Symbolen in de Sint-Joriskerk Antwerpen
1
Symbolen in de Sint-Joriskerk De betekenis van de meest voorkomende symbolen in christelijke kerken is niet meer evident voor bezoekers vandaag. Architecturale ruimte, spel van licht en donker, liturgische voorwerpen, heiligenbeelden, bijbelverhalen geschilderd en gebrand als een vorm van 'aanschouwelijke catechese ‘ Wat heeft het ons nog te vertellen? Wat brengt je hier? Wat verwacht je? Wat verlang je' Voor sommigen doet deze ontdekkingstocht wellicht een (altaar)belletje rinkelen, voor anderen brengt hij misschien enig licht in de duisternis van eeuwenoude tradities. We hopen dat deze toelichting u wat kan helpen om de rijke betekenis van de christelijke symboliek in taal en teken te (her)ontdekken Pastoor Paul Scheelen- Frieda Claeys. (heel wat inspiratie vonden we bij kerkne.be)
SYMBOOL Symbool is afgeleid van het Griekse ‘sumbolon’ en ‘sumballo’, met de betekenis van ‘herkenningsteken’ en ‘bijeen leggen’. Het ‘symbool’ was een in twee scherven gebroken voorwerp, waarvan twee personen ieder een stuk bewaarden; ieder van de twee stukken die in elkaar pasten, diende om de identiteit van de toonder te bewijzen. Zo verwijst het symbool naar een andere werkelijkheid, en niet zoals een attribuut naar de eigenheid van een bepaalde persoon. Het symbool is ook een herkenningsteken, zoals het kruis verwijst naar het christendom, de Davidster naar het jodendom en de halve maan naar de islam. In deze tekst wordt de voornaamste betekenis van de meest voorkomende symbolen in onze kerken verklaard aan de hand van de bijbelteksten waarop ze betrekking hebben of vanuit de christelijke traditie.
ALFA EN OMEGA De alfa en de omega, de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet, verwijzen naar Christus die in een visioen aan Johannes zegt: ‘Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde’ (Apokalyps 22,13). De letters komen ook samen voor met het Christusmonogram Chi-Rho. Zie ook bij Christusmonogram.
2
ALTAAR
Catacomben Cubiculum
Het altaar symboliseert Christus. Daarom kust en bewierookt de voorganger het altaar. In de eerste eeuwen werd de eucharistie gevierd in een huis aan de eettafel, waardoor de naam ‘huiskerk’ ontstond: ‘Dagelijks braken zij bij iemand aan huis het brood, gebruikten samen hun maaltijd in blijdschap en eenvoud van hart’ (Handelingen 2,46). Op de verjaardag van de sterfdag van een martelaar werd de eucharistie gevierd in de catacomben op het boogbankgraf (arcosolium), gevormd door een boog boven het graf, in een kleine kamer (cubiculum).
Drie hoofdtypes Vanaf de bouw van de kerken ontstonden drie altaartypes: het massieve altaar, het grafaltaar en het tafelaltaar. Ze staan elk symbool voor een theologische zienswijze op het wezen van de eucharistieviering. Alle altaartypes en hun varianten hebben altijd naast mekaar bestaan. Het massieve altaar is het oudste type maar wordt nog in vele hedendaagse kerken opgericht. Het verwijst naar Christus als de rots: ‘Heer, mijn rots, mijn vesting en bevrijder, mijn God, steenrots waarop ik vlucht’ (Psalm 18,3). Tijdens de tocht door de woestijn ‘dronken zij allemaal van dezelfde drank, want zij dronken uit een geestelijke rots die met hen meetrok, en die rots was Christus’ (1 Korintiërs 10,4). Op of bij het altaar staat het licht als symbool van Christus, ‘het Licht van de wereld’. Zie ook bij Kaars en Licht. Het grafaltaar is het symbool van Christus’ dood. Het bestaat uit een sarcofaag, met of zonder een uitbeelding van de gestorven Christus of de Graflegging: ‘Jozef van Arimathea nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen, legde het in een nieuw graf, dat hij in de rots had laten uithouwen’ (Matteüs 27,58-60). Het grafaltaar is geïnspireerd op het graf van de martelaren in de catacomben. Het gebruik ontstond van een altaarsteen met enkele relieken van martelaren in het bovenblad van het altaar te plaatsen. Het tafelaltaar symboliseert de maaltijd des Heren, waar Christus ons allen als zijn gasten uitnodigt. De eucharistische maaltijd verwijst naar het Laatste Avondmaal en is ook de voorafbeelding van het eeuwige gastmaal waar de Heer zelf zal rondgaan om te bedienen (vgl. Lucas 12, 37). Overeenkomstig de liturgische hervorming heeft het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) de voorkeur gegeven aan het tafelaltaar, gekeerd naar of middenin de gemeenschap opgesteld. 3
Het Concilie van Trente (1545-1563) verplichtte ertoe het tabernakel op het altaar te plaatsen. Bij het invoeren van het tafelaltaar wordt meestal het vroegere altaar gebruikt als Heilig-Sacramentsaltaar met het tabernakel, waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard Met de heropleving van de martelaren- en heiligencultus door de Katholieke Hervorming. werd het grafaltaar uitgebouwd tot het weelderig barokke portiekaltaar. Het bestaat uit een grafaltaar en een portiek van kolommen en een bovenstuk als een doorkijk op een schilderij of een beeldhouwwerk zoals de verrijzende Christus, de tenhemelopneming van Maria, de incarnatie…. Een portiekaltaar symboliseert de overwinning van het leven op de dood, de doortocht van het aardse leven naar de hemelse heerlijkheid. Op de grote feestdagen werd het grafaltaar versierd met een rijkelijk geborduurd voorhangsel (antependium).
