DOSSIER: DETENTIE
Rechtspositie van uit handen gegeven jongeren in Tongeren
106
Marjan Rom Kinderrechtencommissariaat
I. SITUERING Op de 20ste verjaardag van het IVRK opende “het gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit gepleegd hebben” in Tongeren de deuren. Zonder feestelijkheden evenwel, en met stille trom… Naast de private voorzieningen, twee gemeenschapsinstellingen (Campus Mol en Campus Ruiselede) en het centrum De Grubbe in Everberg waar jongeren opgesloten kunnen worden na het plegen van feiten, hebben we er dus weer een (stief)broertje bij. Dit artikel wil stilstaan bij deze nieuwe instelling. Waar komt ze vandaan? Waar valt ze te situeren? (zie punt 2) Kwestie van door de bomen het bos te blijven zien… Eens dit uitgeklaard is, rijst de vraag naar de rechtspositie van de jongeren die er opgesloten zitten (zie punt 3). En is deze rechtspositie wel conform aan hetgeen van ons op internationaal vlak wordt gevraagd? Om deze toetsing uit te voeren, gaan we na of de rechtspositie van de jongeren in Tongeren spoort met de internationale standaarden over jongeren in detentie (zie punt 4). Het Kinderrechtencommissariaat heeft deze oefening ook gemaakt voor jongeren die in de gemeenschapsinstellingen en in Everberg verblijven1. Het resultaat kan u terugvinden in het dossier “Binnen(ste) Buiten. Rechtswaarborgen voor minderjarigen in detentie doorgelicht”2. Deze bijdrage kan dan ook worden gezien als een aanvulling hierop. Het artikel verderop in dit nummer3, schetst de totstandkoming van het dossier.
II. ONTSTAANSGESCHIEDENIS Uit handen gegeven jongeren? Jawel, ze bestaan nog steeds! De hervorming van 2006 heeft het mechanisme 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
zelf van de uithandengeving waarbij minderjarigen (voor feiten gepleegd tussen 16 en 18 jaar oud) als volwassenen berecht worden, niet afgeschaft. Wel is er een aantal wijzigingen doorgevoerd. Eén ervan is dat deze groep nu niet meer terechtkomt in de klassieke gevangenissen voor volwassenen, maar in gesloten federale detentiecentra. De redenering voor een dergelijk gesloten centrum luidde dat deze jongeren “immers niet op hun plaats in een gewone gevangenis zijn. Ze hebben nood aan specifieke educatieve begeleiding. (…) Daarnaast moet de detentie in een afzonderlijke instelling voorkomen dat de opgesloten jongere in contact zou komen met zware volwassen criminelen.”4 In een dergelijk “gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd”, kunnen de volgende groepen terecht5: (1) jongeren uit een gesloten afdeling van een gemeenschapsinstelling, die gedagvaard worden door het parket met het oog op uithandengeving. In dit geval moet de jeugdrechter hiertoe wel beslissen, en dit op grond van “bijzondere omstandigheden”6; (2) jongeren die uit handen gegeven zijn door de jeugdrechter en tegen wie een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd (voorlopige hechtenis); (3) jongeren die uit handen gegeven zijn en die daarna veroordeeld zijn volgens het gewone strafrecht tot een vrijheidsstraf. Intussen werd er een eerste dergelijk gesloten federaal detentiecentrum opgericht in Tongeren7. Het gebouw was tot voor kort ingericht als gevangenismuseum, nadat het eerst als (volwassenen)gevangenis gediend had. Na renovatiewerken werd het eind vorig jaar in gebruik genomen als detentiecentrum. Hier kunnen de jongeren die behoren tot categorie (2) en (3)
In deze instellingen heeft het Kinderrechtencommissariaat de gelegenheid gehad om met de jongeren te spreken. Dit is niet het geval voor de instelling in Tongeren: hier werd (enkel) een bezoek gebracht en met de directie gepraat. Volledig beschikbaar op www.kinderrechten.be. Zie artikel Leen ACKAERT en Bruno VANOBBERGEN in ditzelfde nummer. Omz. nr. 2/2007, 7 maart 2007 betreffende de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, BS 8 maart 2007. Art. 57bis § 4 Jeugdwet en art. 606 Sv. Wanneer de jeugdrechter de jongere niet wenst uit handen te geven, moet hij onmiddellijk een einde maken aan de plaatsing in het gesloten federaal centrum en neemt hij ten aanzien van de betrokkene alle andere maatregelen die hij nuttig acht. KB 12 november 2009 tot oprichting van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, BS 18 november 2009; MB 12 november 2009 houdende de organisatie van het gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd te Tongeren, BS 18 november 2009, zoals gewijzigd door MB 31 maart 2010, BS 2 april 2010.
