THE NEW INTERNATIONAL AGENDA: BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY SPEECHES JOS VAN GENNIP LECTURE THE DUTCH SENATE, NOVEMBER 7, 2012
The Jos van Gennip Lecture is organized by NCDO and the Institute of Social Studies (ISS).
THE NEW INTERNATIONAL AGENDA: BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
NCDO is a Dutch expertise and advisory centre for citizenship and international cooperation. It promotes public awareness of international cooperation and the importance of active Dutch involvement in this area. NCDO carries out research, provides information and advice, stimulates public debate, for example by organizing the Jos van Gennip Lectures, and is actively involved in the field of training and education. During the implementation of these activities NCDO cooperates with government, political and social organizations, the business community, the research sector and with citizens directly.
DE NIEUWE INTERNATIONALE AGENDA: GROEN, GROEI EN GELIJKHEID
More information can be found by visiting www.ncdo.nl
SPEECHES JOS VAN GENNIP LECTURE THE DUTCH SENATE, NOVEMBER 7, 2012
The International Institute of Social Studies (ISS) in The Hague is part of the Erasmus University Rotterdam (EUR). ISS is a highly diverse international community of scholars and students from the global south and the north, which brings together people, ideas and insights in a multi-disciplinary setting which nurtures, fosters and promotes critical thinking and conducts innovative research into fundamental social problems. ISS shares expertise with a wider public by providing high-level policy advice, serving as a platform for debate and the exchange of ideas and engaging in consultancy can mark itself as a unique and still growing Institution. Being both research- and teaching-based, the collected talent and significant contributions its academics have made in the field of development can be at least partially attributed to the multicultural and close-knit community that has marked the Institution’s history. More information can be found by visiting www.iss.nl
Cover photo: Bart Maat / Hollandse Hoogte Amsterdam, January 2014
NCDO is the centre for global citizenship. P.O. Box 94020, 1090 AD Amsterdam tel +31 (0)20 568 87 55
[email protected], www.ncdo.nl 1
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
CONTENTS
INTRODUCTION
INTRODUCTION 3
The first Jos van Gennip Lecture took place on November 7, 2012 and started a series of annual lectures named after former Dutch Senator Jos Van Gennip. The second lecture in the series will be held on January 22, 2014.
SPEECH PETER ALTMAIER: WAT ONZE VERANTWOORDELIJKHEID IS (IN DUTCH) 5
Van Gennip resigned as Chairman of the NCDO Board in February 2012. This annual lecture is organized by NCDO in appreciation of his commitment and his invaluable contribution to the field of international development cooperation and global sustainable development.
SPEECH PIER CARLO PADOAN: FROM CRISIS MANAGEMENT TO GLOBAL SUSTAINABLE GROWTH 15
The central topic of the first lecture was ‘the new international agenda: green, growth and equity’. Then as now, The Netherlands faced considerable challenges as a result of planned cuts in international development cooperation and new ambitions in the field of sustainable energy. The first Jos van Gennip Lecture was therefore aimed at providing an important impetus for the Dutch debate on international cooperation, foreign trade and climate policy. This is why we asked two prominent speakers to share their thoughts on these matters. Peter Altmaier, at that time Federal Minister for the Environment, Energy and Nature Conservation in Germany elaborated in his keynote on the rationale for the German Energiewende and its consequences for Germany on the international, national, and local levels. Pier Carlo Padoan, Deputy Secretary-General and Chief Economist of the OECD, elaborated in his keynote on the challenges in the field of sustainability and the need for collective actions beyond the European Union. The speeches given by Messrs Altmaier and Padoan, together with short biographies, are featured in this publication. I hope that their contributions will inspire you now as much as they inspired me then.
Pieter van Geel Chairman of the NCDO Supervisory Board 2
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
3
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
PETER ALTMAIER
Peter Altmaier currently serves in Angela Merkel’s third cabinet as the Chief of Staff of the German Chancellery and Federal Minister for Special Affairs. At the time of giving his lecture, he was Federal Minister for the Environment, Nature Conservation and Nuclear Safety. A position he held from May 2012 to December 2013.
WAT ONZE VERANTWOORDELIJKHEID IS (IN DUTCH)
Having trained as a lawyer in international law, Altmaier began his career as a research assistant for constitutional and international law at Saarland University, followed by a position as research assistant at the European Institute of Saarland University from 1988 to 1990. He worked for the European Commission from 1990 to 1994 and was from 1992 to 1994 Secretary-General of the Administrative Commission on Social Security for Migrant Workers.
Minister President, meneer De Graaf, mevrouw Van der Heijden, beste Jos, dames en heren, goede vrinden. Heel hartelijk bedankt voor de uitnodiging en voor de grote eer die daarmee verbonden is. Ik moet u helaas echter op twee punten corrigeren. Allereerst meneer van den Boom, u zei ‘Dr.’ Altmaier, dat ben ik helaas niet. Ik moet dat ontkennen, anders zou ik misschien al vanavond gedwongen zijn om af te treden van mijn ministersfunctie in Duitsland.
Altmaier became a member of the CDU in 1976 and has been a Member of the German Bundestag since 1994. Amongst the many functions he has held are General Counsel for the CDU/CSU in the Bundestag from 2004 to 2005, Parliamentary State Secretary in the Federal Ministry of the Interior from November 2005 to Oktober 2009 and Parliamentary Chairman from Oktober 2009 to May 2012.
