SURALCO MAGAZINE
ZORG VOOR DE VOLKSGEZONDHEID IN SURINAME MEDICAL CARE IN SURINAME
SURALCO MAGAZINE
2004 Jaargang / Volume 26 no. 2
Suralco Magazine wordt gepubliceerd door de Suriname Aluminum Company, L.L.C. Het blad beoogt een middel te zijn tot verrijking van de algemene kennis over land en volk van de Republiek Suriname. De wens tot een abonnement op dit tweetalig blad kunt u doorgeven aan de afdeling Public Relations & Communications van Suralco, Postbus 1810, Paramaribo, Suri-name.
Vanaf 1916 tot 1958 is de Surinaamsche Bauxite Mij N.V. betrokken geweest bij het ontwikkelen, mijnen en exporteren van de bauxietvoorraden van het land. In 1958 tekenden de maatschappij die voortaan Suralco heette, en de Surinaamse Overheid de Brokopondo Overeenkomst voor het ontwikkelen van het waterkrachtpotentieel van de Surinamerivier.
Suralco Magazine is published by the Suriname Aluminum Company, L.L.C. This publication aims to be a means of promoting general knowledge of the country and the people of the Republic of Suriname. Copies of this bilingual magazine are available from the Public Relations & Communications Department of Suralco, P.O. Box 1810, Paramaribo, Suriname. Eindredactie en vormgeving / Editors: Ingrid E. de Vlugt, Henk G. Esajas Engelse vertaling / English translation: A.J.J. Parisius Speciale medewerker / Special co – worker: Dr. A Loor Uitgave / Publication: Suralco Public Relations & Communications Dept. Paranam Operations Para District – P.O. Box 1810 Suriname Druk / Printed by:
Suriprint n.v.
Inhoud / Contents Ten geleide Preface Zorg voor de volksgezondheid in vorige eeuwen Care for public health in previous centuries Zorg voor melaatsen Care for lepers Andere volksziekten Other epidemic diseases Medische voorziening op de plantages Medical provisions on the plantations Medische zorg in de districten Medical care in the districts Zorg voor psychiatrische patiënten Care for psychiatric patients Andere ziekenhuizen Other hospitals De Geneeskundige School The Medical School Bijzondere betekenis Significant importance
Pagina / Page 1 1
From 1916 till 1958 the Surinam Bauxite Company Inc. was involved in developing, mining, and exporting bauxite deposits of the country. In 1958, the company, which from then on was named Suralco, and the government of Suriname signed the Brokopondo Agreement for developing the hydropower potential of the Suriname River.
6 7 8 9 10 11 12 22
Omslag / Cover: Paramaribo, 1758, het eerste Militaire Hospitaal aan de toenmalige Gravenstraat /Paramaribo 1758, the first Military Hospital at the then Gravenstraat
Ten geleide In 1879, nu dus precies 125 jaar geleden, werd de eerste Geneeskundig Inspecteur in Suriname benoemd die de leiding kreeg van het toen ingestelde Departement van Volksgezondheid. Het lijkt ons daarom een goede gedachte om in dat verband in dit nummer van Suralco Magazine aandacht te schenken aan de zorg voor de volksgezondheid in Suriname, in verleden en heden.
Zorg voor de volksgezondheid in vorige eeuwen Suriname heeft zich altijd kunnen verheugen in het bezit van een goede geneeskundige dienst, goede geneeskundige voorzieningen en een goede geneeskundige zorg. In niet geringe mate was dit in de koloniale tijd te danken aan de verbinding van de medische zorg met het militaire apparaat. Er is hier altijd een leger geweest om het land tegen buitenlandse aanvallen en de plantages tegen aanvallen van de Marrons
te beschermen. Er waren dus altijd veel soldaten, er werd veel strijd gevoerd, er waren veel zieken en gewonden, en voor hun behandeling en verpleging waren er een hospitaal en medici nodig. Reeds in de zeventiende eeuw was er in Paramaribo een ziekenhuis, waar burgers en militairen verpleegd werden. In 1686 werd een provisorisch ziekenhuis opgericht, dat
twee jaar later werd ondergebracht op de bovenverdieping van het Hof van Politie op het Kerkplein. In 1693 werd - voor 92.000 pond suiker aan de Keizerstraat een pand aangekocht, waar een nieuw gasthuis werd gebouwd voor burgers, uit angst voor kwade dampen in het oude ziekenhuis. In 1694 werd dit landsgasthuis in gebruik genomen en een jaar later werd een binnen-
Preface In 1879, so now exactly 125 years ago, the first Medical Inspector in Suriname was appointed. He was put in charge of the then instituted Department of Health. It therefore seems to us a good idea to pay attention in this edition of Suralco Magazine to the care for public health in Suriname in the past and today.
Care for public health in previous centuries Suriname has always enjoyed having a good medical service, good medical provisions, and good medical care. Not to a small extent, in the period of colonial rule the connection of the medical care with the military service had to be thanked for that. There had always been an army here to protect the country against foreign attacks and the plantations against attacks from the maroons. So there were always many soldiers, many fights were waged, there were many patients and wounded, and a hospital and doctors were needed for their treatment and nursing. As early as in the seventeenth century there was a hospital in Paramaribo where citizens
and soldiers were nursed. In 1686 a provisional hospital was established, which two years later was housed in the upper floor of the Court of Police at Kerkplein. In 1693 a property was bought at Keizerstraat – for 92,000 pounds of sugar – where, for fear of bad vapors in the old hospital, a new hospital was built for civilians. In 1694 this national hospital was brought into use and one year later a woman was appointed intern custodian on a salary of Sf. 300.00 plus board and lodging. The exploitation of the hospital was paid from the Colonial Coffers and from a part of the fines imposed on the civilians. Later, in 1792, when abuses had crept in, an instruction was set up, which among other
things gave directions for the daily dinner or meal list for the patients, which was as follows: Sunday – Soup from fresh cattle meat with grits or rice in it, next a plate with vegetable, and occasionally a slice of bread and bananas. Monday – “braf” (soup) from “tayer” (a radical tuber) or bananas with salted or smoked bacon and a slice of bread and bananas. Tuesday – Soup from cooked dried beans or napie (a radical tuber) with salted meat or salted bacon, a slice of bread and bananas. Wednesday – Soup from fresh pork with grits or rice in it, or cooked fresh pork with vegetable and occasionally a slice of bread and bananas. Thursday – Salted meat with a thick cake, a 1
moeder aangesteld op een salaris van SF. 300,plus kost en huisvesting. De exploitatie van het gasthuis werd betaald uit de Koloniale Kas en uit een deel van de boeten die aan burgers werden opgelegd. Later, in 1792, toen er wantoestanden ingeslopen waren, werd een instructie vastgesteld, die onder meer richtlijnen gaf voor de dagelijkse tafel of schaftlijst voor de zieken, die er als volgt uitzag: Zondag - Soep van vers beestenvlees met gort of rijst daarin, vervolgens een schotel groenten en naar gelegenheid een snee brood en bananen. Maandag - Een braf van tayer of bananen met gezouten of gerookt spek en een snee brood en bananen. Dinsdag - Gekookte peesjes of napies braf, met gezouten vlees of gezouten spek, een
snee brood en bananen. Woensdag - Soep van vers spek met gort of rijst daarin of gekookt vers spek met groenten, naar gelegenheid een snee brood en bananen. Donderdag - Gezouten vlees met een dikke koek, een snee brood en bananen. Vrijdag - Gezouten of gerookte spek met peesjes of zevenjaarsbonen of kool. Een snee brood en bananen. Zaterdag - Gekookte bakkeljauw met een saus van boter en azijn met rijpe of gekookte bananen, benevens een snee brood, daarna
geresene pannekoek. Ook voor gezonde personen was er een schaftlijst: ‘s morgens en ‘s avonds een boterham met koffie of gortpap of soortgelijke lepelspijs. Voor ieder hoofd wordt gerekend voor elke dag volgens lijst: een half pond vers beestenvlees een half pond aangezouten vlees een kwart pond spek per week vijf pond Huismans brood en een pond boter.
1860, hoofdgebouw Militair Hospitaal.
1860, the main building of the Military Hospital.
slice of bread and bananas. Friday – Salted or smoked bacon with dried beans or “seven years beans” or cabbage, a slice of bread and bananas. Saturday – Cooked codfish with gravy from butter and vinegar with ripe or cooked bananas plus a slice of bread, and risen pancake after that. 2
Also for healthy persons there was a meal list: in the morning and in the evening a slice of bread with coffee or barley gruel or suchlike spoon-food. For every head is calculated for each day according to the list:
one half pound of fresh cattle meat one half pound of salted meat one quarter pound of bacon per week five pounds of Huismans bread and one pound of butter.
Vanaf het midden der achttiende eeuw groeide het aantal soldaten, vooral door de toenemende strijd tegen de Marrons. Deze toename en de vrees dat de discipline van de soldaten zou lijden onder een verpleging samen met burgers in een ziekenhuis, deden de behoefte ontstaan aan een groter en beter hospitaal, speciaal voor de militairen. En zo werd van 1758 – 1760 aan de Gravenstraat een nieuw Militair Hospitaal gebouwd, dat nog steeds bestaat en dat we nu kennen als ‘s Lands Hospitaal. Dit was een militair hospitaal, al werden incidenteel ook burgers opgenomen voor behandeling en verpleging. De medici die in dit ziekenhuis werkten, waren allemaal in Nederland afgestudeerde doktoren. De geregelde zorg voor de zieken liet dus niets te wensen over en er werden zelfs incidenteel maatregelen genomen tegen het voorkomen en uitbreiden van epidemische ziekten zoals bijv. pokken, lepra, gele koorts en cholera. Op het eind van de achttiende eeuw werd in dit militair hospitaal aan de Gravenstraat een achtergalerij gebouwd waaronder kamers werden afgeschermd voor innocenten, personen die we vandaag krankzinnigen zouden noemen.
As of the middle of the eighteenth century the number of soldiers grew, especially due to the increasing fight against the maroons. This increase and the fear that the discipline of the soldiers would suffer under a nursing together with civilians in the same hospital created the need for a larger and better hospital, especially for the soldiers. And so a new military hospital was built from 1758 till 1760 at Gravenstraat, which still exists and which now is known as ‘s Lands Hospitaal.’ This used to be a military hospital, although civilians were also admitted incidentally for treatment and nursing.The doctors that worked in this hospital were all graduated doctors from The Netherlands. So the regular care for the patients left nothing to be desired and incidental measures were even taken against preventing and spreading epidemic illnesses like smallpox, leprosy, yellow fever, cholera. At the end of the eighteenth century a rear gallery was built in this military hospital at Gravenstraat. Under this hospital rooms were screened off for “innocent people”, so persons who today would be called lunatics. In 1781 with the establishment of the “Collegium Medicum”, we got the first legal regulation with regard to structuring the health care which among other things was in charge of the supervision on and the registration of doctors, pharmacists, and midwives. This board was also in charge of
De eerste wettelijke regeling met betrekking tot de ordening van de gezondheidszorg kregen we in 1781, met de instelling van het Collegium Medicum, dat onder meer belast was met het toezicht op en de registratie van medici, apothekers en vroedvrouwen. Ook moest dit collegium de tarieven vaststellen. Er waren in de tweede helft van de achttiende eeuw in Paramaribo vrij veel medici en apothekers, terwijl ook in de districten de medische zorg redelijk te noemen was en verzorgd werd door chirurgijns, dresnegers en dresmama’s. De Essay Historique van 1788 vermeldt dat de apotheken in Paramaribo voorzien waren ‘van een oneindige menigte van geneesmiddelen van allerlei soort, versierd met alles wat het oog kan strelen’. Er waren op het eind van de achttiende eeuw in Paramaribo gevestigd “8 zoons van Esculaap, een menigte heelmeesters, 8 apothekers en 3 vroedmeesters”. Al het goede werk van deze deskundigen werd volgens de schrijvers van de Essay Historique echter tenietgedaan door lapsalvers. Ook gingen veel slaven op de plantages
en in de stad bij ziekte liever naar hun eigen lukuman of obiaman. In 1821 werd Paramaribo getroffen door een grote brand, die ook het burgerziekenhuis in de as legde. Omdat het aantal militairen inmiddels sterk teruggelopen was, werd besloten geen nieuw ziekenhuis te bouwen, maar het Militair Hospitaal ook te gebruiken voor burgerpatiënten. De naam bleef gehandhaafd en de leiding bleef in handen van de militairen. Omdat dit hospitaal nu het enige ziekenhuis was, kreeg het alle aandacht en door de verbinding met het militaire wezen waren er altijd genoeg officieren van gezondheid. Het zou duren tot 1928 voordat er ook burgergeneesheren in het Militair Hospitaal werden toegelaten. Pas in 1934 werd Dr. C.W. Naar de eerste Surinaamse burgerdirecteur van het in dat jaar tot ‘s Lands Hospitaal omgedoopte Militair Hospitaal. In het Militair Hospitaal werkten aanvankelijk ook ziekenoppassers die slechts kost en inwoning als loon kregen.
