stichting
natuur en landschap
eemsmond e.o. Rabobank: 36 36 07 986 KvK: 02064935 Secretariaat: E.M. WolthuisWagenaar Hummelinck Breede 17/18, 9989TA Warffum De stichting stelt zich ten doel het behartigen van de belangen van de natuur, het landschap, de cultuurhistorische waarden en het milieu in de gemeente Eemsmond en omringende gemeenten
Aan Burgemeester en Wethouders gemeente Eemsmond, t.a.v. Mevrouw H.J. Uilenberg-Buist. Postbus 11 9980AA UIthuizen
Breede 30 mei 2007
Betreft Nota uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Uw kenmerk RB/2007.536/4 mo.2
Geacht College, Dank voor de gelegenheid die u ons geeft om voor de komende herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied alvast te reageren op de “nota uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied’. In grote lijn zijn wij positief over de geformuleerde uitgangspunten. Wij hopen dat bij de verdere uitwerking de belangen van natuur, landschap en daarmee ook het woonklimaat van de gemeente voldoende tot hun recht komen. Wij hopen dan ook dat, althans wat ons betreft niet weer een achtjaar lange procedure, tot Raad van State, nodig zal zijn. Op een aantal punten in de nota hebben wij opmerkingen. Per hoofdstuk / pagina te noemen. 2 Uitspraken. Wij vinden het realistisch om de uitspraak van de Raad van State als een gegeven aan te nemen. Op veel onderdelen bij de beroepprocedures over het voorgaande bestemmingsplan zijn wij geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld; op sommige onderdelen hadden wij graag meer gezien. Zo vinden wij de opdeling van de functies ‘verkaveling’ en ‘reliëf’ ( ‘aanlegvergunning stelsel verkaveling en reliëf’, bijlage 4) nog steeds een gekunstelde oplossing. Daar waar sprake is van reliëf is veelal ook een bijzondere verkaveling aanwezig (b.v. parallel sloten en onregelmatige verkavelingen langs de maren) andersom in gebieden met bijzondere onregelmatige verkaveling is vaak reliëf, horende bij deze verkaveling aanwezig. Ook de STAB (Stichting Advisering Bestuursrechtspraak) vond in haar advies aan de Raad van State dit onderscheid niet duidelijk. De keuze om dit verschil te maken lijkt meer een politiek Salomonsoordeel. 4.1 Actualiseren van de ondergrond van de plankaart is noodzakelijk. Het voorkomt veel discussie zoals die bij het voorgaande plan ontstond. Wij vinden dat er naar gekeken moet worden of daarmee niet automatisch onrechtmatige wijzigingen gelegaliseerd worden. Dat geldt niet alleen voor bebouwing, maar ook voor beschermde landschappelijke elementen die zonder vergunning verwijderd zijn.
4.2.2 Landschap en cultuurhistorie Wij missen in de nota het onderdeel ‘Natuur’. Het Noord-Groningerland is bij uitstek een ‘cultuur landschap’ met historie; “door de zee aangeslibd en direct door de mens in cultuur gebracht”. Maar het heeft wel degelijk belangrijke natuurwaarden. Deze waarden zullen in het bestemmingsplan aanbod moeten komen. In de ‘nota’ wordt een enkele keer het woord natuurwaarden genoemd en verwezen naar het ‘Maren project Noord- Groningen’. Dat geeft voldoening omdat wij vanuit onze stichting actief een rol gespeeld hebben bij dit project. De vrijstellingsmogelijkheid voor het vergraven van oevers kan uiteraard alleen dienen voor een natuurvriendelijke inrichting zoals ook in de nota bedoeld. Kleine dorpskernen: De kleine dorpskernen Oldenzijl, Oosternieland, Oudeschip en Oosteinde, nu in het bestemmingsplan buitengebied, krijgen een eigen ‘komplan’. In een aantal van deze dorpen liggen agrarische bedrijven. Wij zien met belangstelling uit naar de in het voorontwerp aangegeven