Mevrouw Van der Heijden, bij wie ik voor de eerste keer in deze prachtige zaal ben van de Senaat, het klopt voor wat betreft mijn officiële functie, maar ik herinner me nog heel goed dat ik in het jaar ’82 of ’83 als jonge student hier rondliep. Toen was ook nog de Tweede Kamer in zo’n historische zaal gevestigd. Dat was vóór het nieuwe gebouw en ik was ontzettend onder de indruk en ik kon me toen niet voorstellen dat ik 30 jaar later uitgenodigd werd door Nederlandse vrienden om hier te praten in de Jos van Gennip lezing. Dat ik toen al wist wie Jos van Gennip was. Beste Jos, ik denk ik heb de afgelopen 30 jaar veel mensen in Nederland, maar ook vooral veel CDA vrienden mogen leren kennen, maar ik heb niemand ontmoet, die niet wist wie Jos van Gennip was. Ik heb niemand ontmoet die zich een CDA kon voorstellen zonder actieve rol van Jos van Gennip. Later ben ik rondgegaan in Europese kringen. Ik heb gepraat met mensen die bezig zijn geweest in ontwikkelingssamenwerking. Ik heb mensen ontmoet die zich hebben beziggehouden met duurzame ontwikkeling. Iedereen wist wie Jos van Gennip was. Dan hebben wij elkaar nader leren kennen in St. Gerlach, waar we een Ronde Tafel gesticht hebben voor parlementariërs van het Europees Parlement en de Duitse Bondsdag, waar wij ieder jaar in het voorjaar vergaderen. Gedurende 30 jaar, waar ik bezig ben met Nederlandse politieke ontwikkelingen is er één constante naam en dat is de naam van Jos van Gennip. Beste Jos, je bent gewoon deel van de internationale Europese inventaris van politieke samenwerking en je bent een levend voorbeeld
4
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
5
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
van duurzaamheid.
de Nederlandse rol en de Nederlandse bijdrage veel groter dan je in de krant kon lezen en op tv kon zien. Dat is iets wat ik altijd heb bewonderd, omdat de Nederlandse bijdrage niet zomaar een bijdrage is geweest, maar de Nederlandse bijdrage ook een bijdrage voor een gematigd, modern, voorstrevend Europees en internationaal beleid is geweest altijd.
Dat was ook de reden waarom ik Angela Merkel deze ochtend in de kabinetsvergadering in de steek heb gelaten, omdat ik het belangrijk vond om met u allen van gedachten te wisselen over een onderwerp dat heel belangrijk is, maar dat de afgelopen 3, 4 jaar zeker in Duitsland een minder belangrijke positie op de politieke agenda heeft gehad. Wanneer ik terugkijk, 20, 30 jaar geleden en me de toenmalige politieke agenda herinner, dan weet ik dat het boeiende jaren zijn geweest. Jaren waar we niet alleen binnen CDA en CDU, maar ook binnen PvdA, VVD, D66, SPD, FDP in Duitsland hebben gepraat over ontwikkelingssamenwerking, over gelijkheid van behandeling, over Europese integratie.
Wanneer ik praat over politieke cultuur, dan geef ik toe dat Nederland altijd 20 jaar voorsprong heeft gehad in vergelijking met Frankrijk, Italië, Duitsland als het gaat om vraagstukken als gelijkheid van behandeling, antidiscriminatie, integratievraagstukken en heel veel meer. Daarom vind ik het soms vandaag ook een beetje jammer dat de Nederlandse collega’s nog altijd uitstekend hun talen spreken, dat ze nog altijd helemaal geïnteresseerd zijn in de internationale ontwikkeling, maar dat ze niet meer zo vaak het voortouw durven nemen. Ik weet dat Europa, zeker achter de schermen veel voordeel heeft gehad van Nederlands leiderschap in de afgelopen 30 jaar en ik kan me geen ander land in Europa voorstellen waar de mensen qua opleiding, studies, ervaring zo uitstekend voorbereid zijn voor een internationale rol. Deze internationale rol is belangrijk, omdat we internationaal weliswaar veel bereikt hebben, maar heel weinig veranderd.
Het is ongelofelijk wat we gedurende die 30 jaar allemaal hebben bereikt, zeker in Europa, zeker in onze landen. Wat we hebben bereikt voor de Europese integratie: Schengen proces, afschaffing van grenscontroles, de Europese munt, de Europese interne markt, de uitbreiding in meerdere golven naar de landen van Scandinavië en Midden- en Oost Europa. Dat was eind van de jaren ’70 gewoon onvoorstelbaar. Toen was ik student Europees recht in Saarbrücken en er was sprake van Eurosclerosis. Ik kan me herinneren toen ik een heel jonge student was, dat iedereen verontwaardigd was over de verstoring van het milieu in onze landen, dat grote rivieren als de Rijn en de Saar in mijn deelstaat volledig vervuild zijn geweest, dat de hemel boven het Ruhrgebied niet meer blauw is geweest en dat er sprake was van een grote ecologische catastrofe. En die zijn wij gelukkig voorkomen door mensen als Ruud Lubbers, als Jos van Gennip. We hebben veel bereikt in Europa, veel bereikt in Nederland. In al die jaren hebben we in Europa veel geleerd van Nederland.
Koningin Beatrix heeft in een speech voor het kerstfeest 1988 al gezegd, ik heb alleen maar de Duitse versie: ‘langsam stirbt die Erde, nicht auf einen Schlag, sondern als stilles Drama’. Langzamerhand sterft de aarde, niet in één klap, maar stilletjes als een drama’. Dat was een uitspraak die ze heeft gedaan in 1988 en sindsdien is er inderdaad enigszins iets veranderd. Er is veel meer welvarendheid in sommige regio’s van de wereld, economische groei, niet zoveel ellende. Maar als we kijken naar de fundamentele bedreiging van het internationale milieu, als we kijken naar het misbruik van grondstoffen, als we kijken naar de vervuiling van onze atmosfeer, van de bedreiging voor het klimaat, de productie van CO2, dat is allemaal fors omhooggegaan.