1924, staf Militair Hospitaal, doktoren, apothekers en administrateurs.
1924, the Staff of the Military Hospital: doctors, pharmacists, and administrators.
determining the fees. In the second half of the eighteenth century there were quite a lot of doctors and pharmacists in Paramaribo, while also in the districts the medical care, which was taken care by chirurgeons, “dresnegroes” and “dresmamas” could be called reasonably well. The Essay Historique of 1788 mentions that the pharmacists in Paramaribo were equipped with ‘an endless quantity of medicines of all kinds decorated with all that could be delightful to the eye’. At the end of the eighteenth century there were “eight sons of Esculaap, a lot of surgeons, eight pharmacists, and three male obstetrics”. According to writers of the “Essay Historique”, however, all the good work of these experts was undone by persons who made a roughand-ready job of treating. Many slaves on the plantations and in the city also rather preferred to go to their own ‘lukuman’ or
‘obiaman’ (witchdoctor) when they were sick. In 1821, Paramaribo was struck by a big fire, which also reduced the civilian hospital to ashes. Because the number of soldiers in the meantime was decreased, the decision was made not to build a new hospital, but to use the Military Hospital also for civilian patients. The name was kept and the management remained in the hands of the soldiers. Because this hospital was now the only hospital, it got all the attention and through the connection with the military system there were always enough health officers. It would take until 1928 before civilian doctors were also allowed in the hospital. Only in 1934, Dr. C.W. Naar became the first Surinam civilian director of the Military Hospital, which was renamed ‘s Lands Hospitaal in that year. In the beginning also male nurses who only received board and lodging as wages were working in the Military Hospital. 3
In 1849 werd het Militair Hospitaal grondig gerestaureerd. Het ijzerwerk bleek op vele plaatsen te zijn doorgeroest. Opvallend bij die restauratie was, dat alle bruinhartbalken die bij de bouw gebruikt waren voor onder meer de vloer, nog in perfecte staat verkeerden. Een pikante bijzonderheid is dat de kosten van de restauratie ten dele werden betaald uit belastingen die werden opgelegd aan personen die kinderen hadden verwekt met slavinnen. Onder leiding van de toenmalige Chef van het Militair Hospitaal, Dr. Dumontier, werd van 1863 – 1865 een nieuwe inrichting gebouwd op het erf van het oude hospitaal, op de plaats van de tuinen. Deze inrichting bood plaats aan 200 bedden. Het oude gebouw aan de Gravenstraat werd toen ingericht als militaire apotheek, polikliniek en magazijn. In 1889 werd aan de noordzijde van het nieuwe gebouw een vleugel in gebruik genomen, die vooral als kraamkliniek gebruikt zou worden. De kraamkliniek aan de Gravenstraat, in het gebouw waar in 1887 de Hendrikschool zou worden ondergebracht, was inmiddels
In 1849 the Military Hospital was thoroughly restored. The ironwork appeared to be rusted through in many places. Striking at that restoration was that all ‘bruinhart’ wooden beams that were used at the construction, for among other things the floor, were still in a perfect condition. One juicy detail is that the cost of the restoration was partly paid from taxes that were imposed on persons that had fathered children with slaves. Under the leadership of the then Chief of the Military Hospital, Dr. Dumontier, from 1863 till 1865 a new institution was built in the yard of the old hospital, on the place of the gardens. This institution offered room for 200 beds. The old building at Gravenstraat was then equipped as military dispensary, policlinic, and supply room. In 1889 a wing was put into use at the north side of the new building, which especially would be used as maternity clinic. The maternity clinic at Gravenstraat in the building where in 1887 the Hendrikschool would be housed was in the meantime moved to the Military Hospital. The events of 1863 and the following years would not fail to greatly influence the medical service in Suriname. Slavery was abolished and in the next decades a stream of ten thousands immigrants would come to our country from Asia. The medical care for all these people had to be arranged too. 4
overgebracht naar het Militair Hospitaal. De gebeurtenissen van 1863 en volgende jaren zouden niet nalaten grote invloed uit te oefenen op de geneeskundige dienst in Suriname. De slavernij was afgeschaft en uit Azië zou in de decennia daarna een stroom van tienduizenden immigranten naar ons land komen. Voor al deze mensen moest ook de medische zorg geregeld worden. In 1873 werden bij verordening regelingen getroffen voor de geneeskundige zorg voor de plantages. Onder de eerste groepen Brits Indische immigranten was het sterftecijfer bijzonder hoog. De immigratie werd geschorst en pas hervat op voorwaarde dat er gezorgd zou worden voor voldoende medici. De verordening van 21 januari 1879, regelende de geneeskundige behandeling en verpleging op plantages en gronden, stelde ook de functie in van Geneeskundig - Inspecteur. De eerste die deze functie bekleedde, was Dr. A. Salomons (tot 1908). De Geneeskundig - Inspecteurs werden meestal gerekruteerd uit de gelederen van de militairen, waardoor er geen continuïteit was in de leiding. Vanaf 1934 zou de leiding permanent in handen komen van civiele artsen.
In 1838 was in Suriname ingesteld een ”Commissie van Geneeskundig onderzoek en toevoorzigt”, die in 1896 werd omgezet in de nog altijd bestaande Geneeskundige Commissie. Maar ondanks alle goede voornemens dienden zich er uit Nederland geen gegadigden aan voor de vervulling van een medische post in Suriname. Hoewel de medische voorzieningen in Suriname over het algemeen goed te noemen waren, was men toch niet altijd tevreden over de gang van zaken. Zo zegt bijvoorbeeld Cool, directeur van het Militair Hospitaal, in 1924: de toestand was inderdaad onhoudbaar geworden. En als argumenten haalt hij daarbij aan dat de infectie afdeling zonder afscheiding naast het hoofdgebouw lag. Dat voor infectie zo vatbare kinderen, 1 tot 4 jaar, naast de volwassenen met interne en chirurgische aandoeningen werden verpleegd. Onder de zalen met tyfus en dissenterie, dus besmette en niet besmette zieken in één barak. De vloeren waren niet geploegd en deden alle overtollige vocht op de hoofden neerkomen van de patiënten in de catacomben. Er waren geen kribben, geen klamboes, geen licht in deze voor-historische zalen.
In 1873 arrangements for the medical care for the plantations were laid down by order. Under the first group of British Indian immigrants the death rate was extremely high. The immigration was suspended and only resumed on the condition that enough doctors would be provided. The ordinance of 21 January 1879 regulating the medical treatment and nursing on the plantations and grounds also instituted the function of Medical Inspector. The first person to hold this position was Dr. A. Salomons (till 1908). The Medical Inspectors were usually recruited from the ranks of the militaries, as a result of which there was no continuation in the management. As of 1934 the management would be placed permanently in the hands of civil doctors.
cites that “the infection department was situated next to the main building without partition. Children from one to four years so susceptible for infections were nursed next to adults with internal and surgical disorders. Under the rooms with typhoid fever and dysentery, so infected and not infected patients in the same barrack. The flours were not ploughed and had all excess fluid fall on the heads of the patients in the catacombs. There were no cribs, no mosquito nets, and no lights in these prehistoric rooms.
In 1838 a “Committee for Medical Research and Inspection” was set up, which in 1896 was turned into the still existing Medical Committee. But despite all good intentions no applicants from The Netherlands presented themselves for the fulfillment of medical positions in Suriname. Although the medical provisions in Suriname in general could be considered good, people were not satisfied with the run of things. So for instance in 1924 Cool, director of the Military Hospital, says: “the situation had indeed become unbearable.” And as arguments he
In 1924 werden er barakken aan de overkant van de Sommelsdijkse Kreek in gebruik genomen. De lijders van besmettelijke ziekten werden weggehaald uit de oude barakken. De lijders aan tbc werden overgebracht naar de nieuwe barakken en de patiënten van de catacomben naar het hoofdgebouw. Dat het voor de medici in de districten niet altijd eenvoudig was om hun patiënten te behandelen, blijkt uit een verhaal van Waller, begin twintigste eeuw. In de districten waren op diverse plaatsen medici gestationeerd en de overige plantages werden door de dokter met de boot bezocht. Waller vertelt van een bezoek van de dokter aan een paar plantages langs de Saramaccarivier. Men is daarbij afhankelijk van het getij, dus moet men vroeg vertrekken. De boot van de dokter, een kleine vier - riemsboot, was ongescreend en dus vrij toegankelijk voor muskieten. Er was geen gerief aan boord. Er werd proviand ingeladen, een koolpot, stormlantaarn, kruiken waarin water gekoeld kon worden, een smokepot met wat zuur oranje bladeren, dat was uiteraard tegen de muskieten en over de schouder van de arts hing zijn tas met gereedschappen. Hij moest rekening houden met het getij. Als dit gunstig was kon men vertrekken. Nadat men een tijd gevaren had,
In 1924 barracks were put into use at the other side of the Sommelsdijk Creek. The patients of contagious diseases were removed from the old barracks. The TB patients were taken to the new barracks and the patients of the catacombs were brought to the main building. That it was not always simple for the doctors in the districts to treat their patients is shown by a story from Waller at the beginning of the twentieth century. In the districts doctors were stationed at several places and the doctor visited the other plantations by boat. Waller reports of a doctor’s visit to a number of plantations along the Saramacca River. “They are dependent on the tide, so they have to depart early. The doctor’s boat, a small four-oar boat, was not screened so it was freely accessible for mosquitoes. There were no conveniences on board. Provisions were shipped, a coal cooking stove, hurricane lamp, stone bottles in which water could be cooled, a smoke-pot with a number of leaves from the sour orange tree, which was of course against the mosquitoes, and over the shoulders of the doctor his bag with tools was hanging. He had to take the tide into consideration. If that was favorable, they could depart. After they had sailed for a while, they saw a white flag somewhere on the bank. That was the sign that there was a patient there. So the boat was moored and on a beam, an old tree-trunk, the patient came aboard. He had to have a molar out.
Oude barak; boven waren de afdelingen voor tyfus en dysenterie, beneden waren de ‘catacomben’.
Old barrack. The departments for typhus and dysentery were upstairs. Downstairs were the catacombs.
zag men ergens aan de oever een witte vlag. Dat was een teken dat er daar een patiënt was. De boot werd dus aangemeerd en over een balk, een oude boomstam, kwam de patiënt aan boord. Er moest voor hem een kies getrokken worden. Dat gebeurde zonder verdoving in de boot. De patiënt nam plaats op een kist en de dokter trok de kies voor de patiënt. Het honorarium voor de dokter was een paar eieren en een hand bacoven. Dan gaat de reis verder en komt men op een plantage waar men een bezoek brengt aan het plantage - hospitaal. Soms loopt de oppasser naar de waterkant in verband met het getij en vertelt dan aan de dokter wat hij gegeven heeft aan de patiënten en aan welke patiënten.
Is het ernstig dan gaat de dokter zelf aan wal om de patiënten te bekijken en te behandelen. De directeuren, ach die gedragen zich ook waardig. Op een plantage had een directeur een grote fles met medicijn met twee glazen ernaast, een kleine en een grote. Alle patiënten die kwamen kregen uit die fles te drinken naar leeftijd. Kinderen kregen een klein glaasje en volwassenen een groot glas. Zijn redenering was eenvoudig: waar je lichaam behoefte aan heeft zal ze gebruiken, zal ze opnemen en waar ze geen behoefte aan heeft dat vindt zijn weg wel naar buiten.
Op 11 juni 1924 werd een afdeling voor besmettelijke ziekten geopend.
On 11 June 1924 a department for contagious diseases was opened in the backyard of the Military Hospital.
That was done without anesthesia in the boat. The patient took place on a box and the doctor pulled the tooth for the patient. The doctor’s fee was a couple of eggs and a bunch of bananas. Then the journey continues and they arrive at a plantation where they pay a visit to the plantation hospital. Sometimes the male nurse walks to the waterside in connection with the tide and tells the doctor what he has given the patients and which patients. If it is serious, then the doctor goes ashore himself to have a look at the patients and to
treat them. The directors, oh well, they also behave themselves with dignity. On the plantation a director had a big bottle with medicine with two glasses next to it, a small one and a big one. All the patients that came were given a drink from that bottle according to age. Children got a small glass and adults a large glass. His reasoning was simple: your body will absorb what it needs and what it does not need finds its way to the outside.”
