Techniek Troonrede 2014 Uitgesproken door Martin van Pernis, President van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs op maandag 15 september 2014 Een wereld zonder techniek is niet meer voor te stellen. Dat klinkt zo positief. En dat is het natuurlijk ook. Iedere dag genieten we van de voordelen en het comfort dat techniek ons gebracht heeft. Onze technische systemen zorgen ervoor dat mensen aanzienlijk langer kunnen leven en robots nemen de taken van mantelzorgers gedeeltelijk over. Maar zoals bij elke ontwikkeling hebben technische ontwikkelingen ook hun schaduwzijde. Dat werd maar weer eens duidelijk toen een staaltje van hoogwaardige vliegtuigtechniek door een ander technisch product rücksichtsloos werd neergeschoten. In het Midden-Oosten voert een leger van fanatieke extremisten een meedogenloze oorlog en meet deze afgrijselijke daden via, ‘nieuwe’ technieken ook nog eens breed uit op social media. Het zien van de beelden van een motorrijder met een IS-vlag, welke de komst van de jihadisten aankondigde, was voldoende om een heel dorp op de vlucht te doen slaan. De samenleving, van zijn beste en van zijn slechtste kant, is zonder techniek niet meer realistisch voor te stellen. Technologische ontwikkelingen gaan in een steeds rapper tempo door. Of het nu om de productie van chips met steeds meer en kleinere lagen gaat of om de robots welke de chirurgen bijstaan bij gecompliceerde operaties, de technische innovaties zijn talrijk. In de aanloop naar Prinsjesdag is er uiteraard veel aandacht voor economische groei en werkgelegenheid. Techniekontwikkeling vervult daarbij een sleutelrol: onze economie staat of valt met vernieuwing en innovatie. Achterblijven bij deze wedloop betekent economische krimp en vaak afhankelijkheid van andere, veelal overheersende, mogendheden. Waar de concurrentie in het verleden lag in ons eigen Europa en de VS, zijn er nieuwe spelers op de wereldmarkt ontstaan welke ons snel hebben bijgehaald of zelfs zijn voorbij gegaan. Waar landen als Korea, China, India, Vietnam en Brazilië afhankelijk waren van door ons geëxporteerde technologie, is het bij een aantal van hen inmiddels omgekeerd en zijn zij de leveranciers van de nieuwste innovaties. Merken als Samsung en Huawei staan niet meer bekend als slechte kopieën, maar staan nu voor uitermate vernieuwende technologie en dat alles in een met Europese producten vergelijkbare kwaliteit. Wij zullen in deze race slechts mee kunnen doen door het optimaal tunen van onze Formule 1 technologie. Wij zullen de beste ingenieurs moeten blijven creëren en hen met de beste laboratoria moeten uitrusten. Wij zullen door de inzet van innovaties in eigen land moeten aantonen dat we daarmee de specialisten in de wereldmarkt zijn. Gelukkig hebben we zulke technologieën, denk aan onze zaadveredeling, onze zuivelproducten, onze scheepsbouw, onze waterbeheersingssystemen, onze bestralingsapparatuur en gelukkig nog veel meer. Toch zullen we in staat moeten zijn om nieuwe technologie en producten te ontwikkelen. Daarvoor zijn niet alleen bedrijven nodig, van groot tot klein, maar vooral ook mensen die een goede opleiding hebben genoten en met hun kennis in staat zijn om bijdragen daaraan te leveren. Investeren in de toekomst betekent dus allereerst investeren in het opleiden van
mensen, en dan vooral op die terreinen waarin Nederland goed is en waarmee we onze boterham kunnen verdienen.