AMBO of LEZENAAR Onder invloed van de vernieuwing van de liturgie sinds het Tweede Vaticaans Concilie is de ambo weer in gebruik geraakt. Net als in de vroeg-christelijke tijden worden tijdens de Dienst van het Woord de teksten van de Bijbel van op de ambo voorgelezen of gezongen en wordt er ook gepreekt.
Een kansel of preekstoel is een verhoogde plaats in kerken, van waaraf de geestelijke een preek hield. Het woord stamt uit het Latijn cancelli en betekent "traliewerk" of "hek". In de vroegere periode van het christendom diende een kansel als preekgedeelte die een barrière vormde tussen het schip van de kerk en het altaar, vaak hoog gebouwd en voorzien van monumentale versieringen. Vaak werd de preekstoel, zoals hier, om redenen van akoestiek overdekt met een klankbord. De kansel bleef ook na de reformatie bestaan in protestantse kerken. In Oosters-Orthodoxe Kerken is het vaak een laaggeplaatst platform. Door terug te grijpen naar de oorspronkelijke verkondigingstraditie van de oude kerk wordt de preekstoel niet langer gebruikt.
4
ANKER Het anker wordt reeds veelvuldig gebruikt in de catacomben als het symbool van de hoop, ‘het veilige en vaste anker voor onze ziel’. De vissen zijn de gelovigen, die zich vastklampen ‘aan de hoop op wat voor ons ligt’ (Hebreeën 13,18-19). Het anker wordt ook gebruikt als kruis. Zie ook bij Kruis.
AS De as heeft in de bijbel de betekenis van vergankelijkheid maar ook van rouw, vernedering, boetvaardigheid, vrijwillige straf en bekering: uit de verbrande as ontstaat nieuw leven. Op Aswoensdag wordt as, afkomstig van palmtakken die op de vorige Palmzondag werden gezegend, op het hoofd aangebracht, als inzet van de Veertigdagentijd: ‘je bent stof, en tot stof keer je terug’ (Genesis 3,19) of “Ga staan onder het visioen van het evangelie”..
AUREOOL De aureool is een gouden licht- of stralenkrans die het hoofd omgeeft als symbool van heiligheid: ‘Nu wacht mij de krans der gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op die dag, en niet alleen aan mij maar aan allen die met liefde hebben uitgezien naar zijn verschijnen” (2 Timoteüs 4,8). De aureool rond het hoofd van Christus heeft steeds een tekening van het kruis. Bij de kroning van Maria zetelt zij op dezelfde bank van Christus, als symbool van haar hoge waardigheid.
BOEK – BOEKROL In de joodse traditie betekende het boek van het leven het boek waarin God de namen van de levenden schreef, vooral van de rechtvaardigen en allen die tot het volk van God wilden behoren. Wie zondigt wordt uit het boek geschrapt en zal sterven. Het Nieuwe Testament ziet het als het boek dat de namen bevat van hen die op de voleinding van de wereld deel zullen hebben aan het eeuwige leven. Jezus zegt aan de tweeënzeventig die om te prediken werden uitgezonden: ‘verheug je omdat jullie namen staan opgetekend in de hemel’ (Lucas 10,20). Paulus zegt dat de namen van zijn medewerkers staan in het boek des levens (vgl. Filippenzen 4,3). Volgens de Hebreeënbrief staan in de hemel de namen ingeschreven van hen die in de vervolging niet zijn bezweken (vgl. 12,23). 5
Wie Christus toebehoort staat in het boek van het leven van het Lam dat geslacht is en die zullen binnenkomen in het nieuwe Jeruzalem (vgl. Apokalyps 13,8; 17,8; 21,27). Het boek wordt gehouden door Christus als de Pantocrator, de Albeheerser. Totaal anders is de betekenis van het boek of de boekrol, gedragen door vele heiligen. Hier wordt verwezen naar de Thora, naar de bijbel, naar de inspiratie van waaruit zij leefden. Luc 4,17: ‘Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan’. Dit is vooral duidelijk bij de evangelisten of hun symbolen die verwijzen naar het evangelie. Zie ook bij Eucharistie: Lam Gods; Evangelisten.
CHRISTUSMONOGRAM De Chi- Rho of PX is het oudste Christusmonogram en wordt gevormd door de Griekse letters X (Chi) en P (Rho), de eerste letters van het Griekse ‘Christos’, de ‘Gezalfde’. Het werd gebruikt sedert de godsdienstvrede van keizer Constantijn in 313, als een zegeteken waaraan hij de overwinning op zijn tegenstrever Maxentius toeschreef. Soms is het monogram omgeven door een zegekrans. IHS met kruis boven de H ontstond in de middeleeuwen naast de Chi-Rho, en werd overgenomen en verspreid door de Jezuïeten. De letters IHS zijn de eerste letters van de Griekse naam voor Jezus, maar kregen de betekenis in het Latijn van ‘Jesus Hominum Salvator’, ‘Jezus Verlosser van de mensen’.
DOOPKAPEL De doopkapel is normaal gelegen achteraan in de kerk als symbolische aanwijzing dat de doopleerling eerst het sacrament van het doopsel moet ontvangen vooraleer deel te nemen aan de eucharistieviering van de gemeenschap: ‘Ga, en maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’ (Matteüs 28,19). Het doopsel is een initiatiesacrament waardoor de dopeling deel uitmaakt van het lichaam van Christus, de Kerk. Paulus schrijft aan de Romeinen: ‘Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding’ (6,4-5). In de eerste eeuwen was de doopkapel, het baptisterium, een afzonderlijk gebouw buiten de kerk. De doopleerlingen werden daar gedoopt tijdens de Paaswake door onderdompeling in een dieper gelegen waterbassin, wat later is vervangen door het overgieten met water boven de doopvont. De doopkapel is soms vervangen door een afgesloten hoek van het kerkgebouw. 6
DRIEËENHEID-SYMBOLEN De driehoek is een oud symbool van de goddelijke Drieëenheid: Vader, Zoon en heilige Geest, die een eenheid vormen en gelijk zijn. De cirkel, die de driehoek omgeeft, symboliseert de eeuwigheid van God. In de driehoek staat de naam van God in Hebreeuwse letters of een oog, symbool van het alziende oog van God: ‘Pas op dat jullie je gerechtigheid niet doen voor het oog van de mensen...maar als jij barmhartig bent en bidt, doe het in het verborgene...en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen’ (Matteüs 6,1-6). Later werd het alziende oog als een afschrikmiddel aangezien. De drie goddelijke personen hebben ieder hun eigen symbool: de Vader als Schepper met de aardbol bekroond met het kruis, de Zoon als Verlosser van de wereld met het kruis, de heilige Geest gesymboliseerd door de duif.
