Met Andere Woorden Kwartaalblad over bijbelvertalen
ste jaargang december 2013
Het bijbelse stripverhaal
W.J. van der Meiden De nieuwe editie van het Novum Testamentum Graece en de Bijbel in Gewone Taal
S. van Dijk
Veel zeggen met weinig woorden
H. Sysling
Vertaling en duiding
Th.A.J.M. Janssen
[13]4
Met Andere Woorden Kwartaalblad over bijbelvertalen
32ste jaargang nr. 4, december 2013
uitgave
Nederlands Bijbelgenootschap in samenwerking met het Vlaams Bijbelgenootschap
redactie
Redactie: Dr. A.J. van den Berg (hoofdredacteur), drs. A.M. BolDrieënhuizen (eindredacteur), dr. J. van Dorp, dr. M.J. de Jong, drs. C.N. van der Kruk-de Boer (eindredacteur a.i.), drs. C. Verheul en prof.dr. L.J. de Vries
adviesraad
Prof.dr. Th.A.J.M. Janssen, dr. J.C. van Loon, dr. E. van Staalduine-Sulman
kopijredactie
redactiesecretariaat
Drs. M.J.C. Hamers Y. Zwart
t
023 - 514 61 51
e
[email protected]
p
Postbus 620, 2003 RP Haarlem
beeldredactie
ontwerp
0pmaak en druk
A.E. Haverman HSTotaal Communicatie & Design, Haarlem De Groot Drukkerij bv, Goudriaan ISSN 0168-18969
foto omslag
Omslag Pilamm, Opschudding in Palestina, 1948. Foto: NBG/Sandra Haverman
Inhoud Splassh! De ondiepe geschiedenis van het bijbelse stripverhaal Willem van der Meiden
2
‘Jullie weten dat Jezus het volk van Israël heeft gered uit Egypte’ De consequenties van een nieuwe editie van het Novum Testamentum Graece voor de Bijbel in Gewone Taal Stefan van Dijk
20
Oproep aan de lezer Matthijs de Jong en Clazien Verheul
31
Veel zeggen met weinig woorden Over de ellips in Genesis 25:22 Harry Sysling
33
Vertaling en duiding De dwaas in twee Vulgaatpsalmen Theo Janssen
42
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
1
p I ntocht in Jeruzalem, uit: J.C. Camus e.a., Het evangelie volgens Mattheüs, ’s-Hertogenbosch z.j. Foto: NBG/Sandra Haverman
2
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Splassh! De ondiepe geschiedenis van het bijbelse stripverhaal Willem van der Meiden Geschiedenis van het stripverhaal
De geschiedenis van cartoons en stripverhalen gaat terug tot de dagen van de vroege mensheid en het oude Egypte. Tekstballonnen vinden we al in de middeleeuwse kunst: van bijbelse personages of heiligen worden teksten weergegeven in de vorm van een langgerekte wimpel uit hun mond. De geschiedenis van het moderne stripverhaal begint aan het eind van de negentiende eeuw met de opkomst van de krant in de Verenigde Staten en later in Europa. De kranten, in een moordende onderlinge concurrentie verwikkeld, hadden behoefte aan een aanvulling op tekst en fotografie, en zo ontstonden cartoons en comics. Het merendeel van de krantenstrips, waarvan de meest succesvolle ook gebundeld werden uitgegeven, was gemaakt voor volwassenen. Later groeide de behoefte om ook kinderen en adolescenten hun ‘hoekje’ in de krant te gunnen. De bloeitijd van het Europese stripverhaal start in de jaren twintig van de vorige eeuw met het werk van de Waal Hergé (Tintin, Kuifje) en de populariteit slaat na de Tweede Wereldoorlog over naar Vlaamstalig België, Frankrijk en Nederland. Dertig jaar lang worden grote aantallen strips geproduceerd die vooral populair worden door de talloze striptijdschriften, zoals Kuifje, de Arend, Robbedoes, Sjors, de Pep, later Eppo, Tina en niet te vergeten de Nederlandse editie van Donald Duck. Verhalen uit deze tijdschriften worden gebundeld in stripalbums en bereiken herdruk na herdruk. De bekendste reeksen zijn Suske en Wiske, Betsy en De Rode Ridder van de studio van Willy Vandersteen, Kuifje van Casterman, Asterix van Dargaud en Lucky Luke van Dupuis. Deze stripalbums richtten zich meer en meer op de jeugd en jonge volwassenen. Parallel aan de populariteit van de stripverhalen loopt de populariteit van tekenfilms op televisie en in de bioscoop. Ook die series en aparte films kregen vaak een spin-off in stripalbums. De grote belangstelling voor stripverhalen begint te tanen in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
3
Tekststrip en beeldroman
Van de jaren vijftig van de vorige eeuw dateert ook het succes van een variant van het stripverhaal, de tekststrip, vooral in Nederland. Een tekststrip is een doorlopende tekst, begeleid door twee of drie losse striptekeningen die elkaar wederzijds ondersteunen. De Nederlandse traditie begint met Bulletje en Bonestaak van A.M. de Jong in de jaren dertig en kent naoorlogse hoogtepunten in de verhalen over Heer Bommel en Tom Poes (Marten Toonder), Kapitein Rob (Pieter Kuhn), Prins Vaillant (Hans Kresse) en Kick Wilstra (Henk Sprenger). Deze variant van het stripverhaal wordt vooral voor volwassenen gemaakt. De Bommelverhalen behoren tot de canon van de Nederlandse literatuur. Dat geldt ook voor een derde variant van het stripverhaal, de beeldroman of graphic novel, gekenmerkt door realisme en literaire kwaliteit. Soms betreft het bewerkingen van romans en novellen. Recente voorbeelden van gelauwerde beeldromans zijn Persepolis van Marjane Satrapi, Reis naar het einde van de nacht van Jacques Tardi, Maus van Art Spiegelman en De Avonden van Dick Matena. Waardering van het stripverhaal
Het gemiddelde stripverhaal mag zich in Nederland in een slechts geringe belangstelling verheugen. Sinds de digitale revolutie zijn nog maar weinig jongeren geïnteresseerd in gedrukte stripalbums en ondanks de populariteit van de beeldromans is er weinig serieus onderzoek gedaan naar wat elders ‘de negende kunst’ wordt genoemd. Dat is anders in landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Spanje, Italië en België. Wetenschappelijke bestudering van het stripverhaal als medium en kunstvorm komt dan ook vooral uit die landen. Bekende namen zijn die van de Amerikanen Will Eisner, Scott McCloud en Mario Saraceni, de Fransman Thierry Groensteen en de Belgen Pascal Lefèvre en Benoît Peeters. Er zijn geen Nederlandse equivalenten van hun hoogwaardige wetenschappelijke werk. In de gloriejaren van het stripverhaal is er veel discussie over de verderfelijke invloed die strips zouden hebben op kinderen en hun leesvaardigheid, in ‘betere huishoudens’ wordt het kinderen niet toegestaan stripverhalen te lezen en wordt de liefhebber in de clandestiniteit gedwongen. In dezelfde jaren wordt overigens een gelijksoortige discussie gevoerd over de verderfelijke invloed van de televisie en van tekenfilms op kinderen. In landen als Duitsland en Engeland is de weerstand met die ten onzent te vergelijken, in Frankrijk, België en de VS wordt er niet zo op stripverhalen neergekeken.
4
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p De ark van Noach, uit: W. Vandersteen, De avonturen van Judi deel 1. De zondvloed, Nijkerk z.j. Foto: NBG/Sandra Haverman
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
5
p D e geboorte van Jezus, uit: Pilamm, Het geheim van de grot, 1948. Foto: NBG/Sandra Haverman
6
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Het bijbels stripverhaal
De geschiedenis van bijbelse stripverhalen loopt in grote lijnen parallel aan die van het algemene stripverhaal: een start in de jaren veertig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten, een impuls na de oorlog vanuit Frans- en Nederlandstalig België en daarna een gestage productie tot op de dag van vandaag. Er zijn ongeveer dertig Nederlandstalige bijbelstrips. Opvallend daarbij is dat het op een enkele uitzondering na gaat om vertaalde stripverhalen en stripalbums, de meeste uit het Engels, op korte afstand gevolgd door het Frans. Van de vier oorspronkelijk Nederlandstalige uitgaven komen er twee uit Vlaanderen en verdient één de naam stripverhaal niet, vanwege haar van het gangbare stripverhaal afwijkende compositie, al luidt de titel 52 bijbelstrips.1 Dan resteert voor ons land de Utrechtse striptekenaar Willem de Vink, die met evangelische bevlogenheid een flinke hoeveelheid educatief materiaal op de markt heeft gebracht, waaronder het evangelie als stripverhaal: Jezus Messias.2 Alle andere stripverhalen stammen, voor zover ik kan overzien, uit andere landen. Zou het traditionele voetstuk waarop de interpretatie van de Bijbel in Nederland staat, als het ijkpunt van veel theologie en als twistappel in veel kerkelijke onenigheid, meer dan in andere landen verhinderen dat de bijbelverhalen bewerkt worden tot zoiets onbelangrijks als een stripverhaal? Zouden daardoor tekenaars en scenaristen zich hiertoe in ons land niet aangetrokken voelen of zouden ze hier liever niet hun vingers aan willen branden? Essentie en kenmerken van het stripverhaal
Als we de bestaande uitgaven in het Nederlands overzien, wat voegt het medium stripverhaal dan toe aan de andere uitingen van verbeelding en bewerking van de bijbelverhalen, bijvoorbeeld aan de ruim negenhonderd in het Nederlands gepubliceerde kinderbijbels? Wat is de essentie van het stripverhaal? In de Engelstalige vakliteratuur wordt het stripverhaal the sequential art genoemd, een moeilijk te vertalen begrip. Het geheim van de strip zit in de opeenvolging van afbeeldingen. Het geheim – de verbeelding – zit zelfs in de lege ruimten tussen de opeenvolgende afbeeldingen. ‘Door de concentratie op visuele sequentie vervangt de strip ruimte door tijd.’3 Anders dan losstaande illustraties is het de essentie van het stripverhaal ‘de voortgaande ontvouwing van het vertelde verhaal, de onderverdeling ervan in “narratieve pakketjes” of “ruimte-tijdfragmenten”, die in een bepaalde volgorde zijn geplaatst. Het is daarentegen niet voldoende om willekeurige beelden te rangschikken om een stripverhaal te krijgen; het is noodzakelijk dat de nevengeschikte afbeeldingen in een bepaalde betrekking tot elkaar staan: een complementair, lineair en met eenzelfde actie of intrige Me t Andere Wo orden [ 32] 4
7
samenhangend verband.’4 Kenmerkend voor stripverhalen is voorts de compositie van beelden en teksten op de volle pagina of op de double spread. Een stripverhaal bestaat uit een welgekozen afwisseling van stills die een verhaallijn weergeven. De makers van een stripverhaal letten op de variatie in afmeting en vorm van de afzonderlijke stills, hun nevenschikking, de vlakvulling, het gebruik van tekst – tekstballonnen voor dialogen en gedachten, maar ook voice-over, commentaar of verbindende tekst in tekstkaders of boven- en onderregels – en verder gelden voor het genre alle wetten van illustratie: het gekozen perspectief, de zoom, het realisme of absurdisme, de afwisseling, de inkleuring, de expressie, het kleurgebruik, de kadrering en dergelijke. Thierry Groensteen onderscheidt vijf narratieve kenmerken van het stripverhaal: 1. Antropocentrisme: het verhaal ontwikkelt zich rond een centrale hoofdpersoon (die ook een dier kan zijn). 2. Typevorming: de hoofdpersoon heeft uiterlijke kenmerken die altijd herkenbaar zijn, zelfs als schaduw of uitsnede. 3. Pars-pro-totosimplificatie (synecdoche): het weglaten van alles wat de voortgang van het verhaal en de wisselwerking tussen detail en geheel in de weg staat. 4. Expressiviteit: het uitvergroten van gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en handelingen, vaak op de grens van een parodie. 5. Retorische convergentie: alle facetten van het beeld (kadrering, kleurgebruik, onderlinge afmetingen, schikking op de pagina) dragen bij aan het unieke effect van het geheel.5 Zoals uit dit korte resumé uit de theorie blijkt, is stripverhalen lezen en begrijpen niet vanzelfsprekend. ‘Het medium van het stripverhaal wordt in feite in toenemende mate beschouwd als een taalsysteem dat een vast visueel vocabulaire heeft ontwikkeld waarvoor een bijzondere geletterdheid van de lezer wordt gevraagd.’6 Die geletterdheid heeft zeker ook betrekking op het vermogen om tegelijk te kunnen lezen en kijken door heen en weer te bewegen tussen beeld en tekst. Toevoegingen aan het bijbelverhaal
De narratieve kenmerken van het genre stellen makers van stripverhalen in staat effecten te bereiken die niet mogelijk zijn bij andere geïllustreerde verhalen. Zijn de strips een bewerking van een bestaand verhaal, zoals bijbelstrips, dan biedt het medium zowel voordelen als nadelen. Om er een paar te noemen: 8
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p De worsteling van Jakob, uit: R. Crumb, Het boek Genesis getekend, z.p. 2009. Foto: NBG/Sandra Haverman