106 – TJK 2010/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
RECHTSPOSITIE VAN UIT HANDEN GEGEVEN JONGEREN IN TONGEREN terecht8. Toch wordt de doelgroep nog verder ingeperkt. Zo kunnen alleen jongens worden opgesloten die uit handen zijn gegeven door een jeugdrechtbank met een zetel in een Nederlands taalgebied of van de Nederlandse taalrol in Brussel. Op basis van de titel van de besluiten die de oprichting van dit centrum regelen, lijkt Tongeren alleen open te staan voor minderjarigen (“gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd”). Allicht gaat het hier om een slordigheid van de wetgever. De bedoelding van de federale detentiecentra was immers net om uit handen gegeven jongeren die veroordeeld zijn, ook minstens gedurende hun jongvolwassenheid in de speciale gevangenissen onder te brengen9. Dit mag blijken uit het feit dat meerderjarige jongeren in bepaalde gevallen overgebracht kunnen worden naar een gewone gevangenis10, hetgeen bevestigt dat ook meerderjarige jongeren terechtkunnen in Tongeren. Jongeren uit een gesloten afdeling ten aanzien van wie het OM een uithandengeving vordert (1), kunnen er – volgens het uitvoeringsbesluit – niet terecht. Dit valt alleen maar toe te juichen. Hoewel het Grondwettelijk Hof er anders over beslist heeft11, blijft het moeilijk verdedigbaar dat een jongere in afwachting van een beslissing al naar de plaats wordt gestuurd waar de rechter hem mogelijks naartoe zal sturen. Naast deze groep van uit handen gegeven jongens, kan er nog een andere groep opgesloten worden in Tongeren. Jongens die bestemd zijn voor Everberg en minstens 16 jaar oud zijn, kunnen bij plaatsgebrek ginds, hier ook opgenomen worden. Dit zou een tijdelijke oplossing zijn in afwachting van de verhuis van de Franstalige jongeren uit Everberg. Naast juridisch-technische kwesties doet deze regeling ook vragen rijzen op het vlak van langetermijnvisie en respect voor het gelijkheidsbeginsel. We gaan er hier niet verder op in. Hope-
8.
9. 10.
11.
12.
13. 14.
15.
16.
lijk is dit groepje jongeren bij het verschijnen van deze bijdrage intussen uit Tongeren vertrokken…
III. RECHTSPOSITIE VAN DE UIT HANDEN GEGEVEN JONGEREN IN TONGEREN Zodra de jeugdrechter een jongere uit handen geeft, wordt hij berecht en behandeld volgens de regels van toepassing op volwassenen12, ook al is hij nog minderjarig. Als we dit doortrekken naar de uitvoering van de straf, betekent dit dat de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden13 van toepassing is (verder afgekort als Wet Interne Rechtspositie). Volgens de Wet Interne Rechtspositie is een gevangenis een “door de Koning aangewezen inrichting bestemd voor de tenuitvoerlegging van veroordelingen tot een vrijheidsstraf en van vrijheidsbenemende maatregelen” (art. 2, 15°). Met “vrijheidsbenemende maatregelen” wordt o.m. voorlopige hechtenis bedoeld14. We spreken in deze situatie niet over een minderjarige die geplaatst is maar wel van een (minderjarige) gedetineerde verdachte of veroordeelde. Deze wet was destijds een reactie op de afwezigheid van regelgeving op dit vlak. De positie van gedetineerden was er één van gunsten eerder dan van rechten, die bovendien niet conform de mensenrechtenverdragen was. De wet regelt het volledige statuut van de gedetineerde tussen de muren. De voornaamste aspecten die aan bod komen zijn: de organisatie en het toezicht, individueel detentieplan, levensvoorwaarden, maatregelen van orde, veiligheid en gebruik van dwang, tuchtregime en klachtenrecht15. De Wet Interne Rechtspositie is ontworpen voor meerderjarigen en bevat slechts één bepaling die specifiek verwijst naar een minderjarige gedetineerde16. Voor het overige wordt er dus geen onderscheid gemaakt tussen meerder- en minderjarige gedetineerden.
