(Tekst geldend op: 07-09-2011Voorstel wetswijziging September 2011)
Wet op het financieel toezicht Hoofdstuk 4.2. Regels voor het werkzaam zijn op de financiële markten betreffende alle financiële diensten Afdeling 4.2.1. Deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit Artikel 4:8 1. Deze afdeling is niet van toepassing op: a. beheerders met zetel in een andere lidstaat die geen instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden, instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders; b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat en beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders; c. bemiddelaars in verzekeringen met zetel in een andere lidstaat; d. financiëledienstverleners met zetel in een andere lidstaat of een aangewezen staat die het bedrijf van financiële instelling, kredietinstelling of verzekeraar uitoefenen; en e. herverzekeringsbemiddelaars met zetel in een andere lidstaat. 2. Deze afdeling, met uitzondering van artikel 4:11, is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden. 3. Deze afdeling is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die via het verrichten van diensten instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden. 4. Deze afdeling is niet van toepassing op beleggingsondernemingen die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben. 5. Deze afdeling, met uitzondering van artikel 4:9, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op financiëledienstverleners die voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling of verzekeraar een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben. 6. Deze afdeling is niet van toepassing op premiepensioeninstellingen. Artikel 4:9 1. Het dagelijks beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder wordt bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming. 2. Een financiëledienstverlener draagt zorg voor de vakbekwaamheid van zijn werknemers en van andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten of, indien het financiële diensten met
betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddelen betreft, cliënten. Hiertoe beschikt in ieder geval een zodanig aantal feitelijk leidinggevenden van de financiële onderneming over voldoende vakbekwaamheid dat de kwaliteit van de financiële diensten aan de consument onderscheidenlijk de cliënt kan worden gewaarborgd. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vakbekwaamheid van de personen, bedoeld in het tweede lid. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat Onze Minister volgens daarbij te stellen regels exameninstituten erkent die bevoegd zijn tot het afgeven van diploma’s en certificaten waarmee de vakbekwaamheid wordt aangetoond en instituten voor permanente educatie erkent die bevoegd zijn tot het afgeven van certificaten waarmee de vakbekwaamheid wordt aangetoond. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot het toezicht op de naleving van die regels. 4. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het tweede lid en het op grond van het derde lid bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. 5. Indien het dagelijks beleid van een multilaterale handelsfaciliteit die wordt geëxploiteerd door een marktexploitant waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, is verleend, wordt bepaald door dezelfde personen als degenen die het dagelijks beleid van de door de marktexploitant geëxploiteerde gereglementeerde markt bepalen, worden die personen geacht te voldoen aan het eerste lid. Artikel 4:10 1. Het beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. 2. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen. Artikel 4:11 1. Een beheerder, beleggingsinstelling, beleggingsonderneming, bewaarder of pensioenbewaarder voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn onderscheidenlijk haar bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat: a. belangenverstrengeling wordt tegengegaan; b. wordt tegengegaan dat de financiële onderneming of haar werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; c. wordt tegengegaan dat wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kan worden geschaad; en d. wordt tegengegaan dat andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers worden verricht die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad. 2. Een financiëledienstverlener voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat wordt tegengegaan dat de financiëledienstverlener of zijn
Comment [S.L.1]: Artikel 4:9, tweede lid, bepaalt dat een financiëledienstverlener zorg dient te dragen voor de vakbekwaamheid van zijn werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten of cliënten. Thans bepaalt de tweede volzin dat daartoe in ieder geval een zodanig aantal feitelijk leidinggevenden over voldoende vakbekwaamheid beschikt, dat de kwaliteit van de dienstverlening aan de consument of cliënt wordt gewaarborgd. Daarmee is de feitelijk leidinggevende thans het primaire aangrijpingspunt voor het waarborgen van de vakbekwaamheid binnen het bedrijf. Uit een evaluatie van het vakbekwaamheidsbouwwerk volgt dat het accent bij de borging van de vakbekwaamheid vooral moet liggen bij de personen die zich binnen het bedrijf van de financiëledienstverlener rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten of cliënten (en dan met name de personen die de consumenten of cliënten adviseren) . De specifieke rol van de feitelijk leidinggevende bij de borging van devakbekwaamheid binnen de financiële onderneming komt dan te vervallen. Omdie reden wordt voorgesteld de tweede volzin van het tweede lid te schrappen.
werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiëledienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere onderwerpen worden aangewezen die tot de integere uitoefening van het bedrijf van een financiëledienstverlener worden gerekend. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid, bedoeld in het eerste en tweede lid, moet voldoen. 4. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste of tweede lid verstrekt aan de Autoriteit Financiële Markten bij algemene maatregel van bestuur te bepalen informatie over incidenten die verband houden met de onderwerpen, bedoeld in het eerste en tweede lid. 5. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het derde lid bepaalde, met uitzondering van het met betrekking tot het verlenen van een beleggingsdienst of verrichten van een beleggingsactiviteit of nevendienst bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Afdeling 4.2.2. Structurering en inrichting Artikel 4:12 1. De artikelen 4:13, 4:14, 4:16 en 4:17 zijn niet van toepassing op: a. beheerders met zetel in een andere lidstaat van een instelling voor collectieve belegging in effecten die geen instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden, instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders; b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat, beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders. 2. De artikelen 4:13, 4:15 en 4:17 zijn niet van toepassing op: a. bemiddelaars in verzekeringen met zetel in een andere lidstaat; b. financiëledienstverleners met zetel in een andere lidstaat of een aangewezen staat die het bedrijf van financiële instelling, kredietinstelling of verzekeraar uitoefenen; en c. herverzekeringsbemiddelaars met zetel in een andere lidstaat.; en d. premiepensioeninstellingen. 3. Artikel 4:17 is niet van toepassing op clearinginstellingen met zetel in een aangewezen staat. 4. Artikel 4:13 en het ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, bepaalde zijn niet van toepassing op beleggingsondernemingen die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben. 5. Artikel 4:13 is niet van toepassing op financiëledienstverleners die voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling of verzekeraar een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben. 6. De artikelen 4:13, 4:14, 4:16 en 4:17 zijn niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die via het verrichten van diensten instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden. 7. Artikel 4:13 is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in
Comment [S.L.2]: Met de wijziging van artikel 4:12 van de Wft komt de uitzondering van premiepensioeninstellingen voor de toepassing van 4:15 van de Wft te vervallen. Hierdoor wordt mogelijk gemaakt dat de reikwijdte van artikel 4:15 van de Wft wordt uitgebreid met premiepensioeninstellingen.
Nederland gelegen bijkantoor instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten in Nederland aanbieden. 8. De artikelen 4:13 en 4:17 zijn niet van toepassing op premiepensioeninstellingen.
Artikel 4:13 1. Een beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beheerder, de door de beheerder beheerde beleggingsinstellingen, de beleggingsmaatschappij, de beleggingsonderneming, de bewaarder onderscheidenlijk de financiëledienstverlener. 2. Een beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur indien het recht van een staat die geen lidstaat is, dat op die personen van toepassing is, een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beheerder, de door de beheerder beheerde beleggingsinstellingen, de beleggingsmaatschappij, de beleggingsonderneming, de bewaarder onderscheidenlijk de financiëledienstverlener. Artikel 4:14 1. Een beheerder, beleggingsinstelling, beleggingsonderneming, bewaarder of pensioenbewaarder richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn onderscheidenlijk haar bedrijf waarborgt. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op: a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s; b. integriteit, waaronder wordt verstaan het tegengaan van: 1°. belangenverstrengeling; 2°. het begaan van strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de financiële onderneming of haar werknemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; 3°. relaties met cliënten of deelnemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; en 4°. andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad; en c. ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten en deelnemers, waaronder wordt verstaan: 1°. het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of deelnemers; 2°. het waarborgen van de vastlegging van de relatie met de cliënten of deelnemers; 3°. het waarborgen van de zorgvuldige behandeling van cliënten of deelnemers; 4°. het tegengaan van belangenconflicten tussen de financiële onderneming en cliënten of deelnemers en tussen de cliënten of deelnemers onderling; 5°. het waarborgen van de rechten van cliënten of deelnemers; en 6°. andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen. 3. Onverminderd de artikelen 3:17 en 3:27 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van clearinginstellingen met zetel in Nederland en bijkantoren van clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c. 4. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde
Comment [S.L.3]: Met de toevoeging van premiepensioeninstellingen aan het derde lid wordt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen voor premiepensioeninstellingen ten aanzien van het waarborgen van ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen 11 marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten of consumenten (de gedragstypische aspecten van de beheerste bedrijfsuitoefening . De artikelen 4:14, tweede lid, en 4:15, tweede lid, van de Wft bevatten een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen waarmee het mogelijk wordt voor de AFM om toezicht te houden op het productontwikkelings- en distributieproces van de betreffende financiële ondernemingen. De norm ten aanzien van het productontwikkelings- en distributieproces en de eisen die hier aan worden gesteld zullen bij middels lagere regelgeving worden uitgewerkt. Omdat premiepensioeninstellingen, evenals degenen die het bedrijf van bank, financiële instelling of verzekeraar uitoefenen, op grond van artikel 3:17 van de Wft al gehouden zijn hun bedrijfsvoering zodanig in te richten dat een beheerste en integere uitoefening van het bedrijf gewaarborgd is en zij wat betreft de niet-gedragstypische aspecten (waaronder de integriteitsaspecten) van de inrichting van de bedrijfsvoering onder toezicht van DNB staan, worden zij van de norm in het eerste lid van dit artikel uitgezonderd.
tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde, met uitzondering van het met betrekking tot het verlenen van een beleggingsdienst of verrichten van een beleggingsactiviteit of nevendienst bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Artikel 4:15 Een financiëledienstverlener die niet het bedrijf van bank, financiële instelling, premiepensioeninstelling of verzekeraar uitoefentEen financiëledienstverlener die niet het bedrijf van 1.
financiële instelling, kredietinstelling of verzekeraar uitoefent, richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op: a. integriteit, waaronder wordt verstaan: 1°. het tegengaan van het begaan van strafbare feiten en andere wetsovertredingen door de financiëledienstverlener of zijn werknemers die het vertrouwen in de financiëledienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden; en 2°. het nemen van maatregelen met betrekking tot andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwerpen die tot de integere uitoefening van het bedrijf van een financiëledienstverlener worden gerekend; en b. ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten en consumenten, waaronder wordt verstaan: 1°. het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of consumenten; en 2°. het waarborgen van de zorgvuldige behandeling van cliënten of consumenten. 3. Het ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel b, bepaalde is van overeenkomstige toepassing op financiëledienstverleners die het bedrijf van bank, financiële instelling, premiepensioeninstelling of verzekeraar uitoefenenfinanciëledienstverleners die het bedrijf van financiële instelling, kredietinstelling of verzekeraar uitoefenen. 4. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Artikel 4:16 1. Indien een financiële onderneming werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt die financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft. 2. Een beheerder, beleggingsonderneming of betaalinstelling besteedt bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen werkzaamheden niet uit. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur: a. worden in verband met het toezicht op de naleving van het ingevolge dit deel bepaalde, regels gesteld met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden door financiële ondernemingen; b. worden regels gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met het uitbesteden van werkzaamheden door beheerders, bewaarders en beleggingsondernemingen; en c. worden regels gesteld met betrekking tot de tussen een beheerder, bewaarder of beleggingsonderneming en de derde te sluiten overeenkomst inzake het uitbesteden van werkzaamheden. Artikel 4:17
Comment [S.L.4]: Met de wijziging van het vijfde lid worden de mogelijkheden verruimd om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen ten aanzien van in dit artikel bedoelde kennisen ervaringstoets en de waarschuwing die volgt indien de consument onvoldoende kennis en ervaring heeft om een product zonder advies af te sluiten. Het wordt hierdoor ook mogelijk om nadere regels te stellen aan de inhoud van de informatie. Zoals aangegeven wordt het ook mogelijk om regels te stellen met betrekking tot de inhoud en de vorm van de waarschuwing als bedoeld in het tweede en derde lid. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze waarschuwing in een voorgeschreven standaard dient te worden gegeven. Het is mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur andere financiële diensten aan te wijzen, voor welke een kennis- en ervaringstoets dient te worden toegepast en zo nodig een waarschuwing moet worden gegeven. Het zal daarbij in de eerste plaats gaan om het aanbieden van of bemiddelen in financiële producten die wat risico betreft kunnen worden gelijkgesteld met de financiële instrumenten bedoeld in de eerste situatie. Daarnaast kunnen andere financiële producten en diensten worden aangewezen die een significante impact (kunnen) hebben op de financiële huishouding van een consument en/of, complex van aard zijn en/of ten aanzien waarvan het anderszins wenselijk is om deze onder de reikwijdte van de onderhavige bepaling te brengen. Het zesde lid wordt om technische redenen aangepast. “Kenbaar maken, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin” wordt vervangen door “kenbaar maken, bedoeld in het vierde lid”.