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
9
p D e tempelreiniging, uit: W. de Vink, Jezus Messias, Amerongen 1993. Foto: NBG/Sandra Haverman
10
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Stripverhalen moeten het hebben van een lopend verhaal met vaste personages en hebben er dus last van als een te bewerken bestaand verhaal fragmentarisch is of rapsodisch (zoals de Bijbel). Er zijn dan ook bijbelstrips die, om de loop van het verhaal kracht bij te zetten, buitenbijbelse figuren invoegen of bijbelse personages een andere, meer bepalende rol laten spelen. Een mooi voorbeeld is In die dagen in Judea van de Engelse stripgrootmeester Frank Hampson, oorspronkelijk verschenen in 1960 en pas 22 jaar later in het Nederlands vertaald. Hampson gebruikt het personage van Barabbas door het hele verhaal heen en geeft hem de rol van zelotische vrijheidsstrijder, een contrastfiguur van Jezus of wellicht ook een alter ego zoals Jezus een alter ego van Barabbas zou kunnen heten: degene die met geweld het land wil bevrijden van de Romeinen versus de man die een bewustzijnsverandering teweeg wil brengen en een nieuwe religie wil starten. De nevenschikking van deze twee personages geeft de auteur de gelegenheid om spannende en ook grimmige taferelen aan het verhaal toe te voegen en een authentieke sfeer te scheppen. Hampsons opzet laat geen ruimte voor humor of relativering; het album is een ernstig verteld verhaal en de personages zijn nogal karikaturaal uitgevallen. Farizeeën en schriftgeleerden hebben opvallende neuzen en gemene gelaatstrekken en Jezus is een Kaukasische man met blond golvend haar en baard. Een ander voorbeeld van de extra mogelijkheden die een stripverhaal biedt om de bijbelse stof te bewerken, zijn de vier albums die Studio Vandersteen begin jaren vijftig van de vorige eeuw maakte over De avonturen van Judi. Deze Judi is een leeftijdloze jongeman die vanaf de dagen van Noach een rol speelt in enkele geselecteerde verhalen uit de eerste twee bijbelboeken. Judi wordt niet ouder in de vier delen en is de verbindende schakel tussen de verhalen over de ark van Noach, de verwoesting van Sodom, de uittocht uit Egypte en de doortocht door de woestijn. Judi brengt avontuur, intriges en actie het verhaal binnen. De bouw van de ark van Noach wordt bijvoorbeeld bedreigd door de plaatselijke bevolking en het komt tot schermutselingen en vechtpartijen. Hoewel er veel aan het bijbelverhaal wordt toegevoegd, wordt de lijn ervan nauwkeurig gevolgd. De sfeer van de verhalen, getekend door Karel Verschuere, doet sterk denken aan ander werk van de studio, zoals de reeks van De Rode Ridder. Een derde voorbeeld van de effecten van ‘verstripping’ van een bijbelverhaal biedt de vierdelige bewerking van het evangelie van Matteüs door Pilamm, pseudoniem van de Waal Pierre Lamblot, al verschenen aan het eind van de jaren veertig van de vorige eeuw bij uitgeverij Casterman. De maker volgt de evangelieverhalen niet op de voet, hij wil de volgorde bijvoorbeeld nog wel Me t Andere Wo orden [ 32] 4
11
eens verwisselen. Zo begint het eerste deel met de tempelreiniging en pas daarna kiest Jezus zijn leerlingen. Pilamm laat echter weinig weg en waagt zich ook aan langere teksten zoals de Bergrede, die hij door het verhaal heen versnijdt. In dit stripverhaal maakt ook Pilamm gebruik van side-kicks, in de vorm van twee karikaturale schriftgeleerden, die het hele verhaal door Jezus op de voet volgen, hem bespioneren om hem te betrappen op godslastering, maar vaak te laat komen als het er werkelijk om gaat en zo nogal wat essentieels missen. Pilamm gebruikt deze personages ook voor enige humor, zoals wanneer zij ontploffen van woede om Jezus’ daden. De tekenaar zet bij de verzoeking in de woestijn een komisch duiveltje neer dat vreemde capriolen maakt. Nochtans is zijn reeks, evenals die van Willy Vandersteen, in België kerkelijk goedgekeurd en duidelijk bedoeld als evangeliserend. Ontwikkeling van de bijbelstrip
De drie genoemde werken vormen samen met de eersteling Emmanuel van de befaamde striptekenaar Jijé (Robert Gillain) uit 1947, pas veertig jaar later in het Nederlands vertaald, het stevige artistieke fundament onder de traditie van bijbelse stripverhalen in Nederland en Vlaanderen. Na deze wegbereiders is er sprake van kwaliteitsverlies en ‘verpulping’ in de bijbelse stripverhalen. De uit het Amerikaans vertaalde lange reeks Illustrated Classics uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, bewerkingen in stripvorm van verhalen uit de wereldliteratuur, bevat twee deeltjes met bijbelverhalen, over de tien geboden en de strijd van de Makkabeeën. De tekenstijl en de belettering zijn haastig en slordig, de inkleuring is onvolkomen en de schikking van de beelden op de pagina oogt willekeurig. Datzelfde geldt voor het vertaalde werk van Iva Hoth, twee meerdelige series, zowel in zwart-wit als in kleur uitgegeven, die de bijbelverhalen volgt zonder er iets wezenlijks aan toe te voegen of aan af te doen. Vergelijkbare uitgaven uit de jaren zeventig en tachtig zijn die van Berthier7 en Lalo,8 die gekenmerkt worden door een slordige verhaalopbouw, merkwaardige verhoudingen tussen tekst en beeld, saaie, expressieloze gelaatstrekken en zeer bescheiden kleurgebruik. Het genre krijgt pas weer een kwaliteitsimpuls in de jaren negentig van de vorige eeuw en vooral in het eerste decennium van onze eeuw. Willem de Vink, zijn naam viel al, tekende voor zijn evangelisatieproject het verhaal van Jezus in een kenmerkende stijl, die schatplichtig is aan de ‘klare lijn’ waarmee de Belgische school beroemd is geworden. Hier komt de narrativiteit van het stripverhaal wel tot haar recht, al is het jammer dat humor geheel afwezig is en de persoon van Jezus zo centraal staat dat er weinig aandacht is voor scène- en perspectiefwisselingen. Men kan zich ook afvragen 12
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p 1 Samuel 15:32-35 uit: Siku & Akinsiku, De Manga Bijbel, Kampen 2009. Foto: NBG/Sandra Haverman
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
13
p De zaaier, uit: Pilamm, Opschudding in Palestina, 1948. Foto: NBG/Sandra Haverman
14
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
wat het bedoelde effect is van het nogal in het oog springende, van het natuurlijke afwijkende kleurgebruik. In recente jaren komt het bijbelse stripverhaal meer in de buurt van de graphic novel. De Franse scenaristen Jean-Christophe Camus en Michel Dufranne startten in 2008 met verschillende illustratoren een groot project, waarvan in Nederland inmiddels drie delen zijn verschenen, twee over het bijbelboek Genesis en een bewerking van het evangelie volgens Matteüs. De combinatie van de realistische tekeningen en een getrouwe weergave van de bijbeltekst geven de reeks de kenmerken van een beeldroman. De tekstschrijvers maken met tekenaar Dalibor Talajic een evangeliebewerking die een schoolvoorbeeld is van waartoe het medium stripverhaal in staat is. Gedurfde perspectiefwisselingen, variatie in de afmetingen van de illustraties, in- en uitzoomen, gewaagde uitsneden en prachtig kleurgebruik geven het verhaal vaart en schoonheid. Zelfs de uitvoerige weergave van de Bergrede is gevarieerd en houdt door het gebruik van de narratieve technieken de aandacht van lezer en kijker vast. Drie woordeloze bladzijden brengen het evangelieverhaal aangrijpend tot leven door een montage van de beelden van de dansende Salomé, het gezicht van koning Herodes en een blik op Johannes, die in de kerker zijn lot verbeidt. De genezing van een blinde kan niet indringender in beeld worden gebracht dan door waartoe deze kunstenaars in staat zijn. Men kan hoogstens vragen stellen bij het nagestreefde realisme van de makers dat dicht in de buurt komt van een euvel waaraan ook veel Jezusfilms lijden: de krampachtige nadruk op het waar-gebeurd-karakter van het verhaal, die samen met het veelal letterlijke gebruik van de tekst van het evangelie een diepe ernst over het verhaal legt. Daar is natuurlijk inhoudelijk veel voor te zeggen, maar deze nadruk plaatst de bewerking wel in de buurt van alle andere waar gebeurde verhalen. Het realisme vormt zo een barrière voor meerduidigheid, symboliek en voor het meer universele karakter van het evangelieverhaal. Maar dat we met deze reeks topstukken in handen hebben van het bijbelse stripverhaal, lijkt me zonneklaar. Nog twee recente producties verdienen de aandacht. In de eerste plaats de wonderlijk succesvolle Genesisbewerking van de voormalige undergroundkoning van de strip, Robert Crumb.9 De in zwart-wit weergegeven illustraties in combinatie met de vrijwel letterlijke teksten van het bijbelboek, de perspectiefkeuze – alles op ooghoogte – en de subtiele variatie in de losse afbeeldingen maken van dit boek een wonderlijke graphic novel. Crumb laat niets weg, geen geslachtslijsten, ook geen gewelddadige of expliciet seksuele passages. Zijn personages zijn naar het leven getekend, met de van Crumb bekende voorliefde voor stevige mannen en vlezige vrouwen, en de letterlijkheid Me t Andere Wo orden [ 32] 4
15
van beeld en tekst werkt soms benauwend. Het geheel brengt, mede dankzij de lay-out van de cover, het vermoeden teweeg dat we te maken hebben met een pastiche of zelfs een parodie, maar de auteur blijft daar in zijn inleiding ver van weg. Wie het rauwe karakter van het eerste bijbelboek wil laten zien aan geïnteresseerde buitenstaanders, kan zeer wel met Robert Crumb uit de voeten. Ten slotte verschenen in de laatste jaren nog twee uitgaven van een totaal andere stripvorm, de manga. De manga is in Japan, en niet alleen daar, uiterst populair, heeft weinig artistieke pretenties, hoewel er ware kunstenaars onder de tekenaars zijn. In 2006 verscheen in het Nederlands Manga Messiah van Shinozawa en Kumai, drie jaar later gevolgd door De Manga Bijbel van Siku en Akinsiku, uitgegeven door Callenbach. Kenmerkend voor manga’s zijn de expressieve gezichten met grote ogen, die overigens opvallend veel op elkaar lijken, een extreem gebruik van perspectiefwisselingen, typografie en close-ups, een karikaturale weergave van ‘goede’ en ‘slechte’ personages en het veelvuldig gebruik van ‘snelheidstekens’ (zoals streepjes en wolkjes) en geluidsweergaven (shwoosh, splassh, waaa). Nederlandse waardering voor de bijbelstrip
De geschiedenis van het bijbelse stripverhaal is ondiep en nooit serieus bestudeerd. In de gehele Nederlandse literatuur vindt men één lemma over bijbelstrips, een twee bladzijden tellend niemendalletje in Wordt vervolgd, ‘stripleksicon der Lage Landen’ uit 1979. De tekst is – verrassend! – van de hand van kerkhistoricus C.W. Mönnich. Ook op internet is er nauwelijks Nederlandse aandacht voor deze vorm van bewerking van bijbelverhalen. Vergelijk dat bijvoorbeeld eens met de serieuze aandacht voor dit medium op de website van de Amerikaanse Society of Biblical Literature: www.sbl-site.org.
Noten 1
Cor den Dulk (tekst en beeld), 52 bijbelstrips, Delft 1988.
2
Willem de Vink (scenario en tekeningen), Jezus Messias, het meest vertelde verhaal aller tijden, Doorn 1993.
3
Scott McCloud, Re-inventing Comics. How Imagination and Technology Are Revolutionizing an Art Form, New York 2000, 1.
4
Thierry Groensteen, La bande dessinée. Mode d’emploi, in de serie Les Impressions Nouvelles, z.p. 2007, 32 (vertaald).
5
Thierry Groensteen, Système de la bande dessinée, in de serie Formes sémiotiques, Parijs 1999, 190-192.
16
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
6
Rubén R. Dupertuis, ‘Translating the Bible into Pictures’ in: Caroline Vander Stichele & Hugh S. Pyper (eds.), Text, Image and Otherness in Children’s Bibles. What is in the Picture?, Leiden/Boston 2012, 271-290. Citaat op 273 (vertaald).
7
René Berthier (scenario) & Régine en Bruno Le Sourd (tekeningen), De Bijbel-Album (6 delen), Averbode/Roermond 1979 (oorspronkelijk: Parijs 1977).
8
Laurent Lalo (scenario en tekeningen), David en Goliath/Elia en de profeten van Baäl/Jezus en Johannes de Doper/Petrus en de eerste christenen (4 delen), Den Haag 1985 (oorspronkelijk: Parijs z.j.).
9
Robert Crumb (scenario en tekeningen), Het boek Genesis, Amsterdam 2009.
