‒
THAUMA THAUMAZEIN: HET PATHOS VAN DE FILOSOFIE | ALS D EW I J N IS IN DE MAN…
ALCIBIADES
VAN HETVERLANGEN
GERT-JAN
VAN
OP HET DRINKGELAG
| OVER
DE OORSPRONG
| GENETISCHE MANIPULATIE, EEN GESPREK MET
OMMEN
EN
HERMAN PHILIPSE | AFSCHEID
VAN
ELISABETH AKKERMAN | STUDIEADVIES | HET BESLISSENDE BOEK | POST
UIT HET BUITENLAND
FILOSOFIE
EN INTERNET
| SYMPOSION | R ECENT VERSCHENEN |
| BOEKBESPREKING | LEIDENS
VERZET
–
INHOUD COLOFON Thauma Blad voor de Faculteit der Wijsbegeerte, Universiteit Leiden Postadres Faculteit der Wijsbegeerte Postbus 9515 2300 RA Leiden o.v.v. ‘Thauma’ Internet E-mail:
[email protected] www.leidenuniv.nl/philosophy/thauma Redactie Anke Casteel,Hermieneke Kalkman,Amber van der Sar, Eveline van Trigt,Gerard Visser Aan dit nummer werkten mee Elisabeth Akkerman,Mirthe Haas, Gert-Jan van Ommen,Herman Philipse, Luuk Soons, Edwin de Sterke, Maurice Haak,Ledjaar van Houten,Philip Delorme, Jenneke Bleijenburg, Symposion. Opmaakredactie Nickie Theunissen Druk Labor Vincit,Leiden Oplage 350 Advertentie-acquisitie 071-5170470 (Anke Casteel) Adreswijzigingen Gelieve oud en nieuw adres op te geven, met vermelding van postcodes. Omslag Amber van der Sar en Nickie Theunissen Het logo op de voorzijde van het omslag is een bewerking van een tetradrachme. Deze munt was in omloop in Athene, in de eerste bloeitijd van de filosofie (400-500 v.C). Foto achterzijde omslag © Walter Speath [www.photopage.de;www.artside.de]
[2] THAUMA 2001 NUMMER 1
ARTIKELEN Thaumazein:het pathos van de filosofie, Amber van der Sar 4 Als de wijn is in de man… Alcibiades op het drinkgelag, Edwin de Sterke 9 POLEMIEK Over de oorsprong van het verlangen 7 INTERVIEWS Genetische manipulatie. Een gesprek met Gert-Jan van Ommen en Herman Philipse 12 Afscheid. Een interview met Elisabeth Akkerman 20 RUBRIEKEN Studieadvies 6 Het beslissende boek 10 Post uit het buitenland 15 Symposion 18 Recent verschenen 23 Filosofie en internet 23 BOEKBESPREKING Pathos en distantie, Nietzsches Cultuurkritiek in de Unzeitgemäße Betrachtungen onder redactie van G.Visser, Ledjaar van Houten 16 COLUMN Leidens verzet 14
VOORWOORD VAN DE REDACTIE
Voor de meeste lezers is dit een eerste kennismaking met het faculteitsblad Thauma, maar voor sommigen zal een hernieuwde kennismaking zijn. Thauma komt namelijk niet uit het niets tevoorschijn,maar is al diverse malen als een Phoenix uit zijn as herrezen:moge het een hoogvlieger worden. Ooit voorzover de redactie heeft kunnen achterhalen als De Spin begonnen (het oudste nummer dat nog in de archieven is teruggevonden,stamt uit 1981; wie oudere exemplaren heeft, nodigen wij graag uit ons hiervan op de hoogte te stellen). De Spin zag er even rommelig uit als iedere willekeurige in elkaar gestencilde schoolkrant in die dagen.Maar gelukkig stemde de vorm niet overeen met de inhoud. Deze varieerde van een gedicht op De Uyl van Hoogland, via reisverhalen tot heuse metafysische beschouwingen: voor elk wat wils. Later, in de jaren tachtig duikt Thauma voor het eerst op, een nieuwe naam en een nieuw formaat.Nog steeds wat schoolkrantachtig, maar aangezien onze indruk op één nummer is gebaseerd,zullen wij hier niet verder over uitweiden. Welke verrassing wacht de filosoof in de jaren negentig. Thauma wordt geheel spontaan door een enthousiaste redactie uitgebracht. Het blad wordt in een nieuw jasje gestoken;het formaat is weer terug naar A4 en de wordprocessor heeft zijn intrede gedaan.Het ziet er werkelijk prachtig uit en Thauma verschijnt iedere maand.Althans dat was het streven, zo vertelt de oude redactie ons wanneer wij bij twee van hen op werkbezoek gaan.Bart Barnard en Nynke van Zwol ontvangen ons hartelijk en storten hun redactie ervaringen over ons uit.Ademloos luisteren wij naar onze voorgangers en doen ons voordeel met hun ervaring.Met een kostprijs van een gulden zijn zij iedere keer al op dag één van verschijnen uitverkocht! Wij nemen ons voor geen risico te nemen en [3] THAUMA 2001 NUMMER 1
Thauma voorlopig gratis te verstrekken: stel je voor dat we met een restant blijven zitten. Twee jaargangen bladeren wij door en maken kennis met ene Sjaak Störig (geen onbekende voor filosofen),die tot onze verbazing over een groot gevoel voor humor blijkt te beschikken. Jammer genoeg hebben wij hem niet bereid gevonden zijn columns voort te zetten in de vernieuwde Thauma. In geen nummer ontbreken de ingezonden brieven van één en dezelfde lezer die de redactie zeer kritisch volgt. Wij hopen uiteraard ook op dergelijk betrokken lezers, liefst meer dan één en kijken nu reeds uit naar de bergen post en e-mail.Het postvak van Thauma is te vinden op het secretariaat van de Faculteit der Wijsbegeerte;het e-mailadres vindt u in het colofon. Nu ligt er opnieuw een Thauma-nieuwe-stijl voor u.De redactie is vastbesloten om de stijgende kwaliteitslijn te handhaven. Daarom nodigt zij u van harte uit daar als gastschrijver aan mee te werken. Rest ons nog een laatste alinea aan de naamgeving te wijden.De huidige redactie heeft besloten de naam Thauma te handhaven.Zij is namelijk van mening dat het begrip thauma, ofwel verwondering ook in deze dagen nog hecht verbonden is aan de filosofie. In het hoofdartikel geeft Amber van der Sar een beschouwing over het Griekse werkwoord thaumazein, waarvan het begrip thauma is afgeleid. De verwondering is de drijvende kracht voor filosofen; verwondering is het beginsel van de filosofie. Thauma betekent echter niet alleen verwondering, maar ook goochelkunst en poppenkast. In de column Leidens Verzet kunnen wij zien hoe filosofie kan ontaarden in een poppenkast, de redactie wenst u momenten van eerlijke verwondering toe bij het lezen van deze eerste nieuwe Thauma.
THAUMAZEIN HET PATHOS VAN DE FILOSOFIE Amber van der Sar
‘Vertel eens,is er nog iets gebeurd?’Met deze vraag doelt iemand niet op het gewone, vanzelfsprekende; niet dat wat steeds terugkeert krijgt de aandacht, maar dat wat buiten het normale ligt. De vraag, of je nog wat hebt meegemaakt is de vraag naar bioscoopbezoek, discotheken, avondjes met vrienden en bekenden;met andere woorden, naar alle uitjes en uitspattingen die buiten de uitgesleten dagelijkse gang van zaken staan.Of liever, lijken te staan, want door het voordurent gericht zijn op het buitengewone wordt het vertrouwd, terwijl het gewone ons vreemd wordt. Het gewone is niet bewonderenswaardig, wekt geen verwondering, en daarmee verliest het aanspraak op onze aandacht. Thaumazein, dat is het pathos van de filosofie, zo lezen we in Plato’s Theaetetus. De jonge Theaetetus valt daar steeds opnieuw in een staat van verbijstering, wanneer hij zich bezighoudt met bepaalde problemen.Hij is dan niet zomaar een beetje van zijn stuk gebracht, maar heel erg. Wat is er met die jongen aan de hand? vraagt de argeloze lezer zich af, die de schouders ophaalt voor de zogenaamde problemen die Socrates de jongen voorschotelt. Misschien laten de problemen waar Theaetetus mee worstelt de hedendaagse lezer onverschillig, maar dat is in geen geval een reden om dan maar voorbij te draven aan wat hier gemeld wordt. Waarom? Socrates noemt de duizeling die Theaetetus overvalt, oftewel het thaumazein, het begin van de filosofie en hij zegt ook, dat er geen ander begin is dan dat.Vatbaar zijn voor het pathos is het eerste kenmerk van een filosoof. De filosofie begint bij het thaumazein, zo schreven Plato en Aristoteles. Dit is echter geen begin zoals de inschrijving aan een faculteit der wijsbegeerte het begin kan zijn van een levenslang buigen over filosofische teksten. Het is eerder een beginsel,iets dat voortdurend van belang blijft. Het woord ‘pathos’heeft een grote rijkdom aan betekenisvarianten en speelde onder andere in de retorica een belangrijke rol. In Aristoteles’ retorica werd het pathos opgevat als een overtuigingsmiddel; het zou de gemoedstoestanden beïnvloeden en gebruikt worden als middel om de toehoorder in de juiste stemming te brengen. Deze betekenis van pathos als instrument, die van belang is voor de retorische traditie, gaat ons hier echter niet aan. Op deze plaats gaat het om het pathos van de filosofie. Wat houdt het in,dat de filosofie een pathos heeft? Wat verstaan we hier dan onder ‘pathos’? Wel,in tegenstelling tot wat men heden ten dage in het woordenboek onder [4] THAUMA 2001 NUMMER 1
het woord pathos aantreft,heeft het ‘pathos’waar wij ons nu op richten niet zozeer met overdadige gevoelens of gezwollen, hoogdravende retoriek te maken, maar betekent dit woord oorspronkelijk veeleer zoiets als lijden, iets dat iemand overkomt, een toestand waarin men – veelal ongewild – komt te verkeren.Dit is aldus geen toestand die men zelf bewerkstelligen kan.De onlangs overleden filosoof Cornelis Verhoeven noemt in zijn Inleiding tot de verwondering het pathos een ‘in beweging gebracht worden’.“Als pathos wordt de verwondering gegeven of iemand aangedaan;zij kan niet van binnen uit voluntatief worden opgewekt.”1 Verhoeven gebruikt hier het woord ‘aangedaan’. ‘Aandoening’ is de Nederlandse vertaling van het Latijnse ‘affectus’, dat weer een vertaling is van het Griekse ‘pathos’. Met deze vertalingen wordt het pathos gepsychologiseerd, en begrepen als een vluchtige gemoedsbeweging. De vraag is hierbij of we met deze vertalingen in de buurt komen van wat Plato heeft bedoeld met ‘pathos’. Wat gebeurt er nu met iemand die door het pathos wordt bewogen? Plato’s grot is het beeld van een plaats waar het thaumazein gewoonlijk geen bedreiging vormt. De gevangenen zijn afgeschermd van alle mogelijkheid tot ontheemd worden; we zijn daarvoor generaliter teveel opgenomen in onze dagelijkse beslommeringen. Toch kan het voorkomen dat iemand door het pathos wordt overmand en zich gedwongen ziet zich af te keren van zijn medegevangenen,een verandering ondergaat en vervolgens geheel van zijn medemensen vervreemd wederkeert naar zijn oude stek, waar hij verguisd wordt. Waar Plato beschrijft hoe het pathos aanleiding en oorzaak kan zijn voor het verlaten van de grot, maakt Wittgenstein in zijn Philosophische Untersuchungen duidelijk dat het geen zin heeft die grot te verlaten,simpelweg omdat er buiten de grot niks is, waarnaar wij op weg zouden kunnen gaan. Dat filosofen denken dat daar nog iets is, en dat we daar dan ook bij aan zouden kunnen komen, wordt veroorzaakt door een verkeerd begrijpen van de grammatica. Bijvoorbeeld, zelfstandige naamwoorden lijken een ding te representeren dat er is, maar dat ding is er lang niet in alle gevallen. Een woord betekent niet per se een ding, maar ontleent volgens de late Wittgenstein betekenis aan de manier waarop men dat woord gebruikt. Zo kan men vragen: wat is de exacte betekenis van het woord spel? Het probleem is echter, dat er op deze vraag geen bevredigend antwoord gegeven kan worden;er is namelijk niet zoiets als een exacte betekenis van het woord spel. Je zou weliswaar zo’n betekenis
helder kunnen afbakenen, maar een exacte betekenis is niet van tevoren gegeven,en daar heeft niemand ooit last van gehad bij het gebruik van het woord.Wil je de betekenis van dit woord uitleggen,dan geef je voorbeelden – in het Duits heel mooi Beispiele – waardoor de betekenis “ongevéér” vast komt te liggen.Een woord ontleent dus zijn betekenis aan het gebruik. Wittgenstein spreekt zich in de Untersuchungen duidelijk uit over het pathos van de filosofie. De middelen van onze taal,zo schrijft hij,beheksen ons verstand,en het is aan de filosofie om de strijd hiertegen aan te binden.Het pathos komt tevoorschijn bij vragen die worden opgeroepen door het door de taal behekste verstand. Dit behekste verstand van filosofen houdt zich bezig met problemen die er eigenlijk helemaal niet zijn. “Die Sprache (oder das Denken) ist etwas einzigartiges”– das erweist sich als ein Aberglaube (nicht Irrtum!), hervorgerufen selbst durch grammatische Täuschungen. Auf diese Täuschungen, auf die Probleme, fällt nun das Pathos zurück.2
Dat men denkt dat de taal iets buitengewoons is, toont dat men zich verwondert over de taal als iets unieks, dat een enorme betekenis heeft, dat iets zeldzaams presteert.Door grammaticale misverstanden verschijnt de taallogica dan als iets subliems.Wat betekent dat, dat de taallogica gesublimeerd wordt? Sublimeren, dat is de neiging tussen de taal en de dingen een zuiver middenwezen aan te nemen3. Er is dus de taal, en er zijn de dingen, maar daartussen ligt niet nog een platoons idee of iets dergelijks, dat denken en wereld met elkaar verbindt. De opvatting dat dit wel zo is, stuurt filosofen op jacht naar spookbeelden4. Hoewel het juist is dat de taal een ongehoorde betekenis heeft, is de opvatting dat de taal iets zeldzaams doet, gebaseerd op een verkeerd begrijpen van de taallogica. Thaumazein, Wittgenstein spreekt van sich wundern5 , leidt tot sublimering – en dit betekent dat er iets wordt verondersteld wat er helemaal niet is. Het gebruik van woorden als het Besondere,Tiefe, das Wesentliche, Merkwürdige duidt op het aangeraakt zijn door het pathos van de filosofie. Het erge is volgens Wittgenstein dat dit pathos weer terugslaat op datgene wat het heeft opgeroepen, namelijk het door de taal behekste verstand; de filosofie slaat op zichzelf terug en stelt zichzelf keer op keer ter discussie. Deze eeuwigdurende kwelling moet tot rust gebracht kunnen worden, en hoe dit kan, dat is, zo schrijft hij,de eigenlijke grote ontdekking6. Ook Martin Heidegger heeft geschreven over het thaumazein en de betekenis daarvan voor de filosofie. In tegenstelling tot Wittgenstein vindt hij het niet erg, dat de filosofie een pathos heeft. Waar Wittgenstein zijn uiterste best doet om dit pathos dat de mensheid al veel te lang op dwaalwegen brengt van zich af te schudden, blijft Heidegger er de nadruk op leggen dat we het [5] THAUMA 2001 NUMMER 1
