Strategieles Verbanden – niveau A
Strategieles Verbanden (Relaties en verwijswoorden) niveau A Wat doe je in deze les? Bij Nieuwsbegrip lees je altijd een tekst met het stappenplan. Je gaat vaak op zoek naar verbanden in een tekst. Wat zijn verbanden? In een tekst staan heel veel zinnen. Dat zijn geen losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen bestaan verbanden. Zinnen kunnen op verschillende manieren bij elkaar horen. Er zijn verschillende soorten verbanden. Bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling. Er zijn speciale woorden waaraan je kunt zien dat er een verband is. Dat zijn signaalwoorden. Voorbeelden van signaalwoorden zijn: maar, daardoor en zoals.
Wat leer je? In deze les krijg je uitleg over verbanden tussen de zinnen in een tekst. Je leert welke verbanden er zijn. Ook oefen je met verbanden. En je leert aan welke signaalwoorden je een verband kunt herkennen.
Zo staat het in het stappenplan Bij stap 2 van het stappenplan ga je de tekst lezen:
pagina 1 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Tijdens het lezen let je ook op de verbanden tussen de zinnen.
Welke verbanden zijn er? Welke verbanden kun je in een tekst tegenkomen? Je herkent een verband meestal aan een signaalwoord. Lees de uitleg hieronder.
Een voorbeeld Als je duidelijk wilt maken wat je precies bedoelt, kun je een voorbeeld gebruiken. In een tekst staan vaak voorbeelden. Je kunt dat zien aan de volgende signaalwoorden: voorbeeld, bijvoorbeeld, onder andere, zo en zoals. Op school leer je allerlei vakken, bijvoorbeeld rekenen, taal en geschiedenis. Achter het woord 'bijvoorbeeld' staan voorbeelden van vakken: rekenen, taal en geschiedenis. Voorbeeld:
In de wereld zijn zeven werelddelen, onder andere Noord-Amerika, Afrika en Antarctica. Achter 'onder andere' staan voorbeelden van werelddelen: Noord-Amerika, Afrika en Antarctica. Voorbeeld:
pagina 2 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Een opsomming of volgorde In een opsomming of volgorde noem je verschillende dingen na elkaar. In een tekst staan vaak opsommingen of volgordes. Je kunt dat zien aan de volgende signaalwoorden: en, ook, ten eerste / ten tweede / ten derde, daarna, verder, bovendien, daarnaast en zowel ... als. Voorbeeld: We gaan op kamp! Dit moet je meenemen: een slaapzak, warme kleren en een zaklamp. Bovendien moet je geld meenemen. De dingen die hier genoemd worden zijn: een slaapzak, warme kleren, een zaklamp en geld. De dingen zijn een opsomming. Dat je aan de woorden 'en' en 'bovendien'. Voorbeeld: Amira houdt zowel van dansen als van zingen. Er worden twee dingen opgesomd waar Amira van houdt: dansen en zingen. Dat zie je aan de woorden 'zowel' en 'als'.