Geraadpleegde literatuur David G. Burke & Lydia Lebrón-Rivera, ‘Transferring Biblical Narrative to Graphic Novel’ op: SBL Forum 2004, http://sbl-site.org/Article.aspx?ArticleID=249. Terry Ray Clark, ‘Biblical Graphical Novels. Adaptation, Interpretation, and ‘Faithful Transfer’ op: SBL Forum 2007, http://sbl-site.org/Article.aspx?ArticleID=641. Pascal Lefèvre & Jan Baetens, Strips anders lezen, Brussel/Amsterdam 1993. Scott McCloud, Understanding Comics. The Invisible Art, New York 1993. Benoît Peeters, Lire la bande dessinée. Case, planche, récit, Parijs 2003. Jozef Peeters, De christelijke strip in Vlaanderen – of: een andere kijk op de geschiedenis van het beeldverhaal in Vlaanderen, Leuven 2011. Mario Saraceni, The language of Comics (Intertext), New York 2003. Bijbelverhalen in stripvorm in Nederland en Vlaanderen Jeff Anderson (tekeningen) & Mike Maddox (scenario), De Bijbel in strip, Amsterdam 2000, (oorspronkelijk: Oxford 1998). Dominique Bar (scenario en tekeningen), Paulus 1. De weg naar Damascus, Antwerpen 2006. Emilie Beaumont (scenario) & Colette David (tekeningen), Kijk en leer: de Bijbel, Parijs 1990. René Berthier (scenario) & Régine en Bruno Le Sourd (tekeningen), De Bijbel-Album (6 delen), Averbode/Roermond 1979 (oorspronkelijk: Parijs 1977). Jean-Christophe Camus/Michel Dufranne (scenario) & Damir Zitko/Vladimir Mario Davidenko/Dalibor Talajic (tekeningen), De Bijbel – het Oude Testament – Genesis, deel 1 en 2/Het evangelie volgens Matteüs, Haarlem/’s-Hertogenbosch 2010 (oorspronkelijk: Parijs 2008 [La Bible]). Robert Crumb (scenario en tekeningen), Het boek Genesis, Amsterdam 2009. De Makkabeeën, reeks: Illustrated Classics nr. 201, z.p. 1972. Cor den Dulk (tekst en beeld), 52 bijbelstrips, Delft 1988. Norbert Fersen(tekeningen) & Jean Chapelle (scenario), Voor een schotel linzen, z.p. 1976. Noel Gloesener (tekeningen) & Paul Thivollier (scenario), Hij leefde onder ons, z.p. 1995. Frank Hampson (tekeningen) & Marcus Morris (scenario), In die dagen in Judea. Het verhaal van Jezus van Nazareth, Haarlem 1982 (oorspronkelijk: Provo 1960). Me t Andere Wo orden [ 32] 4
17
Iva Hoth (scenario) & Andre le Blanc (tekeningen), De Bijbel in beeld voor alle leeftijden (6 delen), Amsterdam 1973 (ook: idem, in kleur, 1976 [15 delen]). Jijé (ps. van Robert Gillain) (tekeningen) & Henri Balthasar (scenario), Emmanuel. Het leven van Jezus in beeldverhaal, Averbode 1987 (oorspronkelijk: Charleroi/Parijs 1947). Dennis Jones (scenario en tekeningen), Stripbijbel voor kinderen, Hoornaar 1998 (oorspronkelijk: Grand Rapids 1993). Jean-François Kieffer (scenario) & Christine Ponsard (tekeningen), Het evangelie voor kinderen. Een stripverhaal, Parijs 2005. Laurent Lalo (scenario en tekeningen), David en Goliath/Elia en de profeten van Baäl/Jezus en Johannes de Doper/Petrus en de eerste christenen (4 delen), Den Haag 1985 (oorspronkelijk: Parijs z.j.). Graham Lorenz (scenario) & Norman Nodel (tekeningen), De tien geboden (reeks: Illustrated Classics Extra Editie nr. 9), z.p. 1963. Ook: (reeks: Illustrated Classics Aktuele Editie nr. 1) z.p. 1973. Mike Maddox (tekeningen) & Jeff Anderson (scenario), Opstand!, Amsterdam 2011 (oorspronkelijk: Oxford 1998). José Perez Montero (tekeningen) & Ben Alex (scenario), Het grote stripboek van de Bijbel, Kampen/ Averbode 2010 (oorspronkelijk: Kopenhagen 2009). Rüdiger Pfeffer (scenario en tekeningen), David en Saul/David en zonen/Jezus de Galileeër 1 en 2 (4 delen), Boxtel/Brugge 1998 (oorspronkelijk: Stuttgart 1992). Pilamm (ps. van Pierre Lamblot) (tekeningen en scenario), De blijde boodschap: Het geheim van de grot/Opschudding in Palestina/Het verraad van Judas/De zege van het Kruis, z.p. 1948 (vertaald uit het Frans en gelijktijdig uitgebracht). Paul Ramaekers (scenario) & Jos Vanspauwen (tekeningen), De terugkeer van Jezus Christus, z.p. 1984. Carlos Sanchis (scenario en tekeningen), Een eindeloos verhaal. Het volk van Israël, z.p. 1989. Hazel Scrimshire (scenario) & James P. Smith (tekeningen), Brieven van Paulus, Amsterdam 1995 (oorspronkelijk: Fearn 1994). Kozumi Shinozawa (tekeningen) & Hidenori Kumai (scenario), Manga Messiah, z.p. 2006. Siku (tekeningen) & Akinsiku (scenario), De Manga Bijbel, Kampen 2009 (oorspronkelijk: Londen 2007). Friedel Steinman (tekeningen) & Dieter Kohl (scenario), Noach/Jona. Een oud verhaal (2 delen), Kampen 1979. Willy Vandersteen (scenario) & Karel Verschuere (tekeningen), De avonturen van Judi: De zondvloed/ Het wrekende vuur/De onderkoning/De Zwervers, Antwerpen 1952 (deel 1 ook Nijkerk/Utrecht). (Annex: Karel Verschuere [scenario en tekeningen], De avonturen van Rudy: Het beloofde land, Antwerpen 1968). Willem de Vink (scenario en tekeningen), Jezus Messias, het meest vertelde verhaal aller tijden, Doorn 1993. Met lesboek (1996) en kleurboek (1998). Marcia Williams (scenario en tekeningen), Jonas en de walvis, Amsterdam 1989.
18
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Dr. W.J. van der Meiden is theoloog en journalist. Hij promoveerde in 2009 aan de Vrije Universiteit op een proefschrift over de geschiedenis van de kinderbijbel: Zoo heerlijk eenvoudig (Hilversum 2009).
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
19
p B ladzijde 716 uit NA 28. In 1 Johannes 1:7 is het woordje de weggelaten aan het begin van de zin. In de verzen 4, 7 en 8 is het nieuwe symbool, de losange, te vinden dat op een gelijkwaardige lezing in het kritisch apparaat wijst. Foto: NBG/Sandra Haverman
20
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
‘Jullie weten dat Jezus het volk van Israël gered heeft uit Egypte’ De consequenties van een nieuwe editie van het Novum Testamentum Graece voor de Bijbel in Gewone Taal Stefan van Dijk Het Nederlands Bijbelgenootschap werkt momenteel aan de Bijbel in Gewone Taal (BGT). Het doel van dit project is om een bijbel beschikbaar te stellen die leesbaar en begrijpelijk is voor een zo groot mogelijk lezerspubliek. De vertaling zal verschijnen in 2014. Informatie is te vinden op www.bijbelingewonetaal.nl. Met Andere Woorden schenkt aandacht aan deze nieuwe vertaling met een serie artikelen over specifieke vertaalkwesties. Dit artikel gaat in op de consequenties van een nieuwe editie van het Novum Testamentum Graece (NTG) voor de BGT.
In 2012 is de 28e editie van het NTG uitgekomen, de meest gebruikte tekstuitgave van het Griekse Nieuwe Testament. Deze reeks edities staat bekend als de Nestle-Aland (NA), genoemd naar de bekendste editors van de tekst. In de 28e editie is het kritisch apparaat aangepast en is de tekst van de katholieke brieven op een aantal plaatsen gewijzigd. Sommige wijzigingen hebben ook gevolgen voor het vertalen van de Bijbel. In dit artikel wordt toegelicht wat de consequenties van de nieuwe editie zijn voor de BGT. De 28 e editie van de Nestle-Aland
Er zijn op dit moment tussen de 5500 en 6000 handschriften met tekst uit het Nieuwe Testament bekend. Deze handschriften vertonen onderlinge variatie. Er is geen enkel vers in het Nieuwe Testament dat in alle handschriften waarin het voorkomt, exact hetzelfde is. Overschrijvers (kopiisten) hebben de tekst door de eeuwen heen, bedoeld en onbedoeld, aangepast. De NA probeert op grond van alle tekstvarianten de oudst bewaarde tekst te reconstrueren. Een tekstuitgave als die van NA wordt een kritische uitgave genoemd, omdat Me t Andere Wo orden [ 32] 4
21
er niet één manuscript gevolgd wordt, waarbij afwijkingen in andere handschriften in noten worden vermeld, maar een eclectische reconstructie wordt gemaakt per vers, waarbij in de noten (in vaktaal: het kritisch apparaat) wordt vermeld op grond van welke manuscripten deze tekst gekozen is. Er bestaat dus geen enkel manuscript dat de tekst weergeeft zoals de NA. De eerste editie van het NTG werd in 1898 uitgegeven door Eberhard Nestle. Hij baseerde zijn editie op de tekstuitgaven van Tischendorf, Westcott en Hort en Weymouth. Wanneer twee of meer van die uitgaven met elkaar overeenkwamen, werd deze lezing in de hoofdtekst van Nestle opgenomen. Afwijkingen werden weergegeven in het notenapparaat. Een eeuw lang werden er nieuwe edities uitgegeven, waarin steeds meer bronnen werden gebruikt en waarin de methodologie steeds verfijnder werd. De tekstedities van NA zijn altijd toonaangevend geweest, zowel voor het vakgebied van het Nieuwe Testament als voor vertalingen van de Bijbel. De organisaties die zijn aangesloten bij de United Bible Societies volgen de tekst van NA in hun vertaalprojecten. Wereldwijd is dit dan ook de meest gebruikte basistekst voor vertalingen van het Nieuwe Testament. Dat geldt ook voor de Nederlandse situatie. Het Nederlands Bijbelgenootschap neemt altijd de meest recente editie van de tekst van NA als uitgangspunt voor zijn vertalingen. Dat gold voor de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951), de Groot Nieuws Bijbel, De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), en ook voor de BGT. De 28e editie van het NTG is in 2012 uitgekomen. Deze editie is hoofdzakelijk in twee opzichten veranderd ten opzichte van de 27e editie uit 1993. In de eerste plaats is het kritisch apparaat aangepast: het is eenvoudiger en gebruiksvriendelijker geworden. Deze verandering heeft geen gevolgen voor de vertaling. De tweede verandering heeft wel consequenties voor de vertalingen. De tekst van de katholieke brieven (Jakobus, 1 en 2 Petrus, 1, 2, en 3 Johannes en Judas) is aangepast aan de Editio Critica Maior (ECM) van het Griekse Nieuwe Testament.1 De tekst van de katholieke brieven
Het onderzoek naar de tekst van de katholieke brieven loopt voor op het onderzoek naar de andere nieuwtestamentische teksten. In de 28e editie van de NA (NA 28) wordt gebruikgemaakt van dit nieuwe onderzoek. Dat heeft echter tot gevolg dat de status van de tekst van de katholieke brieven anders is dan die van de rest van het Nieuwe Testament. Een andere methodologie ligt aan het verschil ten grondslag. De ECM is gebaseerd op de zogenoemde Kohärenzbasierte Genealogische Methode. Een belangrijk onderdeel van deze methode is de aanname dat wanneer 22
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
je twee tekstgetuigen hebt, de één beschouwd kan worden als een voorouder van de ander als de eerste vaker een variant bevat waaruit de varianten in de andere tekstgetuige kunnen worden afgeleid. Tekstgetuigen kunnen één, meerdere, of vele potentiële voorouders hebben. In deze methode worden de percentages van overeenkomsten tussen verschillende tekstgetuigen gebruikt om de plausibiliteit van de verschillende potentiële voorouders vast te stellen. Er wordt meer aandacht gegeven aan de genealogie van tekstvarianten en minder aan de genealogie van handschriften. Deze nieuwe methodologie heeft ertoe geleid dat de tekst van de katholieke brieven op ruim dertig plaatsen gewijzigd is, soms met ingrijpende gevolgen voor de vertalingen. In de ECM worden onzekere lezingen in de tekst op een andere manier gemarkeerd. In de 27e editie van de NA (NA 27) en het grootste deel van de NA 28 staan onzekere lezingen in de tekst tussen vierkante haken. In de katholieke brieven in de NA 28 staat op zulke plaatsen een losange (s) in de tekst. Een losange duidt aan dat de editors niet weten wat de meest oorspronkelijke lezing is: de weergegeven tekst of de variant in het kritisch apparaat.2 Voor de BGT wordt in principe de hoofdtekst van de NA gevolgd, inclusief de met vierkante haken dan wel met losanges aangegeven onzekere lezingen. We realiseren ons dat er in bepaalde gevallen ook voor een andere variant gekozen had kunnen worden. Maar voor het project Bijbel in Gewone Taal is gekozen om bij voorkeur de hoofdtekst van de NA te volgen. Wijzigingen en de BGT
De vertalingen van het Nederlands Bijbelgenootschap zijn gebaseerd op verschillende edities van Nestle-Aland. Voor de NBG 1951 werd gebruikgemaakt van de toen actuele zeventiende editie, voor de NBV van de NA 27. Sommige verschillen tussen de NBG 1951 en de NBV zijn terug te voeren op een verschillende brontekst. Voor de BGT wordt gebruikgemaakt van de recentelijk verschenen NA 28. In deze editie is de hoofdtekst van de katholieke brieven op een aantal plaatsen gewijzigd. Verschillen tussen de NBV en de BGT op deze plaatsen zijn dan ook niet enkel terug te voeren op een andere vertaalstrategie, maar ook op een gewijzigde brontekst. Het volgende deel van dit artikel bespreekt de wijzigingen in de brontekst en de consequenties hiervan voor de BGT. Jakobus
De Griekse tekst van de brief van Jakobus is op vijf plaatsen aangepast. Het gaat echter om kleine aanpassingen en verschuivingen, die voor de vertaling van de tekst geen consequenties hebben.3 Me t Andere Wo orden [ 32] 4
23
1 Petrus
De gewijzigde tekst van de eerste brief van Petrus heeft zeer beperkte invloed op de BGT. De meeste wijzigingen hebben geen enkele betekenis voor de vertaling.4 De enige wijziging die in de vertaling tot uitdrukking komt, is een marginale. In 1 Petrus 5:10 stond in de NA 27 Iesou al tussen haken, in de NA 28 staat dit woord niet meer in de hoofdtekst, wat betekent dat er enkel gesproken wordt over Christus, niet over Jezus Christus: NBV
Maar al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister. God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen.
