Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Kenniscentrum Bestratingen
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
1
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Rapportage RAO-282.12.07
Arbeid Opleidingen Consult B.V. Tilburg, juli 2012
Drs. Marja van Erkel Drs. Daniëlle de Laat-van Amelsfoort Ine Luys BSc. Nathalie van Ginderen
2
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
3
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
Inleiding...................................................................................................................... 5 1.1
Aanleiding ......................................................................................................... 5
1.2
Opbouw rapportage ............................................................................................ 5
Doelstelling en onderzoeksvragen .................................................................................. 6 2.1
Doelstelling ....................................................................................................... 6
2.2
Onderzoeksvragen ............................................................................................. 6
Onderzoeksaanpak ....................................................................................................... 8 3.1
4.
Overzicht onderzoeksaanpak ............................................................................... 8
Resultaten inventariserend en kwalitatief onderzoek ....................................................... 11 4.1
Het begrip ‘mechanisatie’ .................................................................................. 11
4.2
Ontwikkelingen in mechanisatie van het bestratingproces ..................................... 11
4.3
Mechanische hulpmiddelen per stap in het bestratingproces .................................. 12
4.4
Gebruik van mechanische hulpmiddelen door straatmakers ................................... 13
4.5
Effecten van mechanisatie ................................................................................. 15
4.5.1. Ervaren arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting ................... 15 4.5.2. Ervaren veiligheid ............................................................................................ 16 4.5.3. Ervaren productiviteit en werkdruk ..................................................................... 17 4.5.4. Beroepstrots en arbeidsvreugde ......................................................................... 18 4.5.5. Scholing .......................................................................................................... 18 5.
Resultaten kwantitatief onderzoek ................................................................................ 20 5.1
Respondenten .................................................................................................. 20
5.2
Gebruik van mechanische hulpmiddelen door straatmakers ................................... 21
5.2.1. Mechanische hulpmiddelen ................................................................................ 21 5.2.2. Frequentie van gebruik van mechanische hulpmiddelen ........................................ 22 5.2.3. Redenen voor het gebruiken van mechanische hulpmiddelen ................................. 22 5.3
Effecten van mechanisatie ................................................................................. 23
5.3.1. Beroepsbeleving............................................................................................... 23 5.3.2. Ervaren arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting ................... 24 5.3.3. Ervaren veiligheid ............................................................................................ 24 5.3.4. Ervaren productiviteit en werkdruk ..................................................................... 25 5.3.5. Beroepstrots en arbeidsvreugde ......................................................................... 25 5.3.6. Scholing .......................................................................................................... 25 5.4
Verdiepende analyses ....................................................................................... 26
5.4.1 Analyses naar leeftijdsverschillen ....................................................................... 27 5.4.2 Analyses naar gebruik hulpmiddel in werkproces .................................................. 27
6.
5.4.3
Analyses naar gebruik bepaald hulpmiddel ......................................................... 30
5.4.4
Analyse naar mate van gebruik van hulpmiddelen ............................................... 32
Conclusies ................................................................................................................. 33
Bijlage I. Bronnen .............................................................................................................. 35 Bijlage II. Overzicht respondenten ....................................................................................... 36 Bijlage III. Vragenlijst Effecten van mechanisatie .................................................................. 37 Bijlage IV. Omschrijvingen mechanisatie .............................................................................. 39
4
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
1.
Inleiding
Na een korte beschrijving van de aanleiding van dit onderzoek (paragraaf 1.1.) volgt in dit hoofdstuk de opbouw van deze rapportage (paragraaf 1.2).
1.1
Aanleiding
Wanneer wordt gesproken over zware beroepen, is de ervaring dat straatmaker/opperman1 vaak als één van de eerste beroepen wordt genoemd. De laatste jaren zijn diverse vernieuwingen doorgevoerd binnen het bestratingproces ten gevolge van mechanisatie, waardoor het beroep van de straatmaker is veranderd. De effecten van de mechanisatie op het beroep zijn echter nog niet onderzocht.
Het Kenniscentrum Bestratingen heeft daarom een onderzoek laten uitvoeren dat inzicht moet bieden in de effecten van de mechanisatie van het bestratingproces op het beroep van de straatmaker. Dit onderzoek wordt vanuit een aantal complementaire perspectieven uitgevoerd: de huidige context van het beroep (stand der techniek), de effecten van mechanisatie voor de fysieke belasting en de effecten van mechanisatie voor de (beroeps)beleving van de straatmaker.
Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar de effecten van mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker.
1.2
Opbouw rapportage
Hoofdstuk 2 gaat in op de doelstelling en de onderzoeksvragen van dit onderzoek, hoofdstuk 3 beschrijft de onderzoeksaanpak. Hoofdstuk 4 behandelt de bevindingen met betrekking tot het inventariserend en kwalitatief onderzoek. Hoofdstuk 5 gaat in op de bevindingen met betrekking tot het kwantitatief onderzoek. Ten slotte worden de conclusies in hoofdstuk 6 weergegeven.
1
Waar in het vervolg straatmaker staat, wordt ook opperman bedoeld.
5
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
2.
Doelstelling en onderzoeksvragen
In dit hoofdstuk worden de doelstelling en onderzoeksvragen van het onderzoek naar de effecten van mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker beschreven.
2.1
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is om de effecten van de mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker inzichtelijk te maken.
2.2
Onderzoeksvragen
De centrale vraag van dit onderzoek luidt: “Wat zijn de effecten van de mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker?”. Het gaat daarbij om de volgende aspecten: 1.
Algemene beroepsbeleving;
2.
Ervaren2 arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting;
3.
Ervaren veiligheid;
4.
Ervaren productiviteit en werkdruk;
5.
Beroepstrots en arbeidsvreugde;
6.
Scholing.
In het onderzoek worden de volgende specifieke onderzoeksvragen beantwoord:
1.
Algemene beroepsbeleving: hoe ervaart de straatmaker zijn beroep? Welke rol speelt mechanisatie van het bestratingproces daarbij? Heeft er een verschuiving plaatsgevonden in de beleving na de invoering van mechanisatie?
2.
Arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting: wat vindt de straatmaker van zijn arbeidsomstandigheden? Welke rol speelt mechanisatie daarbij? Ervaart de straatmaker invloed van mechanisatie op zijn gezondheid en lichamelijke belasting?
3.
Veiligheid: welke invloed ervaart de straatmaker van mechanisatie van het bestratingproces op de veiligheid van zijn werk? Welke aandachtspunten zijn er nog om de veiligheid te verbeteren?
2 In dit onderzoek gaat het om de beleving van de straatmaker met betrekking tot de genoemde aspecten. In een ander deelonderzoek wordt de lichamelijke belasting feitelijk gemeten.
6
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4.
Productiviteit en werkdruk: welke invloed ervaart de straatmaker van mechanisatie op zijn productiviteit? Wat vindt hij van zijn effectiviteit en efficiëntie? Welke invloed ervaart de straatmaker van mechanisatie van het bestratingproces op zijn werkdruk?
5.
Beroepstrots en arbeidsvreugde: heeft de straatmaker meer of minder plezier in zijn werk gekregen door mechanisatie van het bestratingproces? Heeft mechanisatie bijgedragen aan de status van het beroep? Is de straatmaker trots op zijn beroep? Speelt mechanisatie daarbij een rol?
6.
Scholing: is de straatmaker geschoold in het werken met machines/mechanische hulpmiddelen en ervaart de straatmaker deze scholing als toereikend?
7
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
3.
Onderzoeksaanpak
In dit hoofdstuk wordt de aanpak beschreven van het onderzoek naar de effecten van mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van straatmakers.
3.1
Overzicht onderzoeksaanpak
Het onderzoek is uitgevoerd in de volgende stappen: 1.
Inventariserend onderzoek
2.
Kwalitatief onderzoek: diepte-interviews
3.
Kwantitatief onderzoek
4.
a.
Ontwikkelen vragenlijst
b.
Gegevensverzameling
c.
Analyse
Rapportage
Stap 1. Inventariserend onderzoek Gestart is met internet- en literatuuronderzoek om de thematieken met betrekking tot mechanisatie en de beleving van straatmakers inzichtelijk te maken. De onderzoeksvragen zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 dienden hierbij als uitgangspunt. Hierbij zijn ook de resultaten van het onderzoek ‘EurOccupations3’ uit 2009 meegenomen, waarin het beroep straatmaker in Europees perspectief is geplaatst.
Stap 2. Kwalitatief onderzoek: diepte-interviews Er zijn vijf diepte-interviews gehouden met sleutelinformanten: eigenaren en directeuren van bestratingbedrijven (bijlage II, tabel 1). Alle bedrijven waar de interviews zijn gehouden, bestaan langer dan 15 jaar en hebben tussen de 4 en 90 werknemers in dienst. Het doel van deze diepteinterviews was tweeledig: 1.
aanvulling op of verduidelijking van de resultaten van het inventariserend onderzoek;
2.
input voor het opstellen van de vragenlijst voor het kwantitatieve onderzoek.
3 Arbeid Opleidingen Consult heeft in samenwerking met 10 universiteiten en onderzoeksinstituten uit acht Europese landen vergelijkend onderzoek gedaan naar beroepen en bijbehorende opleidingsniveaus. Straatmaker is één van de onderzochte beroepen. In totaal hebben 24 experts uit vijf verschillende landen informatie gegeven over het beroep straatmaker.
8
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Stap 3. Kwantitatief onderzoek
a.