begrenzingen en de voorschriften. In het verleden hebben wij bezwaar aangetekend tegen het uiteentrekken van Oldenzijl in twee bebouwingskernen. Een dergelijke opsplitsing lijkt ons ook nu nog steeds onlogisch. Verder herinneren wij u aan de problematiek rond Stitswerd bij het vorige bestemmingsplan. In een laatste fase (na de inspraak periode) bij de vaststelling door de Gemeenteraad werden twee boerderijen aan het komplan onttrokken (later door de Provincie en de Raad van State gecorrigeerd). Een gevolg is geweest dat tussen de agrarische en niet agrarische bewoners van het dorp een tweespalt is ontstaan. Wij noemen dit voorbeeld om u te vragen zorgvuldig en transparant om te gaan bij de inspraak en besluitvorming, waarbij niet “de zwarte piet” naar bewoners, boeren of burgers, wordt toegeschoven. 4.4 Recreatie en toerisme Onder verwijzing naar het LOP wordt aandacht gevraagd voor meer toegankelijk maken van de waddenkust en het landelijke gebied. “Het landschap zit op slot” is de veelgeuite roep. Sinds de laatste ruilverkavelingen zijn er veel mogelijkheden om te wandelen verdwenen. Om reden van een beter woon- en leefklimaat, recreatieve ontwikkeling, meer draagvlak voor bescherming van het landschap, ook meer draagvlak / begrip voor de agrarische sector, zijn wij voorstander van meer toegankelijkheid. Daarbij zal steeds een afweging gemaakt moeten worden met de bescherming van belangrijke natuurwaarden. Zo zijn de kwelders belangrijke hoogwater rustgebieden voor wadvogels. De Stichting Natuur en Landschap Eemsmond heeft samen met de Waddenvereniging in de nota ‘Noorpolderzijl pleisterplaats tussen tij en getijden’ (2001, in uw bezit bij het dossier Noordpolderzijl) aangegeven dat op enkele plekken de toegankelijkheid verbeterd kan worden. Door deze ‘puntlocaties’ wordt de druk op de natuur geconcentreerd, waarbij verder ruimte voor natuur voorrang moet krijgen. 4.5 Agrarische bedrijven. Inleiding: In de nota wordt de functie van de bouwvlakken als volgt uitgelegd: “wat inhoud dat zelf een denkbeeldige rechthoek van 1 ha. kan worden bepaald”. Zeker bij het voornemen om ruimte te bieden aan meer grootschalige uitbreiding is het wenselijk dat dat niet “zelf” bepaald wordt. Andere belangen zoals een goede inpassing in de omgeving, dienen bepalend te zijn. Ruimtelijke inpassing agrarische bebouwing Wij zijn voorstander van een agrarische ontwikkeling in de richting van verbreding en ecologisch verantwoorde landbouw. Wij vinden dat het ruimtelijkordening beleid niet op voorhand ontwikkelingen naar steeds verder gaande schaalvergroting moet faciliteren. Wij volgen uw redenering om de mogelijkheid te bieden “wanneer dat uit landschappelijke overwegingen de voorkeur verdient, nieuwe bouwvlakken te realiseren”. Wij vinden dat als dat al zou moeten, dat onder strikte voorwaarden over een goede landschappelijke inpassing (denk b.v. aan erfbeplanting) en met inlevering van de uitbreidingsmogelijkheid op bestaande
bouwvlakken slechts mogelijk kan zijn. Wij wijzen u er op dat in ruimtelijke ordeningen en architectuur vakkringen vaak verschil van inzicht is. Soms is het uit architectonische overwegingen wenslijk om een uitbreiding op grotere afstand van bestaande bebouw te plaatsen, terwijl vanuit het hogere schaalniveau, het belang van handhaving van de openheid, concentratie op een beperkt bouwvlak de voorkeur heeft. Wij vinden dat bij afweging het belang van het landschap en handhaving van de openheid moet prevaleren. Met verwijzing naar de nota ‘Agrarische bouwblokken en landschap’18 nov. 2005 Stuurgroep Noord, overweegt u de