pathos al sinds lang niet meer goed verstaan en dat we onze door ruis gevulde oorschelpen nog eens zeer goed bij de oude Grieken te luisteren moeten leggen. Ook Heidegger meent dus dat er dwaalwegen zijn bewandeld, maar voordat deze wegen ingeslagen werden, is er wel degelijk iets zinnigs gezegd. Het pathos hoeft dus niet de kop te worden ingedrukt, maar moet opnieuw in vrijheid beluisterd kunnen worden. De vertalingen van de Griekse grondwoorden belemmeren ons goed te verstaan wat daar nu eigenlijk ten gehore werd gebracht. Wat houdt het in, dat de filosofie een pathos heeft? Hoe verhouden zich dit pathos en de filosofie – is deze verhouding door alle tijden dezelfde gebleven? In Was ist das, die Philosophie? stelt Heidegger voor om ‘pathos’ niet met ‘Affekt’ – vergelijk ons ‘aandoening’ – maar met ‘Stimmung’ te vertalen. Dat wil zeggen Stimmung in de zin van be-stimmt en ge-stimmt zijn.Aan deze vertaling geeft hij de voorkeur om te voorkomen dat pathos in een moderne, psychologische zin wordt opgevat. Stemming moet dan niet begrepen worden als iets vluchtigs,maar het is een stemming van bestendige aard. Daarnaast is deze stemming niet iets dat aan één individu toekomt, maar iets dat de toon aangeeft voor allen. Ook heeft de mens niet een stemming, maar is het eerder omgekeerd zo dat de stemming de mens heeft. Sinds het ontstaan van de filosofie zou aan iedere historische periode een stemming ten grondslag liggen, waarin een filosofie spreekt. Bij Plato en Aristoteles was deze g rondstemming, zoals zij zelf duidelijk maken, het thaumazein; Heidegger vertaalt dit met Erstaunen, dat in het Nederlands vertaald zou kunnen worden met ‘verbijstering’. Die Griechen nennen als den Ursprung der Philosophie das θαυµα− ζειν. Wir übersetzen: das Er-staunen. Man pflegt diese Kennzeichnung des Ursprungs der Philosophie aus der Verwunderung – wie man auch sagt – oft und gern anzuführen, um sich die Herkunft der Philosophie psychologisch zurecht zu legen und der Philosophie so gerade das Erstaunliche zu nehmen. Alle Psychologie hat diese Zudringlichkeit der Entzauberung und Herabsetzung.7
We moeten dus volgens Heidegger de filosofie het Erstaunliche niet proberen te ontnemen; dit leidt tot psychologisering van de filosofie. Het moet worden erkend dat de filosofie in oorsprong beheksend en betoverend van aard is; iets dat ook Wittgenstein is opgevallen, zoals hierboven te lezen valt,al gaf hij er een andere uitleg aan. Bij Descartes werd de grondstemming de twijfel. Welke grondstemming ten grondslag ligt aan de huidige periode is nog niet zo goed uit te maken,en evenmin of er wel zo’n grondstemming is. Stel dat ze er is, dan verschilt de hedendaagse grondstemming van de voorgaande, maar dit betekent niet, dat we de voorgaande stemmingen moeten veronachtzamen.Het is juist van belang om op zoek te gaan naar de aard daarvan,wil het moge-
lijk zijn om op authentieke wijze te filosoferen.De voorgaande grondstemmingen, en in de eerste plaats die van de oude Grieken, waarmee de filosofie begonnen is,spelen namelijk nog steeds een rol in de huidige wereld; ze werken door in al onze grondwoorden. Dit is geen eenvoudige opgave; de Griekse filosofie is tot ons gekomen in vertalingen, waardoor de hedendaagse denker gemakkelijk vervalt in een verkeerd verstaan.
van dit artikel is dan ook niet om er op te wijzen hoe dat nou zit met dat pathos, dat thaumazein, maar om enig zicht te geven op het belang ervan voor de filosofie. Het wijst ons er bijvoorbeeld op dat de filosofie in tegenstelling tot het zich chronisch aaneenschakelen van interessante en minder interessante gebeurtenissen van het dagelijks leven een stilstaan is, een terugtreden is voor, en toch verbonden zijn aan, datgene wat men aanschouwt.
De naam van dit blad luidt Thauma, en het zal niemand ontgaan zijn dat dit woord de wortel deelt met dat woord waarvan in dit stuk meermalen gewag is gemaakt: thaumazein. Is dit enkel een eerbetoon, zulks opgedragen aan de oude Grieken, die er tenslotte mee begonnen zijn, en voorts aan alle groten die na hen kwamen? Met andere woorden, is de benaming een knipoog naar een verleden dat voorgoed achter ons, filosofen-historici, ligt, of een verwijzing naar iets wat ons ook vandaag de dag nog iets te melden heeft, en iets zegt over wat filosofie nu kan zijn? Is het bijgeval de opzet van dit tijdschrift louter teksten uit vervlogen tijden te parafraseren die over het pathos van de filosofie handelen, of waaruit dit pathos blijkt? De lezer zal het hebben opgemerkt: het bovenstaande oogt als een selectie van meningen en opvattingen aangaande het pathos van de filosofie. Nu, ik zal er geen doekjes om winden, het oogt niet alleen zo, het is het ook. De inzet
De auteur is student filosofie en literatuurwetenschap. Literatuur: Cornelis Verhoeven,1967, Inleiding tot de verwondering, Utrecht,Ambo. Ludwig Wittgenstein, 1987, Philosophische Untersuchungen, Frankfurt am Main,Suhrkamp Verlag. Martin Heidegger, 1992, Gesammtausgabe, 2e Auflage, Band 45, Frankfurt am Main,Klostermann. Noten: 1 Verhoeven,pp. 15-16 2 PU 110 3 PU 94 4 PU 94 5 zie bijvoorbeeld PU 78 6 PU 133 7 GA 45,pp. 162-163
STUDIEADVIES MIRTHE HAAS Het tutoraat: nut of betutteling? Het tutoraat aan onze faculteit kent sinds de invoering ervan voor- en tegenstanders. Nut contra betutteling, zo zijn beide posities het best samen te vatten. Nut Sinds de invoering van het tutoraat heeft het doel, namelijk geschikte studenten in staat te stellen hun studie binnen een redelijke studieduur met succes af te ronden, zich al bewezen: 60% van de studenten krijgt aan het einde van het eerste jaar een positief studieadvies (eindadvies ingevolge het Leids Bindend Studie Advies Systeem). Ook de doorgang binnen het doctoraalprogramma is korter geworden dan in [6] THAUMA 2001 NUMMER 1
de jaren waarin het tutoraat niet bestond.Alles wijst er dus op dat het tutoraat een positief effect kan hebben, maar helaas zijn de rendementen het afgelopen studiejaar iets teruggelopen, misschien als gevolg van de vooroordelen die er nog altijd tegen het tutoraat bestaan. Betutteling ‘Als je problemen met of bij je studie hebt, dan meld je dat toch zelf wel als dat opportuun is’, zo hoor je de tegenstander zeggen.De er varing leert evenwel van niet:juist de ‘probleemgevallen’ melden zich niet, reden waarom het faculteitsbestuur besloten heeft tot het verplicht stellen van het tutoraat in de propedeu-
se en het D1-programma. En eenmaal de voordelen ervaren hebbend kiezen steeds meer ouderejaars voor deze vorm van studiebegeleiding. Juist op een kleine faculteit als de onze is individuele aandacht en intensief contact tussen student en docent mogelijk. De sterke kanten van deze kleinschalige opzet komen juist in het tutoraat volledig tot hun recht. Mirthe Haas is studiecoördinator aan onze faculteit.Voor nadere gegevens:zie studiegids.
POLEMIEK DE OORSPRONG VAN HET VERLANGEN Iedereen kent het verlangen. Het ver langen is een complexe emotie; het omvat cognitieve elementen, stem mingsaspecten, maar het wordt ook gekenmerkt door lichamelijke sensa ties. Verlangen is een belangrijk ele ment van het menselijk bestaan en het is zo oud als de wereld. Het thema ‘verlangen’ komt bij vele filosofen aan de orde in een veelheid van contexten. Plato geeft in de per soon van Aristophanes een verklaring over de herkomst van het verlangen in Symposion. In de mystiek van bijvoor beeld Plotinus, Meister Eckhart en st. Johannes van het Kruis komt het verlangen nadrukkelijk naar voren als een mystiek verlangen naar eenwor ding met de Ene, met God. En in de filosofie van Nietzsche in een verlan gen naar kosmische éénwording. Thauma heeft een polemiek gestart op het internet. Gevraagd werd om in maximaal 100 woorden te reageren op de volgende vraagstelling (in het nederlands en engels): Ligt de oorsprong van het verlangen in de behoefte aan bevrediging van pri maire basisbehoeften zoals voedsel, veiligheid en voorplanting of ligt de oorsprong van het verlangen in nog iets anders, zoals in een mystiek ele ment of bijvoorbeeld de behoefte tot zelfverwezenlijking? We kregen een aantal reacties van zowel binnen onze faculteit als daarbuiten. Reac ties vanuit een filosofisch perspectief, maar ook reacties van psychologische of literaire aard. We plaatsen daarvan hieron der een aantal. Meer reacties, alsook tekstfragmenten en gedichten over het verlangen zijn te lezen op onze website. We sluiten deze column met een nieuwe vraagstelling. Maar eerst: ‘over de oor sprong van ons verlangen’. [7] THAUMA 2001 NUMMER 1
Denkend over ‘verlangen’ is het goed te beginnen bij de kerkvader Augustinus. Wanneer Augustinus spreekt over verlangen, bedoelt hij dat hij God en de ziel wil kennen.Bij God, die het zuivere denken is, ligt voor de mens het geluk.Er zijn ook verlangens van het lichaam, weet Augustinus. Deze houden ons van God af, dus van ons ware geluk,dat in het denken ligt.Denken gaat over onlichamelijke zaken.Lichamelijke verlangens kunnen we beter ‘begeertes’ noemen. Mensen kunnen in dit leven van alles met hun lichaam: sommigen kunnen zweten als ze willen, hun oren bewegen als ze willen, of alleen het ene en niet het andere oor. Dit soort begeerten bewijzen de erfzonde, zegt Augustinus. Vóór de zondeval zouden de mensen hun lichaam aan hun wil kunnen conformeren, bijvoorbeeld in het huwelijk, waar het enige doel is de voortplanting.Nu zouden de mensen na een bijslaap zich voor hun genoegens moeten verontschuldigen.Geluk ligt in het onlichamelijke denken. Stelling: Over ‘verlangen’ is door Augustinus het laatste woord gezegd! Dr E.P. Bos [universitair docent wijsbegeerte] *** The nature of desire could only be intrinsic to the science of it’s universe. One might assume from pure physical observation that the utility accomplished through desire has evidenced it’s purpose. This purpose is assumed on the conjecture that all life is the sum of it’s mechanical process and denotes that all desire functions merely as necessary catalyst to continue the life process of procreation. In making such accusations all inner-born meanings to experience shall be seen as an unnecessary component for mechanical function.Desire leads us into nihilism, desire leads us out of it.Desire is the will to know life. Aaron Scott
Om de vraag naar de oorsprong van het verlangen te beantwoorden, moet het onderwerp van verlangen onderzocht worden. Er zijn twee mogelijkheden: dit onderwerp bezit een kwaliteit die het verlangen opwekt, of het wezen dat verlangt legt zelf een dergelijke kwaliteit in het onderwerp. Een aanhanger van de eerste mogelijkheid is Plato. Hij geeft aan dat verlangen wordt opgewekt door schoonheid op zich (Symposion, 210e-211d). De tweede mogelijkheid lijkt me reëler. Eerste levensbehoeften bezitten niets verlangenswaardigs; ze worden aantrekkelijk omdat men ze nodig heeft of wil. Wat betreft “verhevener” onderwerpen, zoals kunst, kan men vaststellen dat men de schoonheid die men erin vindt, er zelf in gelegd heeft. Het verlangen dat hiermee gepaard gaat wordt veroorzaakt door datgene wat men zelf heeft gecreëerd en de wijze waarop men er vervolgens mee omgaat. Jasper Doomen [student filosofie en ATW] *** Verlangen is het aangenaam onaangenaam getintel in de topjes van je vingers, het kriebelspel in buik en benen,de dunne haartjes die je plotseling voelt rijzen – extatisch – , het onbeheers- en overmachtige dat enkel zij en aan haar denken teweegbrengt – ja, zoals wij lagen in de bergen bij het koude beekje en zoals jij spetterde, het water op mijn rug en ja, zoals ik jou toen kuste en mijn liefste noemde, bergbloempje, duizendlichtje, – ja, dit alles nu ik niet meer wordt bespetterd en mijn lichtje niet meer schijnt, mijn bloempje van de berg verdort, ja, dat is verlangen.[vrij naar James Joyce] Michel Heijdra [student filosofie en theoretische natuurkunde] *** Niet de wil,maar het verlangen brengt een mens tot overtuigingen. Overtuigingen om
tot daden over te gaan. Daden die het aanzicht van tijdperken bepalen en wellicht doen oplichten. Een diepgeworteld verlangen om een wereld van vrede en vooruitgang tot stand te brengen, zet de groten der aarde aan om hun invloed uit te oefenen op gebeurtenissen.Een verlangen naar het uitoefenen van macht is de grondslag van zowel dictatuur als democratie. Wil,intelligentie en creativiteit zijn slechts gereedschappen van het verlangen om iets tot stand te brengen. Emotie zet in beweging. Ratio geeft er gestalte aan. Desidero vita est.