1. Een beheerder, beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent, een betaaldienstverlener, clearinginstelling of financiëledienstverlener draagt zorg voor een adequate behandeling van klachten van cliënten, consumenten of deelnemers over betaaldiensten, financiële diensten of financiële producten van de financiële onderneming. Hiertoe: a. beschikt de financiële onderneming over een interne klachtenprocedure, gericht op een spoedige en zorgvuldige behandeling van klachten; en b. is de financiële onderneming aangesloten bij een door Onze Minister erkende geschilleninstantie die geschillen behandelt met betrekking tot betaaldiensten, financiële diensten of financiële producten van de financiële onderneming, tenzij er geen zodanige geschilleninstantie is. 2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op financiële ondernemingen voorzover zij: a. beleggingsdiensten uitsluitend voor professionele beleggers verlenen; of b. optreden als clearinginstelling. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de afhandeling van klachten en worden regels gesteld met betrekking tot de erkenning van geschilleninstanties, de behandeling van geschillen door erkende geschilleninstanties en de door erkende geschilleninstanties aan Onze Minister te verstrekken informatie. Afdeling 4.2.3. Zorgvuldige dienstverlening Artikel 4:18 1. Deze afdeling is niet van toepassing op: a. herverzekeringsbemiddelaars; b. financiële diensten met betrekking tot de verzekering van grote risico’s; c. premiepensioeninstellingen. 2. Voor de toepassing van het ingevolge de artikelen 4:19, 4:20, 4:21 en 4:22 bepaalde wordt onder natura-uitvaartverzekering mede verstaan een overeenkomst die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon, indien de overeenkomst wordt aangegaan door een natura-uitvaartverzekeraar en voor de natura-uitvaartverzekeraar geen beleggingsrisico met zich brengt. Artikel 4:18a 1. Een beleggingsonderneming kwalificeert haar cliënten als in aanmerking komende tegenpartij, professionele belegger of als niet-professionele belegger en stelt hen daarvan in kennis. 2. De beleggingsonderneming informeert haar cliënten op een duurzame drager dat zij kunnen verzoeken om een andere kwalificatie en informeert hen over het daaruit voortvloeiende lagere of hogere beschermingsniveau. Artikel 4:18b 1. De artikelen 4:19, 4:20, 4:22, 4:23, 4:24, 4:89, 4:90, 4:90a, 4:90b, 4:90c en 4:90d, eerste lid, zijn niet van toepassing op het ontvangen en doorgeven van orders en het uitvoeren van orders of rechtstreeks daarmee verband houdende nevendiensten met in aanmerking komende tegenpartijen. 2. Een beleggingsonderneming kan een professionele belegger als bedoeld in onderdeel o van de definitie van professionele belegger in artikel 1:1, of een onderneming met zetel in een andere lidstaat die geen in aanmerking komende tegenpartij is in de zin van artikel 1:1 en in die lidstaat wordt aangemerkt als in aanmerking komende tegenpartij, kwalificeren als in aanmerking komende tegenpartij indien de cliënt heeft ingestemd met die kwalificatie.
3. Een beleggingsonderneming kan, in afwijking van het eerste lid, op verzoek van een in aanmerking komende tegenpartij elk van de artikelen 4:19, 4:20, 4:22, 4:23, 4:24, 4:89, 4:90, 4:90a, 4:90b, 4:90c en 4:90d, eerste lid, jegens die partij per transactie of in het algemeen toepassen. In een dergelijk geval is het in dit deel met betrekking tot professionele beleggers bepaalde van overeenkomstige toepassing, tenzij de in aanmerking komende tegenpartij met de beleggingsonderneming is overeengekomen om voor de toepassing daarvan als niet-professionele belegger te worden behandeld. 4. Een beleggingsonderneming kan een in aanmerking komende tegenpartij op eigen initiatief per transactie of in het algemeen aanmerken als professionele belegger of als niet-professionele belegger. 5. Een onderneming die voldoet aan artikel 4:18c, eerste en tweede lid, kan de beleggingsonderneming verzoeken om als in aanmerking komende tegenpartij te worden aangemerkt indien zij voor de beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten, bedoeld in het eerste lid, als professionele belegger is aangemerkt op grond van artikel 4:18c, derde lid. Artikel 4:18c 1. Een beleggingsonderneming kan een niet-professionele belegger op diens verzoek als professionele belegger aanmerken indien hij naar het oordeel van de beleggingsonderneming over voldoende deskundigheid, kennis en ervaring met betrekking tot de aard van de beoogde beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten beschikt om zelf beleggingsbeslissingen te nemen en de daaraan verbonden risico’s in te schatten. 2. Een niet-professionele belegger wordt geacht over voldoende deskundigheid, kennis en ervaring als bedoeld in het eerste lid te beschikken indien hij voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria: 1°. tijdens de voorafgaande vier kwartalen heeft de cliënt op de desbetreffende markt per kwartaal gemiddeld tien transacties van significante omvang verricht; 2°. de omvang van de portefeuille financiële instrumenten en deposito’s in geld van de niet-professionele belegger is groter dan € 500 000; of 3°. de niet-professionele belegger is gedurende ten minste een jaar werkzaam of werkzaam geweest in de financiële sector, waar hij een beroep uitoefent of heeft uitgeoefend waarbij kennis van de beoogde beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten vereist is of was. 3. In een overeenkomst tussen de beleggingsonderneming en de niet-professionele belegger wordt gespecificeerd voor welke beleggingsdiensten, soorten financiële instrumenten of transacties de kwalificatie als professionele belegger geldt. 4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de te volgen procedure. Artikel 4:18d 1. Een beleggingsonderneming kan een cliënt die professionele belegger is op diens verzoek of op eigen initiatief per beleggingsdienst, transactie of in het algemeen als niet-professionele belegger aanmerken. De beleggingsonderneming stelt een cliënt die professionele belegger is ervan in kennis dat hij kan verzoeken om als niet-professionele belegger te worden aangemerkt, tenzij de beleggingsonderneming een beleidslijn heeft vastgelegd waaruit blijkt dat zij een dergelijk verzoek niet zal inwilligen. 2. Indien de beleggingsonderneming en de cliënt overeenkomen dat de cliënt als niet-professionele belegger wordt aangemerkt, wordt dat vastgelegd in een overeenkomst. Daarin wordt bepaald voor welke beleggingsdiensten, soorten financiële instrumenten of transacties de kwalificatie als niet-professionele belegger geldt. Artikel 4:18e
