Startbekwaam

Ondersteuningsmagazijn beroepstaak E gevorderd

Cohort 2011-2012

Verzorgende-IG Kraam

OPLEIDING tot Verzorgende-IG Kraam

Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak E Gevorderd/ Startbekwaam

Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 3 Cohort: 2011-2012 Fase: gevorderd Naam student:………………….

Albeda college Branche Gezondheidzorg

1


Cohort 2011-2012


2.07H06.E1-3.K.gev.nieuwe gegevens verwerken in zorgplan Leerdoel Theorie

Evaluatie Ondersteuning voor de Competenties

De student kan nieuwe gegevens verwerken in het zorgplan Boek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 7 hoofdstuk 6 Nieuwe afspraken en gegevens verwerken in het zorgplan Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit Maak de kennisopdracht van Boek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 7, hoofdstuk 6 Nieuwe afspraken en gegevens verwerken in het zorgplan


2


Cohort 2011-2012


2.09H01.E1-3.K.gev.intramurale settings Leerdoel Theorie

Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan de kenmerken weergeven van de intramurale settings waar de verzorgende mee te maken krijgt. Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9, Hoofdstuk 1 Intramurale settings Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel K. Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak de kennisopdracht en praktijkopdracht 1, 2 en 3 van Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren”, thema 9, hoofdstuk 1 Intramurale settings.


3


Cohort 2011-2012


2.09H02.E1-3.K.gev.extramurale settings Leerdoel Theorie


De student kan de kenmerken weergeven van de extramurale settings waar de verzorgende mee te maken krijgt. Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9 Hoofdstuk 2 Extramurale settings Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Vakdeskundigheid toepassen, leren

Activiteit Maak de kennisopdracht (vraag 2 t/m 6) en praktijkopdracht 1 en 2 van Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9, hoofdstuk 2 Extramurale settings


4


Cohort 2011-2012


2.09H03.E1-3.K.gev.transmurale settings

Leerdoel Theorie


De student kan de kenmerken weergeven van de transmurale settings waar de verzorgende mee te maken krijgt. Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9, Hoofdstuk 3 transmurale settings Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel K. Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak de kennisopdracht en praktijkopdracht 1 van Studieboek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” , thema 9, hoofdstuk 3 transmurale settings


5


Cohort 2011-2012


2.09H04.E1-3.K.gev.semimurale settings

Leerdoel Theorie


De student kan de kenmerken weergeven van de semimurale settings waar de verzorgende mee te maken krijgt. Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9, Hoofdstuk 4 semimurale settings Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel K. Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak de kennisopdracht en praktijkopdracht 1 en 2 van Studieboek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” , Thema 9, Hoofdstuk 4 semimurale settings


6


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev. Extramurale zorg Leerdoel Theorie


De student geeft aan wat extramurale zorg is en hoe het moet worden aangevraagd. Boek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9 Hoofdstuk 2 Extramurale Settings Vergelijk jouw antwoorden met die van medestudenten. Vul je schema aan. K: Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Beantwoord vragen over extramurale zorginstellingen en maak zo een samenvatting over de stof. Werkwijze Noteer de extramurale zorginstellingen. Gebruik hiervoor je boek, Thema 7, hoofdstuk 2. Noteer van deze extramurale zorginstellingen: - Wat voor soort zorg wordt er gegeven? - Voor welke zorgvragers is deze zorg geschikt? - Welke activiteiten worden aangeboden? - Hoe kun je gebruik maken van deze zorg?


7


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev. Intramurale zorg Leerdoel Theorie


De student geeft aan wat intramurale zorg is en hoe het moet worden aangevraagd. Boek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9 Hoofdstuk 1 Intramurale Settings Vergelijk jouw antwoorden met die van medestudenten. Vul je schema aan. K: Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Beantwoord vragen over intramurale zorginstellingen en maak zo een samenvatting over de stof. Werkwijze Noteer de intramurale zorginstellingen: woonzorgcentrum, somatisch verpleeghuis, Psychogeriatrisch verpleeghuis, psychiatrisch ziekenhuis, 24 uurs zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, woonvorm voor mensen met een lichamelijke beperking, Noteer van deze zorginstellingen: - Wat voor soort zorg wordt er gegeven? - Voor welke zorgvragers is deze zorg geschikt? - Welke activiteiten worden aangeboden? - Hoe kun je gebruik maken van deze zorg? Om deze vragen te kunnen beantwoorden kun je het boek gebruiken. Thema 9, hoofdstuk 1.