doorgaan. Maar in onze welvarende wereld heeft verlangen een heel ander beeld gekregen: verlangen naar liefde, naar begrip, naar iemand die begrijpt wat je ‘verlangens’ zijn en die deze behoeftes bevredigt. Zo beschouwd is ‘verlangen’ een luxegegeven geworden, al zal deze opmerking velen boos maken; hoeveel psychologen, psychiaters en begeleiders zouden werkloos worden als de mens het woord ‘verlangen’ inderdaad in zijn realiteit zou ervaren…
DSR [auteur bij redactie bekend]
*** Desire comes from the choice to participate in a drama one has agreed on with many other infinite versions and characters. Tracing matter back to its origin is the main key of existence. Just like the Buddha said: “At the End, only Self can save Self.” No one can save you but yourself and that is the origin of desire.
*** Op de keper beschouwd is verlangen een basisgegeven. Want bedenk: iemand die letterlijk doodgaat van de honger verlangt naar voedsel; iemand die vergaat van de kou verlangt naar warmte;iemand die erg ziek is verlangt naar gezondheid; iemand die ‘sterft van de dorst’ heeft maar één verlangen: water; zo kun je
[8] THAUMA 2001 NUMMER 1
MMR [auteur bij redactie bekend]
Kosol Ouch
N.B. In het artikel van Edwin de Sterke op pagina 9 van dit nummer wordt Socrates‘ dubbele visie op ‘verlangen’ ontvouwen. De volgende Polemiek zal gaan over de vraag wat de zin van filosofie is. Wijsgeren hebben daar in de loop van de geschiedenis hun eigen filo sofie over ontwikkeld. Zo zegt Socrates in een dialoog van Plato dat filosofie de zorg voor de ziel is. Volgens Kant helpt filosofie de ‘Be stimmung des Menschen’ te vinden. En Nietzsche is van mening dat de filosoof een arts voor de cultuur is. Meer verschillende visies op de zin van filosofie zijn te vinden op de website van onze faculteit: www.leidenuniv.nl/philosophy/thauma Stellingen van ongeveer 100 woor den kunnen gestuurd worden naar
[email protected] De redactie kijkt uit naar een leven dig debat!
ESSAY ALS DE WIJN IS IN DE MAN... Alcibiades op het drinkgelag Edwin de Sterke
De Grieken hadden weet van de samenhang tussen opvoeding en erotiek. Hoewel wij ook de voorbeelden wel kennen van bijvoorbeeld grote muziekpedagogen die hun pupillen zelfs in bed begeleidden,houden we ons liever verre van dit thema. Plato heeft er juist enkele van zijn mooiste en liefdevolste dialogen aan gewijd. In de lofredes op Eros in Symposium en de dramatische setting van dit werk - dat de gesprekken tijdens een feestje ten huize van de dichter Agathon verslaat - is het gegeven prominent aanwezig.Aan het einde van het boek komt Socrates’ vroegere en toen adembenemend mooie disci pel Alcibiades aan het woord, die besluit om niet Eros maar Socrates te verheerlijken. Deze redevoering is, hoewel motivisch nauw met de rest van Symposium verbonden,er inhoudelijk lastig in te plaatsen.Alcibiades prijst Socrates om zijn waarlijk wijze en onthoudende levenshouding, waar hij hem destijds als verleidelijke knaap niet vanaf heeft kunnen brengen. Hier lijken de ware filosoof en de wereldse flierefluiter tegenover elkaar te staan.Volgens de standaardcommentatoren, Rowe en Dover, wilde Plato Socrates zo vrij plei ten van medeschuldigheid aan de misdaden die Alcibiades later pleegde.1 Deze raakte namelijk betrokken bij enkele religieuze schandalen en bracht als politiek verrader Athene op de rand van de afgrond, waarvan de gevolgen in de tijd dat Plato schreef nog terdege merkbaar waren. Socrates werd bij zijn proces onder meer verweten, dat hij de jeugd bedierf en de overgeleverde religie schaadde. Door nu te laten zien,hoe Socrates Alcibiades’ oppervlakkig geflirt afwees en hoe deze op zijn beurt niets van de aanbedene heeft willen leren, zou Plato zijn leermeester van elke verdenking van betrokkenheid bij Alcibiades’ wandaden hebben willen vrijmaken. In een breder verband dient zijn Apologie van Socrates hetzelfde doel.Deze lezing lijkt even aantrekkelijk als ze eenvoudig is.Maar mischien voldoet ze toch niet. Naast dit apologetisch element heeft Rowe oog voor een inhoudelijk verband tussen de uiteenzettingen van Socrates, die over zijn lessen bij zekere Diotima vertelt, en die van Alcibiades.De rede van Socrates-Diotima leert hoe je dankzij Eros, in steeds verdere abstractie van het lichamelijke en concrete, ware wijsheid kan bereiken.In het verhaal van Alcibiades zou Socrates zich door zijn afwijzing van Alcibiades een goede leerling van Diotima betonen en naar voren komen als de ideale filosofische leraar. Dit klinkt niet slecht, maar het is nog niet vol[9] THAUMA 2001 NUMMER 1
doende. In het vervolg wil ik laten zien waarom niet. Hiertoe behandel ik allereerst de rede van Socrates-Diotima.Daarna karakteriseer ik Alcibiades,zoals hij in Symposium figureert.Ten slotte zal ik proberen om Alcibiades’ rede opnieuw te plaatsen. Socrates ontvouwt een dubbele visie op ‘verlangen’: allereerst is alle verlangen gericht op iets dat je niet hebt, met ten tweede de bedoeling om dit wanneer je het verworven hebt ook voor de toekomst zeker te stellen.Eros is vervolgens het verlangen naar het goede (to agathon). Het middel daartoe is:verwekken bij het schone, met het oog op onsterfelijkheid - en geestelijke zwangerschap is natuurlijk het beste. Daarom leer je in een goede opvoeding allereerst naar mooie jongetjes kijken. Daarna moet je inzien, dat de schoonheid van al die verschillende mensen verwant is en zo de schoonheid van lichamen in het algemeen waarderen.Vandaar raak je attent op schone principes/gewoonten (epitedeumata) waarna je kennis leert bewonderen en dan met name kennis omtrent schoonheid.Ten slotte zal je Schoonheid zelf zien.2 Wanneer Socrates is uitgesproken, komt Alcibiades met veel kabaal binnen. Hij komt van een ander feestje en lijkt stomdronken. Hij maakt een joviale indruk en wordt met gejuich ontvangen, heeft meteen de grootste mond en zet het ogenblikkelijk op een zuipen.Waarop de arts Eryximachos droogjes vraagt:‘Zeg, gaan we nu een beetje zonder regels drinken, als barbaren, alsof we dorst hebben?’Alcibiades geeft toe en moet speechen. Uit zijn verhaal, waarin hij de geschiedenis van zijn liefde en vriendschap voor Socrates memoreert, komt hij naar voren als een - destijds - verwend jochie, zich zeer bewust van zijn schoonheid en navenant verwaand:‘Jij lijkt de enige minnaar, die mij waard is, Socrates’.3 Hij blijkt al vroeg weinig integer te zijn,lijkt althans niet vies van omkoperij te zijn geweest, want hij snapte dat hij hiermee nu juist bij Socrates niets zou kunnen bereiken. En terwijl Phaedrus - eerder in Symposium - nog grote prestaties verwachtte van een leger van geliefden,die niet voor elkaar onder willen doen,schaamt Alcibiades zich er niet voor dat hij Socrates tijdens een veldtocht in de steek heeft gelaten en toen nog een medaille ontvangen heeft ook. Kortom, Alcibiades in Symposium is een razendpopulaire aartshufter, met duidelijke trekken van de staatsgevaarlijke beeldenstormer. Intussen is hij ook buitengewoon intelligent en opmerkzaam en inderdaad lijkt zijn rede bijzonder nauw
samen te hangen met die van Socrates en zijn persoon met die van de meester. Zij zijn het die elkaar herhaaldelijk en met gelijke overgave ber ivaliseren in hun speelse dingen naar de gastheer Agathon. Hier wordt stellig een woordspelletje gespeeld met het Grieks voor ‘het goede’ - zoals Plato expliciet al eerder deed, waar hij Socrates woordspelig laat grappen: ‘goede mensen gaan naar de maaltijden van Agathon’, wat in het Grieks (Agathoon’[os]) ook ‘van de goede (mensen)’ kan betekenen.4 Zo blijken Alcibiades en Socrates heel subtiel ineens sterk op elkaar betrokken in hun streven naar het Goede. En hoewel ze uiteindelijk expliciet een andere kant op gaan, zoals Dover en Rowe signaleerden, valt er nog wel wat meer over te zeggen. Alcibiades’ rede moet evenwel worden gezien tegen de achterg rond van zijn kennelijke dronkenschap. Maar die reikt dieper dan het glas: Alcibiades vergelijkt de invloed van Socrates’ spreken op de luisteraars met een Bacchische roes.5 Rowe meent,dat ‘someone who mentions everyone present along with S[ocrates] as having “shared in the madness and Bacchic frenzy of philosophy” (218b1-4) is unlikely to be meant to be much of a judge of wisdom’.6 Bedenk echter, dat zulke formuleringen uit de context van de mysterieculten stammen, terwijl het taalgebruik van Socrates-Diotima zelf van dezelfde orde is - evenals Alcibiades’ wangedrag later.7 Laten we ook niet vergeten, hoe Socrates in Phaedrus in een soort Dionysische extase zegt te raken, wanneer hij Phaedrus zo enthousiast over de liefde hoort praten zonder dat ook dit eenvoudig te duiden is.8 Vragen genoeg dus.Te veel in elk geval om de kwestie af te doen met de aanname van Alcibiades’ onbetrouwbaarheid.Te veel ook om hier te beantwoorden, zodat het vervolg noodzakelijk tentatief blijft. Het is enigszins geruststel-
lend, dat door de gasten van Agathon niet wordt getwijfeld aan Alcibiades’ verbazingwekkende eerlijkheid.9 Uit de rede zelf blijkt dat Alcibiades al vroeg en kennelijk spontaan heeft gehandeld in overeenstemming met Socrates-Diotima’s uitgangspunt: dat verlangen niet gericht is op wat je hebt,maar op wat je niet hebt.Mooie Alcibiades intussen wist heel goed wat hij miste: wijsheid. Dit verlangde hij en vond het bij Socrates.10 Maar hij zag evengoed,dat Socrates niet mooi was en nam heel consequent aan, dat Socrates dat dan wel zou verlangen. Zo bood hij hem volgens goed-Atheens gebruik zijn fraaie lichaam aan,in ruil voor onderwijs.Dat hij daarbij buiten de waard, of beter buiten Diotima had gerekend, lijkt hem nauwelijks te verbazen.Dat hij - zonder dat zijn eigendunk gekrenkt werd - begreep, dat zulke schoonheid Socrates koud laat, maakt duidelijk dat hij de eerste stappen in Socrates-Diotima’s opgang tot het Goede heeft gezet.Sterker nog,hij ziet juist de fraaie binnenkant van Socrates’ Silenen-uiterlijk: Socrates is als zo’n lelijk satyrbeeldje met een gouden godenbeeldje er in.11 Hiermee is Alcibiades al veel verder dan de meesten, die zoals hij zelfbewust aangeeft - zich blijven verbazen over Socrates’ uiterlijk en zijn eenvoudige manier van praten.12 Zelfs is hij zo op de volgende etappe van SocratesDiotima’s leerweg.Hij erkent dan schone epitedeumata13: mateloos is zijn bewondering voor Socrates’ moed, uithoudingsvermogen, bescheidenheid en zelfbeheersing. En hij heeft Socrates benaderd uit bewondering voor kennis. Hiermee bevindt hij zich op de ladder naar het Goede op de trede direct vóór de wetenschap omtrent schoonheid, die op haar beurt onmiddellijk voorafgaat aan de blik op het Schone zelf. Alcibiades komt dus heel dicht in de buurt van verwezenlijking van het wijsgerig ideaal. Dit werpt een vol-
HET BESLISSENDE BOEK VAN NIETZSCHE In deze rubriek laten we iemand aan het woord over zijn of haar beslissende filosofische leeservaring. Bij wijze van eerste aanzet beginnen we met Friedrich Nietzsche, die onzes inziens prachtig heeft verwoord welk boek in zijn leven een beslissend rol heeft gespeeld.Volgende keer is de beurt aan één van u! ‘Ik hing destijds na enkele verdrietige ervaringen en tegenvallers maar wat eenzaam rond; zonder steun, principes,hoop of opbeurende herinneringen.Mijn eigen leven een beetje aar-
[10] THAUMA 2001 NUMMER 1
dig in te richten,daarmee was ik van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat bezig, maar onderwijl verbrandde ik alle schepen achter me en verbrak elke band met de mensen uit Bonn. In het vriendelijke achterafwereldje van mijn woning lukte dat heel aardig en kwam ik weer tot mezelf;terwijl ik alleen omging met vrienden als Mushacke en von Gersdorff die dezelfde problemen hadden. Bedenk nu eens wat in dergelijke omstandigheden de lectuur van het hoofdwerk van Schopenhauer voor uitwerking moet hebben. Op een goede dag vond ik namelijk in het