DUIF De duif is het symbool van de heilige Geest: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde...en de geest van God zweefde over de wateren’ (Genesis 1,2). De duif met de olijftak, ontleend aan het verhaal van de zondvloed (Genesis 8), is het beeld van de ziel die tot het eeuwige leven is overgegaan. Ze is ook het symbool van de vrede. Bij de aankondiging van de geboorte van Jezus zegt de engel Gabriël aan Maria: ‘Heilige Geest zal op u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overdekken’ (Lucas 1,35). Bij de doop van Jezus in de Jordaan: ‘opende zich de hemel en daalde de heilige Geest in lijfelijke gedaante als een duif op Hem neer; er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn vreugde vind’ (Lucas 3,21-22). De heilige Geest, de liefde van God, is de patroon van de caritas, de liefdadigheid. In navolging van de ‘Ospidale San Spirito’, het eerste grote hospitium in Rome, kozen onze oudste caritatieve instellingen de heilige Geest als patroon, zoals de Heilige Geesthuizen en de Tafels van de Heilige Geest of de Armendis, wat o.a. nog te zien is aan hun gevel of meubilair. De twaalf duiven op het kruishout verbeelden de twaalf apostelen, die hun kracht vinden in het kruis van Christus. In zijn brief aan de Galaten somt Paulus de vrucht van de Geest op: ‘liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (5,22).
7
ENGELEN Van oudsher drukken zij beeldend uit wat onzegbaar is en het leven overstijgt. Zij zijn boodschappers van God, Godsgezanten, bemiddelaars, wakers en wachters die ons beschermend “onder hun vleugels” nemen en begeleiden op onze levensweg.
Engelen nodigen ons uit, heten ons welkom en wijzen de weg naar het Levenslicht dat optilt uit het banale bestaan.
8
EUCHARISTIE-SYMBOLEN De natuur en de menselijke arbeid worden betrokken in het mysterie van de eucharistie omdat ze symbool staan voor de dankbaarheid om de ontvangen goede gaven en de samenwerking van de mens met de Schepper. In de eucharistieviering bidt de voorganger bij de bereiding van de gaven: ‘Uit uw milde hand hebben wij het brood en de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde en van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak ze voor ons tot brood en bron van eeuwig leven’. Bij het mengen van de wijn met water bidt hij: ‘Water en wijn worden één. Gij deelt ons mens zijn en neemt ons op in uw goddelijk leven.’ De vis met het broodmandje is het oudste symbool van de eucharistie, waarin Christus zich uitdeelt als het levende brood. Hier liggen vijf broodjes in de mand, zoals bij het verhaal van de broodvermenigvuldiging bij Marcus (6,3044). Zie ook bij Vis. De mand met broden en vissen is ook afgeleid van de broodvermenigvuldiging, maar zowel de Byzantijnse mozaïeklegger als de hedendaagse kunstenaar beelden hier vier broden en twee vissen uit, alhoewel Marcus spreekt van vijf broden en twee vissen. Hiermee willen zij symbolisch verwijzen naar het vijfde brood, het eucharistisch brood op het alt aar of in het tabernakel. Het Laatste Avondmaal is de meest gebruikte verwijzing naar de eucharistie. De Emmaüsgangers zijn de twee leerlingen die na de dood van Christus ontgoocheld naar huis terugkeerden, Hem op hun tocht ontmoetten en Hem erkenden bij het breken van het brood (vgl. Lucas 24,13-35).
Het tabernakel, een kleine versierde kast, dient voor het bewaren van het Allerheiligste, de geconsacreerde hosties, om ze te dragen naar de zieken en stervenden, of als bron van meditatie voor de gelovigen. Het tabernakel is het symbool van de aanwezigheid van Christus, zoals in de tempel, de Ark van het Verbond, de heerlijkheid van God aanwezig bracht. 9
Brood en korenaren, druiven en wijnstok: Jezus zei: ‘Ik ben het brood om van te leven’ en ‘Ik ben de ware wijnstok’ (Johannes 6,35;15,1). ‘ Tijdens de maaltijd nam Jezus een brood, sprak de zegenbede uit, brak het, gaf het aan zijn leerlingen en zei: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam. Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: ‘drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond, voor velen uitgeschonken tot vergeving van zonden’ (Matteüs 26,26-28). Veel monstransen, waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld, zijn versierd met dergelijke motieven. Het Lam Gods verwijst naar Christus die als een offerlam zijn leven geeft voor de redding van de wereld. Toen Johannes de Doper Jezus zag aankomen zei hij: “Daar is het lam van God, degene die de zonde van de wereld wegneemt” (Johannes 1,29). Het lam opent het Boek van het Lam met de zeven zegels, omdat het met zijn bloed alle stammen en volken en talen voor God heeft gemaakt tot een koninklijk geslacht van priesters (vgl. Apokalyps 5,9-10). De kelk en hostie dienen voor de viering van de eucharistie. De Pelikaan is de vogel waarvan men dacht dat, wanneer er voedseltekort was, hij zijn jongen voedde met zijn eigen bloed. Het Lam Gods stort zijn bloed uit in de kelk, en draagt het kruisvaandel. In tegenstelling met het manna in de woestijn noemt Jezus zich het levende brood dat uit de hemel is neergedaald om van te leven in eeuwigheid, terwijl zij die in de woestijn het manna hebben gegeten toch gestorven zijn (vgl. Johannes 6,26-50). De Ark van het Verbond werd in het Oude Verbond beschouwd als de troon van Gods aanwezigheid, en wordt in het Nieuwe Verbond het symbool van Christus’ aanwezigheid door het eucharistisch brood.
