THE LANGUAGE SITUATION IN SUB-SAHARAN AFRICA: HISTORICAL ROOTS, MEASUREMENT, AND DEVELOPMENT IMPACTS
De taalsituatie in Sub-Saharisch Afrika: historische wortels, meettechnieken en ontwikkelingseffecten (met een samenvatting in het Nederlands)
Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. G.J. van der Zwaan, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op donderdag 19 november 2015 des ochtends te 10.30 uur
door
Katalin Buzási geboren op 29 november 1985 te Mátészalka, Hongarije
Promotoren:
Prof. dr. J.L. van Zanden Prof. dr. M.P.G.M. Mous
Samenvatting Het proefschrift heeft als doel om de relatie tussen talen en ontwikkeling in SubSaharisch Afrika op een vernieuwende manier te bestuderen. Hoewel taal één van de oudste en meest natuurlijk tot stand komende menselijke institutie is, is er binnen de economische en politieke wetenschap nauwelijks aandacht voor. Onderzoek naar de ontwikkelingsimpact van talen blijft beperkt tot enkele thema’s en regio’s. Talen worden
doorgaans
gezien
als
communicatiemiddelen
die
de
kosten
van
informatiestromen, samenwerking en handel verkleinen; of als identiteitskenmerken die tot clustervorming binnen de samenleving leiden, en daarmee een rem vormen op economische activiteit en tevens conflicten veroorzaken. Andere dimensies van de taalsituatie, zoals de verspreiding van tweede talen (lingua franca’s), waarvan aangenomen wordt dat ze taalbarrières verminderen, blijven onderbelicht. Onderzoek dat etnolinguïstische diversiteit overstijgt, richt zich bovendien doorgaans op ontwikkelde landen en regio’s, zoals Canada, België, de Verenigde Staten en de Europese Unie. Afrika dient als een unieke casus om de relatie tussen talen en ontwikkeling te analyseren. Ten eerste: Sub-Saharisch Afrika wordt doorgaans gezien als de meest onderontwikkelde regio ter wereld. Volgens gegevens van de Wereldbank uit 2013 over bnp per hoofd van de bevolking, zijn de vijftien armste landen ter wereld allemaal in deze regio te vinden. Onder de vijftig armste landen zijn er bovendien slechts veertien die niet in Sub-Saharisch Afrika liggen. Een groot aantal artikelen probeert dit ‘mysterie van Afrika’s groeitragedie’ op te lossen. Ten tweede zijn Afrikaanse landen traditioneel gezien multicultureel en meertalig, en zijn de officiële talen niet inheems, maar overgenomen van de voormalige koloniale machthebbers. Het deel van de bevolking dat de officiële taal beheerst, is relatief klein. Ten derde: alhoewel een significant deel van de talen ongeschreven is of geen gestandaardiseerde orthografie heeft, blijken talen in Sub-Saharisch Afrika van groot belang; het percentage van bedreigde talen is de laagste ter wereld. Het proefschrift heeft drie specifieke doelstellingen. Ten eerste beoogt het bij te dragen aan de literatuur over meetmethodes voor linguïstische diversiteit. Bestaande indices voor linguïstische diversiteit meten de kans dat twee willekeurig geselecteerde mensen in een samenleving verschillende primaire talen spreken. Hoewel bepaalde indicatoren erkennen dat sommige talen meer onderlinge overeenkomsten vertonen dan andere talen, kijkt geen van de meetmethodes verder dan eerste talen. Omdat de meerderheid van de bevolking in landen die taalkundig verdeeld zijn meertalig is, kan het buiten beschouwing laten van tweede talen, waarvan aangenomen wordt dat ze taalbarrières kunnen overbruggen, bij de analyse van de relatie tussen een taalsituatie en socio-economische uitkomsten tot enigszins vertekende resultaten leiden. Gebruikmakend van de onderzoeksresultaten van Afrobarometer wordt in dit proefschrift een Communicatie Potentieel Index ontwikkeld. Deze index meet de kans dat twee willekeurig geselecteerde personen
binnen een samenleving met elkaar kunnen communiceren omdat ze in ieder geval één gemeenschappelijke taal spreken. Het tweede doel van het proefschrift is om te achterhalen of tweede talen meer maatschappelijke functies hebben dan simpelweg het faciliteren van communicatie. De belangrijkste functies van talen zijn communicatie, identiteitsvorming en het overdragen van cultuur en tradities. Als we puur naar de communicatiefunctie van talen kijken (en dus negeren dat er vaak culturele en symbolische waarden aan talen verbonden zijn), zou het niet moeten uitmaken of informatie wordt overgedragen in iemands eerste of in een andere taal: in theorie kunnen zij even efficiënt zijn (vooral in eenvoudige situaties). Echter, wanneer het gaat over de twee andere functies gaan we ervan uit dat de culturele en symbolische waarde die gehecht wordt aan eerste en tweede talen anders is. Terwijl literatuur uit de sociale en politieke wetenschappen bewijs heeft geleverd dat de identificatiefunctie en culturele waarde die aan eerste talen wordt gehecht sterk is, is over het belang van aanvullende talen in dit opzicht minder bekend. Ten derde wil dit proefschrift ook bijdragen aan ons begrip van de wortels van de huidige taalsituatie in Sub-Saharisch Afrika. Terwijl bestaande onderzoeken zich voornamelijk richten op geografische en klimatologische determinanten van etnolinguïstische diversiteit wereldwijd, analyseert deze dissertatie hoe historische factoren invloed hebben gehad op een minder onderzochte dimensie van de taalsituatie, namelijk de taalstatus. De