Jaargang 23|Nummer 5|September 2012
Tekorten Zeldzame aardmetalen als strategische kwestie Hoera, de Noordpool smelt! De onbetaalbare kosten van vlees Orgaan van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen
Inhoud
Inhoudsopgave Interview
Recensie
“De beste oplossing voor de hoge 7 graanprijzen zijn hoge graanprijzen” Thijs van Rijn
Een goed begin, maar toch een half 32 werk Oskar ter Mors
“World Food Programma - een maal- 14 tijd voor de wereld” Edwin van der Velden
Hoera, de Noordpool smelt!
19
Thijs Voets
Opinie The European Parliament: No Cure 10 for the EU’s Legitimacy Deficit Chris Wensink
Schaarste op de arbeidsmarkt? Wees creatief!
Ingezonden Zeldzame aardmetalen als strate- gische kwestie
4
Fons van der Linden
Bezorgd over de zorg
27
Max van Tongeren
Marjolein de Ridder
The Scramble for Resources; Things that Never Happen
25
34
De onbetaalbare kosten van vlees
36
Rik van der Vlugt
Christof van Agt
Column
Beschouwing Machtsstrijd of vernieuwde diplomatie?
17
Maarten Rood
13 24
21
Els van Oosten Jurgen Rinkel
Thomas Kerstens
Vijftig miljoen kinderarbeiders Floortje van Gameren
Nederland nog niet uit de pro- blemen Aart Korevaar
2
ATLAS - September 2012
29
39
Redactioneel
Colofon ATLAS is het onafhankelijke orgaan van de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen. Hoofdredactie Thijs van Rijn Maarten Rood Eindredactie Floortje van Gameren Thijs van Rijn Thijs Voets Lay-out Maarten Rood Redactie Floortje van Gameren, Oskar ter Mors, Els van Oosten, Thijs van Rijn, Jurgen Rinkel, Maarten Rood, Kavish Sewnandan, Max van Tongeren, Edwin van der Velden, Rik van der Vlugt, Thijs Voets, Chris Wensink Gastschrijvers Christof van Agt, Thomas Kerstens, Aart Korevaar, Fons van der Linden, Marjolein de Ridder Redactieadres SIB t.n.v. redactie ATLAS Kaiserstraat 25 Postbus 439 2300 AK Leiden Tel.: 071-5277559 Fax: 071-5277985 E-mail:
[email protected] De redactie heeft het recht ingezonden artikelen te weigeren, dan wel in te korten. De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor de inhoud van het geschrevene. Afbeeldingen waarbij geen bron vermeld staat, zijn afkomstig van Wikipedia of van Flickr.
Geachte lezer,
F
ilmkritiek in het Midden-Oosten, Chinese anti-Japanprotesten, politiek geblunder van Mitt Romney, Wouter Bos als informateur en topless foto’s van Kate Middleton. Het zijn roerige tijden. Zo roerig dat we bijna zouden vergeten dat er veel grotere wereldproblemen zijn. Er is schaarste op het gebied van voedsel, van water, van energie, van werk, van inspraak en zo kan ik nog wel wat terreinen opnoemen. In Nederland zou je het bijna vergeten, maar meer dan twee miljard mensen leven nog steeds van minder dan twee dollar per dag. Vandaar het thema van deze ATLAS: tekorten. Veel van de huidige wereldproblematiek kun je classificeren als een of ander tekort. Neem nu de zorg, daar is een tekort aan handen aan het bed. Tegelijkertijd is er onder afgestudeerden flinke werkloosheid. Begrotingstekorten van de afgelopen jaren hebben tot bezuinigingen geleid, anders worden we door Europa op de vingers getikt. Kampt Europa overigens zelf niet met een democratisch tekort? Veel van onze redacteurs hebben oog voor de huidige schaarste op het gebied van voedsel. Het resultaat hiervan zijn onder andere twee mooie interviews. Anderen schrijven over de mineralenmarkt. De ‘scramble’ voor zeldzame aardmetalen en brandstoffen als olie en gas, voert ons van de Zuid-Chinese Zee naar de binnenlanden van Afrika, en van de boortorens in Arabië naar de ijzige wateren van de Noordpool. Natuurlijk besteden wij ook aandacht aan de verkiezingen van 12 september. Hebben die de terugkeer van het midden ingeluid of wordt Wilders de comebackkid van de verkiezingen van 17 april 2014? Daarnaast vindt u in dit nummer een beschouwing over kinderarbeid en een recensie van het vierde boek van historicus Tom Holland dat in vertaling de toepasselijke naam: Het vierde beest heeft gekregen. Dit laatste nummer van jaargang 23 is ook het laatste nummer van deze hoofdredactie. Wij hebben ons het afgelopen jaar met veel passie en energie aan onze taak gewijd, maar nu is het aan onze opvolgers Floortje van Gameren en Thijs Voets dit voort te zetten. Wij willen de redactie, onze gastschrijvers en al onze lezers bedanken voor hun inzet, hun creativiteit en hun interesse zowel bij het schrijven als bij het lezen. Als hoofdredactie wensen wij u voor de laatste keer veel leesplezier, maar red vooral de plofkip! Thijs van Rijn Maarten Rood Hoofdredactie
ATLAS -September 2012
3
Ingezonden
Zeldzame aardmetalen als strategische kwestie Door Marjolein de Ridder Wat zijn zeldzame aardmetalen precies en waar worden ze voor gebruikt? Hoe zal de markt voor zeldzame aardmetalen zich de komende jaren ontwikkelen? Dit artikel gaat over de geopolitiek van zeldzame aardmetalen en probeert te duiden waarom zeldzame aardmetalen hoog op de agenda staan van beleidsmakers.
D
e afgelopen jaren hebben zeldzame aardmetalen met regelmaat de krantenkoppen gehaald. Ze lijken grote gevolgen te hebben voor de internationale betrekkingen. Deze weken ruziën China en Japan om kleine, onbewoonde eilandjes. Een kwestie over dezelfde eilanden resulteerde twee jaar geleden in een exportverbod van de materialen naar Japan. Wat en waarvoor Zeldzame aardmetalen zijn een specifieke groep van 17 niet-ijzerhoudende metalen. De groep omvat 15 Lanthaniden, een reeks van opeenvolgende chemische elementen in het periodiek systeem, en de elementen Scandium en Yttrium. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, zijn zeldzame aardmetalen niet zeldzaam. In tegendeel, zeldzame aardmetalen zijn volop voorradig in de aardkorst en komen zelfs vaker voor dan bijvoorbeeld goud. Grote voorraden zeldzame aardmetalen bevinden zich over de hele wereld, onder andere in China, de VS, Canada, Australië, India, Vietnam, Kazachstan en Zweden. De naam van deze groep metalen houdt verband met de beperkte economische of technische winbaarheid van deze voorraden (Korooshy, Korteweg en de Ridder 2010). Zeldzame aardmetalen hebben unieke eigenschappen en worden gebruikt voor een toenemend aantal consumententoepassingen, zoals lcd-schermen, verlichting, smartphones en tablet-computers, maar ook voor militaire toepassingen met geavanceerde elektronica, bijvoorbeeld onbemande vliegtuigen. Zeldzame aardmetalen worden ook gebruikt voor herlaadbare batterijen van hybride en elektrische auto’s, in de permanente magneten van windmolens en in zonnepanelen. Zeldzame aardmetalen zijn daarmee een cruciale grondstof voor de transitie naar een groenere economie gebaseerd
4
ATLAS - September 2012
De toegenomen vraag naar zeldzame aardmetalen komt o.a. door de populariteit van deze gadgets (www.wired.com) op hernieuwbare energie. Het toenemend gebruik van zeldzame aardmetalen leidt tot nieuwe kwetsbaarheden en afhankelijkheden. Naar schatting bevat meer dan 10% van alle internationaal verhandelde producten (gemeten naar waarde) zeldzame aardmetalen (Korteweg, Gehem, de Ridder et al. 2012). Het probleem Klimaatverandering en de uitputting van de voorraden van fossiele brandstoffen hebben landen ertoe aangezet ambitieuze doelstellingen te formuleren voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en de overschakeling naar duurzame energie. De EU heeft zich tot doel gesteld dat in 2020 20% van het totale energieverbruik en 10% van het energiegebruik in de transportsector afkomstig moet zijn van hernieuwbare bronnen. De verwezenlijking van dergelijke doelstellingen vereist een stabiele en betaalbare toevoer van grondstoffen, waaronder zeldzame aardmetalen. De voorzieningszekerheid van zeldzame aardmetalen staat echter onder druk. Europa heeft een verwaar-
Ingezonden loosbare binnenlandse productie en is vrijwel volledig importafhankelijk, waardoor de kans op toeleveringsdisrupties groot is. Veel zeldzame aardmetalen worden niet op de vrije markt verhandeld. In plaats daarvan worden er bilaterale contracten gesloten tussen de leverancier en de afnemer die onderling de prijs bepalen. Daarnaast heeft China tot 97% van de totale productie van zeldzame aardmetalen in handen. China heeft deze monopoliepositie kunnen verwerven doordat andere landen in het verleden hun mijnen sloten, onder andere vanwege hogere productiekosten en sociale wetgeving en milieuwetgeving. Europa vreest dat China deze positie zou kunnen gebruiken voor politieke en economische doeleinden.
China heeft tot 97% van de totale productie van zeldzame aardmetalen in handen In september 2010 vond in de buurt van de Senkaku-eilanden, die onderwerp zijn van een territoriaal dispuut tussen China en Japan, een aanvaring plaats tussen een Chinese vissersboot en een Japanse patrouilleboot. Dit incident liep dusdanig hoog op, dat China stopte met de export van zeldzame aardmetalen naar Japan totdat de Chinese kapitein werd vrijgelaten. Zeldzame aardmetalen zijn van cruciaal belang voor de Japanse hightechindustrie. Dit incident zaaide veel twijfels over China’s reputatie als betrouwbare leverancier van zeldzame aardmetalen (de Ridder 2012). Grondstoffenschaarste De aandacht voor zeldzame aardmetalen past in de bredere context van zorgen om grondstoffenschaarste. Het grondstoffenaanbod is beperkt, de prijzen zijn de afgelopen jaren fors gestegen en volatieler geworden en de vraag zal de komende decennia alleen maar verder toenemen. Door bevolkingsgroei zal de wereld in 2050 naar verwachting 9 miljard mensen tellen, die door de toenemende levensstandaard ook langer leven. Ondanks de crisis zet de economische groei door, met name in de niet-OESO-landen, zoals China, India, in het Midden-Oosten en rond de Kaspische Zee. De stijgende welvaart zal ook de consumptiepatronen veranderen en de vraag naar luxeproducten doen toenemen. Tegen 2030 zal de middenklasse 80% van de wereldbevolking uitmaken. Daarnaast zullen steeds
meer mensen in grote steden wonen, hetgeen de vraag naar grondstoffen voor infrastructuur verder zal doen toenemen. Klimaatverandering en hoge olie- en gasprijzen zullen de vraag naar hernieuwbare energie, en dus ook zeldzame aardmetalen, doen toenemen. Door deze trends zullen landen steeds meer met elkaar moeten concurreren om over voldoende grondstoffen te beschikken. Grondstoffenschaarste is geen nieuw en wellicht geen blijvend fenomeen. In de jaren ’70 en ’80 bijvoorbeeld, maakte men zich in het Westen druk over toeleveringsdisrupties door de invloed van de Sovjet-Unie in grondstofrijke landen en de instabiliteit in Zuid-Afrikaanse grondstofproducerende landen. Op de lange termijn zullen corrigerende mechanismen optreden die de markt weer in evenwicht brengen. Zo zullen hogere prijzen leiden tot een groter aanbod, doordat het financieel aantrekkelijker wordt om te investeren in het openen van nieuwe mijnen, een reductie van de vraag en meer substitutie en recycling. Niettemin is grondstoffenschaarste momenteel een urgent probleem. De schaal en snelheid van de veranderingen, de toenemende complexiteit van de wereld en de veranderende machtsverhoudingen maken de huidige grondstoffenproblematiek anders dan in het verleden. De transitie naar een multipolaire wereld, waarin de invloed van het Westen tanende is ten gunste van de opkomende economieën, zorgt voor veel onzekerheid (Korteweg, de Ridder, Kooroshy et al. 2011). De internationale reactie In reactie op de ontwikkelingen op internationale grondstoffenmarkten en de machtsverschuivingen in het internationale systeem, zijn landen volop aan de slag om hun grondstoffenbeleid te herzien (Korteweg, de Ridder, Kooroshy et al. 2011). Grondstoffen zijn een strategische kwestie geworden. De markt wordt niet langer enkel bepaald door vraag en aanbod, maar in toenemende mate door overheidsinterventie en geopolitiek. In sterk importafhankelijke landen, waaronder de EU-lidstaten, ligt de nadruk op beleidsmaatregelen die enerzijds de toevoer van grondstoffen uit het buitenland moeten veiligstellen, bijvoorbeeld door het sluiten van bilaterale overeenkomsten en strategische partnerschappen met grondstofrijke landen. Tegelijkertijd proberen deze landen hun importafhankelijkheid te verminderen door de binnenlandse vraag te reduceren en materiaalefficiëntie, recycling en substitutie te bevorderen. Het Raw Materials Initiative van de Europese Unie is hierop gericht en heeft nog een derde pijler, namelijk
ATLAS -September 2012
5
Ingezonden het bevorderen van de vrije handel in grondstoffen. In grondstofrijke landen probeert de staat met name de vruchten te plukken van de hoge grondstofprijzen en daarnaast te zorgen dat er in de toekomst ook voldoende grondstoffen beschikbaar blijven om aan de groeiende binnenlandse vraag te kunnen voldoen. Hierdoor wordt de export van grondstoffen soms aan banden gelegd, hetgeen de prijzen verder opdrijft en het moeilijker maakt voor de industrieën in importafhankelijke landen om aan de benodigde grondstoffen te komen. Internationale implicaties De toegenomen rol van de staat is niet enkel een reactie op de toegenomen krapte op de grondstoffenmarkt, maar heeft ook positieve en negatieve effecten op de markt en de internationale betrekkingen. Investeringen in efficiënt en duurzaam grondstoffenbeheer, het aanboren van nieuwe bronnen en het bevorderen van recycling, substitutie en de circulaire economie kunnen een positief effect hebben doordat zij de markt verruimen, waardoor er minder competitie tussen landen ontstaat en de kans op internationale spanningen kleiner wordt.
De markt wordt niet langer enkel bepaald door vraag en aanbod, maar in toenemende mate door overheidsinterventie en geopolitiek Toenemend protectionisme en bilateralisme leiden echter ook tot gefragmenteerde markten, de verzwakking van het vrije handelsregime, prijsinflatie en -volatiliteit. Krapte op de markt en hoge prijzen vergroten het risico op interstatelijk en intrastatelijk conflict. De brandhaarden zullen in grondstofrijke gebieden liggen en landen met grote onaangebroken reserves. Vaak ontbreekt het daar aan goed bestuur en sterke instituties, waardoor de kans bestaat op een resource curse. Technologie en kennis zullen in toenemende mate een bron van macht vormen, waardoor landen met veel patenten en hoge R&D-budgetten, zoals China, Japan, de VS, en Duitsland, belangrijke actoren op het grondstoffendossier blijven.
6
ATLAS - September 2012
Tot slot de thuissituatie Nederlands importeert weinig ruwe zeldzame aardmetalen, maar wel veel halffabricaten waar zeldzame aardmetalen in verwerkt zitten. De Nederlandse overheid heeft daarom gekozen zich te richten op het versterken van onze kennisbasis en de mogelijkheden verkend om met Japan samen te werken op het gebied van onderzoek naar zeldzame aardmetalen. Hier lijken kansen voor te zijn op het gebied van recycling, diepzeemijnbouw en fosforescerende materialen (Korteweg, Gehem, de Ridder et al 2012). Ook zou het opzetten van een Japans-Europese kringloop voor zeldzame aardmetalen de importafhankelijkheid van beiden actoren sterk kunnen reduceren. De Japanse overheid investeert miljarden in onderzoek naar zeldzame aardmetalen en voert een actieve rol op dit dossier. Om de samenwerking tussen Nederlandse en Japanse bedrijven en onderzoeksinstellingen te bevorderen is economische diplomatie van groot belang. Bronnen
- Jaakko Korooshy, Rem Korteweg, Marjolein de Ridder. 2010.
Rare Earth Elements and Other Strategic Minerals. Den Haag: HCSS &TNO. http://static.hcss.nl/files/uploads/33.pdf.
- Rem Korteweg, Marjolein de Ridder, e.a. 2011. Op weg naar een
Grondstoffenstrategie. Quick scan ten behoeve van de Grondstoffennotitie. Den Haag: HCSS &TNO. http://static.hcss.nl/files/uploads/780.pdf.
- Marjolein de Ridder. 2012. “De opmars van China in Geopolitiek
Perspectief.” Marineblad Koninklijke Vereniging van Marineofficieren 121, no. 7: 12-17. http://www.kvmo.nl/pdf/marineblad_ nov11_volledig.pdf.