8


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev.semimurale zorg Leerdoel Theorie


De student geeft aan wat semimurale zorg is en hoe het moet worden aangevraagd. Boek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 9 Hoofdstuk 4 Semumurale Settings Vergelijk jouw antwoorden met die van medestudenten. Vul je schema aan. K: Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Beantwoord vragen over semimurale zorginstellingen en maak zo een samenvatting over de stof. Werkwijze Noteer de semimurale zorginstellingen: poliklinische zorg, dagbehandeling voor ouderen, Dagverzorging voor ouderen, Dagopvang voor ouderen, Gezinsvervangend thuis voor mensen met een verstandelijke beperking, Beschermde woonvorm voor mensen met een verstandelijke beperking. Noteer van deze zorginstellingen: - Wat voor soort zorg wordt er gegeven? - Voor welke zorgvragers is deze zorg geschikt? - Welke activiteiten worden aangeboden? - Hoe kun je gebruik maken van deze zorg? Om deze vragen te kunnen beantwoorden kun je het boek gebruiken. Thema 9, hoofdstuk 4.


9


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev. vragen voor een ontslaggesprek

Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De sstudent kan verwoorden welke informatie van belang is bij een ontslaggesprek Studieboek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 8, hoofdstuk 1 Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel J Formuleren en rapporteren M Analyseren S Kwaliteit leveren

Activiteit Maak zoveel mogelijk vragen ter voorbereiding van het gesprek. Bedenk wat er belangrijk is om te weten voor de thuissituatie en/of de andere afdeling. Werkwijze Kies een casus uit en bereid het gesprek voor. Casus 1: Mevrouw van Eersel is 86 jaar oud en is 3 weken geleden opgenomen op de revalidatieafdeling van het verzorgingstehuis De Blije Hoeck. De reden van opname was dat mevrouw een herseninfarct heeft gehad en halfzijdig verlamd was. Inmiddels gaat het weer een stuk beter met haar. Ze heeft nog wel restverschijnselen. Zo kan ze haar rechterhand niet zo goed gebruiken en praat ze nog wat binnensmonds. Mevrouw gaat volgende week weer naar huis. Jij moet het ontslaggesprek voeren en je gaat het nu voorbereiden. Casus 2: Meneer de Koning is (58 jaar) is 3 maanden geleden opgenomen op de gesloten afdeling van de PAAZ. Sinds meneer 46 jaar is voelt hij zich meerdere keren per jaar depressief. Dit heeft nu geleid tot zijn zevende opname, mede doordat zijn vrouw en kinderen aangeven niet meer voor hem te kunnen zorgen. Meneer zijn medicatie is verhoogd. Sinds een paar weken voelt meneer zich iets beter, hij ligt niet meer de hele dag op bed en heeft minder het gevoel iedereen tot last te zijn. Volgende week gaat meneer met ontslag Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Reflectie op de competenties Formuleren en rapporteren, Analyseren en kwaliteit leveren: 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit. Motiveer je antwoord 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit. Motiveer je antwoord 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


10


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev. vragen voor een opnamegesprek


De student kan verwoorden welke informatie van belang is bij een opnamegesprek Studieboek “het zorgplan vaststellen”, thema 1, hoofdstuk 3 Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen M Analyseren S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures volgen

