ThoRiTemp Installatie Handleiding Versie 1.20 NL
1
Inhoud 1. INLEIDING .............................................................................................................................................. 3 2. OPZETTEN VAN EEN TEMPERATUURMEETSYSTEEM............................................................. 4 3. AANLEGGEN NETWERK ( CHECKLIST 3 ) .................................................................................... 5 3.1 AANSLUITING TEMPERATUURSENSOR OP EEN RJ-45 STEKER ................................................................ 6 3.2 BEKABELING (HOOFDKABEL)................................................................................................................ 6 3.3 BEKABELING AANDACHTSPUNTEN ........................................................................................................ 7 4. INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE ( CHECKLIST 5 )................................................................. 8 5. OPSTARTEN VAN HET SYSTEEM ( CHECKLIST 6,7 ) ................................................................. 8 5.1 COM POORT SELECTEREN ..................................................................................................................... 8 5.2 TESTEN VAN BEKABELING, SENSOREN EN INCHECKER(S): THORITOOLS ........................................... 10 5.2.1 ThoRiTools hoofdscherm............................................................................................................. 10 5.2.2 Sensor voor sensor het netwerk opbouwen.................................................................................. 13 5.2.3 Inchecker nummers veranderen................................................................................................... 14 5.2.4 Fout zoeken als de sensoren niet reageren .................................................................................. 14 5.2.4 Bekabeling elektrisch controleren ............................................................................................... 15 5.2.5 Bekabeling lengte controleren, beide kanalen gebruiken............................................................ 16 6 DE INCHECKER.................................................................................................................................... 17 6.1 "DAGELIJKSE" BEDIENING .................................................................................................................. 17 6.2 INCHECKER SERVICE MENU ................................................................................................................. 17 7 ALARM INTERFACE ........................................................................................................................... 19 8 THERMOKOPPEL INTERFACE ........................................................................................................ 20 8.1
THERMOKOPPEL PROBE ................................................................................................................. 21
2
1. Inleiding Dit document beschrijft in een aantal stappen de installatie van het temperatuurregistratie programma ThoRiTemp. Hierbij wordt ingegaan op de beste volgorde waarin de werkzaamheden gebeuren en wat er zoal ingesteld moet worden. Ook wordt ingegaan op het eventueel storing zoeken tijdens de installatie. Na het uitvoeren van de werkzaamheden in deze handleiding is er een werkend meetsysteem, waarna met ThoRiTemp de overige zaken worden ingesteld. Zie hiertoe voor meer info de gebruikers handleiding.
-18.2°
Alarmering
123456
Inchecker
123456
Enz...
Sensor 1 Sensor 2 PC-Interface Sensor 4 Sensor 3
Sensor 5
Figuur 1. Systeem overzicht
Let op: Vanaf versie 2.00 van ThoRiTemp worden de RJ-45 connectoren iets anders bedraad!! Zie hiertoe hoofdstuk 3.1 en 3.2
3
2. Opzetten van een temperatuurmeetsysteem Voor het opzetten van een temperatuur meetsysteem, kan de volgende checklist gevolgd worden. 1. Neem een plattegrond van de locatie ( bv.een winkel ) en markeer hierop de plaatsen waar een sensor gewenst is. 2. Maak een tabel, met de volgende gegevens per sensor 1. Naam van de sensor 2. Sensor nummer 3. Min. en max. alarmtemperatuur 4. Alarm vertraging 3. De sensoren kunnen nu op de locaties gemonteerd worden. Zie voor meer informatie over het aanleggen bij de paragraaf 3. Aanleggen netwerk. 4. Het PC-interface aansluiten op een vrije COM-poort. Indien er geen poort vrij (te maken) is, zal er of een extra COM-poort geplaatst moeten worden of, een speciale seriële USB-adapter te worden gebruikt. 5. Software installeren ( Zie hoofdstuk 4 ). 6. Als eerste wordt nu het programma ThoRiTemp (via Start-- Programma’s – ThoRiTemp ) opgestart en onder instellingen/systeem de juiste com-poort ( standaard is COM1 ) instellen. 7. Nu ThoRiTemp weer afsluiten en het ThoRiTools programma opstarten: hiermee kunnen alle sensoren worden opgezocht en genummerd. Het beste werkt het om van voren naar achteren 1 voor 1 de sensors aan te sluiten en te nummeren. Mocht b.v bij sensor 18 de zaak ineens stoppen dan weet je dat hier een aansluitfout zit! 8. Als alle sensoren zijn gevonden / aangesloten kan het programma ThoRiTemp weer worden gestart. 9. Nu onder het menu instellingen/sensors, alle sensoren een naam geven en een nummertoewijzing en de alarmtemperatuur instellingen. 10. Als laatste kan onder het menu instellingen/systeem de log-tijd, print-tijd , winkelnaam e.d worden ingesteld. 11. In principe is nu het systeem klaar voor gebruik. Het installatie programma heeft ThoRiTemp in het menu opstarten van Windows gezet, zodat het programma automatisch wordt gestart bij het aanzetten van de computer.
