Abt Chaineux-vendel De strijd tegen het mijnwater in het Wormdal wist hij te winnen door toepassing van de eerste hydraulische machine met een waterrad op de rivier de Worm. De mijnlamp in zijn vendel is al moderner, een koperen benzinelamp. De bibliotheek, die Fabritius in de oostvleugel bouwde, verrijkte hij met Roccoco-stucwerk en het politieke leiderschap, dat de abt destijds ook nog had, blijkt uit zijn exclusieve titel “Heer van Kerkrade”.
“Declaramus: Vivat Chaineux!”. Een begroetings-chronogram van de Kloostergemeenschap met startjaar 1782: “Wij zeggen nu: Leve Chaineux!”. De naam van deze abt, eveneens geboren in het gebied van de Limburgse hertogen, te weten in Henri Chapelle, is in het vendel “geplaveid” in een der steenwegen, die onder zijn leiding werden aangelegd om de kolen te transporteren. Een van deze wegen is de merkwaardige Nieuwstraat, half Duits en half Nederlands gebied op de grens tussen Kerkrade en Herzogenrath. 24
“Stat Roda et luget.....” “Daar staat Rolduc en huilt...”, zo sprak een der laatste Augustijner Koorheren, kanunnik Corneli, toen de Franse Tijd een einde maakte aan de abdij Kloosterrade, het eerste Rolduc. Op het toppunt van rijkdom en macht van de abdij valt het doek. De laatste abt, de 39e in een lange rij, was een gemijterde prelaat, die aan het hoofd stond van een kloostergemeenschap van ongeveer veertig leden. Dertien parochies waren er aan toevertrouwd. Twee vrouwenkloosters: Sinnich bij Teuven in het oude Limburgse gebied en Marienthal in het Ahrdal. De abdij bezat veertien pachthoeven en twee molens en de abt was niet alleen een gezien geestelijk leider, maar ook politiek en als ondernemer had hij aanzien. Hij was Heer van Kerkrade en Merkstein, voorzitter van leen- en laathof Kloosterrade, voorzitter van de Staten van ‘s-Hertogenrade en jaarlijks wisselend voorzitter van de Staten van Limburg en de Landen van Overmaas. Bovendien gaf hij leiding aan een industriële onderneming van vijf mijnzeteltjes in het Wormdal met een slordige 400 werknemers.
Stat Roda et luget... 25
Het Tweede Rolduc: de korte “Luikse periode” 1831 - 1843 De Fransen verkochten Rolduc, waarvan de vluchtende kanunniken getracht hadden om van de inboedel nog te redden wat er te redden viel. Koorheer en historicus Simon Pieter Ernst zorgde er evenwel voor, dat de abdijgebouwen door een aantal vroegere koorheren gezamenlijk werden teruggekocht. Zij voerden er het beheer over, totdat in 1831 er weer een geestelijke bestemming aan gegeven kon worden. Het eigendom werd overgedragen aan de bisschop van Luik, toen nog altijd ook de bisschop van Rode, die het Klein Seminarie van het bisdom Luik voor de opleiding van priesters erin vestigde, als ook een opleiding voor onderwijzers. Het Tweede, Derde en Vierde Rolduc maakten van de voormalige abdij een vermaard onderwijsinstituut, hetgeen gesymboliseerd wordt door de “Wijze Uil”, die telkens, weliswaar steeds
26
Tweede Rolduc-vendel Rechts van de toren stonden nog de oude economiegebouwen. De wijze uil is op dit vendel een oortjesuil of ransuil, die in België nog te zien is. De uil staat op twee boeken, die duiden op de beide studierichtingen: de “normaalschool” voor de opleiding van onderwijzers en de opleiding van priesters met erop de priesterbonnet als teken hiervan. De aanloop van deze “Luikse periode” was de tijd van het Congres van Wenen, de opdeling van het Land van Rode midden over de Nieuwstraat, de samenvoeging van de Lage Landen, de geboorte van de provincie Limburg en de splitsing ervan vanwege de Belgische Opstand van 1830 tot 1839. Rolduc werd Nederlands Limburg en bisschop van Bommel van Luik droeg het complex over aan Mgr. Paredis, de latere bisschop van Roermond. Bisschop van Bommel verkocht evenwel eerst de hoeve Kloosterrade aan pachter Deutz en zijn Klein Seminarie verhuisde hij naar St. Truiden in Belgisch Limburg. Al dan niet vallende grenspalen symboliseren de diverse grensverleggingen in deze bewogen tijd. 27