1. Een beleggingsonderneming legt gedragsregels en procedures vast met betrekking tot het al dan niet kwalificeren van haar cliënten als professionele belegger. 2. Indien een beleggingsonderneming constateert dat een niet-professionele belegger structureel niet meer voldoet aan de voorwaarden om als professionele belegger in aanmerking te komen, merkt zij hem aan als niet-professionele belegger en stelt zij hem daarvan in kennis Artikel 4:19 1. Een financiële onderneming draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product, financiële dienst of nevendienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan ingevolge dit deel te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie. 2. De door een beleggingsonderneming aan cliënten verstrekte informatie is correct, duidelijk en niet misleidend. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op informatie die ingevolge deze afdeling is verstrekt door een financiële onderneming die geen beleggingsonderneming is. 3. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat het commerciële oogmerk van de verstrekte of beschikbaar gestelde informatie als zodanig herkenbaar is. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het tweede lid, voor zover de informatie, bedoeld in dat lid, verstrekt wordt in het kader van het verlenen van beleggingsdiensten. Artikel 4:20 1. Voorafgaand aan het adviseren, het verlenen van een beleggingsdienst, het verlenen van een nevendienst of de totstandkoming van een overeenkomst inzake een financieel product niet zijnde een financieel instrument verstrekt een beleggingsonderneming of financiëledienstverlener de consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, de cliënt informatie voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van die dienst of dat product. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in de vorige volzin bedoelde informatie. Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op de informatie die wordt verschaft met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4:28, eerste en tweede lid, bedoelde rechten. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een financiële onderneming in daarbij te bepalen gevallen in afwijking van het eerste lid, eerste volzin, de in dat lid bedoelde informatie geheel of gedeeltelijk na het aangaan van de overeenkomst verstrekt. 3. Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een financieel product, financiële dienst of nevendienst verstrekt een beleggingsonderneming of financiëledienstverlener de consument, of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, de cliënt tijdig informatie over: a. wezenlijke wijzigingen in de informatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze wijzigingen redelijkerwijs relevant zijn voor de consument onderscheidenlijk de cliënt; en b. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere onderwerpen. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de wijze waarop een financiële onderneming gedurende de looptijd van een overeenkomst informatie moet verstrekken. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de informatie, bedoeld in het derde lid, in daarbij aan te wijzen gevallen uitsluitend op verzoek van de consument onderscheidenlijk de cliënt wordt verstrekt. 6. De in dit artikel bedoelde informatie mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt. 7. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde
tijd, ontheffing verlenen van het op grond van dit artikel bepaalde, voorzover dat geen betrekking heeft op het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Artikel 4:21 Indien een financiëledienstverlener een financiële dienst verleent door tussenkomst van een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of een ondergevolmachtigde agent wordt de informatie, bedoeld in artikel 4:20, eerste en derde lid, verstrekt door deze bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, tenzij de desbetreffende financiële onderneming en de bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent zijn overeengekomen dat de financiële onderneming zelf aan artikel 4:20, eerste en derde lid, voldoet. Artikel 4:22 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de informatieverstrekking door een financiële onderneming over een financieel product, financiële dienst of nevendienst. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen tevens ter uitvoering van titel III van de richtlijn betaaldiensten regels worden gesteld met betrekking tot de informatieverstrekking door een betaaldienstverlener over betaaldiensten. 3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het eerste lid bepaalde, voorzover dat geen betrekking heeft op het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. 4. Artikel 1:23 is niet van toepassing ten aanzien van de regels, bedoeld in het tweede lid. Artikel 4:23 1. Indien een financiële onderneming een consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, cliënt adviseert of een individueel vermogen beheert: a. wint zij in het belang van de consument onderscheidenlijk de cliënt informatie in over diens financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor haar advies of het beheren van het individuele vermogen; b. draagt zij er zorg voor dat haar advies of de wijze van het beheer van het individueel vermogen, voorzover redelijkerwijs mogelijk, mede is gebaseerd op de in onderdeel a bedoelde informatie; en c. licht zij, indien het advisering betreft met betrekking tot financiële producten die geen financiële instrumenten zijn, de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan haar advies voorzover dit nodig is voor een goed begrip van haar advies. 