BGT
God houdt zo veel van jullie, dat hij jullie via Christus uitgekozen heeft. Jullie horen nu voor altijd bij zijn nieuwe wereld. Eerst moeten jullie nog een korte tijd lijden. Maar straks zal hij jullie sterk, machtig en krachtig maken.
2 Petrus
De tweede brief van Petrus bevat het grootste aantal wijzigingen. Een aantal ervan heeft geen invloed op de vertaling, althans niet in de BGT.5 Drie wijzigingen hebben beperkte gevolgen. In 2 Petrus 2:20 mist nu het woord ‘onze’ in ‘onze Heer en redder’. In 3:16 is het verkeerd uitleggen van Paulus’ woorden nu in de toekomende tijd gesteld en in 3:18 volgt op de doxologie geen amen meer. Deze kleine wijzigingen ten opzichte van de vorige editie komen in de BGT tot uitdrukking. In drie gevallen heeft de gewijzigde tekst meer inhoudelijke consequenties. 2 Petrus 2:11 NBV … terwijl zelfs engelen, in kracht en macht toch hun meerderen, het niet aandurven om die machten namens de Heer te beschuldigen en te veroordelen. Eén woord is in dit vers gewijzigd: NA 27 para kuriou blasfêmon krisin NA 28 para kuriôi blasfêmon krisin Na para volgt nu kurios in de dativus in plaats van de genitivus. Met de genitivus kuriou treden de engelen die een oordeel uitspreken op als representanten 24
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
van God, maar met de dativus kuriôi wordt het een andere voorstelling. Het woord para heeft dan niet de betekenis ‘namens’, maar ‘bij’ of ‘in tegenwoordigheid van’. Met de dativus komt het beeld van een rechtspraak in het vizier: in de aanwezigheid van God, de Heer brengen de engelen geen lasterend oordeel uit. Omdat deze lezing ook te vinden is in de Meerderheidstekst, sluit de BGT wat dit betreft meer aan bij de Herziene Statenvertaling (HSV) dan bij de NBV, wanneer de HSV deze woorden vertaalt als: ‘geen aanklacht wegens godslastering tegen hen indienen bij de Heere’. BGT
Zelfs engelen, veel sterker en machtiger dan die leraren, durven zoiets niet! Zij zouden God nooit vragen om hogere machten te straffen.
2 Petrus 2:18 NBV … want met loos gebral en schaamteloze uitspattingen verleiden ze hen die zich nog maar net hebben losgemaakt van degenen die dwalen. Eén woord is in dit vers vervangen: NA 27 tous oligôs apofeugontas NA 28 tous ontôs apofeugontas Door deze wijziging is het aspect van ‘nog maar een korte tijd’ uit het vers verdwenen. Waar het volgens de NA 27 gaat om mensen die nog maar net geloven, dus een specifieke groep christenen, gaat het in de NA 28 om christenen in het algemeen. BGT
Ze spreken mooie woorden, maar het zijn leugens. Ze stellen voor om aan verboden seks te doen. Zo verleiden ze gelovigen om weer net zo slecht te gaan leven als voordat ze geloofden.
2 Petrus 3:10 NBV De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht. Er is een ontkenning voor het werkwoord geplaatst: NA 27 kai ta en autêi erga heurethêsetai NA 28 kai ta en autêi erga oux heurethêsetai Me t Andere Wo orden [ 32] 4
25
De werken ‘zullen gevonden worden’ (NA 27) versus ‘zullen niet gevonden worden’ (NA 28).6 De betekenis van de zin verandert door deze wijziging ingrijpend. In NA 27 is het idee: wanneer de Heer komt, worden alle elementen vernietigd en worden de werken van de mensen zichtbaar gemaakt, dat wil zeggen: ze vallen onder het oordeel van de Heer. In de NA 28 is de gedachte dat de elementen vernietigd worden en ook alle werken van de mensen (ze zullen niet gevonden worden = ze zullen vernietigd worden). BGT
Maar pas op: de Heer komt op een moment dat je het niet verwacht. Hij komt net zo onverwacht als een dief in de nacht. Dan verdwijnt de hemel met veel lawaai, en worden de sterren door vuur vernietigd. Dan verdwijnt ook de aarde, met alles wat de mensen gemaakt hebben.
1-3 Johannes
De meeste wijzigingen in de Griekse tekst van de Johannesbrieven hebben geen invloed op de vertaling.7 Eén wijziging heeft wel consequenties voor de vertaling. 1 Johannes 5:18 NBV We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt. De Zoon, die uit God geboren werd, beschermt hem, zodat het kwaad geen vat op hem heeft. Eén woord is gewijzigd in de nieuwe uitgave: NA 27 ho gennêtheis ek tou theou têrei auton NA 28 ho gennêtheis ek tou theou têrei heauton Letterlijk vertaald staat hier: ‘hij die verwekt werd door God, bewaart hem’ (NA 27) of: ‘zichzelf’ (NA 28). In de NBV is ‘hij die verwekt werd door God’ geïnterpreteerd als de Zoon van God. Doordat auton vervangen is door heauton is het niet meer zo waarschijnlijk dat de Zoon onderwerp van de zin is. Het ligt nu meer voor de hand om ho gennêtheis te verstaan als de gelovige, dus de gelovige als kind van God. Het is nu de gelovige die zichzelf behoedt. Hierbij is het binnen het kader van de BGT voor de duidelijkheid nodig te expliciteren waartegen de gelovige zichzelf behoedt. BGT
26
Wij weten dat kinderen van God niet zondigen. Want een kind van God kan zichzelf tegen de zonde beschermen. Daardoor heeft de duivel geen macht over hem.
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Judas
De tekst van de brief van Judas kent drie wijzigingen, één in Judas 1:5 en twee in Judas 1:18. De twee wijzigingen in Judas 18 hebben geen gevolgen voor de BGT.8 De wijziging in Judas 1:5 is daarentegen zeer ingrijpend. Judas 1:5 NBV Ik wil u eraan herinneren – ook al weet u dit alles wel – dat de Heer zijn volk weliswaar voor eens en altijd uit Egypte heeft bevrijd, maar later allen die niet geloofden gedood heeft. Een zinsdeel uit dit vers is gewijzigd: NA 27 eidotas humas panta hoti ho kurios hapax laon NA 28 eidotas humas hapax panta hoti Iesous laon In dit vers is het woord hapax verplaatst en ho kurios is vervangen door Iesous.9 Het is niet de Heer die het volk Israël heeft bevrijd uit Egypte, maar het is Jezus die dat gedaan heeft. De tekst met ‘Jezus’ is erg goed vertegenwoordigd onder de handschriften en verklaart eenvoudiger waarom een lezing met ‘Heer’ is ontstaan dan andersom.10 Deze lezing luidt in de BGT als volgt: BGT
Ik wil jullie herinneren aan wat er vroeger gebeurd is. Jullie weten natuurlijk heel goed dat Jezus het volk van Israël gered heeft uit Egypte. Maar later doodde hij alle Israëlieten die niet op hem vertrouwden!
Deze lezing, met Jezus, is op het eerste gezicht natuurlijk erg verrassend. Toch sluit zij aan bij een tendens in het Nieuwe Testament, waarbij Jezus een preexistente, hemelse voorgeschiedenis wordt toegekend. Verschillende teksten typeren Jezus als uitvoerder van Gods scheppingswerk (Johannes 1:1-3, 1 Korintiërs 8:6, Kolossenzen 1:15-18, Hebreeën 1:2, Openbaring 3:14).11 Tegen de achtergrond van die voorstelling is het verklaarbaar dat ook bepaalde godservaringen uit het Oude Testament konden worden ingekleurd als ontmoetingen met de pre-existente Heer als uitvoerder van Gods werk en drager van God doxa. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld Johannes 8:56 – Abraham maakte de komst van Jezus mee (verwijzend naar Genesis 18) – en Johannes 12:41 – Jesaja zag de majesteit van Jezus (verwijzend naar Jesaja 6). Ook in het Exodusverhaal treedt Jezus naar voren volgens verschillende nieuwtestamentische teksten (1 Korintiërs 10:4 en Hebreeën 11:26). In Judas 1:5 wordt de pre-existente Heer voorgesteld als de uitvoerder van Gods machtige ingrijpen in de geschiedenis. De hand van God krijgt, om zo te Me t Andere Wo orden [ 32] 4
27
zeggen, de trekken van Christus. De achterliggende motivering is duidelijk: de christelijke auteurs zagen het Christusgebeuren als belangrijkste moment van de geschiedenis en als culminatiepunt van Gods eeuwige plan, en vanuit dat perspectief keken ze naar de ‘voorgeschiedenis’ ervan zoals beschreven in de heilige boeken (het Oude Testament). Zo wezen de godsontmoetingen in de heilige boeken vooruit naar de definitieve ontmoeting met God in Christus, en wees de bevrijding van Israël uit Egypte vooruit naar de definitieve bevrijding door Christus. Deze bevrijdende rol van Christus sluit aan bij de Jezus-Jozuatypologie uit de vroege kerk, waarin de pre-existente Christus het volk Israël bevrijdt uit Egypte.12 Maar in tegenstelling tot de meeste gevallen waarin gesproken wordt over de pre-existente Christus, heeft Christus hier niet alleen een rol van schepper en brenger van heil. In Judas is de pre-existente Christus ook rechter en voltrekt hij het oordeel.13 Conclusie
Er zijn globaal gesproken drie redenen waarom nieuwe vertalingen van de Bijbel nodig zijn. In de eerste plaats omdat onze taal aan ontwikkeling en verandering onderhevig is. Het Nederlands uit de eenentwintigste eeuw is heel anders dan dat uit de zeventiende eeuw. Om de boodschap van de Bijbel te kunnen begrijpen, moet je de taal verstaan. In de tweede plaats zijn ook de opvattingen over vertalen aan verandering onderhevig. En ook de behoefte van mensen aan een specifieke soort bijbelvertaling verandert. En ten derde is er de ontwikkeling van onze kennis van de wereld van de Bijbel en onze kennis van de bronteksten. De Griekse tekst die in de zeventiende eeuw het meest betrouwbaar leek (de Textus Receptus of de Meerderheidstekst), blijkt nu minder betrouwbaar te zijn dan gedacht. De edities van het NTG vertegenwoordigen de wetenschappelijke consensus onder specialisten met betrekking tot de vraag wat de meest betrouwbare tekst van het Nieuwe Testament benadert. In de praktijk volgen niet alle vertalingen de beste tekst. De HSV heeft ervoor gekozen om vast te houden aan de Griekse tekst die in de zeventiende eeuw het breedst geaccepteerd was.14 De Naardense vertaling heeft zich gebaseerd op 23e editie van NA uit 1957, zonder zich rekenschap te geven van de verbeteringen in de latere edities die beschikbaar waren. De NBV en de BGT baseren zich daarentegen op de tekstuitgave die vandaag de dag door een meerderheid van specialisten als het dichtst bij het origineel wordt beschouwd. Ook als dat tot gevolg heeft dat geliefde passages aangepast moeten worden, of teksten moeilijker te begrijpen worden. De keuze voor de brontekst gaat aan de inhoudelijke voorkeur vooraf. 28
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Noten 1
Het Institut für Neutestamentliche Textforschung in Münster werkt aan een geheel nieuwe editie van het Griekse Nieuwe Testament onder de naam Editio Critica Maior. In 1997 is het eerste deel van hun werk gepubliceerd: een nieuwe uitgave van de katholieke brieven. Op dit moment wordt er gewerkt aan de Handelingen van de Apostelen en het evangelie volgens Johannes. Het plan is om in 2030 een nieuwe versie te hebben van alle nieuwtestamentische boeken. Meer informatie over het project is te vinden op de website van het instituut: http://egora.uni-muenster.de/intf/projekte/ecm.shtml.
2
‘Der konstituierte Tekst der Katholischen Briefe folgt auch insofern der 2. Auflage in der ECM, als die variierten Stellen markiert werden, an denen die Herausgeber die Entscheidung offen lassen mussten, welche Variante Ausgangtext ist. An diesen Stellen hat die ECM in der 2. Auflage zwei Lesarten in der Leitzeile. Im neuen Nestle-Aland bleibt der Lesetext hier unverändert. Vor das entsprechende Referenzzeichen und die der Textlesart gleiwertige Variante im Apparat wird jeweils das Zeichen s gesetzt. Die eckigen Klammern, die im Übrigen nur bei möglischen Zusätzen verwendet werden können, sind damit im Bereich der Katholischen Briefe überflüssig geworden’ (B. Aland, K. Aland, J. Karavidopoulos, C.M. Martini & B.M. Metzger, Novum Testamentum Graece. 28. Auflage, Stuttgart 2013, 7*).
3
In Jakobus 1:20 wordt ouk ergazetai vervangen door ou katergazetai. In 2:3 wordt het woord ekei verplaatst naar een ander zinsdeel. Vers 4 van hoofdstuk 2 begint nu met kai en in 2:15 is het werkwoord ôsin toegevoegd. Tot slot krijgt kuriou in 4:10 het lidwoord tou.
4
In 1 Petrus 1:6 heeft het participium van lupeô een andere naamval. In 1:16 zijn hoti en eimi weggevallen. In 2:5 heeft theôi geen lidwoord meer. In 2:25 valt een laatste a in alla weg, om zo een hiaat te vermijden door elisie. In 4:16 moet God geëerd worden en tôi merei toutôi in plaats van en tôi onomati toutôi. In 5:1 wordt oun vervangen door tous en in 5:9 valt het lidwoord voor kosmôi weg.
5
In 2 Petrus 2:6 is asebesin vervangen door asebein. In 2 Petrus 2:15 is de tijd van het werkwoord ‘verlaten’ gewijzigd van praesens naar aoristus. In 2 Petrus 3:6 is hoon vervangen door hon (acc. sing. i.p.v. gen. plur.). In 2 Petrus 3:16 is het lidwoord tais voor epistolais toegevoegd.