- Rem Korteweg, Maarten Gehem, Marjolein de Ridder, Ton Bastein, Elmer Rietveld, Niels van Loon, Arnold Tukker, Jonne Zwanikken en Tessa Ax. 2012. Samenwerken aan Zeldzame Aarden. - Een verkenning naar samenwerkingsmogelijkheden met Japan
rond zeldzame aardmetalen. Den Haag: HCSS & TNO. http://static.hcss.nl/files/uploads/1131.pdf.
Marjolein de Ridder is Beleidsanalist bij The Hague Centre for Strategic Studies
Interview
“De beste oplossing voor de hoge graanprijzen zijn hoge graanprijzen”
Door Thijs van Rijn Afgelopen juli brak de graanprijs een record en de vergelijkingen met de voedselcrisis in 2008 waren snel te vinden. Toch bleef de productie hetzelfde; het is de consumptie die enorm is gestegen. Bovendien zijn de huidige hoge graanprijzen te wijten aan de jaren vol goedkoop graan.
één kilo kip, is het duidelijk dat de consumptie van de groeiende middenklasse in ontwikkelingslanden de belangrijkste oorzaak van het tekort is. Het verschil voor komend jaar wordt nu geraamd op ongeveer veertig miljoen ton met een productie van 1776 miljoen ton en een consumptie van 1809 miljoen ton.
red Klein is marktanalist bij het Productschap Akkerbouw en houdt zich bezig met de graanstromen op verschillende niveaus. Het Productschap verschaft de bedrijven in de sector specifieke informatie, vertegenwoordigt hen als gepraat wordt over regelgeving op nationaal of Europees niveau en doet onderzoek naar gewassen of bekostigt dit. In dit interview geeft hij zijn visie op de hoge graanprijzen, de oorzaak hiervan en de (mogelijke) gevolgen.
De problemen in de Verenigde Staten betreffen voornamelijk maïs, omdat deze later wordt geoogst dan andere graansoorten. Maar al deze soorten zijn als communicerende vaten, zodat tekorten van één soort kunnen worden opgevangen door een andere. De boeren in de Verenigde Staten maken geen gebruik van irrigatiesystemen, maar vertrouwen op geluk. Dat eens in de zoveel jaar er een droogteseizoen bijzit, neemt men voor lief. Klimaatverandering heeft wel invloed op de productie, maar niet zoveel. Australië bijvoorbeeld had eerst eens in de acht jaar een droogtejaar, nu eens in de zeven. De Europese producenten proberen de variatie van ‘Moeder Natuur’ te beperken door irrigatiesystemen te gebruiken, wat het probleem kan verminderen.”
F
Vertrouwen op geluk “De problemen nu zijn minder groot dan die in 2008 en dit komt voornamelijk omdat de rijstproductie goed is. De meeste mensen in arme regio’s eten rijst, terwijl graan vooral (tot 60%) door de vleesindustrie gebruikt wordt. Als drie tot vier kilo graan (afhankelijk van de precieze samenstelling) nodig is voor de productie van
ATLAS -September 2012
7
Interview Structurele problemen en oplossingen “Er zijn wel nog grote structurele problemen in de voormalige Sovjet-Unie, China en India. In Rusland en Oekraïne is er sprake van corruptie en investeren de overheden onvoldoende in opleidingen voor de akkerbouwers. Stalin vermoordde in zijn tijd acht miljoen boeren en hun families omdat zij, tegen zijn plannen in, niet wilden collectiviseren. Dat heeft de landbouw in de regio enorme schade opgeleverd, omdat hiermee ook de kennis verdween. Een hectare landbouwgrond brengt nu nog steeds minder op dan in de tijd voor Stalin. Poetin vreest de boeren, omdat hij denkt dat steun aan de boeren een nieuwe macht tegen hem zou kunnen opwerpen. Daarom wordt er nauwelijks geïnvesteerd in de landbouw en zijn er rare regels. Zo mag het land maar één keer per jaar door boeren worden besproeid. Toch zijn de boeren blij dat Poetin weer tot president is verkozen, want bij een machtswisseling zouden ze opnieuw moeten uitzoeken wie ze dan moeten omkopen. Dit was het geval in Oekraïne na de val van premier Julia Timosjenko. En reken maar dat de nieuwe ambtenaren meer vroegen dan de oude. Dit maakt het onaantrekkelijk voor buitenlandse investeerders en universiteiten, omdat ze immers niets te winnen hebben bij samenwerking met de regio. Van begrippen als verkaveling, bemesting en bestrijding hebben de boeren in deze regio ook nog nooit gehoord. Poetin dreigt nu alweer met exportverboden en in de nieuwste graanramingen loopt de productie in 2012-2013 met meer dan twintig procent terug ten opzichte van 2011-2012. Een Nederlander die als een van de weinige daar produceert, moet zich verplaatsen in auto’s met geblindeerde ramen en bewaking voor en achter hem. In China en India is er weinig sprake van corruptie op het gebied van landbouw. Het belangrijkste probleem bij deze landen is dat ze simpelweg te weinig kennis hebben. De regeringen proberen dit echter te stimuleren. Ik ontving regelmatig Chinese delegaties die graag wilden leren van het Nederlandse landbouwbeleid, en universiteiten als Wageningen onderhouden goede contacten met Chinese universiteiten. De scholing van de boeren in de plattelandsgebieden van China is voor de overheid een manier om de grote verschillen tussen het arme, leeglopende platteland en de rijke en overvolle steden te verkleinen. De begeleiding voor de Chinese boeren, die eerst geheel ontbrak, wordt ook groter. Met China en India gaat het op deze manier de goede kant op, omdat in beide landen de politieke wil bestaat
8
ATLAS - September 2012
de landbouw te verbeteren. Weliswaar is China nu al niet meer in staat haar eigen bevolking te voeden en zal dat in de toekomst ook niet het geval zijn, toch kan het voldoen aan de grotere vraag. Het land heeft in Afrika namelijk succesvolle bedrijven opgezet, waar vanuit veel geproduceerd wordt. India kan zichzelf sinds vijf jaar voeden, omdat er meer landbouwgrond voorhanden is dan in China. Daarmee heeft India ook wel geluk gehad, omdat er zes goede jaren achter elkaar volgden. Een ander groot ontwikkelingsland, Brazilië, krijgt nu te maken met de nadelen van een snelle economische groei. De productiekosten (zoals loon en grond) stijgen mee met de productie. Toch zou het land nog meer kunnen produceren zonder ontbossing, als het nog efficiënter te werk zou gaan.” Nederland en de Europese Unie als voorbeelden “Niet voor niets komen veel landen in Nederland kijken hoe boeren het land gebruiken. De boeren hier produceren 11.500 kilo per hectare produceren, een wereldrecord. In China is dit slechts 4.000 kilo en in Rusland 1.800 kilo. De domme Nederlandse boeren zijn allang failliet: de meesten hebben tegenwoordig een middelbare of universitaire opleiding en zijn echte ondernemers. Alles wordt van stal gehaald om het land zo optimaal mogelijk te gebruiken. Satellietfoto’s vertellen tot op de vierkante meter waar het land fosfaten mist of welke planten geïnfecteerd zijn door een schimmel. Door robot gestuurde tracktors rijden daar vervolgens naartoe om het probleem te verhelpen. Met deze precisielandbouw snijdt het mes aan twee kanten: het is ten eerste beter voor het milieu omdat gevaarlijke middelen niet in het oppervlaktewater terechtkomt, en het is natuurlijk een stuk goedkoper omdat nog geen een vijfde van de oorspronkelijke hoeveelheden nodig zijn. Verder wordt er veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de grond. Vooral de vermoeidheid ervan is een groot probleem. De jaarlijkse stijging van de graanproductie is in Nederland nog maar 1% tot 1,5% maar zonder onderzoek zou er zelfs een daling zijn van steeds 1%. China en India hebben het oude landbouwbeleid van de Nederlandse Commissaris Sicco Mansholt (gedeeltelijk) overgenomen. Het Common Agricultural Policy (CAP) staat in Europa onder druk, onder meer omdat het geldverslindend zou zijn. Dit is onzin. Als alle bijdragen van de 27 EU-lidstaten op andere gebieden (van defensie tot zorg) bij elkaar zouden worden geteld dan is het CAP slechts 0,6% van alle uitgaven. Het was een politiek besluit de markt toe te laten in de graanwereld; men moet dan niet achteraf zeuren over te lage of hoge prijzen. China en India geven de
Interview
Fred Klein: “ik ga me pas zorgen maken bij een graanprijs van € 1000,00” boeren de garantie dat ze minimaal $ 220,00 respectievelijk $ 260,00 per ton graan van de overheid ontvangen ze niet voor deze prijs hun producten op de wereldmarkt kunnen verkopen. Dit geeft zekerheid aan boeren en maakt het voor hen gemakkelijker te investeren. De VS heeft lange tijd ook boeren gesubsidieerd. Donaties op voedsel moesten weliswaar worden afgeschaft, maar hulp voor biobrandstoffen als ethanol was geoorloofd, omdat dit goed was voor de natuur. Zo heeft de Verenigde Staten jarenlang subsidies kunnen geven aan boeren en op deze manier (met hulp van invoerheffingen) is er een hele nieuwe markt uit de grond gestampt. Zo gek is het CAP dus niet.” Strategische voorraden “Het CAP is trouwens ook noodzakelijk als men strategische voorraden wil aanleggen. De graanprijs daalt direct als men weet dat er veel graan beschikbaar is, net zoals deze erg stijgt als de graanvoorraden laag zijn. Door voorraden krijg je straks allemaal failliete boeren, die dan gesubsidieerd zouden moeten worden omdat je anders het jaar daarop problemen hebt. De suggestie van Albert Jan Maat, voorzitter van land- en tuinbouwwerkgeversorganisatie LTO Nederland, om nationaal een voorraad aan te leggen, zou ik liever op Europees niveau of zelfs wereldniveau zien. Op dit moment kan elke regio ongeveer genoeg graan voor zichzelf produceren, afgezien van het Midden-Oosten. Die regio heeft veel geïnvesteerd in het vruchtbaar maken van woestijngrond, maar dat is mislukt. Daarom slaat die regio veel op in silo’s, maar de meeste landen zijn rijk genoeg om dat te betalen. Omdat echter wereldwijd het aantal weken graan op voorraad afneemt, zouden strategische voorraden handig kunnen zijn.
Het opslaan van graan is alleen helemaal niet eenvoudig. Het kost minimaal jaarlijks € 35,00 om een ton op te slaan en de jaarlijkse Nederlandse graanhoeveelheid bedraagt 10 á 11 miljoen ton. Het zou een godsvermogen kosten om een nationale voorraad aan te leggen. Je moet niet alleen denken aan ruimte en beveiliging, maar ook aan luchtvochtigheid. Eigenlijk zou graan steeds gelucht moeten worden om te voorkomen dat het ofwel gaat kiemen, ofwel olie wordt. In Roemenië bezocht ik een keer een opslagplaats, waarvan de werknemers wisten dat ik zou komen en dus alles schoon hadden gemaakt. Toch heb ik nog nooit zulke grote ratten gezien. En ergens anders gooide men van boven maïs in een silo om te bewaren, en kwam er olie onderuit. Internationale organisaties lijken echter niet in staat dit te doen. Door nieuwe regelgeving mag het Europese Parlement meebeslissen over de maatregelen vanaf oktober 2013. Een akkoord zou er dan volgend jaar zomer moeten zijn, maar of dat haalbaar is, is de vraag. Men lijkt zich meer te concentreren op voedselveiligheid in plaats van op voedselzekerheid. Dit is een decadente houding van het Westen, want andere delen van de wereld zijn al blij als ze iets krijgen en dat mag dan best een beetje vervuild zijn of minder diervriendelijk geproduceerd. Volgens sommigen zijn de veiligheidsregels zelfs een voorbeeld van protectionisme. De Food and Agriculture Organization, een afdeling van de Verenigde Naties, schrijft eigenlijk alleen maar rapporten met mooie aanbevelingen. De G20 heeft laatst gepleit voor een ‘transparantere markt’, en toont daarmee aan dat het niet bereid is de problemen aan te pakken. Want laat duidelijk zijn voor wie we de voorraden aan zouden leggen. Het Westen kan gemakkelijk hogere prijzen betalen, de koekjes zouden nog geen tien cent duurder worden. Het is vooral een ethische zaak: met voorraden kunnen de 140 miljoen mensen die honger lijden, geholpen worden. De media-aandacht voor de graanproblemen is wat overdreven. De hoge graanprijzen van nu kunnen goed zijn voor innovatie en een verhoging van de graanproductie. Dit zal uiteindelijk vanzelf weer leiden tot lagere prijzen. Als je je langer bezighoudt met graan, zie je steeds herhalingen; dus dit is niet heel bijzonder. In de jaren vijftig was de prijs (voor inflatie gecorrigeerd) zelfs vier keer zo hoog als nu, dus ik ga me pas zorgen maken bij een prijs van € 1000,00.”
ATLAS -September 2012
9
Opinie
The European Parliament: No Cure for the EU’s Legitimacy Deficit By Chris Wensink One of the central debates on contemporary European Union (EU) politics are about its socalled democratic deficit. One seemingly obvious remedy against the legitimacy void is the further strengthening of the European Parliament (EP) at the expense of the power of the EU member states. In this article I show that increasing the power of the EP is not a cure for the EU’s legitimacy deficit.
L
egitimacy can be defined as the general acceptance of a political and administrative system, as well as its specific laws and actions by its subjects (Hague and Harrop 2007:11-13). One important notion is that the legitimacy of international governance organizations such as the EU significantly depends on the quality of their work (Buchanan and Keohane 2006). But, as far-reaching into the lives of citizens, any assessment of the EU’s legitimacy must take careful note of the administrative and socio-political circumstances within which its subjects find themselves. Therefore, I start with sketching the main contemporary trends in European public governance, as well as a profound political cleavage that has manifested itself, particularly in West European societies. Subsequently I will examine the role of the parliament in relation to Europe's democratic shortage. Hazardous contemporary trends During the last decades state bureaucracies have far retreated from the public domain in a trend that was called 'New Public Management' (NPM). Simultaneously, the increasing complexity of society brought a more diverse and layered domain of public decision making which became known as 'Multi Level Governance' (MLG). On the European continent, this fashion was amplified by the growing importance of the EU, forming an additional tier (Van der Meer et al. 2007; Hague and Harrop 2007:281-2). Both NPM and MLG have been dogged by legitimacy concerns. As to NPM, the contracting-out of state functions constituted a severe decline of bureaucratic power and hence loss of democratic control over the provision of public goods (Garofalo 2011:20-1). With
10
ATLAS - September 2012
The parliament: An ever weaker mandate (Spiegel Online International) regard to MLG, the legitimacy problem is twofold. Firstly, as contemporary central bureaucracies are only 'distinguished' parts of governance networks, political and therefore democratic scrutiny of public affairs has become substantially limited. Secondly, within these networks civil servants must play politics, so distancing themselves from political superiors and, ultimately from public control (Van de Berg and Toonen 2007:107-10). However, these matters are not of equal importance to all ranks of the heterogeneous West European societies of our time. Indeed, Kriesi et al (2008) argue that a profound dichotomy of 'winners' and 'losers' has ensued as a result of globalization and denationalization. National level politics have become, as we have seen, weakened. But at the same time; "given that democratic political inclusion of citizens is still a national affair, nation-states constitute the main arenas for political mobilization" (Kriesi et al. 2008:3). With regard to EU politics, the question as to whether the locus of democratic legitimacy could possibly shift over long periods
Opinie of time need not concern us here. The European civic identity, if existent at all, is far from strong enough for enabling a wholesale democratic inclusion (Chryssochoou 2007:363-4). Hence, the essential point is that democratic inclusion is menaced by MLG patterns of which the EU is a very important part. Winners and Losers Thus, we must concentrate on the national political orientation of EU citizens, and the perceived gap that is structuring its competition. Winners are those whose life chances have not suffered, or have in fact increased, by the opening up of borders. Losers, on the opposite, have seen their life chances, which were traditionally sheltered by these borders, being exposed. Citizens belonging to the latter group are limited in their 'exit options'. They do not possess the assets, such as education or other competences, and the universalist orientation necessary for coping with these challenges. Either group stretches across various other social divisions. Winners of globalization are well-trained workers and entrepreneurs in open sectors, as well as universalist citizens. The losers, a potentially large group, "by contrast, include entrepreneurs and qualified employees in traditionally protected sectors, all unqualified employees, and citizens who strongly identify themselves with their national community” (Kriesi et al.2008:5, 8 - emphasis mine). The division of winners and losers extends to the EU's legitimacy gap. Whereas the advantaged will endeavour for policy measures accommodating and further international integration, the disadvantaged seek protection by measures of economic protectionism and promoting national independence. Also, the two opposing demands are likely to capture the traditionally pro-state and pro-market antagonism. Losers of globalization will favour a reinforcement of the national state’s competences. Consequently, winners of globalization will regard shifts of power from the national level towards the supranational level as a gain, whereas losers will regard such change as undesirable (Ibid.:9, 13, 6-7). So far, I have outlined the main contemporary trends in public governance and West European democratic competition. In the following section, I turn to the EU as the top tier of the MLG system, and examine the European Parliament's effect on its democratic deficit. Firstly, I question whether the parliament, as one of the EU's institutions and irrespective of its exact composition, will have equal incentives for representing both sides of the globalization division. Secondly, the
hazard of severe electoral underrepresentation of losers of globalization deserves attention. In order to underline these thoughts, I end with showing the declining popular mandate of the ever stronger EP. Self-interest and Elections as part of the Problem To start with, it has been accepted as part of some of the most influential theories on European integration that community institutions have vested interests in pursuing enhanced integration (e.g. Strøby Jensen 2007; Pollack 2010:17-8). This attitude may result from elite socialization which means that European level officials come to develop a genuine orientation towards community problem solving. But individual and group interests play their part as well. Members of the European Parliament tend to pursue their political careers either by gaining internal promotion or by making fresh legislation instead of forging links with their constituencies. Either way, on many occasions the EP promotes its own powers and interests by endeavouring stronger community competences (Hix and Hoyland 2011:59-60, 54-5; Strøby-Jensen 2007:91-2). Indeed, as Hix has shown, the main party groups within the parliament have proven to be especially collusive in adopting pro-integration stances (Hix et al. 2003; Hix and Høyland 2011:59-61). For these reasons, the self-interest of the EP, sublimating into a habitual prointegration position, seems to be at odds with the perceived interests of the disadvantaged, who are, as argued already opposed to integration.