Ontwikkelen vragenlijst
Op basis van het inventariserend onderzoek en de diepte-interviews is een gestructureerde vragenlijst ontwikkeld met diverse vragen die voldoende informatie opleveren om de onderzoeksvragen te beantwoorden vanuit het perspectief van de doelgroep. De vragenlijst is zodanig opgesteld dat deze relatief eenvoudig en snel in te vullen is. De vragenlijst bevat - naast enkele achtergrondvragen vragen over het gebruik van en scholing in mechanische hulpmiddelen en over de effecten van mechanisatie op de (beroeps)beleving van de straatmaker. De vragenlijst is getest onder een kleine groep straatmakers en voorgelegd aan de opdrachtgever. De vragenlijst is opgenomen in bijlage III van dit rapport.
b.
Gegevensverzameling
De vragenlijst is na goedkeuring door de opdrachtgever uitgezet onder een steekproef van de onderzoekspopulatie straatmakers in Nederland. Om het onderzoek zo laagdrempelig mogelijk te houden, zijn tijdens de INFRA Relatiedagen van 1 tot en met 3 november 2011 in Gorinchem straatmakers persoonlijk benaderd door aanwezige onderzoekers met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Deze straatmakers worden in dit onderzoek beschouwd als een ‘willekeurige’ groep straatmakers. De redenen waarom deze straatmakers naar de INFRA relatiedagen komen zijn immers divers en hebben geen directe relatie met de onderzoeksvragen. Om de respons te verhogen, is onder de straatmakers die deelnamen aan het onderzoek een I-Pod verloot. Alle straatmakers die de vragenlijst invulden, kregen bovendien een kleine attentie als dank voor hun deelname.
In totaal zijn tijdens de drie INFRA relatiedagen 228 vragenlijsten ingevuld (zie ook bijlage II, tabel 2 voor het aantal respondenten per dag). Dit aantal is ruim voldoende om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de gehele populatie (zie kader: populatie en steekproefomvang).
Populatie en steekproefomvang De onderzoekspopulatie bestaat uit circa 4.500 vakmensen die onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallen. Met een netto steekproef van 228 respondenten kunnen met een betrouwbaarheid van 95% en een betrouwbaarheidsinterval van 6,3% uitspraken worden gedaan met betrekking tot de beleving van straatmakers4.
c.
Analyse
De gegevens zijn verwerkt en geanalyseerd met SPSS. In deze stap zijn voor alle vragen beschrijvende analyses uitgevoerd. Het gaat dan om frequentieverdelingen, gemiddelden en kruistabellen. Daarnaast zijn aanvullende analyses uitgevoerd om eventuele verbanden tussen onderzoeksfactoren in kaart te brengen (Chi2-toetsen en t-toetsen).
4 Het is de wens van de opdrachtgever om onderzoeksresultaten te genereren over de beleving van de straatmaker/opperman. Op basis van dit onderzoek zullen geen uitspraken worden gedaan voor de straatmaker en de opperman afzonderlijk.
9
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Stap 4. Rapportage De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in deze eindrapportage.
10
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4.
Resultaten inventariserend en kwalitatief onderzoek
In dit hoofdstuk worden de bevindingen weergeven uit het inventariserend onderzoek en het kwalitatieve onderzoek. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op het begrip ‘mechanisatie’. In paragraaf 4.2 worden enkele relevante ontwikkelingen in mechanisatie van het bestratingproces beschreven. Daarna wordt kort ingegaan op de taken die de straatmaker uitvoert en de mechanische hulpmiddelen die hij daarbij gebruikt (paragraaf 4.3). Vervolgens wordt beschreven wat de redenen zijn om mechanische hulpmiddelen wel of niet in te zetten in het bestratingproces (paragraaf 4.4). De laatste paragraaf (4.5) gaat in op wat er reeds bekend is over de effecten van mechanisatie op de beroepsbeleving van de straatmaker.
4.1
Het begrip ‘mechanisatie’
Het begrip ‘mechanisatie’ kent zowel in de literatuur als in de praktijk verschillende omschrijvingen (zie bijlage IV, tabel IV.1). Mechanisatie wordt vaak omschreven als “het vervangen van arbeidskrachten (of mensen) door machines”. Enkele omschrijvingen voegen hieraan toe dat de mens daarbij een rol speelt in de bediening of het werken met de machines. Ook geven enkele omschrijvingen mogelijke gevolgen aan, zoals: “het leidt tot werkloosheid onder ongeschoolde arbeidskrachten” en/of “de productiviteit neemt toe”. In eerder onderzoek naar mechanisatie specifiek in de bestratingbranche5 is mechanisatie gedefinieerd als: “een middel met bewegende delen dat het straatmakerlichaam ontlast.”
4.2
Ontwikkelingen in mechanisatie van het bestratingproces
In de bestratingbranche heeft zich de laatste jaren een omschakeling voltrokken in de wijze waarop stenen en tegels worden gelegd6. Volgens de Arbeidsinspectie (2010) was “vijf jaar geleden de inzet van machines bij het leggen van stenen en tegels nog een uitzondering. Tegenwoordig is de inzet van machines bij het leggen van nieuwe stenen de regel geworden en de inzet van machines bij het verwerken van oude stenen en van tegels is in opmars.”
De regelgeving voor het mechanisch aanbrengen van elementen is met ingang van 2010 aangescherpt. Tot 2010 was het verplicht om oppervlakten groter dan vijftienhonderd vierkante meter met nieuwe stenen mechanisch aan te brengen. Vanaf 2010 dienen mechanisch te worden aangebracht: •
alle nieuwe stenen, tenzij de omstandigheden op locatie dit niet toelaten;
•
oude stenen van keiformaat en groter;
•
nieuwe tegels7.
Daarnaast dient het afreien van het zandbed bij grotere oppervlakten vanaf 2010 mechanisch te gebeuren. Volgens de vereniging Verbetering Mechanisatie Straattechniek (VMS; GWW Totaal, 2010) 5
Mechanisatie van het bestratingproces, 2007; Mechanisatie in de markt gezet, 2007. In 2010 heeft de Arbeidsinspectie een inspectieproject uitgevoerd in de bestratingbranche (Bestrating 2010, Arbeidsinspectie) met als doel het bevorderen van het mechanisch aanbrengen van elementen, op veilige wijze uitgevoerd en het op termijn verminderen van werkgerelateerde gezondheidsklachten bij straatmakers. 7 Bestrating 2010. Fysieke belasting van de stratenmaker (2010). Arbeidsinspectie. 6
11
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
is de Arbocatalogus van februari 2010 het uitgangspunt voor alle bestratingprocessen: “het gaat er niet meer over of machinaal straten moet. De vraag is voortaan hoe dit het beste kan”.
Volgens de geïnterviewde sleutelinformanten is mechanisatie in een stroomversnelling gekomen onder druk van de strengere wet- en regelgeving, met name op het gebied van arbeidsomstandigheden. Bedrijven zijn volgens hen hierdoor meer gebruik gaan maken van mechanische hulpmiddelen. Een belangrijke reden voor de geïnterviewden om mechanisatie in het eigen bedrijf in te voeren, was ook het willen verbeteren van de arbeidsomstandigheden (lichter, gezonder werk). Volgens één van de geïnterviewden loonde het zich om te investeren in betere arbeidsomstandigheden bij het bestraten van grote oppervlakten: straatmakers konden daarmee hun werk relatief gezonder uitvoeren en daarmee langer volhouden. Eén van de geïnterviewden voegt daaraan toe “dat je de productie kunt opvijzelen door goed voor je personeel te zorgen, omdat dit zich op termijn terugverdient”.
4.3
Mechanische hulpmiddelen per stap in het bestratingproces
In het Europees onderzoek naar beroepen (EurOccupations, 2009) is onder meer het beroep van straatmaker in kaart gebracht. In totaal 24 experts uit vijf verschillende Europese landen, waaronder Nederland, hebben aangegeven wat de belangrijkste taken zijn van een straatmaker. Zij zijn gekomen tot de onderstaande lijst (tabel 1)8. De Nederlandse experts hebben bovendien aangegeven hoe vaak een straatmaker de verschillende taken uitvoert (dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks of nooit).
8
Cluster report EurOccupations. ‘Construction & cars’. Deliverable D18b.
12
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Tabel 1. Taken van de straatmaker en frequentie. Resultaten onderzoek EurOccupations.
1
Taken van de straatmaker
Frequentie9
Vaststellen van de hoeveelheid benodigde grondstoffen en levering van de
Dagelijks/nooit
materialen, afhankelijk van de lokale bodemgesteldheid. 2
Verwijderen van oude bestrating en/of bestaande grond en graven naar de
Dagelijks/wekelijks
juiste diepte. 3
Het oppervlak op de juiste hoogte brengen door het toevoegen van zand.
Dagelijks
4
Aanbrengen van stoepranden, goten, geulen en afvoeren, en deze
Dagelijks
aansluiten op het riool. 5
Bepalen van het bestratinglegpatroon en maken van markeringen,
Dagelijks/nooit
bijvoorbeeld voor de voegen en spandraden. 6
Tegels op maat snijden, bijvoorbeeld met behulp van een zaagmachine of
Dagelijks
een slijpmachine. 7
Leggen van straatstenen met verschillende technieken en instrumenten
Dagelijks
(bijvoorbeeld hand- en elektrisch gereedschap). 8
Aanstampen van het gehele bestrating oppervlak in beide richtingen tot het
Dagelijks
oppervlak glad is, bijvoorbeeld met behulp van een mechanische trilplaat. 9 10
Vegen van zand in de voegen totdat deze gevuld zijn.
Dagelijks
Overleggen met opdrachtgever en/of supervisor nadat de taak is voltooid,
Dagelijks
voorafgaand aan de openstelling voor het verkeer.
