Thema ‘Drinkwater’ 1. Eindtermen a. Eindtermen Wereldoriëntatie LO 1.13 De leerlingen kunnen minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoekje toetsen aan een hypothese. 1.18 De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met papier, water, afval en energie. 1.19 De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun eigen omgeving illustreren hoe mensen op negatieve maar ook op positieve wijze omgaan met het milieu en dat aan een milieuprobleem vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen. 2.9 De leerlingen brengen waardering op voor eenvoudige, inventieve technieken en voor esthetische aspecten van technische constructies en voorwerpen. 6.6 De leerlingen kunnen suggesties geven voor het inrichten van hun eigen omgeving. 6.10 De leerlingen kunnen in een landschap gericht waarnemen en ze kunnen op een eenvoudige wijze onderzoeken waarom het er zo uitziet.
b. Eindtermen Nederlands LO 3.3 De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in voor hen bestemde teksten in tijdschriften. 4.4 De leerlingen kunnen voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst. 4.7 De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande eindtermen bovendien: • hun teksten verzorgen rekening houdende met handschrift en lay-out • spellingsafspraken en -regels toepassen in verband met het schrijven van • woorden met vast woordbeeld: • klankzuivere woorden • hoogfrequente niet klankzuivere woorden • woorden met veranderlijk woordbeeld (regelwoorden): • werkwoorden • klinker in open/gesloten lettergreep • verdubbeling medeklinker • niet-klankzuivere eindletter • hoofdletters • interpunctietekens . , ? ! :
c. Eindtermen Aardrijkskunde SO, 1ste graad 12 De leerlingen kunnen in een landschap en op beeld de belangrijkste elementen van het reliëf aanwijzen alsook reliëfvormen herkennen en benoemen. 13 De leerlingen kunnen in een landschap en op beeld de werking van stromend water verwoorden. 16* De leerlingen leren respect opbrengen voor de waarde van zuiver water. 21 De leerlingen kunnen een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een landelijk landschap elders.
d. Eindtermen Nederlands SO, 1ste graad 10 De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten lezen (verwerkingsniveau: beoordelen): • brieven; • schriftelijke oproepen of uitnodigingen tot actie; • instructies; • reclameteksten en advertenties; • informatieve teksten, inclusief informatiebronnen. 15 De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten produceren (verwerkingsniveau: structureren): een oproep, een uitnodiging aan bekende leeftijdgenoten; een instructie aan bekende leeftijdgenoten; een stuk met informatie over henzelf voor al of niet nader bekenden; een informatief stuk voor bekende leeftijdgenoten; antwoorden op vragen van bekende volwassenen over op school verwerkte inhouden; een verslag aan bekende volwassenen over een gegeven schoolse opdracht.
e. Eindtermen milieueducatie, 1ste graad 1 De leerlingen kunnen voorbeelden geven van oorzaken van lucht-, water- of bodemverontreiniging en de gevolgen aangeven voor mens, plant en dier in de eigen leefomgeving. 2 De leerlingen kunnen voorstellen formuleren om in de eigen leefomgeving de kwaliteit van lucht, water of bodem te behouden of te verbeteren. 3 De leerlingen gaan zorgzaam om met lucht, water en bodem in de eigen leefomgeving.
2. Doelgroepen
1
2
3
4
5
6
SO
3. Mogelijke lesdoelstellingen Basisles: 1. Kunnen verwoorden dat de natuur ons het water levert onder de vorm van neerslag. 2. Met eigen woorden het verschil en verband tussen grond- en oppervlaktewater kunnen aangeven. 3. Kunnen voorspellen waar we in een landschap oppervlaktewater zullen aantreffen.
Uitbreiding 1 (les 2): 4. Gebouwen op een verantwoorde manier hun plaats in het landschap geven.
Uitbreiding 2 (les 3): 5. Kunnen aangeven op welke plaats men in het landschap de watertoren zal plaatsen. 6. Uit eigen waarneming kunnen aangeven wat de reden is dat men een hydrofoor nodig heeft.
Uitbreiding 3 (les 4): 7. De noodzaak kunnen verwoorden van een filterinstallatie. 8. Kunnen aangeven wie het water vervuilt en ten gevolge van welke handelingen.
Uitbreiding 4 (les 5): 9. Het effect van een ondoordringbare laag kunnen aangeven.
Uitbreiding 5 (les 6): 10. Kunnen verwoorden wat de functie is van een watermeter.
Geheel thema: 11. De voorgenoemde elementen (waterwinning, filterinstallatie, watertoren, leidingen, verbruiker) in de juiste volgorde in de keten kunnen plaatsen. 12. Kunnen uitleggen hoe het systeem voor watertoevoer werkt. 13. Op een bewuste manier met water omspringen in de wetenschap dat het heel wat moeite kost om het water uit de kraan te laten stromen.
4. Activiteit Dit thema wordt opgebouwd rond een centrale werktafel. De basisactiviteit (basisles) bestaat uit het weergeven van de watercyclus zonder dat de mens daar invloed op uitoefent. In de verschillende uitbreidingsmogelijkheden komt de invloed van de mens dan aan bod. Stelselmatig ontstaan nieuwe problemen die opgelost worden waarna de oplossing in de keten gebracht wordt. Volgende inhouden komen aan bod in de verschillende uitbreidingsmogelijkheden: • Uitbreiding 1 (les 2): waterwinning • Uitbreiding 2 (les 3): wateropslag en distributie • Uitbreiding 3 (les 4): waterproductie (zuiveren) • Uitbreiding 4 (les 5): invloed van bodemtypes op de watertafel • Uitbreiding 5 (les 6): watermeter De leerlingen bouwen op die manier samen met de leerkracht de volledige weg op van grond- of oppervlaktewater tot het moment dat water uit de kraan loopt. Het eindresultaat van andere lessen (waterzuiveringsinstallatie, watermeter, drukverhogingsinstallatie,…) kan ingeschakeld worden in deze les.
5. Didactische raadgevingen Deze les kan de rode draad zijn bij een thematische uitwerking van het onderwerp drinkwater. Vanuit het opgebouwde model kunnen vragen ontstaan die ervoor zorgen dat problemen moeten worden opgelost. Dit gebeurt dan in een nieuwe les waarna deze oplossing kan worden ingebracht in het model. Het eindresultaat is een vrij realistische weergave van de keten van grond- of oppervlaktewater tot het water dat uit de kraan komt. Door telkens opnieuw naar het model terug te grijpen, krijgen de leerlingen een totaalbeeld en de duidelijke positie van het nieuw aangebrachte hierin. Het wordt hen ook duidelijk vanuit welke problemen bepaalde toestellen of processen ontstaan zijn.