The increasing power of the parliament is not in the least reflected by its EU wide popular mandate Additionally, it is useful to elaborate on possible electoral biases. As European elections are generally perceived as second-order elections, turnout levels are low. Importantly, this trend was by no means reversed by the gradual strengthening of the parliament. In fact, the turnout at the European parliamentary election of 2009 stood at an all-time low of 43 per cent. These turnout levels are accommodative for underrepresentation of losers of globalization. Indeed, "Individuals who are opposed to their country's membership of the EU have a negative attitude towards the European Parliament or lack knowledge of the European Parliament or the EU are less likely to vote in these elections" (Hix and ATLAS -September 2012
11
Opinie Høyland 2011:149; Scully 2007:183-5). This supposition is supported by the relatively small number of parliamentary seats occupied by nationalist and antiintegration parties (European Parliament 2012). Thus, representational biases are considerable and have so far not been solved by enhancing the EP's competences. The above reasoning is best illustrated by showing the increasing power of the parliament against electoral turnout levels. Between 1979, when the first direct elections took place, and the 1987 Single European Act (SEA), the EP was only consulted: its stances could be ignored by the national governments. The SEA retained consultation, except, mainly, for single market issues. There cooperation was introduced, under which parliamentary amendments to draft legislation could only be turned down by a qualified majority of the member governments, and veto's overruled only by unanimity.
One might help the EU more by enhancing the role played by national parliaments Subsequently, the 1993 Maastricht Treaty introduced co-decision, granting the EP irrevocable veto power in a number of areas. The procedure was extended in scope by the 1999 Amsterdam Treaty, 2003 Nice Treaty, and 2009 Lisbon Treaty. In fact, the latter treaty extended co-decision to almost all fields of community law, labelling it ordinary legislative procedure. As a result of this sharp increase of parliamentary power, an intricate game of legislative bargaining between the EP and member governments has ensued (Hix and Høyland 2011:52-4; Scully 2007:177-9). From the graph on page 10 however, it becomes clear that the increasing power of the parliament is not in the least reflected by its EU wide popular mandate. Conclusion In this article I have argued that legitimacy concerns of contemporary public governance, especially those stemming from multi-level governance, have a different meaning for losers of globalization as opposed to winners. But although, for several reasons, European level democratic inclusion of the former is impossible, legitimacy issues extend to the EU. For reasons mentioned, it followed that the European Parliament is unfit
12
ATLAS - September 2012
for solving the EU's democratic deficit. This is not to claim, however, that the EP is dysfunctional to all of the EU's needs. It is conceivable that parliamentary scrutiny of policy proposals is beneficial for the European project. But it appears wise to treat with caution arguments for enhancing the power and scope of the parliament with the aim of filling the legitimacy void. Instead, one might help the EU more by enhancing the role played by national parliaments, who draw upon by far the strongest popular mandates. National assemblies are in a position to scrutinize decisions taken in Brussels by their governments, as well as fresh EU law. Sources
- Berg, F. van der, and T. Toonen (2007) 'National civil service
systems and the implications of multi-level governance: Weberianism revisited?' in J. Raadschelders, T. Toonen and F. van der
- Meer (eds.) The civil service in the 21st century. Comparative perspectives. Houndmills: Palgrave Macmillan.
- Buchanan, A. and R. Keohane (2006) 'The legitimacy of global governance institutions', http://philpapers.org.
- European Parliament (2012), http://www.europarl.eu.
- Garofalo, C. (2011) 'Governance and values in contemporary
public service', in Vries, M. de and Kim, P. (eds.) Value and virtue in public administration. A comparative perspective. Houndmills: Palgrave Macmillan.
- Gryssochoou, D. (2007) 'Democracy and the European polity',
in M. Cini (ed.) European Union politics. Oxford: Oxford University Press.
- Hague, R. and M. Harrop (2007) Comparative government and politics. Houndmills: Palgrave Macmillan.
- Hix, S. and B. Høyland (2011) The political system of the European Union. Houndmills: Palgrave Macmillan.
- Kriesi, H, E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S. Bornschier and
T. Frey West European politics in the age of globalization. Cambridge: Cambridge University Press.
- Meer, F. van der, S. Steen and A. Wille (2007) 'Western European civil service systems: a comparative analysis' in J. Raadschelders, T. Toonen and F. van der Meer (eds.) The civil service in the 21st century. Comparative perspectives. Houndmills: Palgrave Macmillan.
- Pollack, M. (2010) 'Theorizing EU policy-making', in Wallace, H., Pollack, M., and A. Young (eds.)
- Policy-making in the European Union. Oxford: Oxford University Press.
- Scully, R. (2007) 'The European Parliament', in Cini, M. (ed.) European Union politics. Oxford: Oxford University Press.
- Strøby-Jensen, C. (2007) 'Neo-functionalism', in Cini, M. (ed.) European Union politics. Oxford: Oxford University Press.
Column
Partij tegen de Burger! Maarten Rood
H
et zit er gelukkig weer op, de circusact die tegenwoordig mag doorgaan voor verkiezingstijd. Met meer peilers dan partijen, politieke orakelmonopolisten en de rode loper van RTL waren deze verkiezingen vooral een overwinning voor de media. Toch kunnen er ook lessen getrokken worden uit de afgelopen maand – en voor deze column uit onverwachte hoek. Ik weet niet of u, de lezer, bekend bent met De Speld, het satirische en nihilistische online magazine dat regionaal, nationaal en internationaal actueel nieuws op de hak neemt. Het online magazine produceert naast nepnieuws ook nepcampagnes, ook een voor deze verkiezingen. Het had een eigen partij opgericht: de Partij tegen de Burger (PtdB). Volgens deze partij worden veel problemen in Nederland – o.a. werkloosheid, files en defensie - veroorzaakt door burgers. Zij wilde daarom de handen ineenslaan om de burger te bestrijden, de afstand tussen politiek en burger te vergroten en de mensen ook in hun eigenwaarde te raken. Dit ging in de spotjes gepaard met de slogans: “bekijk het maar” en “flikker toch op”. Deze standpunten maken wel duidelijk dat de PtdB een parodie was op de huidige politieke partijen – en een geslaagde parodie in mijn ogen. Niet alleen liet De Speld zien hoe leeg de woorden en slogans van de meeste partijen zijn, het gaf ook (onbedoeld) haarfijn aan wat de crux is van de wereldproblematiek op dit moment.
Er zijn geen tekorten, er is een overschot aan mensen Kort gezegd, er zijn op dit moment gewoon teveel mensen op deze hele kleine aarde. Althans als deze mensen allemaal een westers of Amerikaans consumptiepatroon nastreven. Hamburgers, Hummers en hd-tv’s zijn allemaal mooi en aardig, ze leggen wel beslag op veel water, land en (fossiele) energie die ook op een minder vervuilende manier ingezet kunnen worden. Deze ATLAS gaat over tekorten, ik draai het om: er zijn geen tekorten, er is een overschot aan mensen. And it looks they are here to stay! Hoe lossen we dit probleem nu op? In mijn column in de eerste ATLAS van jaargang 23, Staatsschuld, heb ik een cultuur- of natuuromslag voorgesteld. Ofwel we laten de ooievaar minder langskomen, ofwel we gaan minder naar de Mediamarkt en de Burger King. Echter, wie houd ik daarmee voor de gek. Mensen zijn gericht op het vermeerderen van bezit en nakomelingen, dat zit in ons DNA, dat haal je er niet zomaar uit. Bovendien: welk instituut heeft de legitimiteit om zulke maatregelen te verordenen? Laat ik nu maar eens naar wat andere opties kijken om de wereldbevolking dragelijk te maken. Oorlog misschien? In de 17e en 18e eeuw was oorlog een beproefde methode om van grote groepen overbodige (jonge) mannen af te komen. Helaas hebben we dankzij Einstein en Oppenheimer nu de mogelijkheid om de aarde meerdere keren op te blazen, dus een goede, ouderwetse wereldoorlog zonder wereldvernietiging zit er niet meer in. Wat te denken van een stevige pandemie? Dat is mogelijk. Een mutatie van varkensgriep- of vogelgriepvirus en we kunnen misschien het dodental van de Spaanse griep (twintig tot veertig miljoen doden) overtreffen. Een derde optie is het koloniseren van andere planeten – Star Trek meets the colonists of Ancient Greece. Misschien is dat wel de optie, maar hij is bij lange na nog niet haalbaar en verplaats je het probleem dan niet gewoon naar Mars? Uit mijn korte schets van de mogelijkheden wordt één ding duidelijk. Het is bijna onmogelijk om de wereldproblematiek voor meer dan zeven miljard mensen op te lossen zonder dat daarbij grote opofferingen gedaan zullen moeten worden. Totdat we dat collectief doorhebben, is het devies: lekker blijven aanmodderen. Misschien is een Partij tegen de Burger toch niet zo’n slecht idee… Flikker toch op!
ATLAS - September 2012
13
Interview
“World Food Programme - een maaltijd voor de wereld” Door Edwin van der Velden Het World Food Programme is een onderdeel van de Verenigde Naties, en geeft humanitaire hulp aan vele landen die moeilijkheden hebben met het goed voeden van hun bevolking vanwege de gevolgen van natuurrampen of rampen veroorzaakt door de mens zoals bij een intertribaal conflict, een burgeroorlog (die leidt tot ontheemden) of oorlog in een buurland (vluchtelingen).
E
en interview met een persoon die lang heeft gewerkt bij de World Food Programme (WFP) levert veel op, zeker als hij in jouw familie zit. Zo ik had correspondentie met meneer L. van der Velden die al vanaf 1992 bij het World Food Programme werkt. Hij heeft hierbij veel meegemaakt, van de burgeroorlog in Liberia tot de problemen tussen Soedan en Zuid-Soedan... Maar laten we eerst kijken naar het structuur van WFP. Hoe is het WFP georganiseerd?
“Het hoofdkwartier van het WFP is in Rome, waar ook de Food and Agriculture Organization (FAO) en het International Fund For Agricultural Development (IFAD) hun hoofdkwartier hebben. Het WFP heeft veel regionale kantoren, zoals te zien is in het kadertje. Binnen het WFP is veel bevoegdheid gegeven aan die instituten die het dichtst bij de voedselhulpontvangers staan, te weten de landenbureaus. In principe zijn de regionale bureaus en het hoofdkwartier in de eerste plaats hulpverleners en adviseurs aan de landenbureaus.” Wat is het WFP? Het WFP specialiseert zichzelf in het leveren van voedsel met veel voedingswaarde aan de mensen die het echt nodig hebben. Het is een organisatie dat elke jaar meer dan negentig miljoen mensen voedt (World Food Programme 2011).
“L. van der Velden heeft in veel ontwikkelingslanden gewerkt, waaronder Zuid-Soedan” Waar in de wereld werkt het WFP het meest?
“De grootste operaties zijn noodgevallen in Soedan, de Hoorn van Afrika, Ethiopië en Afghanistan. Verder is onze hulp voor vluchtelingen van Syrië in Jordanië, Turkije, Libanon en Irak, en ontheemden. En in het algemeen voor mensen die voedsel nodig hebben binnen Syrië.” Hoe krijgen jullie het voedsel door gevaarlijke landen heen?
“Het WFP heeft per land verschillende manieren om voedsel door gevaarlijke gebieden te vervoeren. In
14
ATLAS - September 2012
Interview sommige gedeelten van Zuid-Soedan, bijvoorbeeld, worden voedselkonvooien begeleid door politie of militaire escortes, vaak ook van de VN-vredestroepen. In andere landen, zoals Somalië, wordt het vervoer volledig uitbesteed aan transporteurs die honderd procent verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van het voedsel en via de goede contacten die zij ter plaatse hebben met de verschillende milities, het voedsel inderdaad meestal zonder verliezen kunnen afleveren.
Geld is ook nodig indien er voedsel wordt gedoneerd, want het moet worden getransporteerd, opgeslagen, en gedistribueerd Verder worden schepen met WFP-voedsel in de wateren van de Somalische kust begeleid door oorlogsschepen van de Alliantie. Onder meer Nederlandse oorlogsschepen hebben verschillende keren maandenlang escorte verleend. Een andere manier is om de verschillende clans en milities te gaan bezoeken voordat een groot voedselkonvooi door hun gebied gaat, om hun medewerking voor de veilige doorgang van deze humanitaire hulp te verkrijgen. Daarvoor heeft WFP veiligheidsstaf die al dan niet met de programmastaf deze taak onderneemt. Dit wordt onder meer succesvol toegepast op de Sobatriviercorridor in Zuid-Soedan.” Welke landen doneren het meeste voedsel?
“De vijf grootste donoren van het afgelopen jaar zijn de Verenigde Staten ($1.2 miljard), Canada ($300 miljoen), Japan ($280 miljoen), de Europese Unie ($260 miljoen) en Duitsland ($195 miljoen). Nederland staat op nummer 11 met $73 miljoen. Landen doneren in het algemeen geld, slechts uitzonderlijk ‘in natura’. Wel zijn er landen die voorschrijven dat het voedsel in het donorland of andere voorgeschreven landen moet worden gekocht. Geld is ook nodig indien er voedsel wordt gedoneerd, want het moet worden getransporteerd, opgeslagen en gedistribueerd. Terwijl na distributie er ook monitoring, rapportage en evaluatie nodig zijn, en verder hulpfuncties zoals administratie, boekhouding, personeelsmanagement enzovoort. Er zijn ook terugkerende kosten voor kantoor, gas, water & licht, transport van personeel enzovoort.”
Wat deed de WFP in (elk) van die landen?
“Noodinterventies in Liberia (burgeroorlog), Soedan (burgeroorlog), Somalië (oorlog en natuurrampen zoals droogtes en overstromingen), terwijl in Bangladesh er een aantal dringende interventies waren vanwege overstromingen, maar het meeste van de bijstand bestond uit voedselprogramma’s voor scholen en kwetsbare groepen. In Bhutan helpt de WFP de Koninklijke Regering van Bhutan, maar die taak wordt overgenomen door de overheid. In Zuid-Soedan waren er natuurlijk overstromingen en door de mens veroorzaakte rampen (zoals stammenoorlogen). Bovendien helpt het WFP ook met noodreparaties en herstel van wegen.” Welke land had, in de tijd dat je bij de WFP hebt gewerkt, het meest hulp nodig? Of in welk land investeert het WFP het meeste?
“Liberia, Soedan, Zuid-Soedan, en Somalië zijn duidelijke gevallen van langdurige humanitaire hulp als gevolg van vluchtelingenverplaatsingen door de oorlog. Overstromingen en droogte hebben ernstige gevolgen door het gebrek aan een adequate reactie van de overheid, terwijl in Somalië in het grootste gedeelte van het land overheidsdiensten niet eens beschikbaar zijn. Bangladesh is een dichtbevolkt land met veel armoede, waar veel mensen voedselonzekerheid dagelijks beleven. Grote lokale ngo's verlenen bijstand, en het WFP werkt samen met hen en de overheid om de honger te verlichten en, bijvoorbeeld, om ‘af te studeren’: de armen naar een hoger niveau te brengen door grootschalige trainingprogramma’s.” CV van L. van der Velden 1951- Geboren in Heerlen 1986-1992 Artsen zonder grenzen in Soedan en Ivoorkust 1992-1995 WFP Emergency Coordinator in Liberia en Soedan 1995-1999 WFP Programme Officer in Bhutan 1999-2003 WFP Chief Operations Support Services in Bangladesh 2003-2007 WFP Deputy Country Director Somalia, in Kenya 2007-2009 WFP Country Director Bhutan 2009-2011 WFP Country Director ad interim in South Sudan 2011-2012 WFP Senior special advisor for East & Central Africa, in Oeganda en Italië
ATLAS -September 2012
15
Interview
Hoeveel mensen zijn er in gemiddeld door een crisis beïnvloed?
In een crisis, wat voor verschillende taken hebben mensen die voor jullie werken?