5
Zorg voor melaatsen Voor de verpleging van melaatsen zijn er altijd al bijzondere maatregelen getroffen door de patiënten in een isolement te plaatsen. Medicijnen waren er voor deze lijders immers niet. In 1791 werd in Saramacca te Voorzorg aan de overkant van Groningen een speciaal melaatsenetablissement ingericht. Dit melaatsenoord heeft daar bestaan tot 1823 en werd toen overgeplaatst naar Batavia, aan de rechteroever van de Coppenamerivier. Dat is de plaats waar Petrus Donders zich bijzonder heeft onderscheiden. Op het eind van de negentiende eeuw werd Batavia echter verlaten. De Rooms - Katholieken bouwden een eigen melaatsencentrum in Paramaribo op een achtererf aan de Gravenstraat, aan de overzijde van de Sommelsdijkse Kreek. De Protestanten richtten een melaatsenoord op aan de rechteroever van de Surinamerivier, te Bethesda, terwijl de overheid een melaatsenoord inrichtte te Groot Chatillon, ook aan de bovenloop van de Surinamerivier.
Deze oorden waren meer isolatieoorden waar de mensen zo goed en zo kwaad als het ging verpleegd werden. Het gebeurde maar heel zelden dat patiënten die daar werden opgenomen, ook inderdaad als genezen de inrichting konden verlaten. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen er medicijnen die enige verlichting brachten. Om de patiënten aan deze medicijnen te helpen, ondernamen onder anderen medische studenten de zogenaamde BCM - actie om gelden in te zamelen voor de aanschaf van medicijnen. BCM staat voor Bethesda, Chatillon en Majella. Enkele jaren later werden andere, meer doeltreffende medicijnen uitgevonden en toen konden de patiënten ook beter worden behandeld. Geleidelijk aan konden de leprozerieën worden gesloten. Eerst Bethesda, inmiddels overgebracht naar Nieuw Bethesda, en Majella; uiteindelijk, in 1972, werd ook Chatillon gesloten verklaard. Maar patiënten die ooit aan de ziekte van Hansen, melaatsheid of lepra hadden geleden, hadden vaak nog de uiter-
Batavia, Coppenamerivier / Batavia, Coppename River
lijke kenmerken van deze ziekte. En om deze mensen een menswaardig bestaan te kunnen bieden, werd op initiatief van onder anderen de bekende Wim Bos Verschuur de Esther Stichting opgericht. Aan de Emiel Boutersestraat werden woningen opgezet. De inrichting bestaat nog altijd. Melaatsheid komt nog steeds voor in ons land, maar kan nu poliklinisch behandeld worden bij de Dermatologische Dienst, ondergebracht op het terrein van ‘s Lands Hospitaal.
Bethesda, Surinamerivier / Bethesda, Suriname River.
Care for lepers
6
For the nursing of lepers always measures were taken by placing the patients in isolation. After all, there were no medicines for these patients. In 1791 a special leper establishment was fixed up in Voorzorg at the other side of Groningen. This leper place existed there till 1823 and was then transferred to Batavia at the right bank of the Coppename River. That is the place where Petrus Donders particularly distinguished himself. However, at the end of the nineteenth century Batavia was abandoned. The Roman Catholics built a leper center of their own in Paramaribo in a backyard at Gravenstraat at the other side of the Sommelsdijks Creek. The Protestants established a leper place in Bethesda at the right bank of the Suriname River, while the government fixed up a leper place in Groot Chatillon, also on the upper course of the Suriname River. These leper places were rather isolation places where the patients were nursed as best they could. It only rarely happened that patients that were admitted there could leave the institution as cured. Only after World War II medicines came that brought some relief. To help the patients get these medicines,
medical students, among others, started the BCM-action to collect funds for the purchase of medicines. BCM stands for Bethesda, Chatillon and Majella. Some years later a number of more effective medicines were invented and then the patients could also be treated with better results. Gradually the leper houses could be closed. First Bethesda, in the meantime transferred to New Bethesda, and Majella. Finally in 1972 Chatillon was also declared closed. But the patients who had once suffered from leprosy often still had the external characteristics of this disease. And to offer these persons a decent existence the “Esther Foundation” was established on the initiative of, among others, the well-known Wim Bos Verschuur. Dwellings were built at Emiel Bouterse Street. The institution still exists. People still suffer from leprosy in
our country, but they can now be treated as outpatients at the Dermatological Service, housed on the grounds of the ‘s Lands Hospital.
Rooms - katholiek melaatsenoord, Paramaribo. Roman Catholic home for lepers in Paramaribo.
Andere volksziekten In de eerste helft van de twintigste eeuw waren er meer volksziekten die een ware teistering vormden voor de bevolking. Zo had men bijvoorbeeld anchylostoom, veroorzaakt door een worm in de darmen. Veel mensen leden aan anchylostoom. Mede met steun van de Rockefeller Foundation werd de bestrijding van deze ziekte vanaf 1915 groots aangepakt. De ouderen zullen zich ongetwijfeld nog het drankje ‘castorolie met kina-polie’ herinneren dat ze regelmatig bij de dokter moesten gaan innemen tegen deze wormziekte. Tegenwoordig vormt anchylostoom geen bedreiging meer. Een andere volksziekte aan het begin van de twintigste eeuw was yaws (framboesia tropica). De lijders aan deze ziekte werden geïsoleerd en moesten vaak een langdurige behandeling ondergaan in isolatieoorden. In 1911 bracht dokter Koch, toen directeur van het Militair Hospitaal, samen met een aantal studenten een bezoek aan het isolatieoord voor yawslijders te Groningen. De patiënten werden ingespoten met salvarsan. Dit bleek een wondermiddel en al gauw konden de inrichtingen voor yawslijders worden
gesloten. Tegenwoordig vormt yaws vrijwel geen probleem meer in ons land. Vele jonge mensen zullen zich niet eens kunnen herinneren dat er ooit yawslijders waren. Nog een ziekte waar veel Surinamers van te lijden hadden, was de oogziekte trachoom. Regelmatig, tweemaal per jaar, werden alle scholen bezocht door de schoolarts, die de kinderen onderzocht op melaatsheid, yaws en trachoom. Alle kinderen die trachoom bleken te hebben, werden in de weken daarna behandeld door de onderwijzers die hen de ogen indruppelde. Nu zijn er vrijwel geen trachoomlijders meer in Suriname. Een ziekte die in de eerste helft van de twintigste eeuw een ware kwelling vormde, was filaria, in de volksmond ‘bubu’ genoemd. Filaria ging vaak gepaard met hoge koortsen en leidde tot opgezette benen. Medicijnen waren er niet. De ziekte werd overgebracht door de filariamuskiet. Maar na de Tweede Wereldoorlog werd ook voor deze ziekte een medicijn uitgevonden die doeltreffend bleek. De patiënten werden behandeld en tegenwoordig komt filaria vrijwel niet meer voor. Tuberculose oftbc oftering was ook een ziekte die veel slachtoffers maakte in de eerste
helft van de twintigste eeuw. In 1924 werd voor lijders aan tbc een speciale afdeling gebouwd op het achterterrein van het Militair Hospitaal aan de overkant van de Sommelsdijkse Kreek. Daar werden barakken neergezet waar ze behandeld en verpleegd werden. Maar omdat er geen doeltreffende medicijnen waren, betekende opname van tbc - lijders vaak wachten tot de dood een eind maakte aan hun lijden. Na de oorlog kwamen er antibiotica die doeltreffend bleken te zijn tegen tbc. Tegenwoordig kunnen tbc lijders thuis behandeld worden. Pokken heeft in het verleden vaak slachtoffers gemaakt in Suriname. Zo was er in 1819 een grote epidemie, met duizenden doden. In 1813 werd een begin gemaakt met de vaccinatie tegen pokken. Tegen het eind van de negentiende eeuw werd aan de Heerenstraat een speciaal gebouw opgezet en ingericht om mensen te vaccineren. Dit gebouw stond bekend als Parc Vaccinogene. Ook moesten alle kinderen die op school ingeschreven werden, gevaccineerd worden. Gelukkig heeft men wereldwijd deze ziekte nu onder controle.
Another disease from which many people of Suriname had to suffer was the illness of the eye called trachoma. Regularly, twice a year, all the schools were visited by a school doctor, who examined the children for leprosy, yaws, and trachoma. All the children who appeared to suffer from trachoma were treated in the weeks that followed by the teachers who dripped eye drops in their eyes. And that helped. Nowadays there are practically no trachoma sufferers anymore in Suriname. A disease that constituted a real agony in the community in the first half of the twentieth century was elephantiasis in the vernacular, this is called ‘bubu’. Elephantiasis was often accompanied by high fevers and led to swollen legs. There were no medicines. The disease was carried by mosquitoes. But after World War II a medicine that appeared to be effective for this disease was also found.The patients were treated and nowadays people practically do not suffer from this the disease anymore. Tuberculosis or TB was also a disease that made many victims in the first half of the twentieth century. In 1924 a special depart-
ment was built in the backyard of the Military Hospital at the other side of the Sommelsdijk Creek for people who suffered from TB. Barracks were built there where the patients were treated and nursed. But since there were no effective medicines, admission of TB patients often meant waiting till death brought an end to their suffering. After the war antibiotics that appeared to be effective against TB were invented. The patients were treated with these new medicines and could leave the barracks after they were cured. Nowadays TB patients can be treated at home. In the past smallpox often made victims in Suriname. So there was a large epidemic with thousands deaths in 1819. In 1813 a start was made with smallpox vaccination. At the end of the nineteenth century a special building was constructed and equipped at Heeren Street to vaccinate persons. This building was known as Parc Vaccinogene. All the children that were enrolled in school had to be vaccinated. Fortunately, this disease is now under control worldwide.
Other epidemic diseases In the first half of the twentieth century there were more epidemic diseases that constituted a real ravaging to the inhabitants. For instance, there was sandworm disease caused by a worm in the intestines. Many persons were suffering from this disease. Also with the help of the Rockefeller Foundation they went about the fight against this disease on a large scale since 1915. The elderly people will no doubt still remember the medicine ‘castor oil with cinchona oil’ that they regularly had to take at the doctor’s against this worm disease. Nowadays sandworm disease does not constitute a threat anymore to Suriname. Another epidemic disease at the beginning of the twentieth century was yaws (frambesia tropica). The sufferers from this disease were quarantined and often had to undergo a protracted treatment in quarantine stations. In 1911, doctor Koch, then medical director of the Military Hospital, together with a number of students paid a visit to the isolation station for yaws patients at Groningen. The patients were injected with salvarsan (arsphenamine). This appeared to be a miracle drug and very soon the institutions for yaws patients could be closed. Nowadays yaws practically does not constitute a problem anymore for our country. Many young people won’t even remember that there ever were yaws patients in Suriname.
7
Medische voorziening op de plantages Een dresmama kreeg de geneeskunst overgeleverd van voorouders.
A ‘dresmama’ learned the art of medicine from ancestors.
In de slaventijd hadden we al plantages waar hospitalen waren en waar ook gegradueerde medici werkten. Er waren op veel plantages ook wat men noemde dresnegers of dresmama’s, mensen die gewoon in de praktijk bepaalde technieken hadden geleerd van een dokter of die geneeskunst overgeleverd hadden gekregen van hun voorouders, mensen die vaak de geneeskrachtige kruiden kenden en die toepasten in hun praktijk. Ook als er echte doktoren waren, prefereerden de slaven vaak genezing te zoeken bij een dresneger in wie ze vertrouwen hadden. Op het eind van de negentiende eeuw nam het aantal medici in Suriname toe door de oprichting van de Geneeskundige School. We kunnen in het algemeen zeggen dat de medische zorg, ook op de plantages toen beter werd. Bekende plantages met echte plantagehospitalen waren o.a. Mariënburg, Katwijk, Slootwijk en Nieuw Meerzorg. De meeste grote plantages hadden zo’n hospitaal en overal in de districten waren er districtsgeneesheren gevestigd. Nog maar vijftig jaar geleden waren er aan de rechteroever van de Commewijnerivier twee medische posten, in Constancia en in Frederiksdorp. Ze zijn inmiddels opgeheven, voornamelijk doordat de rechteroever van de Commewijne ontvolkt is geraakt. Ook vele andere medische posten van vroeger zijn opgeheven of overgeplaatst. Men kan nu volstaan met minder posten omdat de bereikbaarheid van de klinieken makkelijker geworden is door de aanleg van wegen en door het gebruik van motorboten.
Plantagehospitaal te Slootwijk. Plantation hospital in Slootwijk.