Ik kan me nog goed herinneren de samenwerking van de Europese jonge Christendemocraten, later de samenwerking van het Erasmus programma op de universiteit. Daarna, toen ik ambtenaar was van de Europese Commissie en Secretaris Generaal van een administratieve commissie van hoge ambtenaren van de lidstaten. Het zijn altijd de Nederlandse collega’s geweest op alle vlakken die vooruitstrevend zijn geweest, die bemiddeld hebben tussen de Fransen en de Duitsers. Die voorstellen op tafel hebben gelegd om de verschillende belangen tussen Italianen en Denen te overkomen en een vooruitgang te bereiken op Europees en internationaal vlak. Zonder Nederland zou noch voor het Verdrag van Maastricht, noch voor het Verdrag van Amsterdam, noch voor enig ander Europees project ooit een oplossing mogelijk zijn geweest. We hebben altijd gepraat over Duits-Franse initiatieven, maar in werkelijkheid was 6
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
We hebben ons inmiddels gerealiseerd dat er soms een spanning bestaat tussen armoedebestrijding aan de ene kant, die wel belangrijk is, en internationale milieubescherming aan de andere kant, omdat naarmate we erin slagen om armoede te bestrijden en welvarendheid te bevorderen, het verbruik aan grondstoffen stijgt, het verbruik aan energie stijgt en de vervuiling van het milieu toeneemt. Voor mij als minister van Milieu, die pas 5 maanden geleden is benoemd door Angela Merkel, was het een hele interessante ervaring om na 2 weken aanwezig te zijn in Rio Plus 20.
7
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
Rio Plus 20, een internationale bijeenkomst van bijna 200 landen en ik was vooral verrast door de teruglopende rol en invloed van de Europese landen. Klaus Töpfer was aanwezig, een van mijn voorgangers en de voormalige directeur van UNEP. Klaus Töpfer zei: ‘het belangrijkste verschil tussen Rio in het jaar 1992 en Rio Plus 20 in het jaar 2012 is precies de teruglopende invloed van de Europeanen. Wat is de reden daarvan? Ik denk dat er twee redenen zijn:
misschien narekenen wat dat betekent voor de vervuiling van onze atmosfeer met CO2. Het Duitse aandeel van de CO2 productie is inmiddels teruggelopen naar 3% wereldwijd. Het Europese aandeel aan CO2 productie is teruggelopen naar 17% in vergelijking met de hele wereld. Het aandeel van China, van India, van andere vergelijkbare landen gaat omhoog en dat is de uitdaging waarvoor we staan. Daarom dames en heren denk ik dat Koningin Beatrix niet alleen gelijk had, maar dat ze nog altijd gelijk heeft en dat we misschien haar uitspraak niet alleen in de geschiedenisboeken moeten herinneren, maar dat het misschien een motto zou kunnen zijn voor de uitdaging waarmee we vandaag geconfronteerd zijn.
In 1992 was het nog mogelijk om internationale conflicten en problemen met de beperking tot milieu op te lossen door gewoon geld te betalen voor ontwikkelingssamenwerking, voor milieubestemming. Er was een heel ontroerende bijeenkomst van de Braziliaanse regering, waar ze dank hebben gezegd aan enkele Europese landen voor de bescherming van de regenwouden in Brazilië, vooral ook door Helmut Kohl van Duitse kant geïnitieerd.
Ik heb in Duitsland enkele dagen na mijn benoeming gezegd: ‘ik ben er hartstikke van overtuigd dat het onderwerp van duurzaamheid de grote uitdaging is van onze generatie’. Duurzaamheid op verschillende niveaus, duurzaamheid in het binnenland op nationaal vlak als het gaat om beperking van de overheidsuitgaven, als het gaat om het terugbrengen van het publieke tekort. Duurzaamheid als het gaat om milieubescherming, duurzaamheid als het gaat om de bewaring van de biodiversiteit. Duurzaamheid als het gaat om mitigation and adaptation in verband met de climate change. Duurzaamheid op heel veel vlakken en daarvoor moeten we werken. De bedreiging voor ons klimaat, de bedreiging voor ons milieu ontstaat niet langer op de eerste plaats in Nederland of in Duitsland, die ontstaat in andere regio’s van de wereld en daarom is het in het Duits belang, in het Nederlands belang, in hetEuropees belang dat we een bijdrage leveren om daarmee om te gaan op een succesvolle manier.
Vandaag hebben we die centen niet meer. De centen zijn op, maar wat veel belangrijker is, de meerderheid van de landen in transitie en zelfs enkele ontwikkelingslanden zijn niet langer geïnteresseerd in aalmoezen die door Duitsers of Europeanen worden uitgereikt. Ze zijn geïnteresseerd in economische groei. Dat is het verschil. En ik heb het erover gehad met heel veel collega’s uit landen in Azië vooral. Die zeggen: ‘we weten precies dat de ontzettend snelle economische groei van de afgelopen 20 jaar in landen als China, India en andere landen in Azië heel nadelige gevolgen heeft gehad voor het milieu en onze landen wereldwijd. Dat weten we precies, maar wanneer we gedwongen zijn om te kiezen tussen bescherming van het milieu aan de ene kant en economische groei aan de andere kant, zijn we gedwongen door onze jonge bevolking om te kiezen voor economische groei’. Dat is veranderd.