6. Achtergrondinformatie Water op aarde De aarde noemt men de blauwe planeet door de alomtegenwoordigheid van water. 70,8% van het aardoppervlak is immers bedekt door water. Het water dat bij ons uit de kraan komt, wordt niet gemaakt door fabrieken (net zomin als dat voor melk het geval is). Water heeft ervoor gezorgd dat er leven op aarde is en houdt dit leven in stand. Het water komt voor in verschillende toestanden. Iedereen kent de 3 fasen waarin water voorkomt: vloeibaar (water) – vast (ijs) en gasvormig (waterdamp).
De watercyclus We vinden deze fasen ook terug in de watercyclus die de weg van het water beschrijft in zijn eeuwigdurende cyclus van land naar atmosfeer en terug. De motor van deze hydrologische cyclus is de zon. Er is berekend dat het voor een watermolecule 38.000 jaar zou duren om de volledige cyclus te doorlopen. Jaarlijks verdampt er op aarde ongeveer 480.000 km³ (480.000.000 miljard l) water (waarvan 84% zeewater en 16% zoet water). Dat is een laag van ongeveer 94 cm over de hele aarde. Er valt natuurlijk evenveel neerslag. Van die 480.000 km³ valt er 23% neerslag op het land en 77% boven de oceanen. 7% van het water dat op het land valt, stroomt naar zee om daar te verdampen.
De Watercyclus
Waterdamp treffen we aan in de atmosfeer onder de vorm van wolken. In feite zijn dit zéér kleine waterdruppeltjes en ijskristallen. Die ontstaan doordat het water in de atmosfeer condenseert (overgang van gas naar vloeistof) wanneer de relatieve vochtigheid boven de 100% gekomen is. Wanneer waterdamp stijgt, komt die immers terecht in de hogere luchtlagen waar het kouder is. Daardoor stijgt de relatieve luchtvochtigheid aangezien koude lucht minder water kan bevatten dan warme. De druppels vormen zich in feite rond zéér kleine stofdeeltjes. Een wolk is dus eigenlijk een verzameling van allemaal uiterst kleine druppels en niets anders dan een plaats waar de luchtvochtigheid hoger is dan 100%. Een wolk kan dus ‘verdwijnen’ als zij een gebied binnendrijft met droge lucht aangezien de luchtvochtigheid dan daalt.
Wolken kunnen tonnen wegen, maar deze massa is verdeeld over miljarden druppeltjes die alle blijven zweven in de opstijgende lucht. Ook de omringende lucht weegt vanzelfsprekend tonnen: daardoor ontstaat immers luchtdruk. Pas als de druppels groot genoeg zijn (en dus veel wegen), vallen ze naar beneden als neerslag. De neerslag in een wolk start meestal als sneeuw die dan op zijn weg naar beneden (door het terechtkomen in warmere luchtlagen) smelt en de aarde bereikt als regen. Als de neerslag echter koude lagen passeert, dan ontstaat er sneeuw of hagel. Het water komt dus op aarde terecht in vloeibare of vaste toestand. In België valt ongeveer 800 liter per m² neerslag per jaar (800 mm/m²). In loofbossen op leembodem zal 75% hiervan weer verdampen. Dat kan rechtstreeks zijn door de verdamping van oppervlaktewater of door de transpiratie (via zweet en waterdamp in de ademhaling, verdamping van water via de bladeren) van levende wezens. De overige 25% neerslag sijpelt door de bodem en blijft staan op een ondoordringbare laag. Op die manier ontstaat de diepe grondwatertafel. Waneer we minder plantengroei hebben (bv. weiland), zal er meer water doorsijpelen. We hebben in België van nature geen oppervlakkige afvloei (= water stroomt over het aardoppervlak naar lager gelegen gebieden). Er treedt met andere woorden geen erosie op (er worden geen bodemdeeltjes door het water verplaatst) . Grondwater op grote diepte heeft vrijwel steeds dezelfde samenstelling (de mineralensamenstelling is meestal vrij gelijk). Dit in tegenstelling tot oppervlaktewater waar de samenstelling zeer sterk wisselt. Daarnaast is grondwater van nature zeer zuiver. Er is geen bacteriologische vervuiling. Bij ondiep grondwater kan er wel bacteriologische of scheikundige vervuiling zijn. Grondwater wordt voor het drinkwaterproces gewonnen. Soms komt het spontaan aan de oppervlakte via bronnen. Anderzijds gaat de mens het oppompen via geboorde putten. Meestal bevat het grondwater geen opgeloste zuurstof en wordt het water belucht. Water in rivieren, meren, beken en zeeën heet oppervlaktewater. Dit oppervlaktewater staat in contact met de ondiepe grondwaterlagen en beide kunnen elkaar ‘voeden’. Water kan uit de rivier doorsijpelen in deze grondwaterlaag. Anderzijds kan de grondwaterlaag de rivier voeden. Het niveau in de rivier is dus niet altijd perfect gelijk aan het niveau van de grondwatertafel.
Uiteindelijk komt alle water wel eens terug aan de oppervlakte en kan dan weer verdampen waarna het zijn reis voortzet als wolk.
Bodem Zoals al aangegeven, moet het water op een ondoorlaatbare laag stoten om daar een watertafel te vormen. We kunnen bodems indelen op basis van de korrelgroottesamenstelling. We onderscheiden klei (korrels < 2µm), leem (2-50µm) en zand (50µm2mm). De bodem kan uit een mengeling bestaan van deze 3 componenten en deze specifieke mengeling heeft zijn naam. Het waterophoudend vermogen van zand is zeer laag: het water sijpelt snel door de bodem. Klei heeft het hoogste waterophoudende vermogen. De ondoorlaatbare laag is veelal een kleilaag. Leem ligt ergens tussenin wat betreft doorlaatbaarheid. De leembodem is voor planten het meest geschikt om te groeien aangezien een vrij groot deel van het water in de kleibodem niet kan worden opgenomen door de planten (de kleideeltjes trekken de waterdeeltjes te veel aan).