Medical provisions on the plantations During slavery we already had plantations where there were hospitals with graduated physicians. On many plantations there also were what they called ‘dresnegroes’ or ‘dresmamas’, people who had learned certain techniques in practice from a doctor, or whom had been handed down the art to practice medicine from their ancestors, people who often knew the medicinal herbs and used them in actual practice. Even if there were real doctors the slaves often preferred to seek recovery at a dresnegro who they trusted. At the end of the nineteenth century the number of physicians in Suriname grew due to the start of the Medical School. We can in general say that also in the districts the medical care then became better. Well-known plantations with real plantation hospitals were among others, Mariënburg, Katwijk, and Nieuw Meerzorg. Most of the large plantations had such a hospital and ‘district-practitioners’ had settled themselves everywhere in the districts. Only fifty years ago there were two medical stations at the Right Bank of the Commewijne River, one in Constancia and one in Frederiksdorp. In the meantime they were discontinued, mainly because the Right Bank of the Commewijne River became depopulated. Also many other former medical stations were discontinued or moved. Now they can do with fewer stations, since the polyclinics are now within reach because of the construction of roads and the use of runabouts. 8
Medische zorg in de districten Ook in Nickerie was de geneeskundige zorg verbonden aan het militaire apparaat. Er was daar een militair garnizoen gevestigd en dat had een infirmerie aan de Landingstraat, waar ook burgerpatiënten werden opgenomen. In 1927, nadat de katoenonderneming van de plantage Margarethenburg te gronde was gegaan, werden de bezittingen door de overheid overgenomen. Het ziekenhuis van de onderneming werd toen tot een overheidsziekenhuis gemaakt. De directeurswoning werd de dokterswoning. Dit is lange tijd zo gebleven en later kregen we in Nieuw Nickerie een kliniek, een apotheek en in recente tijd, in de jaren zestig, werd daar een modern ziekenhuis opgezet dat nu in vele behoeften van het district kan voorzien. Het hospitaal van Margarethenburg is inmiddels afgebroken en de dokter woont er al lang niet meer. In het ziekenhuis van Nieuw Nickerie hebben we nu een aantal specialismen.
Op vele plaatsen in de andere districten waren er medische posten gevestigd waar een arts, bijgestaan door een oppasser, belast was met de medische verzorging in dat ressort. In de jaren vijftig werd in Lelydorp zelfs een proef genomen met een geneeskundig centrum dat ook als mini - ziekenhuis zou moeten dienen. Dit ziekenhuis heeft niet volledig voldaan aan de verwachtingen. Maar in de jaren tachtig werden op meer plaatsen in de districten medische centra opgericht die in ruimere mate dan voorheen medische hulp zouden moeten bieden aan de bewoners. Ook in Coronie werd een ziekenhuis gebouwd dat niet bleek uit te groeien tot een echt ziekenhuis, misschien omdat patiënten door de betere verkeersmogelijkheden makkelijk naar Paramaribo vervoerd konden worden. In Wageningen werd reeds in de beginfase een kliniek annex ziekenhuis gebouwd. Het stadje lag toen erg geïsoleerd, maar toen het door de aanleg van de Oost – West - Verbinding uit zijn isolement verlost werd, verloor ook die kliniek het karakter van een ziekenhuis.
Het Lachmipersad Mungra Streekziekenhuis in Nieuw Nickerie. The Lachmipersad Mungra Regional Hospital in Nieuw Nickerie.
Hospitaal in Moengo. Hospital in Moengo.
In Saramacca zijn twee medici gevestigd, beiden van de overheid. Patiënten die in een hospitaal moeten worden opgenomen, worden naar Paramaribo vervoerd. In 1995 werd te Groningen een medisch laboratorium opgezet, een geschenk van de Boeren aan de samenleving van Saramacca. In Marowijne hadden we in Albina vroeger een ziekenhuis dat door de oorlogshandelingen van de tachtiger jaren in belangrijke mate achteruit is gegaan. Men is nu bezig met herstel ervan. Moengo kon zich beroepen op een goed geoutilleerd ziekenhuis in de tijd toen daar nog een belangrijk bauxietcentrum was van de Surinaamsche Bauxite Maatschappij, de voorloper van Suralco. Omdat de activiteiten van Suralco in Moengo op een laag pitje moesten worden gezet en door de betere verbindingen met Paramaribo, heeft dit ziekenhuis zijn vroegere functie verloren; er is nu slechts een polikliniek gevestigd. In de meeste overige districten zijn medici gevestigd die in dienst zijn van de Regionale Gezondheidsdienst, RGD.
Ziekenhuis in Coronie. Hospital in Coronie.
Medical care in the districts Also in the Nickerie district the medical care was connected to the military system. A military garrison was stationed there. A military hospital, to which also civil patients were admitted, was situated at Landingstraat. In 1927, after the cotton company of the Margarenthenburg plantation was ruined, the properties were bought by the government. The hospital of the company was then turned into a government hospital. The residence of the manager became the residence of the doctor. This remained this way for a long time and we later got a policlinic, a dispensary, and in more recent time, in the sixties, a modern hospital was built in Nieuw Nickerie, which now can fill many needs of the district. The hospital of Margarethenburg was pulled down in the meantime and for a long time the doctor does not live there anymore. In the Nieuw Nickerie Hospital we now have a number of medical specialists. In many places in other districts medical posts were situated where a physician, assisted by a male nurse, was in charge of the medical
care in that resort. In the fifties a test was even made in Lelydorp with a medical center that also had to function as mini-hospital. This hospital did not fully meet the expectations. But in the eighties more medical centers were established in the districts, which to a larger extent than before were supposed to offer medical help to the inhabitants. Also in Coronie a hospital was built, which not really appeared to develop into a hospital. Perhaps because patients could be easily transported to Paramaribo due to the better transportation possibilities. In Wageningen a clinic with adjoining hospital was already built in the initial phase. Wageningen was then situated very isolated, but when it was released from its isolation due to the construction of the East – West Connection, that clinic also lost its character of a hospital. There are two physicians in Saramacca, both government doctors. Patients that have to be hospitalized are transported to Paramaribo.
In 1955 a medical laboratory was put up in Groningen, a present of the ‘Farmers’ to the Saramacca community. In Marowijne there used to be a hospital, which due to the acts of war in the eighties to a considerable extent went down hill. They are now busy with the restoration of it. Moengo could appeal to a well-equipped hospital during the time when an important bauxite center of the Surinaamsche Bauxite Company, the predecessor of Suralco, was still there. Because the activities of Suralco in Moengo had to be kept simmering, and because there are better connections with Paramaribo now, this hospital lost its previous function. Now only a policlinic is situated there. In most of the other districts there are doctors that are employed by the Regional Health Service, RGD.
9
Zorg voor psychiatrische patiënten In vorige eeuwen stelden de zorg voor en verpleging van psychiatrische patiënten niet veel voor. De krankzinnigen werden geïsoleerd en opgesloten in hokken in het Militair Hospitaal, niet ter verpleging, maar meer ter bescherming van de samenleving. Tegen het midden van de negentiende eeuw heerste in de wereld een cholera - epidemie en er werd rekening mee gehouden dat die ook naar Suri=name zou overwaaien. Daartoe werden barakken gebouwd tussen de Gravenstraat en de toenmalige Wagenwegstraat. Suriname bleef bespaard van die
epidemie. De koloniale regering besloot om de krankzinnigen naar die barakken over te brengen. Dit betekende voor hen een betere huisvesting en voor het Militair Hospitaal een ontlasting. De psychiatrische patiënten bleven tot 1895 in de barakken. Op de voormalige plantage Wolffenbuttel werd een speciale inrichting gebouwd voor opname en verpleging van krankzinnigen. Voortaan zou dus niet alleen maar gelet worden op opsluiting en hiermee bescherming van de samenleving, maar zou ook daadwerkelijk gewerkt worden aan behandeling en verpleging van krankzinnigen. De inrichting op die plaats bestaat nog steeds, al heeft ze in de loop der tijden naamsver-
anderingen ondergaan. Ze werd eerst ‘s Lands Psychiatrische Inrichting en in recente tijd Psychiatrisch Centrum Suriname. Hier werken nu een aantal voor hun taak berekende psychiaters aan de genezing van de patiënten. Een pikante bijzonderheid is, dat de inrichting tussen de Gravenstraat en de Wagenwegstraat, waar de barakken waren gebouwd voor opname van cholerapatiënten, in de volksmond ‘kolera’ genoemd werd. Na overbrenging van de inrichting naar Wolffenbuttel bleef de naam ‘kolera’ in gebruik. Die naam wordt nu nog wel eens gehoord.
Het Psychiatrisch Centrum Suriname. The Psychiatric Center Suriname.
Care for psychiatric patients In previous centuries the care for and the nursing of psychiatric patients did not amount to much. The lunatics were isolated and locked up in cages in the Military Hospital; not to be nursed but for the protection of the community. Against the middle of the nineteenth century there was a cholera epidemic in the world and it was taken into account that the epidemic could also come to Suriname. For that purpose barracks were built between Gravenstraat and the then Wagenwegstraat. Suriname was spared from this epidemic. The colonial government decided to move the lunatics to those barracks. This meant a better accommodation for them and a relief for the Military Hospital. The psychiatric patients remained in the barracks until 1895. A special institution was built on the former Wolffenbuttel plantation for admission and nursing of lunatics. From now on not only attention would be paid to the locking up and with that the protection of the community, but they would also actually work on the treatment and nursing of lunatics. The institution in that place is still there, although the name changed in the course of time. First it became ‘s Lands Psychiatrische Inrichting (Psychiatric Institution of the Country) and in recent times Psychiatrisch Centrum Suriname (Psychiatric Center Suriname). Here a number of psychiatrists equal to their tasks are now working on the recovery of the patients. A juicy detail is that the institution between Gravenstraat and Wagenwegstraat where the barracks were built for admission of cholera patients, was called ‘kolera’ in popular speech. After the move of the institution to Wolffenbuttel the name ‘kolera’ remained in use.
10
Andere ziekenhuizen Lange tijd was het Militair Hospitaal het enige ziekenhuis in Paramaribo. Hierin kwam echter in de twintigste eeuw verandering. Van 1897
tot 1910 werkten in het Militair Hospitaal een aantal Liefdezusters van het Rooms - Katholiek Bisdom. Toen in 1910 echter een conflict ontstond tussen de leiding van het Bisdom en die van het Militair Hospitaal, besloot het Bisdom de zusters uit het hospitaal terug te
trekken. Aanvankelijk zouden ze teruggezonden worden naar Nederland, maar na een initiatief uit het volk kwam het bisdom op het besluit terug en werden ze hier gehouden om te werken in een op te richten ziekenhuis. In 1916 werd het Sint Vincentius Ziekenhuis geopend. Dit ziekenhuis had eerst meer het karakter van een verpleeghuis, maar gaandeweg werden de faciliteiten uitgebreid en tegenwoordig beschikt het over veel meer mogelijkheden en talrijke specialismen. De eerste directeur was de befaamde dokter J.F. Nassy, naar wie in Paramaribo de Dokter J.F. Nassylaan genoemd werd. Het terugtrekken van de Rooms - Katholieke Liefdezusters uit het Militair Hospitaal had ook andere gevolgen. Aanvankelijk werkten in dit hospitaal vooral broeders die in ruil voor kost en inwoning hun taken verrichtten. Maar al vroeg in de twintigste eeuw werd begonnen met een speciale opleiding van verpleegkundigen in het Militair Hospitaal.
Het Sint Vincentius Ziekenhuis in 1916. The Sint Vincentius Hospital in 1916.
Other hospitals For a long time the Military Hospital was the only hospital in Paramaribo. However, in the twentieth century that changed. From 1897 till 1910 a number of Sisters of Charity from the Roman Catholic Diocese used to work in the Military Hospital. When in 1919, however, a conflict arose between the management of the Diocese and that of the Military Hospital, the Diocese decided to withdraw the sisters from the hospital. At first they would be sent back to The Netherlands, but after an initiative from the population it was decided to keep them here and to establish a hospital where they could be set to work. And this initiative was in 1916 the reason for the establishment of the Sint Vincentius Hospital. This hospital initially had more the character of a nursing home, but gradually the facilities were expanded and nowadays it has far more possibilities and numerous medical specialties. The first director was the famous doctor J.F. Nassy after whom the Dr J.F. Nassylaan in Paramaribo was named. The withdrawal of the Roman Catholic Sisters of Charity from the Military Hospital had other consequences too. At first there were mainly male nurses working in this hospital who performed their tasks in exchange for board and lodging. But early on in the twentieth century a special training for nurses started in the Military Hospital.