10
EVANGELISTEN-SYMBOLEN De symbolen van de evangelisten zijn ontleend aan het visioen van het hemelse hof, waar voor de troon de vier gevleugelde dieren staan die, als op de aarde levende wezens, de stoffelijke wereld vertegenwoordigen (vgl. Apokalyps 4,1-8). De symbolen houden verband met het begin van de vier evangelies. Ieder dier heeft een boekrol bij zich. Leeuw, een woestijndier: Marcus vangt aan met Johannes de Doper en Jezus in de woestijn (1,1-15). Stier, een offerdier in de tempel: Lucas begint met de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper, de zoon van Elisabet en Zacharias, priester in de tempel (1,5-25). Adelaar, een hoog vliegende vogel: Johannes opent zijn evangelie met een verheven theologisch proloog (1,1-18). Mens : Matteüs begint met de menselijke stamboom van Jezus (1,1-17).
HAAN De haan op de toren symboliseert Christus, die de nieuwe dag van het geloof doet aanbreken. Maakt ons attent op waakzaamheid en het vooruitzien: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God’ (Lucas 9,62). De haan roept ook de verloochening van Petrus tijdens het proces van Jezus op: ‘Petrus herinnerde zich wat Jezus gezegd had: ‘Voordat de haan kraait, zul je Me drie keer verloochenen.’ Hij ging naar buiten en huilde bittere tranen’ (Matteüs 26,75).
HARP – MUZIEKINSTRUMENT De harp is het symbool van de kerkmuziek. Het Hebreeuwse woord nebel betekent luit, maar werd in het Nieuwe Verbond vertaald door harp. Het instrument werd vooral gebruikt in de eredienst voor het begeleiden van de psalmen: ‘Zing een lied en speel op de beltrom, op strelende harp en citer’ (Psalm 81,3). De helft van de 150 psalmen worden aan koning David toegeschreven. Sint-Cecilia is de patrones van de kerkmuziek geworden. Zij wordt met een harp of een ander instrument afgebeeld. David en Cecilia met hun instrument staan ook veel uitgebeeld op het orgel. 11
HART Het brandende hart met de doornenkroon en het kruis symboliseert de liefde van Christus die zich tot het uiterste heeft gegeven. De stralennimbus verwijst naar de heerlijkheid waarin Hij na zijn kruisdood is opgenomen. Door de mystieke verschijning van Jezus aan de H. Margaretha Maria Alacoque (+1690) in het klooster van de Visitandinnen te Paray- le-Monial in Bourgondië, werd aan de verering van het Heilig hart in de middeleeuwse mystiek een nieuwe uitstraling gegeven. De devotie werd vooral gesteund door de Orde van de jezuïeten en bereikte een hoogtepunt in de 19de eeuw en van de eerste helft van de 20ste eeuw.
HERT en HINDE De bijbel gebruikt het hert of de hinde als het beeld van de gelovige die zoekt naar God: ‘Zoals een hinde om waterstromen schreeuwt, zo schreeuwt mijn keel naar U, God’ (Psalm 42,2).
KAARS en LICHT De bijbel duidt meermaals God aan als het licht. ‘God is licht’ schrijft Johannes (1 Joh 1,5). Met Jezus ‘was er het ware licht, dat elke mens verlicht’ (Johannes 1,9). Jezus noemt zich ‘het licht van de wereld.’ en wie Hem volgt ‘gaat zijn weg niet in de duisternis, maar zal het ware levenslicht bezitten’ (Johannes 7,12). Aan zijn volgelingen zegt Hij: ‘Jullie zijn het licht van de wereld…men plaatst een lamp op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn’ (Matteüs 5,14-15). De christen ontvangt het licht van Godswege en geeft het door in woord en daad. Het licht is ook het symbool van de christenen die ‘licht zijn door de verbondenheid met de Heer, en leven als kinderen van het licht’ (Efeziërs 5,8). Daarom ontvangt de gelovige bij bijzondere levensmomenten een kaars. Christenen ontsteken graag een kaars, als gebed van dank of om de voorspraak van de heilige, die het licht van Christus heeft beleefd en uitgestraald. Opgehangen in het koor of staande bij het tabernakel brandt de Godslamp of het eeuwige licht als teken van de eucharistische aanwezigheid van Christus en de waakzaamheid van de christenen: ‘Houd je lampen brandend’ (Lucas 12,35). Kaarsen worden gewijd op Lichtmis (2 februari), het feest van de Opdracht van Jezus in de tempel, waarbij Simeon Hem 12
noemt: ‘een licht dat een openbaring zal zijn voor de heidenen en een glorie voor uw volk Israël’ (Lucas 2,32). Het licht geeft warmt e en maakt blij, geeft uitzicht en hoop, doet leven en omgeeft de dingen met heerlijkheid. Zie ook Paassymboliek en Zon.
KERKARCHITECTUUR De eerste kerken nemen de vorm aan van de antieke basiliek: een breed middenschip met vooraan een verhoog en met één of twee zijbeuken. Met de grote Romaanse abdijkerken en de gotische kathedralen ontstaat een plan bestaande uit een middenschip met een hoogkoor, twee of vier zijbeuken en een kruisbeuk, waardoor het gebouw de vorm van een Latijns kruis aanneemt. Het hoogkoor wordt het symbool van het hoofd van Christus, waardoor het koor soms afwijkt van de rechte lijn van het kerkschip. De kruisbeuk symboliseert de dwarsbalk van het kruis.