Rivieren Het niveau in rivieren kan sterk wisselen. Zeker bij regenrivieren zoals die in Nederland en België veel voorkomen, is dit het geval. In de zomer stroomt er minder water in de rivier en stroomt de rivier in zijn zomerbedding. In het najaar en de winter is er meer water in de rivier en treedt de rivier buiten haar oevers. De rivier neemt nu haar winterbedding in. Bij dit buiten zijn oevers treden, zet de rivier sediment af. Hierbij wordt vlak naast de rivier het zwaarste materiaal afgezet (zand) en verder van de rivier weg het lichtere materiaal (klei). De stroomsnelheid daalt immers naarmate men zich van de rivier verwijdert en enkel de lichtste deeltjes blijven zweven. Door het telkens opnieuw buiten de oevers treden van de rivier, hoopt het zwaardere materiaal zich aan de oevers op en ontstaat een oeverwal die bestaat uit zand. Op die manier ontstaat het typische profiel zoals weergegeven in de figuur onder. De oeverwal vormt op die manier een soort zomerdijk en mensen weten zich hierdoor beschermd. Dat betekent echter niet dat men in de winterbedding kan gaan bouwen wat nu veelal gebeurt. Bij hevige regenval overschrijdt de rivier immers de oeverwal.
winterbedding
oeverwallen
Waterverbruikers In België verbruiken we gemiddeld 110 l (in 2004 was dat 106 l) leidingwater per persoon (in Nederland is dat 128 l/persoon). In totaal verbruiken we 755 miljard l water per jaar (in Nederland is dat 1022 miljard l). Hiervan nemen de gezinnen 35% voor hun rekening , de industrie 65% en de landbouw 5%. Wanneer we enkel naar het verbruik van leidingwater kijken, wordt die verhouding 58% voor de gezinnen, 40 % voor de industrie en 2% voor de landbouw (in Nederland is dat respectievelijk 73%, 21% en 6%).
Leidingwaterverbruik in Nederland per sector
landbouw industrie
6%
21 %
huishoudens
73 %
Leidingwaterverbruik in Belgie per sector
landbouw industrie
2%
40 %
huishoudens
58 %
De industrie gebruikt daarnaast nog grote hoeveelheden water als koelwater. Dat is echter geen leidingwater, maar oppervlaktewater dat rechtstreeks onttrokken wordt aan rivieren en na gebruik teruggegeven wordt aan de stroom. Er wordt 8 keer zoveel oppervlaktewater rechtstreeks gebruikt dan dat er leidingwater wordt verbruikt.
Prijs van het water Leidingwater is onklopbaar wat betreft de prijs. Voor een liter leidingwater betaalt men gemiddeld 0,0014 euro. Leidingwater is dus honderden keren goedkoper dan mineraalwater terwijl het dezelfde kwaliteit heeft. Daarnaast spaart men ook heel wat verpakking uit. De waterprijs verschilt per regio door de manier waarop het water gewonnen wordt (drinkwaterproductie uit oppervlaktewater is duurder dan uit grondwater door het complexere behandelingsproces) en door het aantal woningen per km waterleiding. € 3,50 - 5,50
Prijzen van verschillende soorten drinkwater in Euro’s per liter in Nederland (2002)
€ 0, 80 € 0, 70 € 0, 60 € 0, 50
€ 0, 45
€ 0, 40
€ 0, 40 € 0, 30 € 0, 20 € 0, 10 € 0, 00
€ 0, 00077
€ 0, 0016
leidingwater Drenthe
leidingwater Noord-Holland
flessenwater
bronwater supermarkt
bronwater restaurant €7
Prijzen van verschillende soorten drinkwater in Euro’s per liter in België (2007) 3
* leidingwater huishoudelijk gebruik Pidpa bij gebruik 250 m of minder
€ 0, 80 € 0, 70 € 0, 60 € 0, 529
€ 0, 50
€ 0, 43
€ 0, 40 € 0, 30 € 0, 20 € 0, 10
€ 0, 00175
€ 0, 001978
€ 0, 00 leidingwater VMW
leidingwater Pidpa*
bronwater (Vittel) supermarkt
waterfles Ovitao (18,9 l)
restaurant (chaudfontaine)
Gegevens België (2007): - leidingwater voor huishoudelijk gebruik Pidpa bij gebruik 250 m³ of minder: 0,001978 euro/l (bron: website Pidpa) - leidingwater VMW: 0,00175 euro/l (bron: website VMW) - bronwater (Vittel) supermarkt: 0,43 euro/l (bron: website Colruyt) - Waterfles Ovitao (18,9 l): 0,529 euro/l (bron: www.jpg.be) - Restaurant: 7 euro/ l (Chaudfontaine) (bron: www.restaurantvital.be) 10
7. Benodigdheden BASISLES: • Grote, doorzichtige plastic of glazen bak (bv. oud aquarium) met een minimumhoogte van 20 cm. • Lichtjes vochtig wit of geel zand (hoeveelheid is afhankelijk van grootte bak): de bak moet minstens met 10 cm zand gevuld worden. Grofkorrelig zand is het interessantst. Geel zand dat gebruikt wordt in de woningbouw is ideaal (in doe-hetzelfzaken kost een zak geel zand 1,45 euro voor 25 kg). Ook zand uit de zandbak of zand van het strand is bruikbaar. • Grint • Water • Grote gieter met sproeikop • Schopje UITBREIDING 1: • halve doorzichtige plastic buis met diameter van minimum 3 cm • koffielepel • plastic darmpje • stevig papier • lijm • plastic botervlootje, kuipje,… • elektrisch aquariumpompje: voor 7,55 euro heeft u al een Hydor opvoerpomp type Pico 300. Het betreft hier een bijzonder kleine opvoerpomp (maximale opvoerhoogte van 60 cm) met aanzuigpunt onderaan zodat kan gewerkt worden in slechts 1,5 cm water. UITBREIDING 2: We bouwen een huis, flatgebouw en een watertoren: benodigd materiaal (zie betreffende les) • 2 wasknijpers • plastic darmpjes UITBREIDING 3: We bouwen een filterinstallatie: benodigd materiaal (zie betreffende les) UITBREIDING 4: • plastic huishoudfolie, • aluminiumfolie of stuk vuilniszak UITBREIDING 5: We bouwen een watermeter: benodigd materiaal (zie betreffende les)
11
8. Werkwijze 8.1 Basisles DOE
ZEG
• Plaats de plastic bak op een centrale werktafel waar hij de komende weken kan blijven staan. Zorg voor voldoende plaats zodat alle leerlingen kunnen plaatsnemen rond de tafel. Zorg ervoor dat er elektriciteit geleverd kan worden voor het pompje. Plaats de bak zo dat de kinderen gemakkelijk van boven in de bak kunnen kijken én de zijkant van de bak kunnen zien. • Laat de kinderen de bak vullen met een laag grint van zo’n 5 cm dik. • Laat de kinderen vervolgens daarop een laag zand van zo’n 10-15 cm dik leggen. • Vertel de kinderen dat dit een stuk landschap voorstelt: • De directe omgeving van de school (als er duidelijke hoogteverschillen zijn in de omgeving van uw school) • De ruimere omgeving van de school (als er geen duidelijke hoogteverschillen zijn in de onmiddellijke omgeving van uw school, maar wel in de buurt) • Een stuk duinlandschap/stuk van de Ardennen
Onderwijsleergesprek: • Is het landschap zo vlak als wat je hier nu ziet in onze glazen bak? Wat kunnen we zien in het landschap waardoor het niet vlak is? Ken je straten waar je hard moet trappen om vooruit te komen? Hoe komt dat? Zijn er bergen in het landschap? (kom tot: we treffen in het landschap ook heuvels aan). • Zijn er enkel heuvels in het landschap? Wat ontbreekt er nog in onze omgeving? Zijn er geen plaatsen waar je lager staat dan waar wij nu zijn? Ken je plaatsen waar je naar beneden kan springen of in kan springen? Ken je plaatsen die lager gelegen zijn dan waar wij ons nu bevinden? (kom tot: we treffen in het landschap ook lager gelegen gebieden aan: poelen, rivieren, beken, vijvers,…).