De operatiekamer van het Sint Vincentius Ziekenhuis.
The operating room of the Sint Vincentius Hospital.
11
De Geneeskundige School Omdat er geen gegadigden waren uit Nederland voor de functie van medicus in Suriname, werd in 1880 in het parlement van Suriname, de toenmalige Koloniale Staten, een motie van Dr. C. van Lier aangenomen. Deze met algemene stemmen aangenomen motie voorzag in de oprichting van een Geneeskundige School. De Nederlandse regering ging hiermee echter niet akkoord en deze post werd van de begroting van Suriname geschrapt. In 1881 werd deze post opnieuw op de begroting gebracht en nu ging de Nederlandse regering wel akkoord ermee. Zo was de weg geëffend voor de oprichting van een eigen opleiding van geneeskundigen in Suriname. Bij Gouvernementsresolutie van 8 maart 1882 werd deze opleiding ingesteld onder de naam van ‘Inrichting met 5-jarige cursus tot opleiding van jonge lieden tot districtsgeneesheer’. In mei 1882 werd de school officieel geopend en met de leiding werd belast de Geneeskundig - Inspecteur die tevens Officier van Gezondheid was en die ook nog Chef was
van de Militaire Geneeskundige Dienst en Chef van het Militair Hospitaal, Dr. A. Salomons. Bij de opening van de opleiding waren zestien studenten ingeschreven. Gedurende de hele duur van de opleiding werden in totaal zesentwintig studenten ingeschreven. De toelatingseisen voor de opleiding tot districtsgeneesheer waren aanvankelijk dat men: - zeventien tot tweeëntwintig jaar oud moest zijn;
- een goed leesbare hand moest kunnen schrijven; - kennis moest bezitten van de Nederlandse taal; - een tekst in het Frans en het Duits vlug moest kunnen lezen en vertalen; - kennis moest bezitten van de beginselen van de Latijnse taal; - kennis moest hebben van de rekenkunde, vooral van gewone en tiendelige breuken en van de leer der evenredigheden; - kennis moest bezitten van de stelkunde tot
Leslokaal van de Geneeskundige School in 1932. / Classroom of the Medical School in 1932.
The Medical School Because there were no candidates from The Netherlands for the position of physician in Suriname, in 1880 in the parliament of Suriname, the then ‘Koloniale Staten’, a motion from Dr. C. van Lier was adopted. This unanimously adopted motion provided for the establishment of a medical school. However, the Dutch government did not approve of this and this item was removed from the budget of Suriname. In 1881, this item was again placed on the budget and now the Dutch government agreed with the proposal. So the way was paved for the establishment of our own institution for the training of physicians in Suriname. By government decree of 8 March 1882 this institution was established under the name ‘Institution with a five-year course of study for the training of young persons to become district physicians.’ In May 1882 the school was officially opened and the Medical Inspector who was also the Health Officer and also Head of the Military Health Service and Head of the Military Hospital was placed in charge. At the opening of the training course sixteen students were enrolled, while during the whole duration of the training a total of twenty-six students were enrolled. The admission requirements for the training of district doctors were initially that they should: be seventeen to twenty-two years of age; have a good legible handwriting; have knowledge of the Dutch language; be able to quickly read and translate a text in French and German; have knowledge of the principles of the Latin language; have knowledge of arithmetic, especially the common and decimal fractions and of the theory of proportions; have knowledge of algebra up to and including the quadratic equation; have knowledge of plane geometry and the contents of simple bodies.
12
Graduates had to work six years in the districts. The first instructors at the Medical School were: Dr. Schelky, Dr. Leysner, Dr. Van West, Dr. Van Lier, Dr. Coronel, Dr. Benjamins and the pharmacist Bresse. The first students already graduated in 1883. Those were Messrs. Gewand, Juda and Fernandes. They were able to graduate so soon, because in the previous years they had enjoyed training at private individuals and had gained enough practical experience.
en met de vierkantsvergelijking; - kennis moest bezitten van de vlakke meetkunde en van de inhouden der eenvoudige lichamen. Afgestudeerden zouden zes jaar in de districten moeten werken. De eerste docenten aan de Geneeskundige School waren: Dr. Schelky, Dr. Leysner, Dr. Van West, Dr. Van Lier, Dr. Coronel, Dr. Benjamins en de apotheker Bresse. De eerste studenten studeerden al in 1883 af en dat waren de heren Gewand, Juda en
Fernandes. Zij konden zo snel afstuderen omdat ze in de jaren daarvoor bij particulieren een opleiding hadden genoten en voldoende praktijkervaring hadden opgedaan. De lessen van de Geneeskundige School werden gegeven in een particulier gebouw en dat gebeurde tot 1889. Daarna werden de lessen verzorgd in het Militair Hospitaal en dat duurde tot 1965. Dit Militair Hospitaal is later ‘s Lands Hospitaal gaan heten. In 1965 werd als opleidingsziekenhuis aangewezen
het Centraal Ziekenhuis, het huidige Academisch Ziekenhuis. De lessen werden aanvankelijk kosteloos gegeven maar later moest 25 gulden per maand betaald worden. In 1885 reeds stopte men bij de Geneeskundige School met nieuwe inschrijvingen, omdat men van mening was dat er een overschot van medici zou ontstaan. Toen in 1891 als laatste de heer Dragten slaagde, werd de school gesloten na in totaal zesentwintig geneesheren afgeleverd te hebben. Al gauw dreigde echter een tekort aan medici en daarom besloot men tot heropening van de school over te gaan. Op 1 juni 1899 werd opgericht de ‘Inrichting tot opleiding van jonge lieden tot genees-, heel-, en verloskundige en tot apotheker’, kortweg de Geneeskundige School. De opleidingsduur was zes jaar en voor apotheker vier jaar. Men kon aanvankelijk gratis studeren of 300 gulden per jaar betalen. Vanaf 1906 moest iedereen betalen. Het onderscheid in de eerste jaren was hierop gebaseerd dat de personen die gratis studeerden, de verplichting op zich namen om het land een aantal jaren te dienen en vooral dan in de districten, terwijl zij die collegegeld betaalden, van die verplichting waren vrijgesteld.
Via deze ingang gingen de studenten naar de leslokalen op het terrein / Through this entrance the students went to the classrooms in the backyard.
The lessons at the Medical School were given in a private building and that was done till 1889. After that the lessons were conducted in the Military Hospital and that lasted until 1965. This Military Hospital was named ‘s Lands Hospital later. In 1965 the Central Hospital, the present Academic Hospital, was designated as the training hospital. At first the lessons were given free of charge, but later a sum of twenty-five guilders per month had to be paid. Already in 1885 they stopped with enrolling new students at the Medical School, because they were of the opinion that a surplus of doctors would be created. When in 1891 Mr. Dragten graduated as the last person, the school was closed. Twenty-six students in total were turned out by this institution. However, soon a shortage of physicians was imminent and therefore they decided to reopen the school. That happened on 1 July 1899. It so happened that then the ‘Institution for the training of young persons to become medical practitioners, surgeons, obstetricians, and pharmacists’, simply the Medical School, started. The training period for doctors was six years and four years for pharmacists. The students were allowed to study free of charge or to pay 300 guilders per year. As of 1906 everyone had to pay. The distinction in the first years was based on the fact that persons who studied free of charge took on the commitment to serve the country a number of years and then especially in the districts, while those who paid tuition and fees were exempt from this obligation.
13
De Geneeskundige School heeft in de loop der tijden velen afgeleverd, maar van hen zijn ook veel vertrokken naar Nederland of Indonesië waar zij een verdere opleiding genoten en daar in dienst traden. Als men in Nederland verder wilde studeren, hoefde men daar geen voorbereidende examens te doen, slechts het theoretisch - praktisch artsexamen. In 1914 werd op de Curaçaose begroting een bedrag van 600 gulden opgebracht voor twee studenten. Het is echter niet bekend of zij onze medische school inderdaad bezocht hebben. Het betekent wel dat de Geneeskundige School van Suriname inmiddels bekendheid had verworven, ook buiten de grenzen. Na de wederoprichting in 1899 heeft deze school een continu bestaan gekend tot ze in 1969 als Medische Faculteit deel werd van de Universiteit van Suriname. Voor toelating tot de medische opleiding in
1899 was aanvankelijk het mulo - diploma vereist. Later, vanaf 1931, werd een vergelijkend examen afgenomen, mede omdat de toestroom van studenten te groot geworden was. En vanaf 1950 werd geëist overgang van het eerste naar het tweede jaar van de inmiddels opgerichte Algemene Middelbare School. In 1951 werd geëist overgang van de tweede naar de derde klas van de AMS en vanaf 1952 werd als toelatingseis gesteld dat men in het bezit was van een diploma van de AMS. De Geneeskundige School heeft vanaf haar oprichting een dualistisch karakter gehad. Ze was geboren uit een noodsituatie - ze moest Suriname voorzien van de nodige medici en ze moest de basis leggen voor verdere
studie. De school voorzag in een dringende behoefte en de afgeleverde districtsgeneesheren hebben ervoor gezorgd dat ook in de districten de medische voorzieningen altijd op redelijk niveau gebleven zijn. De geneesheren beschikten daar onder andere over speciale doktersboten, waarbij ook roeiers in dienst waren. Met deze boten kon men langs de plantages varen om de patiënten daar te behandelen. Later kreeg men de beschikking over barkassen, motorboten. Omdat in die tijd malaria vrij veel voorkwam en de doktoren nogal gul waren met het toedienen van kinine, werd voor deze barkassen spottend ook wel de naam gehanteerd van ‘kinine automaat’.
Natuur- en scheikundepracticum van de Geneeskundige School / Physics and chemistry lab of the Medical School.
14
In the course of time, the Medical School turned out a good many doctors, but many of them also departed for The Netherlands or Indonesia where they received additional training and were employed there. If they continued studying in The Netherlands, they were exempt from doing a preliminary examination; only the theoretical-practical final examinations in medicine. In 1914 an amount of 600 guilders was entered on the budget of Curaçao for two students. However, we do not know if they really enrolled in our medical school. It does mean, however, that the medical school of Suriname in the meantime had earned a good reputation, also abroad. After the reopening in 1899, the school knew a continuous life until it became the Medical Faculty as part of the University of Suriname in 1969. Initially in 1899, a mulo – diploma (high school) was required for admission to the
medical school. Later, as of 1931, the candidates had to do a comparative exam, also because the influx of students had become too big. And as of 1950 move up from the first to the second form of the in the meantime started secondary school was required. In 1951 move up from the second to the third form of the AMS (general secondary school) was required. And as of 1952 the admission requirement was that one should possess a diploma of the AMS. Ever since its start, the Medical School had a dualistic character. It was born out of an emergency situation – it had to provide Suriname with the physicians needed – and it should lay the foundation for further study. The school filled an urgent need and the turned out district doctors made sure that also in the districts the medical provisions always remained on a reasonable level. There they had among other things special boats at their disposal and the oarsmen were also
in the service of the government. With these boats they were able to sail along the plantations to treat the patients there. Later they had the disposal of longboats, runabouts. Because in that time malaria was a common disease and the doctors were rather generous with administering quinine, the derisive name of ‘quinine-machine’ was also used for these runabouts. Towards the middle of the twentieth century every now and then complaints were lodged against the Medical School. Experts swamped with work conducted the training. Foreign doctors enjoyed a higher remuneration. As a joke people were referring to the school as the smallest school in the world. But fortunately there were also positive notes. It was a pampered child of Suriname. The first and only of its kind in the whole Caribbean. And this was urged as an argument to keep the school intact. The closing would mean a
Tegen het midden van de twintigste eeuw rezen er wel eens bezwaren tegen de Geneeskundige School. De opleiding geschiedde door overbelaste deskundigen. Buitenlandse artsen genoten een hogere waardering. Spottend sprak men wel eens van de kleinste school ter wereld. Maar gelukkig waren er ook positieve geluiden. De school was een troetelkind van Suriname, de eerste en enige in haar soort in het gehele Caraïbisch Gebied en dit werd als argument aangevoerd om de school in tact te houden. De opheffing zou voor Suriname een ramp betekenen. Als de opleiding niet helemaal voldeed, moest men die aanpassen. Dit argument werd aangevoerd door onder anderen Dr. Dragten. Maar wat zou dan nodig zijn? Jessurun zegt in een rapport van 1949: er moet een fulltime directeur komen, er moet een beter laboratorium komen voor de opleiding van de studenten. Er moest gezorgd worden voor modern studiemateriaal. Er moest gezorgd worden voor betere collegezalen. En er moest een goede bibliotheek komen. Dokter Wolff, de latere directeur van de Dienst voor Volks- en Besmettelijke Ziekten (voor-
loper van het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg) pleitte voor de toekenning van beurzen voor afgestudeerden om elders te studeren en daarna verplicht terug te keren naar Suriname. De Geneeskundige School heeft altijd een niet weg te denken positie gehad in de Surinaamse samenleving. Ze heeft ervoor gezorgd dat er steeds voldoende medici waren, waardoor in dit opzicht de medische zorg gegarandeerd was. Het bezit van het artsradicaal en ook het feit dat iemand ingeschreven was op de Geneeskundige School waren op zich al een statussymbool. Als de dokter in het hospitaal zijn rondje liep, dan liepen er altijd een heleboel studenten achter hem aan, allemaal keurig in hun witte jas, als pseudo - intellectuelen en wetenschapsfiguren. De sociale activiteiten van de medische studenten waren opmerkelijk. Zo ijverden zij bijvoorbeeld voor de zgn. BCM - actie om medicijnen aan te schaffen voor de behandeling van melaatsen in Bethesda, Chatillon en Majella. De studenten van de Geneeskundige School gaven hun eigen blad uit dat op een redelijk
niveau stond; het heette ‘De Stethoscoop’. Ze verleenden hulp bij het filaria - onderzoek en de bestrijding van filaria en yaws. Overzien we de ontwikkeling, dan kunnen wij constateren dat de Geneeskundige School zich heeft waargemaakt in de Surinaamse samenleving. De lessen dwongen hospitaalgeneesheren tot theoretische voorbereiding, waardoor het niveau van de in het hospitaal werkzame artsen omhoog ging. Van de 578 medische studenten waren tot 1967 afgestudeerd 434, dat is 75%, geen slecht percentage. Reeds in 1949 stelde een medicus, dat een arts met trots moet kunnen aantonen welke zijn alma mater is. Er was alle reden voor de afgestudeerde medici van de Geneeskundige School om met trots op hun alma mater, onze Geneeskundige School, te kunnen wijzen. Ze zorgde ervoor dat de verhouding tussen het aantal artsen en het aantal patiënten altijd gunstig was. Veel medici uit de afgelopen decennia en ook docenten zijn afgeleverd door de Geneeskundige School.
