de keuze te maken voor één van de afstudeervarianten. 2.7.9. Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk omdat het programma sterk projectgericht is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. De colleges en practica staan grotendeels in het teken van het project dat het hart van elk blok vormt. 2.7.10. Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen bijzonder waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) zelfsturing en teamwork. 2.7.11. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de projectopdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten (en dan met name de projectgroepbegeleiders) spelen daarbij een infomerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol. De projecten zijn het middel bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren en bovendien zijn zij een krachtige werkvorm om het vermogen in teamverband te werken te ontwikkelen: competenties waar in de beroepskwalificaties sterk de nadruk op wordt gelegd. Het projectgerichte karakter leidt dan ook niet alleen tot effectieve didactische werkvormen het doet ook recht aan de beroepspraktijk, waar immers vooral in projecten wordt gewerkt. Samenvattend is het auditteam van mening, dat het didactisch concept geheel in lijn is met de (ook sterk beroepsgeoriënteerde) doelstellingen van de opleiding en dat de werkvormen daar telkens goed en consequent op aansluiten, wat die werkvormen uitermate effectief maakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 36
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op basis van de volgende observaties: §
§ §
het didactisch concept is in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke ) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de projectbasisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht. door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 37
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Den Haag 2.8.1. De opleidingen van de Afdeling Engineering hebben een Toetsvisie en -beleidsdocument opgesteld. In dit document staan de richtlijnen beschreven voor het opstellen van een toetsplan. Het huidige toetsprogramma is beschreven in het document ‘Toetsprogramma Werktuigbouwkunde’. Dit document is door het auditteam bestudeerd. Hieruit blijkt dat de opleiding de verschillende type toetsen koppelt aan competenties op terreinen als: zelfstandig werken, samenwerken, kennis werkveld, ontwerpen of analyseren, communicatie, informatietechnologie, initiatief nemen en een systematische probleemaanpak. Tevens zijn de verschillende soorten toetsen benoemd zoals: opdrachten, procesverslagen, projectrapportages of presentaties en is het doel van de toets aangegeven: summatief of formatief. Iedere competentie waaraan een student in het kader van het onderwijsprogramma moet voldoen wordt onderworpen aan een toetsing. De toets die ontwikkeld wordt dient alle aspecten (kennis, vaardigheden, houding en de integratie daarvan) van te toetsen competentie te meten. 2.8.2. De opleiding betrekt, waar mogelijk, externe WtB-professionals uit de beroepspraktijk bij het beoordelingsproces. (In ieder geval m.b.t. de stage en het afstuderen.) Hiermee beoogt de opleiding de beroepspraktijk na te bootsen teneinde het beoordelingsproces levensecht te laten zijn. Daar waar het gaat om de beoordeling van afstudeerwerkstukken, is de betrokkenheid van het werkveld ook bedoeld om te kunnen bepalen of het nagestreefde niveau ook overeenkomt met het gerealiseerde niveau. Daarbij is het oordeel van het werkveld van groot belang. (Zie ook facet 6.1.) 2.8.3. De opleiding kiest ervoor om, wanneer de aard van de toetsing dit mogelijk maakt, studenten te betrekken bij het toetsproces: (i) bij de zelfsturende en sociaal-communicatieve competenties toetsen studenten elkaar formatief, (ii) bij projecten vindt de beoordeling plaats o.a. op basis van een summatieve medebeoordeling door studenten. Dit omdat de opleiding vertrouwen heeft in het beoordelende vermogen van de student. Het auditteam acht dit een bijzonder en een sterk punt van de opleiding. 2.8.4. De opleiding heeft richtlijnen opgesteld voor het toetsplan m.b.t. de momenten waarop getoetst wordt. § Het toetsprogramma is dusdanig van opzet dat de student regelmatig wordt getoetst en zo voldoende feedback krijgt op het leerproces. § Bij het kiezen van toetsmomenten wordt rekening gehouden met de zelfsturing van de student. § Geconcentreerde toetsmomenten worden zoveel mogelijk voorkomen. § Uiterlijk vier maanden na de toets en minimaal één keer per jaar wordt een herkansing aangeboden. § Bij het plannen van toetsen wordt rekening gehouden met mogelijk concurrentie van andere studieonderdelen. De toetsing gebeurt in cursussen en trainingen door middel van een tentamen of opdracht en is vooral gericht op het toetsen van kennis en vaardigheden. In projecten is de beoordeling gekoppeld aan de te behalen competenties. Zowel groepswerk als individuele prestaties worden beoordeeld. De inbreng van de individuele student in het groepsproces is goed te beoordelen. Er bestaat een sterke correlatie tussen individuele inbreng en studievoortgang.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 38
In de semesters 1 t/m 4 vindt (tijdens de blokken) het summatief toetsen plaats met betrekking tot: § toepassen van kennis, vaardigheden en houding tijdens het project; § verworven kennis en vaardigheden via opdrachten en project d.m.v. een overalltoets; § zelfsturende competenties d.m.v. onderdeel SLB; § sociaal-communicatieve competenties d.m.v. participatie. De voortgang van de sociaal-communicatieve competenties wordt wekelijks bijgehouden door de tutor door middel van tutorsheets. In het kwaliteitshandboek van de opleiding Werktuigbouwkunde is een format van een tutorsheet opgenomen. In de propedeuse vindt de formatieve toetsing op verschillende manieren plaats. De belangrijkste formatieve toetsing in het eerste studiejaar vindt plaats via het PGO waarbij wekelijks terugkoppeling plaatsvindt door de tutor en medestudenten op de te behalen competenties. In blok 1.2 maken de studenten via Blackboard toetsen over de PGO-taken. Per taak worden 10-20 gesloten vragen aangeboden. Daarnaast wordt een overalltoets aangeboden over alle taken waarbij geautomatiseerd de toets wordt samengesteld uit een toets itembank van ongeveer 300 vraagstukken. In de blokken van het semester 1 en 2 krijgen de studenten in het blok oefentoetsen aangeboden. De opleiding constateert een gebrek aan competentiegerichte toetsen, in het bijzonder formatieve toetsen en toetsen om EVC’s (Eerder Verworven Competenties) vast te stellen. In 2005 is een project gestart waarin een pilot uitgevoerd wordt voor het uitvoeren van competentiegericht toetsen via de PC. De resultaten daarvan zijn nog niet beschikbaar. In 2004 is gestart met het opstellen van een portfolio door de student. Nu wordt dit nog gebruikt als een formatief toetsinstrument. Er is geen voornemen om op korte termijn het portfolio als summatief toetsinstrument te hanteren. 2.8.5. De opleiding streeft naar betrouwbare en valide waarderingen en beslissingen betreffende de prestaties van studenten. De WtB leerplancommissie is belast met het ontwikkelen en bijstellen van het curriculum en maar ook en uitdrukkelijk met de kwaliteitsborging van de toetsing en beoordeling: § de leerplancommissie verstrekt in overleg met docenten opdrachten tot het ontwikkelen, c.q. bijstellen van toetsen en of toetsvorm(en); § de leerplancommissie (i) controleert toetsen voorafgaand aan de afname op grond van een aantal kwaliteitscriteria en aan de hand van het toetsplan en (ii) controleert de toetsen en het toetsprogramma achteraf op basis van resultaten van evaluaties door studenten en docenten; § de leerplancommissie biedt desgewenst ondersteuning aan docenten bij het opstellen van een toetsen; § binnen de leerplancommissie is specifieke deskundigheid aanwezig op het gebied van toetsen. Ook wordt vanuit de opleiding zorg gedragen voor het actueel houden en verder bevorderen van de deskundigheid. Het scholingsplan van de opleiding voorziet in deskundigheidsbevordering op het gebied van toetsing. De docenten van de opleidingen die het curriculum per opleiding uitvoeren en verzorgen beschikken over deskundigheid om in samenspraak met en in opdracht van de leerplancommissie toetsen te ontwikkelen al dan niet in samenwerking met relaties uit de beroepspraktijk. Daarnaast beschikken docenten over de deskundigheid om toetsen af te nemen en te beoordelen. Alle docenten worden periodiek / systematisch getraind en bijgeschoold op de verschillende rollen m.b.t. toetsing. Het scholingsplan van de opleiding voorziet in deskundigheidsbevordering op het gebied van toetsing.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 39