KRUIS Samen met het altaar staat het kruis centraal in de kerk. Het kruis is hét teken van het christendom en verwijst naar het verlossende lijden en de dood van Christus, het hoogtepunt van zijn weerloze getuigenis tot het einde van de goddelijke liefde: ‘Wij loven en aanbidden U, Christus, omdat Gij door het kruis de wereld verlost hebt.’ Het triomfkruis is een groot kruis, opgehangen aan de triomfboog die de hoofdbeuk van het koor scheidt. Het missiekruis is een herinnering aan de missies of bezinningsdagen die in de parochie werden gehouden. De foto toont het kruis bij het altaar, het triomfkruis en het missiekruis tegen een zuil.
Levensboom De joden kenden de kruisdood niet. Het lijk van een ter dood veroordeelde werd aan een paal gehangen als teken van vervloeking door God, en nog die zelfde dag begraven, (vgl.Deuteronomium 21,22-23). Daarom vroegen de joden aan Pilatus om Christus te kruisigen, een straf die de Romeinen toepasten voor de misdadigers die geen Romeins burgerrecht hadden. In tegenstelling met de vervloeking verklaart Paulus: ‘…ik denk er niet aan op iets anders te roemen dan op het kruis van Onze Heer Jezus Christus’ (Galaten 6,14). Het kruis werd voor de christenen de centrale plaats in de theologie en de verkondiging. Het kreeg de betekenis van de Levensboom in tegenstelling met de boom van goed en kwaad, die door de zondeval de boom van de dood werd (Genesis 3). Bovenaan het kruis staat de kruistitel met het letterwoord INRI: Jesus Nararenus Rex 13
Iudeorum. De tekst werd op bevel van Pilatus aangebracht in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks (Johannes 19,20). Het kruisteken is het handgebaar waarmee de christenen zich tekenen als een belijdenis van het geloof. Zij hangen op een bijzondere plaats in huis een kruisbeeld, dat ze ook plaatsen op hun graf. Grieks kruis: een ‘hemels kruis’ met vier even lange armen, als teken van de Mensenzoon: ‘Dan (bij zijn komst) zal het teken van de Mensenzoon aan de hemel verschijnen...Dan zal Hij zijn engelen uitzenden onder luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken van het ene uiteinde van de hemel tot aan het andere’ (Matteüs 24, 30-31). Het betekent ook de vier engelen en de vier winden: ‘Daarna zag ik de vier engelen op de vier hoeken van de aarde staan, die de vier winden van de aarde in bedwang hielden, zodat er geen wind zou waaien over het land of de zee of enig geboomte’ (Openbaring 7,1). Latijns kruis : opstaande paal met een kortere dwarsbalk, die aantoont dat Jezus Christus omhoog werd geheven en in zijn armen alle mensen omvat: ‘Daarom heeft God Hem hoog verheven...’ (Filippenzen 2, 9). De meeste van onze kerken zijn met hun beuken gebouwd in de vorm van een Latijns kruis. Apostelkruisjes: de twaalf kruisjes tegen de binnenwanden van de kerk op de plaatsen waar de bisschop met chrisma zalfde tijdens de wijding van de kerk. Jeruzalemkruis: het wapenteken van het koninkrijk Jeruzalem (1096-1239) en van de Ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem. De vijf kruisen verwijzen naar de vijf wonden van de gekruisigde Christus: het doorstoken hart en de wonden van handen en voeten.
Petruskruis of pausenkruis: omgekeerd Latijns kruis dat verwijst naar de traditie, die zegt dat Petrus de marteldood te Rome stierf, gekruisigd met het hoofd naar omlaag, omdat hij zich onwaardig voelde op dezelfde wijze als zijn Meester te sterven. Kruis, anker en hart: illustratie van wat Sint-Paulus schrijft: ‘Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste’ (1 Korintiërs 13,13). Zie ook Anker. Andreaskruis : een kruis in X-vorm, waarop de apostel Andreas de marteldood stierf. Bekroond kruis : verwijst naar de overwinning door de verrijzenis na de dood: ‘Wees trouw tot de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven’ (Openbaring 2,10). 14
De kruisweg is een biddende meditatie waarmee men symbolisch meegaat op de lijdensweg van Christus, vanaf de veroordeling door Pilatus tot de graflegging, aan de hand van 14 staties. De laatste tijd werd soms een 15de statie eraan toegevoegd met de verrijzenis.
LAM Het lam, symbool van de onschuld, verwijst naar Christus, die als een lam zijn leven offert voor het heil van de wereld: ‘zoals een lam dat naar de slachtbank wordt geleid’ (Jesaja 53,7). Jezus Christus is het nieuwe Paaslam, voorafgebeeld door het lam dat de Israëlieten slachtten en aten voor de uittocht uit Egypte: ‘ieder familie moet een lam uitkiezen, ieder huis een lam...En dit is de wijze waarop u het lam moet eten: uw lendenen omgord, sandalen aan de voeten, en uw staf in de hand’ (Exodus 12). Paulus noemt Christus ons paaslam’ (1 Korintiërs 5,7). Johannes de Doper had Jezus bij zijn doop in de Jordaan aangewezen als: ‘ het lam van God, degene die de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1,29). Het Paaslam draagt een kruisvaandel, wit met een rood kruis. Het Lam Gods staat soms op een berg waarvan vier stromen neerdalen, als de paradijsstromen of de bronnen van de vier evangeliën. Staande op het altaar, vergiet het lam zijn bloed in de kelk, zoals op het drieluik van het Lam Gods van Jan en Hubert van Eyck in de Sint-Baafskathedraal van Gent: ‘Waardig is het lam dat geslacht werd, de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, de eer en de heerlijkheid en de lof te ontvangen’ (Apokalyps 5,12). Zie ook Boek van het Leven.