tweedehandsboekenwinkeltje van de oude Rohn dat boek en nam het, omdat ik het helemaal niet kende, in handen en bladerde er wat in. Welk duiveltje me influisterde “Neem mee dat boek” weet ik niet meer. In elk geval kocht ik het, geheel tegen mijn gewoonte van zeer overdachte boekenaanschaf in. Thuisgekomen wierp ik me op de sofa en liet via mijn pas verworven schat het vitale, duistere genie van Schopenhauer op me inwerken. Hier schreeuwde elke regel om afstand doen, ontkennen, je aan alles onttrekken, en het was als een spiegel waarin ik wereld, eigen
strekt ander licht op de zaak. Rowe en Dover tekenden aan,dat Alcibiades zijn voor Athene zo rampzalige misdaden heeft gepleegd in weerwil van Socrates’invloed en zij meenden,dat Plato de nagedachtenis van Socrates hiertegen in bescherming zou hebben willen nemen. Rowe herkende daarbij, dat Socrates als een brave leerling van Diotima werd geschilderd.Wij kunnen nu enkele stappen verder gaan.Allereerst is Socrates nog bewonderenswaardiger dan we al dachten: wanneer je zo’n onaangenaam heerschap als Alcibiades zó ver kan brengen, dan ben je waarlijk een groot man en een fenomenaal leermeester. Maar ook Alcibiades verschijnt aanmerkelijk gunstiger uitgelicht, dan een figurantenrol in de verdediging van Socrates vraagt of zelfs toelaat.Ten tweede vinden we hier dan ook veeleer, gezien Alcibiades’ verdere ontwikkeling, een besef verwoord van het gevaar van een gedegen opvoeding. De opvoeding dient voor Plato immers de filosofie, terwijl vervolgens uit de gelederen van de wijzen het staatsbestuur gerecruteerd zou moeten worden. Hier is het ontsporen van zo’n opvoeding geschetst, in het impliciete decor van de desastreuze gevolgen nu die opvoeding op zo’n formidabele man als Alcibiades kapot sloeg.In dit verband valt op dat Alcibiades - die niet alleen op dit drinkgelag,maar als volksmenner ook in de politieke realiteit populair is geweest - beweert, dat hij welbewust van Socrates’ leerweg afgeweken is:namelijk om de Atheense staat in plaats van zichzelf te dienen.14 Zodat nu Alcibiades volgens de door Plato gegeven voorstelling nadrukkelijk en welbewust ‘in dienst van de Atheense zaak’ is afgeweken van Socrates’ voorbeeld - ten derde blijkt,dat de tekst een scherpe angel bevat, gericht tegen de Atheense demagogendemocratie. Athene krijgt een genadeloze spiegel voorgehouden: we lijken te mogen aannemen,dat de stad er wat Plato betreft heel wat beter
aan toe zou zijn geweest wanneer de charismatische en in zijn tijd invloedrijke Alcibiades naar Socrates zou zijn blijven luisteren, in plaats van gehoor te geven aan de stem van het Atheense volk.Het is intussen een staaltje van virtuoos schrijverschap dat deze verheerlijking van Socrates, die - zeker nu ze op haar beurt zelf een aanklacht inhoudt - duidelijk heel wat meer is dan een verdediging, verborgen ligt in de bij eerste lezing oppervlakkige lofrede van de eens populaire staatsvijand nummer één. De auteur is student klassieke talen en filosofie. Literatuur: Burnett, J. (ed.), Platonis Opera.Tomus II, Oxonii (e typografeo Clarendoniano) 196412. Dover, K.(ed..), Plato. Symposium, Cambridge (CUP) 19989. Rowe, C.J. (ed.), Plato. Symposium.Edited with an introduction,translation and commentary,Warminster (Aris & Phillips) 1998. Noten: 1 Rowe p.205-206,Dover p.164. 2 Samengevat in 211b8-d1. 3 Symp. 218c7-8. 4 Symp. 174b4-5. 5 Symp. 218b3-7. 6 Rowe p.206. 7 Symp. 209e5-210a1. 8 Phaedr. 234d5. 9 Symp. 222c1-2. 10 Symp. 219d6. 11 Symp. 215a7-b2,216e8-217a1. 12 Symp. 221d8-222a6. 13 Symp. 221c2. 14 Symp. 216a3-5.
leven en gemoedsgesteldheid ongehoord vergroot voor me zag. Hier zag ik het grootse, onaardse van alle kunst, ik zag er ziekte en genezing, ballingschap en toevluchtsoord, hel en hemel. De behoefte mezelf te leren kennen, ja helemaal stuk te knagen, overweldigde me; van die plotselinge ommekeer getuigen nog de onrustige, zwaarmoedige aantekeningen in mijn dagboek van die tijd, vol nutteloos zelfverwijt en een wanhopig omzien naar heiliging en verandering van het wezenlijke van de mens. Terwijl ik al mijn karaktereigenschappen en wensdromen voor de rechtbank van een duistere zelfverachting sleepte, was ik bitter onrechtvaardig en teugeloos in mijn
[11] THAUMA 2001 NUMMER 1
zelfhaat. Zelfs lichamelijke pijnigingen ontbraken niet. Zo dwong ik mezelf veertien dagen achtereen pas ’s nachts om twee uur naar bed te gaan, om dan stipt om zes uur weer op te staan.Het resultaat was een nerveuze opgewondenheid,en wie weet hoever het nog met mijn dwaasheid was gekomen als niet de verlokkingen van het leven, het vergeefse van dit alles en de drang om weer regelmatig te studeren ertegen in opstand waren gekomen.’ Uit: ‘Terugblik op de twee in Leipzig doorgebrachte jaren van 17 oktober 1865 tot 10 augustus 1867’, vertaald door Charles Vergeer, in: Friedrich Nietzsche. Uit mijn leven, Amsterdam (Arbeiderspers) 1982,pp. 72-73.
INTERVIEW GENETISCHE MANIPULATIE Eveline van Trigt & Philippe Delorme
Genetische manipulatie heeft een niet te onderschatten doorwerking op verschillende terreinen in de samenleving. De huidige trend in wetenschappelijke ontwikkelingen lijkt een ideaal klimaat voor de wetenschapper die gespecialiseerd is in genetische manipulatie. Toch bestaat er onduidelijkheid omtrent het fenomeen. Gebrek aan transparantie in deze wetenschappelijke tak, en snelle ontwikkelingen van deze wetenschap hebben onder andere veel vragen tot gevolg op het gebied van de ethiek. Reden voor Thauma om een inleidend gesprek te hebben met Gert-Jan van Ommen,hoogleraar in de gentechnologie en vervolgens Professor Philipse, hoogleraar wijsbegeerte, een aantal vragen voor te leggen over dit onderwerp. Hierbij eerst een korte weergave van Van Ommens betoog. Het uitgangspunt van Van Ommen met betrekking tot gentechnologie is dat genetisch onderzoek kan helpen bij het bestrijden van erfelijke ziekten en afwijkingen.Er is al veel genetisch onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld oorzaken en eventuele oplossingen voor diabetes, hartruis en taaislijmziekte. Er wordt ook veel genetisch onderzoek gedaan betreffende het Down-syndroom. Lang niet alle erfelijke afwijkingen en ziekten zijn echter te genezen dankzij genetische manipulatie. Gert-Jan van Ommen: ‘Je kan niets doen aan hoe je geboren bent. Voortplanting blijft door de hele evolutie heen een experiment dat geen 100% kans van slagen heeft.’ Als gevolg van de maatschappelijke veranderingen van de laatste vijftig jaar hebben mensen een vertekend beeld gekregen van gentechnologie en hoe er omgegaan wordt met handicaps en erfelijke ziekten. De maatschappij is minder eenvoudig dan vroeger en minder hecht. Veel gehandicapten werden vroeger bijvoorbeeld door de familie zelf onderhouden terwijl er voor gehandicapten en zwaar zieken tegenwoordig veel betere voorzieningen voor opvang bestaan dan vroeger. Het feit dat gehandicapten en zieken nu veel meer een eigen leefomgeving krijgen en daardoor verder van de maatschappij af staan, doet tolerantie afnemen. “Mensen geven makkelijker geld voor bestrijding van kanker dan van erfelijke ziekten,omdat ze geneigd zijn te denken dat dat ze makkelijker zelf kan overkomen”, aldus Van Ommen. Voor veel mensen is het onderwerp ernstige erfelijke ziekten een ‘ver van mijn bed show’.Dit kun je ook terug zien in de politiek zegt Van Ommen: “Politici met mensen in de [12] THAUMA 2001 NUMMER 1
naaste familie die een erfelijke ziekte of handicap hebben zullen veel minder harde zwart-wit oordelen vellen dan mensen die het zelf niet van nabij ervaren.” Het feit dat genetische manipulatie wordt gebruikt om biochemische wapens te ontwikkelen en dat er mensen rondlopen zoals de Italiaanse arts die pogingen doet om een mens te klonen,geeft aan dat de mens,net zo min als elke andere soort, vrij is van ag ressie en eigenbelang.De interesse van de mensheid voor klonen en genetisch manipuleren van de omgeving tot eigen nut, is niet nieuw – integendeel,zij is zo oud als de wereld.Dit uitte zich in de oudheid bijvoorbeeld al in het manipuleren van graansoorten en het veredelen van de veestapel. Van Ommen pleit ervoor dat het vertekende beeld dat bestaat rond genetische manipulatie wordt rechtgetrokken. Hij vindt het een trieste ontwikkeling dat er nu pogingen worden gedaan tot het klonen van mensen. Het is niet de bedoeling dat geneticawetenschappers moderne Sickboks1 worden. Wetenschappers dienen voorzichtig om te gaan met de vele risico’s en gevolgen verbonden aan de uitoefening van dit vak.Er rust dus een ethische verantwoordelijkheid op de onderzoeker. Hij kan bijdragen aan het bestrijden van erfelijke kwalen die voor de wetenschapper binnen bereik liggen - ter verzachting van het lijden van de mensheid. Maar, zo zegt Van Ommen: ziekte en dood horen ook bij het leven. Bovendien wordt de fysieke weerstand groter door gewoon de natuur zijn gang te laten gaan en niet bij elk wissewasje maatregelen te nemen. Zowel de media als sociaal-maatschappelijke veranderingen zijn debet aan een enigszins vertekend beeld rond de gentechnologie. Naar het idee vanVan Ommen heerst er nu een gunstig klimaat voor beoefening van de wetenschap van de genetica.Maar zij is niet de enige belangrijke hedendaagse wetenschappelijke ontwikkeling. Toch krijgt de geïnteresseerde leek niet altijd een even reëel beeld van de stand van zaken betreffende genetische manipulatie. De media hebben er een handje van om gegevens nogal uit te vergroten,er is een g rote hang naar publiciteit en soms ook sensatie. “Serieuze informatie verkoopt niet zo makkelijk”zegt Van Ommen.“De mens maakt sensatie rond genetische manipulatie omdat hij nou eenmaal houdt van griezelen. De bijbel en de vele mythen getuigen al van vele monsters, saters en draken. Er bestaat in het griezelen een groot contrast tussen de
Een vraaggesprek met Gert-Jan van Ommen, hoogleraar in de gentechnologie aan de Universiteit Leiden en Herman Philipse, hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden werkelijkheid en dat wat men vreest – daar hebben we weer de ‘ver van mijn bed show’.Op deze manier voelen we daardoor in onze eigen werkelijkheid meer beschermd. Het griezelen ligt ver vat in ons oerbewustzijn”.2 Er zal dus een reëler aanpak en beeld moeten worden geschetst voor de toekomst. Met betrekking tot dit laatstgenoemde punt zal er in de ontwikkeling van diagnostiek volgens Van Ommen rekening mee moeten worden gehouden dat in de hedendaagse kijk op de wereld het model van een volksvertegenwoordiging versus het publiek als afnemer ver vangen wordt door bestuur op afstand in de vorm van een contract tussen enerzijds het veld van de medici en de patiëntenverenigingen en anderzijds de beleidsmakers. Daarom moeten zowel de aannemers als de afnemers van gezondheidszorg en medische ontwikkelingen worden betrokken bij de politieke oordeelsvorming.In snel ontwikkelende gebieden zou enerzijds geen ad hoc regelgeving moeten worden ontwikkeld maar ook geen gefilosofeer over meerdere decennia,maar praktische, flexibele regelgeving voor de middellange termijn. De overheid wil al snel als sterke man optreden.Volgens Van Ommen vormt een forum de beste oplossing voor toekomstig beleid. Daarom is er een Forum Genetica en Gezondheidszorg opgericht waarin alle betrokken partijen zoals patiëntenverenigingen, medici, maar ook de farmaceutische industrie en verzekeringsinstanties zijn opgenomen. “Dat werkt. Er bestaat geen formele achterban, met rekenschap en verantwoording, men komt er niet namens de groep maar wel als weldenkend individu vanuit de groep”. Zo kan er snel worden gereageerd op nieuwe ontwikkelingen. Naar aanleiding van dit gesprek legden wij ook aan Herman Philipse, hoogleraar wijsbegeerte, enkele vragen voor op het gebied van de genetische manipulatie. Wat is uw opinie over het klonen van mensen als onderdeel van genetische manipulatie? Philipse maakt allereerst een onderscheid tussen enerzijds therapeutisch klonen, dat er op gericht is om onderzoek te verrichten met als doel ziekten te bestrijden en te voorkomen, zoals stamcellenonderzoek en dergelijke en anderzijds reproductief klonen.Als voorbeeld noemt hij het klonen van dieren, zoals dat gebeurde met het schaap Dolly. Ook zijn er verschillende invalshoeken denkbaar. [13] THAUMA 2001 NUMMER 1