Ook voor wat betreft de beoordeling van de stages en de ‘beroepsproducten’ is de borging van de kwaliteit goed geregeld. Docenten opereren gezamenlijk bij het opstellen van beoordelingscriteria en bij het monitoren en beoordelen van werkstukken die een student (of een groep studenten) in het kader van het betreffende blok heeft gemaakt. Aldus wordt voorkomen dat de beoordeling een zaak is van één individuele docent. Deze intersubjectieve werkwijze bevordert de consistentie van zowel de beoordelingscriteria als van de wijze waarop zij worden toegepast. 2.8.6. De examencommissie is verantwoordelijk voor het vaststellen van resultaten van de toetsen, stelt examinatoren aan om toetsen af te nemen en toetsproducten te beoordelen, waarna de examencommissie de resultaten vaststelt. 2.8.7. De voor ‘beoordeling en toetsing’ geldende vereisten, procedures en planning zijn per studieonderdeel helder aangegeven in het leerplan en zij zijn nader uitgewerkt in de deelleerplannen per blok. De wijze waarop studenten bezwaar kunnen aantekenen tegen beslissingen in het kader van “Toetsen en Beoordelen’, is helder vastgelegd in het OER. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding het ‘Toetsen en Beoordelen’ zeer gedegen aanpakt en de kwaliteitsborging ervan goed geeft geregeld. Ook de betrokkenheid van het werkveld en het systeem van ‘student peer-assessment’ verdienen een expliciete waardering. Rijswijk 2.8.8. Analyse van het toetsbeleid van de opleiding laat zien, dat de zij de verschillende typen toetsen koppelt aan competenties op terreinen als: zelfstandig werken, samenwerken, kennis van het werkveld, ontwerpen of analyseren, communicatie, informatietechnologie, initiatief nemen en een systematische probleemaanpak. Ook zijn de verschillende typen toetsen omschreven, zoals: opdrachten, procesverslagen, projectrapportages of presentaties, maar ook (bijvoorbeeld bij onderdelen als wiskunde en mechanica) schriftelijke kennistoetsen. 2.8.9. Na elk blok vindt toetsing plaats. Een herkansingmogelijkheid vindt plaats aan het einde van elk semester. Projecten worden getoetst aan het eind van een kwartaal of een semester, afhankelijk van de duur van het project. In de propedeuse worden specifiek de communicatieve vaardigheden getoetst: samenwerken (o.a. in de ‘Student Company’), vergadertechnieken, het opstellen van verslagen en het presenteren van verricht werk. Verder in de studie gaat het meer om de vakinhoudelijke aspecten. Stages worden beoordeeld naar de wijze van verslaglegging en evaluatie door de bedrijfsbegeleider. Tijdens de stages dient een student te reflecteren op een aantal punten en aan het eind van de stageperiode te kijken hoe zijn verbeteringsplan heeft uitgepakt. Ten behoeve van de eindbeoordeling bestaat het reglement Afstuderen. Hierin wordt het gehele proces van afstuderen beschreven. De toetsing bij het afstuderen vindt plaats in aanwezigheid van 2 docenten, 1 bedrijfscoach en 1 gecommitteerde. Het resultaat van deze eindtoets wordt vastgelegd in een procesverbaal van afstuderen samen met een bedrijfsbeoordelingsformulier. Het auditteam heeft echter geconstateerd, dat tot op heden (oktober 2005) de processen verbaal weliswaar door betrokkenen worden ondertekend, maar dat de onderbouwing vaak niet schriftelijk wordt vastgelegd. Anders gezegd, de onderscheiden aspecten die tot een finaal oordeel hebben geleid, zijn niet goed traceerbaar, zodat onduidelijkheid bestaat over de onderscheiden weegfactoren die uiteindelijk tot het finale oordeel hebben geleid. Naar aanleiding van deze observatie heeft de opleiding de controle op de correcte uitvoering van het toetsbeleid aangescherpt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 40
Een belangrijk element van ‘beoordelen en toetsen’ is de borging van de kwaliteit ervan. Een en ander is goed geregeld. Zowel voor de individuele (kennis)toetsen / theorietentamens als voor de stages en de ‘beroepsproducten’. Zo moeten kennistoetsen/tentamens en de daarbij van toepassing zijnde criteria door tenminste 2 docenten worden opgesteld en moeten de toetsresultaten ook door tenminste 2 docenten worden beoordeeld. Ook voor de beoordeling van werkstukken worden docenten geacht gezamenlijk te opereren bij het opstellen van beoordelingscriteria en bij het monitoren en beoordelen van die werkstukken. Aldus wenst de opleiding te voorkomen, dat de beoordeling een zaak is van één individuele docent. Deze intersubjectieve benadering bevordert de consistentie van zowel de beoordelingscriteria als van de wijze waarop zij worden toegepast. Het auditteam heeft evenwel geconstateerd, dat deze wijze van kwaliteitsborging weliswaar goed is geregeld, maar voor wat betreft de kennistoetsen/tentamens niet altijd wordt uitgevoerd conform het beleid. Reden voor de opleiding de controle op de uitvoering van haar toetsbeleid ook op dit punt aan te scherpen. Bij de projecten, de stages en de werkstukken is zulk een aanscherping niet nodig, omdat het toetsbeleid m.b.t. deze onderdelen goed wordt uitgevoerd. Daar zijn altijd meerdere docenten (en het werkveld) bij betrokken. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat het toets- en beoordelingsbeleid weliswaar goed is beschreven, maar dat m.b.t. de (individuele) kennistoetsing/tentamens en de beoordeling daarvan in de praktijk te zeer docentafhankelijk zijn zowel wat betreft de toetsconstructie als wat betreft de normeringsgrondslag voor de beoordeling. Voor wat betreft de toetsing en beoordeling van projecten, stages en werkstukken is de uitvoering wel conform het toetsbeleid waardoor de kwaliteit en de intersubjectiviteit bij die onderdelen gewaarborgd is. Voor de afstudeerwerkstukken geldt dit evenzeer, hoewel daar de schriftelijke vastlegging verbeterd moet worden. Omdat de toetsing en beoordeling op deze onderdelen van meer gewicht zijn dan de (individuele) kennistoetsen en omdat de opleiding m.b.t. de toetsing en beoordeling van de afstudeerwerkstukken de controle op de uitvoering van haar toetsbeleid als onderdeel van het integratieproces aanzienlijk heeft aangescherpt, geeft het auditteam de opleiding the benefit of the doubt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 41
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed. En wel op grond van de volgende observaties: §
§ § § §
de kwaliteitsborging van de toets- en beoordelingspraktijk met betrekking tot zowel de (individuele ) kennistoetsen als de project-, stage- en afstudeeropdrachten is voortreffelijk geregeld in termen van toetstechnische eisen en beoordelingsgrondslag en zij wordt ook daadwerkelijk volgens de in die regeling opgenomen afspraken uitgevoerd. In dat kader heeft de opleiding de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit gelegd bij een in dat opzicht competente commissie. Daarmee heeft de opleiding gewaarborgd, dat de kwaliteit van de ‘Toetsing en Beoordeling’ niet louter afhankelijk is van een individuele docent; de opleiding voorziet in scholing van docenten op het gebied van toetsen en beoordelen; de betrokkenheid van het werkveld bij de toetsing en beoordeling wordt systematisch gerealiseerd, niet alleen bij het afstuderen, maar ook tijdens de opleiding; de opleiding voert een systeem van ‘student peer-assessment’ uit, waarmee zij aan de beoordeling van studenten een extra (ook beroepsvoorbereidende) dimensie toevoegt; de projectopdrachten en de afstudeeropdrachten zijn zodanig geformuleerd, dat de student voor een succesvolle afronding de daarvoor noodzakelijke kennis en vaardigheden moet inzetten. Anders gezegd, kennis wordt getoetst in de concrete context van een opdracht. Daarmee wil het auditteam aangeven, dat bedoelde opdrachten als basis voor toetsing adequaat zijn;
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam heeft m.b.t. dit facet het volgende geconstateerd: §
§ §
het beleid inzake ‘Toetsing en Beoordeling’ is voortreffelijk: de kwaliteitsborging van de toets- en beoordelingspraktijk met betrekking tot zowel de (individuele ) kennistoetsen als de project-, stage- en afstudeeropdrachten is geregeld in termen van toetstechnische eisen, beoordelingsgrondslag en betrokkenheid van het beroepenveld. (Zie: Haagse ‘locatie’.) voor wat betreft de (individuele) kennistoetsen/tentamens is de monitoring van de uitvoering van dit beleid en de daarin vervatte afspraken evenwel onvoldoende; de daadwerkelijke controle op de uitvoering van het beleid -en hier gaat het om de toetsing door het werkveld van de afstudeerwerkstukken- wordt aanzienlijk aangescherpt.
Omdat de uitvoering van het toetsbeleid in Rijswijk (en Den Haag) thans onder één leiding en onder één Examencommissie is geplaatst en ook omdat de opleiding te Rijswijk de controle op de uitvoering van haar beleid reeds heeft aangescherpt, geeft het auditteam de opleiding de benefit of the doubt, wat in NVAOtermen ‘voldoende’ betekent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 42
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt voor de WtB-opleiding (Den Haag en Rijswijk) het Onderwerp “Programma” als voldoende. § § § §
De WtB-opleiding kent een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd. Het WtB-programma is qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht op het WtB-werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het WtB-programma. Het WtB-programma biedt ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot WtB-ingenieur te realiseren via frequente en goed gestructureerde interacties met het werkveld.