LIJDEN van CHRISTUS Kruis, geselkolom, doornenkroon, nagels, lans, ladder, speer met azijnspons, hamer, dobbelstenen, kleed, zweetdoek van Veronica, en kruistitel verwijzen naar het lijdensverhaal. Soms zijn de werktuigen gedragen door engelen.
15
LITURGISCHE KLEUREN
De liturgische kleuren symboliseren het eigene van het feest of de tijd van het kerkelijk jaar. Ze werden vastgelegd in het Concilie van Trente (1545-1563). Wit, geel en goud verwijzen naar licht en vreugde, onschuld en hemelse heerlijkheid en worden gebruikt op de feestdagen. Het witte kleed past bij de viering van de doop, het vormsel en het huwelijk. Rood, de kleur van het bloed, wordt gebruikt op de herdenking van de martelaren en voor de heilige Geest. Groen, de kleur van de hoop, is gebruikelijk op de gewone tijd door het jaar, vanaf het einde van de Paastijd tot aan de Advent. Purper is in de Advent en de Veertigdagentijd de kleur van boete en bekering, en in de uitvaartliturgie van de rouw. Sedert het Tweede Vaticaans Concilie wordt voor de uitvaartliturgie het zwart vervangen door paars of grijs. Ook andere kleuren kunnen worden gebruikt, b.v. blauw op een feest van O.-L.-Vrouw. Bloemen bij het altaar worden aangepast aan de liturgische kleur en de tijd van jaar, en helpen om de passende sfeer re scheppen.
MAAN Als hemellichaam dat elke nacht aan de hemel staat is de maan in het Oude Testament het symbool van zekerheid, duurzaamheid, vrede en de goede relatie met God. In het Nieuwe Testament is de maan het symbool van het jodendom tegenover de zon als symbool van het christendom of Christus. In die betekenis staat de maan tegenover de slang, symbool van het kwaad. Zie ook Slang – Draak.
MARIA-SYMBOLEN Maria heeft vele symbolen: o.a. de gekroonde M, de eerste letter van haar naam; een monogram met alle letters; Ark van het Verbond; Toren van David (Hooglied 4,4); Poort van de hemel (Hymne); Ivoren toren ((Hooglied 7,4). 16
OS en EZEL De os en de ezel doen ons onmiddellijk denken aan de stal van Betlehem, alhoewel de evangelist Lucas in zijn verhaal over de geboorte van Christus enkel spreekt van een voerbak (2,6 en 12). Gezien een voerbak een stal oproept, hebben de christenen vanaf het begin de os en de ezel bij het geboortetafereel voorgesteld. In een visioen van de profeet Jesaja spreekt de Heer: ‘Ee n os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets; mijn volk heeft geen begrip’ (1,2). Os en ezel staan in de stal als symbool van hen die de goede boodschap aanvaarden in tegenstelling met wie dat het niet doen.
PAARD en EZEL Het paard, het rijdier van de machtigen en strijdros van de krijger, is in de bijbel het symbool van macht, overheersing, strijd, oorlog en dood. Het visioen van Johannes in de Apokalyps vat de symboliek samen: het witte paard is het symbool va n de oorlogsheld (niet op foto), het vuurrode is het beeld van de burgeroorlog, het zwarte d symboliseert de hongersnood en het vaalgroene met zijn ruiter Hades verbeeldt de onderwereld die de doden opslokt (vgl. 1 ,8). In de christelijke traditie wordt de ruiter het symbool van de overwinnaar van het geloof op het heidendom, zoals Sint-Joris, die de draak doodt. In tegenstelling met het paard is de ezel, het rij- en lastdier van de kleine man, het symbool voor de armoede, eenvoud, zachtmoedigheid, vrede en rechtvaardigheid. Voor zijn intocht in Jeruzalem geeft Jezus de opdracht aan twee leerlingen een ezelin te halen, opdat de woorden van de profeet (Zacharia 9,9) zouden worden bewaarheid: 'zeg aan de dochter Sion: zie, uw koning komt naar u toe, zachtmoedig en zittend op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier’ (Matteüs 21,4-5).
PAASSYMBOLEN De paaskaars , het symbool van de verrezen en verheerlijkte Christus, wordt gewijd in de Paaswake. De paaskaars is rijk aan symbolen: de vlam verwijst naar Christus, het Licht van de wereld; het kruis met de vijf nagels verwijzen naar de het lijden en de dood van Christus; de alfa en omega symboliseren Christus als het begin en het einde van alles. Het jaartal staat voor onze tijd, waaruit wij op weg zijn om, dank zij de verlossing door 17
Christus, met Hem te delen in de eeuwige heerlijkheid. De paaskaars staat op het koor, en wordt gebruikt bij de doopselviering en de uitvaartliturgie. Zie ook Kaars. Het kruisvaandel wordt gedragen door de verrijzende Christus als overwinnaar op de dood. Het bestaat uit een rood kruis op een witte achtergrond. Het vaandel wordt ook gedragen door het paaslam. Zie ook Eucharistie. Het ledige graf verwijst naar de paasverhalen van het evangelie: ‘Kom, kijk naar de plaats waar Hij gelegen heeft’ (Matteüs 28,6; Marcus 16,6) ‘Waarom zoekt u de levenden bij de doden? Hij is hier niet. Hij is tot leven gewekt’ (Lucas 24,5-.6). Maria van Magdala ziet dat de steen van het graf is weggehaald (vgl. Johannes 20,1). Zie ook Lam.