Een vraag zou kunnen worden beantwoord door een willekeurig burger, door een expert op het gebied van genetica, en door een ethicus. Philipse zegt erbij dat hij geen expert is.Ethische vraagstukken doen zich naar zijn idee voornamelijk voor op het gebied van reproductief klonen. Dit heeft voornamelijk van doen met de vraag wat nu de rol is van de overheid. Of deze nu wel of niet moet ingrijpen. De overheid zou het individu vrij moeten laten in het maken van individuele beslissingen en deze dus niet moeten betuttelen. Philipse neigt naar het idee dat de overheid alleen iets zou moeten verbieden wanneer er schade uit een daad zoals genetische manipulatie voortvloeit voor derden.Maar dat laatste doet helemaal niet ter zake in geval van klonen.De overheid heeft dus weinig te maken met klonen; het laten klonen van jezelf, aldus Philipse, is een individuele afweging. Het is derhalve een open vraag of de overheid wel of niet mag ingrijpen. Ook Philipse geeft aan dat het fenomeen klonen niet nieuw is: “In het verleden heeft men al eens geprobeerd een ‘kloon’ te maken van het genie Michelangelo. Zijn moeder moest voor dat doel gemeenschap hebben met een broer van Michelangelo’s vader. De ‘neef ’ en tevens ‘halfbroer’ van Michelangelo die uit de gemeenschap voortkwam was wel een succesvol beeldhouwer maar hij was lang niet zo begaafd als Michelangelo. Het is natuurlijk interessant voor de mensheid om genieën die van onschatbare waarde zijn voor de wereld te ‘klonen’. Dat is dus niet alleen zo voor de mens van vandaag”, verhaalt Philipse. Er zijn mensen die als gevolg van een aangeboren afwijking geen oor hebben of die een oor hebben verloren door een ongeval. Deze kunnen nu toch een oor krijgen dankzij een muis die via genetische manipulatie orenkraakbeen kan laten aangroeien op zijn rug.Voor deze mensen is het bestaan van deze mogelijkheid een zegen, voor anderen daarentegen een zonde:een muis is niet van nature geboren met een oor op zijn rug. Is dat wel de bedoeling geweest van de natuur? Waar dient men de grens te leggen van verantwoord gebruik en onderzoek op het gebied van therapeutisch klonen? Hoe kunnen we een reëel beeld te krijgen van de van voor- en nadelen van genetische manipulatie en waar ligt de grens van wat wel en wat niet mag worden toegestaan? Hier reageert Philipse wat sceptisch. Naar zijn het idee kun je niet spreken van een bedoeling van een dier. Elke diersoort is toevallig op een bepaalde wijze geëvolueerd. vervolg op pagina 22
COLUMN LEIDENS VERZET Hermieneke Kalkman en Eveline van Trigt
In het jaar 2001 leven alle Leidenaren onder het juk van de filosofen. Niet naar het ideaal van Plato met zijn wachters en zijn filosoof-koning. Nee, de filosofen zijn met z’n allen (schijnbaar eensgezind) de stad binnengetrokken en niet meer weggegaan. Zij bevolken des zomers de terrassen, verstoppen de Breestraat, slenteren verstrooid over ‘de mart’, richten uitbundige feestdissen aan in de vele eetcafé’s, maar vooral debatteren ze veel en luid met elkaar en met de argeloze Leidse burger. Met ieder die wil en vooral ook met ieder die dat niet wil. Socrates tot de macht 100 valt de Leienaren lastig en zij hebben het moede hoofd in de schoot gelegd. “Ga nooit in debat met een filosoof ” is het eerste wat kinderen van hun bezorgde moeders te horen krijgen als zij buiten willen spelen.Verzet mag immers toch niet baten! Zwijgend knikken en snel doorlopen, dat is nog de beste oplossing, vinden alle Leidenaren. Alle Leidenaren? Nee, één student bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers en maakte het leven van de filosofen bepaald niet gemakkelijk… Voor de Burcht staan Socrates en Kant met elkaar te praten. Augustinus mengt zich in het gesprek. “Vrije wil is goddeloze onzin!” gesticuleert de heilige (herkenbaar aan zijn halo).“Hier, neem deze student” en hij sleurt Jan van Leyen van een nabijgelegen parkbank. “Sinds Adam heeft de mens zijn vrijheid ve r l o re n ;d e z e jongen komt waarschijnlijk in de hel: niets aan te doen,” eindigt hij opgeruimd, want Augustinus is beslist niet depressief geworden van zijn eigen inzichten. “Ik ben al in de hel,” mompelt Jan als een echte filosoof. “L’enfer, c’est les autres.” Kant kijkt een beetje gefronst: “Eh, het is tijd voor mijn wandeling” en hij maakt zich snel uit de voeten. Socrates: “Oh, dan weet ik al hoe laat het is. Maar jij hebt nog alle tijd hè? En je bent niet bang voor een gesprekje met ons hè?” Hij kijkt Jan zeer indringend aan en pakt hem stevig beet bij de arm.“Als je mijn vraag kunt beantwoorden dan krijg je van mij een biertje” en hij grijnst breed. Dat gaat er altijd wel in. De beide heren geven hem weinig kans – Jan kan geen kant op. “Wat is vrijheid en heeft de mens een vrije wil?” vraagt Socrates. “Is dat een multiple choice vraag”? Jan kijkt een beetje schaapachtig. “Nee. Je bent nu niet op de unive rs i t e i t ” .“ B rr brr brrr,” de toga van Socrates beweegt en maakt rare geluidjes. Socrates haalt zijn mobiele telefoon tevoorschijn. “Met So”… “Ha [14] THAUMA 2001 NUMMER 1
die Kierkie” Uit de telefoon komt een boel getetter. “Da’s Kierkegaard. Rijdt met zijn Porsche Convertible over het Rapenburg. Hij is weer eens in een ernstige bui en hij heeft ook problemen met zijn nieuwste vlam” zegt Socrates tegen Augustinus. “Slikt hij nou nog steeds zijn Prozac niet?”. Jan probeert zich uit de greep van de twee filosofen te worstelen. Socrates duwt zijn mobiel in de richting van Jans oor. Het lijkt wel een complot. “Help hem even”, zegt Socrates. “Filosoferen is het beste medicijn voor Kierkie. Geef eens een antwoord”…maar Kierkegaard begint zelf een preek over de zondeval, Adam en de menselijke vrijheid. Tot overmaat van ramp haalt Augustinus - zich kostelijk vermakend - er nog wat van zijn collega’s bij. Allemaal beginnen ze door elkaar te praten over wat nu precies de aard van vrijheid en vrije wil is. Jan krijgt het idee dat hij wel naar het biertje kan fluiten. Hij gaat maar op het gras zitten en sleept zo Socrates, die zijn arm nog immer niet los heeft gelaten, mee op de grond. Dit kan nog uren dure n .“ Je collega’s hebben hun antwoord al klaar.” Socrates schudt zijn hoofd. “Nee, want ze zijn het weer helemaal niet eens. Geef jij maar een goed voorbeeld. Kom, waarin ligt nu het wezen van vrijheid”? Jan zucht. De argumenten vliegen hem om de oren. Sommige filosofen lopen wel erg rood aan; verhitte discussies. En nu willen ze Jan er ook in betrekken. Diogenes balt zijn vuisten al. Spinoza blijft zachtmoedig. Misschien proberen ze hem en elkaar wel teveel te overtuigen. Een naar haarwater ruikende bepruikte Leibniz duikt naar beneden. Hij schiet Jan te hulp.“Nee eerwaarde Socrates, zo iets moeilijks kunt u die arme student toch niet vragen” Het probleemstuk van de vrije wil is een van de moeilijkste in de filosofie”. Jan vermant zich en staat op. En hij brulbralt. Dat kan hij wel. Voor een biertje. “Wat is vrijheid? Wat is het? Het is niet zozeer het antwoord dat ons ‘verlicht’ maar de vraag zelf. Daarom vraag ik u, heren, mij de vrijheid te geven om zelf uit te vinden wat vrijheid is. Dat heeft u allen immers ook nodig!” En hij herinnert zich een citaat: “Your life and my life flow into each other as waves flow into waves, and unless there is peace and joy and freedom for yo u ,t h e re can be no real peace or joy or freedom for me. To see reality – not as we expect it to be but as it is – is to see that unless we live for each other and in and through each other, we do not really live very satisfactorily; that there can really be life only where there really is, in just this sense, love. Biertje?”
POST UIT HET BUITENLAND BERLIJN/PARIJS
Zoals in de studiegids van Wijsbegeerte al te lezen valt vindt de Universiteit Leiden het van groot belang haar studenten de mogelijkheid te bieden een deel van de studie aan een buitenlandse universiteit te volgen. Een verblijf aan een niet-Nederlandse universiteit verruimt op verschillende gebieden het blikveld. Thauma vroeg een tweetal studenten naar hun ervaringen.
Maurice Haak Als student in den vreemde Het afgelopen wintersemester heb ik als uitwisselingsstudent aan de Humboldt-universiteit te Berlijn gestudeerd. Wat me tijdens mijn verblijf vooral heeft aangegrepen, is de stad zelf wier bewoners zich voortdurend met de geschiedenis geconfronteerd zien. Alhoewel het semester pas halverwege oktober begon, reisde ik begin september naar Berlijn. Zodoende had ik ruim de tijd om de noodzakelijke formaliteiten af te handelen, te wennen aan een vreemde omgeving en de stad beter te leren kennen.Ik wilde namelijk dat haar plattegrond mijn tweede huis werd,opdat ik mij helemaal thuis zou kunnen voelen. Dit is echter nooit gelukt, omdat ik juist merkte, hoezeer ik mij anders tot de geschiedenis verhoud dan de gemiddelde Berlijner – of de Duitser in het algemeen. Zoals iedereen weet,heeft Duitsland in de afgelopen eeuw sterk onderscheiden perioden gekend, dat wil zeggen: verschillend gewaardeerde tijdperken. Deze hebben elkaar bovendien op een zodanige wijze afgelost, dat een voorgaande periode de vergetelheid wordt ingedreven,zoals tegenwoordig het communisme overkomt. Beter gezegd: elke tijd poogt de vorige te laten verdwijnen, wat heeft geleid tot een discontinu beeld van de moderne Duitse geschiedenis. Over de schande van een vorige periode heen, blikt haar opvolger terug naar een periode waarop men trots is en waarmee men zich kan identificeren. De stad Berlijn nu is vergeven van symbolen van dit vergeten en laten-verdwijnen.Straatnamen die een communistische associatie hadden, dragen tegenwoordig vrijwel allemaal ‘neutrale’ namen. En in Oost-Berlijn verschillen de verkeerslichten voor voetgangers nog steeds van die in West-Berlijn.De geplande vervanging van die eerste door de laatste leidde namelijk tot zo veel protest, dat zij werd afgelast: de voormalige Oost-Berlijners hebben dus gedemonstreerd voor het behoud van hun verkeers-
[15] THAUMA 2001 NUMMER 1
lichten! Een ander voorbeeld is de pijnlijke discussie omtrent de wederopbouw van het verwoeste en afgebroken keizerlijke slot op een plek, waar nu een gebouw staat dat het communisme representeert – en dat dan afgebroken moet worden. Het is mijns inziens nogal eigenaardig om dit monstrueuze bouwwerk te willen reconstrueren en in de periode van het keizerrijk een identiteit te zoeken, terwijl er geen keizer meer is. Toch zijn er al winkels die zich presenteren als hofleveranciers! Zo zijn er nog meer voorbeelden te noemen waaruit blijkt,dat men veel ophef over de geschiedenis maakt en dat men niet zondermeer over haar beschikt. Lopend door de stad bedacht ik me, dat de geschiedenis voor mij als Nederlander helemaal geen probleem is: van een naam (zoals Adolf) heb ik geen last. En over de geschiedenis beschik ik als over een zee van feiten, zonder daarbij aan die feiten een waardeoordeel te geven dat samenhangt met mijn identiteit. De toegang tot de geschiedenis is mij vrij en ik begrijp de drukte van de Duitser om haar überhaupt niet – en heb het dan over drukte. Mijn verblijf in Berlijn heeft me zodoende laten zien, hoe ik mij zélf tot de geschiedenis verhoud. Met andere woorden: in deze vreemde omgeving werd ik geconfronteerd met mijn eigen vreemdheid, met datgene wat voor mij vanzelfsprekend is, namelijk mijn probleemloze verhouding ten opzichte van de geschiedenis.