Dus moeten we onze internationale samenwerking versterken. De internationale samenwerking, dames en heren, is de afgelopen jaren uitgebouwd op heel veel vlakken, maar de resultaten zijn minder goed dan verwacht en minder goed dan vereist. Daarom dames en heren, moeten wij veel tijd, veel ideeën investeren in een verbetering en uitbreiding van die samenwerking.
Als gevolg van het eind van de Koude Oorlog en de grote triomfantelijke overwinning van de market economy wereldwijd heb je inmiddels een heel snel groeiende wereldbevolking en een ontzettend snelle en grote economische groei in heel veel regio’s van de wereld. Dat betekent dat de jonge bevolkingen in deze landen uiteraard aanspraak maken op mooie wagens, op mooie appartementen met airconditioning, tv toestellen, computers, dat ze met het vliegtuig naar vakantie willen vertrekken, dat ze gewoon aanspraak maken op gelijkheid van behandeling, op gelijke toegang tot grondstoffen, op gelijke toegang tot energie. Dat betekent als de economische groei in China bijvoorbeeld doorgaat, dat we over 10 jaar een verdubbeling zullen zien van het GDP van China en dat betekent dat ze om met de behoefte aan energie en elektriciteit om te gaan, iedere dag een nieuwe steenkoolcentrale moeten bouwen en in werking zetten. Jullie kunnen 8
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
Eén gedachte: als het waar is dat we in Rio Plus 20 niet zoveel hebben bereikt voor de SDG’s en green technology als we dat eigenlijk bedoelden, dan moeten wij er ook over nadenken in hoeverre de traditionele wijze van samenwerking tussen soevereine landen nog geschikt is om de doelstellingen te bereiken waarvoor wij werken. Of moeten we gewoon zoals Hillary Clinton zei, andere vormen van samenwerking bedenken, bijvoorbeeld met inbegrip van internationale organisaties, met NGO’s, moeten we bereiken een internationaal publiek debat te creëren, moeten we proberen veel vaker en veel duidelijker uitspraken te doen op CNN en BBC. Is het gewoon voldoende om een debat alleen binnenlands te 9
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
initiëren of moeten we proberen een debat te creëren waar we bij betrekken collega’s van andere landen. Niet van alle landen, en ik zeg ook niet een coalition of the willing, maar misschien een coalition of the committed van landen die klaar staan om het voortouw te nemen, omdat ze ervan overtuigd zijn dat de doelstellingen goed zijn.
De belangrijkste beslissing was dat we zeiden; ‘wij zullen niet overgaan voor die 25% nucleaire elektriciteit naar fossiele elektriciteit, steenkool, bruinkool, olie en gas, maar wij zullen overgaan naar renewable energies’. Wij willen duidelijk maken dat het kan, zonder de economische positie van je eigen land in de wereld te verzwakken.
Ik ben er hartstikke van overtuigd dat we aan de ene kant verder moeten werken voor een betere oplossing voor Kyoto. Tweede verplichtingsperiode ja, als een voorbeeld. Klimaatfinanciering door de rijke landen ja als een voorbeeld. En we moeten erop voorstaan dat de resultaten van Durban worden geïmplementeerd en dat er een nieuw akkoord komt voor alle landen tot 2015, dat in werking gaat treden in 2020. Maar ik ben er niet helemaal van overtuigd dat dat voldoende is, omdat zoals ik zei altijd wanneer de landen moeten kiezen tussen economische groei en milieu, kiezen ze voor economische groei.
De bedoeling is dat we de economische positie van Duitsland in de wereld gaan versterken. Dat is geen eenvoudige uitdaging, het vergt de inspanning van iedereen, maar ik denk als het lukt en als duidelijk wordt dat Duitsland, waar we nu al 25% van de elektriciteit produceren uit hernieuwbare energie, als dat lukt en als de mensen zien dat economische groei in Duitsland nog altijd mogelijk is, Duitsland verliest zijn positie niet op internationaal vlak, dan gaan ook andere landen als bijvoorbeeld China naar Duits model hun energieverzorging ombouwen, omdat ze zien: het is in het belang van het milieu en het is in het belang van de economie.
Daarom dames en heren denk ik dat we ook als Europeanen met al onze ver ontwikkelde economische kwaliteiten, ook een zekere verantwoordelijkheid hebben om een dam te ontwikkelen waar je bescherming van milieu en economische groei kunt verenigen. Waar je ziet dat het ene het andere niet uitsluit. Als het lukt bijvoorbeeld in Duitsland om duidelijk te maken dat je energie niet alleen kan produceren uit steenkool en bruinkool, maar dat je ook energie voor een modern en ver ontwikkeld economisch land kunt produceren op basis van wind en biogas en fotovoltaïek, dan zou dat een voorbeeld kunnen zijn voor andere landen wereldwijd.
Daarom vind ik ook dat zo’n nationale beslissing als ‘Energiewende’ een Europese en een internationale strekking heeft en die strekking betekent dat we daarover moeten praten. Ik zal het initiatief nemen begin volgend jaar om een renewables club bij elkaar te brengen op internationaal vlak van enkele landen die een bijzondere rol spelen in verband met de hernieuwbare energie, omdat ik denk dat we ook een promotie moeten maken daarvoor. Als ik om me heen kijk en zie hoeveel landen wereldwijd niet steunen op nucleaire centrales, maar steunen op hele ouderwetse generatoren met diesel en olie op hele ouderwetse kolencentrales, waarmee ze de omgeving en de atmosfeer vervuilen, dan vind ik dat we een zekere verantwoording hebben om een aanbod te maken op welke manier dat zou kunnen worden overkomen. Bang Ki Moon, de Secretaris Generaal van de VN, heeft een initiatief op poten gezet: ‘sustainable energy for all’, en ik denk dat je als je samenbrengt de werkzaamheden van IRENA, als je dat combineert met het initiatief van Bang Ki Moon en als we dan een aantal landen hebben, bijvoorbeeld China, bijvoorbeeld Duitsland en welk land dan ook in de wereld, dat daarvoor belangstelling voelt, als we dat samen op poten zetten en samenwerken, dan kunnen we heel wat bereiken voor de bescherming van ons klimaat.