We weten dat er grote tekorten aan technici zullen ontstaan op alle niveaus vanaf het MBO. We laten ons door de economische crisis en de toegenomen werkeloosheid af en toe in slaap sussen. Ik zie en hoor regelmatig mensen die beweren dat het probleem niet zo groot is of zelfs niet zou bestaan. Dit beeld is, beste mensen, slechts tijdelijk. De tekorten zullen onvermijdelijk ontstaan. We zullen dus reeds nu de interesse voor techniek, en de waanzinnig goede mogelijkheden die technische studies bieden, bij de allerkleinsten moeten promoten. Ouders en opvoeders hebben hier ook een belangrijke taak. Techniek moet hot worden, niet alleen de producten die met techniek worden geproduceerd, maar vooral ook kennis die er voor nodig is om die producten te maken en de uitwerking van die producten op onze samenleving. Zorg dat mensen zich al op jonge leeftijd bewust zijn waar hun toekomstperspectief ligt. Dat is daar waar we onze innovatiekracht weten in te zetten voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen, waar we producten en diensten ontwikkelen die voorzien in de grootste behoeften. Er ligt een enorme kans voor de Nederlandse overheid om in het kader van het EU voorzitterschap vanaf januari 2016 een stip op de horizon te zetten en het STEM onderwijs, dat is het onderwijs in Science, Technology, Engineering en Mathematics, in Europees verband op de kaart te zetten. Ook zullen wij een trots moeten ontwikkelen voor diegenen die na hun technische studie dagelijks bezig zijn met een veelheid aan ontwikkelingen die onze levensvreugde mede bepalen. Trots in de erkenning van hun werk, trots ook in de beloning daarvan. Er zullen meer grote initiatieven moeten komen. Grote projecten die aanspreken, maar die ook het uiterste vragen van de technici die de projecten realiseren. De Deltawerken en andere waterprojecten hebben in het verleden een grote ontwikkeling van specifieke kennis veroorzaakt waarvan we nog heel lang profijt hadden en hebben. Natuurlijk zijn er ook nu van dergelijke projecten, denk aan de JSF en de Tweede Maasvlakte. Ook de inzet van Nederland als gidsland voor het autonoom rijden, welke minister Schultz heeft afgekondigd, is een prima voorbeeld. Maar er zullen nieuwe initiatieven moeten komen in een gezamenlijke inspanning van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn ontstaan in Eindhoven, Twente en Groningen. Een bouwcampus in Delft is in ontwikkeling. Ook in Limburg komen er momenteel initiatieven van de grond. Maar het zal nog sneller en overtuigender moeten. Daar waar we kennis ontwikkeld hebben, zullen we deze beter moeten omzetten in economische topprestaties. Nederland stond aan de wieg van de snelste en grootste dataverbindingen. Bluetooth en Wi-Fi hebben Nederlandse roots, maar vaak zijn de economische successen elders beland. In de laatste decennia zijn de techniekstandaards open geworden. Ontwikkelingen van de een vormen de basis van ontwikkelingen door anderen. De hoeveelheid en complexiteit is te groot geworden voor enkele ondernemingen. Nu we ook de negatieve gevolgen daarvan zien, is de vraag gerechtvaardigd of we terug zouden moeten naar gesloten innovaties. Deze vraag positief beantwoorden betekent zonder twijfel een afzwakking van het innovatietempo. Ook is de vraag
of het al niet te laat is. De standaards in vrijwel alle continenten, met uitzondering van delen van Afrika, zijn al van een vergelijkbare niveau. Naar mijn mening is dat dus niet de weg. De oplossing is om nog sneller te innoveren en het aanbrengen van voldoende focus. De tweede vraag is de energiebehoefte. We hebben er voor gekozen om niet meer te voorzien in een autonome energievoorziening. Immers het afhankelijk zijn van elkaar heeft ook zijn positieve kanten. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het inbrengen van Russische energie met West-Europese technologie een mogelijkheid moet bieden om stabiliteit in Europa te bereiken. Een boycot, die aan beide zijden nadeel genereert, is wellicht niet de beste weg. De afhankelijkheid van westerse technologie in Rusland is groot en kan wel de basis zijn van een afsprakenstelsel waarbij Rusland zijn overheersingspolitiek herziet en die de noodzakelijke rust in geheel Europa terugbrengt. Natuurlijk is daarbij de goede wil van beide kanten een noodzakelijkheid. Ondanks dit zullen we ook hier onze eigen alternatieven moeten herzien, daar we afhankelijk zijn van te eenzijdige bronnen. Daarom is het een goed initiatief geweest om de energieresearch, al voor het neerhalen van vlucht MH17, te bundelen in de Netherlands Energy Research Alliance (NERA). Ons advies aan de overheid is om het beschikbare budget hiervoor aanzienlijk te verhogen. Ook zullen we alle alternatieven voor de energieverzorging moeten onderzoeken om uiteindelijk op basis van de onderzoeksresultaten, waarin de mogelijkheden en risico’s worden belicht, een verantwoorde keuze te kunnen maken. Het bij voorbaat uitsluiten van alternatieven, zonder een gedegen onderzoek, is kortzichtig en dom. VS-Senator McCain gaf zelfs aan over drie jaar zover te zijn dat de VS een belangrijk deel van de energievoorziening vanuit de VS verzorgt. De vraag is of dit realistisch, maar ook wenselijk, is. Zoals u ongetwijfeld weet, organiseert KIVI elk jaar een groot congres waarin actuele vraagstukken aan de hand van presentaties en onderzoeksresultaten nader worden belicht. In de afgelopen jaren waren dat, onder meer, de energieverzorging, de zeldzame aardmetalen, de techniek in de gezondheidszorg en de duurzame mobiliteit. Dit jaar is ons thema Stad in de Delta. Door de wereldwijde trek naar de grote steden en de voortgaande klimaatveranderingen ontstaan er grote problemen in de megasteden die veelal in rivierdelta’s zijn gebouwd. Nederland heeft in de loop der eeuwen geleerd de stedelijke delta goed leefbaar te maken, door expertise te ontwikkelen op het gebied van waterbeheer, landaanwinning, ruimtelijke planning, voedselproductie, hygiëne enzovoorts. Op vrijwel alle continenten zien kuststeden, die qua grootte ons land verre te boven gaan, zich geconfronteerd met tal van vraagstukken. Denk daarbij aan steden als Mumbai, Jakarta, Shanghai. Maar ook aan landen zoals de Filipijnen en Bangladesh. Zij doen een beroep op Nederlandse expertise. Tegelijkertijd is op het gebied van het beheer van de stad in de delta vernieuwing en innovatie nodig. De verandering van het klimaat met extremere weersomstandigheden stelt nieuwe eisen aan het waterbeheer. De groeiende bevolking wereldwijd verlangt nieuwe manieren van voedselproductie. De digitale revolutie verschaft ons instrumenten waarbij we nog maar aan het begin staan om alle mogelijkheden voor de stad te ontdekken, bijvoorbeeld om die veiliger te maken.