Eén van de leslokalen van de Geneeskundige School / One of the classrooms of the Medical School.
disaster for Suriname. If the training did not fully perform then it had to be adjusted. Dr. Dragten among others argued this argument. But what would then be needed? In a report of 1949 Jessurun states: “A full-time director should be appointed. There should be a better laboratory for the training of the students. They had to provide modern material for study. They had to provide better lecture rooms. They had to provide a good library.” Dr. Wolff, the future director of the Service for epidemic and contagious diseases (precursor of the Bureau for Public Health Service) pled for the awarding of scholarships to graduates for studying elsewhere and after that they were bound to return to Suriname. In 1946 the Health Inspector argued that the preliminary training at the AMS could cut down the time of study at the Medical School with one year. The Medical school has always had such a position in the Suriname community that it
was impossible to imagine life without it. It has always provided enough doctors as a result of which the medical care was guaranteed in this respect. The possession of the qualification of a doctor or also even the fact that someone was enrolled at the Medical School was already a status symbol in itself. The hazing of the students was always a happening in the community, especially when they went in their white coats as often happened. And when the doctor did his round in the hospital, then a lot of students were always walking behind him, all neatly dressed in their white jacket like pseudointellectuals and scholars. The social activities of the medical students were remarkable. So, for instance they did their utmost for the BCMcampaign to purchase medicines for the treatment of lepers in Bethesda, Chatillon and Majella. The student of the medical school also issued their own magazine, which was of a reason-
able level. It was named ‘The stethoscope’. They rendered assistance at examining and combating elephantiasis and yaws. If we look back over the developments, then we can ascertain that the Medical School proved itself in the Suriname Community. The training was conducted in the Military Hospital.The lessons obliged the hospital doctors to theoretical preparation, as a result of which the level of the doctors working in the hospital went up. Up to 1967, 434 of the 578 students graduated. That is 75%, not a bad result. In 1949 already, a doctor said that a physician should be able to proudly show its alma mater. The graduates of the Medical school have enough reasons to be proud of their alma mater, our Medical School. The school saw to it that the ratio between doctors and the number of patients was always favorable. Many physicians from the past decades and also teachers were turned out by the Medical School. 15
16
In het cursusjaar 1905 - 1906 waren aan de Geneeskundige School als docenten verbonden: Dr. H.D.Benjamins voor het vak natuurkunde, Dr. J. Scholtens, arts - leraar in de bijzondere pathologie en therapie, de gerechtelijke geneeskunde en klinische oefeningen aan het ziekbed, Dr. O.A. van Königslou, leraar in de ontleedkunde, weefselleer, ziektekundige ontleedkunde, Dr. J. van West, leraar in de verloskunde gynaecologie, oefeningen op het fantoom en klinische oefeningen aan het ziekbed, Dr. G. J. Vanier, leraar in de algemene pathologie geneesmiddelenleer fysiologie en de beginselen der gezondheidsleer, Dr. E.A. Koch, leraar in de algemene, speciale en operatieve chirurgie, oogheelkunde en klinische oefeningen aan het ziekbed, T. Bolten, leraar in de scheikunde (anorganische, organische en analytische) en in de artsenij – bereidkunde, J.L. Heyl, leraar in de plantkunde, kennis der geneeskundige planten, beginselen van dier- en delfstofkunde, farmacognosie en artsenij - bereidkunde. De Geneeskundige Commissie stond in 1905 onder leiding van de Geneeskundig Inspecteur en deze commissie had o.a. tot taak het geneeskundig onderzoek van ambtenaren die wegens ziekte met buitenlands verlof wensten
te vertrekken, en met de keuring van ambtenaren die de dienst met pensioen wensten te verlaten. Praktiserende geneesheren waren in 1905: J. van West, H.R. Juda, A. da Silva Pereira, M. Heilbron, J. Fernandes, G.J. Vanier, L.G. van de Leuv, J.F. Nassy, W.Th. Liems, L.F. Voet, J.A. Dragten, Jacques Colaço Delmonte. Dr. H.J. van der Schroeff was veearts. Dentisten in 1905 waren: Albert Bueno Bibaz, M. Jessurun, Rafael Laberdesk. Apothekers waren: G. Zeiler, (J.M. van der Stempel was provisor), W.P. Hering, H. Gilhuis, H. Hotleuv, W.F. van der Leuv, A.H. Jessurun, mevrouw H. van Normen - Gans, A.L. van Amson, A. Wezenhagen, Albert J. Bueno de Mesquita, R.C. Buth, H.J. de la Parra, C.A. van Spal, A.P.H. Samson, W. Engelbrecht, G.T. May, J.G. Kaersenhout, Jacques de La Fuente, B.J. Bos Verschuur, A.S. del Castilho, mevrouw Johanna Stolting, E.G. Jessurun, J. Stirling. Drogisten waren toen: G.R. Green, weduwe Coronel - Westerborg, R.E. Polak, D. de la Parra, T.G. Coronel. De geadmitteerde vroedvrouwen in 1905 waren: weduwe De Sanders - Nolte, J.G. Walton, J.B. Kamferbeek, C.A. Afoertiet, F.L.W. Nolte, weduwe Zonneweg - van de Lande, weduwe Bakker - Vlinders, H.G. Burn,
G. Gans, L.C. Goede, J.C. Gullier, A.E. Mattes, A.J. Mattes, G.S.L. Merkust, F.G. Walree Brandon. In 1904 was er in het Militair Hospitaal een cursus voor de opleiding van vroedvrouwen en deze cursus stond onder leiding van Dr. E.A. Koch, Officier van Gezondheid eerste klas. In 1924 waren districtsgeneesheren gevestigd te Nieuw Amsterdam (Dr. G. van Amson), Mariënburg (Dr. J.A Abercrombie), Frederiksdorp (J. Del Castilho), Katwijk (A.E. Wolff), Constancia (M.S. Polak), Domburg (J.W. del Prado), Groningen (H.J.Th. Hiemke), La Prevoyance (A. Faverey), Lelydorp (H.W. May), Nieuw Nickerie (J.W. de Miranda), Paradise (A. Arons), Coronie (A.A. Jessurun), Albina (R.W. Fernandes). H.W. Weiting en E. Jessurun waren stadsgeneesheren belast met de armenpraktijk. De geneesheer G.Th. May was belast met de bestrijding van besmettelijke ziekten. G.W. Dwarka Panday en W.E. Fräser waren microscopisten, C.W. Naar was schoolgeneesheer, belast met het onderzoek en behandeling van trachoom en andere ziekten bij schoolkinderen en behoeftigen te Paramaribo. J.F. Nassy, geneesheer, was belast met de Geneeskundige Dienst vanaf de plantage Leonsberg tot
In the 1905 – 1906 academic year the following university teachers were attached to the Medical School: Dr. H.D. Benjamins for physics; Dr. J. Scholten, physician – teacher of special pathology and therapy, forensic medicine and clinical exercises at the bedside; Dr. O.A. van Königslou, teacher of anatomy, histology; Dr. J. van West, teacher of obstetric gynecology, exercises on the manikin and clinical exercises at the bedside; Dr. G.J. van Vanier, teacher of the general pathology, pharmacology, and the principles of hygiene; Dr. E.A. Koch, teacher of the general, special, and operative surgery, ophthalmology and clinical exercises at the bedside; T. Bolten, teacher of chemistry (organic, inorganic, and analytical) and of the medicine – preparation; J.H. Heyl, teacher of botany, knowledge of medical plants, principles of zoology and mineralogy, pharmacology and medicine – preparation. In 1905, the Public Health Commission fell under the leadership of the Health Inspector and among other things this commission was in charge of the medical examination of civil servants who wished to go on foreign leave due to illness, and the physical examination of civil servants who wanted to retire. In 1905 the following persons were registered as medical practitioners: Dr. J. van West, H.R. Juda, A. da Silva Pereira, M. Heilbron, J. Fernandes, Dr. G.J. Vanier, L.G. van de Leuv, J.F. Nassy, W.Th. Liems, L.F. Voet, J.A. Dragten, Jaques Colaço Delmonte. Dr. H.J. van der Schroeff was a veterinarian.
The following persons were dentists in 1905: Albert Bueno Bibaz, Dr. M. Jessurun, Dr. Rafael Laberdesk. The pharmacists then were: G.R. Green, Mrs. Coronel – Westerborg, R.E. Polak, D. de La Parra, T.G. Coronel. Those admitted as Midwifes in 1905 were: Mrs. De Sanders – Nolte, J.G. Walton, J.B. Kamferbeek, C.A. Afoertiet, F.L.W. Nolte, Mrs. Zonneweg – Van de Lande, Mrs. Bakker – Vlinders, H.G. Burn, G. Gans, L.C. Goede, J.C. Gullier, A.E. Mattes, A.J. Mattes, G.S.L. Merkust, F.G. Walree – Brandon.
of trachoma and other diseases of school children and needy people in Paramaribo. Dr. J.F. Nassy was in charge of the Medical Service from the Leonsberg Plantation up to and including Kwatta. Dr. L.F. Voet was in charge of the Medical Service from the Beekhuizen Plantation up to and including the Dijkveld Plantation. Dr. J.A. Dragten was in charge of the Medical Service on the plots along the Verlengde Gemenelandsweg, Eerste Rijweg and Tweede Rijweg, and the plots in Mattonshoop and Hermitage. In 1924 Mrs. G. Schneiders – Howard, led the Sanitary Service. There were also a Food and Drug Administration and a slaughterhouse.