6
De voorgestelde wijziging is bijzonder omdat de nieuwe tekst geen enkel Grieks handschrift volgt. De voorgestelde tekst wordt wel gesteund door Koptische vertalingen en de Syrische Harclean.
7
In 1 Johannes 1:7 is de weggelaten aan het begin van de zin. In 3:7 is teknia vervangen door paidia. In 5:10 is en heautôi veranderd in en autôi. In 2 Johannes 5 is het woord kainên twee plaatsen opgeschoven in de zin en in vers 12 zijn de woorden peplêrômenê en êi omgedraaid. In 3 Johannes 1:4 is het lidwoord weggelaten voor alêtheiai.
8
Er zijn twee woorden weggelaten die in de NA 27 al tussen haken stonden: hoti en tou.
9
Ook B.M. Metzger, A Textual Commentary on the Greek New Testament, 2e editie, Stuttgart 1994, 657, beschouwt de nieuwe plaats van hapax als oorspronkelijker.
10 Een voorbeeld van een recent commentaar dat op exegetische gronden vooruitliep op deze Me t Andere Wo orden [ 32] 4
29
nieuwe tekstuitgave is G.L. Green, Jude & 2 Peter (BECNT), Grand Rapids 2008. Ook hij verkiest Iesous boven kurios. 11
Zie voor de pre-existente Jezus ook M.J. de Jong, ‘De Proloog van Johannes in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 31/4 (2012), 27-41.
12
Oudchristelijke vindplaatsen van deze typologie zijn te vinden in A. Vögtle, Der Judasbrief. Der Zweite Petrusbriefe (EKK XXII), Neukirchen-Vluyn 1994, 37.
13
Vergelijk ook Green, 65: ‘Jude draws the parallel between Jesus’s agency in the past and present of God’s redemptive history, and he makes his case that as judgment came on those formerly delivered, so it will come on those whom Jesus had delivered now. The Savior is also the Judge.’
14
J.L.H. Krans, ‘De Herziene Statenvertaling en de grondtekst van het Nieuwe Testament’ in: Met Andere Woorden 29/4 (2010), 15, stelt dat voor de vertalers van de HSV continuïteit met de Statenvertaling belangrijker is dan continuïteit met de oorspronkelijke teksten. Hij betreurt deze keuze en het gebrek aan een ontspannen beoordeling van nieuwe inzichten: ‘Er is ook geen werkelijke reflectie op tekstkritische beslissingen.’
Geraadpleegde literatuur J.K. Elliott, ‘The Early Text of the Catholic Epistles’ in Charles E. Hill & Michael J. Kruger (red.), The Early Text of the New Testament, Oxford 2012. J.K. Elliott, ‘The Editio Critica Maior: One Reader’s Reactions’ in: Wim Weren & Dietrich-Alex Koch (red.), Recent Developments in Textual Criticism. New Testament, Other Early Christian and Jewish Literature (STAR 8), Assen 2003. L. van Kampen, ‘De revisie van het Nieuwe Testament tussen 1939 en 1951’ in: Met Andere Woorden 20/4 (2001), 18-29. G. Mink, ‘Was verändert sich in der Textkritik durch die Beachtung genealogischer Kohärenz?’ in: Weren & Koch (red.). D. Trobisch, Die 28. Auflage des Nestle-Aland. Einde Einführung, Stuttgart 2013. S. van Dijk, MA MSc werkt als medewerker bijbelgebruik bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
30
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Oproep aan de lezer De afgelopen jaren hebt u in Met Andere Woorden kunnen lezen over ons werk aan de Bijbel in Gewone Taal (BGT). De vertalers boden een inkijkje in hun werk in een serie van inmiddels twintig artikelen. Gedurende de tijd dat we werkten aan de vertaling en erover schreven, hebben we geregeld enthousiaste reacties ontvangen. Dit commentaar steunde ons bij ons werk, en we hebben veel opmerkingen en suggesties kunnen verwerken. Het vertaalwerk is nu vrijwel ten einde. Wij dragen ons werk over aan uitgeverij Jongbloed, die ervoor zal zorgen dat er in oktober 2014 een prachtig uitgegeven BGT beschikbaar zal zijn. Als we de balans opmaken van het werk van de afgelopen jaren, springen er een paar zaken uit. We hebben met ons team van vertalers (www.bijbelingewonetaal.nl/de-makers) met veel plezier gewerkt aan dit project, en we hebben er veel van geleerd. De belangrijkste les is, zonder twijfel, het inzicht dat gewone taal een bijzondere kracht heeft: juist in gewone taal kun je de dingen heel sterk, heel raak zeggen. De teksten van de BGT zijn niet alleen heel toegankelijk, ze spreken lezers ook op een directe manier aan. Keer op keer hebben we gehoord hoe lezers van onze (proef)teksten verrast werden, aangenaam verrast, door de kracht en de directheid van gewone taal. De tweede les die we hebben geleerd is dat de behoefte aan een toegankelijke bijbel breed gedragen is. Enthousiaste lezers van de (proef)teksten zijn van alle leeftijden, van alle niveaus en van sterk uiteenlopende achtergronden. De BGT is geschikt voor iedereen die graag een duidelijke bijbel leest – en dat blijkt in de praktijk ook echt iedereen te kunnen zijn. Wij zijn daarom overtuigd van de potentie van deze vertaling. We denken dat deze bijbel dienst kan doen voor een zeer divers lezerspubliek en op allerlei momenten. Door het gebruik van gewone taal en door de duidelijkheid sluit deze vertaling iedereen in: iedereen kan de tekst begrijpen, iedereen kan meedoen met het gesprek over de Bijbel. Daarmee is deze vertaling breed inzetbaar en bruikbaar in veel situaties. In dat licht willen wij u, als lezer van dit blad, een vraag voorleggen. Deze vraag is specifiek gericht aan de lezers die zich door lezing van dit blad op de hoogte hebben gesteld van de BGT, en die beroepsmatig werken met de Bijbel: Welke mogelijkheden ziet u vanuit uw professie voor de BGT? Kunt u er iets mee? Hoe zou u deze vertaling willen inzetten bij uw werk? Me t Andere Wo orden [ 32] 4
31
Wij willen graag uw visie en ideeën horen. U kunt die plaatsen op een aparte pagina van onze website: www.bijbelingewonetaal.nl/MAW. U kunt hier enkele vragen invullen, en daarbij uw suggesties voor het gebruik van de BGT plaatsen. Een (gratis) folder met zeven teksten uit de BGT is aan te vragen bij het Nederlands Bijbelgenootschap. Een voorpublicatie met daarin een ruime selectie van teksten uit de BGT is beschikbaar voor € 7,50 (zie de advertentie elders in dit nummer). Matthijs de Jong (nieuwtestamenticus) en Clazien Verheul (neerlandicus), Nederlands Bijbelgenootschap
32
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Veel zeggen met weinig woorden Over de ellips in Genesis 25:22 Harry Sysling In het Nederlands kennen we de stijlfiguur van de ellips. Er worden in een zin een of meer woorden weggelaten, maar de lezer of hoorder begrijpt meestal meteen wat er wordt bedoeld. Iedereen kent voorbeelden van deze stijlfiguur, vaak gebruikt bij korte emotionele uitroepen (‘Dat ook nog!’ > ‘Dat komt er ook nog bij! ’). In proza en poëzie zetten schrijvers en dichters deze stijlfiguur in om aan hun woorden grotere zeggingskracht te geven. Het verschijnsel komt in veel talen voor en ook het bijbels Hebreeuws kent de ellips. Soms ontbreekt er een werkwoord in een zin, soms ontbreken meerdere woorden. Het stelt een vertaler voor problemen omdat hij te maken heeft met een onvolledige zin die hij toch moet interpreteren. Aan de hand van een voorbeeld uit het boek Genesis (25:22) wil ik laten zien wat een vertaler kan doen om in zo’n geval toch tot een verantwoorde vertaling te komen.1 Over het gebruik van de ellips
Wanneer iemand iets weglaat in een zin, is er sprake van een ellips. Wie zegt: ‘Het is de moeite niet’, bedoelt eigenlijk te zeggen: ‘Het is de moeite niet waard (dat jij je ervoor inspant).’ De ellips wordt bij voorkeur gebruikt als iemand kwaad is of beledigd en met verontwaardiging reageert: ‘Dacht het niet!’ > ‘Ik dacht niet dat het zo gaat gebeuren!’, ‘Wat dan?’ > ‘Wat wil je dan?’ / ‘Wat moet er dan gebeuren?’ De hoorder begrijpt meestal goed wat de strekking is, omdat hij weet wie het zegt en in welke emotionele context het gezegd wordt. Men kan voor de ellips dan ook de volgende definitie hanteren: ‘Bij een ellips worden een of meer woorden uit een zin weggelaten, die de lezer er vanuit de context of zijn kennis van de wereld gemakkelijk bij kan denken.’2 Schrijvers en dichters hanteren de ellips heel bewust om te laten zien hoe je veel kunt zeggen in weinig woorden. Een mooi voorbeeld van het gebruik in proza ontleen ik aan de Vlaamse schrijver Leo Pleysier. In zijn boek De Gele Rivier is bevrozen3 beschrijft hij hoe de hoofdpersoon, een jongen uit een kinderrijke familie, in gesprek is met zijn tante Roza, die als missionaris in China heeft gewerkt. De tante spreekt, als ze weer thuis is na vele jaren, zelden over Me t Andere Wo orden [ 32] 4
33
p Rebekka, uit: Bijbelsche vrouwen. Dichterlijk album, Haarlem z.j. Foto: NBG/Sandra Haverman
34
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
haar ervaringen. De lezer vermoedt en weet dat die ervaringen niet positief waren. De jongen is nieuwsgierig naar haar geheimen en zij merkt het als hij op een dag vragend en onderzoekend naar haar kijkt. We krijgen dan de volgende, prachtige dialoog: - Zo stil dat ge zijt. - Ik? - Ja. - Ik weet niet. - En mij zo zitten aankijken dat ge al de hele tijd doet. - Gij mij ook. - Is er iets? - Niet dat ik weet. Maar het was gelogen natuurlijk, dat laatste. Want er was van alles. Maar het lag voorbij de woorden wat er dan wel aan de hand was. Er is sprake van een opeenstapeling van ellipsen. De schrijver gebruikt deze ellipsen om te zeggen dat er veel speelde (dingen die de jongen vermoedde, zaken die zijn tante verdrong), maar dat het niet op dat moment gezegd kon worden. Het ‘lag voorbij de woorden’. Juist door de weglatingen wordt het moment veelzeggend. Er wordt hier veel gezegd met weinig woorden. Een ellips in Genesis 25:22
De ellips komt zoals gezegd ook voor in het Hebreeuws, hoewel dat als taal een geheel andere structuur heeft dan de Europese talen. Wij komen het al tegen op de eerste pagina van het boek Genesis, waar elke scheppingsdag wordt afgesloten met de afgekorte zin ki tov, ‘dat goed’, op te vatten als ‘dat het goed was’. Ook is er sprake van een ellips in vraag- en antwoordzinnen, waarbij het antwoord verkort wordt. Een voorbeeld vinden we in Rechters 12:5: ‘Wanneer een Efraïmiet die wilde vluchten vroeg of hij de rivier mocht oversteken, vroegen ze hem: “Kom jij uit Efraïm?” Hij zei dan: “Nee.”’ Bedoeld is: ‘Nee, ik kom niet uit Efraïm.’4 Ten slotte noem ik nog het gebruik van afgekorte formules bij het afleggen van een plechtige eed of gelofte.5 Net als in het Nederlands wordt de ellips als retorisch middel ingezet bij het verwoorden van sterke emoties. Ik wil dit toelichten aan de hand van een passage in het boek Genesis. Het beschrijft de zwangerschap van aartsmoeder Rebekka en de confrontatie in haar schoot tussen Jakob en Esau. De rivaliteit tussen haar beide zonen is een voorbode van de latere strijd tussen de buurvolken Israël en Edom (Genesis 25:21-23) 6 : Me t Andere Wo orden [ 32] 4
35
Omdat Rebekka onvruchtbaar bleek, bad Isaak vurig voor haar tot de HEER, en de HEER verhoorde zijn gebed: Rebekka, zijn vrouw, werd zwanger. 22 De kinderen in haar lichaam botsten hard tegen elkaar. Als het zo moet gaan, dacht ze, waarom leef ik dan nog? En ze ging bij de HEER te rade. 23 De HEER zei tegen haar: ‘Twee volken zijn er in je schoot, volken die uiteengaan nog voor je hebt gebaard. Het ene zal machtiger zijn dan het andere, de oudste zal de jongste dienen.’