DOE
• Laat de kinderen in je landschap heuvels aanleggen. Laat ze rivieren, beken, poelen en vijvers aanleggen. Zorg ervoor dat ten minste 1 heuvel groot genoeg is om de watertoren op te plaatsen. Zorg ervoor dat er ook voldoende vlakke stukken zijn om een huis/flatgebouw op te plaatsen.
12
WEET
Eventueel kan hier de term reliëf aangebracht worden. Onder reliëf verstaat men de natuurlijke oneffenheid van het aardoppervlak, het verschil tussen hoge en lage punten in een landschap. Om de reliëfvorm te bepalen, maakt men gebruik van de 4 h’s: h1 De hoogteligging: uitgedrukt in m ten opzichte van de zeespiegel. Af te lezen op een kaart. h2 Het hoogteverschil: Groot of klein h3 De helling(svlakken): Zacht, steil of loodrecht h4 De horizon(lijn) of kimlijn: effen, golvend of getand
Met behulp van deze 4 h’s kan men de verschillende reliëfvormen onderscheiden. Op basis van de hoogteligging onderscheiden we drie hoogtezones: • het laagland onder de 200m • het middelland tussen 200m en 2000m • het hoogland boven de 2000m.
WEET
In elk van deze hoogtezones kan men de meeste van volgende reliëfvormen onderscheiden: Vlakte: • Horizon: effen • Hoogteverschil: klein • Helling: vrijwel geen helling Plateau: • Horizon: effen • Hoogteverschil: matig-groot • Helling: matig-steil Gebergte: • Horizon: getand • Hoogteverschil: groot • Helling: steil Heuvelland: • Horizon: golvend • Hoogteverschil: matig-groot • Helling: matig-steil Klovenlandschap: • Horizon: getand • Hoogteverschil: groot • Helling: loodrecht
13
ZEG
Onderwijsleergesprek: • Wat ontbreekt er nu nog in onze lage gebieden zodat we kunnen spreken van vijvers, poelen en rivieren? (kom tot: water) • Waar komt het water vandaan? Komt het uit de kraan? Is er iemand die de beek vult met zijn tuinslang? (kom tot: het water komt op aarde terecht onder de vorm van neerslag).
DOE
ZEG
Breng water in de rivieren en vijvers. Giet met de gieter met sproeikop water in de bak. Hoe fijner de gaatjes van de sproeikop, hoe realistischer. Het is heel belangrijk zeer traag te gieten.
Onderwijsleergesprek: Laat de kinderen beschrijven wat ze waarnemen.
• Wat zie je dat er met het water gebeurt? (kom tot: het eerste wat ze zullen waarnemen zal de oppervlakkige afvloei zijn van het water van de heuvel). • Wat gebeurt er met een deel van de zandkorrels van onze heuvel? (kom tot: een deel van de zandkorrels spoelt mee de helling af). • Het proces waarbij door slijtage van een vast oppervlak materiaal wordt verplaatst heet erosie. • Hoe komt het dat we bij ons/ in de Ardennen weinig erosie hebben? Wat ontbreekt er in ons model dat ervoor zorgt dat het water niet zomaar de heuvel afloopt? (komt tot: vegetatie/begroeiing zal de erosie tegengaan).
DOE
Bekleed de berg heuvel met vegetatie. Hier zijn verschillende mogelijkheden. Je kunt de berg bekleden met stof, watten, mos. Men kan ook watten met daar op tuinkers aanbrengen op de heuvel.
14
ZEG
Onderwijsleergesprek: Laat de kinderen beschrijven wat ze waarnemen.
• Wat zie je dat er nu met het water gebeurt? Kijk eens naar de bodem van het aquarium. (kom tot: Het water dringt echter ook in de bodem. De kinderen zien dat zich een laag water vormt boven de bodem van het aquarium). • Hoe noemen we het water dat zich diep onder de grond bevindt? (kom tot: grondwater) • Wat gebeurt er nu met het water in de vijvers? (kom tot: Ook dat water dringt in de bodem. Er blijft geen water staan in de vijver). • Wat zie je wanneer we blijven gieten met het water in de vijvers? Kijk eens naar het grondwater. Hoe komt het dat het water nu in de vijvers blijft staan? (kom tot: op een bepaald ogenblik zal het water in de vijvers niet meer verdwijnen, maar blijven staan. Het grondwater heeft het oppervlak bereikt en we kunnen het zien in de diepere delen van het landschap) • Waar bevindt het water zich nu? Het bevindt zich niet maar in de grond maar waar wel? (kom tot: het water in rivieren, vijvers en poelen noemen we dan ook oppervlaktewater) • Wat gebeurt er met het water in de rivieren? Waar gaat het naartoe? (kom tot: het water stroomt naar de zee) • We hebben nu gezien dat het water als neerslag op aarde terechtkomt en dat het gedeeltelijk via rivieren terug naar zee stroomt. Hoe zouden dan wolken ontstaan?
DOE
Laat kinderen op de ontdekplek van deze site de watercyclus zelf ontdekken.
15
ZEG
TIP
EXTRA
Onderwijsleergesprek over watercyclus: • Waar komt het water dat we in rivieren en meren aantreffen vandaan? (kom tot: het komt onder de vorm van neerslag op de aarde terecht) • Waar bevindt zich op het land nog water? Hoe heet dit water? (kom tot: grondwater) • Wat gebeurt er met het water in de rivieren? Waar stroomt het water naartoe? (kom tot: het water stroomt naar zee). • Wat kan er gebeuren met het water in de zee? (kom tot: het water kan verdampen) • In welke toestand bevindt het water zich in de wolk? (komt tot: gasvormige toestand of vaste toestand afhankelijk van het niveau) • Hoe komt het dat een wolk uitregent? (kom tot: doordat wolken gedwongen worden te stijgen, worden de druppels groter en zwaarder en regent een wolk uit)
Het is ook mogelijk hier een onderwijsleergesprek over neerslagvormen aan te koppelen en dit verder te illustreren met een les over de aggregatietoestanden van water
• Lager onderwijs We kijken waar we in de omgeving van de school oppervlaktewater kunnen aantreffen. Daarvoor gaan we in de omgeving van de school op stap en vervolgens zoeken we deze plaatsen terug op kaart. • Secundair onderwijs Hier kan vervolgens een kaartoefening aan gekoppeld worden waarbij we aan de hand van hoogtelijnen gaan voorspellen waar we oppervlaktewater kunnen aantreffen.