In 1904 there was a Midwife course of study in the Military Hospital and Dr. E.A. Koch, health officer first class, was in charge of this course. In 1924 district doctors were stationed in Nieuw Amsterdam (Dr. G. van Amson), Mariënburg (Dr. J.A. Abercrombie), Frederiksdorp (J. del Castilho) Katwijk (Dr. A.E. Wolff), Constancia (M.S. Polak), Domburg (J.W. Del Prado), Groningen (H.J.Th. Hiemke), La Prevoyance (A. Favery), Lelydorp (H.W. May), Nieuw Nickerie (J.W. de Miranda), Paradise (A. Arons), Coronie (A.A. Jessurun), Albina (R.W. Fernandes). H.W. Weiting and E. Jessurun were city doctors in charge of the poor relief. Dr. G.Th. May was in charge of the contagious disease control. G.W. Dwarka Panday and W.E. Fräser were charged with microscopic examinations, C.W. Naar was a school doctor in charge of examination and treatment
578 students in total were enrolled in the Medical School and 21 or 8.8% of them were female students. 313 of the registered students completed their study at the Medical School in Paramaribo, 22 at the University of Suriname, 95 in The Netherlands and four elsewhere. So altogether 434 or 75%, of whom 77% of the male and 51% of the female students. 20% of the 434 graduates were promoted to doctors of medicine and 40% became medical specialists. 210 out of the 434 doctors earned a degree or title abroad. 188 also became doctor abroad. All in all the success can be considered very high. At first the students at the Medical School completed their studies as division – surgeons (for the rural districts) or with a diploma of
en met Kwatta, L.F. Voet, geneesheer, was met de Geneeskundige Dienst van plantage Beekhuizen tot en met plantage Dijkveld belast. J.A. Dragten, geneesheer, was belast met de Geneeskundige Dienst op de percelen gelegen aan de Verlengde Gemenelandsweg, Eerste en Tweede Rijweg en percelen te Mattonshoop en Hermitage. In 1924 stond de Hygiënische Dienst onder leiding van mevrouw G. Schneiders - Howard. Ook waren er een keuringsdienst en een slachthuis. Aan de Geneeskundige School zijn in totaal ingeschreven geweest 578 studenten en van hen waren 21 vrouwelijke studenten, dat is 8,8%. Driehonderddertien van de ingeschrevenen voltooiden hun studie aan de Geneeskundige School in Paramaribo, 22 aan de Universiteit van Suriname, 95 in Nederland en vier elders. Samen dus 434 of 75%, van wie 77% van de mannelijke en 51% van de vrouwelijke studenten. Twintig procent van de 434 afgestudeerden promoveerde tot doctor in de geneeskunde en 40% werd specialist. Van 313 geneesheren hebben 210 een graad of titel in het buitenland behaald. Onder meer zijn 188 tevens buitenlands arts geworden. Al met al is het
rendement heel hoog te noemen. Aanvankelijk sloten de studenten aan de Geneeskundige School hun studie af als divisie – heelmeester (voor de landelijke districten) of met een diploma van stedelijk heelen vroedmeester (voor Paramaribo). Vanaf 1899 kregen de afgestudeerden de titel van genees-, heel-, en verloskundige. De studenten kregen drie akten uitgereikt (geneeskundige, heelkundige en verloskundige) en het was ook mogelijk om na het examen voor geneeskundige de beide andere bevoegdheden niet te halen en zich toch te vestigen als geneeskundige. Maar in 1939 werd deze mogelijkheid ingetrokken en moesten de studenten alle drie examens afleggen. Toch konden de geneeskundigen die reeds praktijk uitoefenden, dat blijven doen volgens de oude regeling. In 1973 kregen de geneesheren die afgestudeerd waren aan de Geneeskundige School de titel van arts. De studenten van de medische faculteit gingen aanvankelijk voor hun preklinische opleiding naar Leiden, Nederland. Na de bouw en inrichting van het Prof. P.C. Flu Medisch Wetenschappelijk Instituut bleven ze vanaf het begin van hun studie in Suriname.
tingsexamen voor de Geneeskundige School 46 kandidaten deel. Van hen werden er vijftien toegelaten. Op die school namen in dat jaar 129 kandidaten deel aan de examens en van hen slaagden 67, dat is 51,94%. In 1949 werden ook examens afgenomen ter verkrijging van het verpleegstersdiploma Nederlandse Bond voor Ziekenverpleging en daaraan werd door 23 kandidaten deelgenomen; aan achttien kon het diploma worden uitgereikt.
In 1949 namen aan het vergelijkend toela-
De Geneeskundige School werd in 1969 een faculteit van de Universiteit van Suriname. Dit is het slotwoord van de rede van de laatste directeur, E. van der Kuyp / The Medical School became a faculty of the University of Suriname in 1969. Those are the words in conclusion of the speech of the last director, E. van der Kuyp.
urban surgeon and male obstetrics (for Paramaribo). As of 1899 the title of the graduates was: “genees-, heel- en vroedmeester” (medical practitioner, surgeon, and obstetrics. The students were granted three certificates: medical practitioner, surgeon, and obstetrics and it was also possible, after the exam for medical practitioner, to fail for the two other qualifications and still start a practice as a medical practitioner. But in 1939 this possibility was revoked and the students had to pass all three exams. However, the doctors that already practiced were allowed to keep on doing that according to the old regulation. In 1973, the graduates of the Medical School were granted the title of doctor. At first the students of the medical faculty went to Leiden, Holland for their pre-clinical training. After the construction and design of the Professor P.C. Flu Medical Scientific Institute they remained in Suriname as of the beginning of their studies. In 1949, 46 candidates took the competitive exam for the Medical School. Fifteen of them were passed. In that year 129 candidates took the exams and 67 or 51.94% passed. In 1949, exams were also held for becoming a graduate nurse of the ‘Netherlands Union for the Nursing of the Sick.’ 23 candidates took the exam and eighteen were granted the diploma.
Gentlemen, ex-director and ex-teachers at the Medical School, I break with the tradition by addressing you and not the students as the last. In addition to your overcrowded work program you also had to manage respectively teach at the Medical School with very poor means and without assistance. That you have done this with heart and soul is shown by the products you have turned out. Tribute to you! I was talking about ex-director and ex-teachers, for today a sad ceremony took place, be it in an occult manner. At the coming into force of the “Government Order Regarding the Medical Faculty” the Medical School was discontinued by virtue of article 32 of the University Ordinance. So the Medical School is dead! But we shall write on its grave: “Long live the Medical School!” I thank you for your attention 17
De huidige situatie op het gebied van de volksgezondheid is over het algemeen goed te noemen. In het binnenland van Suriname komt nog vrij veel malaria voor. Met de zorg voor de volksgezondheid in het binnenland is de Medische Zending belast, die daarbij wordt ondersteund door de Overheid. Voor haar werk heeft de Medische Zending twee ziekenhuizen te respectievelijk Stoelmanseiland in het woongebied van de Aucaners (het Johannes King Zendingshospitaal) en te Djoemoe in het woongebied van de Saramaccaners (het Jaja Dande Hospitaal). Daarnaast is er een netwerk van klinieken en medische posten in het binnenland, terwijl ernstig zieke patiënten - indien nodig en mogelijk - naar het Diakonessen Ziekenhuis in Paramaribo worden vervoerd. Vroeger had de Medische Zending van de EBG reeds medische posten in het binnenland. Bij Kabel werd in 1947 een ziekenhuis geopend, het Prinses Juliana Zendingshospitaal. Door de bouw van de stuwdam bij Afobaka en het onderlopen van een groot gebied in het binnenland, liep ook Kabelstation onder water en het ziekenhuis moest noodgedwongen worden verplaatst. Johannes King Zendingshospitaal te Stoelmanseiland / Johannes King Mission Hospital at Stoelmanseiland.
Jaja Dande Hospitaal te Djoemoe / Jaja Dande Hospital at Djoemoe.
18
The present situation in the field of public health in general can be considered good. In the interior of Suriname malaria is still found rather frequently. The Medical Mission is in charge of the care for the public health in the interior. The government supports them in this. The Medical Mission has two hospitals at respectively Stoelmanseiland in the residential area of the Aucaners (the Johannes King Mission Hospital) and at Djoemoe in the residential area of the Saramaccaners (the Jaja Dande Hospital). In addition to that, there is a network of policlinics and medical posts in the interior, while seriously ill patients – if needed and possible – are transported to the Diakonessen Hospital in Paramaribo. In the past the Medical Mission already had medical posts in the interior. Near Kabel a hospital was opened in 1947, the Princess Juliana Mission Hospital. Because of the construction of the dam near Afobaka and the being flooded of a large part of the area in the interior, also Kabelstation was flooded and the hospital had to be moved.
De zorg voor de volksgezondheid is toevertrouwd aan het Departement van Volksgezondheid. Paramaribo telt momenteel enkele goed geoutilleerde ziekenhuizen en een aantal ondersteunende instellingen, waaronder het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (B.O.G.) en de Bloedbank van het Rode Kruis. De ziekenhuizen in Paramaribo beschikken over een goede wetenschappelijke, medische en verpleegkundige staf. Ook bestaat er een goede samenwerking met ziekenhuizen o.a. in Nederland en Duitsland, waardoor het sinds enkele jaren zelfs mogelijk is om hartoperaties te verrichten in Suriname. Ook met andere specialisten zijn er afspraken. Op min of meer regelmatige basis komen buitenlandse specialisten naar Suriname voor behandeling van patiënten.
Ministerie van Volksgezondheid / Department of Health.
The care for the public health is consigned to the Department of Health. At present there are a number of well-equipped hospitals in Paramaribo. These are: the Academic Hospital, the Sint Vincentius Hospital, the Diakonessen Hospital, the ‘s Lands Hospital, and the Military Hospital. In addition there are a number of supporting institutions, among which the Bureau for Public Health (BOG) and the Blood Bank of the Red Cross.
Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (B.O.G.) / Bureau for Public Health.
The hospitals in Paramaribo have a good scientific, medical, and nursing staff. There is also a good cooperation with hospitals in Holland and Germany, as a result of which for some years already it is even possible to perform heart surgeries in Suriname. Also with other medical specialists there are agreements. On a more or less regular basis foreign medical specialists come to Suriname to treat patients.
Bloedbank van het Surinaamse Rode Kruis / Blood Bank of the Suriname Red Cross.
19
De belangrijkste ziekenhuizen zijn momenteel: Het Academisch Ziekenhuis in Paramaribo. Dit ziekenhuis werd geopend in 1966 en drie jaar later werd het een academisch ziekenhuis, waar de medische studenten hun praktische opleiding krijgen. Vroeger geschiedde de opleiding tot arts aan de Geneeskundige School en in het ‘s Lands Hospitaal. In 1969 werd de Geneeskundige School als Medische Faculteit ondergebracht bij de Universiteit van Suriname. De theoretische opleiding krijgen de studenten nu in het M.W.I. ( Medisch Wetenschappelijk Instituut), terwijl ze hun praktische opleiding krijgen in het Academisch Ziekenhuis. Het St.Vincentius Ziekenhuis werd opgericht in 1916. De eerste directeur werd de befaamde dokter J.F. Nassy. Academisch Ziekenhuis / Academic Hospital.
Sint Vincentius Ziekenhuis / Sint Vincentius Hospital.
Het Diakonessen Ziekenhuis in Paramaribo werd geopend in 1962. Aanvankelijk waren er alleen maar poliklinieken en een apotheek, maar in de loop der jaren groeide het Diakonessenhuis uit tot een volledig uitgerust ziekenhuis, met vele specialismen.
Presently, the most important hospitals are: the Academic Hospital in Paramaribo. This hospital was opened in 1966 and three years later it became the academic hospital where the medical students receive their practical training. In the past the medical training took place at the Medical School and in the s’ Lands Hospital. In 1969 the Medical School was housed as the Faculty of Medicine in the University of Suriname. The students now receive their theoretical training in the MWI (Medical Scientific Institute), while they receive their practical training in the Academic Hospital. The Sint Vincentius Hospital started in 1916. The first director was the well-known doctor J.F. Nassy. The Diakonessen Hospital in Paramaribo started in 1962. At first there were only policlinics and a pharmacy, but in the course of time the Diakonessenhuis grew into a completely equipped hospital with many specialists. The ’s Lands Hospital is the oldest still existing hospital of Paramaribo. It was founded in 1760 as a Military Hospital, but became a civilian hospital in 1934.
20
Medisch-Wetenschappelijk Instituut / Medical Scientific Institute.
In the Nickerie district we nowadays find a well-equipped hospital with a number of specialists. Now it is no longer necessary that all the patients come to Paramaribo for
Het ‘s Lands Hospitaal is het oudste nog bestaande ziekenhuis van Paramaribo. Het werd opgericht in 1760 als Militair Hospitaal, maar in 1934 werd het een burgerziekenhuis. In het district Nickerie vinden we tegenwoordig een goed geoutilleerd ziekenhuis, met een aantal specialisten. Het is nu niet langer nodig dat alle patiënten voor specialistische behandeling naar Paramaribo komen. Ook Albina kent een ziekenhuis, dat echter in de binnenlandse oorlog van de jaren tachtig grote schade heeft opgelopen. Sedert 1981 zijn alle landsdienaren verzekerd tegen medische kosten in het Staatsziekenfonds – SZF. Ook particulieren kunnen zich bij dit fonds aansluiten. De Regionale Gezondheidsdienst – RGD - is belast met de organisatie en de zorg voor de medische voorzieningen in de kuststrook. Daarvoor zijn er een aantal artsen in dienst die in de meeste gevallen ook diensten verrichten ten behoeve van het SZF.