4
3. Aanleggen netwerk ( Checklist 3 ) Het netwerk bestaat uit UTP (CAT-5 netwerk) kabel welke over het plafond langs de koelingen wordt getrokken. In sommige gevallen kan gebruik worden gemaakt van de bestaande UTP bekabeling en de patchkast UTP is zogenaamde unshielded twisted pair kabel. Dit twisten van de draden zorgt ervoor dat de storing wordt onderdrukt. Ook bij computernetwerken is dit onderdrukken van storing nodig. Deze kabel heeft een kleine kabelcapaciteit tussen de aders, zodat op 1 kanaal een lengte mag worden aangesloten van zo’n 250 meter. De kabels worden afgewerkt met een RJ-45 plugje. Eventueel kan deze plug ter plaatse aan worden gekrompen met een speciale krimptang. Met speciale RJ-45 koppeldoosjes (ISDN) wordt het netwerk opgebouwd. Grafisch is dit weergegeven in figuur 2
S PC-Interface
S
Koppeldoosjes of ISDN verdelers waarop meerdere sensors zijn aangesloten.
S
S
S
S
S
S
S
S S
Sensor 1
Sensor N-1
Sensor 2
Sensor 3
B.v. Vrieseiland Figuur 2: Netwerk met RJ-45 koppeldoosjes
5
Sensor 4
Sensor N
3.1 Aansluiting temperatuursensor op een RJ-45 steker
Aansluiting sensordraden op de RJ-45 connector: Pin 6: Groen, Pin 7: Wit, Pin 8: Bruin,
VCC Ground Sensor data
Er hoeven maar 3 draden te worden aangesloten in de 8-polige connector. Even oppassen dus dat de draden op de juiste positie komen!!
Figuur 3: RJ-45 connector gezien op de contacten ( lipje zit nu op de andere kant )
3.2 Bekabeling (Hoofdkabel) ThoRiTemp maakt gebruik van hetzelfde soort kabel en connectoren als gebruikt worden voor het aanleggen van computernetwerken. Dit is gedaan omdat door het "standaard" zijn van dit materiaal de prijs en verkrijgbaarheid gunstig zijn. De kabel is een "catagorie 5" Unshielded Twisted Pair, hetgeen op de kabel en in materiaal overzichten meestal weergegeven wordt als: "cat 5 UTP". Deze kabel bevat 8 koperaders die 2 aan 2 met elkaar getwist zijn. De aders worden gemerkt met kleuren in de isolatie, waarbij een ader van een paar een massieve kleur heeft en de andere een geblokt is met kleur en wit. Voor de eenvoud gebruikt het ThoRiTemp netwerk de kleuren van de sensordraden. Bij het vastzetten van de kabel hoeft men er alleen voor te zorgen dat de groene (6), bruinwitte (7) en de bruine draad (8) van de UTP-kabel worden aangesloten in de RJ-45 plug. Het is belangrijk dat voor de pennen 7 en 8 een twisted pair wordt gebruikt!! Dus bij de bruine draad hoort de bruin-witte!