Activiteit Maak zoveel mogelijk vragen ter voorbereiding van het opnamegesprek. Werkwijze Lees de casus en bereid het gesprek voor door vragen te formuleren. Casus Mevrouw Geel is zeventig jaar en gehuwd. Ze heeft twee zoons. Een van beide zoons woont in dezelfde woonplaats. Hij en zijn vrouw komen dagelijks even bij het echtpaar kijken, ook de kleinkinderen komen regelmatig langs. De andere zoon woont met zijn gezin op 150 kilometer afstand en is daardoor niet dagelijks betrokken bij de zorg. Zeven jaar geleden werd longemfyseem geconstateerd. Mevrouw is zeer mager en heeft een blauw/grauwe kleur. Ze heeft een piepende ademhaling en is benauwd en kan daardoor moeilijk voor zichzelf zorgen, laat staan voor het huishouden. Het valt meneer steeds zwaarder om alles in huis te doen en voor zijn vrouw te zorgen. Daarom heeft de huisarts een thuiszorgorganisatie geregeld voor intensieve thuisondersteuning. De huisarts wil dat er een verzorgende dagelijks in de thuissituatie komt om mevrouw beter in de gaten te houden en het dagprogramma goed neer te zetten. Mevrouw is het afgelopen jaar 8 kg afgevallen en eet en drinkt slecht. Ze weegt nog maar 45 kg bij een lengte van 1.70m. Alhoewel mevrouw vroeger een pakje per dag rookte, rookt ze nu niet meer zoveel, af en toe een sigaret zodat ze beter kan ophoesten, zoals ze zelf zegt. Mevrouw is te vermoeid om iets te ondernemen met haar man en/of haar kinderen/kleinkinderen. Dit maakt haar erg moedeloos en depressief. Ze heeft het gevoel dat zij de oorzaak is dat haar man nu een beperkt leven leidt. Ze heeft regelmatig last van longontstekingen. Ondanks de prednisonkuur die mevrouw dan krijgt, wordt ze toch nog vaak opgenomen in het ziekenhuis voor deze onstekingen. Jij werkt bij de thuiszorgorganisatie en je gaat de intake doen. Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Schrijf een korte reflectie op de competenties. Reflectie op de competenties Formuleren en rapporteren, Analyseren, kwaliteit leveren, instructies en procedures opvolgen: 1. Waarom zijn juist deze competenties van belang bij het voeren van een opnamegesprek? Geef concreet aan bij welk onderdeel van de activiteit je deze competenties terugziet. 2. Welke competentie vind jij het moeilijkst? En welke het makkelijkst? 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


11


Cohort 2011-2012


E1-3.K.gev. vragen voor een overplaatsingsgesprek


De student kan verwoorden welke informatie van belang is bij een overplaatsingsgesprek. Studieboek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 8 hoofdstuk 2 en 3 Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel J Formuleren en rapporteren M Analyseren S Kwaliteit leveren

Activiteit 1. Maak zoveel mogelijk vragen ter voorbereiding van het overplaatsingsgesprek. 2. Bedenk minimaal 7 aspecten over een zorgsituatie of eigenschappen van de zorgvrager die je in een schriftelijke overdracht zou willen vermelden. Werkwijze Lees de casus en bereid het gesprek voor. Casus 1: Mark de Jager is 26 jaar en heeft een maand geleden een auto ongeluk gehad. Hij ligt al die tijd al in het ziekenhuis. Door dat ongeluk was hij zwaar gewond en heeft een dwarslaesie opgelopen. Inmiddels is Mark dusdanig herstelt dat hij naar een revalidatiecentrum kan. Hier kan hij verder herstellen na het ongeval en wordt hij behandeld door een gespecialiseerd team. Door middel van oefeningen en adviezen leert hij hoe hij bepaalde activiteiten, zoals verplaatsen, zelfverzorging, hobby/werk en huishoudelijke activiteiten, weer kan gaan doen, al dan niet op een aangepaste manier. Verder wordt aandacht besteed aan aanpassingen en voorzieningen. Ook de sociale situatie (gezin, vrienden, werk), verwerking en acceptatie van het functioneren met een dwarslaesie komen aan de orde.

Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Schrijf een korte reflectie op de competenties.

Reflectie op de competenties Formuleren en rapporteren, Analyseren en kwaliteit leveren: 5. Waarom zijn juist deze competenties van belang bij het voeren van een overplaatsingsgesprek? 6. Welke competentie vind jij het moeilijkst? En welke het makkelijkst? 7. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 8. Wat zou je nog meer willen leren?


12


Cohort 2011-2012


E1-3.VH oefensituatie overplaatsingsgesprek


De student kan een overplaatsingsgesprek houden in een oefen situatie Boek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 8, hoofdstuk 2 De overdracht naar een andere afdeling Maak een verslag van het ontslaggesprek. Evalueer het gesprek met de andere student. D Aandacht en begrip tonen H Overtuigen en beïnvloeden J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen M Analyseren S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures volgen