Voor wat betreft de locatie Den Haag geldt bovendien het volgende: Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel vijf van de zeven6 op Den Haag van toepassing zijnde facetten van het onderwerp “Programma” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
6
Facet 2.5 (Instroom) is immers niet op Den Haag van toepassing. ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 43
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Het derde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen hbo Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Den Haag 3.1.1. De docenten van de opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad alsmede op basis van de mondeling verstrekte additionele informatie tijdens de visitatie, ruim voldoende contacten met de beroepspraktijk. (Zie voor het oordeel van de studenten § 3.1.3.) 3.1.2. Bovendien hebben alle leden van het docentencorps een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de BvC. Zij blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het WtB-werkveld. 3.1.3. Uit studentonderzoek blijkt, dat studenten tevreden zijn over de inhoudelijke expertise van de docenten, over hun beroepsgerichtheid en over de actualiteit van hun werkveldkennis. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.1.4. Met de opleiding is het auditteam van oordeel, dat het netwerk waarover de individuele docenten beschikken en de praktijkkennis die zij via hun relaties opdoen, intern breder kan worden ingezet. Het ‘kennis delen’ op basis van de ervaringen die docenten opdoen in de beroepspraktijk en bij de stage- en afstudeerbegeleiding, kan meer gestructureerd plaatsvinden. In dat verband geeft het auditteam de opleiding dringend in overweging samen met de Rijswijkse ‘variant’ een gemeenschappelijk relatiebeheersysteem op te zetten. Via zulk een systeem kan van de externe relaties efficiënter dan tot op heden gebruik worden gemaakt. Bovendien wordt dan ook voorkomen, dat vertrekkende docenten hun eigen netwerk als het ware ‘meenemen’ waardoor het voor de opleiding verloren gaat. 3.1.5. De opleiding maakt regelmatig gebruik van gastdocenten: het middel bij uitstek om op een ‘natuurlijke’ manier de actuele beroepspraktijk en zijn probleemtellingen in het binnenschools programma te brengen. 3.1.6. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar, vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de bedrijven waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld. 3.1.7. Externe deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de afstudeeropdrachten: de externe opdrachtgevers en bij (ii) de opzet/actualisering van het curriculum: de BvC. 3.1.8. Via al deze hierboven genoemde contacten met werkveldvertegenwoordigers en WtB-professionals, blijven de docenten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het WtB-domein. Het auditteam heeft daar tijdens de visitatie een goed beeld van gekregen en is daar positief over.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 44
3.1.9. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de docenten, dankzij hun externe relaties een vakdeskundigheid hebben op een voldoende hoog niveau en dat via hen, via de gastdocenten, via de externe stagebegeleiders en via de begeleiders van de ‘mini-ondernemingen’ de beroepspraktijk een substantiële en actieve inbreng heeft in de uitvoering van het opleidingsprogramma. Het auditteam wil daar aan toevoegen, dat het tijdens de visitatie een docententeam heeft ontmoet dat niet alleen sterk beroepsgeoriënteerd en vakkundig is, maar ook zeer enthousiast en betrokken. Dat laatste moge bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de docenten, hoewel de opleiding als Haagse ‘variant’ in afbouw is, nog telkenmale kritisch kijken naar hun programma en, daar waar zij dat nodig achten, verbeteringen en vernieuwingen aanbrengen. In dat verband is het ook een goede zaak dat ‘Haagse’ docenten ook onderwijs geven op de locatie Rijswijk. Rijswijk 3.1.10. De docenten van de opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad alsmede op basis van de mondeling verstrekte additionele informatie tijdens de visitatie, voldoende contacten met de beroepspraktijk. (Zie voor het oordeel van de studenten § 3.1.12.) 3.1.11. Bovendien hebben alle leden van het docentencorps een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding en de afstudeerplaatsen. Zij blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het WtB-werkveld. In dit verband wil het auditteam voorts wijzen op de zogeheten bedrijfsprojecten. Ook via deze projecten, die een belangrijke plaats innemen in het programma, hebben de docenten frequent contact met WtB-professionals. Contacten waar zij ook daadwerkelijk gebruik van maken. 3.1.12. Uit studentonderzoek blijkt, dat studenten tevreden zijn over de inhoudelijke expertise van de docenten, over hun beroepsgerichtheid en over de actualiteit van hun werkveldkennis. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.1.13. Met de opleiding is het auditteam van oordeel, dat het netwerk waarover de individuele docenten beschikken en de praktijkkennis die zij via hun relaties opdoen, intern breder kan worden ingezet. Het ‘kennis delen’ op basis van de ervaringen die docenten opdoen in de beroepspraktijk en bij de stage- en afstudeerbegeleiding, kan meer gestructureerd plaatsvinden. In dat verband geeft het auditteam de opleiding dringend in overweging samen met de Haagse ‘variant’ een gemeenschappelijk relatiebeheersysteem op te zetten. Via zulk een systeem kan van de externe relaties efficiënter dan tot op heden gebruik worden gemaakt. Bovendien wordt dan ook voorkomen, dat vertrekkende docenten hun eigen netwerk als het ware ‘meenemen’ waardoor het voor de opleiding verloren gaat. 3.1.14. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar, vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de bedrijven waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld. 3.1.15. Externe deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de afstudeeropdrachten: de externe opdrachtgevers en bij (ii) de opzet/actualisering van het curriculum: de BvC. 3.1.16. Via al deze hierboven genoemde contacten met werkveldvertegenwoordigers en WtB-professionals, blijven de docenten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het WtB-domein. Het auditteam heeft daar tijdens de visitatie een goed beeld van gekregen en is daar positief over.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 45
3.1.17. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de docenten, dankzij hun externe relaties een vakdeskundigheid hebben op een voldoende hoog niveau en dat via hen, via de gastdocenten, via de externe stagebegeleiders en via de begeleiders van de ‘Student Companies’ en de bedrijfsprojecten de beroepspraktijk een substantiële en actieve inbreng heeft in de uitvoering van het opleidingsprogramma.
Oordeel: voldoende Den Haag en Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: § § § §
de huidige praktijk laat zien, dat de docenten van de WtB-opleiding frequent en intensief contacten onderhouden met het WtB-werkveld; door middel van hun intensieve contacten leggen de docenten van de WtB-opleiding een concrete verbinding tussen werkveld en programma; de Haagse ‘variant’ schakelt regelmatig gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt; In het kader van de zogeheten bedrijfsprojecten legt de Rijswijkse ‘variant’ door de gehele opleiding heen een sterke verbinding met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 46
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve aspect aan de orde. Den Haag 3.2.1. De totale formatie onderwijskundig personeel bedraagt ca 6 fte. Bij het huidige studentenaantal van ca 130 komt dat neer op een docent-student-ratio van 1:22. In vergelijking met andere Technische HBO opleidingen in Nederland is het een zeer gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. Dit blijkt ook het ‘Taaktoedelingsschema’, waar het auditteam inzage in heeft gehad. 3.2.2. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de WtB-opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau. 3.2.3. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de opleiding ruim voldoende (zie § 3.2.1.) personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Rijswijk 3.2.4. Vanaf 1 september 2005 heeft de opleiding een formatie van 24 fte. Bij het huidige studentenaantal van ca 575 komt dat neer op een docent-student-ratio van 1:24. In vergelijking met andere Technische HBO opleidingen in Nederland is het een relatief gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. 3.2.5. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de WtB-opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau. 3.2.6. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de opleiding voldoende (zie § 3.2.4.) personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. § § §
De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding zeer wel in staat haar opleidingsprogramma uit te voeren. De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding bovendien in staat ruim voldoende capaciteit in te zetten voor flankerende activiteiten (o.a. studieloopbaanbegeleiding, innovatie, coördinatie). Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 47
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. § §
De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding zeer wel in staat haar opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 48
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Den Haag 3.3.1. Gelet op de CV’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten vakinhoudelijk ruim gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. 3.3.2. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vak- en disciplinekennis), maar uitdrukkelijk in termen van onderwijskundige en/of organisatorische expertise, competenties en werkervaring. Bij aanname vindt er eerst een oriënterend gesprek plaats tussen de teamcoördinator, de betrokken docent(en) en de kandidaat waarna vervolgens een advies verstrekt wordt aan de afdelingsmanager. Bij een positief advies vindt er een sollicitatiegesprek plaats tussen de kandidaat, de afdelingsmanager en de teamcoördinator. Bij beide gesprekken komt de onderwijsvisie van de opleiding aan bod. 3.3.3. Op basis van een kwalificatieformat zijn in 2003 en 2004 persoonlijke ontwikkelingsgesprekken gevoerd met alle docenten. Op basis van de wensen van de opleiding en de docenten zijn scholingsactiviteiten opgenomen in het scholingsplan van de afdeling Engineering 2004. In 2004 zijn de persoonlijke ontwikkelingsplannen (Docenten-POP’s) opgenomen als onderdeel van de jaarlijkse functioneringsgesprekken. De resultaten hiervan zijn thans definitief opgenomen in het Scholingsbeleidsplan Engineering 2005. Het auditteam heeft dit document bestudeerd en hieruit blijkt dat de afdeling Engineering voldoende aandacht besteedt aan deskundigheidsbevordering zowel vakinhoudelijk (autocad/inventor en CNC-machines) als ook en vooral onderwijskundig (intervisie voor supervisie). Voorts zijn alle docenten geschoold in competentiegericht onderwijs, in het bijzonder het probleemgestuurd onderwijs (PGO) en projectonderwijs. De opleiding heeft goed zicht op de aanwezige docentcompetenties zo blijkt uit de matrix die de opleiding heeft opgesteld. Daaruit wordt zichtbaar dat er op de korte termijn geen substantiële maatregelen nodig zijn voor deskundigheidsbevordering op het gebied van de vakinhoudelijk gerelateerde competenties. 3.3.4. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerdere keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van de blokevaluaties. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat het oordeel van de studenten (zie ook Reflector, 2004) positief is en dan niet alleen over de vakkennis en de beroepsgerichtheid van de docenten (zie facet 3.1.), maar ook over hun vakdidactische en begeleidingsexpertise. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.3.5. Samenvattend is het auditteam van mening dat het huidige docentencorps, o.a. dankzij zijn directe verbinding met het beroepenveld en de onderwijskundige scholing die zij hebben ontvangen, ruim voldoende gekwalificeerd is om het WtB-programma inhoudelijk en organisatorisch op het vereiste niveau te realiseren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 49
Rijswijk 3.3.6. Gelet op de CV’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten vakinhoudelijk ruim gekwalificeerd zijn om (vakinhoudelijk) hun taken binnen het programma uit te voeren. 3.3.7. Het systeem van functioneringsgesprekken (inclusief het opstellen van POP’s) is nog niet geïmplementeerd. Dit zal vanaf 2006 geschieden en wel met ondersteuning van een specifiek voor dit doel ontwikkelde applicatie (Mytholos) met behulp waarvan de uitvoering van de met docenten gemaakte (scholings)afspraken wordt gevolgd. Iets waar het tot op heden nog al eens aan schort. 3.3.8. De opleiding besteedt weliswaar aandacht aan de deskundigheidsbevordering van haar docenten en voor zover het de onderwijskundige scholing betreft (bijvoorbeeld didactiek en coaching) gebeurt dit voor nieuwe docenten systematisch. Voor zittende docenten, echter, gebeurt het niet systematisch en is het te zeer afhankelijk van het zelf-initiatief van de docent. Beleidsmatig is dit niet sterk en de opleiding moet hier nog een slag maken teneinde de onderwijskundige kwaliteiten van haar docenten meer in overeenstemming te brengen met de eisen die het competentiegericht onderwijs stelt. 3.3.9. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerdere keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van de blokevaluaties. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat het oordeel van de studenten (zie ook Reflector, 2004) positief is over de vakkennis en de beroepsgerichtheid van de docenten (zie facet 3.1.). Overigens zijn de studenten ook wel te spreken over de vakdidactische en begeleidingsexpertise van hun docenten. Niettemin blijft het auditteam van oordeel, dat de opleiding aan deze twee laatste aspecten meer aandacht zou moeten besteden. Samenvattend is het auditteam van mening dat het huidige docentencorps, o.a. dankzij zijn directe verbinding met het beroepenveld, ruim inhoudelijk voldoende gekwalificeerd is om het WtB-programma op het vereiste niveau te realiseren. Voor wat betreft de onderwijskundige kwaliteiten van de docenten geldt, dat daar beleidsmatig wel aandacht aan wordt besteed, maar dat de uitvoering sterk verbeterd moet worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 50
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§
§
Qua onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op hoog niveau te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau, hun contacten met het werkveld en de onderwijskundige scholing. De opleiding besteedt, blijkens het Scholingsplan, systematisch aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps en zij draagt er ook zorg voor, dat de gewenste scholing wordt uitgevoerd; Studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis, over de werkveldkennis en over de onderwijskundige (vakdidactiek, coaching) kwaliteiten van hun docenten.