De gebruikte kleuren zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
groen bruinwit bruin
Figuur 4: Aders aangesloten in de RJ-45 stekker, die hier getekend is met het "clipje" naar beneden. Het netwerk maakt alleen gebruik van de pennen 6, 7 en 8.
6
Er zijn ook kant en klare kabels met verschillende lengtes te verkrijgen via de computerhandel. Deze worden over het algemeen aangeduid als "categorie 5 UTP patch kabels"
3.3 Bekabeling aandachtspunten Bij het opzetten van een betrouwbaar ThoRiTemp-netwerk moeten een aantal zaken in de gaten worden gehouden: 1. Hou de bekabeling zo kort mogelijk, ook van de sensoren. Als er b.v. maar 2 meter kabel van de sensor nodig is, knip dan de overtollige lengte af. 2. Gebruik goede CAT-5 netwerkkabel. Het prettigst werkt soepele kabel. Denk erom dat hiervoor speciale RJ-45 plugjes voor nodig zijn ( voor soepele kabel ). 3. Leg geen ‘Ster’-netwerk aan, maar werk van punt naar punt. Een uitzondering is bv. een diepvrieseiland waar 4 sensoren in worden gemonteerd, maar hier blijft de ster beperkt.
Goed:
Fout:
4. Verdeel bij een grote locatie het netwerk over de beide PC-interface kanalen. 5. Hou de hoofdkabel uit de buurt van netvoerende delen ( krachtstroom / TL verlichting )!!
7
4. Installatie van de software ( Checklist 5 ) De installatie is eenvoudig. Vanaf CD of floppy het programma setup.exe aanklikken en de rest kan via de ( Nederlandstalige ! ) installatieschermen worden gevolgd. Standaard zal ThoRiTemp op de locatie C:\ThoRiTemp worden geïnstalleerd. Uiteraard is een andere locatie vrij te kiezen. Als er tijdens de setup een oudere versie wordt aangetroffen worden alleen de essentiële onderdelen vervangen. De files: temp.ini en incheck.ini worden nooit vervangen, zodat de configuratie ( sensor namen, alarmen e.d. ) behouden blijven. Ook alle logfiles blijven bij een update onaangetast. Na afloop van de installatie zijn de volgende zaken gebeurd: Onder het START menu programma’s is een programmagroep aangemaakt met daarin de opties ThoRiTemp en ThoRiTools. • Op harde schijf is een map aangemaakt met daarin de ThoRiTemp software. Tevens zijn er drie submappen aangemaakt met als namen: Logs in deze map worden de meetgegevens bewaard Temps in deze map worden de gemiddelde waarden rapporten bewaard Incheck in deze map worden de Inchecker rapporten bewaard De hoofdmap bevat de executeerbare bestanden ThoRiTemp.exe en ThoRiTools.exe, alsmede twee .wav geluidsbestanden die bij opstart en alarm ten gehore gebracht worden als de computer over een geluidskaart beschikt. Daarnaast vindt men dan nog de bestanden die nodig zijn om de ThoRiTemp software eventueel weer van de computer te verwijderen.
•
In de bestanden Temp.ini en Incheck.ini staan alle systeemgegevens ( sensornamen, alarmen, compoort enz.)
5. Opstarten van het systeem ( Checklist 6,7 ) 5.1 COM poort selecteren Een van de belangrijkste systeemgegevens is het nummer van de seriële poort waar het PCinterface op aangesloten is. Zonder deze seriële poort en PC-interface is het meetnetwerk voor de software onbereikbaar. De software zal standaard opstarten met COM1. Als het PC-interface daar niet wordt aangetroffen volgt er een foutmelding, maar krijgt men tevens de kans om een andere COM poort te kiezen. De werkwijze is nu als volgt: Sluit het PC-interface aan op de te gebruiken COM poort en steek de netstekker in een stopcontact. Start het ThoRiTemp programma op via het START menu. Staat de poort niet goed dan krijgt men het volgende scherm:
8
Klik in dat geval op de OK knop. Daarop volgt het scherm:
Klik nu op de “Conf. Syst”. knop. Daarop volgt het scherm:
9
Kies nu onder het kopje Compoort de juiste poort. Klik daarna op het OK knopje. Het systeem zal nu opnieuw opstarten en checken of het PC-interface op de aangegeven poort is aangesloten. Zo niet, dan volgt opnieuw het foutscherm. Zo ja dan komt men in het hoofdscherm van ThoRiTemp. Nu gaan we ThoRiTemp weer afsluiten en gaan we het netwerk testen met het programma ThoRiTools.