Wij hebben in Duitsland, toen we begonnen een jaar geleden te praten over ‘Energiewende’, een fout gemaakt. Ik zeg dat heel eerlijk en die fout was dat het een nationale beslissing is geweest en dat we onze Europese buren niet op die manier hebben betrokken die vanzelfsprekend zou moeten zijn in een verenigd Europa. Dat is toen niet gebeurd omdat de energie nog steeds nationale bevoegdheid is en het is niet gebeurd omdat er in Duitsland een heel uitzonderlijke situatie is geweest na de ramp van Fukushima. Duitsland was gedurende 30 jaar verdeeld over het nucleaire vraagstuk. We hebben daarover betogingen gehad, rellen gehad tussen politieagenten en betogers. We hebben daarover verkiezingscampagnes gevoerd en na het Fukushima incident was de enige oplossing om weer tot interne vrede te komen dat we zeiden: ‘wij stoppen ermee in het jaar 2022’. Dat was niet de belangrijkste beslissing.
10
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
Ik denk, dames en heren, dat er heel andere dingen zijn om in de komende maanden van gedachten te wisselen, omdat we inmiddels begrijpen dat het heel urgent is, dat we niet alleen maar praten, maar dat we ook concrete vooruitgang 11
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
bereiken. Ik heb een gedachtewisseling gehad met wetenschappers van het Potsdam Institut für Klimafolgenforschung, het PIK. Zij hebben heel duidelijk gezegd: ‘niemand weet wat de gevolgen van climate change precies over de komende jaren zijn, maar het is buiten enige twijfel dat er heel grote gevolgen zijn en dat we inmiddels al enkele jaren hebben gemist, dat na het mislukken van de topconferentie in Kopenhagen inmiddels veel is gepraat, maar dat er niks is veranderd en daar moeten wij iets aan doen. We moeten proberen om onderwerpen als ontwikkelingssamenwerking, milieubescherming, internationale samenwerking weer iets hoger te plaatsen op de politieke agenda in onze landen. Ik heb met veel genoegen geconstateerd dat in het nieuwe regeerakkoord gezegd is: ‘was gut ist für Europa ist auch gut für die Niederlande’. Ik heb dat altijd in Duitsland verdedigd, omdat ik er hartstikke van overtuigd ben dat de periode van Europese en internationale samenwerking, waarin we leven sinds 60 of bijna 70 jaar, de gelukkigste periode is geweest van de Duitse geschiedenis en dat is waar voor heel veel landen in Europa, binnen en buiten de Europese Unie. En ik denk, beste Jos, als we praten niet over je heritage of Vermächtnis, daarvoor is het veel te vroeg, maar als we praten over je bijdrage tot deze ontwikkeling en dan moeten we ook beseffen wat onze verantwoording is als diegenen die nu het voortouw hebben overgenomen en die er gedurende de komende 10, 15 jaar ervoor moeten zorgen dat de ontwikkeling de goede kant opgaat. Ik zou het van harte op prijs stellen, beste Jos, en ik denk dat ik praat namens het hele publiek vandaag, als jij, ondanks de officiële functies en nevenfuncties waarvan je er nog zoveel bekleedt, dat je ondanks al die functies in je hoedanigheid als vriend en als iemand die een warme belangstelling en een grote overtuiging heeft in de komende jaren deze discussies begeleidt en ervoor zorgt dat we nooit vergeten wat onze verantwoordelijkheid is. Heel hartelijk dank en veel plezier met de discussie.
12
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
13
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
PIER CARLO PADOAN (OECD)
Pier Carlo Padoan was appointed Deputy Secretary-General of the OECD in 2007 and subsequently also became the organisation’s Chief Economist in 2009. In addition, he is the G20 Finance Deputy for the OECD and leads the organisation’s Strategic Response, Green Growth and Innovation initiatives.
FROM CRISIS MANAGEMENT TO GLOBAL SUSTAINABLE GROWTH
Prior to joining the OECD, Padoan was Professor of Economics at the University La Sapienza of Rome and Director of the Fondazione Italianieuropei, a policy think-tank whose main focus is economic and social issues. He was the Italian Executive Director at the International Monetary Fund from 2001 to 2005, with responsibility for Greece, Portugal, San Marino, Albania and Timor Leste, and also served as a member of the Board and chaired a number of Board Committees.
After 5 years into the crisis and with the global economy weakening again many policy questions arise. Let me summarize them in three broad issues: 1) Given the (again) faltering outlook for the global economy the overarching policy imperative in the short term is to restore confidence and avoid precipitating the economy towards unsustainable dynamics. While not all countries and regions are on the verge of such developments, dramatic events in one region, notably the euro area, may have dramatic consequences for different parts of the world. So a first question is What can policy do to avoid such outcomes in the short term?