Het vervoer en transport in de stad vormen voor ons nog een grote uitdaging. Dat geldt ook voor de wijze waarop de stad op duurzame wijze in zijn energie en grondstoffen kan voorzien, en hoe we wat nu afvalstromen zijn, weten om te zetten in nieuwe bronnen. Er ligt een enorme vernieuwingsagenda voor de stad in de delta. Nederland, Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen, ingenieursbureaus en voedselspecialisten en vele anderen hebben hier veel te bieden. We zullen, om van die kennis een economisch succes te maken, veel meer moeten samenwerken. We zijn in veel gevallen als Nederlandse bedrijven uitsluitend elkaars concurrent. Samen kunnen we ook hier de buitenlandse concurrentie beter weerstaan. In de loop van dit jaar is het thema door een werkgroep en met de inbreng van vele van onze leden voorbereid. Tijdens het Jaarcongres komen er dan ook concrete verbeterings- en optimaliseringsvoorstellen. Noteert u vast de datum: 12 november a.s in Delft. Rond de zorg is in de afgelopen periode nogal wat te doen. Aanzienlijke besparingen; overheveling van taken van rijk naar gemeente; de terugkeer van de mantelzorg en het selectieve inkopen van zorg door verzekeraars. Voor het eerst in decennia worden we geconfronteerd met de werkelijke situatie van de kosten van onze zorg. En natuurlijk wordt de herziening ervaren als een inbreuk op verworven rechten. Maar de positieve kant is dat ook hier de inzet van techniek wordt gezien als een mogelijke vervanging van de persoonlijke zorg en vaak met een betere monitoring en behandeling. Technologie kan zorg beter en persoonlijker maken. Apps op medisch gebied groeien enorm waardoor de zorgconsument veel beter en sneller in staat is bepaalde diagnoses te verrichten. We zien in de sector een nadrukkelijke weerstand tegen de inzet van veel van deze digitale middelen. Maar ook de gevestigde orde van specialisten en verpleegkundigen zullen deze stap moeten maken omdat anders het risico is dat er meer zorg in het niet gecontroleerde domein belandt. Onze opleidingen technische gezondheidszorg zijn fantastische initiatieven, ook hiervoor moet meer aandacht komen om aankomende studenten voor dit gebied te interesseren. Niet voor niets werd zorgvernieuwer Karianne Lindenhovius, innovatiemanager bij Pontes Medical in het UMC Utrecht, dit jaar Ingenieur van het Jaar. Zij brengt zorgprofessionals in contact met bedrijven en onder haar hoede worden nieuwe technologische zorgproducten ontwikkeld, gevalideerd en op de markt gebracht. Ons eigen Hoofdbestuurslid Michaël Lansbergen was twee jaar geleden Ingenieur van het Jaar. Als medestafbestuurder van een groot ziekenhuis introduceerde hij de combinatie van zorg en techniek bij zijn collega’s met een zuiver medische achtergrond. Bij de overheveling van zorgtaken van het rijk naar de gemeenten ontstaan veelal problemen door het ontbreken van kennis van deze moderne vorm van zorg. We zullen daarom moeten zorgen dat ook stadsbestuurders bekend worden gemaakt met de mogelijkheden die moderne technische middelen voor deze specifieke vorm van zorg kunnen betekenen. Wij zullen ook als KIVI proberen onze vereniging hiervoor in te zetten, door gemeentelijke diensten uit te nodigen voor presentaties hierover. Op wetenschappelijk gebied ondersteunen wij de visie van de 3TU.Federatie, het samenwerkingsverband van de Technische Universiteiten in Delft, Eindhoven en Twente, op de wetenschapsvisie voor Nederland van het kabinet. De kern hiervan is dat we in staat moeten
zijn om technologisch en wetenschappelijk onderzoek te doen nog voordat de opbrengst van die kennis is vertaald in economische waarde. Alleen een breed spectrum van vroegtijdig wetenschappelijk onderzoek zal een goede basis zijn voor meer praktisch gericht onderzoek, waarmee we de industrie kunnen voorzien van nieuwe mogelijkheden. Dit zal niet gaan zonder een Europese samenwerking. Wel moeten we een zodanig wetenschappelijk niveau creëren waardoor we volwaardige partners zijn van andere Europese onderzoeksinstellingen. De door de federatie aangegeven driedeling: -