Een tegenstelling of verschil Als je wilt zeggen dat twee dingen verschillend zijn, kun je dat doen met een tegenstelling of verschil. In een tekst staan vaak tegenstellingen of verschillen. Je kunt dat zien aan de volgende signaalwoorden: maar, toch, hoewel, ondanks, echter, niet, in tegenstelling tot en het tegenovergestelde. Ik ben goed in rekenen en toch heb ik een onvoldoende gehaald voor mijn rekentoets. De tegenstelling is: ik kan goed rekenen – ik heb een onvoldoende gehaald. Je ziet de tegenstelling aan het woord 'toch'. Voorbeeld:
Hoewel Liam wilde lezen, ging hij toch met Shania televisie kijken. De tegenstelling is: Liam wilde lezen – hij ging televisie kijken. Liam doet iets anders dan hij eigenlijk wil doen. Je ziet de tegenstelling aan het woord 'hoewel'. Voorbeeld:
pagina 3 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Een oorzaak–gevolg of reden–gevolg In een tekst kun je aangeven dat er iets gebeurt (gevolg) en waardoor dit gebeurt of waarom dit gebeurt (oorzaak of reden). In een tekst staan vaak zinnen met een oorzaak/reden en gevolg. Je kunt dat zien aan de volgende signaalwoorden: omdat, doordat, door, want, daarom, hierdoor, daardoor, namelijk en zodat. Voorbeeld:
Er is al lang geen regen gevallen. Daarom zijn de bloemen in de tuin
dood. Oorzaak: Er is al lang geen regen gevallen. Gevolg: De bloemen in de tuin zijn dood. Aan het woord 'daarom' kun je zien dat het om een oorzaak en gevolg gaat. Fay heeft geen school vandaag, omdat de meester ziek is. Reden: De meester is ziek. Gevolg: Fay heeft geen school vandaag. Aan het woord 'omdat' kun je zien dat het om een reden en gevolg gaat. Voorbeeld:
Test Kijk goed naar de uitleg over de verbanden en de signaalwoorden die daarbij horen. Dek dan de uitleg af. Werk in tweetallen. Bespreek de antwoorden. 1. Kijk naar de signaalwoorden hieronder. Welk verband hoort daarbij? Schrijf op: Signaalwoord:
Daarbij hoort het verband:
bijvoorbeeld hierdoor hoewel ten eerste zodat bovendien zoals het tegenovergestelde 2. Noem zoveel mogelijk signaalwoorden die bij het verband ‘een tegenstelling of verschil’ horen.
pagina 4 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
3. Noem zoveel mogelijk signaalwoorden die bij het verband ‘een oorzaak-gevolg of reden-gevolg’ horen.
Zo werkt het.
Hoe herken je verbanden tussen zinnen? 1. Lees het stukje tekst goed. Let op signaalwoorden. Onderstreep of markeer de signaalwoorden.
Ik lees ...................................................................................................... Ik zie ........................................................................................................ 2. Bedenk steeds: bij welk verband hoort dit signaalwoord? Welk verband kan het zijn?
Ik weet ..................................................................................................... .................................................................................................................... Dus ik denk ............................................................................................. ....................................................................................................................
3. Lees de zinnen nog een keer. Bedenk of het verband klopt.
Nu oefenen Oefenen met verbanden (klas) Gebruik de Hulp van Sam. 1. Jullie spelen Sam. Bij Sam staan een soort wolkjes. Dat zijn tekstballonnen. Lees om de beurt een tekstballon hardop voor. 2. Stel vragen aan Sam. Begrijp je nu wat Sam doet? Snap je wat je moet doen als je verbanden tegenkomt in de tekst?
pagina 5 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Aan de slag met verbanden (klas) Jullie gaan op zoek naar signaalwoorden en naar zinnen met een reden en een gevolg. Lees eerst tekst 1 met het stappenplan. Beantwoord daarna de vragen onder de tekst.
Tekst 1 Feest in Berlijn In 2009 vierden Duitsland en andere landen feest. Want twintig jaar geleden ging de Berlijnse Muur open. Die muur zorgde ervoor dat mensen uit Oost-Berlijn niet naar West-Berlijn konden. Hun regering wilde dat niet. Feest in Duitsland Op 9 november 2009 vierde Duitsland feest. Het was feest omdat twintig jaar geleden de Berlijnse Muur viel. Deze muur was een muur die dwars door de stad Berlijn liep. Mensen uit Oost-Berlijn mochten toen niet naar West-Berlijn gaan. Op 9 november 1989 ging de Muur open. Dit was een bijzondere dag. Daarom werd maandag 9 november 2009 een feest georganiseerd. De geschiedenis Na de Tweede Wereldoorlog werd Duitsland verdeeld in twee helften. West-Duitsland en Oost-Duitsland. Dat was in 1946. Ook Berlijn werd verdeeld. West-Berlijn hoorde bij West-Duitsland en Oost-Berlijn hoorde bij Oost-Duitsland. Maar steeds meer Oost-Berlijners waren niet tevreden. Zij wilden naar West-Berlijn. De regering wilde dat niet, zodat in 1961 de Muur gebouwd werd. In het begin was de muur nog niet overal even goed. Mensen klommen uit het raam van een huis op de grens. Want ze wilden heel graag naar West-Berlijn vluchten. Of ze groeven tunnels onder de muur door. Maar de muur werd bewaakt door soldaten. Vlucht voordat de Berlijnse Muur is gesloten Als ze iemand zagen vluchten, werd die doodgeschoten.