mogelijkheid “bouwvlakken van 1 hectare zijn toegestaan met in het grootschalige opengebied een vrijstelling naar 1,5 hectare”. In de daarop volgende alinea: “de mogelijkheid … nieuwe bouwvlakken te realiseren” ……. “De nieuwe bouwvlakken zouden eventueel in een bestaande boerderijenreeks kunnen worden gesitueerd”. Afgezien van hiervoor gemaakte kanttekening kan de indruk ontstaan dat de mogelijkheid wordt opengelaten voor nieuwe locaties in grootschalig opengebied, zoals b.v. de jonge landaanwinningpolders. Wij vinden dat ook in het komende bestemmingsplan de bescherming van de grootschalige openheid, vooral die van de waddenpolders, gehandhaafd moet blijven. Intensieve veehouderij Wij begrijpen uit de notitie dat u van mening bent dat als gevolg van POPII, bij de herziening in het bestemmingsplanbuitengebied geen onderscheid meer kan worden gemaakt tussen ‘grondgebonden agrarische bedrijven’ en gewone ‘agrarische bedrijven’. Wij hebben uit het ambtelijke en bestuurlijke overleg tussen provincie Groningen en milieuorganisaties begrepen dat POPII niet automatisch betekent dat het beleid van gemeenten m.b.t. de intensieve veehouderij moet worden versoepeld. In POPII wordt letterlijk gesteld: ‘Wij vragen aan de gemeenten om, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsafweging opnieuw af te wegen waar en eventueel onder welke voorwaarden (grootschalige) agrarische bouwontwikkeling kan plaatsvinden en waar niet.’ Wij vinden het dan ook onjuist het onderscheid tussen gewone (grondgebonden) agrarische bebouwing en grootschalige agrarische bebouwing (waaronder de intensieve veehouderij) te laten vervallen. Bovendien zou de combinatie met de in de nota voorgestelde mogelijkheid voor het creëren van nieuw bouwvlakken de deur open kunnen zetten voor de vestiging van nieuwe intensieve veehouderij bedrijven. Wij vinden dat een dergelijke ontwikkeling moet worden voorkomen. bouwvormen Gemeentelijke overheden, welstandcommissies bemoeien zich soms tot in detail met kleine bouwonderdelen in de dorpskernen. Kennelijk lukt het nog steeds niet om de verrommeling van het landschap met steeds grotere schuren, als dozen neer gezet, te voorkomen. Het is een gemeente overschrijdend probleem. Wij vinden dat voorzover dat in het bestemmingplan is te regelen daar meer aandacht voor moet zijn. Energieopwekking door bio- installaties; mest vergisting. Grootschalige installaties in het landelijk buitengebied vinden wij ongewenst. Wij willen niet tegen elke technologische ontwikkeling in de agrarische sector zijn, maar grenzen stellen aan dat wat nog boeren bedrijf is en past in het landschap is noodzakelijk. Uw ‘beleidsnotitie mestvergisting’ ontbreekt als bijlage bij de nota. Daarop kunnen wij nog niet reageren. Op provinciaal niveau is de discussie over bio-installaties en mest vergisting gaande. Samen met de Milieu Federatie Groningen moeten wij ons nog op een standpunt beraden. 4.6 Niet agrarische bedrijvigheid Uitgangspunten functieverandering Het voorstel in de nota, om deze mogelijkheid niet uitsluitend op ‘waardevolle agrarische bebouwing’ toe te passen, wijkt af van de formulering in het POP. Wie bepaalt wat waardevol
is? Als bedoelt is dat de mogelijkheid van functie wijziging ruimer moet zijn dan uitsluitend voor monumenten en boerderijen op ‘waardevolle erven’ (zoals de huidige functieaanduidingen in het bestemmingsplan), kunnen wij ons dat voorstellen. Van belang is om in het kader van het tegengaan van verrommeling te voorkomen dat in allerlei lelijke agrarische bijgebouwen weer nieuwe economisch ontwikkelingen worden gefaciliteerd.