“In Liberia werd het WFP , die de een miljoen inwoners aan het helpen was in de door rebellen omringde hoofdstad Monrovia. Handel was bijna non-existent en bijna alle mensen waren voor een groot deel afhankelijk van het WFP. In Soedan was er veel verplaatsing in Darfur en Zuid-Soedan. Zuid-Soedan werd beroofd van elke ontwikkeling tijdens de burgeroorlog en is zeer gevoelig voor overstromingen, er waren ook intertribale conflicten die hebben geleid tot tijdelijke vluchtelingenverplaatsingen. Miljoenen mensen leven in zeer moeilijke omstandigheden en die worden geholpen door het WFP om hun dagelijkse voedsel op hun bord te krijgen.”
“In crisissituaties zorgt het WFP voor een vloot wagens, bemand met lokale bestuurders, en ICT-oplossingen voor de internationale donorgemeenschappen (zodat communicatie en logistiek voor donorgemeenschappen een stuk beter is op moeilijke bereikbare plekken), in het bijzonder het luchtvervoer. Dit laatste is in eigendom van de WFP en wordt beheerd door humanitaire United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS). Die zorgt voor het vervoer van personen en goederen via gevleugelde vliegtuigen en helikopters. WFP is ook bekend door hun air drops, wanneer transportatie via land en lucht niet mogelijk is.”
Zijn de crises meestal een kortetermijnprobleem of een langetermijnprobleem?
“Natuurlijke rampen zijn vaak van heel korte duur, in het bijzonder aardbevingshulp, bijstand bij overstromingen en dergelijke, hoewel deze natuurverschijnselen vaak in landen zijn die ook veel menselijk veroorzaakte problemen hebben. De burgeroorlog in Soedan is al sinds 1983-2005 aan de gang bijvoorbeeld, terwijl het conflict in Darfur ook al jaren speelt, met grootschalige vluchtelingenverplaatsing. Somalië verkeert in een crisis sinds 1988.” Wat zijn de meeste oorzaken van al de 'crises' dat je had meegemaakt? Is het politiek, of heeft het iets te doen met de status van de staat?
“De meeste crises worden veroorzaakt door een combinatie van natuurrampen zoals droogte en overstromingen in een gebied waar er vaak conflicten of oorlog bestaan. Het WFP is niet actief in politiek, het is alleen een humanitair agentschap van de Verenigde Naties. Het was president Ronald Reagan van de Verenigde Staten, die ooit zei ‘een hongerig kind kent geen politiek’”.
Het WFP is niet actief in politiek, het is alleen een humanitair agentschap van de Verenigde Naties
Wat zijn de toekomstige oplossingen waar het WFP aan werkt/aan gaat werken?
“Het WFP heeft speciale graansoortmengsels ontwikkeld die met vitamines en mineralen zijn versterkt, om ondervoeding tegen te gaan. Door een voedingsinterventie die start bij zwangere en zogende moeders tot het kind twee of tweeënhalf jaar is (ofwel de eerste duizend dagen), en daarna via kinderopvang, kleuterscholen en lagere scholen totdat kinderen twaalf jaar oud zijn, zijn ze verzekerd van een normale groei.” Hoe en op welke manier zal een staat zichzelf kunnen verbeteren zodat de burgers geen hongertekort meer krijgen?
“In bijvoorbeeld Brazilië en Vietnam heeft het WFP zijn hulp helemaal aan de regering kunnen overdragen. Brazilië is het WFP zo dankbaar dat het nu een belangrijk donor aan het worden is. In Bhutan neemt de regering meer en meer aspecten van de schoolvoeding over van het WFP, en de interventie van het WFP wordt meer en meer een adviserende, en binnen een paar jaar zal de regering de gehele schoolvoeding hebben overgenomen. Voor WFP is Bhutan een groot succesverhaal. Toen WFP begon eind zeventiger jaren was de “net primary enrollment rate” beneden de 10 %, in 1999 was het 53% en in 2009 93%, dus bijna alle kinderen die de juiste leeftijd hebben om naar de lagere school te gaan, gaan inderdaad naar school.” Bronnen
- van der Velden, L., geïnterviewd door Edwin van der Velden op 30 augustus 2012.
- World Food Programme. 2011. “Fighting Hunger Worldwide
Factsheet.” http://www.wfp.org/content/fighting-hunger-worldwide (1 september 2012).
16
ATLAS - September 2012
Beschouwing
Machtsstrijd of vernieuwde diplomatie? Door Thomas Kerstens Vanaf 1839 tot de machtsovername door Mao in 1949 leed China onder de zogenoemde ‘eeuw van vernedering’ (Robinson en Shambaugh 1994, 1721). Het buitenlands beleid is sindsdien meermaals veranderd. De huidige harde stellingname nu in de Zuid-Chinese Zee heeft echter één ding met het vroegere beleid gemeen: de machtshandhaving van de Communistische Partij China.
A
ls ik iets heb geleerd in de afgelopen jaren bij de Leidse SIB, dan is het wel dat internationale betrekkingen gecompliceerd zijn, niet gemakkelijk uit te leggen en – in het geval van een conflict – moeilijk te verbeteren zijn. Voor meerdere landen geldt dat een combinatie van een verleden vol conflict en recente economische groei kunnen leiden tot een verrassende omslag in beleid en handelen. Het duurde decennia voordat China zich hervond. Pas na hervormingen onder Deng Xiaoping vanaf 1982 heeft het land zich kunnen ontwikkelen en aan het begin van de twintigste eeuw zijn alle ogen weer naar het oosten gericht (Robinson en Shambaugh 1994, 1721). Behalve een geheel eigen vorm van bestuur van het land, een planmatige economie en unieke omgang met losstaande delen van het land zoals Hongkong en Macau, is het buitenlands beleid van de Volksrepubliek uniek (Robinson en Shambaugh 1994, 481-506). Dat dit onderhandelingsprocessen heeft bemoeilijkt, komt dan ook niet als verrassing. Pragmatisme Het buitenlands beleid van de Volksrepubliek was ook onderhevig aan verandering. Vanaf 1946 is er in feite geen buitenlands beleid buiten de communistische sfeer. Een wederzijds beleid met de Verenigde Staten werd gevoerd dat ieder contact vermeed. Pas in 1971 – toen een lid van het Amerikaans olympische tafeltennisteam per ongeluk in de bus van het Chinese team stapte en vrienden werd met de sterspeler – werd dit isolement met de zogenaamde ‘pingpongpolitiek’ doorbroken (Robinson en Shambaugh 1994, 460). Het beleid dat gebruikt werd, was er een van vriendschap enerzijds, bijvoorbeeld in de jaren van goed contact met de Sovjet-Unie en later met de Verenigde-Staten. Anderzijds was er een relatie gebaseerd op een zeker
Het mogelijke slagveld van de 21e eeuw: de Zuid-Chinese Zee slachtofferschap (Robinson en Shambaugh 1994, 481506). Een voorbeeld hiervan is de relatie met Japan, waar de Sino-Japanse oorlog van 1937 tot 1945 nog altijd zijn stempel op drukt.
De jaren ’90 waren aanvankelijk een bloeiperiode van samenwerking met Japan Deze tweeledige aanpak is echter onderhevig geweest aan verandering. Na het harde optreden tegen de protesten op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 was een vriendschapsband met westerse landen, laat staan een slachtofferrol, moeilijk te behouden. Tegemoetkoming richting een meer open en westerse vorm van onderhandelen was nodig (Zhu 2010, 1-20). LidmaatATLAS -September 2012
17
Beschouwing schap van het IMF zorgde er onder andere voor dat Beijing geneigd was samenwerking en coöperatie niet af te laten hangen van een vriendschaps- of schuldmodel. Zo waren de jaren ’90 aanvankelijk een bloeiperiode van samenwerking met Japan (Zhu 2010, 1-20). Maar de verrassende economische groei van China en groeiend wantrouwen jegens het Westen ( in 1999 werd de Chinese ambassade in Belgrado tijdens het conflict in Joegoslavië door een fout van NAVOtroepen gebombardeerd) is ook deze houding weer aan verandering onderhevig. Het laatste decennium wordt het beleid getekend door een krachtige stellingname van Beijing in bijvoorbeeld conflicten in Libië of Syrië. Door al deze veranderingen lijkt het alsof de Volksrepubliek een riet in de wind is dat vrijwel continu van positie veranderd. Er is echter een constante factor aan te wijzen waar de overheid haar gehele beleid om vormt; continuïteit in de heerschappij van de Communistische Partij China (Zhu 2010, 1-20). Beleid in de praktijk: de Zuid-Chinese zee Ondanks het feit dat deze editie van ATLAS zich richt op de strijd om grondstoffen, moet ik helaas bekennen dat het conflict op de Zuid-Chinese zee daar wel om lijkt te gaan, maar in feite door de bovengenoemde factoren wordt beïnvloed. De Zuid-Chinese zee heeft grotere aardgasvelden te bieden, maar belangrijker is de vraag wie precies heerschappij heeft over het gebied. Vanaf 1945 waren dat de Verenigde Staten die hun stempel wisten te drukken op de regio (Zhu 2010, 139-164). Waar het Japanse keizerrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn macht tentoonspreidde in de hoop op een pan-Aziatische samenleving, werd nu de controle door de Amerikaanse vloot opgevoerd. De reden hiervoor was niet alleen verantwoord vanuit pure machtspolitiek, maar juist vanwege de belangrijke rol van het gebied. De straat van Malakka is eeuwen een van de belangrijkste knelpunten op internationale wateren geweest. Een blokkade van deze straat zou bijvoorbeeld een directe stop op olietoevoer vanuit het Midden-Oosten naar Noord-Amerika kunnen betekenen. De opkomst van China heeft echter gezorgd voor een zekere verstoring in de regio. Waar landen als Vietnam, Indonesië, de Filippijnen en Maleisië een deel van het gebied claimen, is China dat ook gaan doen. De Chinese eis is voortgekomen uit een groeiend sentiment van nationalisme. De eeuw van vernedering mag dan wel verdwenen zijn uit het politieke spectrum, maar de gemiddelde Chinese burger heeft nog steeds het gevoel dat landen als de Verenigde Staten en Japan hun land lange tijd onrecht aan hebben gedaan. De bevol-
18
ATLAS - September 2012
king wil graag herstel van de situatie van voor 1839 zien, waarin het land weer machtig is en zijn invloedssfeer is hersteld (Robinson 1999, 83). De Verenigde Staten zien zichzelf echter nog altijd als een factor die de balans moet behouden in de regio. Om dit te kunnen blijven doen is het aantal legerbasissen in de regio opgeschroefd. Een daad die het wantrouwen vanuit Chinese zijde alleen maar heeft vergroot.
De opkomst van China heeft gezorgd voor een zekere verstoring in de regio Het sentiment rond de Zuid-Chinese zee is ook bij de bevolking zeer groot. De Nansha-eilanden in die zee zouden namelijk al in de eerste eeuw voor Christus door Chinezen zijn ontdekt. Dit zorgt ervoor dat de Chinese overheid vrijwel gedwongen is hard op te treden in de regio en met haar vloot het gebied te claimen. Zou zij dit niet doen, dan kon vertrouwen van de bevolking worden verloren en de macht van de Communistische Partij in gevaar komen. Maar een agressieve politiek kan nog altijd betekenen dat de Verenigde Staten, of later de andere naties aan de Zuid-Chinese zee, met dezelfde hardheid op Chinees handelen zullen reageren. Er is op dit moment sprake van een onduidelijke situatie die ik u helaas niet makkelijk kan uitleggen. Blijft de Zuid- Chinese zee rustig, of wordt het ´the battleground of the 21st century’? Bronnen
- Robinson, T.W. 1999. Chinese foreign policy. Oxford: Oxford University Press.
- Robinson, T.W. en D. Shambaugh. 1994. Chinese Foreign Policy: theory and practice. Oxford: Oxford University Press.
- Zhu, Z. 2010. China’s New Diplomacy: rationale, strategies and significance. Burlington: Ashgate.
Thomas Kerstens studeert geschiedenis aan de universiteit van Leiden. Hij was de commisaris Extern in het bestuur-Van Wassenaer. Thomas heeft deze zomer een Honours Summer School gevolgd in Hongkong
Interview
Hoera, de Noordpool smelt! Door Thijs Voets Het zal voor de meesten onder ons geen nieuws meer zijn; de aarde warmt op. Dit betekent dat beetje bij beetje het ijs van de poolcirkel smelt. Naast een hoop zielige filmpjes over ijsberen, zijn er ook positieve consequenties te vinden voor het verminderen van het poolijs. En daar zijn vooral de vijf ‘poolcirkellanden’, Denemarken, Noorwegen, Rusland, de Verenigde Staten en Canada, zich van bewust.
V
olgens de Amerikaanse instantie National Snow Ice and Data Center (NSIDC) staat het ijs van de poolcirkel op het laagste punt sinds 1979, toen men begon met het ijs te meten met behulp van satellieten. Ongeveer vier miljoen vierkante kilometer is gesmolten: een daling van 45% sinds de jaren ’80 en ’90 (NSIDC 2012). Veel milieudeskundigen waren er snel bij om te wijzen op de gevaren van deze trend, bijvoorbeeld een stijgende zeespiegel en het verloren gaan van verschillende soorten dieren. Maar naast de negatieve gevolgen zijn er ook positieve dingen over op te merken. In 1596 en 1597 probeerden de Nederlandse zeevaarders Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck om Rusland heen te varen om Indië te bereiken. Zoals bekend, faalden ze hierin en lukte het Sovjet-onderzoeker Otto Schmidt pas in 1932 zonder overwintering van Archangelsk naar de Beringstraat te varen. Het verder smelten van het ijs, zou betekenen dat de passage langer open zal staan voor commerciële schepen. Ook andere routes bij Canada en Alaska worden begaanbaarder voor de commerciële scheepsvaart.
Ongeveer vier miljoen vierkante kilometer is gesmolten: een daling van 45% sinds de jaren ’80 en ’90
Denemarken en Canada kunnen maar geen oplossing vinden over de grens op dit kleine eilandje Maar dat is nog niet het belangrijkste. Volgens de U.S. Geological Survey (USGS) zijn er meer dan negentig miljard vaten olie binnen de poolcirkel te vinden, die ongeveer dertien procent van de geschatte onontdekte oliereserves inhoudt. Daarnaast zijn er ook ongeveer 44 miljoen vaten natuurlijk gas te vinden (USGS 2008). Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de vijf landen die aan de poolcirkel grenzen het niet altijd met elkaar eens zijn over de precieze verdeling van de zeegrenzen. Zo werd twee jaar geleden een veertigjarig geschil tussen Noorwegen en de Russische Federatie opgelost met een verdrag. Het geschil ging om een gebied van 175.000 vierkante kilometer, een oppervlakte ongeveer half zo groot als Duitsland. Het geschil ontstond in de jaren ’70 en ging in het begin over viswateren, toen er opeens olie en gas werd gevonden. Meteen waren beide partijen overeengekomen over de oplossing en gunden ze elkaar ieder 87.500 vierkante kilometer van het gebied. Beide landen werken ook hard aan hun infrastructuur in het hoge noorden. Zo heeft Noorwegen al twee nieuwe olieplatformen op zee gebouwd ten noorden van zijn kust, en is het bezig met het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden om uit te breiden (Norwegian Petroleum Directorate 2009). ATLAS -September 2012
19
Interview
Interview met de Noorse ambassadeur in Nederland, Anniken Ramberg Krutnes Het ijs van de poolcirkel smelt, nieuwe grondstoffen zijn er straks om op te rapen. Is Noorwegen voorbereid?
“Natuurlijk is Noorwegen voorbereid. Noorse bedrijven en overheidsorganen hebben veel ervaring met economische activiteiten, vooral in zulke koude klimaten.” Vier van de vijf landen die delen van de Noordpool claimen zijn NAVO-lid. Is Rusland een rivaal in de regio?
“Rusland is geen rivaal. Het land houdt zich aan de afspraken. Een voorbeeld: de Verenigde Staten hebben de regels van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), het VN-orgaan voor internationale zeeregelwetgeving, nooit geratificeerd. Dat betekent niet dat de Verenigde Staten nu onze rivalen zijn, alleen maar omdat ze niet alle afspraken ratificeren. Ze houden zich er gewoon aan. Ook wil ik zeggen dat alle vijf landen samenwerken aan ‘crisis preparedness’. Denk hierbij aan informatie delen over hoe schepen zich moeten voorbereiden op een tocht door de poolcirkel.” Rusland plaatste een vlag op de zeebodem van de poolcirkel. Is dit dan geen provocatie voor de andere vier landen?
“Je kunt geen land claimen door er simpel een vlag te planten. Dat gebeurde in de middeleeuwen, nu niet meer. Ze waren de eersten van de mensheid die daar ooit waren, ze moesten iets achterlaten; waarom geen vlag? En er staat immers op de maan ook een Amerikaanse vlag; dat betekent niet dat de maan nu van de Verenigde Staten is.” Milieudeskundigen maken zich zorgen en waarschuwen voor de consequenties van het varen en economisch exploiteren binnen de poolcirkel. Hoe probeert Noorwegen het milieu te beschermen?
“De Noorse bedrijven weten dat het een gevoelige regio is, maar hebben veel ervaring en expertise. En natuurlijk wordt er goed gecontroleerd of de bedrijven de regels in acht nemen. Een voorbeeld van
20
ATLAS - September 2012
onze ervaring: de olieverspilling in de Mexicaanse golf van BP. Een Noors bedrijf werkt aan de evaluatie van het diepzeeboren in de regio.” Deelt Noorwegen zijn expertise over de poolcirkel met de andere landen?