2. Indien een financiële onderneming bij het verlenen van een financiële dienst die geen beleggingsdienst is, een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt niet adviseert, maakt zij dat bij aanvang van haar werkzaamheden ten behoeve van de consument onderscheidenlijk de cliënt aan deze kenbaar. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot: a. de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de wijze waarop deze informatie wordt ingewonnen; b. de wijze, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarop een beleggingsonderneming bij haar advies over financiële instrumenten of het beheren van het individueel vermogen rekening houdt met de ingewonnen informatie; c. de wijze waarop de toelichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt gegeven; en
d. de wijze waarop de financiële onderneming de consument onderscheidenlijk de cliënt kenbaar maakt dat zij niet adviseert. 4. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het derde lid bepaalde, voorzover dat geen betrekking heeft op het adviseren over financiële instrumenten of het beheren van een individueel vermogen, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Artikel 4:24 1. Indien een financiële onderneming zonder daarbij tevens te adviseren een andere beleggingsdienst dan het beheren van een individueel vermogen of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere financiële dienst verleent, wint zij informatie in over de kennis en ervaring van de consument, of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, de cliënt met betrekking tot de desbetreffende financiële dienst of financieel product, opdat zij kan beoordelen of deze dienst of dat product passend is voor de consument onderscheidenlijk de cliënt. 2. Indien de financiële onderneming op basis van de in het eerste lid bedoelde informatie van mening is dat de financiële dienst niet passend is voor de consument of de cliënt, waarschuwt zij deze. 3. Indien de consument of de cliënt geen of onvoldoende informatie verschaft over zijn kennis en ervaring, waarschuwt de financiële onderneming de consument onderscheidenlijk de cliënt dat zij als gevolg daarvan niet in staat is na te gaan of de financiële dienst voor hem passend is. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op het op initiatief van een cliënt verlenen van een beleggingsdienst als bedoeld in onderdeel a of b van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 met betrekking tot: a. aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt of een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is zijn toegelaten; b. instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld; c. verhandelbare obligaties of andere schuldinstrumenten, voorzover het geen converteerbare obligaties of converteerbare schuldinstrumenten betreft; d. rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging in effecten; of e. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere financiële instrumenten, indien de financiële onderneming voorafgaand aan het verlenen van de beleggingsdienst de cliënt kenbaar maakt dat zij de geschiktheid van de financiële dienst of het financieel product voor de consument niet heeft beoordeeld. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van informatie, bedoeld in het eerste lid, de wijze waarop deze wordt ingewonnen, de wijze waarop de beoordeling van de passendheid van de financiële dienst of het financieel product voor de consument of cliënt plaatsvindt en de inhoud en de vorm van de waarschuwing als bedoeld in het tweede en derde lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt ingewonnen en wijze waarop de beoordeling van de passendheid van de financiële dienst of het financieel product voor de consument of cliënt plaatsvindt. 6. De waarschuwingen bedoeld in het tweede en derde lid, en het kenbaar maken, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin, mogen in gestandaardiseerde vorm geschieden. Artikel 4:25 1. Een financiële onderneming houdt zich bij de behandeling van de deelnemer, de consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, de cliënt aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regels met betrekking tot de in acht te nemen zorgvuldigheid. Onder nadere regels met betrekking tot de in acht te nemen zorgvuldigheid worden
mede verstaan regels met betrekking tot de kosten die de financiële onderneming in rekening brengt indien de deelnemer, consument of cliënt een overeenkomst inzake een financiële dienst of een financieel product beëindigt en een overeenkomst met betrekking tot die financiële dienst onderscheidenlijk dat financieel product aangaat met een andere financiële onderneming. 2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het eerste lid bepaalde, voorzover dat geen betrekking heeft op het adviseren over financiële instrumenten of het beheren van een individueel vermogen, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. 3. De voordracht voor een op grond van het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur die strekt tot wijziging van een reeds op grond van dat lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, behoudens indien het vaststellen van de algemene maatregel van bestuur naar het oordeel van Onze Minister spoedeisend is. Artikel 4:25a 1. Een financiëledienstverlener, met uitzondering van een herverzekeringsbemiddelaar, informeert de consument of cliënt voorafgaand aan het verlenen van een financiële dienst over de volgende onderwerpen: a. de aard en reikwijdte van de dienstverlening; b. de wijze van beloning van de financiëledienstverlener alsmede, in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, de hoogte van de beloning; c. de kosten van de dienstverlening die in rekening worden gebracht bij, of anderszins ten laste komen van de consument of cliënt, daaronder niet begrepen beloningen die betaald worden door de aanbieder aan de bemiddelaar, gevolmachtigd agent of ondergevolmachtigd agent; d. belangen van de financiëledienstverlener die van invloed kunnen zijn op de dienstverlening aan de consument of cliënt; en e. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere onderwerpen. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot: a. de vorm, inhoud en wijze van verstrekking van de in het eerste lid bedoelde informatie; en b. de beloning of de vergoeding, in welke vorm ook, voor het adviseren, bemiddelen, aanbieden of optreden als gevolmachtigd agent of ondergevolmachtigd agent inzake financiële producten, en de wijze van uitbetaling daarvan. 3. Indien bij de financiële dienst meerdere financiëledienstverleners zijn betrokken, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald op wie de verplichting rust de informatie als bedoeld in het eerste lid te verstrekken. 4. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
Artikel 4:25a25b Indien een beleggingsonderneming van een andere beleggingsonderneming de opdracht krijgt om beleggingsdiensten of nevendiensten voor een cliënt te verlenen: a. is de verplichting tot het inwinnen van informatie, bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en artikel 4:24, eerste lid, niet op haar van toepassing voor zover de in die bepalingen bedoelde informatie door de andere beleggingsonderneming aan haar is verstrekt; en b. mag zij erop vertrouwen dat het door de andere onderneming aan de cliënt verstrekte advies over financiële instrumenten of de voorgestelde wijze van beheer van het individuele vermogen van de cliënt overeenkomt met hetgeen bij of krachtens deze wet daaromtrent is bepaald. Artikel 4:25b25c Een betaaldienstverlener neemt bij het uitoefenen van zijn bedrijf Titel 7B van Boek 7 van het
Comment [S.L.5]: Dit nieuwe artikel vervangt de artikelen 4:72 en 4:73 van deze wet en breidt eveneens de informatieverplichtingen uit naar alle financiëledienstverleners. In dit artikel zijn algemene informatieverplichtingen voor financiëledienstverleners opgenomen. Het artikel wordt ingevoerd naar aanleiding van het voornemen om de informatieverplichtingen die nu slechts voor bemiddelaars en adviseurs….
Burgerlijk Wetboek in acht. Afdeling 4.2.4. Meldingsplichten Artikel 4:26 1. Een financiële onderneming meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:13, tweede lid, 2:22, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:42, tweede lid, 2:43, tweede lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:67, vierde lid, 2:68, derde lid, 2:69, tweede lid, 2:69a, vierde en zesde lid, 2:72, tweede lid, 2:73, eerste lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:99, derde lid, 2:105, vijfde lid, 2:125, eerste lid, 2:126, eerste lid, 2:130, eerste lid, 3:110, tweede lid, 4:5, derde lid, 4:10, derde lid, 4:50, eerste lid, of 4:71, derde lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten. 2. Een beheerder of beleggingsonderneming meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:122, tweede lid, 2:122a, tweede lid, 2:127, tweede lid, of 2:129, eerste lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten en aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar die financiële onderneming financiële diensten verleent. 3. Een beheerder meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:72, tweede lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten. 4. Een beheerder meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:123, tweede lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder financiële diensten verleent. 5. Een beleggingsonderneming die een vergunning heeft voor het verlenen van de beleggingsdienst, bedoeld in onderdeel b van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, en het verrichten van de beleggingsactiviteit, bedoeld in onderdeel a van de definitie van verrichten van een beleggingsactiviteit in artikel 1:1, en voornemens is het bedrijf van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uit te oefenen in transacties in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, meldt dat aan de Autoriteit Financiële Markten. 6. Een beleggingsonderneming die niet langer het bedrijf van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uitoefent, doet daarvan mededeling aan de Autoriteit Financiële Markten. 7. Een beleggingsonderneming die een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, die nevendiensten verleent, meldt dat onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten. 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald welke wijzigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gemeld, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd. Artikel 4:27 1. Een accountant die het onderzoek uitvoert van de jaarrekening van een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in Nederland, een beleggingsinstelling met zetel in Nederland, een beleggingsonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland, meldt de Autoriteit Financiële Markten zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van het onderzoek kennis heeft gekregen en die in strijd is met op grond van dit deel opgelegde verplichtingen. 2. Een accountant die het onderzoek uitvoert van de jaarrekening van een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in Nederland, een beleggingsinstelling met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming met zetel in Nederland, meldt de Autoriteit Financiële Markten zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van het onderzoek kennis heeft gekregen