PALM De palmboom symboliseert de vruchtbaarheid, de schoonheid, de rechtvaardigheid en een lang leven: ‘De rechtvaardige groeit als een palmboom op, hij schiet omhoog als een Libanonceder’ (Psalm 92,13). De palmtak is het symbool van de zege, de vreugde en de deugd: ‘De Judeeërs hielden er (Jeruzalem) hun intocht, onder gejuich en het wuiven van palmtakken...’ (1 Makkabeeën 13, 51). Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem ‘trokken ze Hem met palmtakken tegemoet. Ze riepen almaar: ‘Hosanna! Gezegend die komt in de naam van de Heer: de koning van Israël’ (Johannes 12,13). De martelaren in de hemel ‘stonden voor de troon en voor het lam, in witte kleren en met palmtakken in de hand’ (Openbaring 7,9). De palmtakken, bij ons vervangen door buksboomtakjes, worden gezegend op Palmzondag.
REGENBBOOG In de Bijbel is de regenboog het symbool van de heerlijkheid van God: ‘Zoals de boog er uitziet die in de regentijd in de wolken staat, zo was de aanblik van de gloed die hij uitstraalde. Aldus openbaarde zich de heerlijkhe id van de Heer’(Ezechiël 1,28). ‘En rondom de troon was een regenboog, die eruit zag als smaragd’ (Apokalyps 4 3). Na de zondvloed stelt God de regenboog als teken van zijn Verbond met de mens, dat Hij de aarde niet weer door water zou doen ondergaan (Genesis 9,13v.).
RIJKSAPPEL De rijksappel, een bol of de cirkel met het kruis, symboliseert de aarde, gesteld onder het kruis van Christus. De rijksappel wordt gedragen door God de Vader of Christus, ook als kind.
18
SCHAAP Het schaap is het symbool van de volgeling van Christus, die zegt ‘Ik ben de goede herder’ (Johannes 10,11). Reeds in de catacomben hebben de eerste christenen Christus voorgesteld als de Goede Herder, die zijn schapen kent zoals zij Hem kennen, en die het verloren schaap gaat opzoeken. De Goede Herder verwijst ook naar de barmhartigheid van God tegenover de de zondaar.
SCHIP Het schip is het beeld van de Kerk, zoals in het verhaal van het bedaren van de storm en de wonderbare visvangst. Toen de apostelen gedurende heel de nacht geen vis hadden gevangen, wierpen zij op het woord van Jezus de netten toch uit en vingen zoveel vis dat de netten ervan scheurden. Toen Petrus en de apostelen hierdoor sterk waren bevangen, zei Jezus: ‘Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen’ (Lucas 5,1-11). Sommige oude olielampen stellen Petrus voor aan het roer van het kerkschip.
SINT-JORIS Wie –of wat- gaat er schuil achter die legendarische figuur ? Was hij een Romeins soldaat ? Afkomstig uit Cappadocië ? Stierf hij als martelaar in Lydda, waar zijn graf vereerd wordt sinds de 6e eeuw ? Was hij de dappere strijder die een prinses wist te redden uit de muil van de verslindende draak. Populaire held die sprak tot de volksverbeelding in oost en west en waarmee hoofse ridders zich identificeerden in de middeleeuwen ? Heilige Joris, gepromoveerd tot patroon van strijders, schuttersgilden, ridderorden en aanverwante. Sint-Joris , een symbool … Gaat het niet om veel meer dan een aloude legende? Het gevecht met de draak is het eeuwige gevecht van de mens met ‘het kwaad’ dat hem bedreigt van binnenuit of van buiten af. De draak die hem uitdaagt en sart om steeds voor eigen prestige te kiezen of in aanbidding te vallen voor machten en verhoudingen in een maatschappij, die het diepmenselijke vernietigen. Het monster dat constant op de loer ligt en waartegen je je dient te ‘bekleden met het harnas der gerechtigheid …de helm van het heil en het zwaard van de Geest’ zoals Paulus het schrijft in zijn brief aan de Efeziërs, 6,14.17 En zo blijft Sint-Joris tot op vandaag ‘een man van alle getijden’. 19
SLANG en DRAAK Vanaf het scheppingsverhaal symboliseert de slang het kwaad en de duivel, waartegen een vijandschap met de vrouw en haar kroost wordt gesticht (Genesis 3). In het laatste bijbelboek, de Apokalyps, wordt het beeld van die vijandschap hernomen in het visioen van de vrouw en haar kind (de moeder van de Messias), omkleed met de zon, onder haar voeten de maan, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren (de twaalf stammen van Israël), die door de draak wordt aangevallen, maar door Michaël wordt neergeworpen (vgl. 12). In veel kerken staat een beeld van O.-L.-Vrouw van de Apokalyps.
SLEUTEL De sleutel wijst op de bestuursmacht. Jezus geeft aan Petrus de sleutels van het Koninkrijk: ‘Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen...’ (Matteüs 16,19).
SLUITSTEEN De sluitsteen is de kopsteen in de boog of het gewelf, die het metselwerk afsluit en het geheel samenhoudt. De sluitsteen is het symbool van Christus, volgens het woord van Paulus: ‘gij zijt huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Jezus zelf is, die het hele bouwwerk in zijn voegen houdt’ (Efesiërs 2,19-21).
STER
De morgenster verwijst naar Christus: ‘Ik, Jezus, ben de stralende morgenster’ (Openbaring 22,16). De ster begeleidt de wijzen naar de geboorteplaats van Jezus: ‘Toen ze de koning gehoord hadden, gingen ze weg. Opeens ging de ster die ze hadden zien opkomen voor hen uit, tot ze bleef staan boven de plaats waar het kind was’ (Matteüs 2,9). 20
VIS Het Griekse woord ‘ICHTHUS’, wat vis betekent, bestaat uit de beginletters van Jezus CHristus van God (THeou) de Zoon (Uios) Redder (Soter). In de catacomben werd dat symbool veelvuldig getekend en geschilderd als verwijzing naar het doopsel, de wonderbare visvangst en de vermenigvuldiging van de broden en de vissen
VROUW De vrouw heeft in de bijbel verscheidene symbolische betekenissen, waarvan de bijzonderste zijn: Israël en Jeruzalem. In de christelijke symboliek stelt de vrouw met het open gelaat het christendom voor, dat het licht heeft gezien en aanvaard. Hier heeft ze een kroon, een kruis, en een hart in de hand.