Aan de geïnterviewde sleutelinformanten is gevraagd welke taken of werkzaamheden van de straatmaker zich goed of juist minder goed lenen voor mechanisatie. De meeste geïnterviewden menen dat mechanisatie met name geschikt is voor het bestraten van grotere oppervlakten en de zwaardere werkzaamheden als banden stellen. Het werken met sierbestrating of veel verschillende soorten elementen en het werken op kleine oppervlakten of in nauwe ruimtes leent zich volgens hen minder goed voor mechanisatie. Ook restauratie leent zich volgens de geïnterviewden minder goed voor mechanisatie.
4.4
Gebruik van mechanische hulpmiddelen door straatmakers
De Arbouw (2003) heeft de voordelen van machinaal straten als volgt in kaart gebracht: •
verlaging fysieke belasting straatmaker;
•
kwaliteit is van hoog niveau;
•
werk heeft een hoge mate van constantheid en maatvastheid;
•
een hoger tempo van uitvoering;
•
het werk wordt sneller opgeleverd waardoor de beschikbaarheid vervroegd wordt;
•
beperking van de verkeersoverlast door omwonenden, bedrijven en verkeer;
•
inzetbaar bij zowel kleine als grote projecten;
•
minder opslagruimte nodig voor stenen.
9
In Nederland zijn deskundigen het niet eens of ‘vaststellen en leveren van grondstoffen’ een dagelijkse taak of nooit een taak is van de straatmaker. Er is ook verschil in opvatting in Nederland met betrekking tot de taak 'bepalen van het bestratinglegpatroon en markeringen'. Dit is een dagelijkse taak volgens bepaalde deskundigen en nooit een taak volgens andere deskundigen.
13
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Machinaal straten kent echter ook enkele randvoorwaarden waarmee rekening dient te worden gehouden (Arbouw, 2003): •
meer tijd in voorbereiding;
•
mogelijk geluidsoverlast;
•
blootstelling aan trillingen van apparaat;
•
uitlaatgassen geproduceerd door de machine.
Niet alle bestratingbedrijven zetten mechanisatie in wanneer dit mogelijk of zelfs verplicht is. Uit onderzoek van de Arbeidsinspectie (2010) bleek dat tijdens controles bij bestratingbedrijven in 2010 bij 38% van de bedrijven elementen handmatig werden gelegd terwijl dit mechanisch zou moeten. Belangrijkste redenen die destijds door de bedrijven zijn aangevoerd, waren: •
lastig in de omstandigheden waarin men moet werken (34%);
•
lastig met het materiaal dat men moet verwerken (32%);
•
geen goede machine beschikbaar (30%);
•
onbekendheid met de regelgeving (26%);
•
is duurder (11%);
•
geen geld om te investeren (10%);
•
mag niet van de opdrachtgever (9%).
Ook bleken bedrijven volgens de Arbeidsinspectie regelmatig slecht op de hoogte te zijn van de technische mogelijkheden.
Bij veel van de bedrijven van de geïnterviewde sleutelinformanten is mechanisatie al ver doorgevoerd. Deze bedrijven geven aan dat de straatmakers bij de introductie van mechanisatie verdeeld enthousiast waren. Sommige straatmakers zagen het niet zitten om met mechanische hulpmiddelen te werken, omdat daarmee een deel van het ambacht verdwijnt. Anderen waren vrijwel direct enthousiast, omdat zij vooral de voordelen zagen van mechanisatie op de arbeidsomstandigheden en als gevolg daarvan op hun eigen gezondheid. Volgens de geïnterviewde sleutelinformanten hebben bedrijven die geen mechanisatie willen toepassen in de toekomst geen bestaansrecht meer. Ze vrezen vooral voor de kleinere bedrijven, die over minder middelen beschikken om te investeren in mechanische hulpmiddelen. Eén geïnterviewde vermoedt dat er een tweedeling zal ontstaan in de bestrating in de (grotere) bedrijven die veelal gemechaniseerd werken versus de zelfstandige straatmaker die zich specialiseert in sierbestrating, restauratie en handmatig bestraten. Mechanisatie van het bestratingproces betekent volgens de geïnterviewden niet automatisch dat de straatmaker minder werk heeft doordat machines de werkzaamheden overnemen. Ze zijn van mening dat het handwerk altijd nodig en belangrijk zal blijven voor het werk dat de machines niet kunnen uitvoeren.
14
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4.5
Effecten van mechanisatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op wat bekend is over de effecten van mechanisatie van het bestratingproces aan de hand van de vragen uit paragraaf 2.2.
4.5.1. Ervaren arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting De belangrijkste (gezondheids)risico’s voor de straatmaker zijn opgenomen in de Arbocatalogus (2010). In deze catalogus staat dat “de meeste straatmakers het werk lichamelijk inspannend vinden (84%). Zij hebben relatief veel hinder van zware lasten tillen, trekken of dragen (76%). Van de opperlieden heeft 42% last (pijn of stijfheid) van de rug en armen en 38% heeft last (pijn of stijfheid) van de benen”. Ook de experts in het EurOccupations onderzoek vinden dat de fysieke inspanning van straatmakers hoog is.
In eerder onderzoek naar de invloed van mechanisatie op arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting (Arbouw, 2003) is gekeken naar de effecten van machinaal aanbrengen van stenen op de fysieke belasting. Geconcludeerd wordt onder meer dat de introductie van machinaal aanbrengen van stenen de totale fysieke belasting zal doen dalen, omdat de verbeteringen (onder andere minder werktijd met een geknield/gehurkte houding en minder tillen) de verslechtering (onder andere meer belastende rughoudingen en meer lawaai) compenseren. Vooral het werk van de opperman wordt lichter met machinaal aanbrengen van stenen. Dit onderzoek wijst daarbij vooral op het belang van taakroulatie: “bij een perfecte taakroulatie tussen de straatmaker, twee oppermannen en de machinist zal bij gebruik van een machine met vacuümeenheid de gemiddelde fysieke belasting per persoon verbeteren”. Tevens wijst dit onderzoek er op dat personen met rugklachten bij machinaal aanbrengen van stenen minder vaak verzuimen dan bij handmatig aanbrengen van stenen.
De geïnterviewde sleutelinformanten geven aan dat het werk van straatmakers door mechanisatie fysiek lichter is geworden en langer is vol te houden. Met name de belasting voor de knieën en rug is verminderd, doordat een straatmaker steeds minder hoeft te bukken. Eén geïnterviewde geeft aan dat, ondanks de afname van de fysieke belasting, het werk ook verslechterde omstandigheden kent, zoals meer stof en meer lawaai.
De Arbocatalogus (2010) noemt ook lawaai als één van de belangrijkste (gezondheids)risico’s voor de straatmaker: “bij het werken met een trilstamper/explosiestamper en met een trilplaat treden geluidsniveaus op van 100 db(A) en hoger. Het gooien met en tegen elkaar slaan van stenen veroorzaakt veel lawaai. Zagen/doorslijpen van stenen of tegels en schoonschrappen van (beton)klinkers veroorzaakt eveneens niveaus van 100 db(A) en hoger. Hierdoor bestaat er kans op gehoorschade.”
Volgens één van de geïnterviewden is het werk als gevolg van mechanisatie weliswaar lawaaieriger geworden, maar kan met het gebruik van de juiste hulpmiddelen als oordopjes of koptelefoons veel van de nadelige gevolgen van het lawaai worden geminimaliseerd. Bovendien zijn er volgens deze geïnterviewde ook voldoende relatief stille machines op de markt.
15
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Andere belangrijke (gezondheids)risico’s voor de straatmaker door mechanisatie zijn trillingen (Arbocatalogus, 2010): blootstelling aan hand-arm trillingen doet zich voor tijdens het werken met een stamper, de trilplaat en de trilwals. Op de lange termijn kunnen blootstelling en trillingen van hoge intensiteit gedurende grote delen van de werkdag leiden tot witte (‘dode’) vingers. Mogelijk kan werken met mechanische hulpmiddelen ook een toename betekenen van het werken met gevaarlijke stoffen (dieselemissie en kwartsstof): doordat er sprake is van blootstelling aan dieseluitlaatgassen en kwartsstof kunnen stoflongen, silicose en longkanker voorkomen (Arbocatalogus, 2010).
In een speciale uitgave van de Arbouw (2006) staat dat de laatste jaren de kennis onder werkgevers en werknemers over de risico’s groter is geworden en dat men zich bewuster is geworden van de risico’s van het vak.
4.5.2. Ervaren veiligheid Uit onderzoek door de Arbeidsinspectie (2010) blijkt dat de mechanisatie in de bestrating nieuwe risico’s creëert die door bedrijven en werknemers moeten worden onderkend en beheerst. De Arbocatalogus (2010) benoemt ‘onveiligheid’ dan ook als één van de belangrijkste risico’s: “letsel kan het gevolg zijn van het geraakt worden door wegspringende of vallende voorwerpen, in aanraking komen met draaiend gereedschap of bekneld raken tussen of onder materieel.”
Niet alle ontwikkelde machines voldoen aan de nodige veiligheidseisen en bij het werken in de nabijheid van machines kunnen risico’s worden genomen. In de brochure ‘Arbeidsrisico’s in de bestratingsbranche’ van de Arbeidsinspectie is daarom een apart hoofdstuk toegevoegd over machineveiligheid. De meeste ongevallen die blijvend letsel veroorzaken, doen zich voor tijdens het werken met productie- en bewerkingsmachines, heftrucks en overige mobiele arbeidsmiddelen. De belangrijkste risico’s van het werken met machines zijn: •
Bij werkzaamheden met (hijs)machines lopen werknemers gevaar bij het opnemen, het verplaatsen en het leggen van lasten evenals bij afstelwerkzaamheden, bij het ombouwen, repareren en onderhouden van machines.