Het Derde Rolduc 1843 - 1946 Het Derde Rolduc is de periode van het grote, nationaal vermaarde onderwijsinstituut, dat verrees uit de moeilijke tijd na de Franse Revolutie en de korte Luikse periode. “Gottes Segen ruht über diesem Hause”. Dat was de vaak gebezigde wens en bemoedigingsspreuk van de laatste kanunnik van de abdij Kloosterrade, Jan Josef Kruyder. Apostolisch Vicaris Mgr. Paredis, later bisschop van Roermond en naamgever van de stichting, die zorgt voor de financiën van het huidige Groot Seminarie te Rolduc, trof de oude abdij behoorlijk verwaarloosd aan. Heel wat hadden de Luikenaren meegenomen. Bovendien verlangde de Belgische Staat veel geld voor de gebouwen van Rolduc, die de bisschop van Luik enkele decennia eerder notabene om niet had gekregen. Mgr. Paredis hing een groot bord boven de hoofdingang van Rolduc. En dat bord is er nog steeds. Duizenden mensen zijn er al onderdoor gelopen: “Auspice Deo”, waarmee Mgr. Paredis Rolduc uitdrukkelijk onder Gods bescherming stelde. Het heeft geholpen. Gods zegen kwam, de nieuwe bestemming eveneens en heel wat kopstukken van formaat genoten er opleiding en vorming als interne studenten. Vooraanstaande Nederlanders op kerkelijke en politieke terreinen en uit de wereld van kunsten, wetenschap en bedrijfsleven studeerden te Rolduc, dat destijds een wezenlijke bijdrage leverde aan de integratie van de jonge provincie Limburg in overig Nederland. Bovendien floreerde Rolduc waardoor voldoende middelen kwamen om Rolduc te restaureren en met name kerk en crypte onder leiding van de grote bouwmeester Dr. Pierre Cuypers uit Roermond terug te brengen in de meer oorspronkelijke romaanse bouwstijl. Cuypers was zelfs zo verrast over de schoonheid van de crypte van Rolduc, dat hij deze als de mooiste romaanse 28
Derde Rolduc-vendel De landelijk befaamde kostschool Rolduc had de eerste katholieke HBS en een der eerste katholieke gymnasia van het land. Ook waren er een Handelsschool, een zgn. Kweekschool voor de opleiding van onderwijzers, voorbereidende klassen, de Filosofie, kortom Rolduc kende toen een totaal pakket voor bonnet en bul, voor priesters en niet-priesters. Het latere “Klein Rolduc” verrees rechts van de toren, het poortgebouw met het beeld van Maria Onbevlekt Ontvangen kwam er eveneens. De familie Deutz bouwde het kapelletje Berenbos. Culturele vorming stond op hoog niveau. Muziekleraar Pothast componeerde de Matheus Passie, die op het vendel de Heyendallaan plaveit. De hymne “Adieu Rolduc séjour de mon enfance”, sinds het eerste eindexamen in 1844 en het “Lève Rolduc”, sinds 1908, klonken veelvuldig. WO I werd doorstaan, maar na WO II (zie grensversperring) kwam er een abrupt einde aan deze tijd van bloei en groei, die zo treffend uitgebeeld wordt door de bosuil, die ook te zien was in het toen nog gesloten bosquet van Rolduc met al zijn typische namen uit de studententijd. 29