en die leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een accountant die naast het onderzoek van de jaarrekening van de financiële onderneming, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, ook het onderzoek uitvoert van de jaarrekening van een andere persoon met welke de financiële onderneming in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden. 4. De accountant, bedoeld in het tweede lid, verstrekt zo spoedig mogelijk bij algemene maatregel van bestuur te bepalen inlichtingen aan de Autoriteit Financiële Markten ten behoeve van het toezicht op de financiële onderneming. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in acht te nemen procedures. 5. De Autoriteit Financiële Markten stelt de financiële onderneming in de gelegenheid aanwezig te zijn bij de melding, bedoeld in het eerste of tweede lid, en bij het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in het vierde lid, door de accountant. 6. De accountant die op grond van het eerste, tweede of derde lid tot een melding of op grond van het vierde lid tot het verstrekken van inlichtingen aan de Autoriteit Financiële Markten is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding of tot het verstrekken van inlichtingen had mogen worden overgegaan. 7. Het tweede lid en vierde lid zijn niet van toepassing op accountants die het onderzoek uitvoeren van de jaarrekening van een beleggingsonderneming die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft. Afdeling 4.2.5. Overeenkomsten op afstand Artikel 4:28 1. Een consument kan een overeenkomst op afstand zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen ontbinden gedurende veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop die overeenkomst is aangegaan dan wel, indien dit later is, gedurende veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop de informatie die de financiële onderneming hem op grond van artikel 4:20, eerste lid, dient te verstrekken, door hem is ontvangen. 2. In afwijking van het eerste lid kan een consument een overeenkomst op afstand inzake een levensverzekering zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen ontbinden gedurende dertig kalenderdagen vanaf de dag waarop hij van het tot stand komen van de overeenkomst in kennis is gesteld dan wel, indien dit later is, gedurende dertig kalenderdagen vanaf de dag waarop de informatie die de financiële onderneming hem op grond van artikel 4:20, eerste lid, dient te verstrekken, door hem is ontvangen. 3. Indien een consument gebruik wenst te maken van het in het eerste of tweede lid bedoelde recht, geeft hij daarvan voor het verstrijken van de in dat lid bedoelde termijn, kennis aan de financiële onderneming volgens de instructies die hem hierover overeenkomstig artikel 4:20, eerste lid, zijn verstrekt. De kennisgeving wordt als tijdig aangemerkt indien zij schriftelijk of op een voor de financiële onderneming beschikbare en toegankelijke duurzame drager is verzonden voor het verstrijken van de termijn. 4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op: a. overeenkomsten inzake financiële producten waarvan de waarde gedurende de termijn, bedoeld in het desbetreffende lid, afhankelijk is van ontwikkelingen op de financiële markten of andere markten; b. overeenkomsten inzake verzekeringen met een looptijd van minder dan een maand; c. overeenkomsten die op uitdrukkelijk verzoek van de consument volledig zijn uitgevoerd voordat de consument gebruik maakt van het in het eerste of tweede lid bedoelde recht;
d. overeenkomsten inzake krediet die zijn ontbonden overeenkomstig de artikelen 46e en 50e, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; e. overeenkomsten inzake krediet waarbij hypothecaire zekerheid wordt verleend; en f. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere overeenkomsten inzake financiële producten. 5. Indien aan een overeenkomst op afstand een andere overeenkomst verbonden is met betrekking tot een zaak of dienst die door de financiële onderneming wordt geleverd of door een derde op grond van een overeenkomst tussen de financiële onderneming en deze derde, brengt de ontbinding van de overeenkomst op afstand overeenkomstig het eerste of tweede lid van rechtswege en zonder dat de consument een boete verschuldigd is, de ontbinding met zich van die verbonden overeenkomst. Artikel 4:29 1. Met de uitvoering van een overeenkomst op afstand wordt pas na toestemming van de consument een begin gemaakt. 2. Indien de consument gebruik maakt van zijn in artikel 4:28, eerste of tweede lid, bedoelde recht, kan de financiële onderneming uitsluitend een vergoeding vragen voor het financiële product dat ter uitvoering van de overeenkomst op afstand is geleverd. Deze vergoeding is: a. niet hoger dan een bedrag dat evenredig is aan de verhouding tussen het reeds geleverde product en de volledige uitvoering van de overeenkomst op afstand; en b. in geen geval zo hoog dat deze als een boete kan worden opgevat. 3. De financiële onderneming kan slechts betaling van de in het tweede lid bedoelde vergoeding verlangen indien zij: a. kan aantonen dat de consument overeenkomstig artikel 4:20, eerste lid, is geïnformeerd over de in het tweede lid bedoelde vergoeding; en b. op uitdrukkelijk verzoek van de consument met de uitvoering van de overeenkomst is begonnen voor het verstrijken van de in artikel 4:28, eerste of tweede lid, genoemde termijn. 4. Indien de consument gebruikt maakt van het in artikel 4:28, eerste of tweede lid, bedoelde recht, betaalt de financiële onderneming de consument zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertig kalenderdagen nadat zij de kennisgeving van de ontbinding heeft ontvangen, al hetgeen zij op grond van de overeenkomst op afstand van de consument ontvangen heeft terug, verminderd met het in het tweede lid bedoelde bedrag. 5. Indien de consument gebruik maakt van het in artikel 4:28, eerste of tweede lid bedoelde recht, geeft hij de financiële onderneming zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertig kalenderdagen nadat hij de kennisgeving van de ontbinding heeft verzonden, alle geldbedragen en goederen terug die hij van de financiële onderneming op grond van de overeenkomst op afstand heeft ontvangen. Artikel 4:30 Van de artikelen 4:28 en 4:29 kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.