•
Bij het verhelpen van storingen en het reinigen van machines worden vaak gevaarlijke handelingen uitgevoerd bij niet uitgeschakelde machines.
•
Veel ongevallen hebben te maken met onveilig handelen en onvoldoende veiligheidsbewustzijn, vaak in combinatie met onvoldoende toezicht.
•
Bij het werken met rijdend materieel is aanrijding een belangrijke oorzaak van ongevallen.
De geïnterviewde sleutelinformanten ervaren dat de veiligheid gelijk blijft bij het gebruik van mechanische hulpmiddelen wanneer de straatmakers de regels voor veiligheid in acht nemen. Zij investeren daarom in opleiding, cursussen, voorlichting of instructie op het gebied van veilig werken met mechanische hulpmiddelen.
16
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4.5.3. Ervaren productiviteit en werkdruk Er is betrekkelijk weinig onderzoek gevonden naar de effecten van mechanisatie van bestrating op de ervaren productiviteit. In een onderzoek naar de invloed van mechanisatie op straatmakers (Arbouw, 2003) wordt geconcludeerd dat de productiviteit met machinaal aanbrengen van stenen met ongeveer 60-80% per persoon stijgt. Belangrijke randvoorwaarden bij deze conclusie zijn dat: 1) een behoorlijke dagproductie wordt gehaald, 2) de machine ruim 100 werkdagen wordt ingezet en 3) alleen nieuw straatwerk wordt verricht. Dit zijn voorwaarden waar lang niet altijd aan kan worden voldaan (Arbouw, 2003). Recenter onderzoek naar de productiviteit lijkt te ontbreken.
Veel geïnterviewde sleutelinformanten menen dat het werk dankzij mechanisatie sneller is geworden. Echter, één van de geïnterviewden geeft ook aan dat de voorbereidingen voor het bestraten meer tijd in beslag nemen en dat machines ook regelmatig stil staan, bijvoorbeeld omdat de straat niet in één keer opengebroken mag worden. De meeste geïnterviewde sleutelinformanten vinden wel dat de kwaliteit van het werk als gevolg van mechanisatie is toegenomen. Eén geïnterviewde plaatst als kanttekening dat de toegenomen kwaliteit sterker geldt voor nieuw werk dan voor herbestrating. Eén geïnterviewde vindt dat de kwaliteit is afgenomen.
Er is ook betrekkelijk weinig onderzoek gevonden naar de effecten van mechanisatie op de ervaren werkdruk. Eén van de aspecten van ervaren werkdruk is mentale belasting. In het EurOccupations onderzoek hebben 13 van de 24 experts aangegeven wat zij vonden van de mentale belasting van de straatmaker. Vrijwel alle experts geven aan dat er sprake is van enige inspanning (11 van de 13 experts), twee experts vinden dat er sprake is van veel mentale inspanning. In het magazine Bouwen (2011) wordt gesteld dat de werkdruk een stuk lager is geworden door de snelheid waarmee machines werken.
De geïnterviewde sleutelinformanten zijn het oneens met elkaar over de vraag of de werkdruk is toegenomen of afgenomen als gevolg van mechanisatie. Zij zien werkdruk vooral als de druk die ontstaat door de productienorm die behaald moet worden. Ze lichten daarbij toe dat de werkdruk anders is geworden, maar dat er nog altijd (veel) druk is om die productienorm te halen. Eén geïnterviewde geeft aan dat het werk psychisch zwaarder is geworden, doordat de straatmakers meer moeten plannen en vooruitdenken en meer moeten nadenken over de instellingen van mechanische hulpmiddelen. Anderen vinden dat het werk psychisch lichter is geworden of dat de psychische belasting gelijk is gebleven.
17
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4.5.4. Beroepstrots en arbeidsvreugde Heeft de straatmaker meer of minder plezier in zijn werk gekregen door mechanisatie van het bestratingproces? Heeft mechanisatie bijgedragen aan de status van het beroep? Deze vragen konden op basis van het inventariserend onderzoek alleen niet worden beantwoord.
De geïnterviewde sleutelinformanten zijn verdeeld over de vragen of het werk door mechanisatie meer status heeft gekregen en of straatmakers nu meer trots zijn op hun werk. Enkele geïnterviewden vinden bijvoorbeeld dat de status van het beroep ‘straatmaker’ is toegenomen doordat er met indrukwekkende machines wordt gewerkt. Vooral de jongere straatmakers zouden dit zien als statusverhogend. Twee anderen vinden echter dat de status van het beroep afneemt, omdat het straatwerk niet meer met de hand wordt gelegd en daarmee minder ambachtelijk wordt. Over de vraag of het werk als straatmaker aantrekkelijker wordt door mechanisatie, zijn de meningen van de geïnterviewden eveneens verdeeld. Eén geïnterviewde heeft sinds de invoering van mechanische hulpmiddelen een dalend ziekteverzuim en ziet dit als een teken dat het werk leuker wordt.
4.5.5. Scholing Is de straatmaker geschoold in het werken met machines/mechanische hulpmiddelen en ervaart hij deze scholing als toereikend? Straatmakers kunnen op diverse plaatsen terecht met hun scholingsbehoefte. Op de website van de OBN (nuttige links/opleidingen) wordt doorverwezen naar diverse websites met betrekking tot opleidingen (tabel 2).
Tabel 2. Overzicht links OBN naar websites in verband met opleidingen Omschrijving
Link
1
Scholingsfonds Bouwnijverheid
http://www.scholingsfonds.nl
2
BOB Opleiding, Training en Advies
http://www.bob.nl
3
Fundeon
http://www.Fundeon.nl
4
Bouwradius Advies & Training
http://www.bouwradius.nl
5
Kenniscentrum EVC
http://www.kenniscentrumevc.nl
6
Kader- en Ondernemers- opleiding in de Bouw
http://www.kob.nl
7
Loopbaantraject Bouw & Infra
http://www.loopbaantrajectbouw.nl
8
ROC
http://www.roc.nl
9
Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
http://www.scholingsfonds.nl
10
SOMA Bedrijfsopleidingen
http://www.somabedrijfsopleidingen.nl
11
SOMA-College
http://www.soma-college.nl
12
VMBO Bouwtechniek
http://www.vmbo-bouwtechniek.nl
13
Bouw verder aan je loopbaan
http://www.watdoejijmorgen.nl
Iedere werknemer in de bouw mag gemiddeld twee dagen per jaar vakinhoudelijke scholing volgen met behoud van loon. Het scholingsfonds vergoedt bovendien veel van deze cursussen. Een deel van deze cursussen is specifiek gericht op mechanisatie, met cursusnamen als ‘machinaal straten’ of ‘mechanisch vleien’. Ook is ‘machinaal straten’ vaak als onderdeel opgenomen in de basiscursussen straatmaker. 18
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
De geïnterviewde sleutelinformanten geven aan dat de training veelal on-the-job gebeurt en dat collega’s van elkaar leren met mechanische hulpmiddelen te werken. Wanneer tijdens de winterperiode het werk niet uitgevoerd kan worden, besteden veel van de bedrijven tijd aan scholing, zowel theorie als praktijk. Daarnaast wordt soms door de leverancier bij de verhuur of verkoop van specifieke mechanische hulpmiddelen een opleiding of cursus aangeboden om te leren op een goede manier met het middel om te gaan.
19
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
5.
Resultaten kwantitatief itatief onderzoek
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van het kwantitatief onderzoek. Na een korte beschrijving van de respondenten (paragraaf ( 5.1) wordt ingegaan op het gebruik van mechanische hulpmiddelen (paragraaf 5.2). In de laatste paragraaf (5.3) worden de ervaren effecten beschreven van mechanisatie van het bestratingproces op de beroepsbeleving van straatmakers. Paragraaf 5.4 geeft een aantal verdiepende analyses weer, onder meer naar leeftijd en het gebruik van mechanische hulpmiddelen.
5.1
Respondenten
Aan de 228 personen die de vragenlijst hebben h ingevuld,, is gevraagd of zij opperman, straatmaker en/of of ondernemer (die zelf ook nog het werk uitvoert) zijn, zijn, zie ook bijlage II, tabel 3. Zij konden meerdere antwoorden kiezen. Veel respondenten zijn ondernemer (41%) of straatmaker (32%). Een relatief klein deel is opperman (10%). %). De respondenten zijn zonder uitzondering man en gemiddeld 36 jaar oud. Wanneer zij worden ingedeeld in leeftijdscategorieën, scategorieën, zijn de meeste respondenten jonger dan 29 jaar (39%) en de minste respondenten 60 jaar of ouder (9%), zie ook figuur 1. In de verdiepende analyse in paragraaf 5.4.1 is bekeken of er verschillen zijn tussen deze leeftijdscategorieën.
Figuur 1.. Verdeling van de straatmakers in leeftijdscategorieën, in percentages (n=228)
29 jaar of jonger
100 90 80
30-39 jaar
70 60 50
40-49 jaar
39
40 30 20
17
23
50-59 jaar
12
9
10 60 jaar of ouder
0
20
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
5.2
Gebruik van mechanische hulpmiddelen door straatmakers
Om te kunnen onderzoeken wat het effect is van mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker, wordt in deze paragraaf eerst in kaart gebracht welke mechanische hulpmiddelen de straatmaker gebruikt en hoe vaak hij dat doet. Ook is beschreven wat de redenen zijn om mechanische hulpmiddelen wel of niet in te zetten in het bestratingproces.