Activiteit Samen met een andere student wordt een overplaatsingsgesprek nagedaan. Werkwijze Werk in tweetallen. Verdeel de taken en bereid voor: 1. een student speelt Marc de Jager, 2. een student is de verzorgende die het overplaatsingsgesprek voert. Lees de casus en de antwoorden van de activiteit vragen voor een overplaatsingsgesprek goed door en bereid het gesprek voor. - Het gesprek duurt minimaal 10 minuten. - De student die de verzorgende speelde maakt een verslag van het overplaatsingsgesprek. - De student die Marc de Koning speelde schrijft zijn/haar ervaringen op over het verloop van het gesprek. Criteria waar de zorgvrager op heeft gelet zijn: 0 Heb je alles kunnen vertellen wat je kwijt wilde in het gesprek? 0 Heeft de verzorgende nu een goede indruk van wat je wil en wie je bent? Waarom vind je dat? 0 Vond je het een prettig gesprek en zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Evaluatie: De student die het overplaatsingsgesprek heeft gedaan krijgt feedback van de student die de zorgvrager heeft gespeeld. Reflecteer daarna samen op de competenties.  Hoe zie je de competenties terug in de activiteit?  Hoe vinden jullie jezelf functioneren ten aanzien van deze competenties? Motiveer je antwoord met voorbeelden uit deze oefensituatie. Na de evaluatie wissel je van rol. Casus 1: Mark de Jager is 26 jaar en heeft een maand geleden een auto ongeluk gehad. Hij ligt al die tijd al in het ziekenhuis. Door dat ongeluk was hij zwaar gewond en heeft een dwarslaesie opgelopen. Inmiddels is Mark dusdanig herstelt dat hij naar een revalidatiecentrum kan. Hier kan hij verder herstellen na het ongeval en wordt hij behandeld door een gespecialiseerd team. Door middel van oefeningen en adviezen leert hij hoe hij bepaalde activiteiten, zoals verplaatsen, zelfverzorging, hobby/werk en huishoudelijke activiteiten, weer kan gaan doen, al dan niet op een aangepaste manier. Verder wordt aandacht besteed aan aanpassingen en voorzieningen. Ook de sociale situatie (gezin, vrienden, werk), verwerking en acceptatie van het functioneren met een dwarslaesie komen aan de orde.


13


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.gev. oefensituatie ontslaggesprek

Leerdoel Theorie


De student kan een ontslaggesprek houden in een oefen situatie Studieboek “de zorgverlening afstemmen en evalueren”, Thema 8, hoofdstuk 2 en 3 En de vragenlijst van de activiteit `vragen voor een ontslaggesprek´. Maak een verslag van het ontslaggesprek. Evalueer het gesprek met de andere student. D Aandacht en begrip tonen H Overtuigen en beïnvloeden J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen M Analyseren S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures volgen

Activiteit Samen met een andere student wordt een ontslaggesprek nagedaan.

Werkwijze Werk in tweetallen. Verdeel de taken en bereid voor: 3. een student speelt mevrouw van Eersel of Heer de Koning. 4. een student is de verzorgende die het ontslaggesprek voert. Lees de casus en de antwoorden van de activiteit vragen voor een ontslaggesprek goed door en bereid het gesprek voor. - Het gesprek duurt minimaal 10 minuten. - De student die de verzorgende speelde maakt een verslag van het ontslaggesprek. - De student die mevrouw van Eersel of heer de Koning speelde schrijft zijn/haar ervaringen op over het verloop van het gesprek. Criteria waar de zorgvrager op heeft gelet zijn: 0 Heb je alles kunnen vertellen wat je kwijt wilde in het gesprek? 0 Heeft de verzorgende nu een goede indruk van wat je wil en wie je bent? Waarom vind je dat? 0 Vond je het een prettig gesprek en zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Evaluatie: De student die het ontslaggesprek heeft gedaan krijgt feedback van de student die de zorgvrager heeft gespeeld. Reflecteer daarna samen op de competenties. Hoe zie je de competenties terug in de activiteit? Hoe vinden jullie jezelf functioneren ten aanzien van deze competenties? Motiveer je antwoord met voorbeelden uit deze oefensituatie. Wissel hierna om van rol.


14


Cohort 2011-2012


Casus 1: Mevrouw van Eersel is 86 jaar oud en is 3 weken geleden opgenomen op de revalidatieafdeling van het verzorgingstehuis De Blije Hoeck. De reden van opname was dat mevrouw een herseninfarct heeft gehad en halfzijdig verlamd was. Inmiddels gaat het weer een stuk beter met haar. Ze heeft nog wel restverschijnselen. Zo kan ze haar rechterhand niet zo goed gebruiken en praat ze nog wat binnensmonds. Mevrouw gaat volgende week weer naar huis. Jij moet het ontslaggesprek voeren en je gaat het nu voorbereiden. Casus 2: Meneer de Koning is (58 jaar) is 3 maanden geleden opgenomen op de gesloten afdeling van de PAAZ. Sinds meneer 46 jaar is voelt hij zich meerdere keren per jaar depressief. Dit heeft nu geleid tot zijn zevende opname, mede doordat zijn vrouw en kinderen aangeven niet meer voor hem te kunnen zorgen. Meneer zijn medicatie is verhoogd. Sinds een paar weken voelt meneer zich iets beter, hij ligt niet meer de hele dag op bed en heeft minder het gevoel iedereen tot last te zijn. Volgende week gaat meneer met ontslag