De muur gaat open De mensen in Oost-Duitsland werden steeds ontevredener. De regering in Oost-Duitsland kreeg ook steeds minder steun van andere landen. Daarom namen de Oost-Duitse ministers op 9 november 1989 een besluit. Iedereen mocht weer naar het westen reizen. Dit bericht kwam ’s avonds op tv. Meteen gingen duizenden Oost-Berlijners een kijkje nemen in West-Berlijn. De West-Berlijners Feest na de val van de Muur pagina 6 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
gingen ook de straat op. Ze wilden namelijk hun buren uit het oosten verwelkomen. Het werd een feestelijke nacht. Een jaar later werden Oost- en West-Duitsland weer één land: Duitsland. Naar: Nieuwsbegrip week 46, 2009
Beantwoord de vragen. Gebruik de uitleg in deze les en de Hulp van Sam. Lees de zinnen en doe de opdrachten samen met een andere leerling. 1. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘Feest in Duitsland’. Daar staat de zin: Het was feest omdat twintig jaar geleden de Berlijnse muur viel. A: Het gevolg is: Het was feest. B: Wat is de reden? ………………………………………………………………………………………………………… C: Wat is het signaalwoord? …………………………………………………………………………………………… 2. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘Feest in Duitsland’. Daar staan de zinnen: Dit was een bijzondere dag. Daarom werd maandag 9 november 2009 een feest georganiseerd. A: De reden is: Dit was een bijzondere dag. B: Wat is het gevolg? ……………………………………………………………………………………………………… C: Wat is het signaalwoord? …………………………………………………………………………………………… 3. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘De geschiedenis’. Daar staat de zin: De regering wilde dat niet, zodat 1961 de muur gebouwd werd. A: De reden is: De regering wilde dat niet. B: Wat is het gevolg? ……….……………………………………………………………………………………………. C: Wat is het signaalwoord? ……………………………………………………………………………………………
4. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘De geschiedenis’. Daar staan de zinnen: Mensen klommen uit het raam van een huis op de grens. Want ze wilden heel graag naar West-Berlijn vluchten. A: Het gevolg is: Mensen klommen uit het raam van een huis op de grens. B: Wat is de reden? …………………………………………………………………………………………………………
pagina 7 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
C: Wat is het signaalwoord? …………………………………………………………………………………………… 5. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘De muur gaat open’. Daar staan de zinnen: De mensen in Oost-Duitsland werden steeds ontevredener. De regering in Oost-Duitsland kreeg ook steeds minder steun van andere landen. Daarom namen de ministers op 9 november 1989 een besluit. A: Het signaalwoord is: Daarom B: Wat is het gevolg? ……….……………………………………………………………………………………………. C: Wat is de reden? ………………………………………………………………………………………………………… 6. Kijk in het stukje tekst onder het kopje ‘De muur gaat open’. Daar staan de zinnen: De West-Berlijners gingen ook de straat op. Ze wilden namelijk hun buren uit het oosten verwelkomen. A: De reden is: Ze wilden hun buren uit het oosten verwelkomen. B: Wat is het gevolg? ……….……………………………………………………………………………………………. C: Wat is het signaalwoord? ……………………………………………………………………………………………
Op zoek naar verbanden (samen) 1. Lees tekst 2 met het stappenplan. De tekst staat op de volgende bladzijde. 2. Onderstreep de signaalwoorden in de tekst. 3. Bij welke verbanden horen de signaalwoorden? Bespreek dit samen. 4. Welk verband komt het meeste voor in deze tekst? Schrijf op: ………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Vind je het moeilijk? Kijk dan nog eens naar de uitleg in deze les en de Hulp van Sam.