Jongeren uit de eerste categorie kunnen vooralsnog niet in Tongeren terecht. Intussen is er in Saint-Hubert een tweede gesloten centrum voor minderjarigen open gegaan. We gaan er hier niet verder op in (KB 22 april 2010 tot oprichting te Saint-Hubert van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, BS 29 april 2010). De woorden “voor minderjarigen” waren beter weggelaten in de titel van de besluiten. Dit kan in de volgende twee gevallen: – Het tijdstip van de plaatsing of op een later moment is ontoereikend. – De meerderjarige jongere verstoort het leven in het centrum ernstig of brengt de integriteit van de andere jongeren of van het personeel in gevaar (art. 606 derde en vierde lid Sv.). Uit handen gegeven minderjarigen kunnen dus nooit naar de gewone gevangenis worden overgebracht. Volgens het Hof schendt de jeugdrechter hierbij het vermoeden van onschuld niet en loopt hij niet vooruit op de beslissing die ten aanzien van de uithandengeving zal worden genomen omdat de rechter deze beslissing met “bijzondere redenen betreffende de bijzondere omstandigheden” moet omkleden (GwH 13 maart 2008, nr. 49/2008, overweging 32.3). Art. 57bis § 5 Jeugdwet. Hierop is één uitzondering: art. 12 Sw. bepaalt dat levenslange opsluiting en levenslange hechtenis niet kunnen worden uitgesproken tegen jongeren die op het tijdstip van de misdaad nog geen 18 jaar oud waren. Het is echter niet de gewone strafrechtbank die zich uitspreekt over de feiten, maar een bijzondere kamer bij de jeugdrechtbank of een bijzonder samengesteld hof van assisen (art. 57bis Jeugdwet). Basiswet 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, BS 1 februari 2005 (de zgn. Wet Dupont). De definitie van “gevangenis” geeft meteen aan dat jongeren t.a.v. wie het parket een uithandengeving vordert en die overgeplaatst worden vanuit een gesloten gemeenschapsinstelling naar een federaal centrum, niet onder de Wet Interne Rechtspositie vallen. Op dat moment is het jeugdrecht(systeem) immers nog van toepassing. Wanneer ook deze doelgroep in Tongeren terecht zou kunnen, zal men deze jongeren niet zomaar volgens de Wet Interne Rechtspositie kunnen behandelen. Hoe dan wel, is nog een andere vraag. H. MEURISSE en K. VAN DRIESSCHE, “Rechten en plichten van gedetineerden. De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden” in DEPARTEMENT VORMING EN OPLEIDING VAN DE ORDE VAN ADVOCATEN (ed.), Recente ontwikkelingen in het strafrecht, Brussel, Larcier, 2008, 201-211. Art. 118 § 11 Wet Interne Rechtspositie (dat de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime verbiedt voor minderjarigen).
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2010/2 – 107
107
DOSSIER: DETENTIE
108
Nog (steeds) niet alle bepalingen van de Wet Interne Rechtspositie zijn in werking getreden. Evenmin zijn al alle uitvoeringsbesluiten beschikbaar. In deze bijdrage gaan we uit van de hele basiswet, ongeacht of de bepaling in kwestie al in werking is getreden.
IV. EVALUATIE: DE RECHTPOSITIE IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF
§ 1. ALGEMEEN De bedoeling is om de uitvoering van de detentie van uit handen gegeven jongeren te onderwerpen aan een internationale toetsing, nog los van de verenigbaarheid van het mechanisme van uithandengeving zelf aan de internationale vereisten17. Volgens de toenmalige minister van Justitie zorgen de doorgevoerde wijzigingen aan het systeem van uithandengeving in 2006 ervoor dat dit systeem nu conform is aan artikel 40, lid 3 IVRK18. Deze bepaling stelt (o.m.) de totstandkoming voorop van kindspecifieke wetten, procedures en instellingen. Vraag is nu of de detentie van de groep uit handen gegeven minderjarigen in het nieuwe federale detentiecentrum inderdaad voldoet aan deze vereiste van kindspecificiteit19. Om dit na te gaan toetsen we de Wet Interne Rechtspositie af aan aanbevelingen en andere internationale instrumenten die een invulling geven aan de eis van een kindspecifieke aanpak. We bespreken eerst kort de belangrijkste instrumenten.
§ 2. OVERZICHT KINDSPECIFIEKE STANDAARDEN OVER JONGEREN IN DETENTIE
In de analyse betrekken we de volgende aanbevelingen die deels of volledig gewijd zijn aan detentie van minderjarigen: – General Comment 1020; – Beijing Rules21; – Havana Rules22; – ERJ23; – CPT-standaard24.
17.