16
8.2. UITBREIDING 1 (les 2)
ZEG
EXTRA
DOE
ZEG
Instap en probleemstelling: • We hebben vorige les gezien wat er gebeurt met het regenwater dat op het land terechtkomt. • Wie kan nog eens samenvatten wat er exact gebeurt? • Vandaag ontmoeten we Willem Aterman. Willem wil hier komen wonen omdat hier veel water is dat hij kan gebruiken. • We gaan straks een huis bouwen voor Willem. Hoe het huis er gaat uitzien is niet belangrijk, maar het moet groot genoeg zijn om deze badkuip in te plaatsen.
Laat de kinderen een huis bouwen voor Willem Aterman (zie les ‘Bouwen van een huis, flat of watertoren’). Dit kan gecombineerd worden met het bouwen van een flatgebouw (als u ook uitbreiding 2 geeft). Eventueel kan hier ook al de watertoren gebouwd worden (hoewel kinderen de noodzaak daarvan nog niet kennen).
• Vorm in de buurt van de rivier een zomer- en winterbedding. Doe dit op voorhand zodat de situatie er is als de kinderen het huis willen plaatsen. Maak een centrale, diepe geul die afgezoomd wordt door een oeverwal. Daarnaast bevindt zich nog een vlak stuk dat toch lager gelegen is dan de omliggende stukken (overstromingsgebied of uiterwaarden). • Giet vervolgens in het bijzijn van de kinderen opnieuw water in de bak totdat de rivier zijn zomerbedding vult.
• Waar denk je dat Willem zijn huis zou willen plaatsen? (kom tot: in de buurt van het water) • Wat zou de reden zijn dat Willem dicht bij het water wil wonen? (om het water te gebruiken voor zijn tuin, in de badkamer,…)
17
DOE
ZEG
DOE
TIP
Laat de kinderen het huis plaatsen, op een door hen gekozen plek. (De kinderen zullen het huis waarschijnlijk in het overstromingsgebied van de rivier plaatsen. Het is immers een plek dicht bij de rivier en het is er vlak)
• We gaan eens kijken of jullie een goede keuze gemaakt hebben. • Wat gebeurt als er in de herfst veel regenval is? Wat gebeurt er met het peil van je rivier? (kom tot: het peil van de rivieren stijgt).
• Giet in eerste instantie slechts water tot aan de rand van de zomerbedding. • Vervolgens vult men de rivier tot aan zijn winterbedding en stroomt de uiterwaard onder. • Laat de kinderen vervolgens het huis op een plaats zetten die veilig is.
Men kan het voorgaande in verband brengen met de historische ontwikkeling van steden (altijd dicht bij het water, op knooppunten van rivieren). Dit kunnen we bekijken door op de topografische kaart enkele belangrijks steden te gaan opzoeken. Zo liggen Gent (samenvloeiing Schelde-Leie), Antwerpen (Schelde), Brussel (Zenne), Leuven (Dijle), Luik (Maas), Amsterdam (Amstel) , Rotterdam (Maas) vlakbij een rivier.
18
DOE
ZEG
DOE
ZEG
Plaats de badkuip van Willem in zijn huis.
• Willem zou graag een bad nemen in zijn pas gebouwde huis. Op welke manier kunnen we Willem water bezorgen? • Is dat sleuren met emmers niet wat lastig? • Hoe kom jij aan water om je bad te vullen? • Waar komt dat water uit de kraan vandaan? Waar kunnen we dat water gaan winnen (= nieuwe term voor kinderen)? (kom tot: we kunnen het water gaan winnen via oppervlaktewaterwinning en grondwaterwinning). • Wat zullen we nodig hebben om het water vanuit de vijver naar het huis van Willem te brengen? (kom tot: een pomp en leidingen)
Het oppervlaktewater kunnen we zeer gemakkelijk met behulp van een pomp uit de vijver of rivier naar de badkuip pompen. Als u niet over een pompje beschikt, kan u gebruik maken van de wet van de communicerende vaten als u het botervlootje naast de glazen bak op tafel plaatst. (wet van communicerende vaten: bij vaten die onderling zo zijn verbonden dat de vloeistof van het ene vat naar het andere kan stromen, liggen de vloeistofniveaus alle op hetzelfde horizontale niveau)
• Is er behalve oppervlaktewater nog ander water dat we kunnen winnen? (kom tot: grondwater) • Wat zullen we moeten doen om grondwater te winnen? Kunnen we rechtstreeks aan het grondwater? Wie heeft bij zijn oma of opa al een pomp gezien? Waar komt dat water vandaan? (kom tot: we zullen een put moeten boren)
19
DOE
• Plaats de halve plastic buis met de open zijde tegen de glazen wand van de bak. Schep vervolgens met de koffielepel het zand en grint uit de buis. Plaats vervolgens het pompje in de put en pomp het grondwater naar Willem. • Mocht er bij het pompen te veel zand of grint in de put komen dan kan dit eenvoudig worden tegengegaan door ervoor te zorgen dat de plastic buis de bodem van het aquarium raakt. Men kan ook een stuk vliegengaas spannen over de onderkant van de buis.
8.3. UITBREIDING 2 (les 3)
ZEG
Instap en probleemstelling: • We hebben vorige les gezien waar ons water vandaan komt. Wat zijn de twee mogelijkheden om aan water te komen? • Willem woont nu echter niet meer alleen in deze vallei maar zijn vrienden zijn bij hem in de buurt komen wonen. • Wat zal er gebeuren als zij allemaal tegelijk water willen? • Zou er geen probleem zijn in de zomer? • We hebben ergens een reservoir nodig waar we water kunnen opslaan. • Kennen jullie een gebouw waar een grote hoeveelheid water bewaard wordt? (kom tot: een watertoren)
DOE
EXTRA
Laat de kinderen een watertoren bouwen om Willem en zijn vrienden van water te voorzien (zie les ‘Bouwen van een watertoren’).
Men kan opteren om een les over communicerende vaten te geven. Men kan de uitleg van dit principe integreren in deze uitbreiding en onmiddellijk met de watertoren en het botervlootje dit principe illustreren.
20
ZEG
EXTRA
• Waar plaatsen jullie de watertoren? (Als de les over communicerende vaten al gezien is, kan dit weinig problemen opleveren. Als men opteert om de leerstof via dit model aan te brengen dan kan dat via trial and error). • Wat kunnen we besluiten voor de positie van de watertoren in het landschap? (kom tot: de watertoren staat zo mogelijk op een hoger punt dan de woningen).