15


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.gev. oefensituatie opnamegesprek

Leerdoel Theorie

De student kan een opnamegesprek houden in een oefen situatie Studieboek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” hoofdstuk De overdracht naar een andere afdeling

Evaluatie

Maak een verslag van het opname gesprek. Evalueer het gesprek met de andere student. D Aandacht en begrip tonen H Overtuigen en beïnvloeden J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen M Analyseren S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures volgen

Ondersteuning van de competenties

Activiteit Samen met een andere student wordt een opnamegesprek nagedaan.

Werkwijze Werk in tweetallen. Verdeel de taken en bereid voor: 5. een student speelt mevrouw Geel, 6. een student is de verzorgende die het intakegesprek voert. Lees de casus en de antwoorden van de activiteit vragen voor een opnamegesprek goed door en bereid het gesprek voor. - Het gesprek duurt minimaal 10 minuten. - De student die de verzorgende speelde maakt een verslag van het intakegesprek. - De student die mevr.Geel speelde schrijft haar ervaringen op over het verloop van het gesprek. Criteria waar mevr. Geel op heeft gelet zijn: 0 Heb je alles kunnen vertellen wat je kwijt wilde in het gesprek? 0 Heeft de verzorgende nu een goede indruk van wat je wil en wie je bent? Waarom vind je dat? 0 Vond je het een prettig gesprek en zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Evaluatie: Reflecteer op de competenties.  Hoe zag je deze terug in deze oefensituatie?  In hoeverre beheersen jullie deze competenties? Motiveer je antwoord met voorbeelden uit deze oefensituatie. Wissel hierna om van rol.


16


Cohort 2011-2012


Casus Mevrouw Geel is zeventig jaar en gehuwd. Ze heeft twee zoons. Een van beide zoons woont in dezelfde woonplaats. Hij en zijn vrouw komen dagelijks even bij het echtpaar kijken, ook de kleinkinderen komen regelmatig langs. De andere zoon woont met zijn gezin op 150 kilometer afstand en is daardoor niet dagelijks betrokken bij de zorg. Zeven jaar geleden werd longemfyseem geconstateerd. Mevrouw is zeer mager en heeft een blauw/grauwe kleur. Ze heeft een piepende ademhaling en is benauwd en kan daardoor moeilijk voor zichzelf zorgen, laat staan voor het huishouden. Het valt meneer steeds zwaarder om alles in huis te doen en voor zijn vrouw te zorgen. Daarom heeft de huisarts een thuiszorgorganisatie geregeld voor intensieve thuisondersteuning. De huisarts wil dat er een verzorgende dagelijks in de thuissituatie komt om mevrouw beter in de gaten te houden en het dagprogramma goed neer te zetten. Mevrouw is het afgelopen jaar 8 kg afgevallen en eet en drinkt slecht. Ze weegt nog maar 45 kg bij een lengte van 1.70m. Alhoewel mevrouw vroeger een pakje per dag rookte, rookt ze nu niet meer zoveel, af en toe een sigaret zodat ze beter kan ophoesten, zoals ze zelf zegt. Mevrouw is te vermoeid om iets te ondernemen met haar man en/of haar kinderen/kleinkinderen. Dit maakt haar erg moedeloos en depressief. Ze heeft het gevoel dat zij de oorzaak is dat haar man nu een beperkt leven leidt. Ze heeft regelmatig last van longontstekingen. Ondanks de prednisonkuur die mevrouw dan krijgt, wordt ze toch nog vaak opgenomen in het ziekenhuis voor deze ontstekingen. De verzorgende werkt bij de thuiszorgorganisatie en gaat de intake doen.