21
Het draait om de zinsnede ‘Als het zo moet gaan (…) waarom leef ik dan nog?’ (25:22). Zo staat het in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), maar wie andere vertalingen raadpleegt, ziet dat er ook andere vertaaloplossingen zijn. Dat komt omdat de schrijver hier een ellips gebruikt voor de emotionele uitroep van Rebekka. Wanneer we het Hebreeuws (ʾim ken lammah zeh ʾanokhi) zo letterlijk mogelijk vertalen, krijgen we: ‘Als zo, waarom dit – ik?’ Kennelijk ontbreekt er iets, op zijn minst een werkwoord. Maar wat is de betekenis van deze woorden? Hoe komt de vertaler erachter wat Rebekka met deze uitroep wil zeggen? Wij kunnen het probleem, denk ik, op twee manieren benaderen: (a) We volgen als het ware een verticale lijn en gaan terug naar de Hebreeuwse brontekst, naar de oudste vertalingen, en we bestuderen de geschiedenis van de uitleg tot in onze tijd. Hoe hebben de oudere vertalingen ons probleem opgelost en wat kunnen wij daarvan leren? We kunnen (b) ook een horizontale lijn volgen en kijken dan onbevangen naar de tekst zoals die voor ons ligt. We letten op de structuur van het verhaal, op de verteller, de verschillende personages, op de context, en op parallelle teksten. De brontekst en de oudste vertalingen van Genesis 25:22
We beginnen met de verticale lijn. De eerste taak van een vertaler is om goed te kijken naar brontekst en grammatica. Omdat de brontekst hier nauwelijks varianten heeft, die een ander licht werpen op het probleem (wat betekent: ‘Als zo, waarom dit – ik?’?), moeten we uitgaan van de tekst zoals die voor ons ligt.7 De grammatica helpt ons iets verder. Die leert ons allereerst dat het Hebreeuwse zeh (‘dit’ – demonstratief pronomen) vaak wordt gebruikt als versterking van een vraag. Dus ‘waarom dit’ is op te vatten als een versterkt ‘waarom’. Het is enigszins te vergelijken met het Franse qui ça? of que ça? en zou formeel met ‘waarom toch?’ weergegeven kunnen worden.8 Het wordt gebruikt in zinnen als: ‘Waarom
lacht Sara?’ (Genesis 18:13), ‘Waarom vraag je 36
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
naar mijn naam?’ (Genesis 32:30), ‘Waarom hebt u mij hierheen gestuurd?’ (Exodus 5:22), ‘Waarom hebt u zich vermomd?’ (1 Koningen 14:6), ‘Waarom moest ik de moederschoot verlaten?’ (Jeremia 20:18).9 Er is nog een grammaticaal element dat ons opvalt. Als we wat aandachtiger naar de constructie ʾim ken lammah zeh ʾanokhi kijken, valt op dat het Hebreeuws hier leest ʾanokhi, ‘ik’, in de eerste persoon en niet zoals je op het eerste gezicht zou verwachten li, ‘aan mij’ (‘Waarom is dit aan mij?’).10 Dat is vrij opmerkelijk, al komt het zeker meer voor.11 Omdat het vertaalwerk in een lange traditie staat, is het goed om te kijken wat de oudste vertalingen doen met ons probleem. De Griekse vertaling, de Septuaginta, leest: ei houtôs moi mellei ginesthai hina ti moi touto, ‘als het zo met mij zal gaan, waarom (gebeurt) dit dan aan mij?’ Wat opvalt is dat het eerste deel, de voorzin, op de toekomst betrokken wordt: ‘als het zo zal gaan’. In de weergave van het tweede deel, de hoofdzin, wordt uitgegaan van een derde persoon: ‘waarom gebeurt dit aan mij?’ Zoals we nog zullen zien, wordt de interpretatie van de Septuaginta (‘gebeuren aan’, ‘overkomen’) veel gevolgd in latere vertalingen. Ook de Latijnse vertaling van Hieronymus betrekt de voorzin op de toekomst. Maar het vervolg wordt verbonden met het zwanger zijn van Rebekka: Si sic mihi futurum erat, quid necesse fuit concipere?, ‘als het zo met mij zal zijn in de toekomst, waarom was het dan nodig dat ik zwanger werd?’ Nog specifieker over de zwangerschap van Rebekka zijn de Aramese vertalingen. Zij betrekken beide zinsdelen op de pijn en moeite van de zwangerschap. De vertalingen in het Aramees (targoemiem) verschillen onderling van elkaar, maar zij geven ongeveer eenzelfde vertaling van ons vers:12 ‘Als de pijn van (het krijgen van) kinderen zo is, waarom heb ik dan kinderen?’ Opvallend is dat we in een variant in een van de targoemiem en in de Syrische vertaling vinden: ‘… waarom leef ik dan (om kinderen te krijgen)?’13 De Aramese vertalingen zijn ontstaan in de joodse gemeenschappen van Palestina en Babylonië in de eerste eeuwen na Christus. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we dezelfde uitleg terugvinden in de rabbijnse literatuur: Rabbi Haggai zei in de naam van rabbi Isaak: ‘Dit leert ons dat onze moeder Rebekka langs de huizen ging en de vrouwen vroeg: “Hebben jullie vroeger ook zoveel pijn geleden? Als de pijn van (het krijgen van) kinderen zo (groot) is, was ik dan maar nooit zwanger geworden.”’14 Dit accent op de pijn van de zwangerschap in de oudste vertalingen en de rabbijnse literatuur was stellig ook de Statenvertalers bekend. Zij vertalen vrij Me t Andere Wo orden [ 32] 4
37
letterlijk: ‘Is het zo? Waarom ben ik dus?’ Dat is erg onduidelijk voor de lezers en daarom geven zij in de kantlijn deze toelichting: Hebr. waarom ik dus? of waartoe ik dit? Het zijn afgebroken woorden, voortkomende uit ongeduld en ontzetting over dit zeldzame werk. De zin schijnt te zijn: is het zo te doen! waarom mocht ik naar kinderen wensen? of waarom geeft die mij God? of waarom ben ik dragende geweest? of waartoe ben ik nog in het leven? De uitleg van Genesis 25:22 in moderne vertalingen
Wanneer we kijken naar meer recente vertalingen – in dit geval de Groot Nieuws Bijbel (GNB), de Good News Translation (GNT), de Luther Bibel 1984 (Luther), de Gute Nachricht Bibel (GN), de NBV, de New Rivised Standard Version (NRSV) en de New Jewish Publication Society of America Tanakh (NJPS) – dan kunnen we drie posities onderscheiden, die we ook al in de oudste vertalingen en in de Statenvertaling tegenkwamen. De tekst wordt geïnterpreteerd als: (a) ‘Waarom overkomt mij dit?’ (als in de Griekse vertaling), (b) ‘Waarom ben ik dan zwanger geworden?’ (als in de Latijnse en Aramese vertalingen), en (c) ‘Waarom leef ik dan nog?’ (als in een variant van een Aramese vertaling en in de Syrische vertaling).15 Een aantal voorbeelden: (a) Waarom overkomt mij dit? GNB Als het zo moet gaan, waarom moet juist mij dat overkomen? GNT Why should something like this happen to me? (b) Waarom ben ik (dan) zwanger geworden? Luther Wenn mir’s so gehen soll, warum bin ich schwanger geworden? GN Wenn es so steht, warum bin ich dann schwanger geworden? (c) Waarom leef ik (dan nog)? NBV Als het zo moet gaan … waarom leef ik dan nog? NRSV If it is to be this way, why do I live? NJPS If so, why do I exist? Aan de eerste oplossing (a) kleeft vooral het bezwaar dat er geen rekening wordt gehouden met het grammaticale feit dat de tekst niet zegt: ‘Waarom is dit aan mij?’ (derde naamval’), maar ‘Waarom dit – ik?’ (eerste naamval). Maar hoe moeten we kiezen tussen b en c?
38
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Verhaallijnen en personages
Het helpt ons als we niet alleen de vertaaltraditie bestuderen en verticaal door de tijd de ontwikkeling van de uitleg volgen, maar ook naar de tekst kijken zoals die voor ons ligt en zich aan ons presenteert. We kunnen zo iets te weten komen over de verhaalvorm en de structuur van de vertelling, over de optredende karakters en over de context. Er zou in dit verband veel te zeggen zijn over de verteller, de toehoorders, de personages in het verhaal, het tijdsverloop, et cetera. Ik beperk me hier tot twee dingen die me bij het aandachtig lezen van de tekst opvielen: 1. Men kan het verhaal over de ‘clash’ tussen de broers lezen als een voorspelling van het toekomstige conflict tussen Israël (Jakob) en Edom (Esau). Het is een soort metafoor voor de toekomstige spanning en strijd tussen twee buurvolken. Maar op een elementair niveau is het eerste deel (25:21-22) een ‘eenvoudig’ verhaal, dat pas daarna uitleg krijgt in de vorm van het orakel (25:23). Het is met name het orakel dat het ‘eenvoudige’ verhaal over het botsen van de tweeling in de moederschoot op de toekomst betrekt. Daarom denk ik persoonlijk dat we zowel de voorzin (‘Als zo’) als de hoofdzin op het heden moeten betrekken en niet moeten vertalen met: ‘Als het zo zal zijn’, maar met: ‘Als het zo gaat / zo is’. 2. Wat weten we verder over Rebekka? In de broederstrijd tussen Jakob en Esau kiest ze de zijde van Jakob (vergelijk Genesis 25:28: ‘Rebekka hield meer van Jakob’). In een latere fase van haar leven beklaagt ze zich op een gegeven ogenblik bij Isaak, haar man, dat Esau de verkeerde vrouwen kiest. Ze zegt dat ze wil voorkomen dat Jakob dezelfde fout maakt (Genesis 27:46): Daarna zei Rebekka tegen Isaak: ‘Ik kan die Hethitische vrouwen niet meer luchten of zien. Stel je voor dat Jakob ook trouwt met zo’n Hethitische, zo’n meisje van hier, wat heeft het leven mij dan nog te bieden?’ Zij gebruikt hier opnieuw een ellips (lammah li chayyim, letterlijk: ‘Wat is voor mij dan het leven?’), om aan haar gevoelens van afkeer lucht te geven. Het geeft de suggestie dat Rebekka wel meer de zin van haar leven in twijfel trekt.16 Verschillende vertaaloplossingen zijn de revue gepasseerd. De vertaling ‘Waarom overkomt mij dit?’ lijkt me grammaticaal minder juist. De weergave Me t Andere Wo orden [ 32] 4
39
‘Waarom ben ik zwanger geworden?’ heeft oude papieren in de Latijnse en Aramese vertalingen en er is zeker iets voor te zeggen. Toch geeft het verband met Genesis 27:46 hier de doorslag. Mijns inziens kan onze tekst daarom het best op deze manier vertaald worden: ‘Als het zo gaat, waarom leef ik dan nog?’ De schrijver gebruikt de ellips om duidelijk te maken dat het hier om een sterke, emotionele reactie van Rebekka gaat. Hij gebruikt maar weinig woorden, maar die geven scherp de diepte van haar vertwijfeling en wanhoop aan. Voor deze oplossing is gekozen in de NBV. Daar luidt de tekst: ‘Als het zo moet gaan, dacht ze, waarom leef ik dan nog?’
Noten 1
Dit artikel is een bewerking van een lezing bij mijn afscheid als vertaler van het NBG in het Bijbels Museum te Amsterdam op 11 oktober 2012.
2
Theo de Boer, Taalhandboek Nederlands. Gebruiksaanwijzing van de Nederlandse Taal, Utrecht 2011, 86. Een iets uitgebreidere definitie vinden we in het digitale lexicon van P.J. Verkruijsse e.a., Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek, 2002, s.v. ellips: ‘Stijlfiguur waarbij een vanzelfsprekend woord wordt weggelaten zodat een onvolledige zin ontstaat. De weggelaten delen kunnen gemakkelijk aan de hand van situatie en context gereconstrueerd worden. Met name in poëzie komt men vaak elliptische zinnen tegen.’
3
Leo Pleysier, De Gele Rivier is bevrozen, Amsterdam 2001, 119.
4
Rechters 12:5, hier voor de duidelijkheid wat letterlijker weergegeven dan in de NBV (‘Dat ontkende hij natuurlijk.’).
5
Zie voor voorbeelden, Wolfgang Schneider, Grammatik des biblischen Hebräisch, München 19856 (1974), 160, 226, 260; Bruce K. Waltke & M. O’Connor, An Introduction to Biblical Hebrew Syntax, Winona Lake, Indiana 1990, 224-25.
6
Vgl. R. Alter, The Art of Biblical Narrative, New York, 1981, 42: ‘Now Esau or Edom and Jacob or Israel are the eponymous founders of two neighboring and rival peoples.’
7
BHS stelt voor om in ons vers met de Syrische vertaling een verbum chajah in te voeren, maar zie G. Wenham, Genesis 16-50, Dallas 1994, 171.
8
Vgl. T. Muraoka, Emphatic Words and Structures in Biblical Hebrew, Jerusalem/Leiden 1985, 134-37.
9
Vgl. ook Genesis 33:15, Exodus 2:20, 17:3, Numeri 11:20, 14:41, Jozua 7:10, Rechters 13:18, 1 Samuel 17:28, 26:18, 2 Samuel 3:24, 12:23, 18:22, Job 9:29, Spreuken 17:16, Jesaja 1:11, Jeremia 6:20, Amos 5:18. In het Nederlands klinkt het niet erg natuurlijk om ‘waarom toch’ te gebruiken, daarom is het in de NBV niet gebruikt. In een wat formelere vertaling als de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951) vinden we het vaak, maar soms wordt ook volstaan met ‘waarom’ (Exodus 2:20, 5:22, Numeri 14:41, Spreuken 17:16). Ook wordt de vraag ‘waarom’ wel versterkt met ‘eigenlijk’ (NBV, NBG 1951 in 1 Samuel 17:28), met ‘dan’ (NBG 1951 in 2 Samuel 3:24, 12:23, Job 9:29, Jeremia 6:20), of met ‘daar’ (NBG 1951 in Genesis 18:13, Jozua 7:10).
40
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
10 Vgl. bijvoorbeeld lammah li in Jesaja 1:11 (‘Wat moet ik met al jullie offers?’), en lammah zeh li in Genesis 25:32 (‘Wat moet ik met dat eerstgeboorterecht?’), Jeremia 6:20 (‘Wat heb ik aan wierook?’). 11
Maar zie Numeri 14:41 lammah zeh ʾattem, ‘Waarom gaat u in tegen het bevel van de Heer?’, Jozua 7:10 lammah zeh ‘attah, ‘Wat lig je daar nu op de grond!’, 2 Samuel 12:23, lammah zeh ‘ani (‘Wat zou ik nu nog vasten?’), 2 Samuel 18:22, lammah zeh ‘attah (‘Waarom wil je dat [achter iemand aan gaan] dan, mijn jongen?’), 1 Koningen 14:6 lammah zeh ‘at (‘Waarom hebt u zich vermomd?’). In deze teksten wordt de constructie steeds gevolgd door een participium.