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
§
§
Qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten voldoende geëquipeerd om de opleiding te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en hun contacten met het werkveld. De opleiding besteedt weliswaar aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps, maar dit gebeurt niet systematisch en voorts wordt de uitvoering van de gewenste en/of noodzakelijke scholing niet gemonitord. Studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis en over de werkveldkennis van hun docenten.
Ondanks het feit dat de onderwijskundige scholing niet adequaat wordt aangepakt, komt het auditteam tot een kwalificatie ‘voldoende’, omdat enerzijds de vakdeskundigheid van de docenten goed is en anderzijds de onderwijskundige scholing met ingang van 2006 met kracht ter hand zal worden genomen, mede dankzij de hogeschoolbrede invoering van competentiegerichte functioneringsgesprekken waarvan de resultaten in POP’s worden vastgelegd.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Den Haag Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. § Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de WtBopleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. Rijswijk Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. §
Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de WtBopleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 51
Onderwerp 4: Voorzieningen Het vierde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ van het onderwerp ‘Voorzieningen´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Den Haag Lesmateriaal en practica kunnen als goed worden aangemerkt. De materiële voorzieningen en de lokalen zijn bijdetijds. De opleiding heeft onder andere drie projectruimtes, een documentatiecentrum en een voldoende geoutilleerde werkplaats (CNC-machines, lasapparatuur, apparatuur t.b.v. verspanende bewerkingen) tot haar beschikking. De capaciteit van de beschikbare PC’s is voldoende. Voorts heeft de opleiding de beschikking over een ruime, moderne ingerichte en goed voorziene bibliotheek. Studenten kunnen voorts gebruik maken van alle computerfaciliteiten van de hogeschool. De opleiding maakt gebruik van een digitale leeromgeving (Blackboard) alsmede van het zogeheten Smart Board t.b.v. het onderwijs op het gebied van simulaties en ontwerptools. Wensen van de docenten worden kenbaar gemaakt aan de teamcoördinator. Jaarlijks worden de docenten benaderd met betrekking tot de benodigde software en hardware. Uit studentevaluaties, na elk blok en de reflector, volgen de wensen en eisen van studenten. Een terugkomende klacht is het beperkte aantal beschikbare PC’s op school. Uit een intern onderzoek van de opleiding blijkt dat het PC-gebruik geconcentreerd is van maandag tot donderdag van 10.00-15.00 uur. In de overige uren zijn voldoende PC’s beschikbaar. De opleiding heeft een simulatieruimte beschikbaar waarin studenten buiten roosteruren kunnen werken. Voor de ondersteuning van het onderwijs maakt de opleiding gebruik van drie onderwijsruimten en vier wisselwerkplekken voor medewerkers in Rijswijk. Samenvattend: op grond van het bovenstaande beoordeelt het auditteam de huisvesting en de materiële voorzieningen als ‘voldoende’. Rijswijk Alle opleidingen te Rijswijk hebben de beschikking over algemeen inzetbare instructie- en computer- en projectruimten. Er zijn 24 instructie- en collegezalen en 12 lokalen met werkplekken voor studenten. In totaal zijn er 350 PC-werkplekken voor de ca 1500 studenten aldaar beschikbaar. De bezettingsgraad van deze lokalen ligt in het najaarsemester (het semester met de hoogste bezettingsgraad) rond 35 uur per week. Specifiek voor het vakgebied van de Werktuigbouwkunde beschikt de studierichting over 6 reserveerbare projectruimten en over 6 ruimten waarin het cursorische practicumonderwijs en het praktijkdeel van het projectonderwijs plaats kunnen vinden. In het huidige gebouw zijn voor de volgende functies practicumruimten ingericht: § Computer Aided Design (CAD); § technische modelbouw; § procesbesturing; § ontwerpen en instellen van flexibele productie automatisering (robots en CAM);
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 52
§ § §
energieopwekking; basiswerkplaats; materialen technologie en composieten.
De basiswerkplaats wordt ook door studenten van andere opleidingen gebruikt. Hierdoor is de vraag naar het gebruik van deze ruimte groter dan het beschikbare aantal begeleidingsuren voor toezicht. Om overbelasting van het personeel van de werkplaats te voorkomen, is tijdelijke versterking gezocht door een gekwalificeerde medewerker van de TU Delft in te zetten. Vanaf 2005 maakt de opleiding gebruik van de basiswerkplaats op de locatie Laakhaven. Voor de ondersteuning van het onderwijs op de locatie Den Haag beschikt de locatie Rijswijk over drie onderwijsruimten en 4 wisselwerkplekken voor medewerkers. Uit evaluaties en uit de reflector is af te leiden dat studenten tevreden zijn over de beschikbare voorzieningen. In de Reflector 2004 beoordeelden de studenten werktuigbouwkunde de beschikbaarheid van lesruimten, practicumruimten, PC-werkplekken en kopieermachines met een ruime 7 op een 10-puntsschaal. Met betrekking tot het programma van eisen voor de nieuwbouw in Delft is in drie werksessies met een brede vertegenwoordiging van de hogeschool nagedacht over het ruimtegebruik in de toekomst. In de nieuwbouw zullen minder leslokalen en meer studielandschappen komen. De vloeroppervlakte die gereserveerd wordt voor praktijkruimten is dezelfde als nu in de locatie Rijswijk. Bij de gebouwindeling is ruimte gereserveerd voor multidisciplinaire activiteiten, zoals die nu al door de groep duurzame technologie uitgevoerd worden. Oordeel: voldoende Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om de WtB-opleiding te realiseren. § Zie de hierboven beschreven bevindingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 53
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van studenten?