pagina 8 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Tekst 2 De Eiffeltoren In de stad Parijs in Frankrijk staat de Eiffeltoren. De toren is wereldberoemd en een belangrijk symbool van Frankrijk. Opening van de Eiffeltoren In 1889 was er in Parijs een wereldtentoonstelling. Hiervoor bedacht Gustave Eiffel een gebouw: een grote toren van ijzer en staal. Dat was het ontstaan van de Eiffeltoren. De inhuldiging was op 31 maart 1889. Gustave Eiffel hees die dag zelf de vlag op het topje van de toren. Op 15 mei 1889 werd de Eiffeltoren geopend voor het publiek, zodat alle mensen de toren eindelijk konden bezoeken. Bouw van de toren In januari 1887 begon de bouw. Dat was een hele klus, omdat de Eiffeltoren uit 18.038 ijzeren stukken bestaat. Soms werkten er wel 250 mensen aan de bouw. Tussendoor staakten de werkers. Ze moesten per dag 9 tot 12 uur werken. Dat vonden ze te lang. Ook vonden ze dat ze te weinig geld kregen. Ze kregen toen meer loon. Bovendien mochten ze kortere dagen maken. In maart 1889 was de toren klaar. De toren is 325 meter hoog. Tot 1930 was het de hoogste toren van de wereld. Nu is dat echter niet meer zo. Het is nog wel de hoogste toren van Europa. Kritiek De Eiffeltoren is wereldberoemd. Toch kreeg deze ‘ijzeren dame’ in het begin veel kritiek. Zo vonden veel mensen vonden haar nutteloos. De Eiffeltoren Sommige mensen noemden het ‘een lelijk skelet’. Na 20 jaar wilden sommigen de toren zelfs slopen! Maar Gustave Eiffel maakte de toren nuttig. Ten eerste zette hij een radiozender op. Ten tweede zette hij er een televisiezender op. Toeristen uit heel de wereld komen naar de Eiffeltoren kijken. Tegenwoordig trekt de toren wel meer dan zes miljoen bezoekers per jaar! Naar: Nieuwsbegrip week 22, 2009
pagina 9 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Lukt het?
Weet je nu hoe je verbanden kunt zoeken in een tekst? Vul in:
Als ik op zoek ga naar verbanden in een tekst, dan lees ik de tekst heel ................................................ Tijdens het lezen let ik op speciale woorden; dat zijn de ................................................................ Deze woorden geven aan welk verband er bedoeld wordt. Ik zet een streep onder deze ...........................................woorden. En ik bedenk welk ............................................................ dat woord aangeeft. Als ik het niet weet, .................................................................................................................... Daarna lees ik de zinnen ................................................................ om te kijken of ................................................................
pagina 10 van 11
Strategieles Verbanden – niveau A
Hulp van Sam Zo doe je het
Hoi, ik ben Sam.
Ik ga op zoek naar de verbanden in een tekst.
Ik vraag me af welk verband het signaalwoord aangeeft.
Ik lees eerst de tekst met het stappenplan.
Ik zie het woordje maar … Is het een tegenstelling? Ik zie het woordje doordat … Is het een oorzaak-gevolg? Er zijn zoveel verbanden.
Als ik een signaalwoord zie, onderstreep ik het.
Wat hebben de zinnen Ik lees de zinnen nog een keer goed. Ik
met elkaar te maken?
controleer of het verband klopt. Ja, ik snap het!
pagina 11 van 11