‘s Lands Hospitaal, 2004 / ‘s Lands Hospital, 2004.
treatment by specialists. Also in Albina there is a hospital, which, however, sustained quite a lot of damage during the war in the interior in the eighties. As of 1981, all government officials are insured at the State Health Insurance – SZF - against medical costs. Also private persons can join this fund. The Regional Health Service – RGD – is in charge of the organization and the care for the medical provisions in the coastal strip. For that reason a number of doctors are employed who in most cases also perform services on behalf of the SZF.
Regionale Gezondheidsdienst - RGD / Regional Health Service.
21
Bijzondere betekenis Suriname heeft in de loop der tijden een aantal medici gekend die bijzondere betekenis hebben gehad en die een bijzondere rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de geneeskundige zorg. Drie van deze figuren waren zonder twijfel Kwassie, Adolf Gravenberch en Sophie Redmond, de eerste vrouwelijke dokter die afstudeerde aan de Geneeskundige School. Kwassie werd omstreeks 1690 geboren in Afrika. Hij werd als slaaf naar Suriname gebracht waar hij in ieder geval in 1712 al aanwezig was. Later werd hij gekocht door Gouverneur Mauricius die hem o.a. inzette voor het voeren van vredesonderhandelingen met de Marrons en hem ook gebruikte als leermeester voor zijn kinderen. In 1755 werd Kwassie vrij verklaard. Toen genoot hij reeds grote bekendheid als kruidenkenner, vooral door de kwassie - bita waarvan hij de medicinale werking heeft ontdekt. Hij voerde onder meer correspondentie met universiteiten in Zweden en werd door de geleerden daar erkend als een groot kruidenkenner. In 1776 maakte Kwassie een reis naar Nederland waar hij o.a. werd ontvangen door de toenmalige stadhouder Willem V. Kwassie werd ook wel
eens ontmaskerd als een bedrieger, maar niettemin bleef hij grote bekendheid en waardering genieten, niet alleen onder de slaven maar ook onder de kolonisten die vaak bij ziekte naar hem toegingen om genezing te zoeken. Kwassie overleed in 1787 en de waardering die ook anderen voor hem hadden, blijkt o.a. uit het grafschrift dat de dichter Hendrik Schouten schreef bij zijn overlijden: ‘Grafschrift voor de neger Kwassie van Timotibo. Hier rust een wonder onzer eeuw in kruid en heelkunst zo ervaren dat hoe de
faculteit ook schreeuwt, zij nooit dit licht zal evenaren. Hij heeft al rottend zich gered, de val der leden stout belet. Dat dus ‘s mans naam bij ons een reeks van eeuwen schittert. Beroemd bij het gans heelal door het heilzaam Kwassie bitter’. ‘Al rottend zich gered’ duidt op het feit dat Kwassie geleden heeft aan melaatsheid en dat hij in die tijd toen er nog geen medicijnen waren, zichzelf van die ziekte heeft genezen. Om Kwassie te eren, is in het Eerste Rijweg Project in Paramaribo een straat naar hem genoemd.
Significant importance
22
In the course of years Suriname has known a number of physicians who were of significant importance and played an important role in the history of the medical care. Three of these persons without doubt were Kwassie, Adolf Gravenberch and Sophie Redmond, the first woman who got a diploma from the Medical School. Kwassie was born around 1690 in Africa. He was brought as a slave to Suriname where he, in any case, was already present in 1712. Later Governor Mauricius, who brought him into action among other things to conduct peace negotiations with the maroons, bought him and also used him as a tutor for his children. In 1755 Kwassie was declared free. Then he was already widely known as herbalist, especially because of the kwassie – bita of which he discovered the medicinal effects. He, among other things, conducted a correspondence with universities in Sweden and was recognized by scientists there as a great herbalist. In 1776 Kwassie traveled to The Netherlands where he was received by the then viceroy Willem V. Kwassie was at times also shown up as a cheat, but nonetheless he was widely known. He met with appreciation, not only among the slaves, but also among the colonialists who often went to him to seek recovery of illnesses. Kwassie died in 1787 and the appreciation others had for him is obvious among other things from the epitaph the poet Hendrik Schouten wrote
Kwassie, de kruidenkenner die de medicinale effecten van kwassie - bita ontdekte / Kwassie, the herbalist who discovered the medical effects of kwassie - bita.
at his death: “Epitaph for the Negro Kwassie of Timotibo. Here rests a wonder of our century in herb and medicine so experienced that no matter how hard the faculty yells, it will never come up to this light. He saved himself as he rotted and prevented the fall of the limbs. So, may this man’s name excel with us a succession of years. Famous throughout the entire universe through the
medicinal Kwassie bitter.” “Saved himself as he rotted” points to the fact that Kwassie suffered from leprosy and that he cured himself from that disease in a time when there were no medicines. To honor him, a street in the Eerste Rijweg Project in Paramaribo has been named after Kwassie.
Een andere belangrijke medicus in de negentiende eeuw was Adolf Frederik Gravenberch. Hij werd in 1811 op een plantage geboren uit slavenouders. Hij werd in de leer gedaan bij een dokter op een plantage, dokter Steglich. Na diens overlijden werd hij geplaatst bij de arts Gravenhorst. In het hospitaal van deze Gravenhorst heeft hij veel medische ervaring kunnen opdoen. Deze jongeman maakte zich erg verdienstelijk. Hij verdiende reeds als slaaf vrij veel geld en kon zichzelf vrijkopen toen hij 36 jaar oud was. Toen kreeg hij de naam van Adolf Frederik Gravenberch. Hij bleef met dokter Gravenhorst werkzaam als chirurgijn - assistent in het hospitaal. Gravenberch kwam met gouverneur Von Schmidt auf Altenstadt in contact en deze bestuurder kwam onder de indruk van zijn verdienstelijke capaciteiten. Samen met an-
dere ingezetenen heeft de gouverneur hem voorgedragen voor een benoeming tot arts en bij Koninklijk Besluit van 1855 werd aan Gravenberch toegestaan om de medische praktijk in Suriname uit te oefenen; dat terwijl hij nooit enig examen had afgelegd zoals de wetten voorschreven. Gravenberch vestigde zich in 1855 als heelmeester en richtte zijn eigen hospitaal op waar mensen niet alleen maar voor korte behandelingen kwamen, maar waar ze ook opgenomen konden worden voor verpleging. Ook is er een advertentie bekend van deze Gravenberch, waarin hij de mededeling deed dat elke dag op vastgestelde uren de armen die het niet konden betalen, bij hem konden komen voor vrije geneeskundige behandeling. Gravenberch heeft als medicus heel goed geboerd en investeerde dit geld onder andere in plantages. Zo werd hij bijvoorbeeld mede - eige-
naar van de plantage Osembo. Later ging het echter slecht met de plantages, dus deelde hij in de malaise van de hele kolonie en heeft toen heel wat geld verloren. Als heelmeester bleef Gravenberch grote waardering behouden van de samenleving en dat bleek onder meer in 1880 bij zijn zilveren jubileum als stadsheelmeester, toen heel veel mensen hem kwamen gelukwensen. Ook in de jaren daarna bleef dokter Gravenberch zich verdienstelijk maken en dat is hij blijven doen tot zijn overlijden in 1906. Vermeldenswaard is dat hij in 1905 zijn gouden jubileum heeft kunnen vieren als arts. In het Eerste Rijweg Project in de hoofdstad is er een straat genoemd naar dokter Gra-venberch om deze medicus uit de negentiende eeuw te eren.
Adolf Frederik Gravenberch.
Another important doctor in the nineteenth century was Adolf Frederik Gravenberch. He was born on a plantation in 1811 out of plantation parents. He was apprenticed to a doctor on a plantation, doctor Steglich. After his death he was apprenticed to doctor Gravenhorst. In the hospital of doctor Gravenhorst he was able to gain much medical experience. This young man made himself very useful. Already as a slave he earned rather much money and was able to purchase his freedom when he was 36 years old. Then he got the name of Adolf Frederik Gravenbech. He remained working with doctor Gravenhorst as a chirurgeon in the hospital. Gravenberch came in contact with Governor Von Schmidt auf Altenstadt. This ruler was impressed by his meritorious capabilities. Together with other residents the governor proposed him for appointment as doctor and by Royal Decree of 1855 Gravenberch was allowed to practice medicine in Suriname although he never took an exam as laid down in the laws. Gravenberch established himself as a doctor and set up his own hospital where people not only went for short treatments, but where they could also be admitted for nursing. An advertisement from this Gravenbeek is known in which he announced that every day on fixed hours poor people who could not pay could see him for a free of charge medical treatment. Gravenberch managed his affairs as a doctor well and invested this money among other things in plantations. So he
Adolf Frederik Gravenberch.
became co-owner of the Osembo plantation. However, later things went bad with the plantations so he was part of the depression in the whole colony and lost plenty money then. The community kept expressing its appreciation for him as a doctor and that was shown in 1880 at his silver jubilee as a city doctor, when many persons came to wish him happy returns of the day. Also in the years
that followed doctor Gravenberch kept making himself useful and kept doing that until his death in 1906. Worth mentioning is that he was able to celebrate his fiftieth anniversary as a doctor in 1905. At the Eerste Rijweg Project in the capital of Suriname a street is named after Gravenberch to honor this doctor from the nineteenth century. 23
Sophie Redmond werd op 14 januari 1907 geboren als dochter van een eenvoudige onderwijzer. Zij groeide op als een kind met een groot muzikaal gevoel, een artistieke begaafdheid en een zeer eigen wil. Haar vader confronteerde haar met een beroepskeuze, waarbij hij het vak van onderwijzeres voor zijn dochter het meest ideale vond. Opmerkelijk was de keuze van Sophie echter: ze gaf te kennen dat ze haar brood als arts of als dienstmeisje wilde verdienen. De argumenten van haar vader dat ze als negermeisje én als vrouw nooit het radicaal van dokter zou behalen, belette Sophie niet zich
aan haar keuze te houden. Op 1 november 1925 werd ze ingeschreven als leerlinge van de Geneeskundige School. In 1935 vestigde ze zich als particulier geneesheer. Het volk kende haar als ‘Dokteres’. Ze was niet rijk aan aardse goederen, maar haar schat aan goede eigenschappen wilde ze overdoen aan de nakomelingen van de slaven. Zij was er trots op negerin te zijn. Sophie Redmond genoot populariteit door haar voorlichtingspraatjes via de radio en de door haar geschreven toneelstukjes in de Surinaamse taal. Ze maakte eenvoudige nakomelingen van de slaven zelfbewuster.
Hoe groot de waardering voor haar onvermoeibaar en meestal belangeloos werk was, bleek vooral bij haar dood. Op 18 januari 1955 werd ze tijdens een bijeenkomst onwel en ze overleed de volgende dag in het ’s Lands Hospitaal. De stoet die haar begeleidde naar haar laatste rustplaats telde meer dan tweeduizend personen, onder wie vele vooraanstaanden uit de samenleving. Velen hadden zich ook langs de route opgesteld. De straat in Paramaribo waar zij het laatst heeft gewoond, heeft haar naam gekregen, de Dokter Sophie Redmondstraat.
Dokter Sophie Redmond / Doctor Sophie Redmond.
Sophie Redmond was born on January 14, 1907, as the daughter of a humble school teacher. As a child, she grew up with a keen sense for music, an artistic giftedness and a very strong will of her own. Her father gave her a choice of profession. He himself thought the profession of teacher would be the most ideal for his daughter. That fact that Sophie decided to earn her living as a medical doctor or as a maid is worthy of attention. Her father’s arguments that as a negress and a woman she would never obtain the medical certificate, did not prevent Sophie to push forward in order to achieve her ambitions. 24
On November 1, 1925, she enrolled as a coed at the Medical School. She started to practice as a private general practitioner in 1935. She soon became known to the people as “Dokteres” (ladies’-doctor). Sophie was not amply endowed with worldly possessions but she wanted to pass on her wealth of good qualities to the descendants of the slaves. She took pride in being form negrodescent. Sophie gave even to the humblest a better understanding and a sense of their own dignity by means of informative talks on radio and her self-written plays in the Suriname language.
The full measure of appreciation for this hardworking woman became most evident at her dead. On January 18, 1955, she got ill during a meeting and died in the Government Hospital next day. At the funeral-procession more than two thousand people attended, including many prominent people in the community. The route was lined with many others. The street on which she lived last in Paramaribo, has since been named after her: Dokter Sophie Redmondstraat.
Suralco Magazine Publicatie / Publication Suralco Public Relations and Communications Department P.O. Box 1810 Paramaribo - Suriname
26