Bevindingen Den Haag De opleiding kent een studieloopbaanprogramma waarbij de student begeleid wordt in het leerproces. Er is een regelmatige reflectie op de eigen werkzaamheden o.a. door middel van het maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). De opleiding hanteert overigens een studieloopbaanbegeleiding waarin de student niet alleen begeleid wordt bij het leerproces maar ook inhoudelijk bij zijn studieloopbaan. In alle blokken van het studie programma wordt aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding. Afhankelijk van het blok wordt de studieloopbaanbegeleiding uitgevoerd door een studieloopbaanbegeleider (SLB’er) en/of een tutor. Ten behoeve van de studieloopbaanbegeleiding is een Blackboard cursus ‘Studieloopbaanbegeleiding W’ beschikbaar waarop de studiewijzers SLB zelftesten, beoordelingen, evaluatieformulieren en verwijzingen naar literatuur en websites gegeven zijn. De opleiding heeft een Mentoraat waaraan een mentor gekoppeld is die de studievoortgang gevraagd en ongevraagd volgt. De mentor kan een student uitnodigen voor een bespreking over zijn studievoortgang en adviseert de examencommissie daar waar het gaat om een bindend afwijzend studieadvies en/of het aanbieden van extra herkansingen voor toetsen. Alle daarvoor in aanmerking komende propedeusestudenten krijgen na beëindiging van semester 1 een ‘waarschuwingsbrief’ toegestuurd met betrekking tot bindend afwijzend studieadvies. Daaraan voorafgaande hebben deze studenten een gesprek gehad met de mentor over hun studievoortgang. Studenten die vroegtijdig studievertraging oplopen worden al eerder uitgenodigd. De mentor betrekt zijn informatie uit het studentvolgsysteem Volg+ en van de blokcoördinatoren en van de tutoren. Ook na de propedeuse wordt de student door zijn mentor gevolgd en wordt de student eventueel op advies van blokcoördinatoren en/of tutoren uitgenodigd voor een gesprek. Het gesprek met de mentor kan leiden tot een studieadvies aan de student om zijn studievertraging op te heffen of te verkleinen. De mentor kan de examencommissie adviseren om extra herkansingen, buiten de reguliere toetsmomenten om, aan de student aan te bieden. Het studentenoordeel over de begeleiding en ondersteuning is blijkens het studenttevredenheidsonderzoek (Reflector) gematigd positief in ieder geval scoren deze onderdelen lager dan het gemiddelde van de hogeschool. De opleiding heeft acties ondernomen om dit punt te verbeteren door middel van intensivering van de coaching van studenten door tutoren en studieloopbaanbegeleiding en zij verwacht dat deze verbetermaatregel zal leiden tot een positievere beoordeling door de studenten. Het auditteam acht deze verwachting gewettigd, te meer daar alle docenten thans op het gebied van studieloopbaanbegeleiding (SLB) zijn geschoold. De studenten werken in de studie hun persoonlijk ontwikkelingsplan continu bij. Zij moeten daarbij gebruik maken van een digitaal portfolio. Het portfolio wordt gehanteerd bij de studieloopbaanbegeleiding. In de praktijk blijkt het laatste nog niet te gebeuren met betrekking tot technische competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 54
Jaarlijks wordt het programma van de studieloopbaanbegeleiding geëvalueerd door de studieloopbaancoördinator, de blokcoördinatoren en de studieloopbaanbegeleiders en op basis hiervan een verbetervoorstel opgesteld. Dit verbetervoorstel wordt ingediend in het opleidingsteamoverleg die de bevoegdheid heeft om het voorstel, eventueel na overleg met de leerplan- en/of examencommissie, over te nemen. Rijswijk Het zwaartepunt van de studiebegeleiding ligt in het eerste jaar van de opleiding omdat studenten dan de meeste moeite hebben met het vinden van hun studieritme. Zo zijn er uren ingeroosterd voor studiebegeleiding, waarin de student leert om zo efficiënt mogelijk te studeren. Verder heeft iedere klas in het eerste jaar de beschikking over een mentor die zij voor uiteenlopende zaken kunnen benaderen. De mentor kan zelf veel problemen oplossen. Voor complexe problemen kan hij de student verwijzen. In de propedeuse wordt het mentoraat gecoördineerd door de Hoofdmentor. Veel docenten vervullen beurtelings de rol van mentor. In de propedeuse heeft de mentor drie gesprekken met iedere student. Een kennismakingsgesprek, een gesprek n.a.v. de eerste resultaten en een gesprek na een half jaar. Het derde gesprek heeft betrekking op een eventuele waarschuwing voor het bindend afwijzend studieadvies. Wanneer een student in de eerste maanden van het eerste jaar onvoldoende studievoortgang boekt, wordt hij uitgenodigd voor een extra gesprek met de mentor. Wanneer de prestaties achterblijven geeft de examencommissie een bindend studieadvies. Wanneer studenten het eerste jaar succesvol hebben afgerond, kunnen de meeste hun studie zonder veel begeleiding afronden. De begeleiding in het tweede tot en met het vierde jaar is daarom aanzienlijk geringer en legt bovendien de verantwoordelijkheid neer bij de student. Indien hij moeilijkheden signaleert, heeft hij altijd de mogelijkheid langs te gaan bij de studieadviseur waarmee hij een studieplan kan opstellen. In de hoofdfase kunnen de studenten terecht bij de studieadviseur voor alle vragen die zij willen stellen. De opleiding heeft één studieadviseur. De studieadviseur speelt een proactieve rol ten opzichte van studenten die gezien hun studieresultaten of gedrag hulp nodig hebben. In de eindfase van de studie begeleiden de stagecoördinator en de afstudeercoördinatoren bij het buitenschools curriculum. Door de grotere flexibiliteit in het volgen van vakken en het deelnemen aan toetsen en tentamens, is de opleiding extra alert op het studieverloop. Zo mogen studenten bepaalde vakken niet volgen wanneer zij bepaalde aanverwante modules of vakken niet met een voldoende hebben afgesloten. Uit Exit-interviews met studenten die in de propedeuse uitvallen, blijkt dat zij de opleiding te zwaar vinden of dat ze bij nader inzien de verkeerde keuze gemaakt hebben. Studenten wijten hun beslissing om te vertrekken niet aan de kwaliteit van de begeleiding. Ook tijdens de visitatie bleek het auditteam, dat de studenten de studiebegeleiding als voldoende kwalificeren. Een en ander spoort met de gegevens vanuit Reflector 2004. Overigens zal in het kader van de inéénvlechting van de Haagse en de Rijswijkse opleiding de SLB met ingang van 2006 integraal worden ingevoerd conform de thans vigerende systematiek van de Haagse ‘locatie’.
De informatievoorziening voor studenten geschiedt door middel van: § Studiewijzers. Hierin is per vak aangegeven wat de leerdoelen zijn, welke materialen aangeschaft moeten worden, op welke manier de toetsing plaatsvindt, hoe beoordeeld wordt enzovoorts. § Blackboard, de virtuele leeromgeving waarop informatie kan worden opgeslagen, geraadpleegd, ingewonnen en uitgewisseld. De software wordt onder meer gebruikt voor het uitwisselen en bewaren
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 55
§ §
van projectgegevens; tevens heeft iedere student via zijn eigen inlog direct inzicht in zijn behaalde resultaten. Belangrijke zaken zoals cijferlijsten worden ook bewaard als ondertekende hardcopy; dit om fraude te voorkomen. Monitoren, via beeldschermen in de centrale hal, worden studenten direct op de hoogte gesteld van belangrijke zaken, afwezigheid van docenten en te ondernemen acties. Roosters, afgedrukt op papier, bieden de studenten inzicht in de tijd en locatie waarop bepaalde lessen en practica worden gegeven.
De opleiding heeft de afgelopen jaren veel informatie via databaseapplicaties ontsloten op het intranet. Studenten kunnen de roosters, roosterwijzigingen, ziektemeldingen van docenten, mededelingen en hun studieresultaten vinden op het intranet.
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§ §
De studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is thans reeds intensief en wordt nog verder geïntensiveerd, omdat de opleiding het SLB-systeem optimaal wil uitvoeren door de gehele opleiding heen. De studiebegeleiding wordt professioneel aangepakt (alle docenten zijn SLB-geschoold) in termen van voortgangsbewaking en zij sluit aantoonbaar aan bij de behoeften van de studenten. De informatie aan studenten (via de SLB’er, de mentor, de tutor, via Blackboard en via het volgsysteem Volg +) is kwalitatief ruim voldoende en de informatievoorziening vindt tijdig plaats.
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
§
De huidige studiebegeleiding blijkt adequaat te zijn met het oog op de studievoortgang en zij sluit aantoonbaar aan bij de behoeften van de studenten. Overigens wordt per 2006 de huidige studiebegeleiding extra verbeterd dankzij de invoering van de studieloopbaanbegeleiding volgens de vigerende systematiek van de Haagse ‘locatie’. De informatievoorziening aan studenten (via de studieadviseur,via intranet en Blackboard, en via de studiewijzers).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 56
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Den Haag Het auditteam kwalificeert voor de “Voorzieningen” als voldoende. § §
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aantoonbaar aan bij de behoeften van studenten.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. Rijswijk Het auditteam kwalificeert voor de “Voorzieningen” als voldoende. § §
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aantoonbaar aan bij de behoeften van studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 57
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Het vijfde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Hogeschool HHS/ THR Er wordt binnen de hogeschool op verschillende niveaus op kwaliteit gemeten en gestuurd. Op het hoogste niveau worden afspraken gemaakt tussen het CvB en de Afdelingsmanager. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Managementovereenkomst. Jaarlijks wordt de afdeling getoetst op het behalen van de in deze managementovereenkomst vastgelegde doelstellingen (streefdoelen). Deze streefdoelen zijn telkens SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Reëel en Tijdgebonden) geformuleerd, zo blijkt uit bijvoorbeeld de Managementovereenkomst 2004. Den Haag Studenten, personeel en alumni 5.1.1. De opleiding maakt gebruik van Hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten (Reflector: jaarlijks) en docenten & niet-onderwijzend personeel(Kompas: tweejaarlijks). De uitkomsten van deze standaardonderzoeken, maar ook en vooral de resultaten van de blokevaluaties (zie § 5.1.4.) door studenten en docenten vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen. 5.1.2. De opleiding maakt ook gebruik van alumni-enquêtes. De opleiding onderkent het belang van het volgen van oud-studenten in hun loopbaan. In 2004 is een onderzoek onder alumni verricht. De alumni die het in 1996 vernieuwd onderwijsprogramma hebben ge volgd - cohorten 1996-2004 - zijn bevraagd. Hierover is een begin 2005 een rapport verschenen. De bevindingen zijn aanleiding geweest voor het formuleren van een meerjaren alumnibeleid door de opleiding in samenspraak met een groep actieve alumni. Tevens is besloten om de doelstellingen van het aspect internationalisering te evalueren en het programma daarop aan te passen. Participatie van alumni in het onderwijs zal onderdeel van het beleid zijn. Werkveld 5.1.3. Uit de verslagen van de bijeenkomsten met de BvC blijkt, dat ook het werkveld een belangrijke bijdrage levert aan het ‘ontdekken’ van zwakke punten en aan de mogelijke oplossing ervan. In dat opzicht functioneert de BvC als gesprekspartner daar waar het gaat om de opleidingsdoelstellingen & -strategie, de kwaliteit van het totale programma en de programma-inhoud. 5.1.4. Jaarlijks wordt gemeten en geëvalueerd of de gestelde doelen zijn gehaald. De resultaten worden geformuleerd in de management review. Als input voor deze metingen worden gebruikt: § evaluaties onder studenten, alumni en docenten. (Voorbeelden hiervan zijn de blokevaluaties die na ieder blok worden gehouden en de onderzoeken bij alumni drie jaar na hun afstuderen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 58
§
behaalde resultaten, met betrekking tot de studievoortgang van studenten; stage en afstudeerresultaten; rendementen; instroomgegevens; klachten.