5.2 Testen van Bekabeling, Sensoren en Inchecker(s): ThoRiTools In deze paragraaf gaan we het meetnetwerk testen en configureren. We maken hiervan gebruik van het hulpprogramma ThoRiTools.
5.2.1 ThoRiTools hoofdscherm In tegenstelling tot ThoRiTemp biedt ThoRiTools niet de mogelijkheid om na een foute opstart de COM poort setting te veranderen ( Dit kan alleen via ThoRiTemp via systeeminstellingen ). Het ThoRiTools hoofdscherm ziet er als volgt uit:
10
Na opstart zoekt ThoRiTools regelmatig het netwerk af naar sensoren en Incheckers. Zodra ze gevonden worden verschijnen ze in het witte tekstvlak. Het zoeken kan tijdelijk gestopt worden door het aanklikken van de "vink" Pauze. Door klikken de knop Alarmtest kan men de alarm uitgang van het PC-interface aan- en uitschakelen ( Alleen voor het oude TouchTemp interface !! ). In het vlak rechts ervan wordt in wit of rood de toestand van de uitgang aangegeven. Het hoofdscherm ziet er - deels - als volgt uit als er sensoren gevonden worden:
En als Temp. meten aangevinkt wordt dit:
11
Men kan dus terwijl de sensoren op het netwerk worden aangesloten ThoRiTools laten lopen en zo controleren of de sensoren die aangesloten worden ook werken. Wanneer er Incheckers in het systeem aanwezig zijn wordt dat als volgt zichtbaar:
Met de optie Incheck namen aangevinkt worden ook de namen van de leveranciers in de Inchecker zichtbaar:
Het zij hier opgemerkt dat de leveranciers namen bij opstarten van het programma naar de Incheckers worden overgestuurd. Bij een volledig nieuw systeem kan het dus voorkomen dat er in het geheel geen namen getoond worden. In de bovengenoemde schermen komt ook een kolom voor die met kanaal gemerkt is. Het kanaal nummer is niets anders dan het nummer van een van de twee aansluitpunten op de PC-interface box ( Alleen voor het oude TouchTemp interface ).
Gewapend met ThoRiTools kan men het meetwerk gaan opbouwen en controleren. 12
5.2.2 Sensor voor sensor het netwerk opbouwen Bij aflevering van het ThoRiTemp systeem zullen alle sensoren in de fabrieksstand staan: • Intern nummer: 75 • Callibratie: 30 De hoofdkabel wordt op het interface aangesloten en de eerste sensor wordt aangesloten. Als het goed is verschijnt deze sensor als volgt in het scherm:
Druk nu op de knop “sensornummer” en verander het nummer naar b.v. nummer 1 en zet de calibratiewaarde op 0 !!
Dubbelklik nu op de regel: 1. Nummer 75 Cal: De vakjes Nummer en Calibr. worden nu actief en kunnen 1 voor 1 worden ingevuld. Het beste kan het getal 75 worden gedubbelklikt, waarna het helemaal blauw wordt en het nieuwe nummer ingetypt kan worden. Nu het knopje Num+Calib OK klikken.
13
Het resultaat is nu:
Met de knop ZoekSensors, wordt opnieuw het hele netwerk nagezocht op sensors. De eerste sensor is nu klaar, op naar de volgende, waarbij steeds de genoemde werkwijze wordt gevolgd. Als alles goed is verschijnen er steeds meer sensoren in het scherm, waarbij steeds de nieuwe sensor wordt gezien middels nummer 75. Door steeds stap voor stap te werken, kan er bijna niets fout gaan. Als er b.v bij het monteren van sensor 12 er niets meer op het scherm verschijnt, dan is hier iets misgegaan. Let op dat er niet dubbel genummerd wordt, het is niet toegestaan dat er b.v 2 maal een nummer 1 aanwezig is. Het systeem is nu namelijk niet in staat te bepalen welke sensor bij een bepaalde naam hoort.