From 1998 to 2001 Padoan was responsible for international economic policies as Economic Adviser to two Italian Prime Ministers, Massimo D’Alema and Giuliano Amato. His responsibilities included coordinating the Italian position in the Agenda 2000 negotiations for the EU budget, the Lisbon Agenda, the European Council and G8 Summits. Pier Carlo Padoan has held various academic positions at Italian and foreign universities, has published widely in international academic journals and is the author of several books.
2) What is the long term scenario? What will be the drivers of growth once the current state of weakness and fragility is left behind? How do we activate new sources of growth?, How do we make progress towards a more integrated and sustainable global economic system where advanced, emerging and developing economies interact without building excessive imbalances? 3) Finally, how do we link the short to the long term? How do we manage the transition? How long will it take before the global economy is on a new, stronger, growth path? When will reforms outcomes kick in? How can institution building help? My key message is that policy at national and international level will succeed in getting us beyond the crisis to the extent it links effectively the short term to the long term challenges and opportunities both in policy design and in implementation.
14
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
15
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
The short term
taken care of a large negative shock could bring the US economy into recession with heavy consequences for the rest of the world. In the euro area, while progress in strengthening institutions has been significant over the past few months, the risk of events precipitating in one or more economies under pressure could lead to a negative spiral, a debt trap and a break-up of the system.
The global economy has deteriorated significantly with respect to a few months back. In this we are not facing a new pattern. Over the recent past at least twice already what seemed to be the end of a deep recession cycle turned out to be a double dip or at least a heavily bumpy ride. The risk of a new major slowdown is not negligible. Things look worse where the slowdown was already visible such as the euro area, where the risk of countries falling into debt traps of high debt high risks and low or negative growth is still substantial. The US look better but her performance remains below what was expected a few months back. A slowdown is also surfacing in the faster growing economies, most notably in the EMEs. While many developing economies have made good progress over the recent past a persistent weakness in the global economy could risk derailing such process.
The likelihood of such a scenario appears more clearly if one thinks of the three negative feedback loops in the euro area that could amplify and interact negatively. Solvency fears for banks and their sovereigns are feeding on each other due to government guarantees for banks and bank holdings of government bonds. The possibility of exit from the euro area pushes up yields, which in turn reinforce break-up fears. Worries about government debt are driving up yields, which further weigh on debt dynamics.
The causes of slowdown are several but one is especially worth pointing out: a significant drop in confidence. We should add that this takes place against a scenario of deleveraging, (which, however, was ongoing before the current weakening became apparent) and a stronger than anticipated impact of fiscal consolidation. A fall in confidence is visible in both companies and households. In the first case this leads to holding back investment even when there are no financing constraints (at least for big companies). In the case of households high, and in some cases growing, unemployment depresses confidence and spending plans.
The euro area crisis requires a collective response by all actors involved: surplus and deficit countries, the Euro area institutions, the ESM, the ECB. The instruments have been significantly strengthened but it is not difficult to imagine a situation in which, the policy response needed by one or several of the actors involved is not delivered: i.e. deficit countries not delivering in their reform programs, surplus countries not contributing to making the adjustment more symmetric, European institutions not providing support in a timely and adequate fashion and size. This would precipitate market confidence and push countries undertaking painful adjustment in a debt trap where declining growth, tighter fiscal consolidation high debt and risk chase themselves down a deflationary path. Increasing unemployment would trigger reforms fatigue and social resistance. The euro area, which is already witnessing significant fragmentation pressures, could be in danger.
Lack of confidence largely reflects insufficient or ineffective policy response. This, in turn, seems to be determined not so much, or not only, by lack of understanding of the policy requirements, but rather by failure to reach consensus on the policy response itself. It is an issue of the political economy more than of the economics of policy response. The fiscal cliff and the debt ceiling in the US, and the management of the euro area crisis are two cases in kind. Policy dilemmas are present in emerging economies as well, reflecting different country specific conditions, that become more challenging as growth slows down.
This however need not happen, and euro area member states and institutions are indeed engaged in a tremendous effort for a different outcome. An upside scenario may materialize which would lead to more confidence, a positive market response both in terms of risk assessment and investment and spending decisions.
Failure to take action, in addition to not restoring confidence and hence depress private spending could have significant direct consequences on activity. Hence it looks unlikely that a muddling through scenario can be sustained for a long period of time. Rather, different scenarios are likely to materialize. If the fiscal cliff is not 16
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
The emerging markets face challenges too. In the short term they have to use their policy space to prevent growth from falling below critical levels. However they have to do so while avoiding unleashing unsustainable credit booms. 17
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
In sum, in the US and, more so, in the euro area and at the global level a classical collective action problem is at work. But this is true also at the global level where a weakening activity outlook suggests that collective response is needed mobilizing all available policy space. This is needed not only because a collective response has more impact on activity, but even more importantly as a way to boost market confidence that policy makers are willing and able to take appropriate action.
reforms have to be complemented by institutional reforms. A lack of rule of law, corruption, or simple bureaucratic inertia can generate insurmountable obstacles to the actual implementation of reforms. Like structural reforms acting in different markets and segments of the economy reinforce each other strong institutions spread their benefits throughout the economic system acting as a multiplier effect for reforms. Even if catching up improves, with benefits for global growth, a main challenge remains: what will drive growth at the frontier? What are the new sources of growth of MFP and per capita gdp? A recent paper by Robert Gordon suggests that spells of significant productivity growth are associated to “heroic” innovation cycles that have happened very few times in the past and it is very unlikely that they will repeat themselves. Let me be a bit more optimistic and point out at two areas of innovation that could bring significant contributions to productivity growth: intangible assets and green growth.