12
Uitzondering is targum Onkelos, dat de Hebreeuwse brontekst zeer letterlijk weergeeft.
13
Zie voor de Aramese tekst en de verschillende varianten, Alejandro Díez Macho, Neophyti 1. Tomo I Génesis, Madrid/Barcelona 1968, 154-55; R. Le Déaut, Targum du Pentateuque. Tome I; Genèse, Parijs 1978, 244-45.
14
Vgl. midrasj Genesis Rabba 63:6 (ed. Theodor-Albeck 2:683).
15
Er zijn daarnaast nog andere vertaaloplossingen die mij minder juist lijken, vgl. de Willibrordvertaling 1995: ‘Als het zo gaat, wat staat mij dan te wachten?’, de Revised English Bible: ‘If all is well, why am I like this?’, en de New English Bible: ‘(If this is) how it is with me, what does it mean?’
16 Op het verband tussen beide verzen wijst ook Wenham (203): ‘Rebekah’s comment in 27:46 is very like 25:22.’ Bij 25:22 merkt hij op: ‘The pregnancy is so painful that she wonders if there is any point going on living’ (175). Dr. H. Sysling was vele jaren als oudtestamenticus en vertaler verbonden aan het Nederlands Bijbelgenootschap. Hij was betrokken bij de totstandkoming van de Groot Nieuws Bijbel, De Nieuwe Bijbelvertaling en de Bijbel in Gewone Taal.
41
Me t Andere Wo orden [ 32] 3
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
41
Vertaling en duiding De dwaas in twee Vulgaatpsalmen Theo Janssen Enkele kostbare middeleeuwse psalters zijn verfraaid met illuminaties. Zo is bij Vulgaatpsalm 53:2, die opent met Dixit insipiens, vaak de insipiens, ‘dwaas,’ afgebeeld. Hoe de illuminatoren hem zagen, wordt in dit artikel bezien. Dixit insipiens in corde suo non est Deus
In de bijbelvertaling die in 2004 door het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting uitgegeven is, luiden Psalm 14:1 en 53:2: ‘Dwazen denken (bij zichzelf): Er is geen God.’ In de Vulgaatvertaling, die iets anders genummerd is, luiden Psalm 13:1 en 52:2: Dixit insipiens in corde suo non est Deus, letterlijk: ‘De/een dwaas heeft in zijn hart gezegd: God bestaat niet.’ Het meest opvallende verschil tussen deze vertalingen is het meervoud dwazen en het enkelvoud insipiens. Een mooie aanleiding om na te gaan wat men zich in de middeleeuwen bij de psalmdwaas voorstelde. De bijbelvertaling van Hieronymus was toen nagenoeg onomstreden. Toch lag niet vast hoe de vertaling geduid moest worden. Dat blijkt uit illuminaties waarmee een aantal
p F iguur 1: Zot met een zotskolf
in zijn rechterhand, gezien door God, uit: Bible historiale de Jean de Berry 1380-1390: fol. 270v, miniatuur.
42
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p F iguur 2: Zot met een zotskolf en in zijn linkerhand een bol, gezien door God, uit: PsalterGetijdenboek 1299: fol. 85v, gehistorieerde initiaal D, Walters Art Museum, Baltimore, W.41.
p F iguur 3: Zot met een bol in zijn linkerhand, uit: Psautier de Jean de Berry 1380-1400: fol. 106r, miniatuur met onderschrift.
middeleeuwse psalters verfraaid zijn. Welk beeld de bezorgers van de psalmdwaas hadden, is in sommige exemplaren te zien aan een miniatuur of een gehistorieerde beginletter. Een paar illuminaties worden hier nader bekeken. Illuminaties bij Vulgaatpsalm 52:2
De illuminaties in de figuren 1-6 beelden alle een dwaas af met als teken van gekte een zotskolf in de hand. In de rechter bovenhoek van de figuren 1 en 2 kijkt God vanuit de hemel of hij één mens ziet die zo verstandig is dat hij hem zoekt, zoals de psalm vermeldt. God ziet alleen een dwaas die naar hem omkijkt. En zij zien elkaar. Is die ene mens die zo verstandig is om God te zoeken, dus een dwaas? Maar als hij de dwaas was die eerder gezegd heeft: ‘God bestaat niet’, zou dat in de visie van de illuminator niet langer het geval hoeven te zijn, gelet op het oogcontact. Tussen de illuminaties 1-6 zijn overeenkomsten en verschillen. De dwaas heeft er steeds een zotskolf vast, maar in de figuren 2-6 ook een rond voorwerp. Is het een brood? Wellicht dat van Psalm 53:5: ‘Hebben ze dan geen inzicht, die kwaadstichters? Ze verslinden mijn volk of het brood is en God roepen ze niet aan’? Maar hoe is de dwaas in die kwaadstichters te herkennen? Is Spreuken 4:17 wellicht verhelderend: ‘Ze doen zich te goed aan het brood van goddeloosheid’? Maar daar is van één dwaas geen sprake. Wel lijkt de dwaas in de figuren 2 en 3 een hap van de bol te nemen. Illuminaties bij Vulgaatpsalm 51
In figuur 7, bij Vulgaatpsalm 51, staat een zot met iets als een brood. Is hij de-
p F iguur 4: Zot met in zijn lin-
kerhand een bol, uit: Bible historiale, Parijs, eerste kwart 14e eeuw: fol. 258v; miniatuur, Oxford Bodleian, Ms. Douce 211.
43
Me t Andere Wo orden [ 32] 3
p F iguur 5: Zot met in zijn lin-
kerhand een gekruiste bol, uit: Psalter-Getijdenboek ca. 12501300: fol. 275r; gehistorieerde initiaal D, Den Haag, MMW, 10 E 35.
p F iguur 6: Zot met een bol in
zijn rechterhand en een zotskolf in zijn linkerhand, uit: Psalterium et horae 13601400: fol. 34r; miniatuur, Bibliothèque nationale.
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
43
zelfde dwaas als in Vulgaatpsalm 52? Waarom dan met een brood waarvan pas in de vervolgpsalm sprake is? De Q-initiaal van vers 7 leidt een vers in dat als volgt te vertalen is: ‘Wat poch je toch op je slechtheid, jij, die geweldig bent in onrecht?’ Doëg is de gehoonde ‘held’. Toch wordt niet híj als krankzinnig afgebeeld, maar David, die hem in het openingsvers beschimpt. Dit behoeft toelichting. Toen David voor Saul op de vlucht was geslagen, kreeg hij in Nob van Achimelech gewijd toonbrood en het zwaard van Goliat (1 Samuel 21:1-7). Doëg, die dit gezien had, verried het aan Saul, die hem beval Nob te straffen. Doëg doodde er toen eigenhandig 85 priesters; ook de inwoners werden omgebracht (1 Samuel 22:9-19). David was al gevlucht naar Gat, ooit Goliats stad. Uit veiligheidsoverwegingen deed hij zich daar voor als waanzinnig (1 Samuel 21:11-16). Het is dan aannemelijk dat figuur 7 David verbeeldt: hij houdt een toonbrood vast zoals hij in Nob gekregen had, en is als zot vermomd zoals toen hij in Gat belaagd werd. In veel psalmen smeekt David God om bescherming tegen zijn belagers. De Q-initiaal van figuur 8, eveneens een illuminatie bij Vulgaatpsalm 51, kan zo ook in samenhang met 1 Samuel 21:1-7 en 9-10 gezien worden. David toont hier de twee zaken waarmee hij in Nob was geholpen: een brood en Goliats zwaard. Als de zot in de Q-initiaal van figuur 7 gezien mag worden als David, kan dat dan niet ook gelden voor de zot in de figuren 1-6? De iconografische verwantschap tussen figuur 8 en de figuren 4, 5 en 7 is dan opmerkelijk. Net als figuur 7 zou figuur 8 met de attributen die David nu als koning vasthoudt, kunnen herinneren aan de tijd dat hij in levensgevaar verkeerde. De figuren 8 en 9 zijn ook weer verwant doordat het ronde object in Davids en in Gods hand als globe te zien is, zoals bij vorsten met in hun rechterp F iguur 7: Zot met in zijn linkerhand een gekarhand een scepter of zwaard en in hun teld, rond voorwerp en in zijn rechterhand een zotskolf met daaraan een bijna lege blaas, uit: linkerhand een globe, zie de figuren Carrow Psalter ca. 1250 – Walters Ms. W.34: 10 en 11, en zoals bij God met de globe fol. 113r; gehistorieerde initiaal met als tekst: Quid gloriaris in malicia: qui potens es in iniin zijn linkerhand, terwijl hij met zijn quitate. Tota die iniusticiam cogitauit lingua rechterhand een zegenend gebaar tua: sicut nouacula acuta fecisti dolum. 44
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p F iguur 8: Koning met een zwaard en een rond
voorwerp, uit: Psalter-Getijdenboek 1299: fol. 84v; gehistorieerde initiaal, Q, Walters Art Museum, Baltimore, W.41.
p F iguur 9: Christus in majesteit, uit: Psalter-
Getijdenboek 1299: fol. 178r; gehistorieerde initiaal, D, Walters Art Museum, Baltimore, W.41.
maakt, zie ook de figuren 1 en 12. Maar anders dan in die tijd gebruikelijk was, heeft de bol in figuur 8 niet de driedeling van de mappa mundi, die mooi te zien is in figuur 11. En – hoe anachronistisch het ook mag zijn – het kruis op het ronde voorwerp in figuur 5 kan de heiligheid van het toonbrood accentueren. De zot in figuur 6 is te zien als een ‘omkering’ van standaardvoorstellingen van een vorst. Hij houdt geen zwaard of scepter vast, maar een marot, die bovenaan meer lijkt op een tak met zijscheuten – vergelijk Harolds scepter in figuur 10 – dan op een zotskolf, want daaraan zit veelal een knotsachtig uiteinde (figuren 1 en 3), een zotskop (figuren 4, 5 en 12), of een vrijwel lege blaas (figuren 2 en 7). De zot heeft de bol niet in zijn linker- maar in zijn rechterhand en houdt die bovendien op z’n kop. Zijn rechp F iguur 10: Koning Harold houdt bij zijn kroning, die door tervoet is ongeschoeid, zoals aartsbischop Stigant verricht zal zijn, de regalia, scepter en globe, in zijn handen, terwijl zijn zwaard door twee comibij arme sloebers, maar zijn tes omhooggehouden wordt, uit: Tapijt van Bayeux, ca. linkervoet heeft een schoen 1077: detail van 30, in: Musée de la Tapisserie de Bayeux – HIC RESIDET: HAROLD REX: ANGLORUM: (‘hier zetelt Hamet een rijkelijk lange tuit. rold, koning van de Engelsen’), STIGANT ARCHIEPISCOPUS Het contrast accentueert zijn (‘aartsbisschop Stigant’). Me t Andere Wo orden [ 32] 4
45
zotheid. Kortom: in figuur 7 is een zot te zien. De gezochte David heeft zich door zijn gedaanteverwisseling onherkenbaar gemaakt voor zijn belagers. Davids rol in de twee Q-initialen mag dan voldoende geduid zijn, maar hoe zit het met zijn rol in de figuren bij Vulgaatpsalm 52? Terugkerende thema’s in de psalmen zijn Davids vertrouwen op God1 en zijn geloof in God. Het laatste thema ligt in het verlengde van F iguur 11: Keizer Augustus, uit: Lambert het eerste, getuige Psalm 31:15: ‘Maar p van Sint-Omaars, Liber floridus, Gent 1121: fol. 138v; tekst boven en onder: OCTAVIAik vertrouw op u, HEER, ik zeg: U bent NUS AUGUSTUS VIII IDUS IANUARII CLAUSIT mijn God.’ Geloof in God speelt niet alPORTAS IANI (‘Keizer Augustus heeft op de achtste idus van januari de poort van Jaleen in de Psalmen 14 en 53, maar ook nus gesloten’); randschrift (zie Lucas 2:1): al in Psalm 10:4: ‘Hij [rijke zondaar] EXIIT EDICTUM A CAESARE AUGUSTO. UT DISCRIBERETUR UNIVERSUS ORBIS (‘Van keidenkt in zijn waan: Niemand vraagt zer Augustus ging het decreet uit dat de gehele wereld beschreven moest worden’). mij rekenschap. Er is geen God, maakt De globe, de toen geldende mappa mundi hij zich wijs.’ (‘wereldkaart’), toont de drie door de Middellandse Zee gescheiden werelddelen: Ook toen de tijd van manuscripten ASIA, EVROPA en AFRICA. eindigde en die van de boekdrukkunst begonnen was, werd de psalmdwaas nog als een zot voorgesteld, getuige de houtsneden in figuur 12 en 13. Als men een zot zelfs nog in de periode 1490-1538 voorstelde als iemand die verstoten werd, zal de situatie van p F iguur 12: Jongeren treiteren de zot, met verentooi, één blote voet, een stokmolentje en stokpaardje, uit: Niccolò Malermi, Biblia vulgare istoriata, Venetië 1490: dl. 1, fol. bb3v; houtsnede bij Psalm 53 uit de Vulgaat.
◄ F iguur 13: Kinderen treiteren de zot, met
verentooi, één blote voet, een stokmolentje en een zotskolf, bereden als een omgekeerd stokpaardje: ‘achterstevoren’ en van beneden naar boven, uit: H. Holbein de Jonge, Historiarum ueteris instrvmenti icones ad uiuum expressae, Lyon1538: fol. Kr; houtsnede bij Psalm 53 uit de Vulgaat.