• Lager onderwijs We kijken waar we in de omgeving van de school watertorens aantreffen. Daarvoor gaan we in de omgeving van de school op stap en vervolgens zoeken we die plaatsen terugzoeken op kaart. • Secundair onderwijs We koppelen hier een kaartoefening aan waarbij de kinderen aan de hand van hoogtelijnen gaan voorspellen waar we de watertoren gaan plaatsen in de eigen omgeving van de school. Kopieer daarvoor een topografische kaart, maar verwijder de symbolen van watertorens. Laat de kinderen vervolgens verschillende hypotheses formuleren en laat ze ten slotte vergelijken met de topografische kaart met watertorens erop (eventueel met een overlay).
ZEG
DOE
Hoe moeten we onze leidingen nu leggen? Waar plaatsen we onze pomp? Hoe loopt de leiding van de pomp vervolgens? Waar loopt de leiding uit de watertoren naartoe? (kom tot: De leidingen lopen van de pomp naar de watertoren en van de watertoren naar het huis van Willem.)
Pomp het water vanuit onze waterwinning naar de kuip van de watertoren. Laat het water vervolgens via de plastic darm stromen naar het huis.
21
ZEG
DOE
• Hebben we nu een oplossing voor ons probleem? Is er een waterreserve? (kom tot: Neen, want het water stroomt onmiddellijk uit de watertoren weg en het bad van Willem loopt over.) • Wat hebben we nodig om ervoor te zorgen dat het bad van Willem niet overstroomt? Wat zorgt ervoor dat jij het water kunt tegenhouden zodat je bad niet overloopt? (kom tot: een kraan)
• Plaats een wasknijper op de darm die van de kuip naar het huis loopt. Zorg ervoor dat deze wasknijper precies onder de kuip geplaatst wordt. (Op die manier illustreren we dat de watertoren een reservefunctie heeft.) • Plaats ook een wasknijper op het uiteinde van de darm: dit is de kraan. Neem vervolgens de wasknijper aan de watertoren weg. Er gebeurt vrijwel niets. • Neem ten slotte de wasknijper weg die dienst doet als kraan en vul het bad van Willem. • Laat bij elk van deze stappen de kinderen verwoorden wat ze zien.
DOE • Laat de kinderen een flatgebouw bouwen waar Willems vrienden in kunnen wonen. • Plaats vervolgens het flatgebouw naast het huis van Willem.
ZEG
• Willems vrienden wonen in dit flatgebouw en willen ook allemaal een bad nemen. • Walter die op het gelijkvloers woont, neemt eerst een bad. • Vervolgens neemt Amedé een bad. • Daarna Thea en dan Erwin. • Helemaal bovenaan woont de Amerikaanse vriend van Willem: Mr. W@ER4U. Ook hij wil een bad nemen.
22
DOE
ZEG
DOE
ZEG
Plaats het bad op de verschillende etages van het flatgebouw en laat de kinderen observeren wat er gebeurt. (Dit kan ook nog geïllustreerd worden met behulp van de proef over waterdruk: zie betreffende les.) De kinderen verwoorden dat het bad zeer snel volloopt als je op het gelijkvloers van een flatgebouw woont. Dit gaat echter steeds langzamer naarmate men hoger in het flatgebouw woont. Op een bepaald ogenblik komt er zelfs helemaal geen water meer uit de kraan.
• Loopt het bad van Walter snel vol? • Wat stel je vast bij Amedé? Wat zou de reden zijn dat er bij Thea vrijwel geen water meer uit de kraan komt en bij Erwin en Mr. W@ER4U zelfs helemaal geen water? (Op die manier wordt opnieuw het concept van communicerende vaten getoetst. Het water in de darm op deze verdiepingen van het flatgebouw komt immers slechts tot op dezelfde hoogte als het water in de watertoren aan het uiteinde van de darm.) • Wat zouden we moeten doen om ervoor te zorgen dat ook de Amerikaanse Mr. W@ER4U zijn bad kan vullen? • We kunnen inderdaad de watertoren hoger maken. In de grote steden heb je echter flatgebouwen die wel 30 verdiepingen hoog zijn. In de VS heb je zelfs gebouwen van meer dan 100 verdiepingen hoog. • We moeten een andere oplossing vinden. • Hoe kun je water dat in een tuinslang zit er snel uitkrijgen? (kom tot: blazen aan het uiteinde. We moeten dus de druk verhogen). • We bouwen een toestel dat druk verhoogt.
We bouwen een drukverhogingsinstallatie of hydrofoor.
Hoe moeten we onze leidingen nu leggen? Waar plaatsen we de hydrofoor? (kom tot: De leidingen lopen van de pomp naar de watertoren, van de watertoren naar de hydrofoor en van de hydrofoor naar het huis van Willem.)
23
DOE
TIP
• Pomp het water vanuit onze waterwinning naar de kuip van de watertoren. Laat het water vervolgens via de plastic darm stromen naar de hydrofoor. • Zet vervolgens druk op het water en vul de badkuip van Mr. W@ER4U.
Dit deel biedt heel wat kansen om te werken rond druk. Communicerende vaten worden in een concrete situatie aangebracht waardoor het inzicht vergroot. Door telkens opnieuw het hoogteverschil tussen huis en watertoren te veranderen, zien kinderen communicerende vaten in actie. Het is aangewezen vrij brede en doorzichtige darmen te gebruiken (zoals gebruikt door metselaars) en eventueel het water rood te kleuren met verf, inkt of ecoline.
8.4. UITBREIDING 3 (les 4)
ZEG
Instap en probleemstelling: • We hebben vorige lessen gezien waar ons water vandaan komt, waar we het kunnen opslaan en hoe we ook op de hoogste verdieping van een flatgebouw ons bad kunnen vullen. Beschrijf nog eens hoe alles in zijn werk gaat. • Vandaag is er echter iets heel ernstigs gebeurd. Lees maar eens wat Willem vandaag in de krant zag (zie krantenartikel in bijlage). • Wat is er gebeurd? • Welk probleem heeft Willem nu? (kom tot: Het ongezuiverde drinkwater is niet meer drinkbaar.) • Drinken jullie water dat rechtstreeks uit de vijver komt? Is dit wel zo gezond? Kan je water uit de vijver drinken? • Wat doet de watermaatschappij met het water zodat wij het kunnen drinken? • Wat kunnen wij dus bouwen om Willem te helpen? (kom tot: We zullen een zuiveringsinstallatie moeten bouwen.)
24
DOE
ZEG
DOE
ZEG
Vervuil het water met wat modder of melk. Het is duidelijk dat de watermaatschappij meer doet dan water oppompen en vervoeren.