5.2.1. Mechanische hulpmiddelen Aan de 228 straatmakers die de vragenlijst hebben ingevuld, is gevraagd welke mechanische hulpmiddelen zij gebruiken. De lijst met mechanische hulpmiddelen is samengesteld op basis van de interviews met sleutelinformanten en gecontroleerd door de opdrachtgever. Gekozen is voor een selectie van de meest gangbare hulpmiddelen.
De straatmakers konden meerdere mechanische hulpmiddelen kiezen uit een lijst van in totaal negen hulpmiddelen, zoals ook te zien is in tabel 3. De meest gebruikte mechanische hulpmiddelen zijn shovels; deze worden door een meerderheid van de straatmakers gebruikt (70%). Ook mobiele kranen (62%) en mini-loaders (50%) worden door meer dan de helft van de straatmakers gebruikt. Van de genoemde mechanische hulpmiddelen worden de sorteertafels (4%) en de pakketteertafels (5%) het minst gebruikt.
Tabel 3. De mechanische hulpmiddelen die straatmakers gebruiken (n=228). Meerdere antwoorden mogelijk. Totaal (n=228)
Percentage
1
Shovels
Mechanische hulpmiddel
160
70%
2
Mobiele kranen
141
62%
3
Mini-loaders
114
50%
4
Vacuümapparatuur
101
45%
5
Legklemmen
99
44%
6
Tegeldonkeys
59
26%
7
Stenenleggers
54
24%
8
Pakketteertafels
12
5%
9
Sorteertafels
8
4%
Daarnaast is nagegaan hoeveel van de in totaal negen mechanische hulpmiddelen de straatmakers gebruiken (zie tabel 4). Gemiddeld gebruiken de straatmakers drie mechanische hulpmiddelen. Zeven straatmakers (3%) gebruiken helemaal geen mechanische hulpmiddelen, één straatmaker gebruikt alle negen mechanische hulpmiddelen.
21
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
(n=2 Tabel 4.. Aantal mechanische hulpmiddelen dat gebruikt wordt (n=228). Aantal mechanische
Totaal (n=228)
Percentage
7
3%
Eén
39
17%
Twee
47
21%
Drie
38
17%
Vier
37
16%
Vijf
30
13%
Zes
12
5%
Zeven
14
6%
Acht
3
1%
Negen
1
0%
hulpmiddelen Geen
5.2.2. Frequentie van gebruik van mechanische hulpmiddelen Aan de e straatmakers is gevraagd hoe vaak zij gebruik maken van mechanische hulpmiddelen. Meer dan de helft van de 224 straatmakers die deze vraag heeft ingevuld, gebruikt (bijna) elke dag mechanische hulpmiddelen (54%), %), zoals te zien is in figuur 2. Bijna een kwart wart van de straatmakers gebruikt een paar keer per week mechanische hulpmiddelen (23%), (2 %), de anderen gebruiken gebru een paar keer per maand (15%) %) of nooit (8%) mechanische hulpmiddelen.
Figuur 2. Frequentie van gebruik van mechanische hulpmiddelen, in percentages (n=224) (n=2
100
(bijna) elke dag
90 80 70 60
een paar keer per week
54
50 40 30 20
een paar keer per maand
23 15 8
10
nooit
0
5.2.3. Redenen voor het gebruiken van mechanische hulpmiddelen Aan alle straatmakers is gevraagd naar de redenen om geen mechanische hulpmiddelen te gebruiken (zie tabel 5). ). Zij konden meerdere antwoorden kiezen. De belangrijkste redenen om niet met mechanische hulpmiddelen te werken, werken zijn volgens de straatmakers 1) de afwezigheid van mechanische hulpmiddelen in het bedrijf (13%) en 2) ‘ik kan het zelf netter’ (11%). %).
22
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
228.) Meerdere Tabel 5. De redenen waarom straatmakers geen mechanische hulpmiddelen gebruiken (n=228 antwoorden mogelijk. Stelling
Totaal ‘ja’ (n=228)
Percentage
1
Die hebben we niet in ons bedrijf
30
13%
2
Ik kan het zelf netter
26
11%
3
Weet niet
25
11%
4
Ik kan het zelf sneller
20
9%
5
Mijn werkgever vindt het te duur
12
5%
6
Ik vind het niet nodig
10
4%
7
Mechanische hulpmiddelen zijn onbetrouwbaar
5
2%
Een meerderheid van de straatmakers zou meer met mechanische hulpmiddelen willen werken (61%), zie figuur 3.. Bijna een kwart wil echter niet meer dan in de huidige situatie met mechanische hulpmiddelen werken (23%).
Figuur 3. Percentage straatmakers dat meer met mechanische hulpmiddelen zou willen werken (n=223)
100 90 80 70
61
60 ja
50 40
nee
weet niet
23
30
16
20 10 0
5.3
Effecten van mechanisatie
Deze paragraaf beschrijft de effecten van mechanisatie op de beroepsbeleving van straatmakers.
5.3.1. Beroepsbeleving Om de effecten van mechanisatie op de beroepsbeleving van straatmakers in kaart te brengen, is gevraagd naar diverse mogelijke effecten. effecten Tabel 6 geeft een totaaloverzicht van alle gevraagde effecten. In de volgende paragrafen wordt meer in detail ingegaan op de verschillende effecten.
23
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Tabel 6. Overzichtstabel met effecten van mechanisatie op de ervaren beroepsbeleving (n=201-218). Percentages10. Nee
Weet niet
N
5%
7%
1%
207
80%
4%
13%
2%
218
Gezonder
78%
5%
14%
3%
207
4
Lawaaieriger
72%
7%
18%
2%
207
5
Sneller
62%
9%
24%
5%
204
6
Aantrekkelijker
54%
19%
23%
4%
209
7
Leuker
51%
15%
32%
3%
205
8
Uitdagender
51%
13%
34%
2%
202
9
Stressvoller
43%
8%
43%
5%
204
10
Veiliger
40%
17%
36%
7%
211
11
Beter (kwaliteit)
24%
20%
47%
10%
201
12
Moeilijker
23%
10%
63%
5%
201
13
Zwaarder
6%
8%
84%
3%
201
Door mechanisatie wordt het werk…
Ja
1
Langer vol te houden
87%
2
Makkelijker
3
Hetzelfde gebleven
5.3.2. Ervaren arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting Aan de 228 straatmakers die de vragenlijst hebben ingevuld, is gevraagd naar effecten op de arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting (tabel 7). Een meerderheid van de straatmakers vindt het werk door mechanisatie langer vol te houden (87%), minder zwaar (84%) en gezonder (78%). Echter, ook een meerderheid van de straatmakers vindt het werk door mechanisatie lawaaieriger (72%). Tabel 7. Effecten van mechanisatie op ervaren arbeidsomstandigheden, gezondheid en lichamelijke belasting (n=201-207). Percentages. Door mechanisatie wordt het werk…
Ja
Nee
1
Langer vol te houden
87%
7%
2
Gezonder
78%
3
Lawaaieriger
4
Zwaarder
Hetzelfde
Weet niet
N
5%
1%
207
14%
5%
3%
207
72%
18%
7%
2%
207
6%
84%
8%
3%
201
gebleven
5.3.3. Ervaren veiligheid Aan de straatmakers is gevraagd of het werk door mechanisatie veiliger wordt. Iets meer straatmakers beantwoorden deze vraag met ‘ja’ dan met ‘nee’ (respectievelijk 40% en 36%). Een kleiner deel van de straatmakers vindt dat de veiligheid door mechanisatie hetzelfde is gebleven (17%).
10
In verband met afronding kan in de tabellen en figuren het totaalpercentage uitkomen op 99, 100 of 101.
24
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
5.3.4. Ervaren productiviteit en werkdruk Een meerderheid van de straatmakers vindt dat het werk door mechanisatie makkelijker (80%) en sneller (62%) is geworden (tabel 8). Of het werk door mechanisatie kwalitatief beter wordt, is de vraag: bijna de helft van de straatmakers vindt het werk niet kwalitatief beter (47%). Het zijn vooral de 97 respondenten tussen 30-59 jaar waarvan een meerderheid het werk niet beter vindt geworden door mechanisatie (64%). Over de vraag of het werk door mechanisatie stressvoller is geworden, zijn de meningen verdeeld: het aantal straatmakers dat het hiermee eens of oneens is, is gelijk (43%).
Tabel 8. Effecten van mechanisatie op ervaren productiviteit en werkdruk (n=201-218). Percentages. Door mechanisatie wordt het werk…
Ja
Nee
Hetzelfde
Weet niet
N
gebleven
1
Makkelijker
80%
13%
4%
2%
218
2
Sneller
62%
24%
9%
5%
204
3
Stressvoller
43%
43%
8%
5%
204
4
Beter (kwaliteit)
24%
47%
20%
10%
201
5
Moeilijker
23%
63%
10%
5%
201
5.3.5. Beroepstrots en arbeidsvreugde Aan de straatmakers is gevraagd of het werk door mechanisatie aantrekkelijker, leuker en uitdagender wordt (tabel 9). Ongeveer de helft van de straatmakers is het hiermee eens. Ongeveer een derde van de straatmakers vindt het werk door mechanisatie niet leuker of aantrekkelijker geworden (respectievelijk 32% en 34%).
Tabel 9. Effecten van mechanisatie op ervaren beroepstrots en arbeidsvreugde (n=201-209). Percentages. Door mechanisatie wordt het werk…
Ja
Nee
Hetzelfde
Weet niet
N
gebleven
1
Aantrekkelijker
54%
23%
19%
4%
209
2
Leuker
51%
32%
15%
3%
205
3
Uitdagender
51%
34%
13%
2%
202
5.3.6. Scholing Aan de straatmakers zijn in het kwantitatieve onderzoek enkele vragen voorgelegd over scholing. Een meerderheid van de 224 straatmakers die deze vraag heeft ingevuld, geeft aan geen opleiding of training te hebben gehad om met de mechanische hulpmiddelen te werken (64%), zie figuur 4. Ruim een derde van de straatmakers (35%) heeft wel een training of opleiding gehad.