Wetenschap voor wetenschap
-
Wetenschap voor de maatschappelijke vraagstukken, en
-
Wetenschap voor een competitieve economie
biedt een prima structuur die goed aansluit bij de opzet van Horizon 2020. Deze initiatieven kunnen echter uitsluitend tot succes leiden wanneer de universiteiten voldoende vrijheid hebben in hun programmering en zich kunnen laten leiden door ontwikkelingen in de technologie, in de samenleving en in goed overleg met collegauniversiteiten, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. De overheid zal vooral moeten aangeven welke maatschappelijke problemen om een oplossing vragen en zij zal moeten aangeven op welke gebieden zij vindt dat Nederland een sterke onderzoek positie moet hebben. Op dit laatste punt dragen KIVI en de TU’s gaarne hun steentje bij om te komen tot verantwoorde keuzes. De voorbeelden van strategische thema’s zijn bekend, ik noemde ze al eerder: de grootstedelijke vraagstukken, de energievoorziening, vellig en gezond voedsel, veiligheid, gezondheid en hergebruik. Kijken we naar de onderzoeksgebieden dan zijn de voorbeelden: robotica, cybersecurity, materiaalkennis, computer en datakennis, biotechnologie en nucleaire kennis. Nederland heeft veel kennis, Nederland heeft uitstekende ingenieurs, maar om onze positie niet alleen te behouden, maar ook te verbeteren, is meer nodig. Het vereist focus, van inspanningen, van onderzoek, van financiering. Dat vereist ook een overheid die zich gedraagt als launching customer, want wie in eigen land niet kan laten zien dat iets werkt, kan het in het buitenland wel schudden. We moeten naar een mentaliteit dat we het werkelijke verschil willen maken. KIVI zet daarom zwaar in bij de certificatie van ingenieurs op basis van hun opleiding en werkervaring. Chartered Engineer zal, zoals in vele andere beroepen reeds een normale zaak, de kwalificatie van ingenieurs duidelijk maken en gemakkelijker toegang geven in het buitenland. KIVI heeft samen met de Europese ingenieursorganisatie FEANI en de organisatie van de Engelse Chartered Engineers de lead genomen. Samen met de onderwijsinstellingen, bedrijven, ingenieursbureaus en zusterorganisaties wordt hieraan hard gewerkt. Staat u mij tenslotte nog enkele commentaren op recente waarnemingen toe. Veel is al gezegd en gesproken over de topsectoren. Terecht was het commentaar, dat we daarbij nieuwe wijn verkochten in oude zakken en dat voor veel minder geld. Ongetwijfeld waar. Ook is het succes van alle sectoren en onderliggende TKI’s zeker nog niet het geval.
Toch is er wel een evenwichtiger financieringsmodel tussen overheid en bedrijfsleven uit voortgekomen die er voor kan zorgen dat een aantal belangrijke gebieden zich toch sneller zal kunnen ontwikkelen. Wel heb ik zorg over een aantal recente studies, zoals die van Ecorys, waarin wordt aangegeven dat het aandeel van de maakindustrie in onze export daalt t.o.v. de export van kennis. Ongetwijfeld liegen de getallen niet, maar de conclusies waren te ongenuanceerd. Zonder maakindustrie zal er onvoldoende kennis ontstaan en zonder kennis geen maakindustrie. De menselijke component in beide vormen van export verschilt sterk, maar willen we in ons land een samenleving in stand houden die een arbeidskans voor velen biedt, en dat is de basis voor welvaart, dan zullen maakindustrie en kennisindustrie hand in hand moeten gaan om onze totale export te vergroten. Hans de Boer, de nieuwe voorzitter van VNO-NCW, had groot gelijk: we moeten er op uit. We moeten alles wat we aan producten en kennis hebben in veel grotere mate, tegen goede condities, exporteren. Onze ingenieurs zijn een belangrijke factor in dit geheel en samen zullen we ons ook daar sterk voor maken.