Luuk Soons Een retourtje Parijs Soms is het nodig jezelf in een hogere versnelling te zetten wil je in staat zijn bepaalde plannen te verwezenlijken. Wat mijzelf betreft, ik besefte in mei van dit jaar dat ik snel moest handelen wilde ik mijn plannen met betrekking tot een buitenlandse studieverblijf nog kunnen verwezenlijken:in juli 2002 zal Centraal Beheer Groep de geldkraan definitief dichtdraaien en dan ben ik genoodzaakt om naast mijn studie te gaan werken. De initiële plannen om in het buitenland te studeren waren nogal vaag aangezien vooral het vreemde ofwel het niet-ver trouwde centraal stond.Het ging dan ook voornamelijk om de ervaringen die je opdoet wanneer je moet leven en studeren e.d. in een ander land dat niet goed kent,in een taal waarmee je niet vertrouwd bent.Dat betekende dat ik eerder aan Bologna zou denken dan aan Leuven. Het is dan ook vooral het cultureel, antropologisch en avonturistisch aspect dat me aantrok en niet zozeer datgene wat mijn eigen
studie ten goede zou kunnen komen. Maar naarmate ik Parijs beter leerde kennen, vanwege het feit dat mijn vriendin er woont, is mijn vizier scherper geworden en ben ik begonnen met het maken van een gedegen plan van aanpak. Hierbij stonden een aantal vragen centraal:welke redenen heb je om er te gaan studeren? Aan welke universiteit ga je studeren? Welke redenen heb je om aan deze universiteit te studeren? Hoe verhoudt het studieprogramma zich tot mijn eigen studieoriëntering? Wanneer kun je er het beste gaan studeren? En welke voorbereidingen zijn vereist? Aan al mijn overwegingen en aarzelingen kwam een eind toen ik Paris 8 had bezocht. Velen zullen zich nu afvragen:“Paris 8? Waarom niet Sorbonne?”Nee, niet Sorbonne, en het is juist het feit dat ik eerst de Sorbonne ben gaan bezoeken en daarna pas Paris 8, dat ik voor Paris 8 heb gekozen.De meest doorslaggevende reden is gelegen in het feit dat het filosofieprogramma van Paris 8 me meer aansprak: wat een keuze en diversiteit van colleges met o.a. veel colleges cultuur en politieke filosofie! Bovendien ontbreekt de filosofische reflectie bij geen enkele andere faculteit,ze lijkt in het algemeen veel sterker in het universitaire studieprogramma van vele verschillende vakgebieden geworteld. Maar, het geeft natuurlijk wel te denken wat dit veelvuldig gestrooi met dit woord ‘filosofie’ nu eigenlijk inhoudt. De filosofiefaculteit van Sorbonne daarentegen had haar programma voor het komend nieuwe semester nog niet klaar en verwees me door naar het programma van vorig semester. Dit programma was voornamelijk geconcentreerd op Duitse filosofen die in het Frans worden gelezen: o.a. Science de la logique (Hegel), Critique de la raison pratique (Kant), Généalogie de la morale (Nietzsche). Dus… heb ik een brief geschreven naar de betreffende studiecoördinator van filosofiefaculteit van Paris 8 die zich bekommert om buitenlandse studenten.In deze brief heb ik mezelf gepresenteerd en aangekondigd dat ik graag het aankomende semester wilde beginnen met studeren. Hierbij gaf ik aan welke colleges ik om welke redenen op het oog had. Nog geen twee weken later kreeg ik bericht dat ik welkom was! De jacht naar een beurs was daarbij geopend.
Voor specifieke vragen die met de studie Wijsbegeerte in het buitenland te maken hebben kan men terecht bij dr James W. McAllister, coördinator buitenland aan onze faculteit. Voor nadere gegevens: zie studiegids.
BOEKBESPREKING PATHOS EN DISTANTIE Ledjaar van Houten Onlangs verscheen in de serie Wijsgerige publicaties bij de Universiteit Leiden de bundel Nietzsches Cultuurkritiek in de Unzeitgemäße Betrachtungen1, onder redactie van Gerard Visser. De bundel bestaat uit vier artikelen van verschillende auteurs, die zich bezinnen op de wonderlijke Unzeitgemäße Betrachtungen van Friedrich Nietzsche. Hieronder wil ik nagaan hoe mijn eigen ervaring van het boek zich verhoudt tot deze bundel. “Ich habe mich bestrebt, eine Empfindung zu schildern die mich oft genug gequält hat; ich rache mich an ihr indem ich sie der Öffentlichkeit preisgebe.” Inderdaad neemt Nietzsche wraak op een bepaalde kwelling. Alle van de vier Unzeitgemäße Betrachtungen,die Nietzsche tussen 1873 en 1876 publiceerde, kenmerken zich door hun uitermate strijdlustige karakter en de trefzekere onmiddellijkheid waarmee Nietzsche enerzijds uiting geeft aan zijn idee dat Duitsland aan het eind van de negentiende eeuw cultuurloos is geworden, maar waarmee hij anderzijds de voorwaarde schetst voor een nieuwe cultuur. Duidelijk begeeft Nietzsche zich op beide wegen. Waar hij laat zien dat Duitsland lijdt aan een overvloed van (historische) kennis,waardoor de oorspronkelijkheid verdwijnt, daar laat hij tevens zien hoe wèl vruchtbaar met de geschiedenis kan worden omgegaan. En wanneer hij de eigentijdse invulling van het begrip Bildung - namelijk als het africhten van mensen op de doeleinden van de tijd - bekritiseert, plaatst hij daartegenover aan de hand van Schopenhaner een invulling van Bildung als zelfverwerkelijking. Opvallend is dat Nietzsche eigenlijk nergens in de Unzeitgemäße Betrachtungen langere tijd uitwijdt over abstracte, theoretische zaken. Telkens blijven de beschouwingen hun onmiddellijkheid behouden;het lijkt niet zo te zijn dat hij een bepaalde theorie aan het opbouwen is en naar een conclusie toewerkt. In een nawoord van een vertaling2 zegt F.R.Ankersmit over de Unzeitgemäße Betrachtungen: Hij heeft een afkeer van iedere hypostase, van iedere abstractie die de afstand vergroot tussen het denken enerzijds en het onmiddellijk gegeven-zijn van het leven anderzijds. (...) Bijgevolg ligt de kracht van Nietzches betoog in zijn vertakkingen en niet in de die vertakkingen voedende stam. (...) Slechts het leven kan het leven dienen.Aan het uiteinde van de takken van een boom, daar bevinden zich de Unzeitgemäße Betrachtungen. Daar waar nieuw leven ontspringt en groei plaatsvindt. Deze directheid heeft me zeer getroffen; het boek [16] THAUMA 2001 NUMMER 1
zette me niet aan tot nadenken over de tekst zelf, dat wil zeggen over de eenheid of achtergrond ervan,het leidde eigenlijk in het geheel niet tot een beschouwelijke, op abstracties gerichte houding.Diezelfde directe relatie, die tussen Nietzsches gedachten en de tekst ligt,ontstaat tussen de tekst en de lezer. Je wordt zelf meteen in het geheel betrokken als ik nadenk over het boek leidt dat direct tot nadenken over mezelf en in deze zin is het een maieutisch boek. Onlangs verscheen de hierboven reeds genoemde bundel met daarin vier artikelen over de Unzeitgemäße Betrachtungen. In het vierde artikel van deze bundel stelt Ludwig Geijsen de volgende vraag: “Ligt niet ook aan deze radicale polyfonie, deze volstrekte eigenzinnige stemvoering uiteindelijk een contrapunt ten grondslag?” Geijsen beantwoordt deze vraag bevestigend en legt in zijn artikel een structuur bloot van waaruit het werk van Nietzsche kan worden begrepen. Deze houding die Nietzsches polyfonie in een bepaald kader plaatst,die dus terugvoert van de takken naar de stam van de boom, is min of meer aanwezig in alle vier de artikelen. Het eerste artikel van GerardVisser blijft het dichtst bij de tekst van Nietzsche.Vanuit de notie ‘onrustige verwereldlijking’ schetst Visser de kern van Nietzsches cultuurkritiek. Deze onrustige verwereldlijking ontstaat vanuit een verdringing van een bepaalde ogenblikservaring.Een moment waarop de stem van de uniciteit spreekt en waarin het oneigentijdse in jezelf zichtbaar wordt. Geijsen neemt deze ervaring, die hij een ‘mystieke ervaring’ noemt, als uitgangspunt van zijn artikel. Dit moment van geheel - en zelfzijn wordt uitgelegd als evenwicht tussen het Apollinische en Dionysische.Als de mens, zoals in de Attische tragedie, dit evenwicht bereikt en zo het evenbeeld van zijn oorsprong (het Ureine) wordt,raakt hij in vervoering door deze overweldigende ervaring.Tevens wordt hij echter overrompeld en valt ten prooi aan hybris. Naast deze Dionysische roeservaring is daarom de bedachtzaamheid van het Apollinische noodzakelijk. Bildung zou zorg moeten dragen voor deze balans tussen Rausch en Besonnenheit, tussen Pathos en Distanz. Benjamin Biebuyk legt in zijn bijdrage de nadruk op een heel ander aspect van de Unzeitgemäße Betrachtungen. Hij analyseert het taalgebruik van Nietzsche vanuit het concept van een ‘taal-in-actie’. Achter elk woord moet een aansporing tot een daad staan. In het derde artikel van de bundel laat Herman Siemens zien hoe Nietzsche vanuit zijn besef van de cultuurloosheid in Duitsland aan de hand van de Grieken zoekt naar de mogelijkheden
Nietzsches Cultuurkritiek in de Unzeitgemäße Betrachtungen onder redactie van Gerard Visser
voor het ontstaan van een nieuwe cultuur. De Grieken bieden een model van zoeken en leren in hun vruchtbare omgang met het vreemde, die Siemens een ‘creatieve mimesis’ noemt. Zij maakten zich het beste in andere culturen eigen, niet door loutere nabootsing maar door creatieve toeëigening, en dankzij dit vermogen kon hun samenleving vitaal blijven. Merkwaardig is het nu dat ik nooit een directe tegenstelling heb ervaren tussen deze beschouwelijke interpretaties in de bundel en mijn eigen ervaring van de onmiddellijkheid van de Unzeitgemäße Betrachtungen. Het zou immers voor de hand liggen een tegenstelling te verwachten tussen de aansporende kracht en de strijdlustige directheid enerzijds en het uitdiepen en hiermee gladstrijken van de polyfonie anderzijds.De levendigheid van Nietzsches stem kan verstommen onder druk van een interpretatie die door de tekst heen leest, op zoek naar systematiek of op zoek naar een historische context. In de bundel wordt veel gewezen op verbanden met het [17] THAUMA 2001 NUMMER 1
latere werk van Nietzsche en op verbanden met andere denkers. Gerard Visser wijst er overigens zelf ook op dat bij een dergelijke lezing het gevaar dreigt dat we Nietzsches “(...) vroegste articulaties van zijn gevoeligste intuïties tot een louter voorspel reduceren of zelfs niet meer herkennen.” Er zou dus verwacht kunnen worden dat het concrete en direct stimulerende tegenover het abstracte en beschouwelijke zou komen te staan. Pathos tegenover Distanz. Dit is niet gebeurd; ik heb de bundel ervaren als een verrijking van de Unzeitgemäße Betrachtungen. De artikelen laten op stimulerende wijze mogelijke invalshoeken zien en door de over elkaar schuivende perspectieven ontstaat nieuw zicht op Nietzsche. Dat de tegenstelling niet echt aan de oppervlakte is gekomen betekent niet dat er geen bestaat - deze ligt tussen de bundel en Nietzsche. Waarom is deze tegenstelling niet manifest geworden? Misschien ligt de verklaring in een bepaalde afgeslotenheid van de interpretaties. In de termen van Herman Siemens: de auteurs van de bundel hebben een bepaald zwaartepunt naar boven gehaald en hebben dit zich vervolgens ‘creatief toegeëigend’.In dit ‘toeëigenende moment’ ligt wellicht een verklaring. Maar misschien ligt een betere verklaring wel in de kracht van de stem van Nietzsche zelf, die traditie en theorie weliswaar in zich kan opnemen, maar deze altijd levend weet te houden.Want hierin ligt juist de activerende werking die uitgaat van de Unzeitgemäße Betrachtungen, de unieke onmiddellijkheid van Nietzsches stem zorgt ervoor dat alles,ondanks de aan deze vertakkingen gemeenschappelijke stam, levend blijft. Ledjaar van Houten is student geschiedenis en filosofie
1
G.Visser (red.), Nietzsches Cultuurkritiek in de Unzeitgemäße Betrachtungen, Leidse Wijsgerige Publicaties 3,(Leiden 2000). 2 Over het nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven, vertaling van de tweede Unzeitgemäße Betrachtung door het vertalerscollectief van de Historische Uitgeverij Groningen,1983.