18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
De Beijing Rules bevatten een set van algemene principes en specifieke regels inzake onderzoek en vervolging, beoordeling en beschikking, residentiële en niet-residentiële behandeling, onderzoek, beleidsontwikkeling en evaluatie die door de VN-lidstaten na te leven zijn bij de aanpak van jeugddelinquentie. In het algemeen wordt van de lidstaten vereist dat zij in hun omvattend sociaal beleid het welzijn van jongeren zoveel als mogelijk bevorderen, waardoor de noodzaak van tussenkomst van het jeugdrechtssysteem tot een minimum wordt beperkt. Daarbinnen moet vrijheidsberoving als ultimum remedium worden beschouwd; lijfstraffen en de doodstraf zijn uitgesloten. De Havana Rules zijn bedoeld als handige referentienormen en als aanmoediging en advies voor professionals die betrokken zijn bij bet beheer van de aanpak van jeugddelinquentie (art. 5) en bevatten specifieke bepalingen over alle minderjarigen die van hun vrijheid zijn beroofd en de instellingen waar ze verblijven (art. 15). De bepalingen betreffen waarborgen die gelden gedurende deze vrijheidsberoving, zoals de vertrouwelijkheid van het dossier, het recht op informatie, het principe dat minderjarigen in voorzieningen of gevangenissen gescheiden moeten worden van de volwassen delinquenten, bepalingen over de accommodatie en de fysieke omgeving, over onderwijs, arbeidstraining en tewerkstelling, ontspanning, religie en medische verzorging. Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind formuleert – naast de landenrapporten – regelmatig algemene commentaren (General Comments) rond een specifiek onderwerp, ook al is deze opdracht niet letterlijk opgenomen in het IVRK. Deze commentaren zijn gezaghebbende interpretaties van bepalingen uit het IVRK en moeten de implementatie ervan bevorderen en staten helpen in het nakomen van hun rapportageverplichtingen25. Voor het jeugdbeschermingsrecht is General Comment 10 over “Children’ s rights in Juvenile Justice”26 (Gene-
Zie hierover de (weerkerende) kritiek van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind: Concluding observations van 20 juni 1995, CRC/C/15/Add.38, § 11; Concluding observations van 23 mei 2002, CRC/C/15/Add.178, § 31; S. VAN DROOGHENBROECK en F. KRENC, “La réforme de la protection de la jeunesse au regard de la Convention relative aux droits de l’enfant et de la Convention européenne des droits de l’homme” in T. MOREAU en I. RAVIER, La réforme de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse – Premier bilan et perspectives d’avenir, Brussel, Editions Jeunesse et Droit, 2007; M. VERHEYDE, “Vrijheidsberoving van jeugdige delinquenten, een internationale toets”, uiteenzetting op Open Forum “Kinderen en Detentie”, Kinderrechtencoalitie, 21 juni 2007; J.PUT en M. ROM, “Toetsing van de nieuwe Jeugdwet aan het internationaalrechtelijk kader”, Panopticon 2007/6, 50-55; Kinderrechtencommissariaat en Vlaamse Jeugdraad, Adviesbrief Jeugdbeschermingsrecht, 2005-2006/3. Verslag commissie Justitie, Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1467/12, 54-55. Zie ook Verslag commissie Justitie, Parl.St. Senaat 2004-2005, nr. 3-1312/7, 17-18. Een andere reden – hoewel niet geëxpliciteerd in de parlementaire voorbereiding – is allicht om tegemoet te komen aan art. 37, c IVRK: kinderen die van hun vrijheid beroofd zijn, moeten gescheiden worden van volwassenen, tenzij het in het belang is van het kind om dit niet te doen. CRC, General Comment No. 10, CRC/C/GC/10, 25 april 2007, “Children’s Rights in Juvenile Justice”. VN-Resolutie 40/33, 29 november 1985, betreffende “Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice”. VN-Resolutie 45/113, 14 december 1990, betreffende “Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty”. Aanbev. Raad van Europa (2008)11, 5 november 2008, “on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures”. Compilatie van de inhoudelijke delen uit de algemene verslagen van het CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 – Rev. 2006, Deel VI: Juveniles deprived of their liberty. Art. 73 Provisional Rules of procedure, 11 november 1991, CRC/C/4. COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 10 (2007) – Children’s rights in Juvenile Justice, 25 april 2007, CRC/C/GC/10, te raadplegen op www2.ohchr.org/english/bodies/crc/docs/CRC.C.GC.10.pdf.
108 – TJK 2010/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
RECHTSPOSITIE VAN UIT HANDEN GEGEVEN JONGEREN IN TONGEREN
ral Comment nr. 10) van groot belang. Hierin zet het VN-Comité voor de Rechten van het Kind de principes van een “comprehensive juvenile justice policy” uiteen en geeft het aan hoe een jeugdrechtssysteem er zou moeten uitzien (op het vlak van preventie, interventie, procedureregels, een strafrechtelijke minimumleeftijd, gerechtelijke organisatie en toepassing van diversiemaatregelen). De principes uit het Kinderrechtenverdrag worden toegepast op minderjarigen “in overtreding met de wet”. Op Europees vlak werd een kindspecifieke versie van de bekende Europese Gevangenisregels aangenomen, de European Rules for Juvenile offenders (verder afgekort als ERJ)27. De tekst van deze aanbeveling bevat meteen ook regels voor jongeren die een gemeenschapssanctie opgelegd krijgen28. In het derde deel van de aanbeveling wordt bepaald waaraan een vrijheidsberoving dient te voldoen. De aanbeveling behandelt dezelfde punten als de Europese Gevangenisregels, maar stelt hogere eisen. Bij deze tekst hoort een omvangrijke commentaar. In het raam van Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing29 werd het CPT30 opgericht, dat plaatsen bezoekt waar mensen van hun vrijheid beroofd zijn en op basis hiervan aanbevelingen formuleert aan de regering van het land in kwestie (landenrapport). Het CPT heeft ook zelf een standaard opgesteld (m.n. deel VI: “Juveniles deprived of their liberty”). Deze standaard kan worden gezien als een soort compilatie en veralgemening van de landenrapporten. Bovenstaande set van instrumenten is principieel van toepassing op minderjarigen. Niettemin drukken vele van deze aanbevelingen de wens uit om ze ook op jongvolwassenen toe te passen31. Vertaald naar Belgische context wil dit zeggen dat ook met betrekking tot de uit handen gegeven jongeren die meerderjarig (geworden) zijn, deze kindspecifieke regels liefst ingang vinden.