Management Review 5.1.5. In de Management Review zijn streefdoelen en verbetermaatregelen opgenomen. Deze hebben betrekking op (bijvoorbeeld): jaarverslag leerplancommissie, het gebruik van portfolio in de studieloopbaanbegeleiding en het verder inzetten van Haagse docenten in de locatie Rijswijk. 5.1.6. De opleiding draagt er zorg voor, dat de verbetermaatregelen bekend zijn bij de relevante partijen. Dit bleek het auditteam uit de tijdens de visitatie gevoerde gesprekken. Studenten worden op de hoogte gesteld o.a. via Black Board en via de Opleidingscommissie. Docenten via het teamoverleg dat tweemaal per blok plaatsvindt. Het Beroepenveld: via de BvC. Klachtenregeling 5.1.7. De opleiding heeft een klachtenregeling voor de studenten, beschreven in ‘klachten- en problemenregeling van de opleiding Werktuigbouwkunde’ waarin de student informatie vindt hoe te handelen bij een klacht of een probleem. Een klacht wordt aangenomen door de kwaliteitszorgcoördinator en deze bespreekt de klacht met de betreffende docent, commissie en/of indiener van de klacht. Het resultaat wordt besproken in het teamoverleg en wordt teruggekoppeld naar de indiener. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding de voor de kwaliteitsbewaking noodzakelijke evaluaties goed heeft georganiseerd en daarbij voorts alle stakeholders systematisch betrekt. Anders gezegd, het systeem is goed en wordt ook conform uitgevoerd. De resultaten van de evaluaties worden vertaald naar toetsbare streefdoelen die vervolgens formeel worden vastgelegd in de zogeheten Managementovereenkomst tussen Afdeling en CvB. Rijswijk De Rijswijkse ‘locatie’ valt sedert het cursusjaar 2004-2005 onder het regime van de ‘Haagse’ Kwaliteitszorg. Voor een beschrijving van de systematiek van evaluaties wordt verwezen naar de bevindingen bij de Haagse ‘locatie’. Daarmee komt de opleiding te Rijswijk tegemoet aan de bezwaren zoals opgenomen in het Visitatie rapport van 1999, waarin werd gesteld, dat de (toenmalige) Rijswijkse opleiding de zorg voor kwaliteit onvoldoende had gestructureerd en geformaliseerd. De huidige praktijk laat zien, dat de implementatie nog niet geheel geschiedt zoals dat wel in Den Haag het geval is: de interne verslaglegging tot op heden maakt het niet goed mogelijk na te gaan hoe de opleiding met de resultaten van de verschillende evaluaties omgaat en evenmin of de opleiding de uitvoering van de verbeteracties volgt. Dit geldt overigens niet voor vakinhoudelijke verbeteracties zoals bijvoorbeeld: aanpassingen van vier practica (CAD/CAM, DFA/Milieukunde, CAE, Stroming & Warmte) en inhoudelijke aanpassingen van twee vakken (Logistiek, Kunststoffentheorie). Met ingang van november 2005 zijn de Haagse en de Rijswijkse ‘locatie’ onder een éénhoofdige (Haagse) leiding geplaatst. Voorts is voor beide ‘locaties’ één kwaliteitszorgcoördinator aangesteld. Reden voor het auditteam vertrouwen te hebben in een onmiddellijke implementatie van de ‘Haagse’ kwaliteitszorgaanpak in Rijswijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 59
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§ § §
De opleiding wordt jaarlijks aan de hand van toetsbare streefdoelen geëvalueerd. Deze evaluaties zijn in de planningscyclus van de Afdeling (en de Hogeschool) geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter. de voor de kwaliteitsbewaking noodzakelijke evaluaties worden goed georganiseerd en alle stakeholders worden er systematisch bij betrokken. de resultaten van de evaluaties (vertaald naar toetsbare streefdoelen) worden formeel vastgelegd in de zogeheten Managementovereenkomst tussen Afdeling en CvB. de verbeteracties naar aanleiding van de evaluaties worden ter kennis gebracht van docenten, studenten en werkveld en ook dit geschiedt systematisch.
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
De opleiding valt sedert het cursusjaar 2004-2005 onder het regime van de ‘Haagse’ Kwaliteitszorg. Hoewel de opleiding dit systeem nog niet voldoende in praktijk heeft gebracht, spreekt het auditteam de verwachting uit, dat zulks nog gedurende het cursusjaar 2005-2006 zal geschieden. Dat de opleiding onder leiding is gebracht van één teamleider (de voormalige teamcoördinator van de Haagse ‘locatie’) en de kwaliteitszorg voor de Haagse en de Rijswijkse opleiding thans onder de coördinatie van één persoon (de kwaliteitszorgcoördinator van de locatie Den Haag) valt, wekt alle vertrouwen. Immers de Haagse ‘locatie’ heeft het systeem van kwaliteitszorg op het onderdeel waar het bij dit facet om gaat, volledig geïmplementeerd.
Op basis van zijn vertrouwen, dat mede is geïnspireerd door de bevinding bij de Haagse ‘locatie’, beoordeelt het auditteam dit facet, alles afwegende, als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 60
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van de periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Den Haag 5.2.1. Uit de thans voorhanden zijnde Managementovereenkomst 2004 en de Management Review 2005 blijkt, dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. Voorbeelden van verbetermaatregelen: § techniek en methodologie van het ‘beoordelen en toetsen’, met name op het aspect van assessment, zelf-diagnostische toetsen; § introductie jaarverslaglegging van de leerplancommissie; § structuur stagebegeleiding; § structurering externe contacten (relatiebeheersysteem); § intensivering van de studie(loopbaan)begeleiding; § digitaal portfolio incorporeren in SLB; § inzetten docenten te Rijswijk; § internationalisering. 5.2.2. Over de effecten van deze (recente) verbetermaatregelen valt nog weinig te zeggen, maar het auditteam is onder de indruk van de inzet waarmee de implementatie van deze maatregelen wordt aangepakt. 5.2.3. Voor het overige wordt verwezen naar de analyse onder facet 5.1. Ook hier geldt dat, het auditteam voldoende vertrouwen heeft dat de opleiding de verbetermaatregelen met kracht ter hand zal nemen. Rijswijk 5.2.4. Uit de thans voorhanden zijnde Management Review 2005 blijkt, dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen en plannen van verbetermaatregelen. Maar die verbetermaatregelen hebben vooral betrekking op de vakken en/of de practica binnen het programma. (Zie onder facet 5.1.) Voor het overige wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 5.1.
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observatie: § de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; § de verbeterdoelstellingen worden vertaald naar concrete verbeteracties waarvan de implementatie systematisch wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 61
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. Het auditteam herhaalt hier zijn motivering bij facet 5.1. §
De opleiding valt sedert het cursusjaar 2004-2005 onder het regime van de ‘Haagse’ Kwaliteitszorg. Hoewel de opleiding dit systeem nog niet voldoende in praktijk heeft gebracht, spreekt het auditteam de verwachting uit, dat zulks nog gedurende het cursusjaar 2005-2006 zal geschieden. Dat de opleiding onder leiding is gebracht van één teamleider (de voormalige teamcoördinator van de Haagse ‘locatie’) en de kwaliteitszorg voor de Haagse en de Rijswijkse opleiding thans onder de coördinatie van één persoon (de kwaliteitszorgcoördinator van de locatie Den Haag) valt, wekt alle vertrouwen. Immers de Haagse ‘locatie’ heeft het systeem van kwaliteitszorg op het onderdeel waar het bij dit facet om gaat, volledig geïmplementeerd.
Op basis van zijn vertrouwen, dat mede is geïnspireerd door de bevinding bij de Haagse ‘locatie’, beoordeelt het auditteam dit facet, alles afwegende, als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 62
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Den Haag 5.3.1. Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, worden bij de in het kader van de Kwaliteitszorg uitgevoerde evaluaties de volgende partijen systematisch en planmatig betrokken: § docenten (via de blok- en modulen-enquêtes en via de tweejaarlijkse Kompas); § studenten (via de blok- en modulen-enquêtes, maar ook via onderzoeken zoals het Hogeschoolbrede studententtevredenheidsonderzoek Reflector en via de Opleidingscommissie); § de alumni (alumni-enquêtes); § het beroepenveld (via BvC en de vertegenwoordigers uit de stagebiedende organisaties). 5.3.2. Deze onderzoeken en enquêtes leveren evaluatieve gegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. 5.3.3. Voor het overige zij verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1. Rijswijk Hier zij verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1.