“Niet alles, we gaan niet alles zomaar delen. We moeten natuurlijk ook zaken doen.” En zo zijn er meer disputen tussen de landen. Zo hebben Canada en Denemarken al decennia een dispuut over Hans Eiland, een eiland van één vierkante kilometer groot tussen Canada en Groenland, zonder enig leven. Om een paar jaar arriveert er wel eens een helikopter van een van de twee landen, en haalt dan de vlag van het andere land weg, om vervolgens zelf zijn eigen vlag te planten. Volgens het principe “Bied een vinger aan, verlies je hand” geeft zowel Denemarken als Canada niet op. Hoewel het eiland gemakkelijk door tweeën te delen valt. Volgens internationaal recht strekt de zeegrens van een land zich 370 kilometer uit vanaf de kustlijn, en nog eens maximaal 278 kilometer als wetenschappelijk kan worden bewezen dat het stuk deel is van het continentaal plat van het land. In 2013 zullen de Verenigde Naties opnieuw gaan vergaderen over het VNzeerechtverdrag. Bronnen
- National Snow & Ice Data Center. 2012. “Media Advisory: Arctic sea ice breaks lowest extent on record.” nsidc.org.
- U.S. Geological Survey. 2008. “90 Billion Barrels of Oil and 1,670 Trillion Cubic Feet of Natural Gas Assessed in the Arctic.” www. usgs.gov.
- Norwegian petroleum Directorate. 2012. “Petroleum map.” www.npd.no.
Beschouwing
Vijftig miljoen kindarbeiders De vicieuze cirkel van armoede, kinderarbeid en sociale discriminatie in India Door Floortje van Gameren Kinderarbeid, in Nederland bestond dat probleem tot begin vorige eeuw nog volop. Wetten tegen kinderarbeid en de leerplicht hebben daar gelukkig een eind aan gemaakt. Hoe is het dan mogelijk dat in andere delen van de wereld kinderarbeid nog steeds een feit is?
V
olgens schattingen van de VN zijn er meer dan 215 miljoen kinderen wereldwijd die ongezond of gevaarlijk werk doen. Dit betekent dat 1 op de 7 kinderen tussen 5 en 17 jaar oud aan het werk is. Van alle kinderarbeid in de wereld zou 60% voorkomen in Azië, 30% in Afrika en 10% in MiddenAmerika en Latijns Amerika; in Afrika zou 29% van de kinderen kinderarbeiders zijn, in Azië 19% (Unicef 2011). Kinderarbeid in Nederland is ondenkbaar, maar uit deze cijfers blijkt dat in andere delen van de wereld kinderarbeid onderdeel is van het dagelijkse leven. Hoe is dit mogelijk? Daarnaast is het opvallend dat op dit moment de internationale gemeenschap veel meer aandacht schenkt aan het verschijnsel, terwijl er tijden zijn geweest dat er meer kinderen aan het werk waren maar er juist minder aan gedaan werd. Kinderarbeid heeft in Nederland nog nooit zo hoog op de prioriteitenlijst gestaan; het staat op agendapunt nummer drie van het buitenlandbeleid (Fair Politics 2012). Wat is hiervan de oorzaak? Dit artikel spitst zich toe op deze twee vragen in de context van India. Om de feiten te begrijpen zoals ze zijn, zal ook een deel van de Nederlandse geschiedenis besproken worden omtrent ‘kinderarbeid’ ter vergelijking. Nederland in de 19e eeuw De 19e eeuw was een roerige tijd en kenmerkt zich door zowel weergaloze vorderingen in de wetenschappen als grote veranderingen in sociaal opzicht. Voor deze laatste was het startsein al gegeven in de 18e eeuw door de Franse Revolutie. De strijd tegen de klassenmaatschappij was begonnen. Verschillende gebeurtenissen op sociaal vlak in de 19e eeuw leidden tot de afschaffing van kinderarbeid. Eén van die gebeurtenissen was het ontstaan van het socialisme. Het so
Nederlandse kinderarbeid in de 19e eeuw (Reformatorisch Dagblad) cialisme zorgde ervoor dat de kloof tussen arm en rijk bespreekbaar werd. Wederom lag de klassenverdeling onder vuur. In 1874 diende het links-liberale Kamerlid Samuel van Houten een wet in op de kinderarbeid die bekendstaat als het Kinderwetje van Van Houten. In de praktijk veranderde weinig doordat de controle tekortschoot. Uiteindelijk maakte de leerplicht in 1901 een eind aan kinderarbeid in Nederland (Cultuurwijs 2010).
Kinderarbeid is niet alleen het gevolg van armoede, maar door kinderarbeid blijft armoede ook bestaan ATLAS -September 2012
21
Beschouwing Nu, ruim een eeuw nadat de kinderarbeid in Nederland officieel is afgeschaft zijn er nog altijd 50 miljoen kinderen in India die zware arbeid moeten verrichten. Er zijn verschillende redenen te noemen waarom dit verschijnsel in India nog steeds bestaat.
hun kinderen er ook weer moeten werken. Zo ontstaat een vicieuze cirkel van armoede. Armoede versterkt armoede en daardoor blijft kinderarbeid bestaan. Toch is er meer aan de hand in India dat de weg naar de afschaffing van kinderarbeid belemmert.
Onafhankelijk en arm India is pas sinds 1947 een onafhankelijke staat. Voor 1947 is het land lange tijd in handen geweest van de Britten. In de koloniale tijd gold India als een bron van inkomsten, een sociaal beleid was niet aan de orde. Om inkomsten te kunnen realiseren werd de Indiase bevolking aan het werk gezet, zo ook de kinderen. Hoewel er in de laatste jaren van het koloniaal beleid ruimte werd gecreëerd voor het opbouwen van sociale voorzieningen en ook na de onafhankelijkheidsverklaring de Britten nog steeds steun gaven, is India de klap nog niet te boven gekomen. Het land verkeert nog steeds in een staat van onderontwikkeling. Daar waar vooral westerse landen de kans zagen om te investeren in nieuwe industrieën en sociale voorzieningen, had India alle tijd en ruimte nodig om vanuit vrijwel ‘niets’ een basis van een sociale staat te vormen (Righton 2007).
Het kastensysteem Net als Nepal, Pakistan, Sri Lanka en Bangladesh kent ook India al duizenden jaren een kastensysteem. Het kastenstelsel wordt gekenmerkt door ongelijkheid, maar ondanks die ongelijkheid hebben de kasten een nauwe samenhang. Elke kaste heeft een aparte taak in de samenleving. Zou één kaste wegvallen dan zou de gehele samenleving niet meer kunnen functioneren. Het grote nadeel van dit systeem is dat het een afhankelijkheidspatroon van de lagere kasten in de hand werkte. De beroepsbarrières onder Indiase kasten zijn langzaam, onder economische druk. De erfenis van het systeem is een veel groter probleem, namelijk het sociale onderscheid.
Ter vergelijking, kinderarbeid in India in 2012 (centrum voor mondiaal onderwijs) De langzame vooruitgang houdt de armoede in stand. Gezinnen kunnen door de armoede maar moeilijk het hoofd boven water houden en daarom worden de kinderen aan het werk gezet. Kinderarbeid is niet alleen het gevolg van armoede, maar door kinderarbeid blijft armoede ook bestaan. Doordat de kinderen op jonge leeftijd al moeten werken, gaan ze niet naar school waardoor ze ongeschoolde arbeiders blijven. Zo gebeurt het dat hoe ouder de kinderen worden, hoe moeilijker het voor ze wordt om een baan te vinden, juist omdat jongere kinderen goedkopere krachten zijn. Als deze kinderen zelf later een gezin hebben zullen
22
ATLAS - September 2012
Sociale discriminatie aan de hand van het kastensysteem is alom aanwezig in het hedendaagse India. Door middel van naam en accent kunnen mensen gemakkelijk afleiden uit welke kaste een persoon komt. Vooral de laagste kasten hebben te maken met discriminatie. Mensen uit de laagste kasten blijven vaker ongeschoold en hebben maar mondjesmaat toegang tot openbare basisvoorzieningen. Velen van hen komen, ondanks hardnekkige pogingen een beter bestaan op te bouwen, vast te zitten in een leven van armoede en rechteloosheid. Het mag niet verwonderlijk zijn dat juist de kinderen uit de laagste kasten de zware kinderarbeid verrichten. Arbeid voor kinderen uit de hogere kasten is simpelweg ondenkbaar (Indiaweb). Toch is er iets vreemds aan de hand met het kastensysteem in India. De roep om het systeem te verbannen komt niet vanuit de samenleving zelf, maar van buitenaf. Vooral buitenlandse bedrijven die zich in India hebben gevestigd sporen de regering aan om de sociale discriminatie te stoppen. Maar waarom komt de bevolking zelf niet in opstand tegen het systeem? Het kastenstelsel behoort tot een van India’s meest verwarrende mysteriën. De oorzaken van het stelsel zijn in de mist van de geschiedenis verloren gegaan, maar het schijnt voor het eerst ontwikkeld te zijn door de priesterklasse die zo geprobeerd heeft om haar superieure positie een meer permanent karakter te geven. Wetenschappers vermoeden dat de priesters hun indeling kracht hebben bijgezet door de verschillende klassen te linken aan de verschillende lichaamsdelen (mond, armen, dijen en voeten) van de eeuwige Pu-
Beschouwing rusha. Purusha betekent letterlijk ‘Grootste Persoon’ en verwijst naar de Kosmische Vader, de god naar wie hindoes zich richten (Indiaweb). Het klassensysteem in India is gebaseerd op religie en heeft daarom een ander uitgangspunt dan het klassensysteem dat ooit heer en meester was in Nederland. De Nederlandse klassenmaatschappij was na de middeleeuwen gebaseerd op bezit en afkomst. Het was het patriciaat die in de stadsbesturen zat en op het platteland heerste over de landerijen van de boeren. Weliswaar liet het patriciaat zich in veel beslissingen leiden door de kerk, maar het was niet de kerk die het uitgangspunt vormde voor de klassenverdeling. Het stelsel in India is veel dieper verwrongen in de samenleving doordat het gebaseerd is op geloof, daarom is het moeilijker te verwerpen dan het klassensysteem toentertijd in Nederland. Dat het kastensysteem gebaseerd is op het hindoeïsme, dat een grote invloed heeft op het dagelijkse leven van de Indiase bevolking, is één van de vele verklaringen die door wetenschappers geopperd zijn omtrent de macht van het kastenstelsel. Zoals al eerder gezegd, het systeem blijft een mysterie maar wat duidelijk mag zijn is dat het een enorme invloed heeft op het leven van miljoenen mensen (Veldhoen 2010). Angst en commotie Tijdens het staatsbezoek van koningin Beatrix in 2007 aan India was er in Nederland veel commotie ontstaan rondom het onderwerp ‘kinderarbeid’. In India zelf ligt het onderwerp zeer gevoelig en de koningin wilde in haar toespraak dan ook niet op zere tenen trappen door het er uitgebreid over te hebben. Een meerderheid in de Tweede Kamer had vooraf geëist dat er wel over gesproken zou worden. Het is opvallend dat niet alleen Nederland, maar de gehele internationale gemeenschap de laatste jaren steeds meer aandacht is gaan geven aan de bestrijding van kinderarbeid (EenVandaag 2007).
Het regeringsbeleid van India loopt achter ten opzichte van de economie India is één van de BRIC-landen, een land dat volgens experts een enorm potentieel heeft op economisch gebied. Het land doet er alles aan om dit potentieel ook uit te bouwen en dat is goed terug te zien in bijvoorbeeld de Nederlandse importmarkt. India staat op de
vijfde plek van onze importlanden en is daarmee in tien jaar tijd zeker vijf plekken gestegen. Op de Europese handelsmarkt gelden strenge regels omtrent de productieprocessen van een bedrijf. Kinderarbeid in een productieproces is uit den boze. Ondernemers die investeringen doen in India willen geen risico lopen op hoge boetes en zij eisen met mondjesmaat van de Indiase regering een verbod op kinderarbeid. Enerzijds is de opkomende economie en de daarmee samengaande interesse in India goed voor het bestrijden van kinderarbeid, anderzijds werkt het de arbeid juist in de hand. Het regeringsbeleid van India loopt achter ten opzichte van de economie. Door de sociale ongelijkheid en de jarenlange armoede heeft het land nog veel te leren op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). India begint nu zo machtig te worden op de internationale handelsmarkt dat het de touwtjes in handen krijgt. Dit betekent dat India nu aan zet is en daardoor de spelregels bepaalt. Ontkenning van het probleem van kinderarbeid is er in India niet, maar kritiek van buitenaf wordt zeker niet gewaardeerd. Om de goede sfeer tijdens een handelsoverleg niet te verstoren begint het bedrijfsleven liever niet over de kinderarbeid. De angst zit hem vooral in dat men bang is dat Europa buitengesloten wordt van de internationale handel doordat het te strenge productie-eisen stelt en dat India daardoor een andere handelspartner gaat zoeken. De Indiase minister van Handel reageerde buitengewoon fel op de Nederlandse kritiek over kinderarbeid in het land. De reactie hierop van onder anderen Bernard Wientjes, de voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO-NCW, was buitengewoon angstig. Een weerwoord van Nederlandse zijde was er dan ook niet bij. Het gevolg van de angstige houding is dat opnieuw niets gedaan wordt aan de kinderarbeid. Bronnen
- Cultuurwijs. 2010. “Kinderarbeid in Nederland.” www.cultuurwijs (20 augustus 2012).
- EenVandaag. 2007. “Kinderarbeid in India.” www.eenvandaag (22 augustus 2012).
- Fair Politics. 2012. “Help kinderarbeid de wereld uit.” www.fairpolitics (21 augustus 2012).
- Indiaweb. “Kastenstelsel.” www.indiaweb (22 augustus 2012).
Righton, N. 2007. “De bloeddorstige geboorte van een tweeling.” www.volkskrant (21 augustus 2012).
- UNICEF. 2011. “Wat doet UNICEF?” www.unicef (20 augustus 2012).
- Veldhoen, L. 2010. “In gesprek met Ramachandra Guha.’’ www. speakersacademy (22 augustus 2012).
ATLAS -September 2012
23
Column
Red de plofkip (en de rechtsstaat)! Els van Oosten
D
e vakantie is weer voorbij. Eenmaal veilig geland op Schiphol neem ik de trein naar Leiden. Filosoferend over mijn bezoek aan de Russische Federatie zoef ik door het polderlandschap heen. Het is aan de vooravond van de Tweede Kamerverkiezingen en ik kan enige vreugde niet onderdrukken bij de gedachte dat ik straks in rust, vrijheid en veiligheid mijn stem mag en kan uitbrengen. Station Nieuw Vennep. De reclamezuilen op het perron hebben nieuwe posters: “Red de plofkip!” staat er rij aan rij. Red de plofkip herhaal ik verbaasd. Nog maar eens naar buiten kijken. Het volgende station: dezelfde boodschap. De overgang van Pussy Riot naar plofkip vraagt om een overgangsfase. Geen betere overgangsfase denkbaar dan eens lekker te gaan lezen over de Nederlandse rechtsstaat. Dat moet vast helpen. Thuisgekomen wachten de kranten, maar over de rechtsstaat wordt niet gerept. Niet bij naam, niet verscholen, zelfs niet per ongeluk wordt er iets over geschreven. Gelukkig zagen de luitjes van ProDemos, het huis voor democratie en rechtsstaat, dat al aankomen. Zij lieten een commissie met onder meer voormalig OM-topman Harm Brouwer en strafadvocaat Inez Weski een analyse maken van de rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogramma’s van tien politieke partijen. Nu is een verkiezingsprogramma nog geen regeerakkoord, veelzeggend is het wel. Gekeken werd naar de “meest elementaire vereisten van rechtsstatelijkheid”, het gaat om “rechtsstatelijke vereisten die in politiek opzicht nationaal en internationaal door rechtscolleges worden aanvaard”, staat in het rapport. De commissie van wijzen toetste aan drie punten: Wordt voldaan aan de eis van een voorspelbare en regelgeleide overheid? Hoe verhoudt het voorstel zich tot elementaire rechtsbescherming van burgers in de uitoefening van hun meest fundamentele grondrechten en mensenrechten? En ten derde, hoe verhoudt het voorstel zich tot de eis van effectieve toegang tot een onafhankelijk rechter? Hoe minimaal deze basics ook zijn, zelfs in de quick scan van de commissie voldoen niet alle partijvoornemens hieraan. Veruit de meeste voorstellen komen niet eens in de buurt van de ondergrens, dát er überhaupt ideeën worden bedacht, opgeschreven en aan de kiezer voorgesteld die raken aan de meest fundamentele waarden van een rechtsstaat is een gegeven dat met recht een punt van zorg kan worden genoemd.