25
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Figuur 4. Percentage straatmakers dat een opleiding of training heeft gehad om met de mechanische hulpmiddelen te werken (n=224).
100 90 80
64
70 60 50
ja
nee
weet niet
35
40 30 20 1
10 0
Daarnaast is aan de straatmakers gevraagd of zij behoefte hebben aan een opleiding om met mechanische hulpmiddelen te werken. Een meerderheid van de 224 straatmakers die deze vraag heeft ingevuld, heeft geen behoefte aan een opleiding om met mechanische hulpmiddelen hulpmiddelen te werken (67%), zie ook figuur 5.. Ongeveer een vijfde (19%) heeft deze behoefte wel.
Figuur 5. Percentage straatmakers dat behoefte heeft aan een opleiding om met mechanische hulpmiddelen te werken (n=224).
100 90 67
80 70 60
ja
50
nee
weet niet
40 30
19
14
20 10 0
5.4
Verdiepende analyses
In aanvulling op voorgaande analyses ses is een aantal verdiepende analyses uitgevoerd, uitgevoerd te weten analyses van het verschil in opvattingen over het effect van mechanisatie op de beroepsbeleving: beroepsbeleving •
naar leeftijdscategorie;
•
naar wel of geen gebruik van mechanische hulpmiddelen elen in een bepaald werkproces;
•
als straatmakers een bepaald hulpmiddel hulpmid wel of juist niet gebruiken;
•
naar mate van gebruik van hulpmiddelen.
26
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
5.4.1
Analyses naar leeftijdsverschillen
Er is onderzocht of de opvattingen van straatmaker over het werk ten gevolge van mechanisatie verschillen naar de volgende leeftijdscategorieën: •
29 jaar of jonger (82 respondenten);
•
30-39 jaar (36 respondenten);
•
40-49 jaar (43 respondenten);
•
50-59 jaar (22 respondenten);
•
60 jaar of ouder (15 respondenten).
De antwoorden van de vijf leeftijdscategorieën op de diverse stellingen die zijn voorgelegd met betrekking tot de beleving van mechanisatie, zijn systematisch met elkaar vergeleken. De straatmakers konden bij deze stellingen antwoorden met ‘ja’, ‘nee’, ‘hetzelfde gebleven’ of ‘weet niet’. Middels Chi2-toetsen is getoetst of de vijf leeftijdscategorieën significant van elkaar verschillen wat betreft hun antwoorden op de diverse stellingen.
Geen verschil •
Jongeren willen niet vaker ‘meer met mechanische hulpmiddelen werken’ dan ouderen.
•
Ouderen vinden het werk ten gevolge van mechanisatie niet vaker ‘lawaaieriger’ dan jongeren.
•
De mate waarin straatmakers het werk ten gevolge van mechanisatie aantrekkelijk vinden, wordt niet beïnvloed door leeftijd.
•
Oudere en jongere straatmakers geven even vaak aan dat zij een opleiding of training hebben gehad om met mechanische hulpmiddelen te werken.
•
Er is geen verschil in opleidingsbehoefte tussen ouderen of jongeren.
Wel verschil •
Een ruime meerderheid van de straatmakers van 60 jaar of ouder vindt het werk uitdagender geworden als gevolg van mechanisatie (80%), terwijl meer dan de helft van de straatmakers van 30-39 jaar oud juist vindt dat het werk niet uitdagender is geworden (53%).
•
Het zijn vooral de oudere straatmakers die het werk veiliger geworden vinden door mechanisatie; van de respondenten van 50 jaar of ouder vindt een meerderheid dat het werk veiliger is geworden (62%).
•
Van de straatmakers tussen 30-39 jaar vindt 47% het werk niet sneller geworden als gevolg van mechanisatie (ten opzichte van gemiddeld 25% van alle respondenten).
•
64% van de respondenten tussen 30-59 jaar vindt het werk niet beter als gevolg van mechanisatie (ten opzichte van gemiddeld 47% van alle respondenten). Van de respondenten jonger dan 29 jaar vindt 39% het werk niet beter, van de ouderen (60 jaar of ouder) is dit slechts 31%.
5.4.2
Analyses naar gebruik hulpmiddel in werkproces
Bij de analyses naar het (wel of geen) gebruik van hulpmiddelen in een bepaald werkproces zijn de straatmakers uit het kwantitatieve onderzoek verdeeld in vier groepen en onderling vergeleken. Er is bekeken of straatmakers mechanische hulpmiddelen alleen in de voorbereidende fase gebruiken (groep 1), alleen bij het leggen van elementen, hierna voor de leesbaarheid ‘uitvoering’ genoemd 27
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
(groep 2), dan wel hulpmiddelen in het gehele werkproces gebruiken (groep 3). Een vierde groep betreft straatmakers die helemaal geen mechanische hulpmiddelen gebruiken. De tabel hieronder geeft de indeling in groepen weer.
Tabel 10. Welke groep gebruikt mechanische hulpmiddelen in de voorbereiding en/of uitvoering? Mechanische hulmiddelen in de
Mechanische hulpmiddelen in de uitvoering
voorbereiding
Groep 1
x
-
Groep 2
-
x
Groep 3
x
x
Groep 4
-
-
De antwoorden van de vier groepen straatmakers op de diverse stellingen zijn systematisch met elkaar vergeleken. De straatmakers konden bij deze stellingen antwoorden met ‘ja’, ‘nee’, ‘hetzelfde gebleven’ of ‘weet niet’. Middels Chi2-toetsen is getoetst of de vier groepen straatmakers significant van elkaar verschillen wat betreft hun antwoorden op de diverse stellingen.
De volgende tabel geeft voor de vier groepen straatmakers het percentage straatmakers aan dat ‘ja’ heeft geantwoord op de diverse stellingen. Voor de leesbaarheid van de tabel worden de percentages voor de antwoordcategorieën ‘nee’, ‘hetzelfde gebleven’ en ‘weet niet’ niet in de tabel gepresenteerd. De significante11 verschillen worden in de tabel gearceerd met * aangegeven.
11 Er kan met tenminste 90% zekerheid gezegd worden dat de in de steekproef gevonden verschillen niet op toeval berusten.
28
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Tabel 11. Vergelijking van het percentage ‘ja’ als antwoord op de stellingen t.a.v. de beleving van mechanisatie tussen de vier groepen respondenten (zie tabel 1 voor de groepsindeling) Door mechanisatie wordt het werk…
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4 (geen
(alleen in
(alleen in
(zowel in
hulpmiddelen,
voorbereiding,
uitvoering,
voorbereiding
n=6-7)
n=12)
n=49-54)
als uitvoering, n=132-145)
1
Makkelijker
2
Zwaarder
3
Ja
Ja
Ja
Ja
67%
85%
79%
86%
33%*
2%
5%
0%
Uitdagender
50%
45%
53%
50%
4
Langer vol te houden
82%
92%
86%
100%
5
Sneller
67%
74%
57%
83%
6
Leuker
50%
43%
53%
67%*
7
Gezonder
83%
65%*
82%
100%
8
Aantrekkelijker
69%
46%
54%
83%
9
Lawaaieriger
91%
69%
73%
57%
10
Moeilijker
50%
14%
25%
0%*
11
Beter (kwaliteit)
42%
28%
19%*
57%*
12
Stressvoller
55%
55%
39%
14%
13
Veiliger
39%
40%
39%
57%
2
* significant verschil ten opzichte van andere groepen op basis van Chi -toetsen (p<0.10)
Algemeen beeld op basis van analyse •
De respondenten die niet met mechanische hulpmiddelen werken, lijken enigszins positiever te zijn over de invloed van de mechanisatie op het werk dan degenen die er wel mee werken. Zo is het percentage dat ‘ja’ antwoordt op de stellingen met betrekking tot mechanisatie die positief zijn geformuleerd (door mechanisatie wordt het werk: makkelijker, langer vol te houden, sneller, leuker, gezonder, aantrekkelijker, veiliger en van betere kwaliteit) steeds hoger dan bij de ander groepen.
•
Van de respondenten uit de groep die de mechanische hulpmiddelen alleen in de voorbereiding gebruiken (groep 1), geven meer respondenten aan dat het werk moeilijker (50%) en zwaarder (33%) wordt door mechanisatie dan van degenen die alleen hulpmiddelen in de uitvoering gebruiken (groep 2). Voor deze laatste groep is dat respectievelijk 14% en 2%.
Significante verschillen tussen de groepen op basis van analyse •
Groep 1 versus andere groepen. Uit de vergelijking van de respondenten die alleen in de voorbereiding met mechanische hulpmiddelen werken met de respondenten uit de andere groepen zien we dat een derde (33%) van de respondenten vindt dat het werk door mechanisatie zwaarder wordt, terwijl dit percentage bij de andere groepen aanzienlijk kleiner is (respectievelijk 2% bij groep 2, 5% bij groep 3 en 0% bij groep 4).
•
Groep 2 versus andere groepen. Uit de analyse is één significant verschil gevonden voor de groep straatmakers die alleen in de uitvoering met mechanische hulpmiddelen werken ten opzichte van de andere straatmakers: een relatief kleiner percentage straatmakers uit deze
29
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
groep (65%) is van mening dat het werk door mechanisatie gezonder wordt. Voor de andere groepen varieert dit percentage van 82% tot 100%. •
Groep 3 versus andere groepen. Van de respondenten die in het totale proces met mechanische hulpmiddelen werken, dat wil zeggen in zowel de voorbereiding als de uitvoering, vindt een aanzienlijk lager percentage (19%) dat er betere kwaliteit geleverd wordt als gevolg van mechanisatie dan de andere groepen (respectievelijk 42% bij groep 1, 28% bij groep 2 en 57% bij groep 4).