• Hier kan men via een onderwijsleergesprek met de kinderen kijken wie het oppervlakte- (en grond-) water vervuilt. • Wie vervuilt het oppervlaktewater? (kom tot: landbouw, industrie, gezinnen: iedereen) • Gebeurt dit altijd moedwillig? Hoe komt het dat het water vuil wordt? (kom tot: Water wordt vuil door het te gebruiken.) • Wat is de reden dat boeren hun akkers bemesten? (kom tot: Daardoor groeien de planten beter.) • Zijn alle huizen verbonden met de riolering? (kom tot: neen) • Wat kunnen mensen doen die niet verbonden zijn met de riolering? (kom tot: Ze zuiveren zelf hun water via rietvelden.) • Vervuil jij het water? Waar gebruik jij water voor ? (kom tot: Ja. Door ons te wassen, WC…) • Waarvoor gebruiken fabrieken water? Waarvoor zou een fabriek die flessen recycleert water nodig hebben? Wat doet een kerncentrale met water? Let op de koeltorens. (kom tot: spoelwater, koelwater…) • Wat doet de drinkwatermaatschappij zodat wij het water toch nog kunnen drinken? (kom tot: zuiveren) • Wat kunnen wij doen zodat de watermaatschappij het makkelijker heeft om het water te zuiveren? (kom tot: minder vervuilen) • We bouwen voor Willem een zuiveringsinstallatie.
Laat de kinderen een filterinstallatie bouwen om Willem en zijn vrienden van zuiver water te voorzien. (zie betreffende les)
Hoe moeten we onze leidingen nu leggen? Waar plaatsen we de zuiveringsinstallatie? Plaatsen we ze voor of na de watertoren? (komt tot: De leidingen lopen van de pomp naar de zuiveringsinstallatie, vandaar naar de watertoren en vervolgens naar het huis van Willem.) 25
DOE
WEET
Haal de hydrofoor weg en laat het water van de oppervlaktewaterwinning op de filter stromen. Dit kan door gebruik te maken van communicerende vaten (even zuigen aan de darm en het oppervlaktewater stroomt vanzelf naar de filterinstallatie als u deze naast de glazen bak op de tafel plaatst). Pomp vervolgens vanuit het bakje onder de filterinstallatie het water naar de watertoren.
In werkelijkheid maakt de filterinstallatie deel uit van het WPC (waterproductiecentrum). De term waterzuiveringsstation gebruiken we voor de installatie waar het zuiveren van afvalwater plaatsvindt.
8.5. UITBREIDING 4 (les 5)
ZEG
DOE
Instap en probleemstelling: • We hebben vorige lessen gezien waar ons water vandaan komt, waar we het kunnen opslaan en hoe we ook op de hoogste verdieping van een flatgebouw ons bad kunnen vullen. We weten ook op welke manier het gezuiverd wordt. Beschrijf nog eens hoe alles in zijn werk gaat. Wat gebeurt er eerst? • Lees de tekst ‘Waar heb je laarzen nodig in België?’ • Wat bepaalt of je veel modder hebt? • Welke soorten bodem heb je? • Wat is het verschil tussen klei-, zand- en leembodems? • Welke laag zorgt ervoor dat het water blijft staan? (kom tot: kleilaag) • Ik heb hier een bolletje klei. Probeer er maar een duimpotje van te maken.
• Laat de kinderen een duimpotje maken. Daarvoor rollen ze de klei eerst tot een bal. Vervolgens kloppen ze met hun bol op tafel zodat een vlakke onderzijde ontstaat. Dan boren ze hun duimen in het midden van de bol. Vervolgens knijpen ze de wanden fijn. Breng de vier vingers aan de buitenkant van de pot naar de duim die in de pot zit. • Giet vervolgens water in de duimpotjes. Je merkt dat het water niet uit het potje loopt.
26
ZEG
DOE
ZEG
WEET
TIP
• Hoe kunnen we op onze werktafel een kleilaag nabootsen? • Heeft iemand thuis een vijver? • Hoe komt het dat het water niet doorsijpelt in de bodem? (kom tot: Er is een zwarte folie op de bodem aanwezig.) • Ken jij iets dat op die zwarte folie lijkt? (kom tot: een vuilniszak)
• Graaf op een bepaalde plaats in de bak een stuk vuilniszak in. • Giet vervolgens water op die plaats in de bak. Het water komt sneller aan het oppervlak dan op de plaatsen zonder vuilniszak.
• Waar bevindt het grondwater zich vrij dicht bij het oppervlak? • Bij welke bodem zal het grondwater zich dieper bevinden? • Op welke bodems gaat men aan veeteelt doen? (kom tot: de nattere bodems) • Op welke bodems doet men aan akkerbouw? (kom tot: drogere bodems)
Men ziet soms op velden grote plassen staan, terwijl het duidelijk is dat het grondwater niet zo hoog staat. Hier hebben we te maken met een stuwwatertafel. Door de zware landbouwvoertuigen is een zeer compacte laag ontstaan die het regenwater gaat tegenhouden. Op die manier krijgen op 50 cm diepte een ondoordringbare laag en hebben we dus zeer snel water op het land. Landbouwers breken deze laag door extra diep te gaan ploegen.
Men kan hier de lessen aardrijkskunde aan koppelen die handelen over de bodem van België en de verschillende landbouwstreken (thema gesteenten in 1ste ASO, thema landbouw in 2de ASO).
27
8.6. UITBREIDING 5 (les 6)
ZEG
DOE
ZEG
TIP
Instap en probleemstelling: • We hebben vorige lessen gezien waar ons water vandaan komt, waar we het kunnen opslaan en hoe we ook op de hoogste verdieping van een flatgebouw ons bad kunnen vullen. We weten ook op welke manier het gezuiverd wordt. Beschrijf nog eens hoe alles in zijn werk gaat. Wat gebeurt er eerst? • Is het water gratis? • Hoeveel euro betaal je voor een 1 liter mineraalwater? (kom tot: 0,50 euro) • Hoeveel kost 1 liter leidingwater? (komt tot: ongeveer 0,0014 euro) • Hoeveel liter leidingwater kan je dus kopen voor de prijs van 1 liter mineraalwater? (kom tot: ongeveer 357 liter) • Hoewel leidingwater dus weinig kost, is het toch niet gratis! • Moet iedereen evenveel betalen? Hoe zou de watermaatschappij weten hoeveel water Willem en zijn vrienden verbruiken? (kom tot: Ze kunnen met een toestel meten hoeveel we verbruiken.) • De watermaatschappij plaatst bij ons thuis een watermeter.
• Laat de kinderen een watermeter bouwen om het verbruik van Willem en zijn vrienden te meten. (zie betreffende les)
• Hoe moeten we onze leidingen nu leggen? Waar plaatsen we de watermeter? (komt tot: De leidingen lopen van de pomp naar de watertoren en van de watertoren naar watermeter in het huis van Willem.)