De overgang van Pussy Riot naar plofkip vraagt om een overgangsfase
Het program van de partij van Geert Wilders lijkt zich volgens het rapport het minste aan te trekken van de grenzen van de Nederlandse rechtsstaat. Een Koranverbod en belastingheffing voor het dragen van een hoofddoek, zo stelt de PVV bijvoorbeeld nog steeds voor. Dat u bij het lezen van deze voorstellen niet heel erg bent geschrokken, is het resultaat van de kracht van herhaling. Toch zou een nagekomen schrik met het oog op de rechtsstaat niet verkeerd zijn. De plofkip was met de trein nog niet gepasseerd of ik zag alweer een ander beestje dat op ploffen stond: een opgeblazen lieveheersbeestje wijst elke passagier op het nut van ‘moed’. “Moedige burgers verbeteren de leefomgeving”, luidt de slogan van de stichting tegen Zinloos Geweld. Toegegeven, er is moed voor nodig lang naar zo’n griezelige vergroting van een schattig beestje te kijken. Maar na het lezen van het rapport van Weski en Brouwer is een zachte roep om moed wel op zijn plaats. Vraag gewoon eens aan uw vertegenwoordigers wat zij van ‘de’ rechtsstaat denken. Laat het woord eens vallen op een borrel, in de rij bij de kassa of in college. Kijk straks eens naar het regeer-, gedoog- of het ieder-voor-zich-akkoord. En denk dan aan de plofkip: die zal gered worden, maar laten we de rechtsstaat niet barsten. Noot: het rapport is na te lezen via http.://prodemos.nl.
24
ATLAS - September 2012
Opinie
Schaarste op de arbeidsmarkt? Wees creatief! Door Fons van der Linden Het is niet gemakkelijk als pas afgestudeerde een (goede) baan te vinden en het helpt niet dat veel anderen in hetzelfde schuitje zitten. Belangrijker dan van jezelf een merk te maken, is dat je netwerkt. Dat kan al in je studentijd.
P
as geleden kreeg ik een opmerkelijke e-mail in mijn inbox. Een vriendin, die nu begint aan haar laatste studiejaar, zag opeens het licht en merkte dat ze er totaal geen benul van had wat er nou eigenlijk na het in ontvangst nemen van het felbegeerde diploma zou gaan gebeuren. Ze vroeg me hoe dat nou was, het leven als afgestudeerde, en deed haar diepste angsten betreffende de grote boze arbeidsmarkt uit de doeken. Opmerkelijk? Nou ja, niet echt, en wel om twee redenen: in de eerste plaats is het zo, dat veel studenten zich voornamelijk richten op het afstuderen an sich en daarbij snel over het hoofd zien dat de studie uiteindelijk voornamelijk als doel heeft om goed voorbereid de arbeidsmarkt te betreden. Als ze zich dan opeens realiseren dat ze binnenkort dingen moeten doen waarvan ze absoluut geen kaas hebben gegeten – vacatures zoeken, sollicitatiebrieven schrijven en -gesprekken voeren – slaat de angst ze om het hart. Dan gaan ze op zoek naar kant en klaar advies bij ‘lotgenoten’ (de tweede reden waarom het niet opmerkelijk is dat deze vriendin zich tot mij heeft gewend) in de hoop een gouden loopbaantip te ontvangen. En daar zit nu juist de crux van het probleem: die lotgenoten weten doorgaans ook niet hoe dat moet. De kloof tussen diploma en baan Veel recent afgestudeerden worden momenteel geconfronteerd met hetzelfde probleem: er zijn haast geen vacatures voor starters te vinden. In het functieprofiel van het gros van de beschikbare vacatures wordt bijna altijd wel een minimumvereiste van twee of meer jaren relevante werkervaring gesteld en dat is iets wat de meeste pas afgestudeerden gewoon missen. Een van de meest gehoorde verzuchtingen is dan ook: “Hoe kan ik nou werkervaring opdoen als ik geen werk krijg?” Het lijkt een vicieuze cirkel.
Netwerken met LinkedIn, een van de betere opties om aan de baan te raken Hoe kan het nou zo zijn dat veel jonge academici momenteel zo´n moeite hebben om een baan te vinden? Het lijkt erop dat dit komt doordat er een kloof is ontstaan tussen het academisch onderwijs en de arbeidsmarkt. Vanwege de sterke onderwijsgerichtheid van het academisch onderwijs worden bijvoorbeeld stages vaak als vast onderdeel in het curriculum afgeschaft. En dat terwijl een stage juist de ideale opstap naar een baan kan zijn. Tijdens een stage kan de student immers laten zien wat hij in huis heeft en maakt hij kennis met de handel en wandel van de werkvloer. Bovendien bestaat er een kans dat een stagiair, wanneer hij laat zien dat hij enthousiast is en bereid meer te doen dan van hem wordt verwacht, zich in de kijker speelt, en bij afloop van de stage wordt uitgenodigd om te blijven of om na het beëindigen van zijn studie te komen solliciteren.
“Hoe kan ik nou werkervaring opdoen als ik geen werk krijg?” Maar een te sterke focus op het onderwijs bij universiteiten is niet het enige problematische punt. De meesATLAS -September 2012
25
Opinie te starters weten niet waar ze op zoek moeten naar een baan. Ze wenden zich tot andere werkloze jongeren voor advies of zoeken naar vacatures op enkele van de vele vacaturesites die op het internet te vinden zijn (of nog erger: via de standaard zoekfunctie van Google). Daarnaast doen sommige carrièresites het lijken alsof je met bepaalde stappenplannen de perfecte sollicitatiebrief kunt schrijven, of door middel van speciale profileringstechnieken en personal branding recruiters er op magische wijze van kunt overtuigen dat je voor hun werkgever onmisbaar bent. Dat is natuurlijk in enige mate waar, maar waar het uiteindelijk om gaat is dat je de juiste vacature kunt vinden en dat moet je leren. In dat opzicht bieden universiteiten wel steeds vaker een oplossing door cursussen aan te bieden, waarbij starters onder andere een leidraad wordt geboden bij het vinden van de juiste vacatures. Deze cursussen zijn echter optioneel en bereiken dus maar een betrekkelijk klein percentage van de studenten. Als starter op de arbeidsmarkt voor dummies! Wat is volgens de experts die dergelijke cursussen geven nou de gouden tip om als starter een baan te vinden? Schieten met hagel (dus maar op alle vacatures waar je maar enigszins voor in aanmerking komt reageren)? Persoonlijk bij bedrijven langsgaan? Een interessante opmaak van je cv? Nee. Wat mij tijdens zo´n hoe-vind-ik-een-baan-cursus van de universiteit is verteld is, dat je vooral veel mensen moet proberen te ontmoeten. Netwerken dus. Probeer eens met werknemers van een bedrijf waar je zou willen werken in contact te komen. Wil je bijvoorbeeld bij een rechtsbijstandsverzekeraar aan de slag, kijk dan of je via contacten op je LinkedIn met een werknemer van zo´n verzekeraar verbonden bent. Daarnaast zijn er voldoende andere gelegenheden om met mensen uit verschillende branches in contact te komen. Denk aan Inhouse-dagen, borrels of activiteiten van studentenverenigingen. Uiteindelijk komt het erop neer dat je recruiters en de gewone sollicitatieprocedure bij wijze van spreken omzeilt.
Uiteindelijk komt het erop neer dat je recruiters en de gewone sollicitatieprocedure bij wijze van spreken omzeilt 26
ATLAS - September 2012
In die zin kan de hierboven enigszins negatief beschreven natuurlijke neiging om je tot lotgenoten te wenden juist ook positief worden benaderd. Veel studenten (dus ook afgestudeerden) hebben tijdens hun studententijd een aardig netwerk opgebouwd. Hoe meer mensen je dus kent, hoe groter het netwerk is waar je toegang tot hebt. Daarnaast is het goed als zo veel mogelijk mensen weten dat je op zoek bent naar een baan. Wie weet kennen zij weer mensen die juist naar jou op zoek zijn. Dat klinkt voor de meeste lezers wellicht te mooi om waar te zijn, maar ik heb het al enkele keren zien gebeuren.
Ook een manier van netwerken Het komt er dus op neer dat je het beste al tijdens een betrekkelijk vroeg stadium van je studie kunt nadenken over je verdere loopbaan. Regel bijvoorbeeld een mooie stage waarmee je werkervaring of tenminste een goede aanbeveling krijgt en investeer daarnaast in contacten waar je misschien nu nog niet zo veel aan hebt, maar later tijdens het zoeken naar een baan des te meer profijt van kunt hebben. Op die manier kun je ervoor zorgen dat de overgang tussen studie en werk vloeiend verloopt en je een zo groot mogelijke kans hebt om een baan te krijgen die je wil en waarvoor je bent opgeleid.
Opinie
Bezorgd over de zorg Door Max van Tongeren De allergrootste kostenpost op de rijksbegroting van de Nederlandse staat is de zorg. Waarom zijn deze kosten in de afgelopen eeuw zo ontzettend hard gestegen? Om het probleem aan te pakken zullen we in ieder geval over de grenzen van ons kikkerlandje heen moeten kijken en discussies over heikele punten niet uit de weg moeten gaan.
D
e zorgkosten zijn, zeker het afgelopen decennium, ontzettend hard gestegen. Plaatsen we echter de kosten voor Nederlanders in een internationaal perspectief dan blijkt dat we het in Nederland zo slecht nog niet hebben als burgers, we betalen namelijk heel weinig aan eigen risico vergeleken met bijna ieder ander land (Canoy 2011). Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat de dekking van het basispakket, alhoewel ingeperkt, nog steeds zeer ruim is, zeker voor ouderen. Er zijn al wel een aantal maatregelen genomen om de kosten te beperken. Zo zijn er een aantal dingen uit het basispakket gehaald waarvan nooit wetenschappelijk was aangetoond dat ze de gezondheid echt bevorderden. Een alternatief voor het oude zorgstelsel in Nederland was een zorgstelsel waarin ondernemerschap centraal staat. Hier ligt echter een gevoelig punt. Ten eerste blijkt uit recent onderzoek van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) dat er in veel bedrijven (53%) het gevoel ontstaat dat de managers niet weten wat er echt aan de hand is op de werkvloer. Aan de ene kant zorgt het privaat inrichten van een groot deel van de gezondheidszorg voor een enorme prikkel omtrent efficiënt met middelen omgaan. Aan de andere kant is de belangrijkste doelstelling van een private onderneming het behalen van een mooie winst, die al dan niet aan de aandeelhouders moet worden uitgekeerd. Onwenselijke situatie: winst maken op zorg Dit is voor veel mensen een onwenselijke situatie; het gaat immers om de gezondheidszorg. Een bijkomend probleem is dat bij slechte bedrijfsvoering (zoals al vaker is voorgekomen met bijvoorbeeld het niet goed onderhouden van vastgoedportefeuilles) er moet worden ingegrepen door een geldverstrekker, omdat er anders geen zorg meer kan worden geleverd. Doet de
overheid dit, dan geeft zij een vrijbrief aan het riskant ondernemen, doet zij dit niet dan gaat er een deel van de zorgvoorziening voor de bevolking verloren. Een laatste optie is dat er een grote (buitenlandse) investeerder komt en als deze te groot is, kan er oligopolievorming ontstaan op de zorgmarkt, waarin een aantal ondernemers dan de prijs kan bepalen. Aangezien de zorg een substantieel onderdeel is van de Nederlandse economie, gaat het dan om gigantische bedragen. Momenteel tekent de zorg namelijk voor 23,5% van de bestedingen van een gemiddeld gezin. Zet de trend zich voort die zich de afgelopen decennia heeft afgetekend, dan geven we in 2040 al bijna de helft van ons inkomen uit aan zorg (VWS 2012). Scandinavisch model Een andere optie is om eens goed over de grens te kijken. Waar een groot deel van Europa politiek gezien een ruk naar rechts maakt en de publieke uitgaven als ATLAS -September 2012
27
Opinie deel van het bbp zo klein mogelijk probeert te houden, hebben juist de Scandinavische landen zeer grote overheidsuitgaven (respectievelijk: Zweden 56,6%, Denemarken 51,7% en Finland 48,6%) (Heritage 2001). Opvallend is ook dat de Scandinavische economieën erg goed functioneren hoewel ze een extreem grote armoedeval hebben. Zo maakt de uitkering bijna 90% uit van het loon van een werkende (ongeveer 70% in Nederland) en duurt het heel lang voordat dit percentage langzaam begint terug te lopen. Ook is de baanzekerheid ontzettend groot in Scandinavië. Waar er in Nederland volop gediscussieerd wordt over het versoepelen van het ontslagrecht, is het daar niet ongebruikelijk om life-long employment te hebben.
Zet de trend zich voort die zich de afgelopen decennia heeft afgetekend, dan geven we in 2040 al bijna de helft van ons inkomen uit aan zorg Waar men in Nederland nog volop aan het discussiëren is over pijnlijke maatregelen (zoals het wegsnijden van allerlei zaken uit het basispakket en het verhogen van het eigen risico), mag er wat mij betreft echt eens gekeken gaan worden naar de vraag of het kapitalisme zoals dat in Nederland vormgegeven is, wel zo zaligmakend is. Gratis onderwijs en gezondheidszorg voor de gehele bevolking, meer economische groei, hoge effectiviteit, grote beroepsbevolking, een lage werkloosheid en zelfs een overschot op de begroting. Het klinkt iedere politicus als muziek in de oren, toch is de stap klaarblijkelijk nog te groot om forse stappen richting het Scandinavische model te zetten. Pijnlijke discussies In plaats daarvan spitst de discussie in Nederland zich nu toe op vragen als: moet een negentigjarige nog wel een nieuwe heup krijgen bij een geringe resterende levensverwachting. Het is zeker belangrijk om de begroting in balans te houden en de rekening niet door te schuiven naar de generatie van morgen, maar één ding is zeker: het kan ook wat menselijker. Dingen waarnaar gekeken moet worden zijn of men mensen kan aanzetten tot gezonder leven. Door te differentiëren in zorgkosten al naargelang de levensstijl van de verzekerden,
28
ATLAS - September 2012
kan een prikkel vormen voor mensen om gezonder te gaan leven. In de toekomst kan het namelijk om verschillen gaan die oplopen tot duizenden euro’s per jaar tussen diegenen die gezond leven, en diegenen die dat niet doen.. Er is namelijk een toenemend sterke relatie tussen de zorgvraag die mensen uitoefenen en de levensstijl die zij hanteren. Met de huidige stand van de technologie kunnen mensen die (zeer) ongezond leven, ook gewoon doorleven tot ze tachtig jaar of ouder zijn. Het probleem is echter dat zij een heel groot beroep doen op de zorgcapaciteit en daardoor veel geld kosten. Het koppelen van de premie aan de levensstijl zou hiervoor een goede oplossing zijn, de uitvoering hiervan is echter zeer moeilijk. Een moeilijke vraag waar je dan mee zit is dan namelijk: hoe meet je precies hoe gezond iemand leeft? Daarnaast blijkt ook dat mensen die een geringer inkomen hebben korter leven. Ze leven dus ongezonder. Als de koppeling gezond levenzorgpremie tot stand komt, zadel je de mensen met minder inkomen op met een hogere rekening. Ten eerste is dat niet erg sociaal, maar vooral is het voor veel mensen waarschijnlijk ook simpelweg onbetaalbaar (Kraaijvanger 2009). De zorg is een dossier waar eindeloos over gediscussieerd kan worden. Op dit moment lijkt Nederland echter stil te staan in ontwikkeling op dit gebied, of het neemt tenminste een zeer onwenselijke wending. Mijn grote zorg is dat er dat er voor de zorg niet echt goed gezorgd wordt in Nederland, laten we zorgen dat daar verandering inkomt. Bronnen
- Canoy, M. 2011 “Vijf jaar zorgstelsel: op zoek naar nuance.” www.socialevraagstukken.nl (4 september 2012).
- Kraaijvanger, T. 2009. “Arme mensen leven ongezonder dan rokers.” http://www.scientias.nl (2 september 2012).
- Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2012. “De zorg: hoeveel extra is het ons waard?” www.rijksoverheid.nl (4 september 2012).
- Moffit, R. et al. 2001. “Perspectives on the European Health
Care Systems: Some Lessons for America” www.heritage.org (3 september 2012).
- Kraaijvanger, T. 2009. “Arme mensen leven ongezonder dan rokers.” http://www.scientias.nl (2 september 2012).
Beschouwing
Nederland nog niet uit de problemen De ontwikkeling van de Nederlandse staatsschuld en het begrotingstekort in woord en grafiek Door Aart Korevaar De uitgaven van de nationale overheid van Nederland blijven stijgen. Vergrijzing en werkloosheid maken de verzorgingsstaat onbetaalbaar. Voeg een aantal economische problemen in Zuid-Europa aan deze crisis toe en een gapend gat in de begroting is geboren.