§ 3. INTERNATIONALE TOETSING Bij de checklist volgen we dezelfde indeling als het dossier Binnen(ste) Buiten.
27. 28. 29. 30. 31. 32.
33.
A. BASISPRINCIPES De Wet Interne Rechtspositie schuift zelf een aantal algemene beginselen expliciet naar voren zoals legaliteitsbeginsel, beperking van detentieschade en het normaliseringsbeginsel32, participatiebeginsel, principe van respect, herstel, rehabilitatie en re-integratie (art. 4 e.v.). Dit zijn principes die ook steevast terugkeren in de aanbevelingen voor minderjarige verdachten en daders op internationaal vlak, al wordt hier ook altijd “education” als doelstelling van vrijheidsberoving vermeld.
B. ADMINISTRATIE EN ONTHAAL Nog meer dan bij volwassenen zal het erop aankomen om een begrijpelijk onthaal op poten te zetten voor minderjarigen. Het louter overhandigen van een onthaalbrochure zoals de Wet Interne Rechtspositie doet uitschijnen (art. 19), is niet voldoende: de rechten en de plichten moeten ook uitgelegd worden, in een taal die de jongere begrijpt.
C. INFRASTRUCTUUR, FACILITEITEN EN ORGANISATIE Volgens internationale standaarden moeten de vormgeving van jeugdinstellingen en de materiële omgeving stroken met de rehabilitatiedoelstelling van de vrijheidsberoving (zie hoger). Verder moet er enerzijds rekening gehouden worden met de behoefte van de minderjarige aan privacy en anderzijds met de mogelijkheden tot omgang met leeftijdsgenoten, sportbeoefening en vrijetijdsbesteding. De Wet Interne Rechtspositie zit op dezelfde lijn. Behalve wanneer een gedetineerde in zijn verblijfsruimte mag of moet verblijven, verblijft hij in de regel in gemeenschappelijke leef- en werkruimten (art. 48-49)33. Noodzakelijke voorwaarde is dan wel dat de infrastructuur zich hiertoe leent. Laat dit nu net het grote probleem zijn in Tongeren. Deze instelling werd eerder gesloten voor volwassenen omdat ze niet voldeed. Nu er minderjarige gedetineerden opgesloten worden, stelt de vraag naar een gemeenschapsregime zich nog veel prangender. In de huidige infrastructuur is de internationale suggestie “minstens acht uur buiten de cel”, onmogelijk te realiseren. Er is geen leefgroeplokaal, geen gezamenlijke refter, geen voldoende grote ateliers, geen overdekte sporthal…
Aanbev. Raad van Europa (2008)11, 5 november 2008, “on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures”. De bespreking van deze aspecten valt buiten het bestek van deze bijdrage. Goedgekeurd bij wet 7 juni 1991, BS 29 januari 1992. European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (art. 1). Art. 38 General Comment 10; art. 3.3 Beijing Rules; art. 17 en 21.2 ERJ. Art. 6 § 1: “De gedetineerde wordt aan geen andere beperkingen van zijn politieke, burgerlijke, sociale, economische of culturele rechten onderworpen dan deze die uit de strafrechtelijke veroordeling of uit de vrijheidsbenemende maatregel voortvloeien, deze die onlosmakelijk met de vrijheidsbeneming verbonden zijn en deze die door of krachtens de wet worden bepaald.” In één van de weinige bepalingen van de wet specifiek voor minderjarigen, wordt bepaald dat de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidregime (art. 116-121) verboden is voor minderjarigen. Dit sluit opnieuw aan bij de idee dat zeker minderjarigen gebaat zijn bij een gemeenschapsregime.
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2010/2 – 109
109
DOSSIER: DETENTIE
110
D. OMKADERING EN VRIJETIJDSBESTEDING
F. (RECHTS)BIJSTAND
Helemaal in lijn met de internationale standaarden bepaalt de Wet Interne Rechtspositie dat er een individueel detentieplan moet worden opgesteld, in overleg met de gedetineerde (art. 35 e.v.). Dit plan moet onder meer het te volgen detentietraject en een voorstel van activiteiten bevatten. Een belangrijke hiaat is echter het niet-opnemen van het re-integratietraject in het individueel detentieplan.
Jongeren, hun ouders of voogden hebben recht op juridisch advies en juridische bijstand in alle aangelegenheden die betrekking hebben op het opleggen van de maatregelen maar ook bij de uitvoering ervan. Ze hebben het recht onbeperkt contact te hebben met hun juridische adviseurs. Dit contact kan alleen beperkt worden in uitzonderlijke omstandigheden, die bovendien in de regelgeving beschreven moeten worden en die noodzakelijk moeten worden geacht voor het behoud van de veiligheid en de goede orde. Privacy en vertrouwelijkheid moeten worden geëerbiedigd bij dit contact. De Wet Interne Rechtspositie zit op hetzelfde spoor.