Oordeel Den Haag: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed. §
het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding alle stakeholders systematisch en planmatig bij de evaluaties betrekt en dat zij de uitkomsten ervan aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen;
Oordeel Rijswijk: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. Het auditteam herhaalt hier zijn motivering bij facet 5.1. §
De opleiding valt sedert het cursusjaar 2004-2005 onder het regime van de ‘Haagse’ Kwaliteitszorg. Hoewel de opleiding dit systeem nog niet voldoende in praktijk heeft gebracht, spreekt het auditteam de verwachting uit, dat zulks nog gedurende het cursusjaar 2005-2006 zal geschieden. Dat de opleiding onder leiding is gebracht van één teamleider (de voormalige teamcoördinator van de Haagse ‘locatie’) en de kwaliteitszorg voor de Haagse en de Rijswijkse opleiding thans onder de coördinatie van één persoon (de kwaliteitszorgcoördinator van de locatie Den Haag) valt, wekt alle vertrouwen. Immers de Haagse ‘locatie’ heeft het systeem van kwaliteitszorg op het onderdeel waar het bij dit facet om gaat, volledig geïmplementeerd.
Op basis van zijn vertrouwen, dat mede is geïnspireerd door de bevinding bij de Haagse ‘locatie’, beoordeelt het auditteam dit facet, alles afwegende, als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 63
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert “Interne Kwaliteitszorg” van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Den Haag § de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; § studenten, docenten, alumni en het werkveld worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij de evaluaties; § de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen; § de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering (blijkens de Managementovereenkomst en de jaarlijkse Management Review) wordt gemonitord; Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg”als goe d. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. Rijswijk De opleiding valt sedert het cursusjaar 2004-2005 onder het regime van de ‘Haagse’ Kwaliteitszorg. Hoewel de opleiding dit systeem nog niet voldoende in praktijk heeft gebracht, spreekt het auditteam de verwachting uit, dat zulks nog gedurende het cursusjaar 2005-2006 zal geschieden. Dat de opleiding onder leiding is gebracht van één teamleider (de voormalige teamcoördinator van de Haagse ‘locatie’) en de kwaliteitszorg voor de Haagse en de Rijswijkse opleiding thans onder de coördinatie van één persoon (de kwaliteitszorgcoördinator van de locatie Den Haag) valt, wekt alle vertrouwen. Immers de Haagse ‘locatie’ heeft het systeem van kwaliteitszorg op het onderdeel waar het bij dit facet om gaat, volledig geïmplementeerd. Op basis van zijn vertrouwen, dat mede is geïnspireerd door de bevinding bij de Haagse ‘locatie’, beoordeelt het auditteam dit facet, alles afwegende, als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 64
Onderwerp 6: Resultaten Het zesde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Den Haag en Rijswijk Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten stage lopen. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.2. Aldus maakt de opleiding gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, de externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend WtB-ingenieur. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn sterk beroepsgeoriënteerd en in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau dat normaliter van HBO-abituriënten moet en mag worden geëist. Kortom de werkstukken beantwoorden aan de professionele eisen die vanuit het werkveld worden gesteld aan WtB-professionals op HBO-niveau. Voorbeelden van eindwerkstukken staan vermeld in § 2.1.1. (Den Haag) en in § 2.1.11. (Rijswijk).
Oordeel: voldoende Den Haag en Rijswijk Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 65
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Den Haag De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. En wel als volgt: Propedeuse na 1 ½ jaar: 75%. Hoofdfaserendement na 3 jaar: 90% Met andere woorden: een diplomarendement na 4 ½ jaar van 67½%. Dit zijn ambitieuze streefcijfers. Uit onderstaand overzicht van de gerealiseerde rendementen blijkt dat de opleiding haar streefcijfers realiseert. Cursusjaar
97/98 98/99 99/00 00/01 01/02 02/03 03/04 04/05
Aantal studenten Instroom
147
159
145
146
143
128
121
113
37
48
38
41
44
31
30
30
22
35
28
33
34
22
26
11
16
12
14
15
13
13
3,95
4,03
4,11
4,30
4,12
4,00
3,86
1,64
2,25
2,75
3,14
2,20
2,5
2,20
67,5
63,1
64,0
73,7
64,5
68,0
68,5
Afstudeerders 31 Uitvallers 15 gemiddelde studieduur in 4,81 jaren Afstudeerders gemiddelde studieduur in 1,33 jaren Uitvallers rendement (%)
69,2
Het auditteam is van oordeel, dat het onderwijsrendement zondermeer als goed kan worden beschouwd. Toch adviseert het auditteam de opleiding haar streefcijfers naar boven bij te stellen teneinde haar ambities vitaal te houden. Rijswijk De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd en wel (evenals de Haagse ‘variant’) als volgt: Propedeuse na 1 ½ jaar: 75%. Hoofdfaserendement na 3 jaar: 90% Met andere woorden: een diplomarendement na 4 ½ jaar van 67½%. Dit zijn ambitieuze streefcijfers. Uit onder onderstaand overzicht van de gerealiseerde rendementen blijkt dat de opleiding haar streefcijfers nagenoeg realiseert. Cursusjaar Aantal studenten Instroom
97/98 98/99 99/00 00/01 01/02 02/03 03/04 04/05 394
388
360
338
341
363
380
404
100
107
102
96
118
127
120
128
70
69
93
82
87
67
66
Afstudeerders Uitvallers gemiddelde studieduur in jaren Afstudeerders gemiddelde studieduur in jaren Uitvallers
29
42
38
36
29
40
41
4,49
3,96
4,12
4,40
4,08
4,09
3,98
1,83
1,74
1,61
1,83
1,69
1,68
1,41
rendement (%)
74,2
60,6
65,2
64,5
70,7
64,6
66,0
Het auditteam is van oordeel dat het onderwijsrendement zondermeer als goed kan worden beschouwd. Toch adviseert het auditteam de opleiding haar streefcijfers naar boven bij te stellen teneinde haar ambities vitaal te houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 66
Oordeel: goed Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert dit facet als goed. §
De opleiding heeft ambitieuze streefcijfers geformuleerd en zij realiseert het nagestreefde onderwijsrendement.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Den Haag en Rijswijk Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” als voldoende. § §
Het gerealiseerde niveau komt aantoonbaar overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De WtB-opleiding streeft aantoonbaar naar een tenminste handhaving van het huidige rendement.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Resultaten” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 67
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO Bachelor opleiding Werktuigbouwkunde, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Werktuigbouwkunde – WtB , voltijd locatie DEN HAAG
Onderwerp / Facet
Oordeel V7
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V8
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
n.v.t.
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V9
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V 10
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G V 11
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G V 12
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
7
Extra aantekening: goed
8
Extra aantekening: goed Extra aantekening: goed
9 10
Extra aantekening: goed
11
Extra aantekening: goed Extra aantekening: goed
12
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 68
HBO BACHELOR OPLEIDING Werktuigbouwkunde – WtB , voltijd locatie RIJSWIJK
Onderwerp / Facet
Oordeel V 13
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V 14
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
13
Extra aantekening: goed
14
Extra aantekening: goed
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 69
3.2.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
HBO bachelor opleiding Werktuigbouwkunde – WtB (voltijd) 3.2.1. Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Haagse Hogeschool / Technische Hogeschool Rijswijk (HHS/THR) verzorgde HBO bachelor opleiding Werktuigbouwkunde (voltijd) op de locatie Den Haag en op de locatie Rijswijk in aanmerking komt voor accreditatie voor de NVAO. 3.2.2. Den Haag: Conform de beslisregels D en E (zie § 1.2.2.) komen alle onderwerpen van het NVAO-kader in aanmerking voor de extra aantekening goed. 3.2.3. Rijswijk: Conform de beslisregels D en E (zie § 1.2.2.) komen de onderwerpen 1 (‘Doelstellingen Opleiding’) en 6 (‘Resultaten’) van het NVAO-kader in aanmerking voor de extra aantekening goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 70
BIJLAGE I: Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Willem G. van Raaijen Was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als docent en rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, voorzitter van de vakgroep Nederlands en lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding van het Luzac en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Paul van der Hagen Na zijn studie (TU Eindhoven: Mechanical Engineering and Industrial Organisation) heeft ir. Paul van der Hagen een ruim ervaring opgebouwd in het Werktuigbouwkundig domein. En wel als volgt: § 1984 – 1985 Van Doorne’s Transmissie, § Quality and Production engineer: In charge of the production of an automatic transmission in a new production plant; 1985 – 1989 AMP - Holland bv., § Senior project engineer: In charge of the development of new connector systems or electronic and automotive industry; § 1989 – 2001 Van Dam Machine b.v. (Bührmann-Tetterode), § Area Sales manager (1989-1990): In particular focused on Printing machines for plastic containers in the following areas: Eastern Europe, Israel, Germany, Austria, Switzerland and Latin America. § Product Group manager (1990-1993): Starting an new product group ‘Label printing equipment’ with distribution network in Europe; § Product manager and head Purchasing and Engineering in USA office (1993-1994): In charge of the completion of company reorganisation; § Marketing and Product manager and head Sales administration (1994-1996): In charge of coaching area Sales managers; § General sales and Marketing Manager (1996-2001): In charge of (i) management Sales and Marketing department, (i) integration of the Service department into the Sales department, (iii) implementation of Call Centre structure; 2001 – present: Bosch Rexroth Services bv, § General Sales and Marketing manager (2001-2005): Focused on (i) the starting up of a General Sales department and (ii) the introduction of Maintenance Management; § Manager Service Office Boxtel (2005 – present): In charge of the starting up of a local Service Centre.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 71