5.2.3 Inchecker nummers veranderen. De Inchecker wordt genummerd op de Inchecker zelf.
5.2.4 Fout zoeken als de sensoren niet reageren Als er sensoren op het netwerk worden aangesloten en deze verschijnen niet op het scherm, dan is er hoogstwaarschijnlijk iets met de bekabeling / aansluitingen aan de hand. Dit is te onderzoeken middels het menu “NetwerkCheck”. Als er op de knop wordt geklikt verschijnt het volgende scherm:
14
! Voor de testen zijn alleen de omcirkelde items van belang ! Met het knopje TouchReset wordt er een Reset over netwerk gestuurd en kan worden gekeken of hier sensoren op reageren. Als het goed is verschijnt er nu een groene cirkel met daarachter de tekst: Sensors gevonden
Als er geen sensors zijn gevonden verschijnt er:
Bij een kortsluiting op het netwerk is het volgende te zien:
Als er geen sensors worden gevonden, de hoofdkabel bij de eerst mogelijke vertakking vanaf de PC-interface loskoppelen en hier 1 sensor op aansluiten. Als deze correct verschijnt, weer een segment aansluiten tot zolang het netwerk niet meer reageert.
5.2.4 Bekabeling elektrisch controleren Als de werkwijze beschreven in paragraaf 5.2.3. geen resultaat oplevert, moeten de netwerkkabel-aansluitingen op elektrisch niveau worden gecontroleerd.
15
Dit doen we middel de checkbox:
Het interface zal nu 2 maal per seconde de datalijn gaan pulseren, zodat met een speciaal meetkastje, bestaande uit 2 leds en een RJ45 kabel de sensoraansluitingen kunnen worden gecontroleerd.
• •
De rode led geeft de aanwezigheid van de 5 Volt voedingspanning aan; deze behoort continu te branden. De groene led knippert 2 maal per seconde.
Vanaf het PC-interface kan elk aansluitpunt elektrisch worden gecontroleerd.
5.2.5 Bekabeling lengte controleren, beide kanalen gebruiken Als bij de testen van 5.2.3 het netwerk stopt te werken als bijna alle sensoren en de hoofdkabel zijn aangesloten, kan het zo zijn dat het geheel te lang is geworden. De totale lengte van de sensoren + hoofdkabel mogen niet langer zijn dan 250 meter. M.a.w. 25 sensoren van 5 meter en een hoofdkabel van 125 meter is een maximum. In dit geval moet het netwerk in twee segmenten worden opgedeeld en aangesloten op de beide uitgangen van het PC-interface. Er kan nu maximaal 2 x 250 meter worden aangesloten.
16
6 De Inchecker Een correct werkende Inchecker meldt zich bij opstart kort met de melding Inchecker in het display. Daarbij is de achtergrond verlichting van het display aan. Daarna komt de standaard mededeling #=leveranc. menu en dooft de display verlichting. Bij toetshandelingen en metingen gaat de achtergrond verlichting weer aan.
6.1 "Dagelijkse" Bediening Om een meting te doen is het eerst nodig om een leverancier te kiezen. Druk hiertoe op de # toets.
De eerste leveranciersnaam staat nu in het display. Met behulp van de # toets kan een andere leverancier worden gekozen. Indien het leveranciernummer bekend is kan ook direct het nummer via de nummertoetsen worden ingetoetst. Bv. de leverancier staat onder nummer 18, toets achter elkaar in 1 en 8 en de leverancier staat in het display. Is de juiste leverancier gekozen, dan kan de meting worden gestart door op de toets * te drukken. De temperatuur wordt nu samen met de leverancier op het display getoond. Elke 10 seconden verschijnt de meettijd even in beeld.