Activiteiten die in de Wet Interne Rechtspositie naar voren geschoven worden, zijn: activiteiten die gericht zijn op herstel, arbeid, onderwijs- en vormingsprogramma’s, opleidings- of omscholingsactiviteiten die op re-integratie gericht zijn en psychosociale behandelingsprogramma’s. De ERJ voegen hier nog aan toe: burgerschapstraining, training in sociale vaardigheden (zoals agressiebeheersing en verslavingsproblematiek) en budgetbeheer, waarbij er zelfs activiteiten in de samenleving zelf zouden moeten kunnen plaatsvinden. De Wet Interne Rechtspositie schenkt (terecht) veel aandacht aan het recht op arbeid en de arbeidsvoorwaarden. Op internationaal vlak wordt voor minderjarigen (evenzeer terecht) het recht op onderwijs veel centraler geplaatst. Op dit vlak zal de directie van Tongeren extra inspanningen moeten leveren: minderjarigen moeten onderwijs krijgen, jongvolwassenen zouden volgens de standaarden aangemoedigd moeten worden om onderwijs en opleidingen te volgen. Op het vlak van sport schiet de Wet Interne Rechtspositie tekort34. Internationaal wordt er minstens twee uur per dag beweging geëist, waarvan ten minste één uur in de open lucht.
E. BEZOEKRECHT EN CONTACTEN MET DE OUDERS EN DE BUITENWERELD Net als andere aspecten van het dagelijks leven zijn het bezoek en andere mogelijke contacten met de buitenwereld en de beperkingen hierop uitvoerig geregeld in de Wet Interne Rechtspositie. Gedetineerden in voorlopige hechtenis hebben recht om dagelijks bezoek te ontvangen, de anderen in principe minstens drie keer per week. Hiermee komt de wet tegemoet aan de internationale vereisten die op dit vlak bestaan voor minderjarigen. Daarnaast wordt ook voorzien in een maandelijks recht op “ongestoord bezoek”, behalve in wettelijke uitzonderingen. Op internationaal niveau wordt hierover niets gezegd voor jongeren. Internrechtelijk is de regel dat minderjarigen vanaf 16 jaar kunnen instemmen met seksuele handelingen. Op dit punt zal in Tongeren nagedacht moeten worden hoe aan het systeem van “ongestoord bezoek” een kindspecifieke invulling gegeven kan worden. 34.
G. INSPRAAK EN KLACHTRECHT De Wet Interne Rechtspositie voorziet in een intern klachtrecht en een extern onafhankelijk toezicht (art. 20 e.v.). Deze taken zijn in handen van de commissies van toezicht die bevoegd zijn voor één of meerdere gevangenissen. Voor de behandeling van klachten, richt de commissie van toezicht in haar midden een klachtencommissie op die wordt voorgezeten door een rechter. In Tongeren zou dit – in het licht van de internationale vereiste van kindspecifieke organen – best een jeugdrechter zijn. Ook wordt binnen de commissie van toezicht een maandcommissaris aangewezen. Deze moet minstens eenmaal per week de gevangenissen bezoeken en er wekelijks een spreekuur houden. De (overkoepelende) Centrale Toezichtraad voor het gevangeniswezen fungeert als beroepsinstantie tegen de klachtencommissie en heeft daarnaast ook zelf een taak van onafhankelijk toezicht. De hier beschreven regeling komt overeen met hetgeen internationaal voorgeschreven is voor minderjarigen: het bestaan van een intern klachtenmechanisme met de mogelijkheid van hoger beroep en de aanwezigheid van een onafhankelijk controlemechanisme. Ook hier zal een extra inspanning geleverd moeten worden om ervoor te zorgen dat de procedures en de aanpak voldoende aangepast zijn aan minderjarigen en jongvolwassenen (zoals bv. de betrokkenheid van de ouders).
H. BESCHERMING VAN DE PRIVACY Het mogen hebben van persoonlijke bezittingen is een fundamenteel onderdeel van het recht op privacy en is wezenlijk voor het psychologisch welzijn van de minderjarige. De Wet Interne Rechtspositie komt hieraan tegemoet door het recht aan de gedineerde toe te kennen om zijn verblijfsruimte naar eigen goeddunken in te richten, en zijn persoonlijke spullen bij zich te houden (art. 41 en 45). Het huishoudelijk reglement moet de grenzen van dit recht bepalen, in het licht van de orde of de veiligheid.
Art. 79 § 1: “De gedetineerde heeft recht op lichamelijke oefeningen en sport gedurende ten minste twee uren in de week en recht op een dagelijkse wandeling of een andere recreatieve activiteit van minstens één uur in de buitenlucht.”