• Men kan op school kijken waar de watermeter zich bevindt. Als we een kraan opendraaien kunnen we met de kinderen bekijken wat er gebeurt met de watermeter.
28
DOE
ZEG
• Filter eerst een aanzienlijke hoeveelheid water (2 liter). Op die manier kan men een voldoende grote hoeveelheid water laten stromen door de meter. Pomp dit water naar de watertoren en laat het water van de watertoren vervolgens door de watermeter stromen. We plaatsen ons badkuipje aan het uiteinde van de watermeter op de bank.
• We zijn aan het einde gekomen van ons thema drinkwater. We hebben ervoor gezorgd dat Willem water kreeg. We schrijven een brief voor een andere drinkwatermaatschappij. Wat moet de drinkwatermaatschappij allemaal bouwen en plaatsen voordat mensen drinkwater krijgen?
29
8. Werkbladen en werkbladen met modeloplossingen Weg van het water
DOE
Knip de prentjes uit en kleef ze in de juiste volgorde. Schrijf bij elk van de prentjes de correcte naam. Verbind de prentjes met een blauwe pijl om de weg van het water aan te geven.
VV
30
Auteur:
Maya
en ...............
in Bad
31
Hoofdstuk 1: In het bad Eindelijk licht!!! Meisjes, er is licht aan het einde van de tunnel!! Ik zie een schijnsel en hoor onze vrienden en vriendinnen lachen en lol maken. Wat gaat het hier plots snel. Enkele uren hebben we hier stilgezeten in het donker, maar nu kunnen we eruit. Lopen maar! Wauw, een bad!! Springen maar!! Hé leuk. Hier zit iemand in dit bad. Hé hallo, ik ben Maya. Mijn naam betekent water in het Arabisch. Wat een grote tenen heb jij zeg! Mijn vriendinnen en ik zijn zojuist uit jouw kraan gekomen. We vinden het hier heerlijk. Vind jij het ook leuk om een bad te nemen? Wat een mooie badkamer heb jij zeg! Zou jij willen weten waar we vandaan komen? Ja?! Echt?! Goed, dan neem ik je mee. Ik ben namelijk een magische waterdruppel. Ooit, in lang vervlogen tijden, ben ik uit de kraan gekomen van een tovenaar. Die heeft dan allerlei proefjes met mij gedaan en sindsdien kan ik ook toveren! Kom, sluit nu snel je ogen en maak je haar nat. Zeg driemaal: ‘Ietepietepetieterig’ terwijl je je tenen opkrult. Zie je wel? Je bent nu net zo groot als wij. Kom we kruipen terug in de kraan. Neen, je hoeft niet bang te zijn! Het is hier wel donker, maar al mijn vrienden en vriendinnen zijn hier. Hé jongens en meisjes! Kijk eens wie ik bij me heb. Het is…………………………………………………. Het is de jongen/het meisje uit het bad. Je bent de enige die ooit met ons in de waterleiding gelopen zal hebben! Schrijf je belevenissen maar mooi op zodat de mensen vanaf nu weten waar wij vandaan komen. We gaan helemaal tot in de wolken! Als we daar zijn zal ik je via een regenboog wel naar je huis laten glijden. Kom we gaan eerst door de waterleiding.
Hoofdstuk 2: In de waterleiding Ik ben moe van het vele vertellen. Vertel jij nu maar wat we verder gedaan hebben.
32
Willem wil zwemmen DOE
Willem Ater man wil morgen zwemmen. In welke vijver(s) zal hij morgen kunnen zwemmen, als je weet dat er deze nacht 5 cm water zal vallen?
a a
b b
c c
1cm
1cm
ANTWOORD
DOE
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Teken op de figuur een waterput zodat Willem water kan ophalen met een emmer.
33
De rivier in zomer en winter Op onderstaande figuur zie je een rivier. Nu is het zomer en het water staat laag in de rivier. In de winter stijgt het water 2 cm. 1. Kleur de figuur zodat je de situatie in de winter kunt zien. 2. Teken een huis en zorg ervoor dat het in de winter niet kan onderlopen.
1cm
34
De watertoren DOE
Op onderstaande figuur zie je een landschap met een flatgebouw. 1. Omcirkel de watertoren die op de meest geschikte plaats staat. 2. Kleuren alle verdiepingen blauw waar water uit de kraan komt zonder drukverhogingsinstallatie.
35
9. Bijlage
Rivier vervuild na ontploffing zeepfabriek WATERLAND – Na een explosie afgelopen nacht in ‘Soapy’, een van de wereldleiders in de productie van afwasmiddel, is de Kwel, een rivier in Noord-Waterland, vervuild. Ten gevolge van een slecht werkende afsluitklep is van gisterenavond 22 uur tot deze morgen 3 uur ruim 5000 liter afwasmiddel in de Kwel terechtgekomen. De brandweer is volop bezig met het afdammen van de rivier. Mr. L. Avabo van de firma Soapy verzekert dat er geen enkel gevaar is voor het milieu aangezien het om een biologisch afbreekbaar afwasmiddel gaat. Honderden mensen zijn de rivier, die in een zee van schuim veranderd is, reeds gaan bekijken. De overheid raadt mens en dier aan geen water uit de rivier meer te drinken. De overheid vraagt
foto Aleksandra G
medewerking van de lagere scholen om het afwasmiddel sneller uit de rivier te verwijderen. Daarvoor wordt aan alle kinderen gevraagd om zoveel mogelijk bellen te blazen met het water uit de Kwel. Op die manier zweeft het afwasmiddel weg. Vijfentwintig basisscholen hebben hun medewerking reeds toegezegd. SB
36
Waar heb je laarzen nodig in België? Wat zou de reden zijn voor het ontstaan van een moeras? Waarom is het in de duinen meestal droger? Wat bepaalt of de grond droog of nat is? Het antwoord moeten we zoeken in de bodem. Je hebt drie soorten bodems: klei, leem en zand. Zandkorrels zijn het grootst. Het is net alsof je een glas vult met knikkers. Zie je hoeveel plaats er nog tussen de korrels is? Het water kan dus heel gemakkelijk tussen de zandkorrels door. Leemkorrels zijn een stuk kleiner. Vul maar eens een glas met rijstkorrels. Ook hier kan het water door, maar er is duidelijk minder plaats. Kleikorrels zijn zo klein dat er geen plaats meer tussen is. Op plaatsen waar er klei in de bodem zit, heb je dus vaker laarzen nodig. Kijk maar eens bij jou in de tuin. Blijft het grasperk lang nat? Dan heb je waarschijnlijk klei in de bodem. Moerassen vind je meestal op plaatsen waar je een kleilaag in de bodem hebt. Zandgronden zijn dan weer lekker warm in de zomer. Kleilagen zorgen voor modder, zand voor warme bodems. Aan jou de keuze!
37