bovengenoemde aspecten worden in vier hoofdstukken behandeld. Hoofdstuk 2 (gepubliceerd als CGEH Working Paper nr. 66, Universiteit Utrecht) heeft betrekking op het derde doel en onderzoekt hoe de huidige status van Afrikaanse talen bepaald is door geografische en klimatologische omstandigheden, de traditionele socio-economische karakteristieken van lokale samenlevingen en het koloniale beleid, waaronder de verspreiding en activiteiten van Christelijke missies. De status van talen wordt gemeten op een schaal die de vitaliteit van talen op vijf dimensies toetst. Talen worden gezien als minder bedreigd als ze actief gebruikt worden als eerste taal of als lingua franca, officieel erkend worden op nationaal of regionaal niveau, ononderbroken van generatie op generatie als eerste taal overgegeven worden, gedoceerd en/of gebruikt worden in het onderwijssysteem, en door de jongere generaties actief gesproken worden als eerste taal. Gegevens zijn afkomstig uit etnografische bronnen, kaarten met de locaties van missionaire gemeenschappen, online beschikbare informatie over geografische en klimatologische omstandigheden, de huidige etnolinguïstische samenstelling van samenlevingen in Sub-Saharisch Afrika, en de datum van Bijbelvertalingen. De empirische analyse is gebaseerd op een steekproef van 389 etnolinguïstische groepen die zich in 47 landen bevinden. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat pre-koloniale omstandigheden belangrijke determinanten zijn wat betreft de huidige status van talen. Lokale samenlevingen die in de negentiende eeuw al meer gecentraliseerd waren, hebben vandaag de dag een grotere kans op ontwikkelde en officieel erkende talen. De rol van
missionarisactiviteiten blijkt cruciaal: vroegere Bijbelvertalingen betekenen vaak een hogere status in het heden. De nationaliteit van de vroegere kolonisatoren heeft slechts indirect invloed via het reguleren van missionarisactiviteiten. Het indirecte effect van geografie op de status van talen blijkt belangrijker te zijn dat de directe impact. Vroege Europese contacten, gemeten door de intensiteit van vroege missionarisactiviteiten, droegen bij aan hogere ongelijkheid tussen lokale groepen, zowel in termen van taalstatus als socio-economische ontwikkeling. Hoofdstukken 3 tot 5 zijn gebaseerd op gegevens uit het onderzoek van Afrobarometer en op de Communicatie Potentieel Index. Hoofdstuk 3 (dat gepubliceerd zal worden in African Studies), is een enigszins beschrijvend deel van het proefschrift, en analyseert het onderzoek van Afrobarometer als een mogelijke bron voor
taalgerelateerd
ontwikkelingsonderzoek,
introduceert
de
Communicatie
Potentieel Index, en presenteert beschikbare gegevens over Afrikaanse bronnen. Het laat ook zien hoe een eenvoudige grafische representatie van de Communicatie Potentieel Index gebruikt kan worden om de verschillende dimensies van de taalsituatie (zoals de etnische en taalkundige diversiteit, het communicatiepotentieel, het aantal talen in het linguïstische repertoire van de geselecteerde burger en de relatie tussen inheemse en Europese talen) te visualiseren en om de effecten van taalbeleid in kaart te brengen en te evalueren. Hoofdstuk 4 (gepubliceerd in Social Science Research (Elsevier), 49, p. 141-155) en hoofdstuk 5 (te verschijnen in: M. Gazzola en B-A. Wickström, red., The economics of language policy, Cambridge: MIT University Press) onderzoeken de effecten van meertaligheid zoals gemeten met de Communicatie Potentieel Index en het aantal gesproken talen op twee uitvoerig onderzochte sociale fenomenen, namelijk algemeen vertrouwen en nationale identiteit, waarbij geconcludeerd wordt dat deze negatief beïnvloed worden door hoge etnolinguïstische fragmentatie. Empirisch onderzoek toont aan dat diversiteit geassocieerd wordt met een laag niveau van sociaal kapitaal en vertrouwen, zowel in ontwikkelde landen die te maken krijgen met groeiende immigratie als in ontwikkelingslanden. Hoewel individuele uitkomsten van de Communicatie Potentieel Index geen invloed lijken te hebben op algemeen vertrouwen (hoofdstuk 4), vergroot het wonen in een administratieve regio met een hogere gemiddelde uitkomst van de Communicatie Potentieel Index de kans op vertrouwen in onbekende mensen. Een ander resultaat is dat linguïstische en etnische fragmentatie positief geassocieerd worden met algemeen vertrouwen, wat de theorie ondersteunt dat als verschillende groepen intensieve interactie hebben, zij gewend raken aan diversiteit en op de lange termijn een positieve houding tegenover elkaar ontwikkelingen. Hoofdstuk 5 brengt de positieve effecten van tweede talen op een ander aspect van sociale cohesie aan het licht. Het falen van natievormend beleid in Afrikaanse staten nadat zij onafhankelijk waren geworden wordt vaak toegeschreven aan een hoge culturele en etnolinguïstische fragmentatie. Terwijl wij geen link tussen de Communicatie Potentieel Index en nationale identificatie kunnen observeren, concluderen wij wel dat mensen die meer dan twee talen spreken meer verbondenheid
voelen met de natie dan met de etnische groepen waartoe zij behoren. Hoofdstuk 4 en 5 stellen dus dat meertaligheid kan bijdragen aan sociale cohesie in de linguïstisch zo gefragmenteerde landen in Sub-Saharisch Afrika.