The long term
The global crisis has taken its toll on potential output in several G20 countries. Even as economies eventually recover, the crisis could well reduce medium-term potential output and, possibly, growth rate. As the global economy moves out of the acute phase of the crisis policy priorities will have to be directed to longer-term growth. It cannot, however, be a return to a business-as-usual long-term growth scenario. Indeed the question is, where will growth come from? What are the policies for strong sustainable and balanced growth that need to be put in place? To answer this it is useful to distinguish between growth resulting from catching up to the technology frontier, which is the case of emerging and some advanced countries, and growth for countries on the frontier. There is large evidence that structural reforms, in labour and product markets, in fostering human capital and knowledge capital accumulation, and taxation are key both to achieving rapid catch up and pushing the frontier forward. Such measures support growth including through more efficient reallocation of resources towards more profitable and more dynamic sectors and companies.
Investment in intangibles such as employee skills, organisational knowhow and various forms of intellectual property, are an important driver of productivity growth. Evidence shows that they are responsible for the largest increase in productivity (which could be as high as two thirds of total productivity growth) in the most advanced economies. The frontier could be shifted upwards also by moving towards greener growth, fostering economic growth and development while ensuring that natural assets continue to provide the resources and environmental services on which the economy relies. Green growth policy has the potential to address economic and environmental challenges and open up new sources of growth through several channels.
This is relevant for both advanced and emerging economies. In a soon to be released long term scenario exercise the OECD sees Multi Factor Productivity (MFP) and human capital as main drivers of long term growth and convergence towards the frontier over the next few decades. (Indeed human capital is by far the factor that has the largest impact on per capita gdp growth, but it is also the one that takes the longest time lag to exert its full effects).
Long-term growth will not come without imbalances. Current account imbalances are set to widen again as savings will rise above investment in emerging economies. However structural reforms can help. Reforms that improve social security systems will address imbalances by lowering saving in emerging surplus economies and could increase investment through product market liberalisation (especially services) in surplus advanced economies. In deficit countries reforms will strengthen adjustment in labour and product markets.
EMEs will catch up to MFP levels of the frontier countries but not completely. For these countries to make the most out of catching up policy measures will have to concentrate in the improvement of mechanism that impact on factor allocation, such as product market reforms and the rule of law, as well as mechanisms that drive human capital accumulation. But structural 18
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
Imbalances should not be fully eliminated, as they also reflect reallocation of savings, which support growth. This however has to take place without 19
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
adding to instability and while international financial integration is commonly seen as increasing economic efficiency and growth, it can also increase the risk of financial contagion and instability. New empirical analysis by the OECD, covering both advanced and emerging economies, shows that a bias in gross external liabilities towards debt, in particular bank debt, substantially increases the risk of financial crises. Currency mismatch of assets and liabilities and shorter banking debt maturities add to this increased crisis risk, the latter mainly by increasing financial contagion. By contrast, financial integration through foreign direct investment (FDI) is found to have little adverse impact on financial vulnerabilities. Structural policies can help reduce financial fragility, typically through their impact on the financial account structure.
competitive pressures in product markets, ensuring that productivity gaps between countries close faster, while deep labour market reforms would boost workers participation. Budget consolidation in turn can also play an essential support to growth for instance by securing the fiscal space necessary for long-term investment, including infrastructure. This implies that the composition of consolidation is obviously crucial. To reiterate, fiscal policy in advanced economies will be largely geared towards fiscal consolidation and debt reduction, this will leave most of the burden to support growth and make it more balanced to structural reforms. To conclude this section let me remind that the long term is not only about finding new sources of growth and making them more sustainable and robust. It is also about other dimensions, such as equity and sustainability. OECD research is increasingly looking at the existence of possible trade-offs between, growth and stability, growth and equity, growth and green sustainability, innovation and equity. The key point is to recognize that structural policies that impact on one variable, notably growth, can have unintended consequences on other variables, such as equity, that need to be taken into account. Likewise, an important dimension of budget consolidation, not least for its political feasibility, is the extent to which it distributes the burden fairly across taxpayers and benefit recipients. Such trade-offs will have to be taken into more consideration in the definition of long-term policy strategies.
In sum, a strong and sustainable international financial system requires a combination of structural improvements, strong institutions and appropriate vehicles for the transfer of financial resources. This applies also to development assistance. While the intensity of aid flows must be kept at appropriate levels by donor countries recipient countries must push forward the structural reform agenda and strengthen their institutions and rule of law. A broader coordinated approach to development assistance would definitely give a boost to helping developing countries make progress. The financial landscape however will be characterized for a long time to come by the challenge of very high and still rising debt. Debt levels in many OECD countries are already higher than the levels beyond which evidence shows they impose a negative toll on growth. Low growth, in turn, will make debt reduction much more difficult to achieve. Contrary to fast debt reduction episodes in the past, which have been achieved mainly through Gdp growth, OECD long term projections show that the interest rate growth rate differential will remain positive over the long term, which means that fiscal consolidation through higher primary surpluses will have to be a permanent feature of the long term scenario of many advanced countries. The persistence of low growth and high debt in several countries will also add to overall financial fragility as the probability of one or more countries falling in debt traps will remain non negligible.
The transition
If immediate policy action is successful in avoiding a bad equilibrium the global economy can move forward towards a new long-term growth path. In a world of multiple equilibria linking the short term to the long term implies jumping on a path, which leads to a good equilibrium. The policy challenge is to take the short-term action, which allows to make such a jump. Such a policy will typically require the joint activation of fiscal, structural and financial policies. This challenge, in addition, may not be just a one-time choice. As said, as high debt and low growth is likely to remain a feature in several economies the possibility of stumbling into new bifurcation points (the possibility of financial events) will not go away and the risk of falling towards new bad equilibria will remain a real and present danger for some time to come.