SYMPOSION IMPRESSIE EERSTEJAARSWEEKEND Het bestuur van Symposion
Van links naar rechts: Jaap - Roxanne - Johan - Annelies - David - Maarten - Martin
VRIJDAG 7 SEPTEMBER
Om 14.15 uur hebben we afgesproken in de koffiekamer, om van daaruit gezamenlijk te vertrekken naar kampeerboerderij ‘de Klokkenweide’ in Loon op Zand. Uiteindelijk stappen we met zo’n 15 man de trein in. Bij onze overstap in Rotterdam bemerken we iets te laat dat we twee personen zijn vergeten: die zitten nog in de trein. Uiteindelijk zijn zij sneller in Tilburg en ons gestress over deze situatie is nogal overbodig. Bij aankomst gooit men zijn tassen neer en gaat praten. Praten, praten, praten. Onderwijl wordt het eten bereid in de keuken: heerlijke pastasaus voor de pasta en een lekkere salade.Tijdens het eten gaat het praten door. Heel het weekend gaat het praten door. En wordt er een keer niet gepraat, dan speelt men een kaartspel, tafelvoetbalt, twistert of triviant. Het kennismakingsspel is de gelegenheid om spelenderwijs iedereen iets beter te leren kennen. Naast namen komen ook andere persoonlijke zaken aan het licht. Zo weten we nu de favoriete bezigheden van David: slapen, slapen, en slapen. Bovendien is bekend geworden wat de sleutel is tot een huwelijk met Michel: één dansje op Mahler’s 7e symfonie en je zit gebakken! De sfeer is optimaal en de kennismaking verloopt voorspoedig. Rond middernacht verdeelt men ons in twee groepen die in een geblindeerde bus worden geladen.Aan de rand van het enge duistere Loonse bos worden we gedropt. Naar de grote weg of het bos in? Die keuze is eenvoudig. Alle overwegingen over links of rechts worden niet met behulp van richtingsgevoel maar op basis van het spannend-zijn beslist. Enkel begeleid door de maan en een kleine zaklamp grappen we ons een weg door het donker. Nadat we al applaudiserend een auto met daarin een vrijend stel zijn langsgelopen,wordt de wereld weer door lantaarnpalen verlicht. Is dit Waalwijk of een buitenwijk van Tilburg? Om te vieren dat het – hoe is het mogelijk – [18] THAUMA 2001 NUMMER 1
Loon op Zand is,duiken we een plaatselijke kroeg in.Op weg naar huis komen we groep twee tegen,die net als wij louter door de maan naar huis zijn geloodst. Of was het het verwachte feest in de Klokkenweide dat als een magneet werkte. Het eind van de avond is in ieder geval nog lang niet in zicht. ZATERDAG 8 SEPTEMBER
Regenbui na regenbui.Wat zullen we doen? Enkelen gaan voetballen, anderen doen Triviant, of het woordenboekspel. Eigenlijk willen we ook graag wat van de omgeving zien. Maar we zullen eerst op Ad Verbrugge wachten.Om vier uur is het zo ver. Ad is aangekomen en buiten is het droog. We wandelen door bos en heide richting Loonse en Drunense duinen. Daar aangekomen worden we voor een uitdaging gesteld: over het pad blijven lopen of dwars door de duinen. We kiezen het laatste en dat blijkt een goede keus.We lopen naar het hoogste duin en willen dan graag dat iemand naar beneden rolt. Dit gebeurt! We lopen verder en komen een minispeeltuin van boomstammen tegen: een wip en een evenwichtsbalk. Hier willen we wel wat krachtmetingen doen. Met name Ad en Haroon zien dit wel zitten: eerst de evenwichtsbalk en dan stokwerpen. Dit laatste is zeer vermakelijk, en zelfs even gevaarlijk voor de toeschouwers. ‘s Avonds geeft Verbrugge een lezing. Uitgangspunt is niet zozeer de bespreking van een bepaalde filosoof alswel de vraag naar de filosofie in haar geheel.Bij de Grieken werd het woord ‘sofoi’(wijzen) ook toegekend aan de dichters. Wijsheid blijkt, ook in ons gebruik van het woord,samen te hangen met levenservaring. Centraal in de lezing staat de ontworsteling van de filosofie van de wetenschap. Filosofie is geen opeenstapeling van tijdloze wijsheden die los van het leven van de mens staan.Zij is ook zeker niet subjectief in een relativistische zin, maar
hangt wezenlijk samen met haar voltrekking, zij is er alleen in de daad. Naar Novalis is filosofie ‘eigentlich Heimweh;ein Trieb überall zuhause zu sein.’ Het tweede deel van de lezing spitst zich toe op de thematiek van de aletheia, waarheid, waarbij Verbrugge toewerkt naar enkele motieven uit zijn eigen onderzoek. Waarheid dient niet te theoretisch begrepen te worden, maar wijst primair op de praktische levenssfeer.Waarheid wordt dan gedefinieerd als ‘rechtdoende aandacht’, iets wat etymologisch ondersteund wordt door woorden als ‘verwaarlozing’en de Engelse uitspraak a true friend.
ZONDAG 9 SEPTEMBER
De boer komt controleren en we hoeven de aangebrande pan,die door Sjors en Fieneke met zout,azijn en wijn is schoongekrabd, gelukkig niet te vergoeden. Opruimen, dweilen, inpakken, wegwezen... Hoe is het mogelijk dat we nog tien broden over hebben? Er zijn al plannen voor het volgende eerstejaarsweekend. De verhouding eerstejaars/ouderejaars van één op één bleek geslaagd,dus voor wie er dit jaar niet bij was: volgend jaar zeker meegaan!
SYMPOSION AGENDA DONDERDAG 8 NOVEMBER
DONDERDAG 13 DECEMBER
Niet langer in de Mare, maar wel bij Symposion. Ilja Leonard Pfeiffer, dichter en graecus zal een lezing/voordracht van en over zijn eigen poezië houden. Aanvang 20.00 uur, Ekklesia,Rapenburg 100.
Deze avond zal dr. F. Korsten de film ‘Breaking the waves’ van Lars von Trier bespreken aan de hand van een aantal fragmenten. Dr. Korsten, docent bij de studie literatuurwetenschap, neemt als uitgangspunt voor zijn bespreking de Franse filosoof Gilles Deleuze. Deze filosoof staat vooral bekend om zijn geschriften over het kapitalisme, schizofrenie, Nietzsche, maar ook om zijn onderzoek op het gebied van kunst en literatuur. Aanvang 20.00 uur, Ekklesia,Rapenburg 100.
ZONDAG 11 NOVEMBER
In samenwerking met studentenvereniging Prometheus wordt er een Filosofie & Poezië-wandeling door Leiden georganiseerd. Ken jij al die plekken waar filosofen hebben gewoond in Leiden? Weet jij elke gevel te vinden waarop een gedicht staat? Na vandaag wel. Verzamelen op station Leiden voor de GWK om 11.00 uur. DONDERDAG 6 DECEMBER
Als voorbereiding op de lezing van dr. Korsten op 13 december wordt in Catena (locatatie onder voorbehoud) de film ‘Breaking the waves’ van Lars von Trier getoond. Aanvang 20.30 uur, Catena,Kolfmakersteeg 8.
DONDERDAG 17 JANUARI
De tweede lezing in de reeks alumnilezingen wordt verzorgd door Freek Dirkzwager. Hij studeerde in 2000 af op Hegel. In zijn lezing zal hij met name ingaan op zijn scriptieonderwerp: een kritische integrale uitleg van Hegels ‘Grundlinien der Philosophie des Rechts’. Aanvang 20.00 uur, Ekklesia,Rapenburg 100.
SYMPOSION EINDFEEST IN LVP
Het is alweer een tijdje geleden maar een sfeerschets van het eindfeest willen we je niet onthouden. Van links naar rechts: Nickie - Peter - Stijn - Haroon - Jozien - Jeroen - Marije - Freek - Fenneke
[19] THAUMA 2001 NUMMER 1
AFSCHEID INTERVIEW MET ELISABETH AKKERMAN Anke Casteel en Hermieneke Kalkman
Een zonnige donderdagmiddag in augustus.We hebben een afspraak gemaakt met Elisabeth Akkerman. Het doel van ons gesprek is een profiel van haar te schrijven. Eenentwintig jaar is ze als pro-secretaris verbonden aan onze faculteit. Elisabeth heeft vele gezichten zien komen en gaan en nu staat ze zelf aan de vooravond van haar vertrek:1 november neemt ze afscheid van ons, 16 november nemen wij afscheid van haar. Het blijkt moeilijk om sec over Elisabeth te praten; haar verbondenheid met de faculteit blijkt steeds weer tijdens ons gesprek. Het is meer ‘wij’ dan ‘ik’. En ze is behoedzaam,heeft zich vast voorgenomen om zich op de vlakte te houden.Ze weet alles van iedereen,zoals ze zegt,maar ze laat zich niet verleiden tot te onthullende uitspraken. Toch zijn we blij dat ze af en toe heel indringend tegen ons zegt: “Maar dat mogen jullie niet schrijven hoor”. Het geeft ons het gevoel dat we dichter bij haar komen. Een gevoel dat zich gedurende de avonduren alleen maar versterkt.Als we, na een voortreffelijk diner (restaurant en menu haar keuze!) met voortreffelijke begeleidende wijnen (keuze van het restaurant) huiswaarts keren en haar op haar fiets zien klimmen, zijn we blij dat we de eer hadden dit gesprek met haar te hebben. Elisabeth bedankt! En we zien je heel graag terug in de collegebanken. Elisabeth Maartje Akkerman. Geboren in het NoordHollandse Akersloot (Schermer), in een boerenbedrijf. Haar eerste baan was gastvrouw op vormingscentrum De Haaf in Bergen. Haar zeven jaar jongere broer neemt de boerderij van zijn ouders over, Elisabeth vertrekt naar Amsterdam.Zestien jaar werkt ze op het Centraal Bureau voor Sociaal-cultureel Werk. In 1980 solliciteert ze, met een been in het gips,in Leiden.Bos zit in de selectiecommissie, en ze wordt gekozen uit 36 kandidaten.Ze strijkt neer in het voormalig pand van Wijsbegeerte aan de Witte Singel 71 (nu een gezinsvervangend pension!),een oud en vervallen gebouw. Na een half jaar ziet ze het niet meer zitten, maar een gesprek met Philipse (toen Bets kwam “nog maar aankomend docent”) en het uitzicht op de verhuizing in ’83 naar de nieuwbouw aan het Matthias de Vrieshof doen haar blijven.Nu eenentwintig jaar! Voor Van Haersholte werkte ze zo’n jaar of twee, toen kwam professor De Rijk (ja die van Middeleeuwse Wijsbegeerte,Traditie en Vernieuwing).Over De Rijk praat ze met [20] THAUMA 2001 NUMMER 1
warmte. Er wordt zelfs een foto van hem gehaald. Ons zegt de afgebeelde man niet veel, maar Bets straalt! Na De Rijk kwam Philipse als decaan, daarna Sundholm, Runia, en weer Philipse. Het wisselt steeds. En het is steeds anders, wordt ingewikkelder ook. Bestuur, wervingscommissie, voorlichtingsdagen; overal is Bets bij betrokken. In het verleden heeft ze ook de studentenweekenden georganiseerd, in Schoorl en Beekbergen, maar daar is de klad in gekomen.Ze is blij dat Symposion dit weer heeft opgepakt. Maandagmorgen wordt begonnen met een koffierondje voor de mensen die er zijn. Even een praatje, een kopje koffie en dan start de week.Haar vroegere vormingswerk heeft ze getracht op een bepaalde manier voort te zetten. Geprobeerd om de mensen als een geheel,als een team te laten draaien. “Iedereen is individualistisch bij Wijsbegeerte, dat merk je gauw, dat is filosofen eigen”,zegt Bets. Wij leren dat de functie van pro-secretaris het midden houdt tussen een beleidsmedewerker en een secretaresse. De letterlijke betekenis van de functiebenaming (‘voor de secretaris’) is wat misleidend, want ook de decaan verschaft heel wat werk,zo wordt ons verteld.Naast haar rol als pro-secretaris heeft Elisabeth ook het studieadviseurschap ontwikkeld. Niet professioneel, zoals ze zelf zegt, maar gewoon door en vanuit interesse in de (aankomende) student. “Kennis en ervaring ja, maar kunde, nee hoor”,zegt ze bescheiden. Ze heeft heel wat studenten voorbij zien trekken in die eenentwintig jaar: honderden.Met name de colloquiumstudenten heeft ze intensief begeleid,maar ook de mensen van het inhaalprogramma, de avondstudenten heeft ze, zoals ze zo mooi zegt “allemaal bij zich gehad”. Met een aantal oud-studenten heeft Bets nog steeds contact.Ieder jaar komt er zelfs één de meikersen brengen:al sinds de Witte Singel! Waarom weet ze eigenlijk niet eens meer, maar het is uitgegroeid tot een mooie traditie. Daarnaast zijn er ook die de faculteit bewust mijden:die zijn afgehaakt en vinden het gênant om Elisabeth tegen te komen.Dat merkt ze wel,zegt ze.“Er zijn mensen die met veel moeite een colloquium hebben gedaan en waar ik dan ook weer heel veel tijd in heb gestopt en die dan toch na anderhalf jaar stoppen, dat vind ik doodzonde. Het zit erg in me om mensen te stimuleren, dat vind ik ook heel leuk.En als het dan nog lukt;ja enig”.