•
Groep 4 versus andere groepen. Een ruime meerderheid van groep 4 (67%), die in zowel de voorbereiding als de uitvoering geen hulpmiddelen gebruikt, heeft het idee dat mechanisatie het werk leuker maakt. Bij de andere groepen ligt dat percentage tussen de 43% en 53%. Ook menen meer ‘niet-gebruikers’ dat mechanisatie de kwaliteit verbetert (57%). Voor de andere groepen is dit percentage aanzienlijk lager, namelijk tussen de 19% en de 42%. Niemand (0%) van groep 4 denkt dat het werk door mechanisatie moeilijker wordt, terwijl de percentages van de andere groepen hier variëren tussen 14% en 50%.
5.4.3
Analyses naar gebruik bepaald hulpmiddel
Bij de analyses naar mate van gebruik van hulpmiddelen is onderzocht of er een verschil bestaat in de mening ten aanzien van mechanisatie tussen straatmakers die een bepaald hulpmiddel wel gebruiken en de straatmakers die datzelfde hulpmiddel niet gebruiken. Middels Chi2-toetsen is getoetst of de straatmakers die een bepaald hulpmiddel wel gebruiken, significant verschillen in hun antwoorden over de stellingen ten opzichte van de straatmakers die het hulpmiddel niet gebruiken. Uit de analyses zijn enkele significante verschillen naar voren gekomen, die worden weergegeven in tabel 12. Voor de leesbaarheid van de tabel is gefocust op de ‘ja’ antwoorden.
30
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Tabel 12. Hoe scoren de gebruikers van mechanische hulpmiddelen ten opzichte van de niet-gebruikers? +: gebruikers van het hulpmiddel scoren significant vaker ‘ja’ dan de niet-gebruikers -: gebruikers van het hulpmiddel scoren significant minder vaak ‘ja’ dan de niet-gebruikers
Makkelijker
_
_
Sorteertafels
Pakketteertafels
Stenenleggers
Tegeldonkeys
Mini-loaders
Shovels
Mobiele kranen
wordt het werk……
Legklemmen
Vacuümapparatuur
Door mechanisatie
_
Zwaarder Uitdagender
_
_
Langer vol te houden Sneller
_
_
_
Leuker
+
_
Gezonder Aantrekkelijker
_
Lawaaieriger
+
Moeilijker Beter (kwaliteit)
_
_
+
+
+
_
_
_
Stressvoller
_
+ _ _
Veiliger
De tabel laat voor de meeste stellingen enkele verschillen zien tussen straatmakers die bepaalde hulpmiddelen al dan niet gebruiken. Voor de stellingen dat het werk door mechanisatie zwaarder en veiliger wordt, komen geen significante verschillen naar voren tussen de wel/niet gebruikers van de diverse hulpmiddelen.
Over het algemeen komt uit de analyse naar voren dat straatmakers die hulpmiddelen wel gebruiken, iets negatiever staan tegenover mechanisatie dan straatmakers die de hulpmiddelen niet gebruiken. Ze hebben relatief wat minder vaak ‘ja’ geantwoord op stellingen die vragen naar de positieve effecten van mechanisatie, namelijk ‘makkelijker’, ‘uitdagender’, ‘sneller’, ‘leuker’, ‘aantrekkelijker’ en ‘beter’. Bovendien hebben zij vaker ‘ja’ geantwoord als gevraagd werd of mechanisatie het werk moeilijker maakt.
Let wel: ook al hebben de gebruikers minder vaak ‘ja’ geantwoord op de stellingen, dan betekent dit niet dat de meerderheid negatief staat tegenover mechanisatie. Uit de analyses blijkt namelijk dat binnen de groep gebruikers het antwoord ‘ja’ nog steeds het meest gegeven wordt.
Wat verder opvalt, is dat straatmakers die een hulpmiddel niet gebruiken, over het algemeen vaker geantwoord hebben met ‘weet niet’, vergeleken met straatmakers die een hulpmiddel wel gebruiken.
31
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
5.4.4
Analyse naar mate van gebruik van hulpmiddelen
Bij deze analyses is onderzocht of er een verschil bestaat in de mening ten aanzien van mechanisatie tussen straatmakers die mechanische hulpmiddelen (bijna elke) dag, een paar keer per week, een paar keer per maand of nooit gebruiken. Middels Chi2-toetsen is getoetst of de straatmakers die hulpmiddelen vaker gebruiken, significant verschillen in hun antwoorden over de stellingen ten opzichte van de straatmakers die hulpmiddelen minder vaak gebruiken. Uit de analyses12 zijn voor enkele stellingen significante verschillen naar voren gekomen, namelijk voor de stellingen dat het werk makkelijker, leuker, zwaarder en moeilijker wordt door mechanisatie. Over het algemeen komt uit de analyse naar voren dat straatmakers die nooit hulpmiddelen gebruiken relatief positiever staan tegenover mechanisatie in het werk, vergeleken met straatmakers die (bijna) elke dag, een paar keer per week of een paar keer per maand hulpmiddelen gebruiken. De groep die nooit hulpmiddelen gebruikt geeft ook relatief vaker ‘weet niet’ als antwoord.
12 De uitgebreide analyseresultaten zijn op verzoek beschikbaar. Met het oog op de leesbaarheid van de notitie worden hier alleen de interessante bevindingen kort samengevat.
32
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
6.
Conclusies
Nog altijd staat straatmaker bekend als een relatief zwaar beroep. Straatmakers staan onder meer bloot aan zware lichamelijke inspanningen, wisselende weersomstandigheden, lawaai, trillingen en gevaarlijke stoffen. Anderzijds worden de lichamelijk zware inspanningen steeds meer vervangen door mechanische hulpmiddelen. Mechanisatie van de bestrating is al decennia bezig en door de strenger wordende regelgeving bovendien onomkeerbaar geworden. Mechanische hulpmiddelen zijn dan ook niet meer weg te denken uit de bestratingbranche.
Dit onderzoek geeft antwoord op de vraag wat de effecten zijn van mechanisatie van het bestratingproces op de (beroeps)beleving van de straatmaker. Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste conclusies van dit onderzoek.
1.
Straatmakers willen meer met mechanische hulpmiddelen werken Meer dan de helft van de straatmakers gebruikt al (bijna) elke dag mechanische hulpmiddelen. Met name shovels, mobiele kranen en mini-loaders worden relatief veel ingezet. Een meerderheid van de straatmakers zou meer met mechanische hulpmiddelen willen werken.
2.
Meer gebruiken maakt niet meer geliefd Straatmakers die niet met mechanische hulpmiddelen werken, zijn positiever over de invloed van mechanische hulpmiddelen op het werk dan degenen die er wel mee werken.
3.
Door mechanische hulpmiddelen is het werk gezonder en langer vol te houden Eén van de voordelen van mechanisatie is dat mechanisatie van het bestratingproces de arbeidsomstandigheden en de gezondheid van straatmakers heeft verbeterd. Het werk is daardoor volgens een meerderheid van de straatmakers langer vol te houden, minder zwaar en gezonder. Dankzij mechanisatie is vooral de fysieke belasting gedaald. Als belangrijke randvoorwaarde voor de afname van de fysieke belasting, wordt taakroulatie genoemd. Dit kan met name de belasting van langdurig eentonige werkzaamheden verminderen, ook wanneer deze werkzaamheden minder zwaar zijn geworden door mechanisatie.
4.
Veel straatmakers vinden het beroep aantrekkelijker geworden Ongeveer de helft van de straatmakers vindt het werk door mechanisatie aantrekkelijker, leuker en uitdagender geworden door mechanisatie.
5.
Werkdruk verandert qua aard, niet van intensiteit De werkdruk is door mechanisatie niet zozeer af- of toegenomen volgens de straatmakers, maar vooral anders geworden. Straatmakers moeten nog altijd hun productienorm halen, die mogelijk hoger ligt doordat er mechanisch wordt gewerkt. Ook moeten ze meer vooruitdenken en met de verschillende machines leren omgaan. De meningen bij de straatmakers zijn dan ook verdeeld over de vraag of het werk stressvoller is geworden door mechanisatie: ongeveer
33
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
4 van de 10 straatmakers vindt het werk stressvoller, maar evenveel straatmakers zijn het hiermee oneens.
6.
Onduidelijkheid over toe- of afname van veiligheid Onveiligheid wordt gezien als een belangrijk risico voor de straatmaker. Het werken met machines kan gevaar opleveren, met name door bewegende delen. Bovendien voldoen niet alle machines aan alle nodige veiligheidseisen en kunnen in de nabijheid van machines risico’s worden gelopen. De geïnterviewde sleutelinformanten menen dat de veiligheid gelijk blijft bij mechanisatie van het bestratingproces, mits de straatmakers de regels voor veiligheid in acht nemen. Zij investeren daarom in onder meer opleiding en voorlichting op het gebied van veilig werken met mechanische hulpmiddelen. De straatmakers die de vragenlijst hebben ingevuld, zijn verdeeld over de vraag of het werk veiliger is geworden door mechanisatie. Het aantal straatmakers dat het werk veiliger vindt geworden door mechanisatie is groter dan het aantal dat het niet vindt.
7.