However budget consolidation can be made more growth friendly, especially by linking it to structural reforms. Deeper and more rapid reforms increase 20
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
21
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
If uncertainty is a major cause of current disappointing performance (through its negative impact on confidence) a way of looking at the transition is to ask how to rebuild confidence in the fact that policy is indeed choosing the right path. Confidence building also requires that policy action breeds visible results, as lack of visibility will undermine support to the painful adjustment process. The process is going to be slow, however, as positive forces and headwinds will continue to coexist for some time. In the advanced economies headwinds will include the stance of fiscal consolidation, which, as mentioned, will have to continue for some time if debt has to be brought on a declining path, and deleveraging, which, however, could come to an end relatively soon in the US while it could take more time in Europe. In the euro area substantial intra zone adjustment will be needed to restore current account balance and sustainable growth and this could also take some time especially if adjustment falls uniquely or largely on deficit countries without symmetric contribution from surplus countries.
short term gains in activity deriving from enhanced confidence. However, the overall benefits of structural reforms will be less pronounced the weaker is the phase of the macroeconomic cycle. Stronger confidence and lower uncertainty will be enhanced by the credibility of policy commitments. In part this should come as a consequence of successful policy action in avoiding the bad equilibrium. But, once the immediate crisis management phase is resolved, credibility will come from long term commitments to continue the adjustment process in both fiscal and structural policies. In such a case strong institutions, such as independent fiscal councils or credible fiscal rules, could provide an additional element of support. Indeed the ongoing sovereign debt crisis suggests that countries with strong institutions, including an effective and independent monetary policy, can enjoy market confidence beyond what would be warranted by their fiscal policy performance. On the other hand, in some cases the safe haven effect may have negative consequences to the extent that it slows down or postpones the commitment to embark in a long-term consolidation process, such as in the case of the US.
Persistent or still rising unemployment, also has a very negative impact on the transition, and for a number of reasons: it lowers growth directly, it lowers household income and spending, it lowers confidence and increases reform fatigue and weakens support for reform, especially if it is associated with the perception that adjustment may lead to more and not less inequality. There appears to be a strong correlation between progress in the current account adjustment in euro deficit countries and rising unemployment. The simultaneous occurrence of high and rising unemployment and strong adjustment efforts in several countries of the euro area could spark political contagion and intolerance for euro area constraints thus increasing the probability of bad equilibria as reforms efforts are weakened or interrupted and exit options become more attractive.
Institution building is of course very relevant in the euro area. In this case, while the speed of progress has been remarkable over the past two years, it has often lagged behind market impatience. However it is important to distinguish two factors affecting the speed of institutional change: the speed of the process that is needed to materially set up and implement the new institutions (A banking union does not happen overnight) from the speed reflecting a collective action failure, the difficulty of finding agreement. While the first process, if credible, has a finite time horizon, the second is highly uncertain. In this case what we do not know is not when the process will be completed, but if it will.
Positive forces in a number of countries will come from monetary policy, as long as QE is in place and its benefits outweigh possible costs, and from structural reforms, which, let’s not forget, have already started to be introduced in many countries, both advanced and emerging, and should begin to bear visible fruits over the next few years. OECD evidence shows that, if fully implemented, a “best practice” package of structural reforms, would raise the growth rate of potential output growth by as much as 0.5 percent even over the first five years in southern euro area countries. Evidence also shows that short term costs of structural reforms, in term of, say, employment losses, could be very limited if at all, and that in some cases there could be 22
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
Recent progress in the establishment of a crisis management mechanism in the euro area, involving different institutions, not only buys time, but more importantly shows the resolve to address major institutional weaknesses of monetary union. Its effectiveness however will have to be tested against the progress in reform implementation in countries that will require assistance, as well as the willingness of creditor countries to agree on the use of common resources. Again what is key is that all actors involved do their share. Free riding will destroy institutions even before they start. 23
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
In the emerging economies transition will be associated with catching up to a slower moving frontier, but it should also involve a rebalancing of domestic demand, while avoiding credit booms and asset bubbles. While in different domains and with different priorities the reform needs for emerging economies are just as challenging as those of the advanced economies. The macroeconomic policy space in many cases is larger than the one available to advanced economies and it should be used to contribute to avoiding a bad equilibrium in the global economy because of lack of aggregate demand. Finally policy makers need to restore confidence at the global level. By taking into account international spillovers of domestic policy action. Indeed this has been and is at the heart of the G20 policy debate when looking at the issue of imbalances and, more recently, at the impact of monetary policies on capital flows and exchange rates. While the pressure to cope with such issues may vary with the cycle it does point to the need of taking interdependence and channels of transmission much more into consideration and shape the policy response accordingly. In this as in other areas Europe has a very important role to play.
24
BALANCING GREEN, GROWTH AND EQUALITY
The Jos van Gennip Lecture in the Dutch Senate The Jos van Gennip Lecture is a series of lectures named after former Dutch Senator Mr. Van Gennip, who resigned as Chairman of the Board of NCDO in February 2012. The lectures are organized by NCDO and ISS as a token of appreciation for Van Gennip’s commitment and invaluable contribution in the fields of international development cooperation and global sustainable development. The aim of the lectures is to provide an impetus to the Dutch public debate and policy by placing current developments in the international global development debate in a Dutch context. The lectures cover topics on international cooperation and sustainable development. Specifically, it focuses on analyses of (global) social, economic and ecological developments and their impact on the Dutch international cooperation and global sustainable development policies.