110 – TJK 2010/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
RECHTSPOSITIE VAN UIT HANDEN GEGEVEN JONGEREN IN TONGEREN
De Wet Interne Rechtspositie regelt ook het contact van gedetineerden met de media (art. 70). Zo kan een gedetineerde – mits in achtneming van bepaalde voorwaarden – toestemming krijgen om een interview te geven. Voor minderjarigen binnen het jeugdbeschermingssysteem geldt een identificatieverbod: publicatie en verspreiding van teksten, beelden of tekeningen die hun identiteit onthullen is verboden (art. 433bis Sw.). Aangezien deze eis internationaal gesteld wordt t.a.v. alle minderjarigen, is het raadzaam dat in Tongeren eenzelfde publicatieverbod wordt aangehouden.
I. GEBRUIK VAN ORDE-, DWANG- EN TUCHTMAATREGELEN Internationale standaarden rond vrijheidsberoving van jongeren beklemtonen haast unaniem het belang van een uitgeschreven tuchtregeling (de inbreuken die aanleiding kunnen geven tot een tuchtsanctie, de mogelijke tuchtsancties en de procedure zelf). Daarnaast doen deze instrumenten ook inhoudelijk uitspraken over tucht, orde en dwang. Zo is de opsluiting in een gesloten cel of in afzondering (“closed or solitary confinement”) uitgesloten. De ERJ verbieden enkel afzondering in een strafcel (“solitary confinement in a punishment cell”). In ieder geval heeft een jongere in afzondering sowieso recht op minstens een uurtje buitenlucht en opvolging door medisch personeel. Het beperken of afschaffen van de contacten met de buitenwereld kan evenmin een tuchtmaatregel zijn. Hoewel de Wet Interne Rechtspositie strookt met de internationale vereisten (art. 105 e.v.), zal er voor minderjarigen op dit vlak een aanpassing moeten gebeuren. De wet laat immers toe dat bezoek ontzegd kan worden, als tuchtsanctie. Daarnaast zou er nog meer accent gelegd moeten worden op herstelgerichte afhandeling.
J. GEZONDHEID Op het vlak van gezondheid spoort de regeling uit de Wet Interne Rechtspositie met de internationale standaarden op dit vlak: gezondheidszorg en -bescherming die gelijkwaardig is met die in de vrije samenleving (art. 87 e.v.). Bijkomend wordt voor minderjarigen wel gevraagd dat ze de eerste dag na aankomst onderzocht worden door een dokter.
K. RELIGIE Elke minderjarige mag godsdienstige bijeenkomsten bijwonen die voorhanden zijn in de instelling, door zijn eigen godsdienstplichten waar te nemen, door de nodige boeken of andere attributen voor de naleving van de voorschriften en het onderricht van de eigen godsdienst in zijn bezit te hebben en ten slotte door
35.
bezoek van één of meer bevoegde vertegenwoordigers van de eigen godsdienst. De Wet Interne Rechtspositie sluit hierbij aan (art. 71 e.v.).
L. SCHEIDING TUSSEN VERSCHILLENDE DOELGROEPEN Een eerste onderscheid dat in Tongeren gemaakt moet worden, is dat tussen verdachten en veroordeelden. Deze laatsten komen terecht op de strafvleugel (art. 606 Sv.). Een andere verplichte opdeling die internationaal vereist wordt, is de scheiding van meerder- en minderjarigen. Volgens het IVRK en het CPT zijn er uitzonderingen in het belang van deze laatsten mogelijk. Het kan zijn dat beide tot dezelfde familie behoren of dat minderjarigen worden samengebracht met zorgvuldig gekozen volwassenen, als onderdeel van een speciaal programma waarvan is bewezen dat het gunstig is voor de betrokken minderjarigen (art. 29 Havana Rules). De groep van uit handen gegeven jongeren blijft ook na het bereiken van de meerderjarigheid in principe in het gesloten centrum. Alleen wanneer er niet langer plaatsen beschikbaar zijn of wanneer de jongvolwassene in kwestie het leven in het centrum ernstig verstoort of de integriteit van anderen in gevaar brengt, kan deze naar een gevangenis voor volwassenen worden overgeplaatst (art. 606 Sv.). Kortom, 16- en 17-jarigen zullen samen geplaatst kunnen worden met (jong)volwassenen in de federale centra. Vraag is of de federale centra en hun organisatie beschouwd kunnen worden als een speciaal programma (waardoor samenplaatsing bij uitzondering toch mogelijk is). Dit zal afhangen van de investeringen die worden gedaan om deze centra daadwerkelijk te onderscheiden van de gewone, volwassenengevangenissen. Indien er inderdaad speciale opleidingsprogramma’s, aangepaste vrijetijdsbesteding en andere, aan jongeren aangepaste, accommodatie en vorming georganiseerd worden35 en dit alles in weloverwogen, gecontroleerde omstandigheden gebeurt, lijkt een samenplaatsing mogelijk. De individuele kamers zorgen voor een bijkomende bescherming van de integriteit van de jongeren. Aangenomen dat de Havana Rules slechts één mogelijke invulling van het “belang van het kind” aangeven, kan bovendien gesteld worden dat het in het belang van het kind/de jongere is om ook na het bereiken van de meerderjarigheidsgrens in het centrum te blijven, gelet op de verhoopte speciale omkadering. Op die manier worden ook jongvolwassenen beschermd tegen oudere gedetineerden. Bovendien komt het belang van de aanwezige minderjarigen in het centrum niet onmiddellijk in het gedrang
Het spreekt voor zich dat hiertoe een samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen zal worden gesloten (Omz. nr. 2/2007, 7 maart 2007, betreffende de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, onder II.5).