E
en begrotingstekort wordt opgevangen door staatsobligaties uit te geven. Dit klinkt misschien als een oplossing, maar betekent dat de staatsschuld oploopt. Het begrotingstekort van Griekenland was zelfs zo groot dat het tekort niet via de normale procedure kon worden bijgeleend; er was een speciaal steunpakket nodig. De publieke opinie in Nederland was hierover verdeeld, maar Nederland ging akkoord met het steunpakket en leende een flink kapitaal uit om Griekenland erbovenop te helpen. De vraag is of Griekenland ooit in staat zal zijn om deze lening af te lossen. De erfenis van een dictatuur Kan Nederland in eenzelfde situatie terecht komen? Moeten we vrezen voor ‘Griekse toestanden’? Die kans lijkt klein. Toen in oktober 2009 een nieuwe Griekse regering aantrad, ontdekte ze de verborgen cijfers achter een valse schijnbegroting. Het speciale steunpakket dat het begrotingstekort van Griekenland moet opvullen, is niet zonder eisen toegezegd. De Grieken dienen de volgende maatregelen te nemen: - Het aanzienlijk terugdringen van het aantal ambtenaren - Het beperken (dan wel het sluiten) van publieke voorzieningen en een versobering van de uitkeringen - Een verhoging van de vermogensbelasting - Het tegengaan van belastingontduiking - Het oprichten van een onafhankelijk agentschap, dat voor vijftig miljard euro aan Griekse staatseigendommen moet privatiseren. Die privatisering moet in 2015 zijn afgerond - Verdere liberalisering van de transport- en energiemarkten
De kans op ‘Griekse toestanden’ in Nederland lijkt klein (presseurop.eu) Alhoewel de Grieken de democratie hebben uitgevonden, was Griekenland lange tijd een dictatuur. In 1974 werd in Griekenland, ongeveer gelijktijdig met Spanje, de democratie hersteld, maar de bestuurscultuur heeft nog altijd te maken met de gevolgen van deze dictatuur. Belasting ontduiken in een dictatuur is vergelijkbaar met een heldhaftige verzetsdaad. Tevens staat een dictatuur garant voor een nadrukkelijk aanwezige (en dus grote) overheid. Dit zijn twee voorbeelden van mogelijke oorzaken voor de huidige Griekse situatie. Waar Spanje (tot op heden) nog eerlijke cijfers lijkt te hebben gepresenteerd, kozen de Grieken in een moeilijke situatie juist voor fraude, zodat de problemen werden verbloemd. Zo behielden de Grieken misschien het mogelijke vertrouwen waar een goede economie prima op kan draaien, maar het ontdekken van de overheidsfraude heeft alle vertrouwen weggenomen. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Griekenland is wellicht nog jaren knock-out.
ATLAS -September 2012
29
Beschouwing moeten vermelden dat het begrotingsoverschot werd gecreëerd door de verkoop van meerdere staatsbedrijven. Een eenmalige kunstgreep, dus geen structurele oplossing.
Het begrotingstekort en de economische groei in Nederland Van Nederland kennen we waarschijnlijk de realistische economische cijfers, maar dat lost nog niet alles op. De cijfers zijn namelijk niet veelbelovend. Sterker nog, de cijfers zijn nogal deprimerend. En de gevolgen ook. Kijk voor de aardigheid eens op destaatsschuldmeter.nl om de situatie tot je door te laten dringen. Zoals in de grafiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek zichtbaar wordt gemaakt, heeft het Nederlandse begrotingstekort de afgelopen jaren een behoorlijk aantal keren de grens van 3% van het bruto binnenlands product overschreden, terwijl dit officieel sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht (1993) niet meer is toegestaan. Nederland heeft het Verdrag op dit punt welgeteld vijf keer overtreden. De eerste keer was in 1995 om de subsidies aan woningcorporaties in één keer af te kopen.
Juist dankzij de redelijke begrotingsdiscipline van de andere eurolanden is Griekenland geen doodsteek geweest voor de euro In de jaren erna heeft minister van Financiën Gerrit Zalm het voor elkaar gekregen om af te lossen op de staatsschuld. Volgens zijn eigen Zalm-norm moesten begrotingsoverschotten gebruikt worden voor het aflossen op de staatsschuld en niet voor het doen van extra uitgaven. Gerrit Zalm loopt nog graag te koop met zijn prestaties, maar eerlijkheidshalve zou hij erbij
30
ATLAS - September 2012
Problemen voor Nederland De uitgaven van de Nederlandse overheid blijven oplopen. Dit zou geen probleem zijn als de Nederlandse economie even hard mee zou groeien, zodat het percentage van het bruto nationaal product gelijk zou blijven. Helaas, dit scenario is met de extreem snel oplopende kosten van de verzorgingsstaat niet bij te benen. De inkomsten zouden kunnen worden opgeschroefd door er een belasting- of btw-verhoging tegenaan te gooien, met alle economische gevolgen van dien, maar door de invloed die dit op de lange termijn heeft voor het bruto nationaal product, maakt deze maatregel de Nederlandse financiële huishouding kapot. Een andere oplossing is om te gaan bezuinigen op voorzieningen voor babyboomers en op andere sociale zekerheden. In dat geval kunnen we Geert Wilders gelijk geven en betalen de zieken dus echt voor de Grieken.
De Nederlandse staatsschuld als precentage van het bbp De staatsschuld blijft oplopen en ook aan de Europese eis dat de staatsschuld niet meer mag bedragen dan 60% van het bruto nationaal product, kunnen we al jaren niet meer voldoen. In Japan bedraagt de staatsschuld 157% van het bruto nationaal product, maar daar klaagt niemand over. De Europese eurolanden hebben gezamenlijk besloten om de staatsschuld laag te houden, waardoor het rentepercentage ook laag is en het lenen op de kapitaalmarkt mogelijk blijft zonder dat de economie daardoor over de kop kan gaan. Juist dankzij de redelijke begrotingsdiscipline van de andere eurolanden is Griekenland geen doodsteek geweest voor de euro. Mocht Nederland ooit in vergelijkbare problemen komen, dan zullen ook de andere
Beschouwing eurolanden voor Nederland klaar moeten staan, mits ze er alles aan doet om de situatie te verbeteren.
De Nederlandse cijfers zijn niet veelbelovend. Sterker nog, de cijfers zijn nogal deprimerend Mocht Nederland ooit in een financiële boobytrap stappen, waardoor problematische cijfers aan het licht komen zoals eerder in Griekenland, dan zijn de middelen om de economie er weer bovenop te helpen beperkt. Vergelijk de maatregelen die Griekenland moet nemen met de mogelijkheden die er in Nederland nog liggen en meteen wordt duidelijk dat de maatregelen slechts beperkt op Nederland toepasbaar zijn. Hoewel bijvoorbeeld het tegengaan van belastingontduiking in Nederland geen groot probleem is, betekent dit ook dat er nog maar weinig kansen zijn voor Nederland. Duitse steun zou in een dergelijk geval van harte welkom zijn.
De Nederlandse staatsschuld en het bbp per hoofd van de bevoling Nederland kan dit niet overkomen? Misschien is het tijd voor meer zelfreflectie in Nederland. Sinds de bankencrisis in 2007 zien de Nederlandse vooruitzichten er helemaal niet zo goed uit. De nationale schuldenlast loopt uit de hand. De werkloosheid is sinds de jaren ‘30 niet zo groot geweest. Als je langs een afgrond loopt, kan het geen kwaad om af en toe ook eens na te denken over de kant die je op wilt; het voorkomt dat je plotseling te pletter valt. Het is nu tijd om op zoek te gaan naar duurzame oplossingen en om toe te werken naar een begrotingsevenwicht. Eén blik op bovenstaande CBS-grafiek maakt duidelijk dat we per per-
soon nogal een flinke schuld aan het buitenland boven ons hoofd hebben hangen. We kunnen gaan bezuinigen op zuidelijke eurolanden, maar dit kan onszelf uiteindelijk economisch wel eens behoorlijke problemen gaan bezorgen. We zullen zelf even pijn moeten lijden de komende jaren. Met onze stem op 12 september hebben we aangegeven hoe wij de rekening willen verdelen. Doorwerken tot 67-jarige leeftijd, afschaffen van de studiebeurs of het einde van de hypotheekrenteaftrek, we gaan allemaal iets inleveren.
Doorwerken tot 67-jarige leeftijd, afschaffen van de studiebeurs of het einde van de hypotheekrenteaftrek, we gaan allemaal iets inleveren De komende jaren kunnen we weer veel drukte op het Malieveld verwachten. Er zijn namelijk altijd mensen die niet kunnen wachten om in een failliet lagelonenland te werken om Chinese, Indiase en Russische broeken, jassen, schoenen, auto’s en tv’s in elkaar te mogen zetten. Dan kunnen we de verschuiving der wereldmachten meteen een handje helpen, voor zover dat nog nodig is. Maar daarover spreken we elkaar 30 november in de Stadsgehoorzaal, tijdens het lustrumcongres ‘Verschuiving der Wereldmachten’. Schrijf je snel in op sibcongres.nl. Bronnen
- Parlement & Politiek. “Begrotingstekort en staatsschuld Griekenland.” www.parlement.com.
- Centraal Bureau voor de Statistiek. 2012. “Hoog overheidstekort niet uitzonderlijk.” www.cbs.nl.
ATLAS -September 2012
31
Recensie
Een goed begin, maar toch een half werk Door Oskar ter Mors Is Het vierde beest van romancier Tom Holland een aanrader? Ja en nee. Dit vierde historische boek van Tom Holland bespreekt interessante vraagstukken, maar wekt ook veel kritiek, zowel over het onderwerp als over Hollands aanpak.
V
oordat we de sterke en zwakke kanten van het boek beter gaan bekijken, is het op zijn plaats om de auteur voor te stellen. Tom Holland (1968) studeerde zowel Engels als Latijn aan Queens’ College in Cambridge. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich al snel ging richten op het schrijven van historische fictie met de oudheid als thema. Na enkele successen met historische thrillers richt Tom Holland zich op een geheel nieuw genre. In 2003 verschijnt van zijn hand de eerste non-fictie: Rubicon, Triumph and Tragedy of the Roman Republic. Het boek wordt goed ontvangen door het grote publiek. Hollands sterk narratieve schrijfstijl voert lezers mee en maakt ingewikkelde materie tot een spannend verhaal.
Hollands sterk narratieve schrijfstijl voert lezers mee en maakt ingewikkelde materie tot een spannend verhaal
Er zijn echter ook kritische geluiden. Historici laken zijn gebrek aan respect voor historische feiten. Het narratief mag bij Holland immers de eerste viool spelen. Geschiedenis moet vooral spannend zijn. Soms moeten de feiten dan wijken. De opinies veranderen na de volgende boeken Persian Fire en Milennium slechts weinig. Er ontstond bijvoorbeeld grote ophef toen Holland foutieve informatie over een Perzisch artefact klakkeloos overnam. (Voor meer informatie over deze ‘Cyrusrol’: Lendering 2012, 232.) Hollands vierde werk verscheen dit jaar onder de Engelse titel In the Shadow of the Sword, vertaald als Het vierde beest.
32
ATLAS - September 2012
Het boek De vertaalde titel is een verwijzing naar de openbaring van Daniël. In zijn visioenen ziet dit Bijbelfiguur namelijk vier beesten, die elk een groot wereldrijk moeten voorstellen. Het vierde en laatste beest is echter anders dan de anderen: “Het vierde beest zal de gehele aarde verslinden” (Daniël 7:7-8). De snelle opkomst van de islam in de zevende eeuw na Christus werd gedurende de middeleeuwen meer dan eens gelijkgesteld aan de komst van dit vierde wereldrijk. Tom Holland heeft dit dan ook als onderwerp gekozen. Het boek behandelt echter niet louter de komst van de profeet Mohammed en de successen van zijn volgelingen en opvolgers. Het vierde beest is eerder een geschiedenis van het einde van de oudheid in het Midden-Oosten. Zo komt ook de opkomst van het jodendom, christen-
Recensie dom en zoroastrisme aan bod. Het punt dat Holland hiermee wil maken, is dat de opkomst van monotheïstische godsdiensten tijdens de late oudheid een ware revolutie vertegenwoordigde, die ook vandaag de dag nog weerklank vindt.
Het vierde beest mist de nuance die het boek tot een compleet historisch werk had kunnen maken Met die revolutie in het achterhoofd, is het boek ingedeeld in twee gedeeltes; Jahiliyya en Hidjra. De twee termen staan voor moslims respectievelijk voor de periode voor de komst van de profeet en voor de reis, die de profeet van Mekka naar Medina maakte. In Het vierde beest gaat het eerste gedeelte ( Jahiliyya) over de lotgevallen van het zoroastrisme, jodendom en christendom in de late oudheid. De Arabieren spelen slechts op de achtergrond een rol, zich nog niet bewust van het feit dat zij spoedig een nieuwe religie zouden omarmen. In het tweede gedeelte (Hidjra) komt vervolgens de opkomst van de islam aan bod. Het is het verhaal van een religie die groot werd in het spoor van een wereldrijk. Kritiek Laat ik eerst beginnen met de sterke punten van Het vierde beest. Tom Holland probeert een seculiere geschiedenis van de opkomst van de islam te schrijven. Daarmee speelt hij in op een actueel thema. Voor diegenen die weinig kennis van de islam hebben, is het zeker de moeite waard om dit boek te lezen. Ook Hollands uitleg over de totstandkoming van de inhoud van het islamitisch geloof aan de hand van later aan de profeet toegeschreven uitspraken roept interessante vragen op. In hoeverre is de islam een product van Mohammed en zijn volgelingen? Het leitmotiv is de opkomst van religies met behulp van veroveraars. Lang nadat de caesars en kaliefen zijn gestorven, leven deze religies voort. Om de laatste zin van het boek te citeren: “Het lijkt erop dat de pen inderdaad machtiger is dan het zwaard” (Holland 2012, 395). Hier moet ik echter ook kritische noten plaatsen. Het vierde beest is immers geschreven door Tom Holland. Zijn verhalende schrijfstijl maakt een geschiedenisboek van vijfhonderd pagina’s tot een pageturner. Helaas is daar de historische werkelijkheid nogal eens het
slachtoffer van. Het is te merken dat Holland is onderricht in talen en letterkunde. Daarbij is helaas ook te merken dat hij geen beroepshistoricus is. De feiten verdrinken in de sappige en spannende verhalen die Tom Holland vertelt. Hij stelt wel de vragen, maar gaat er verder niet op in. Sterker nog, de conclusie dat veel van de hadiths helemaal niet terug te leiden zijn tot de profeet Mohammed is al in de eerste helft van de vorige eeuw getrokken. Holland had hierop voort kunnen borduren door te kijken welke hadiths wél terug te leiden zijn tot de profeet en daar conclusies aan kunnen verbinden. Het steekt, dat het vertellen van een goed verhaal kennelijk belangrijker is dan een gedegen onderzoek. Juist bij een beladen thema als de totstandkoming van een wereldreligie is het van belang het werk met een gepaste nuance tegemoet te treden. Het vierde beest mist nu juist die nuance, die het tot een compleet historisch werk had kunnen maken. Bij gebrek daaraan, is het niets meer dan een goed begin, maar toch een half werk. Bronnen
- Holland, T. 2012. Het vierde beest. Amsterdam: AthenaeumPolak & Van Gennep
- Lendering, J.2012 De klad in de klassieken. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
Tom Holland is goed in het schrijven van pageturners, maar is helaas geen beroepshistoricus (wordpress.com)
ATLAS -September 2012
33
Ingezonden
The Scramble for Resources; Things that Never Happen By Christof van Agt This summer the China National Offshore Oil Corporation (CNOOC), the third largest state owned energy company of the People’s Republic of China, offered $ 15.1 billion to take over Nexen; the Canadian producer of conventional oil and gas from the UK, USA and West African offshore, next to oil sands and shale gas developments in Western Canada. the company announced this on the 23rd of July.
T
he deal with CNOOC, was recently approved by its shareholders’ meeting the 20th of September at a 60.1 % premium on the value of ordinary shares closed on the 20th of July as recommended by the Nexen board of directors. It marks the biggest Chinese overseas acquisition and delivers ‘immediate and significant value’ to Nexen shareholders the company boasts but remains subject to government and regulatory approval in Canada, The United States and China itself of course. The West relies on China Chinese overseas acquisitions have become a regular occurrence from Petro Kazakhstan in Central Asia to assets in Africa and beyond. Since the failed attempt by CNOOC to acquire the United States Company Unocal in 2005 on grounds of national security and denial of reciprocal market access they have never had this high a profile. Moreover the current takeover that will make Calgary CNOOC’s mainstay for managing its growing American assets, is cast in an entirely different international policy and energy market context. Futurologist Carl Sagan once said: “Things that haven’t happened before, happen all the time”. They are about to happen yet again it seems. That is, if the board of Nexen gets its way and market rationale is allowed to prevail instead of geopolitical reflexes from the past. Pushing back CNOOC across the pacific a second time round will not bolster Chinese confidence in the Euro-Atlantic’s sincerity for wanting China to join the rules and value based market economic community. Nor will it contribute over time to a stable and predictable global governance of energy and other resources.