Het Vierde Rolduc 1946 - 1971 Met ingang van het schooljaar 1946 - 1947 werd Rolduc uitsluitend nog bestemd als Klein Seminarie voor de opleiding van priesters. Mgr. dr. G. Lemmens, bisschop van Roermond, was na die woelige tijd van de Tweede Wereldoorlog van mening, dat het beter was om leerlingen uit zijn bisdom, die aspiratie hadden om priester te worden, te laten opgroeien in een sterk beschermde omgeving waarin ze voor het bereiken van hun ideaal elkaar tot steun konden zijn. Zijn besluit wekte fel verzet, maar Mgr. Lemmens trok zich hiervan weinig aan. Kerkrade verloor destijds de HBS-opleiding, maar weldra kwam deze terug via de oprichting van het Antonius Dr. College voor externen. Na 103 jaren kwam er een einde aan het Derde Rolduc als opleidingsinstituut en internaat voor heel Nederland. Van de 381 leerlingen, exclusief de filosofen, keerden er 272 na de zomervakantie van 1946 niet terug. Het Vierde Rolduc begon op 15 september 1946 en ontwikkelde zich stabiel met een aantal leerlingen tussen de 450 en 485. Het Limburgs dialect werd steeds meer de voertaal, nadat eerder er voornamenlijk Nederlands en Frans had geklonken. En de Directeur kreeg voortaan de titel President. De laatste directeur van het grote internaat was sinds 1940 Mgr. drs. H. van der Mühlen, die in 1946 de eerste president werd. Zijn opvolgers waren Mgr. P. Moors, de latere bisschop en Drs. H. Jochems. Aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw liep het aantal leerlingen zo sterk terug dat besloten moest worden om het Rolducse internaat in 1971 te sluiten. Er waren nauwelijks nog priesterroepingen en de belangstelling voor een internaat was in Nederland praktisch over.
30
Vierde Rolduc-vendel Het Vierde Rolduc was de tijd van het Klein Seminarie van het bisdom Roermond met Gymnasium en lange tijd Filosofie, die in 1963 naar Heerlen verhuisde en in 1967 opging in de HTP. Studies, bedoeld voor de opleiding van priesters. De uil op dit vendel is daarom ook de kerkuil. “Duc in altum” is de spreuk. Een vaak gebezigde term van President van der Mühlen. Hij spoorde zijn studenten ermee aan om, vrij vertaald, “in het diepe te springen en de netten uit te werpen”. Tot begin jaren zestig ging het goed met de opzet van het exclusieve Klein Seminarie. Vanaf 1963 waren ook externe leerlingen, nietpriesterstudenten welkom te Rolduc. En vanaf 1967 mochten zelfs voor het eerst sinds 1104 meisjes (zie boek links) als leerlingen worden begroet. Vanaf 1969 kwamen ook leken in het bestuur. De poort van Rolduc ging steeds meer open. Maar het mocht niet baten. In 1971 hield het Vierde Rolduc op te bestaan. De beelden van “Sjefke de student” en van “de Kuusj en de Kraai”, de filosoof en de priesterdocent, blijven eraan herinneren. 31
Vanaf 1971: Het Vijfde Rolduc Bisschop Moors benoemde in 1970 Reverend Jos Stassen tot directeur van Rolduc met de opdracht Rolduc´s gebouwen te restaureren en er nieuwe bestemmingen voor vinden. Een goede zet. Jos Stassen was eerder leraar Geschiedenis van Rolduc. Ook was hij directeur van de Akademie voor Bouwkunst in Maastricht. Hij wist van wanten. De juiste man op de juiste plaats. Restaureren was nodig vanwege de opgelopen mijnschade. Vlak voor de sluiting der steenkolenmijnen kreeg Rolduc een stevig koekje van eigen deeg. Waren de Augustijner Koorheren eeuwen eerder de grondleggers van de Domaniale mijn, begin jaren zestig besloot de toenmalige directie van de Domaniale om nog gauw die hoogwaardige antraciet, dat “zwarte goud”, onder Rolduc te delven. Weliswaar werden kerk en crypte beveiligd door de aanleg van een betonnen ring, maar overig Rolduc kraakte behoorlijk. Bovendien moest Rolduc nieuwe bestemmingen