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2010/2 – 111
111
DOSSIER: DETENTIE
112
bij de samenplaatsing met jongvolwassenen. Wanneer dit wel het geval is – omdat hun integriteit in gevaar wordt gebracht of het leven ernstig verstoord wordt – bestaat de mogelijkheid om de meerderjarige jongere(n) over te plaatsen. Dit sluit aan bij de zienswijze van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind dat het verbod op samenplaatsing niet betekent dat een jongere – eens 18 – onmiddellijk overgebracht moet worden naar een instelling voor volwassenen. De verderzetting van zijn verblijf moet mogelijk zijn, wanneer dit in zijn belang is en niet strijdig is met dat van de jongere kinderen daar aanwezig.
V. BIJ WIJZE VAN CONCLUSIE… De Wet Interne Rechtspositie creëert de basis voor een degelijke en goed uitgewerkte rechtspositie voor de uit handen gegeven jongeren die in Tongeren verblijven. Hoewel de wet niet voor minderjarigen is ontworpen, blijken – na toetsing – de meeste bepalingen in lijn met de internationale standaarden over jongeren in detentie te zijn. Dalen we af tot het niveau van de prakijk, dan is het duidelijk dat er in Tongeren een kindspecifieke vertaling en invulling nodig is van de Wet Interne Rechtspositie. Bedoeling van de regering was om uit handen gegeven jongeren op te vangen in bijzondere gevangenissen omdat deze jongeren “immers niet op hun plaats zijn in een gewone gevangenis”. Als Tongeren inderdaad wil verschillen van de volwassenengevangenissen elders in dit land, zal het zich moeten onderscheiden met een kindspecifieke aanpak. De vraag is of dit mogelijk is binnen de gegeven infrastructuur. Het Kinderrechtencommissariaat heeft tijdens een bezoek zelf kunnen vaststellen dat het centrum klein behuisd is en nauwelijks ruimtes ter beschikking heeft voor gezamenlijke activiteiten. Ondanks de creatieve oplossingen en de open geest van directie en
112 – TJK 2010/2
personeel zorgt dit ervoor dat de jongeren bijna de klok rond op cel verblijven. Dit maakt duidelijk hoe een mooi ogende rechtspositie op papier, wordt ondergraven door penibele faciliteiten in de realiteit. Jongeren lopen er tegen de muur, letterlijk en figuurlijk. Ten slotte zal het een huzarenstukje zijn om in Tongeren – opnieuw door de gebrekkige infrastructuur en ruimte – de verschillende doelgroepen van elkaar te scheiden: veroordeelde jongeren en zij die nog in voorhechtenis zitten, minder- en meerderjarigen en in de toekomst mogelijks diegenen die worden overgebracht uit een gesloten afdeling nadat de uithandengeving werd gevorderd door het parket. Wanneer we de rechtpositie van deze groep uit handen gegeven jongeren vergelijken met die van andere minderjarigen in een detentiecontext zoals Everberg of de (gesloten afdeling van) gemeenschapsinstellingen vallen twee zaken op. Vooreerst moet worden gezegd – en wie had dat gedacht – dat Tongeren de betere leerling van de klas is op het vlak van rechtswaarborgen. Paradoxaal genoeg kunnen de uit handen gegeven jongeren bogen op meer rechten tijdens hun opsluiting dan de jongeren die nog in het jeugdrechtssysteem zitten (waarmee we niet gezegd hebben dat de eerstgenoemde deze bescherming niet zouden verdienen). In de andere genoemde contexten is de rechtspositie van de jongere niet in dezelfde mate geformaliseerd. Qua infrastructuur kan dan weer het omgekeerde gezegd worden – althans voor de gemeenschapsinstellingen. Meteen komen we bij een tweede belangrijke vaststelling. Jongeren in detentie hebben te maken met verschillen in behandeling, afhankelijk van waar ze verblijven of welk “statuut” ze hebben. Nochtans zijn ze allemaal minderjarig. Het is maar zeer de vraag of dit niet aan het gelijkheidsbeginsel raakt. En zo komen we – en wie had dat niet gedacht – bij de zin van het mechanisme van uithandengeving zelf…
LARCIER