Verdeeldheid over kwaliteit en productiviteit Of het werk door mechanisatie kwalitatief beter wordt, is de vraag: bijna de helft van de straatmakers vindt het werk niet kwalitatief beter. Het zijn vooral de straatmakers tussen 3059 jaar waarvan een meerderheid het werk niet beter vindt geworden door mechanisatie. Een meerderheid van de straatmakers vindt het werk door mechanisatie makkelijker en sneller geworden. Het lijkt er op dat de productiviteit door mechanisatie kán toenemen, mits aan een aantal randvoorwaarden is voldaan die samengevat neerkomen op: het dagelijks kunnen benutten van de machines bij een groot/langdurig project van nieuw straatwerk. In de praktijk blijken die randvoorwaarden echter vaak te ontbreken. De geïnterviewde sleutelinformanten bevestigen dat mechanisatie minder geschikt is voor bijvoorbeeld restauratie, sierbestrating of kleine oppervlakten. Ook kosten de voorbereidingen meer tijd bij mechanisch bestraten en staan machines regelmatig stil.
8.
Een duidelijk nadeel is de toename van lawaai Een meerderheid van de straatmakers vindt dat het werk door mechanisatie lawaaieriger is geworden. Lawaai wordt in de Arbocatalogus van 2010 benoemd als één van de risico’s voor de straatmaker; het vergroot de kans op gehoorschade. Correct gebruik van beschermende middelen zoals oordoppen kan de risico’s die ontstaan door lawaai verminderen.
9.
Beperkt aantal straatmakers heeft scholing gehad op gebied van mechanisatie Ongeveer een derde van de straatmakers heeft scholing of training gehad in het werken met mechanische hulpmiddelen. Een vijfde geeft aan behoefte te hebben aan een dergelijke opleiding of training.
34
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Bijlage I. Bronnen Arbocatalogus. Februari 2010.
Brochure ‘Arbeidsrisico’s in de bestratingsbranche’ van de Arbeidsinspectie.
Arbouw, 2003b, L. Burdorf e.a.– Effecten op arbeid, gezondheid en bedrijfsvoering van de introductie van arbovriendelijke arbeidsmiddelen bij straatmaken en vloerleggen, Uitgevoerd door Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg en Erasmus MC.
Arbouw, 2006. Themanummer Gezond en veilig straatmaken.
Bestrating 2010. Fysieke belasting van de stratenmaker (2010). Arbeidsinspectie.
Bouwen, Februari 2011. De beste straatmaker van Nederland. Fries zwaargewicht.
GWW Totaal (2010). Acceptatie is bereikt (mei 2010).
Mechanisatie van het bestratingproces. Technische beschrijving (2007). Verslag in het kader van de SKB-kennispositiestudie ‘Mechanisatie van het bestratingproces’. Stichting Centrum voor Innovatie van de bouwkolom.
Mechanisatie in de markt gezet. Een marktbeschrijving van de bestratingbranche & mechanisatie (2007). Verslag in het kader van de SKB-kennispositiestudie ‘Mechanisatie van het bestratingproces’. Mesos Consultancy b.v..
35
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Bijlage II. Overzicht respondenten II.1.
De geïnterviewde sleutelinformanten
Tabel II.1. Overzicht geïnterviewde sleutelinformanten Geïnterviewde
Functie
Bedrijf
1
Dhr. J. van Ingen
Directeur
Van Ingen
2
Dhr. J. Woestenberg
Directeur
Woestenberg Bestratingen
3
Dhr. T. Nota
Directeur
Nota straatmakers bv
4
Dhr. R. Koerhuis
Directeur
Klink Nijland GWW Raalte bv
5
Mw. J. Onrust
Directeur
Onrust bestratingen
II.2.
De respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld
Tabel II.2. Aantal respondenten per dag (n=228). Dag
Totaal (n=228)
Percentage
1
Dinsdag 1 november
57
25%
2
Woensdag 2 november
91
40%
3
Donderdag 3 november
80
35%
228
100%
Totaal
Aan de respondenten is gevraagd naar hun functie: straatmaker, opperman of ondernemer (die zelf het werk uitvoert). Ze konden meerdere antwoorden kiezen. In tabel II.3 staan de aantallen respondenten per functie(s).
Tabel II.3. Aantal respondenten per functiegroep (n=228). Functie
Aantal (n=228)
Percentage
1
Ondernemer
93
41%
2
Straatmaker
74
32%
3
Opperman
22
10%
4
Ondernemer + straatmaker
10
4%
5
Ondernemer + opperman
1
0%
6
Straatmaker + opperman
16
7%
7
Ondernemer + straatmaker + opperman
4
2%
8
Onbekend/niet ingevuld
8
4%
36
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Bijlage III. Vragenlijst Effecten van mechanisatie Inleiding De OBN voert een onderzoek uit naar mechanisatie bij straatmakers. Vul hieronder uw mening in. Zet een X in het hokje van uw keuze. Bedankt voor uw deelname!
1.1
Naam
1.2
Leeftijd
1.3
E-mail adres (alleen invullen als u wilt meedingen naar de I-pod)
1.4
Functie? U kunt meerdere antwoorden geven.
A
Opperman
B
Straatmaker
C
Ondernemer (voert zelf het werk uit)
1.5
Welke mechanische hulpmiddelen gebruikt u? U kunt meerdere antwoorden geven.
A
Shovels
B
Mobiele kranen
C
Legklemmen
D
Vacuümapparatuur
E
Knikmopsen
F
Sorteertafels
G
Pakketteertafels
H
Tegeldonkeys
I
Stenenleggers
1.6
Hoe vaak gebruikt u mechanische hulpmiddelen in uw werk?
A
(Bijna) elke dag
B
Een paar keer per week
C
Een paar keer per maand
D
Nooit Z.O.Z.
37
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
1.7
Als u geen mechanische hulpmiddelen gebruikt, waarom niet? U kunt meerdere antwoorden geven.
A
Die hebben we niet in ons bedrijf
B
Ik vind het niet nodig
C
Mijn werkgever vindt het te duur
D
Ik kan het zelf sneller
E
Ik kan het zelf netter
F
Mechanische hulpmiddelen zijn onbetrouwbaar
G
Weet niet
1.8
Door mechanisatie wordt het werk… Ja
Nee
Hetzelfde
Weet niet
gebleven A
Makkelijker
B
Zwaarder
D
Uitdagender
E
Langer vol te houden
F
Sneller
G
Leuker
H
Gezonder
I
Aantrekkelijker
J
Lawaaieriger
K
Moeilijker
L
Beter (kwaliteit)
M
Stressvoller
N
Veiliger
1.9
Zou u meer met mechanische hulpmiddelen willen werken?
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
1.10
Heeft u een opleiding of training gehad om met de mechanische hulpmiddelen te werken?
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
1.11
Heeft u behoefte aan een opleiding om met mechanische hulpmiddelen te werken?
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
Einde. Hartelijk dank voor het invullen!
38
Straatmaken en mechanisatie, een onderzoek naar de beroepsbeleving van de straatmaker
Bijlage IV. Omschrijvingen mechanisatie Tabel IV.1. Omschrijvingen Mechanisatie Nr.
Omschrijving mechanisatie
Bron
1.
Het mechaniseren; het vervangen van arbeidskrachten door machines
http://www.woorden.org/woord/mechanisatie
2.
Houdt het invoeren in van machines, waarbij de mens nog een belangrijke rol speelt. Bij mechanisatie neemt de productiviteit toe, maar is ook mede afhankelijk van het arbeidstempo. Het invoeren van machines heeft ook invloed op de arbeidsverdeling, die hierdoor nog verder wordt doorgevoerd.
http://www.xs4all.nl/~mkalk/begrip06.htm
3.
Het vervangen van menselijke arbeid door machines. Het leidt tot werkloosheid onder veelal ongeschoolde arbeidskrachten.
http://www.digischool.nl/ak/onderbouw-
Mechanisatie is het vervangen van menselijke en dierlijke arbeid door machines. De mens werkt dan met de machine.
http://www.digischool.nl/ak/onderbouw-
Het overgaan van handmatig produceren naar het machinaal produceren van een product.
http://www.digischool.nl/ak/onderbouw-
Het vervangen van arbeidskracht door machines.
http://www.digischool.nl/ak/onderbouw-
4.
5.
6.
vmbo/materiaal/begrip/b_spanje.htm
vmbo/materiaal/begrip/b_italie.htm
vmbo/materiaal/begrip/b_brd.htm
vmbo/materiaal/begrip/b_stedge.htm 7.
Outillage met machinerie, vooral om menselijke of dierlijke lichamelijke arbeid te vervangen.
8.
Het vervangen van arbeidskracht door machines.
http://www.bouwtrefpunt.nl/kennisbank
9.
Toepassen van machines waarbij menselijke bediening nodig is
http://www.blaucapel.nl/diversen/begrip.htm
10.
Een middel met bewegende delen voor het uitvoeren van straatwerk, dat het straatmakerlichaam ontlast
Technische beschrijving. Mechanisatie van het bestratingproces (2007).
11.
Met bewegende onderdelen het vak van de straatmaker fysiek minder zwaar te maken. Kortom: het middel met bewegende delen dat het straatmakerlichaam ontlast.
Mechanisatie in de markt gezet. Een marktbeschrijving van de bestratingbranche & mechanisatie (2007).
12.
mechanisch (bn.) 1 machinaal 2 betr. hebbend op de mechanica 3 zonder na te denken => gedachteloos machinaal (bn.) 1 met machines werkend, verricht of vervaardigd => mechanisch; <=> handmatig 2 gedachteloos Volgens het Van Dale woordenboek is mechanisch en machinaal werken hetzelfde, waarbij machinaal ‘het werken, verrichten of vervaardigen met machines’ is.
Van Dale woordenboek
39
http://www.encyclo.nl/lokaal/10491