46
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
dergelijke mensen in de eeuwen daarvoor eerder erbarmelijker geweest zijn, zodat de middeleeuwers alle reden hadden om zich David voor te stellen als iemand die er uiterst ellendig aan toe was toen hij zich in Gat schuilhield en zich moest vermommen als zot en verlagen tot een paria. Het kan voor hen zeer voorstelbaar geweest zijn dat Davids vertrouwen op God toen niet groot was. Had men steun voor zo’n visie? Verzen waaruit spreekt dat David even niet zo veel fiducie in God gehad zou kunnen hebben, zijn 1 Samuel 23:15-16: ‘David, die in Choresa zat, in de woestijn van Zif, merkte wel dat Saul het nog steeds op zijn leven gemunt had. Sauls zoon Jonatan zocht David in Choresa op om hem te zeggen dat hij op God moest blijven vertrouwen’ (en zo bemoedigt de psalmist in Psalm 9:11 en 43:5 in zijn gebed tot God ook zichzelf, zie ook enkele verzen in noot 1). Uiteraard kunnen beide dixit insipiens-psalmen zelf tot de opvatting geleid hebben dat David twijfels kende aan Gods steun en bestaan. De twijfelaar is dan de dwaas in hemzelf, in de rol die hij zich ooit gedwongen zag te spelen. Andere interpretaties van Vulgaatpsalm 52:2
p F iguur 14: Koning David in gebed voor God
samen met een zot, uit: Psalterium Caroli VIII regis 1401-1500: fol. 63v, miniatuur.
Is de psalmdwaas in de middeleeuwen uitsluitend als David geïdentificeerd? Voor Vulgaatpsalm 52 hebben de psalters in die tijd uiteenlopende illuminaties. Zo wordt een zot soms afgebeeld in debat met David, Saul of een geleerde (mogelijk Anselmus, de man van het Godsbewijs). Saul wordt ook wel alleen als dwaas afgebeeld, terwijl hij zich het leven beneemt en zich zo van het eeuwige heil berooft. Want hij sluit de mogelijkheid uit zich alsnog tot God te bekeren. Van al die illuminaties zijn in latere jaren weer uiteenlopende interpretaties gegeven, te veel om hier te noemen. Eén uitzondering moet gemaakt worden voor de illuminatie in figuur 14. De fraai geklede dwaas is hier de hofnar van David, geknield met zijn harp ter zijde. Beiden hebben hun blik afMe t Andere Wo orden [ 32] 4
47
gewend van God. Daardoor vereenzelvigt David zich met zijn hofnar als een dwaas. Kan hij zo, weliswaar in bidhouding, maar met een blik die eerder op de dwaas gericht lijkt dan op God, gezien worden als een twijfelaar aan Gods bestaan? De afgewende blik van beiden kan herinneren aan Romeinen 3:12: ‘Allen hebben ze zich afgewend, heel de mensheid is verdorven.’ Sluit ‘heel de mensheid is verdorven’ dan ook David in? Zou hijzelf dan volgens figuur 14 soms ook begrepen zijn in: ‘Verdorven zijn ze, en gruwelijk is hun onrecht, geen van hen deugt’? Gelet op de Psalmen 32, 38, 51 en 69 wist hij dat maar al te goed. Vertalingen en duidingen: oude en nieuwe
Kunnen interpretaties van middeleeuwse illuminaties, die uiteraard zelf ook interpretaties zijn, bijdragen tot het vertalen en duiden van de Bijbel in deze tijd? Wellicht is dat soms het geval, maar daarom hoeven oudere visies niet verkend te worden. Als een verkenning daarvan een inkijk biedt in de ontwikkelingsgang van het vertalen en duiden van de Bijbel, is dat op zich al waardevol. Leidt zo’n verkenning tot een verscherpte blik op een nieuwe vertaling, dan is dat mooi meegenomen. Zo viel het mij op dat Psalm 14:1 en Psalm 53:2 in De Nieuwe Bijbelvertaling niet hetzelfde vertaald zijn. In het eerste vers wordt ‘Dwazen denken’ niet gevolgd door ‘bij zichzelf’, in het andere wel, hoewel de grondtekst beide keren gelijk luidt. Dat het verschil iets uitmaakt, is makkelijk te zien bij vergelijking van de zinnen: ‘Nederlanders denken dat ze het beter weten’ en: ‘Nederlanders denken bij zichzelf dat ze het beter weten.’ De laatste zin klinkt raar. Verder viel me op dat ‘Dwazen denken: Er is geen God’ een boude bewering is, zoals blijkt bij vergelijking van: ‘Nederlanders denken dat ze het beter weten’ en: ‘Er zijn Nederlanders die denken dat ze het beter weten.’ Het is aan de hebraïcus om te bepalen of de grondtekst ruimte biedt voor de minder krasse variant: ‘Er zijn dwazen die denken: Er is geen God’, eventueel met ‘bij zichzelf’, wat in deze versie goed kan. Hoe dan ook, de nieuwe vertaling lijkt niet te zeggen: ‘Godloochenaars zijn dwazen’, maar veeleer: ‘Dwazen zijn godloochenaars.’ Wat zou de bedoeling zijn?
Noot 1
48
Zie Psalm 13:6, 25:2, 31:7, 15; 37:3, 5; 52:10, 56:4-5, 12; 62:9, 71:5, 91:2, 115:9-11, 119:42.
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
Geraadpleegde literatuur Bible historiale (eerste kwart 14e eeuw, Parijs), Bodleian Library, Oxford. Bible historiale de Jean de Berry (1380-1390), Bibliothèque nationale, Parijs. Carrow Psalter (ca. 1250), Walters Art Museum, Baltimore, Maryland. Hans de Jonge, Historiarum ueteris instrvmenti icones ad uiuum expressae, Lyon 1538. Niccolò Malermi, Biblia vvlgare istoriata, Deel 1-2, Venetië 1490. Psalter-Getijdenboek (1299), Walters Art Museum, Baltimore, Maryland. Psalter-Getijdenboek (ca. 1250-1300), Museum Meermanno, Den Haag. Psalterium Caroli VIII regis (1401-1500), Bibliothèque nationale, Parijs. Psalterium et horae ad usum Sanctae Capellae Parisiensis (1360-1400), Bibliothèque nationale, Parijs. Psautier de Jean de Berry (1380-1400), Bibliothèque nationale, Parijs. Lambert van Sint-Omaars, Liber floridus, Gent 1121. Tapijt van Bayeux (ca. 1077), Musée de la Tapisserie de Bayeux. De foto’s uit de diverse boeken zijn afkomstig van internet.
Prof.dr. Th.A.J.M. Janssen is emeritus hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij was als supervisor betrokken bij De Nieuwe Bijbelvertaling.
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
49
Aankondiging nieuwe uitgaven Nederlands Bijbelgenootschap Bijbel in Gewone Taal – de eerste teksten
Het boek De eerste teksten is nu verkrijgbaar. Het is een voorpublicatie van de Bijbel in Gewone Taal (BGT), die in oktober 2014 zal verschijnen. De eerste teksten biedt een voorproefje ter kennismaking met de BGT. Gewone taal is de taal die we allemaal begrijpen en die we allemaal gebruiken. De BGT wordt daardoor de meest toegankelijke bijbel die ooit in het Nederlands gemaakt is. Bovendien zorgen de kracht en de directheid van gewone taal ervoor dat je de Bijbel op een nieuwe manier beleeft. Het is een bijbel in taal die je aanspreekt, waardoor de tekst je raakt. Meer informatie over deze bijbelvertaling is te vinden op www.bijbelingewonetaal.nl Maak kennis met de BGT via de teksten die voor deze voorpublicatie zijn uitgekozen: een brede selectie uit de boeken van het Oude en Nieuwe Testament. Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel en via www.bijbelingewonetaal.nl/uitgaven.
p O mslag Bijbel in Gewone Taal – de eerste teksten.
ca. 136 pagina’s ISBN 978 90 8912 073 1 Prijs € 7,50
Jozua
In de reeks bijbelboeken Een vertaling om voor te lezen, vertaald door de Societas Hebraica Amstelodamensis, verschijnt het nieuwe deel Jozua. Het omslagontwerp is van Lika Tov. Van de tweetalige uitgave Hooglied verschijnt opnieuw een herdruk, waarmee deze uitgave uit 1998 al aan de vierde druk toe is. ISBN 978 90 8912 066 3 Prijs ca. € 14,95 50
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p O mslag Jozua – Een vertaling om voor te lezen.
kende ontwerpster Renate van Beynum heeft een ontwerp gemaakt voor vrouwen van 25-40 jaar. Ze heeft daarbij gebruikgemaakt van zachte materialen en zeefdruktechniek. ISBN 978 90 6539 388 3 Prijs ca. € 40,De Nieuwe Bijbelvertaling: limited edition voor vrouwen 12 x 18 cm – Renate van Beynum (groot en bruin)
p O mslag NBV – editie met omslag Henk
Naast de kleine uitgave van De Nieuwe Bijbelvertaling krijgt nu ook de standaardeditie een limited edition voor vrouwen. Het zachte materiaal is voorzien van een geborduurd ornamant. Het omslagontwerp is van Renate van Beynum.
Helmantel.
De Nieuwe Bijbelvertaling: standaardeditie (12 x 18 cm) – Henk Helmantel
Henk Helmantel heeft een speciaal ontwerp gemaakt voor de omslag van De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Deze uitvoering van de standaardeditie van de NBV is in een beperkte oplage beschikbaar. ISBN 978 90 8912 065 6 prijs ca. € 35,De Nieuwe Bijbelvertaling: limited edition voor vrouwen 10 x 15 cm – Renate van Beynum (roze en klein)
Er is weer een nieuwe limited edition van De Nieuwe Bijbelvertaling. De be-
ISBN 978 90 8912 063 2 Prijs ca. € 42,50 De Nieuwe Bijbelvertaling vivella
Voor de huisbijbel van De Nieuwe Bijbelvertaling heeft Geert de Koning een nieuwe vivella-omslag (soepel kunstleer) ontworpen. ISBN 978 90 6539 382 1 Prijs € 55,Kerst met de Zandtovenaar
Met dit full-colour cadeauboek Kerst met de Zandtovenaar kun je het verhaal van de geboorte van Jezus op veel manieren beleven. De kunstige zandtekeningen van Gert van der Vijver gaan samen met bijbeltekst Me t Andere Wo orden [ 32] 4
51
uit de Bijbel in Gewone Taal. En op de dvd is de Zandtovenaar in actie te zien met enkele bekende Nederlandse artiesten. Achter in het boek is een interview met Van der Vijver opgenomen. ISBN 978 90 8912 070 0 Prijs ca. € 9,95 Zilver voor de Zondag. Boecxkens met pragtigh sluytwerck
Complete studie naar de artistieke ontwikkeling, kunsthistorische betekenis en productietechnieken van boekbeslag, met name bijbels en kerkboeken, van midden zeventiende tot eind negentiende eeuw. Verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling in Museum Meermanno te Den Haag. ISBN 978 90 8525 038 8 Prijs ca. € 29,95 Marijke ten Cate – Jezus wordt geboren – miniboekje
In dit prentenboekje wordt het verhaal verteld van de geboorte van Jezus, in een stal in Betlehem. De kleine Jezus wordt bezocht door de herders en de drie koningen. Het verhaal verscheen eerder in de Prentenbijbel. ISBN 978 90 8912068 7 Prijs € 4,95
52
Me t Andere Wo orden [ 32] 4
p O mslag De grote Kees de Kort Kinderbijbel.
De grote Kees de Kort Kinderbijbel
In 2014 hoopt kunstenaar Kees de Kort, maker van de illustraties in de Kijkbijbel, zijn tachtigste verjaardag te vieren. Het Nederlands Bijbelgenootschap en uitgeverij Jongbloed brengen veertien van de bekende verhalen uit de Kijkbijbel uit in een nieuwe, frisse vormgeving, met de vertrouwde tekeningen van Kees de Kort. Na ieder verhaal volgt een lied, inclusief muzieknoten en akkoorden, en achter in het boek is een gratis cd met deze liedjes te vinden. ISBN 978 90 8912 067 0 Prijs ca. € 24,95 208 blz. Met cd
Met Andere Woorden wordt gratis toegezonden aan hen die geïnteresseerd zijn in het vertalen van de Bijbel en de geschiedenis daarvan. Bijdragen ter bestrijding van de onkosten van dit blad kunnen gestort worden op bankrekeningnummer 26 63 80 808 van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van ‘gift Met Andere Woorden’. Adreswijzigingen kunt u doorgeven door de adresband van dit nummer te voorzien van het juiste adres en deze retour te zenden aan het Nederlands Bijbelgenootschap. Voorbehoud: De redactie wijst erop dat de mening die uit de artikelen spreekt niet overeen hoeft te komen met de mening van de redactie. Artikelen voor Met Andere Woorden kunt u zenden aan het redactiesecretariaat, Mevr. Y. Zwart, tel. 023 - 514 61 51, e-mail: [email protected] of Postbus 620, 2003 RP Haarlem. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te weigeren of (na overleg met de auteur) te wijzigen of in te korten. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) is een vereniging zonder winstoogmerk. Voor de realisering van zijn taken is het NBG aangewezen op de financiële steun van zijn leden, giftgevers en relaties. Het NBG ontvangt geen subsidie van de overheid. Doelstelling van het NBG is ervoor te zorgen dat de Bijbel zo veel mogelijk mensen bereikt en aanspreekt. U kunt het werk van het NBG in binnen- en buitenland steunen door uw lidmaatschap of door het geven van een gift op IBAN NL74 SNSB 0266 3808 08 van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van ‘gift NBG’. Meer informatie vindt u op www.bijbelgenootschap.nl.