Student met de studenten, docent met de docenten
Een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel schrijft ze zichzelf toe. En onzekerheid ook, heel duidelijk.Ze sluit graag compromissen, is conflictvermijdend. Dat gaat wel eens ten koste van jezelf, zo heeft ook Bets door schade en schande geleerd.In ’87 heeft ze een diepe dip gehad. Professionele hulp heeft haar weer op de rails gezet.Maar nog steeds kan ze zich vreselijk ergeren aan mensen die geen tijd voor elkaar nemen. Geen aandacht aan elkaar schenken.Die luisteren naar wat iemand zegt,maar intussen wel doorlezen.Dat kan Bets niet uitstaan en daar zegt ze dan ook wel eens wat van.“Dat pik ik gewoon niet. Je moet iemand aankijken als iemand tegen je praat. In die zin ben ik niet onzeker, ook niet naar docenten. Het scheelt wel van de een met de ander. Ik heb er verschillende keren wat van gezegd als zoiets gebeurt. In mijn vriendenkring ben ik minder resoluut dan hier. Dat heb ik aangeleerd. Je moet je staande houden”. De facultaire borrels vindt Bets het leukst.Vooral die aan het begin, bij de opening van het facultaire jaar, met de komst van de eerstejaars.“Maar ook een dissertatie die binnen de faculteit wordt afgerond, dat is dan ook een stuk van ons, van mij”,zegt Bets.“Dan ben je heel erg blij met elkaar.” Maar een familiegevoel? Nee, dat weer niet. Bets heeft met iedereen wel een band,daar heeft ze heel erg aan getrokken. Dat heeft ze, ook vanuit haar achtergrond als vormingswerker, als een uitdaging gezien. Haar band met de faculteit blijkt sterker dan haar band met de universiteit.Als we haar vragen wat de Diesviering voor haar betekent zegt ze, na een lange denkpauze bedachtzaam: “De Diesviering is een memorabel moment voor de universiteit: en het leukste is het natuurlijk als één van onze eigen docenten een verhaal gehouden heeft,daar ben je dan ook echt trots op.Vooral als je iedereen nog hoort zeggen:goh,dat deed hij goed. Dat is leuk”.Maar zelf gaat ze er niet meer naar toe,“Het is namelijk ook een vrije middag”,zegt ze gedecideerd! De intrede van de computer was een gruwel voor Elisabeth. Computers,video, ze vindt het maar niks. Ze heeft nog maar pas een koffiezetapparaat in huis. Onlangs hoorde ze dat er een officiële medische term bestaat voor haar euvel: knoppenangst (bedankt Jozien!).Het toppunt van masochisme noemt Philipse dan ook haar voornemen een computer te kopen als ze ophoudt met werken. In het Volkshuis is er een cursus voor ouderen, heeft ze gehoord.En in Kasteel Oud-Poelgeest in Oegstgeest gaat [21] THAUMA 2001 NUMMER 1
ze deelnemen aan de cursus ‘Afscheid van Werk’. Daar heeft ze echt zin in.Oud-Poelgeest is letterlijk twee straten van haar huis vandaan,maar de cursus is intern,dus ze blijft er lekker slapen! Bets is gek op reizen. In Kenia was ze, in Libanon en Syrië, in Turkije, in Canada, maar ook de Griekse eilanden hebben haar hart gestolen. De volgende grote reis? Bets lacht veelbetekenend, maar kan ons daar nog niets over zeggen, houdt ze ons voor. Ook fotografeert ze graag.De Kenia-foto’s die her en der op de faculteit hangen zijn van haar oog en hand. Haar foto’s hebben tien jaar in de Koffiekamer gehangen, toen waren de koffiedames ze zat.Misschien gaat ze nog eens exposeren. Al jaren speelt ze met veel plezier piano. Chopin,Mozart, Beethoven,Bach.Ze heeft een prachtige piano:een nalatenschap van haar moeder waar ze zielsgelukkig mee is. Haar moeder heeft nog gehoord hoe ze er in haar huis in Oegstgeest op gespeeld heeft. Daar is ze erg dankbaar
voor. Van haar achtste tot haar veertiende heeft ze les gehad,daarna is ze zelf doorgegaan.Heeft zelfs balletlessen begeleid toen ze in het vormingswerk zat. Wanneer we haar vragen nog iets verrassends over zichzelf te vertellen horen we dat Bets erg van dansen houdt. Ze heeft vroeger in een folkloristische dansgroep uit haar geboortestreek gezeten. En daar heeft ze ook nogal mee gereisd, onder andere naar Zuid-Afrika. In 1960, een rondreis van 6 weken. Met ruim 200 jongeren uit 7 Europese landen. Afscheid? “Moeilijk.Tranen. Ik laat me verrassen. Ik laat het heerlijk over me heen komen”. Het gevoel van afscheid nemen omschrijft ze als heel dubbel:“Ik zal het vreselijk missen,echt, maar er zal ook een enorme druk van mijn schouders gaan.Niet meer het idee hebben dat je iets moet”. Het meeste zal ze het contact met de studenten en de docenten missen. “Mijn werkhouding is altijd geweest:ik ben student met de studenten en docent met de docenten.Ik heb nooit het gevoel dat ik een stuk
ouder ben dan jullie, ik zit altijd op het gevoel van gelijke leeftijd.Dat heb ik door de studenten geleerd,maar ik wil het ook graag,in meerdere leeftijdsgroepen je plaats houden”. Of we haar na 16 november nog eens terugzien? Ze lacht:als afscheidscadeautje heeft ze, als grapje schatert ze, gevraagd de mogelijkheid te krijgen om alle colleges bij te gaan wonen.Doen Bets,gewoon doen! Op 16 november nemen we afscheid van haar.Wie voor die tijd nog alles wil weten over het verschil tussen de kuiten van De Rijk en van Van Dijk, over de nieuwe schoenen van Verbrugge, de korte broek van Philipse of de manier van lopen van Sleutels, die moet nog gauw langsgaan bij Bets, want daarover mogen we niets schrijven van haar. En reserveer alvast in uw agenda:groot Faculteitsfeest ter ere van Bets afscheid:vrijdag 16 november, 20.30 uur!
vervolg van pagina 13
De muis is slechts ge-, of misschien wel misbruikt door de mens. Daarom bestaat er ook zoiets als een proefdierenethiek.Wat betreft de vraag waar de grens ligt van een verantwoorde toepassing: de mensheid heeft natuurlijk wel baat bij een dergelijke ontwikkeling,zij is ook antropocentrisch ingesteld.Het probleem is dat dierenleed dat door toedoen van de mens ontstaat veel te vaak over het hoofd wordt gezien. “Zodra de mens op aarde komt, loopt de visstand terug”, schertst Philipse. Ook problemen zoals BSE en voedselproductie dienen zijns inziens op de ethische agenda te worden geplaatst.“Naar mijn idee is de mens een uit de hand gelopen roofaap”.
wapens vormen al enige tijd een ernstige bedreiging voor de mensheid en onlangs heeft een Italiaanse arts de wereld laten weten dat hij de eerste mens wil klonen.Hij zou in zijn onderzoek worden gesteund door Ghadaffi.Wat vindt u van deze ontwikkelingen? Volgens Philipse zou de filosoof zich niet moeten bezig houden met de internationale politieke sfeer. Het indammen van dergelijke gevaren moet vooral gebeuren via de politiek en via juridische instrumenten zoals internationale verdragen die biochemische wapens moeten verbieden. De filosoof heeft hierop, aldus Philipse, in het algemeen weinig invloed.
Is de hele sfeer rondom het fenomeen genetische manipulatie niet volkomen overtrokken? Op deze vraag antwoordt Philipse negatief. “Er zijn genoeg vraagstukken op het gebied van de genetica die interessant zijn voor de filosoof. Denk hierbij aan de voorspelling van ziektes en genetisch materiaal”.De filosoof heeft op het gebied van genetische manipulatie niet de taak om overhaaste visies te formuleren; hij zou daarentegen juist moeten werken aan een categorisering van de verschillende problemen die er bestaan op dit gebied en deze probleemstellingen waar mogelijk verhelderen. Biochemische oorlogvoering en reproductief klonen maken hun opmars ook in de internationale politieke sfeer. Biochemische [22] THAUMA 2001 NUMMER 1
1
Een personage (gewetenloze wetenschapper) uit Olivier B. Bommel en Tom Poes van Marten Toonder. 2 Gert-Jan van Ommen wijst ons op het boek Dragons from Paradise van wetenschapper/filosoof Carl Sagan dat ook op dit aspekt van ‘griezelen’ingaat.
RECENT VERSCHENEN E.P. Bos and S. Read,Consepts. The Treatises of Thomas of Cleves and Paul of Gelria. An Edition of the Tracts with a Systematic Introduction. Louvain-Paris (Éditions Peeters) 2001,pp. xii + 148. Wijsgerig Perspectief onder redactie van Prof. dr H.J. Adriaanse. met als onderwerp Augustinus. Met bijdragen van Prof. dr D. Th. Runia en dr E. P. Bos, dr E. P. Meyering en dr A.Goudriaan. G. Visser (red.), Nietzsches Cultuurkritiek in de Unzeitgemäße Betrachtungen, Leidse Wijsgerige Publicaties 3, (Leiden 2000). [Alleen verkrijgbaar bij het secretariaat van de faculteit]
E.P. Bos, The Summa In omni doctrina? (MS Munich, Bayerische Staatsbibliothek, CLM 14458, fols. 29ra-39rb), Epistemology in Semantics. An Anonymous Early 13th Century Manual of Dialec tic. Edition and Introduction, Louvain-Paris (Éditions Peeters) 2001,pp. xii + 160.[nog niet verschenen]
Heeft u ook berichten voor deze rubriek? Stuur ze aan de redactie, zodat ze in het volgende nummer geplaatst kunnen worden.
FILOSOFIE & INTERNET Op het internet zijn er veel leuke en informatieve webpagina’s te vinden met on-line teksten (meestal in het Engels),met vaak ook foto’s, schilderijen van filosofen en andere (neven)info voor de (studerende) filosoof. Er is wel iets te vinden over elk denkbaar filosofisch onderwerp. Niet alle internetpagina’s bieden echter informatie van een zelfde kwaliteit. Veel pagina’s bieden slechts summiere basisinformatie. Toch is het internet heel nuttig - niet alleen voor het vinden van algemene wijsgerige informatie over een bepaald onderwerp maar ook voor verdiepend onderzoek zoals het verzamelen van literatuur voor scripties en D2 of D3 werkstukken. Er zijn hier en daar goede bibliografieën te vinden betreffende bepaalde filosofen of stromingen. Hieronder volgt een kleine greep uit de filosofie-internetsites: ALGEMENE ZOEKMACHINES • Noesis Philosophical Research On-line http://noesis.evansville.edu/ ☞ heel goede zoekmachine voor online teksten over een filosoof of een bepaald filosofisch onderwerp). • Hippias - http://hippias.evansville.edu/ FILOSOFISCHE INTERNETENCYCLOPEDIEËN EN LEXICONS Heel handig zijn de internetencyclopedieën.Ze bieden degelijke en vaak ook uitgebreide informatie over filosofen,begrippen en stromingen. • The Internet Encyclopedia of Philosophy http://www.utm.edu/research/iep/ • Stanford Encyclopedia of Philosophy http://plato.stanford.edu/ ☞ geeft ook uitvoerige bibliografische informatie. • Phillex.de - Lexicon der philosophie http://www.phillex.de/index.htm • Philosophen und Logiker http://www.philosophenlexikon.de/index-kk.htm FILOSOFISCHE E-TEXTS (GRATIS ONLINE TEKSTEN) Er zijn pagina’s te vinden die zich specialiseren in het (gratis) aanbieden van on-line filosofische publicaties: [23] THAUMA 2001 NUMMER 1
• Electronic Texts in Philosophy http://www.epistemelinks.com/Main/MainText.asp • The Internet Classics Archive - http://classics.mit.edu/ • Christian Classics Ethereal Library - http://ccel.wheaton.edu/ • Perseus - http://www.perseus.tufts.edu/ ☞ authentieke teksten in het Grieks en Latijn. Er worden teksten aangeboden uit de antieke filosofie tot en met de renaissanceperiode. Indien je bijvoorbeeld een standaardwerk zoals de ‘Kritik der Reinen Vernunft’ wenst te vinden in de oorspronkelijke taal dan kunt u het beste naar een pagina gaan die alleen over Kant gaat. LECTURES,TEXTS ON-LINE • Text Outlines - http://www.xula.edu/~rberman/textoutl.htm ☞ Alle teksten hebben betrekking op ethiek. • People with online papers in philosophy http://www.u.arizona.edu/~chalmers/people.html ☞ goede links naar veel verschillende onderwerpen zoals ph. of mind,ph.of biology, ph.of science, ethics, etc. • Lectures - http://stripe.colorado.edu/~morristo/lectures.html ☞ voornamelijk metafysica,ontologie, godsbewijzen,maar ook over mystiek. ALGEMENE FILOSOFIEPAGINA’S • Philosophers Alphabetical Index http://users.ox.ac.uk/~worc0337/philosophers.html • Philosophy In Cyberspace - http://wwwpersonal.monash.edu.au/~dey/phil/ ☞ goede links • Guide to Philosophy on the Internet http://www.earlham.edu/~peters/philinks.htm ☞ een van de meest uitgebreide pagina’s met goede links HUMOR EN FILOSOFIE • Profession Jokes [over de filosoof] http://www.geocities.com/CapeCanaveral/4661/projoke70.htm • Philosophical humour - http://www.u.arizona.edu/~chalmers/phil-humor.html
TWEE BEELDEN VAN DE BOOM Descartes schrijft aan Picot, die de Principia Philosophiae in het Frans vertaalde:“Ainsi toute la philosophie est comme un arbre, dont les racines sont la Métaphysique, le tronc est la Physique, et les branches qui sortent de ce tronc sont toutes les autres sciences…”. (zie uitgave van Adam en Tannery, IX, 14) Wij vragen, om bij dit beeld te blijven: In welke bodem vinden de wortels der filosofie hun houvast? Uit welke grond ontvangen de wortels en daarmee de gehele boom hun voedende sappen en krachten? Welk element doortrekt,in deze grond,deze bodem verborgen, de dragende en voedende wortels van de boom? Waarin rust de metafysica – waarin roert zij zich? Wat is de metafysica, wanneer we haar van haar grond uit bezien? Wat is dat toch eigenlijk in de grond: metafysica?
Uit: Martin Heidegger,Wat is metafysica?,Tiel/Utrecht (Lannoo) 1970, p.54 (vertaling Maarten van Nierop)