VUUR – VLAM Het vuur komt in het Oude Testament vooral voor als een teken van Gods heerlijkheid en begeleiding, ook met het doel te oordelen. Met vurige tongen in het Pinksterverhaal herschept de heilige Geest de apostelen tot vurige vertolkers van de Boodschap van Christus: ‘Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van de heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf’ (Handelingen 2 3-4). Het nieuwe vuur wordt tijdens de Paaswake gewijd.
21
WATER Water behoort tot de eerste levensbehoeften, lest de dorst, reinigt en geeft vruchtbaarheid en levenskracht. In de catacomben komt het beeld voor van Mozes die in de woestijn het water uit de rots slaat (Exodus 17,1-7) als symbool van Christus. Door de doortocht door de Rietzee werden de Israëlieten bevrijd uit de handen van de Egyptenaren, en door de doortocht door de Jordaan kwamen zij aan in het Beloofde Land. De profeet Jeremia klaagt over het volk dat de Heer heeft verlaten: ‘Ze hebben Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden’ (2, 13). Johannes de Doper zei: ‘Ik doop u met water. Maar er komt iemand die machtiger is dan ik...Hij zal u dopen in de heilige Geest en vuur’ (Lucas 3,16). Jezus openbaart zich aan de Samaritaanse vrouw als de bron van levend water: ‘...het water dat Ik hem (wie dorst heeft) zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven’ (Johannes 4,14). Bij het Loofhuttenfeest verwijst Jezus naar het beeld van Mozes: ‘Heeft iemand dorst, laat hij dan naar Mij toekomen, en laat drinken wie in Mij gelooft! Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien’ (Johannes 7,37-38). De doortocht door het doopwater maakt van de oude de nieuwe mens, lid van het bevrijde nieuwe Godsvolk. Het doopwater wordt tijdens de Paaswake gewijd. Bij het binnenkomen van de kerk maakt de gedoopte het kruisteken met het doopwater. In het begin van een plechtige eucharistieviering worden de aanwezigen besprenkeld met het doopwater.
WIEROOK Wierook werd vanaf de godsdienstvrede van keizer Constantijn (313) gebruikt in de liturgie, als eerbetuiging aan het altaar en de bisschop, wat werd uitgebreid tot alle aanwezigen. Later kreeg het de betekenis van het gebed dat opstijgt naar Gods troon: ‘Toen het (lam) de boekrol genomen had...vielen de oudsten neer, elk met een citer in de hand en met gouden schalen vol reukwerk - dat zijn de gebeden van de heiligen’ (Apokalyps 5, 8). Wierook is ook symbool voor Gods heerlijkheid en aanbidding. Bij de uitvaart wordt het stoffelijk overschot van de overledene bewierookt als eerbetoon en als een gebed om het opstijgen naar de hemelse heerlijkheid.
WIJNGAARD – WIJNSTOK In het Oude Testament duidt de wijngaard vooral op het volk van Israël. In zijn lied van de wijngaard noemt de profeet Jesaja het volk: ‘de wijngaard van de Heer van de machten is het huis Israël, zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van Juda’ ( 5,7), en klaagt zijn onvruchtbaarheid aan. In het Nieuwe Testament betekent de wijngaard het Godsvo lk. Jezus neemt het beeld van Jesaja over en noemt zichzelf de ware wijnstok, die de verwachtingen
22
van God, de wijnbouwer, vervult. De volgelingen van Jezus zijn als de ranken aan de wijnstok verbonden (vgl. Johannes 15,1-8). Jezus gebruikt het beeld van de wijngaard in twee gelijkenissen: de arbeiders van het elfde uur, waarin de wijngaardenier hen vraagt te gaan werken ‘in mijn wijngaard’ (Matteüs 20,1-16) en de misdadige wijnbouwers, waarin zij de zoon als erfgenaam van de wijngaardenier doden (Matteüs 21,33-45; Marcus 12,1-12; Lucas 20,9-19).
ZON ‘Het Licht verschijnt in het Oosten’. De Zon wordt in de bijbel dikwijls gebruikt voor God zelf: ‘De Heer is een zon’ (Psalm 84,12) en voor de rechtvaardigen, die ‘zullen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader’ (Matteüs 13,43). Bij de gedaanteverandering op de berg ging het gezicht van Jezus stralen als de zon (vgl. Mateüs 17,2). In de antifonen van de vespers in de week vóór Kerstmis bezingt de liturgie Christus als de opgaande zon, de dageraad en de afglans van het eeuwige licht, de Zon der gerechtigheid om hen te verlichten die gezeten zijn in de schaduw van de dood. De eindtijd wordt beschreven als de tijd waarin ‘de zon der gerechtigheid zal opgaan’ (Maleachi 3,20). De stralenmonstrans inspireert zich op dat symbool. Volgens de traditie wordt een kerk gebouwd met het koor naar het Oosten gericht, en het meest verlicht en versierd als het sanctuarium, het heilige der heiligen, symbool van het eeuwige Jeruzalem. O hemels licht, dat God ons geeft, licht dat in licht zijn oorsprong heeft, o Zoon, o zuivere fontein, ons daglicht, onze zonneschijn. Ja, onze zon, die stralend staat, die dag en nacht niet ondergaat, geef dat uw Geest te allen tijd in licht en waarheid ons geleidt. (Getijdenboek, Morgengebed)
23