Rood voor rood In de nota wordt de vraag gesteld of het mogelijk moet zijn de “ruimte voor ruimte regeling toe te passen, n.l. sloop van niet karakteristieke agrarische bebouwing van een minimaal voor te schrijven oppervlak en daarvoor in de plaats de bouw van woningen.” U maakt daarbij de kanttekening: “Dit zal wel ten koste gaan van het gemeentelijke wooncontingent.” Dat laatste is niet onze grootste zorg. Belangrijker is de vraag of een dergelijke ontwikkeling goed te sturen is. Hoe is dat inpasbaar in het landschap, ontstaan er mini uitbreidingswijkjes met catalogus woningen? Wordt daarmee ook gestimuleerd om een agrarisch bouwperceel te laten verrommelen met opstallen om daarna te belonen met een enorme waardestijging van de grond als woningbouwgrond? De door u opgeworpen vraag is interessant om over te filosoferen, vooralsnog zien wij geen heil in deze ontwikkeling. Dit in tegenstelling tot de geboden (en reeds bestaande) mogelijke om agrarische bedrijfsgebouwen een (eventueel meerdere) woonfunctie te geven binnen het bestaande bouwvolume. Op meerder plaatsen wordt bij nieuwe ontwikkelingen genoemd dat dit niet belemmerend mag zijn voor toekomstige agrarische uitbreidingen / ontwikkelingen. Begrijpelijk is dat het vestigen van een nieuwe functie (b.v. in voormalig agrarisch gebouw, of een recreatieve functie, of natuurbestemming) niet ten koste kan gaan van bestaande rechten en uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven. Onder de criteria bij functieverandering wordt genoemd: “functieverandering mag niet leiden tot beperking van mogelijk toekomstige uitbreiding van (bestaande) agrarische bedrijven in de omgeving”. Daarbij lijkt het alsof in de toekomst belangen van burgers niet gelijkwaardig meegewogen worden en er altijd een voorrang positie voor de agrarische sector zal zijn. Dat gaat ons te ver. 4.7 Windenergie Windmolens zoals de molens met een as hoogte van 40 meter en nu zelfs veel hoger, horen niet als solitaire molens in het buitengebied. Windmolenparken met hun eigen planologische procedures zijn daarvoor de aangewezen weg. Als het juridisch onvermijdelijk is bestaande solitaire windmolens te legaliseren, dan vinden wij dat daarbij de as hoogte beperkt moet blijven zoals tot nu (destijds) van kracht was en er geen verruiming mag komen voor hogere molens op deze locaties In het POP zijn molens met een as hoogte tot 15 meter toegestaan. In onze stichting zijn, evenals in de gemeenteraad de meningen verdeeld: enerzijds: geen enkele mogelijkheid bieden voor windmolens en aan de andere kant: onder voorwaarden ruimte bieden voor nieuwe ontwikkeling. Nieuwe geavanceerde molens tot een as hoogte van 15 meter domineren niet het landschapsbeeld. Een bepaling b.v. van minimale afstand tot aangrenzend bouwperceel en perceelgrote kan de belangen van anderen beschermen. 4.8 Stankwet. De nieuwe ‘Wet Geurhinder Veehouderij’ is 2007 in werking. Er komt nog een (gemeentelijke) notitie stankbeleid. Overwogen wordt nog of er voor het buitengebied wel of geen ‘maatwerk’ gewenst is en gevolgen daarvan voor het bestemmingsplan. Wij wachten die voorstellen af. Als stichting zullen wij kritisch volgen of een wijziging in het onderscheid tussen de huidige functies agrarische- en agrarisch grondgebonden bedrijf (een verruiming van de bestemming) geen vermindering van de (bestaande) bescherming van woningen in het buitengebied tot gevolg heeft.
4.9 Glastuinbouw Locatie Oostpolder. Dit valt buiten het voorgenomen plangebied. Zoals bekend is onze stichting geen voorstander van het kassenplan Oostpolder. De beste pootaardappellandbouwgrond wordt ingeleverd; het werkgelegenheidargument is niet steekhoudend; de lichthinder problematiek is niet opgelost en de markt blijkt uiteindelijk de locatie ook niet goed te vinden. Voor de andere (kleine) glastuinbouw locaties geldt wel dat er bij het geplande kassengebied Oostpolder een ‘herstructurering opgave’ hoort voor de bestaande glastuinbouwlocaties. Dit zal uit de regelgeving voor de bestaande locaties moeten blijken. Stilte en Duisternis Stilte en duisternis zijn waarden die steeds meer in de belangstelling staan. Met name het open landschap van het buitengebied is extra gevoelig voor aantasting daarvan. Sommige nieuwe veestallen verschijnen als permanent verlichte etalage in het landschap. In het nieuwe bestemmingsplan zou behoud van deze waarden een plaats moeten krijgen. Uitspaak van de Raad van State 8 februari 2006 Onder het 9e punt de uitspraak van de raad: “De provincie Groningen is van oordeel dat in het bestemmingsplan aan de Lauwer-, Emma- en Eemspolder grote betekenis moet worden toegekend omdat sprake is van foerageer- en rustgebied voor vogels. Dit besluit is niet deugdelijk gemotiveerd.” De Raad van State vond de motivering door de provincie onvoldoende. Deze grote betekenis moet nu wel in het bestemmingsplan worden toegekend, een goede motivering kan alsnog worden geleverd. Wij hopen dat u onze opmerkingen bij de voorbereiding van het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied betrekt en zien met belangstelling naar het vervolg uit.
Hoogachtend,
Bestuur Stichting Natuur en Landschap Eemsmond e.o., namens dezen.
Marien Bügel