krijgen, die bouwkundige aanpassingen vereisten. In de jaren 1971-1989 vertimmerde Jos Stassen te Rolduc het lieve sommetje van 69 miljoen gulden, waarvan slechts vier miljoen van de mijnschade. Rijk, provincie en gemeente zorgden voor de rest. Direct en indirect. Monumentenzorg was jarenlang kind aan huis in een van Nederlands grootste monumenten. Bovendien had Joop den Uyl als minister van Economische Zaken bij de mijnsluitingen beloofd, dat er geen mijnsluiting zou zijn zonder vervangende werkgelegenheid, hetgeen niet al te best lukte. De herstructurering verliep goed, maar de herindustrialisatie zelf stagneerde. In tien jaren tijd gingen alle mijnen in Zuid-Limburg dicht: 40.000 arbeidsplaatsen direct en 40.000
32
arbeidsplaatsen indirect bij de toeleveringsbedrijven gingen verloren. Om de werkgelegenheid te stimuleren kwam veel overheidsgeld naar Limburg en mede dankzij de toenmalige Limburgse gedeputeerde en oud-Kerkradenaar drs. Werner Buck via Maastricht vooral naar de oostelijke mijnstreek en naar Kerkrade en Rolduc. Stassen heeft er goede dingen mee gedaan en op een warme zomerse dag in 1989 heropende toenmalig minister Eelco Brinkman herrezen Rolduc. Jos Stassen kreeg onder meer ook pauselijke eer en ontving de titel Monseigneur. “Stat Roda et lucet”. Daar staat Rolduc en straalt. Een toepasselijke variant op de uitspraak van koorheer Corneli uit 1796, gecomponeerd door
Stat Roda et lucet... 33
Vijfde Rolduc-vendel
drs. Joep Offermans in zijn prachtige jubileumboek “De Abdij Kloosterrade-Rolduc 1104 - 1830”.
Het voortbestaan van het zelfstandige gymnasium Rolduc in Kerkrade stond in 1970 onder ministeriële druk. “Ik geef de jeugd een abdij”, repliceerde Jos Stassen. En de jeugd kwam, het gymnasium bleef en bleef groeien en bloeien en naarmate de restauratie vorderde, kwam ook steeds meer jeugd via de hoofddeur Rolduc binnen. De basis voor een Hotel-en Congrescentrum werd gelegd. Bisschop Gijsen begon in 1973 in Rolduc een Groot Seminarie, eerst voor heel Nederland en later alleen nog voor het bisdom Roermond. Aanvankelijk streek ook het Mijnmuseum binnen Rolduc neer, maar verhuisde later naar het Industrion in Kerkrade. En toen de jonge academici van Maastricht onder leiding van de heer Schenkelaars uit Kerkrade klaar waren met de restauratie van de schilderingen in de kerk, stichtte Stassen met deze mensen te Rolduc het Restauratie Atelier Limburg. 34
Al deze bestemmingen van onderwijs, priesteropleiding, cultuur en gastvrijheid, sinds het bestaan van het Klooster van Rode al aanwezig, zijn neergelegd in dit laatste vendel, waarmee ontwerper Winand Groten zijn reeks bekroont. Jos Stassen was zelf artistiek en kreatief aktief. Onder meer ook als ontwerper van de ramen in de Blijde Boodschapkerk in het Rolduckerveld in Kerkrade, een kerk, die ook haar naam dankt aan Rolduc. Hij werkte graag met rondingen, die ook te zien zijn in de ramen van de crypte van Rolduc. Winand Groten, die onder directie van Jos Stassen leraar was aan de Akademie van Bouwkunst te Maastricht, is hierdoor geïnspireerd en heeft deze vliegwieleffect-verwekkende rondingen in dit laatste vendel prachtig verwerkt. Met centraal het logo van huidig Rolduc, door Jos Stassen zelf ontworpen. En eromheen dynamisch en kleurrijk het resultaat van de activiteiten van Jos Stassen als de “Redder van Rolduc” van nu. De aktiviteiten van de Jachthoornblazers van Rolduc, die van het Orlando Festival, de oprichting van Lions Club Kerkrade te Rolduc, als ook de aktiviteiten van het St. Catharinagilde blijken er uit: de terugkeer van de schuttersfolklore en mede dankzij de Winzergenossenschaft van bevriend Mayschoss ook die van de wijnbouw bij Rolduc. Maar ook de historische openstelling van Rolduc´s bosquet met zijn