34
ATLAS - September 2012
After Nixon’s ‘things that never happen’ trip to China in the early seventies, the Asia Pacific entered a period of dynamic growth culminating in China’s membership of the World Trade Organization in 2001. Major foreign investment and trade opportunities embraced by the world’s leading market economies followed. These now, however, see their ageing economic engines falter in an all but perfect Euro-Atlantic financial storm while capital and technology flows together with dependencies reverse or have changed unexpectedly. No cause for alarm China like most Asian Pacific dynamic economies is accountable under the rules of the WTO and the Euro-Atlantic thanks to the growing interconnectivity and co-dependencies benefits still as it rides the Asian Pacific economic wave. China is already a strategic creditor to the United States treasury and often asked to appreciate its currency, liberalize its economy and step up to the plate by bolstering its contributions to the coffers of the IMF in order to adjust growing global imbalances. The Euro-Atlantic is signalling that China should take on more responsibilities in accordance with its growing international role though few are sure what other than emission reductions we really mean. Trade and investment in energy resources and some minerals such as uranium is often considered off-limits for WTO market disciplines to meddle with. The strategic priorities of many producing nations state budgets – often disproportionately – depends on agreements between producer countries of which OPEC is custodian to manage prices or in the case of enriched uranium fuel cycles touches on hard-nosed military security and public health concerns. Energy and other resources figure more prominently as global ungovernable inequities due to China’s rising energy and resource dependency in combination with its exclusive state trading practices and domestic market restrictions to boot. Still the financial economic engine boat the West needs to turn the Titanic in time would steam ahead on a more reliable policy course, if this time round it
Ingezonden were offered some overseas energy investment and access to technology largesse. This would prove that the Euro-Atlantic system of open market governance is a reliable constant for China to base long term policies on, meaning more stable governance of resources and rule based economic integration in earnest. The deal once approved could have implications for Chinese trading practices and ready playing fields for mutual market access. Indications that parity is forthcoming from China’s government is something United States and Canadian authorities will be looking for before they sanction. Problems with uncertainty The benefits reaped from the economic complementarities between the Euro-Atlantic and Asia Pacific although thinning are still a significant lynchpin for the world economy to hold on to. Matching capital markets and premium technology with cheap manufacturing and labor cost has unlocked successive global value tsunamis as it has done many times before by integrating European economies across the Atlantic. Yet invitations still stand for equitable access to energy and resources governed by market disciplines both upstream and downstream the value chain between the Euro-Atlantic, Asia Pacific and of course Middle East and African continent straddling the Pacific Ocean. Uncertainty arising from major geo-economic shifts, climate change, energy and other critical resource price rises has brought about a fashionable discourse on scarcity and the global pandemonium that might follow. In this zero sum game mindset invitations to join forces across the Pacific are often withdrawn or declined. In times of lowered confidence and crisis oil and gas resources and the space age technologies required to produce the ever deeper layers and remote regions where they are readily found, become prized possessions like socks stuffed with cash and jewelry under the mattress. Counterintuitive to popular perception the future, as Nixon agrees with Sagan, is non-linear. With hindsight we know that the future is rarely a reflection of today’s reality but even more so. With each price hike more energy resources become commercially available and the incentive to come up with alternative pathways sharpens, for instance making energy technologies such as wind and solar less costly to incorporate. Once linear developments take over entrapped governments like markets normally let thing that never happen do. It seems we are at such a point in which the world’s energy and resource architecture may get a welcome -or not- make over.
If on one hand China is testing Euro-Atlantic resolve on its energy and resource policy stance, on the other it spills a spontaneous outcry of nationalist sentiment over the tripping point in a dispute over oily rocks with Japan and Taiwan in the East China Sea. Further South its pressing territorial claims over islands and resources on Vietnam the Philippines, Brunei and other neighbors more forcefully. China calling: are we agreeing to unlock more ‘immediate and significant value’ or extending resource nationalism powdered disinvites that will render welcomes such as CNOOC hopes to enjoy in Canada frosty and obsolete. Events of this kind rarely coincide and demand a deeper lens. In connecting the dots two options are put. Should China gear up for the conflicts over energy and resources that scarcity pundits entrapped in the scramble for resources mode across the linear globe set up for us, or, alternatively, pursue good investment and trade opportunities that universal rational behavior tends to blend in with norms and values ‘en plus’, aligning itself with internationally accepted business standards as, indeed, CNOOC does ‘non’? To conclude more important than the money on the table, this deal offers an opportunity for giving further direction in one of the world’s most challenging governance arena’s because of the issues and parties it involves. Nexen is the canary in the Canadian mine that Asian Pacific and Euro-Atlantic energy policy makers are watching. Not wether ‘the things that never happen’ deal will happen because according to its shareholders meeting it just did, but on what terms, if any, it will be allowed to happen is what’s really on show. An opportunity for the United States, Canadian and Chinese government to get more comfortable with a rational precedent that sets rules through facts on the ground. Christof van Agt joined the Clingendael International Energy Programme in January 2009. He currently focuses on the oil and gas market dynamics in Eurasia. He studied Slavonic Languages and Sovietology in Leiden from 1986 to 1991
ATLAS -September 2012
35
Opinie
De onbetaalbare kosten van vlees Een pleitrede voor vegetarisme Door Rik van der Vlugt De productie van vlees en dierlijke producten is de laatste jaren enorm gestegen. Deze stijging heeft grote gevolgen voor het milieu en speelt water- en voedseltekorten in de kaart.
I
n 1999 werd 299 miljoen ton vlees geproduceerd, de verwachting is dat deze productie in 2050 gestegen is naar 465 miljoen ton. Dit is een enorme toename met grote gevolgen. Een vermindering van vlees en andere dierlijke producten in het consumptiepatroon van de mens zou de voedsel- en watertekorten voor een groot deel indammen, zo ook de milieuproblemen.
opleveren. De productie van één liter sojamelk heeft een watervoetafdruk van ongeveer 300 liter, terwijl één liter koemelk een afdruk heeft van ruim 900 liter. Een sojaburger van 150 gram kost 160 liter, terwijl een heerlijke burger van rundvlees een afdruk van bijna 2400 liter heeft (Hoekstra 2012). De onderstaande tabel laat zien dat één kilo rundvlees een watervoetafdruk achterlaat van 15.415 liter, dit levert 1.513 calorieën op. Per calorie kom je dan uit op 10,19 liter. Eén kilo graan heeft een afdruk van 1.644 liter en levert 3.208 calorieën op, dat komt neer op 0,51 liter per calorie. Dit betekent dat een calorie af-
De verschillen in waterkosten tussen de productie van vlees en producten gemaakt van gewassen zijn erg groot. Een uitstekende motivatie om vegetariër te worden Watervoetafdruk Voor de productie van dierlijke producten wordt water gebruikt, veel water. Zo is berekend dat een kwart van de watervoetafdruk van de mensheid afkomstig is van de productie van dierlijke producten. Dit is een noemenswaardige hoeveelheid, zeker als je bedenkt dat er flinke tekorten zijn aan drinkwater. Een wijziging van het voedingspatroon kan aardig wat waterbesparing
36
ATLAS - September 2012
komstig van rundvlees twintig keer zoveel water kost als een calorie afkomstig van graan (Hoekstra 2012). Graanvoetafdruk In de tabel van de vorige paragraaf is af te lezen dat één kilo graan zorgt voor 3208 calorieën, één kilo rundvlees voor 1513 calorieën, één kilo varkensvlees voor 2786 en één kilo kip voor 1440 calorieën. Graan
Opinie
Calorierijk graan gaat verloren aan dierenvoeding wat uiteindelijk tot 50 procent minder calorieën oplevert. Bovendien: voor de productie van vleesproducten is veel meer energie nodig dan voor de productie van plantaardige producten levert dus veruit de meeste calorieën op. Echter, tussen 2001 en 2007 werd 37 procent van de graanproductie gebruikt voor dierenvoeding. Het calorierijke graan gebruikt men dus voor de productie van dierenvoeding wat uiteindelijk tot 50 procent minder calorieën oplevert. Sterker nog, er is twee tot vijf keer zoveel graan nodig om hetzelfde aantal calorieën te produceren via vee dan via directe graan consumptie (Bittman 2008). Elders in deze ATLAS staat dat de productie van één kilo kip drie tot vier kilo graan kost (Van Rijn 2012). Een simpele rekensom leert ons dat drie kilo graan 9.624 calorieën oplevert, waar één kilo kip slechts 1440 calorieën oplevert. Kortom, een verlies van 8184 calorieën.
Een calorie afkomstig van rundvlees kost twintig keer zoveel water als een calorie afkomstig van graan Het is ironisch dat men gebruik maakt van graan voor de productie van dierenvoeding aangezien vlees aan-
zienlijk minder calorieën oplevert – zeker als je bedenkt dat 925 miljoen mensen lijden aan ondervoeding (FAO 2010). Daarbij komt ook nog het argument dat vandaag de dag talrijke vleesvervangers bestaan. Vleesvervangers, die gemaakt zijn van gewassen, bevatten vrijwel dezelfde voedingstoffen als vlees. Door het eten van deze vervangers hoeven vegetariërs niet bang te zijn voedingstoffen mis te lopen. Ecologische voetafdruk Naast de hoge waterkosten zijn er nog meer nadelige gevolgen voor het milieu. Zo vindt er bij 20 procent van de weilanden en woeste gronden bodemverarming plaats door intensief grazen, bodemverdichting en erosie veroorzaakt door de veehouderij. De veehouderij beslaat 26 procent van de ijsvrije oppervlakte van de aarde. Daarnaast wordt 33 procent van het land waar gewassen op verbouwd worden, gebruikt voor de productie van veevoer. Dit zorgt voor ontbossing wat op grote schaal gebeurt in regio’s zoals Latijns-Amerika: 70 procent van de gekapte oppervlakte van het Amazone wordt gebruikt als weiland. Deze ontbossing heeft twee ernstige gevolgen. Allereerste is het een aanslag op de biodiversiteit. Door het
ATLAS -September 2012
37
Opinie kappen van bossen wordt de leefomgeving van flora en fauna vernietigd. Kringlopen raken hierdoor uit balans en dieren en planten worden als gevolg met uitsterven bedreigd. Daarnaast worden bij de productie van vlees veel broeikasgassen gevormd. Mede hierdoor is de veehouderij een belangrijke factor in de opwarming van de aarde – ze neemt 9 procent van de CO2-uitstoot veroorzaakt door de mens voor haar rekening. Naast ontbossing, bodemverarming en de hoge uitstoot van diverse broeikasgassen kost de productie van vlees ook vele male meer energie dan de productie van gewassen. Zo staat (in de afbeelding op de vorige pagina weergegeven) dat een stuk vlees met dezelfde aantal calorieën zestien keer zoveel energie kost als de productie van gewassen.
gebruikt voor de productie van veevoer. Van 2001 tot 2007 is gemiddeld 37 procent van de geproduceerde granen gebruikt voor veevoer. Maar niet alleen kost vlees veel water en voedsel, het kost ook energie. Zo is de productie van eenzelfde hoeveelheid calorieën bij vlees zestien keer zo hoog als bij gewassen.
Ontbossing, bodemverarming en uitstootgassen gaan gepaard met de productie van vlees De productie van vlees is een aanslag op de aarde. Ontbossing, bodemverarming en uitstootgassen gaan gepaard met de productie van vlees. Daarnaast heeft men recentelijk de noodklok geluid over het gebruik van antibiotica in de vleesindustrie. Door dit gebruik krijgt de mens te veel antibiotica binnen waardoor het effect van het medicijn afneemt. Tot slot heeft vee last van ziektes waardoor gehele stallen ontruimd moeten worden. Een klap voor de industrie. Hoe groter de industrie, hoe zwaarder de klap voor de economie. Zo kostte de varkenspest in 1997-1998 Nederland zo’n 2.43 miljard gulden. Bronnen
- Bittman, Mark. 2008. “Rethinking the Meat-Guzzler.” New York Times.
- Drunen, Michiel van, Pieter van Beukering en Harry Aiking.
De water-, graan- en ecologische voetafdruk van vlees in acht nemend, is het misschien verstandig om minder naar de Mac te gaan Conclusie Peter Visser, topman van energiebedrijf Shell, stelde in het NRC Handelsblad van acht september jongstleden dat politici een beleid moeten opstellen voor water, voedsel en energie. Deze drie beleidsgebieden zijn verworven met elkaar en vragen daarom om een gezamenlijke aanpak. Dit is volgens Visser noodzakelijk om conflicten en wereldwijde tekorten te voorkomen. De productie en consumptie van vlees kost een hoop water. Zo is berekend dat circa 27 procent van de watervoetafdruk van de mensheid afkomstig is van dierlijke producten. Ook is aangetoond dat de productie van vlees veel voedsel kost, want graan en soja worden
38
ATLAS - September 2012
2010. De echte prijs van vlees.
- Food and agriculture organization of the United Nations. 2011. World Livestock 2011. Livestock in food security.
- Food and agriculture organization of the United Nations. 2009. The state of Food and Agriculture 2009.
- Food and agriculture organization of the United Nations. 2006. Livestock’s long shadow. Environmental issues and options.
- Hoekstra, A.Y., A.K. Chapagain, M.M. Aldaya, M.M. Mekonnen. 2009. Water Foodprint Manual. State of the Art 2009.
- Hoekstra, A.Y. 2012. The hidden water resource use behind meat and dairy.
- Van Rijn, Thijs. 2012. “De beste oplossing voor hoge graanprijzen zijn hoge graanprijzen.” ATLAS 23 (5).
Column
De terugkeer van het midden (?) Jurgen Rinkel
D
e verkiezingen zijn achter de rug, de stemmen zijn geteld. Hebben we reden om te juichen? In zekere zin wel. De beide partijen op de flanken hebben ofwel niets gewonnen (SP) ofwel fors verloren (PVV). De partijen die hun steun verleenden aan wat vrijwel zeker de geschiedenis in zal gaan als het kabinet-Rutte I hebben in hun totaliteit verloren ten opzichte van de verkiezingen in 2010 (van 76 naar 69 zetels) waarmee het meest rechtse kabinet ooit - voorgoed? - verleden tijd is. Sommigen zien nog meer redenen om te juichen. Zo zou ‘het midden’ volgens hen weer helemaal terug zijn. In zekere zin is dit zo. De traditionele middenpartijen PvdA, VVD en CDA kregen twee jaar geleden slechts 82 zetels en komen nu uit 92. Dat is inderdaad een winst voor het midden. Maar ‘helemaal terug’ zijn ze daarmee bij lange na niet. In 2003 - kort na de ‘Fortuyn-revolte’ - haalden deze partijen namelijk gezamenlijk nog 114 zetels en in 1986 bezetten de overige partijen in totaal slechts zeventien zetels. Een groot verschil tussen die jaren en nu zit hem in de steun voor het CDA. Deze partij, die sinds haar oprichting meestal kon rekenen op meer dan veertig zetels, is de afgelopen verkiezingen teruggebracht tot een kwart (!) van dat wat zij 26 jaar geleden nog mocht bezetten. Daarmee lijkt juist de partij die ooit heer en meester in het midden was, de gunst van de kiezer volledig kwijt te zijn geraakt. De triomfkreten waarmee ‘het midden’ weer werd binnengehaald, lijken dan ook voorbarig.
De triomfkreten waarmee ‘het midden’ weer werd binnengehaald, lijken voorbarig Dat worden ze zeker wanneer we eens wat beter naar de afgelopen campagne en de verkiezingsuitslag kijken. De veronderstelde winst van het midden komt vooral door de winst van VVD en PvdA. Maar dit gebeurde wel nadat, in Mark Ruttes woorden, de PvdA naar links opschoof. Hierdoor werd zij een redelijk alternatief voor dat deel van het electoraat dat sympathie voor de SP koesterde, maar zich nu massaal achter Diederik Samsom schaarde. Daarbij moet dan gelijk vermeld worden dat Rutte tijdens de campagne duidelijk probeerde de PVV-kiezer voor zich te winnen. Hij schuwde hierbij zelfs ronduit populistische uitspraken over de ‘gevaren van het socialisme’ niet. De PVV heeft fors verloren, maar om daaruit te concluderen dat het populisme in Nederland op de weg terug is, lijkt mij voorbarig. Het verlies van Wilders is daaraan te danken (of te wijten, zo men wil) dat hij niet heeft laten zien iets te kunnen bewerkstelligen. Het gevolg is dat zijn kiezers ofwel naar de VVD zijn overgestoken of simpelweg thuisgebleven zijn. Daarmee is politiek is de rol van het populisme even uitgespeeld, wat niet anders dan een verademing genoemd kan worden. VVD en PvdA staan nu samen voor een zeer grote uitdaging - om het woord ‘probleem’ maar even te vermijden. Ze zullen samen moeten regeren en dat is zeker niet makkelijk. Weliswaar lukte het die twee in 1994 ook om samen tot het kabinet-Kok I te komen (overigens het laatste kabinet dat de rit volledig uitzat) maar toen stonden de partijen aanmerkelijk verder van elkaar dan nu het geval is. We kunnen dan ook uitkijken naar een lange en moeilijke formatie. Maar dat uit deze formatie een stabiel kabinet moet komen, is mijns inziens nog niet eens het grootste probleem. Zoals gezegd hebben beide partijen gewonnen door de flanken ‘leeg te eten’. Die kiezers kunnen de volgende keer met hetzelfde gemak weer terug naar Wilders, Roemer of een andere politieke clown die zich zomaar aan kan dienen. De grootste uitdaging zal er dan ook in gaan zitten te voorkomen dat 2017 eenzelfde bloedbad als 2002 gaat laten zien.
ATLAS - September 2012
39
Leidse Studentenvereniging voor i n t e r n at i o n a l e betrekkingen D u tch u n ited n ati o n s st u de n t ass o ciati o n
Lustrumcongres
Verschuiving der Wereldmachten Met o.a. Uri Rosenthal, Joris Voorhoeven Karah Farimi, Hans Wijers Jaap de Hoop Scheffer en vele anderen Datum: 30 november 2012 - Locatie: Stadsgehoorzaal Leiden - Zie ook: www.sibcongres.nl