Jan de Wit Na zijn studie (TU Delft, Werktuigbouw) heeft ir. Jan de Wit een ruime ervaring opgebouwd in het Werktuigbouwkundig domein. En wel als volgt: 1971 – 2001 Deerns Raadgevende Ingenieurs, § Senior technicus ‘Koeltechniek’ (1971-1973): Verbetering van ontwerp en inbedrijfstelling van Koelmachines; § Projectleider (1973-1977): Verandering van vakgerichte naar projectgerichte organisatiestructuur; § Vestigingsleider te Amsterdam, later Adjunct-directeur (1977 – 1984); § Technisch directeur (1984-1987): Verantwoordelijk voor techniekontwikkeling en projectbehandeling; § Directeur Deerns – NACO (1988-1992): § Statutair directeur (sinds 1987) en Algemeen directeur (1988-2001) 1992- heden Directeur-eigenaar Beheer- en Beleggingsmaatschappij Hermon Amstelveen b.v. Bij Deerns Raadgevende Ingenieurs zijn onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van De Wit vele projecten (ontwerpen en installaties) uitgevoerd. Zoals: (i) Computercentra: Rabobank in Eindhoven en Zeist en Interpolis te Tilburg, (ii) Ziekenhuizen: AMC te Amsterdam, Dijkzigt te Rotterdam, De Heel te Zaandam, (iii) Kantoorgebouwen: Provinciehuis Assen, Rekencentrum Gemeente Leiden, Belastingkantoor Amsterdam, Willemswerf Rotterdam, (iv) Vliegvelden: Schiphol en enkele vliegvelden in het Midden- en Verre Oosten. Robert F. Stapert Drs. Robert F. Stapert, afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen) was tot 1981 als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij de door Hobéon Certificering verrichte accreditatie-onderzoeken. Ger W.M.C. Broers Drs. Ger Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt hij zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAOkaders en het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven. Karin .J.A. Legemate Karin Legemate is thans 3e-jaarsstudent Academie Lichamelijke Opvoeding, HvA; Inge A.M. van der Hoorn Inge van der Hoorns is thans 4e-jaarsstudent Vrijetijdsmanagement, School of Economics, Hogeschool INHOLLAND;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 72
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 73
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 74
.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 75
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 76
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 77
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 78
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 79
BIJLAGE II: Pogramma Audit opleiding Werktuigbouwkunde – HHS / THR: 12 oktober 2005 Locatie: Rijswijk Tijd
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 08.45 – 10.00
10.00 – 11.00
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Managementteam -Roelof Kooy (directeur
Auditteam: -Willem van Raaijen
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Afdeling THR)
-Jan de Wit
Strategisch beleid, visie, missie
-Ton de Jager (directeur Afdeling Engineering)
-Paul van der Hagen -Karin Legemate
Marktpositie en instroom / PR & Werving Internationalisering
-Coen van Hulst (Interim-
-Rob Stapert
Kwaliteitszorg
hoofd Werktuigbouwkunde locatie Rijswijk)
Voorzieningen Relatie beroepenveld
- Arie Taal (teamleider
Lectoraat/innovatie
werktuigbouwkunde locatie Den Haag
Personeel Resultaten / rendementen
Coördinatoren Auditteam (propedeuse / middenfase /
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling
hoofdfase / stage /
(Aansluiting) Instroom (en programma)
afstuderen / -Guus Docters van Leeuwen
(Relatie) Eindkwalificaties (en programma) Samenhang programma
-Rob van Rest
Toetsen en beoordelen
-Coen van Hulst -Fred Zoller
Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Resultaten en rendementen
11.00 – 11.15 11.15 – 12.15
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Docenten
-Jan de Wit
Relatie beroepenveld
-Ruud van der Meulen
-Paul van der Hagen
Onderwijsontwikkeling
-Bram van der Vlugt -Leon Koeleman
-Rob Stapert
(Aansluiting) Instroom (en programma) (Relatie) Eindkwalificaties (en programma)
-Aad Sluijter
Samenhang programma
-Wilbert te Velde -David Tiemens
Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages
-Ruud van der Lans
Internationalisering Studiebegeleiding Resultaten en rendementen
Examencommissie / Toetsing
-Willem van Raaijen -Karin Legemate
(Borging)Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep
-Coen van Hulst
Vrijstellingen
-Guus Docters van L. -Rob van Rest
Onderwijsontwikkeling Betrokkenheid beroepenveld Studeerbaarheid Studielast
12.15 – 12.45 12.45 – 13.30
Auditteam Rondleiding voorzieningen (Deel) Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 80
13.30 – 14.30
14.30 – 15.15
Docenten/
-Willem van Raaijen
Relatie beroepenveld
studentbedrijven/
-Jan de Wit
Onderwijsontwikkeling
-Nico Persoon -David Tiemens
-Paul van der Hagen
(Aansluiting) Instroom (en programma) (Relatie) Eindkwalificaties (en programma)
-Leon Koeleman
Samenhang programma
-Marjolein de Wit -Jeannette Blokland
Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages
-Dik Vos
Internationalisering
-Guus Docters van L. -Ruud van der Lans
Studiebegeleiding Resultaten en rendementen
Verificatie documenten
-Rob Stapert -Karin Legemate
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
Studenten -Auke Joosse WPh
Auditteam
Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages)
-Jan Schuring WPm
Studeerbaarheid
-Roderick Jager WPv -Lisette van den Beukel WH2
Studielast Materiële voorzieningen
-Ralf Euser WH2
Informatievoorziening
-Tjitske Slier WH3 O&P -Corné van der Marel WH3 ENT -Tom Leclercq WH3 FPA -Jonas Norrby WH4 ENT -Suzanne Kroon WH4 PDT -Arjan Meskers WH4 PO 15.15 – 16.00
Kwaliteitszorgsysteem
-Willem van Raaijen
Evaluatie van resultaten
- Coen van Hulst - Paul van Zutphen
-Rob Stapert -Karin Legemate
Maatregelen tot verbetering Betrekken medewerkers e.a.
-Jan de Wit
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
- Roelof Kooy Verificatie documenten
-Paul van der Hagen
16.00 – 16.15 16.15 – 16.45
Auditteam Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel) Auditteam
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel) Auditteam
Vrije ruimte voor verdieping en/of additionele gespreksonderwerpen
Auditteam
Intern overleg en voorlopige bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
16.45 – 17.30 17.30 – 18.00
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues.’ Pending issues
Alle gesprekspartners & genodigden
* Auditteam:
Drs. W.G. van Raaijen Ir. P.J.J.C. van der Hagen Ir. J.M.M. de Wit K. J.A. Legemate Drs. R.F.H.M. Stapert
voorzitter, senior-adviseur, Hobéon Certificering; werkvelddeskundige, Manager Service Office Bosch Rexroth Services b.v.; werkvelddeskundige, voormalig directeur Deerns Raadsgevende Ingenieurs; studentlid, 3e-jaarsstudent Academie Lichamelijke Opvoeding, HvA; secretaris / onderwijsdeskundige, senior adviseur Hobéon Certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 81
Programma Audit opleiding Werktuigbouwkunde – HHS / THR: 13 oktober 2005 Locatie: Den Haag Tijd
Gesprekspartners
08.15 – 08.30 08.30 – 09.30
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Managementteam - Roelof Kooy, directeur
Auditteam: -Willem van Raaijen
Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie, missie
Afdeling THR
-J. de Wit
Marktpositie en instroom / PR & Werving
- Ton de Jager, directeur Afdeling Engineering
-Paul van der Hagen -Inge van der Hoorn
Internationalisering Kwaliteitszorg
- Arie Taal, teamleider,
-Ger Broers
Voorzieningen
locatie Laakhaven
Relatie beroepenveld Lectoraat/innovatie Personeel Resultaten / rendementen
09.30 – 10.15
Coördinatoren / docenten
Auditteam
Relatie beroepenveld
-Arie Taal -Ruud van der Lans
Onderwijsontwikkeling (Aansluiting) Instroom (en programma)
-Ton Smulders
(Relatie) Eindkwalificaties (en programma)
-Ruud van der Meulen
Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Resultaten en rendementen
10.15 – 10.30 10.30 – 11.30
Studenten -Rick Peters (2e jr)
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages)
-Dennis de Hoop (3e jr)
Studeerbaarheid
e
-Gert Korbijn (3 jr) -Cor van Harten (4e jr)
Studielast Materiële voorzieningen
-Michel Veltkamp (4e jr)
Informatievoorziening
-Leendert van der Hoek (4e jr)
11.30 – 12.15
Rondleiding voorzieningen (Deel) Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
12.15 - 13.00
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie en bepaling voorlopige beoordeling
13.00 – 13.30
Alle gesprekspartners &
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
genodigden * Auditteam:
Drs. W.G. van Raaijen Ir. P.J.J.C. van der Hagen Ir. J.M.M. de Wit I.A.M. van der Hoorn Drs. G.W.M.C. Broers
voorzitter, senior-adviseur, Hobéon Certificering; werkvelddeskundige, Manager Service Office Bosch Rexroth Services b.v.; werkvelddeskundige, voormalig directeur Deerns Raadsgevende Ingenieurs; studentlid, 4e-jaarsstudent Vrijetijdsmanagement, Hogeschool INHOLLAND; secretaris / onderwijsdeskundige, adviseur Hobéon Certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Werktuigbouwkunde – HHS/THR 82