35
Dank aan gilde-vrinden en speciale sponsoren De financiering van de kostbare vendelschat is mogelijk geworden dankzij de belangrijke medewerking van de vele gilde-vrinden en een aantal speciale sponsoren. De vrinden-organisatie is tijdens een bijeenkomst in de kerk van Rolduc opgericht op 19 september, de sterfdag van Ailbertus, de stichter van Rolduc, van het jaar 1997. Door middel van voordrachten, excursies, reizen en verdere aktiviteiten hebben de vrinden zich voorbereid op het 900-jarig bestaan van Rolduc. Ook na dit jubileumjaar worden de aktiviteiten voortgezet. De medewerking van de vrinden heeft het St. Catharinagilde in staat gesteld de uitbouw van het gilde, onder meer ook met de aanleg van het schietterrein en de medefinanciering van de wijngaard achter Rolduc, mogelijk te maken. Aan de vrinden is het gilde heel veel dank verschuldigd. Maar ook een aantal sponsoren heeft vendelgerichte medewerking verleend en met dank en respect mogen de volgende namen genoemd worden: Rabobank Kerkrade, Notaris van Thoor Kerkrade, Frans Diels Kerkrade, Theo Kutsch, Lid van Verdiensten van het gilde, Herzogenrath, Stichting Eurode, Gilde-Beschermvrouwe Zr. Gemma Küppers en haar zusters Ursulinen, John Debets, directeur Rolduc, Edelsmid Bert Kreijen Kerkrade, Stichting Gemeenschapshuis Holz, de Gildekoningen uit de Erpostraat, te weten Valence Verstappen en Hans van Balkom cum suis, Kerkradenaar Mr. H. van de Weijer, notaris te Heerlen, Frits Sprokel, voorzitter St. Catharinagilde, Stichting Skanfonds Nederland, mevrouw Finy Scholtes-Duijkers, lid van Verdiensten van het gilde, Mr. Camille Zillikens, nazaat van de familie Deutz, Arnhem, alsmede directeur Rudolf Mies en zijn Winzergenossenschaft Mayschoss uit het Ahrdal in Duitsland en de familie Stassen uit Schimmert. Speciale dank gaat uit naar Streekhistoricus drs. Louis Augustus, die op voortreffelijke wijze met zijn vele voordrachten en met raad en daad terzijde stond, naar drs. Joep Offermans, wiens jubileumboek “De Abdij Kloosterrade 1104-1830” een prachtige bron van inspiratie en informatie was, alsook naar de zusters Ursulinen en Gilde-Beschermvrouwe Zr. Gemma Küppers, de laatste overste van deze zusters in Kerkrade en 36
Dit boekje werd mede mogelijk gemaakt door:
Het St. Catharinagilde van Kerkrade-Holz is opgericht op Catharinadag 25 november 1995 bij de sluiting van het Catharina-festival ’94-’95, dat gelden bijeen bracht voor herstel van de plaatselijke St. Catharinakerk, die te lijden had van de aardbeving van april 1992. Deze kerk wordt op de oude landbouwgronden van Rolduc omringd door straten, genoemd naar abten van Kloosterrade. In het kader van de doelstellingen heeft het gilde de schuttersfolklore te Rolduc teruggebracht, bijdragen geleverd aan het herstel van de wijnbouw, de terugkeer van het voetpad tussen Klooster en Burcht van Rode gestimuleerd en die van het kapelletje Berenbos bij Rolduc gerealiseerd. In voorbereiding is een historisch getint Lange Afstands Wandelpad tussen Limbourg, het residentiestadje van de Hertogen van Limburg, en Rolduc, waarvan de hertogen de naam bepaalden en waar ze in de kerk begraven zijn. Eveneens wordt de verering van Ailbertus, de stichter van Rolduc, in en vanuit de crypte van Rolduc, sterk bevorderd.