Beëindigen van de meting en opslaan van de gegevens gebeurt weer door het drukken op de # toets. Er verschijnt kort in het display de melding Data bewaard gevolgd door het aantal bewaarde metingen die nog niet door de PC zijn opgehaald. Met de 0 toets kan de meting worden geannuleerd. Er wordt nu ook niets opgeslagen, zodat er geen verkeerde gegevens naar de PC worden gestuurd. Het display geeft kort de melding Annuleer meting! Let op! De Inchecker kan meten van -25,0 tot +25,0 °C. Daarboven of daaronder gaat de temperatuur aanduiding in het display knipperen.
6.2 Inchecker service menu Door tegelijkertijd op de 1 en 9 toets te drukken komt de Inchecker in z'n service menu. Het display geeft de melding S. Menu #=keuze
17
Na drukken op de # toets komt als eerste het versie nummer van de Inchecker software tevoorschijn, op het display ziet dat er bv. als volgt uit: Software V1.10 Nogmaals drukken op de # toets laat het nummer van de Inchecker zien: Nummer = 1 Het nummer is te wijzigen door op de * toets te drukken. Het nummer zal daarbij oplopen tot 5 waarna nummer 1 verschijnt. Na de derde keer drukken op # komt men in het ijk menu van de Inchecker, het display toont Calib. 20.4°°C Drukken op de * toets laat de correctie op de temperatuur zien zoals die ingesteld staat: Cal=-1.2 20.4°°C De correctie factor is in stapjes van 0.2 te variëren van -2.0 tot +2.0 °C door herhaaldelijk op de * toets te drukken. Hierbij blijft rechts in het display telkens de uiteindelijk aangegeven temperatuur te zien. Op deze manier kan men een geijkte thermometer de inchecker tot op 0.2 °C nauwkeurig maken. Bij de derde keer drukken op de # toets komt men weer terug bij de software versie. Het service menu verlaat men door weer tegelijkertijd drukken op de 1 en 9 toets.
18
7 Alarm interface Met behulp van een ThoRiTemp alarm interface is een extern apparaat middels een elektromechanisch relais aan te sluiten. Deze wordt actief als een van de sensoren alarm geeft.
Op de 3 linkse schroefcontacten is het wisselcontact van het relais aangesloten. Met het relais is een maximale stroom van 1Amp bij 230Volt te schakelen. Om te communiceren is het interface voorzien van 2 stuks 6-polige RJ-12 stekers. Deze connector wijkt dus af van de netwerkstekers! Echter met dezelfde krimptang kan er een aansluitkabel worden gemaakt. De pinning is als volgt:
ThermoCouple adapter
ThoRiTemp netwerk
RJ-12 connector
RJ-45 connector
1
6
2
7
3
8
Het meest praktische is om hier een platte telefoonkabel voor te gebruiken. Er moet er hier op worden gelet dat alleen de 3 genoemde draden aangesloten worden.
De niet gebruikte draden moeten worden afgeknipt!!
19
8 Thermokoppel interface Voor het meten van temperaturen boven de 125°C is het mogelijk om middels een Thermokoppel interface een Thermokoppel type “K” probe aan te sluiten. Dit is vanaf software versie 2.00 van ThoRiTemp mogelijk.
De probe type “K” wordt op een aansluitblokje aangesloten. Denk hier goed om de polariteit van de draden. Om te communiceren is het interface voorzien van 2 stuks 6-polige RJ-12 stekers. Deze connector wijkt dus af van de netwerkstekers! Echter met dezelfde krimptang kan er een aansluitkabel worden gemaakt. Zie voor de pinning bij het Alarm interface.
Fig. Opengemaakt interface, waarbij de aansluitingen zijn te zien.
20
8.1 Thermokoppel probe Het interface is geschikt om een type “K” probe aan te sluiten. Er moet op worden gelet dat dit een probe is waarbij het thermokoppel element geïsoleerd is opgesteld t.o.v. de behuizing. Dit is noodzakelijk om aardlussen te voorkomen. Als gebruik wordt gemaakt van een ‘hand gemaakte’(twee in elkaar getwiste thermokoppeldraden) thermokoppel, moet er dus goed op worden gelet dat de sensor goed geïsoleerd t.o.v. het te meten object wordt aangebracht!!
21