17


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.gev.overdracht naar andere afdeling

Leerdoel

Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan in een gesprek met andere studenten beargumenteren wat de belangrijkste informatie is bij een overdracht van een zorgvrager naar een andere afdeling. Boek “de zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 8, hoofdstuk 2 De overdracht naar een andere afdeling Evalueer de opdracht zoals beschreven staat in het boek. D Aandacht en begrip tonen H Overtuigen en beïnvloeden J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak de samenwerkingsopdracht uit het boek“de zorgverlening afstemmen en evalueren” thema 8, hoofdstuk 2 De overdracht naar een andere afdeling


18


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.start.Leefstijlen Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student bepaalt haar/zijn eigen leefstijl en die van anderen. Reader Leefstijlen en ondersteunend materiaal C3 beginner: leefstijlvoorkeur en leefstijlgroepen. Je bespreekt je bevindingen met een medestudent en je reflectie met de docent. M Analyseren

Activiteit Bepaal je eigen leefstijl en de zaken die jij belangrijk vindt om deze stijl tot uiting te laten komen. Werkwijze  Lees de reader Leefstijlen.  Maak individueel een lijstje met onderwerpen die jij belangrijk vindt en in grote mate jou leefstijl bepalen (normen, waarden, leefomgeving, materie, comfort, vrienden etc.)  Bepaal met behulp van het WIN model binnen welke leefstijlgroep jij het meest past.  Of doe een van de “leefstijlen testen” op internet. Ga naar de zoekmachine, typ in het balkje “leefstijlen test”. Klik “ONOR” aan. Onder aan de pagina kun je één van de leefstijl testen aan klikken en vervolgens maken.  Bepaal naar aanleiding van jouw leefstijl welke zaken belangrijk zijn als je zou moeten leven in een kleinschalige woongroep. Reflecteren  Waarom is het belangrijk dat jouw eigen leefstijl gerespecteerd wordt? Motiveer je antwoord.  Waarom is het belangrijk dat je een andermans leefstijl leert kennen? Motiveer je antwoord.  Kon je jezelf makkelijk of moeilijk indelen in de leefstijl groepen? Motiveer je antwoord.


19


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.start.zorgleefplan maken Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student is in staat een leefplan op te stellen voor een zorgvrager binnen kleinschalig wonen. Lees de casus Reader Zorgleefplan School Bespreek je zorgleefplan met een mede leerling en daarna met de docent. Beantwoord de reflectievragen. D Aandacht en begrip tonen, M analyseren,

Activiteit Maak een zorgleefplan voor meneer Bakker (zie casus) Werkwijze:  Lees de reader zorgleefplan en de casus van meneer Bakker.  Bekijk eventueel de DVD „wat spreken we af‟.  Noteer de gebieden van het zorgleefplan uit de vragenlijst 1.  Beschrijf nu per gebied wat je gaat aanbieden aan meneer Bakker. En werk dit uit op een A-viertje.  Bespreek je bevindingen met een medeleerling.  Bespreek je verschillen en overeenkomsten. Reflecteren:  Hoe komt het dat er verschillen zijn ontstaan? Welke gedachten zijn daar de oorzaak van?  Hoe komt het dat er overeenkomsten zijn?  Kon je makkelijk de gegevens analyseren uit de casus? Over welke punten twijfelde je en waardoor ontstond die twijfel? Casus Dhr. Bakker is 84 jaar. Hij woont sinds 4 maanden in St. Augustinus kleinschalig wooncomplex voor somatische zorgvragers. Dhr. Bakker is getrouwd. Het koppel heeft geen kinderen. Zijn echtgenote (81 jaar) woont sinds een half jaar alleen in een grote oude villa aan de rand van het dorp St. Michielsgestel. Dhr. Bakker heeft sinds 2 jaar de ziekte van Parkinson. Het laatste jaar werd Dhr. Bakker verzorgd door zijn vrouw. Hij werd geholpen bij het wassen en aankleden maar ook bij het eten,drinken en toiletgang. Dit deed zij met veel liefde. De verzorging werd voor Mw. Bakker te zwaar gezien haar lichamelijke gesteldheid ten gevolge van reuma. Hierdoor was zij niet meer in staat haar man te verzorgen. Binnen het kleinschalig wooncomplex “ St. Augustinus” heeft Dhr. Bakker een 1- persoons kamer met eigen douche en toilet. Aan de kamer en douche is nauwelijks iets gedaan qua sfeer of gezelligheid. De hoognodige spullen zijn van huis meegekomen. Hr. Bakker is een statige man. Hij was vroeger directeur van een staal fabriek waar hij 50 man personeel onder zich had. Zijn motto was: “Hard werken loont”! Over het algemeen was Hr. Bakker zo‟n 80 uur per week aan het werk. Dhr. wist en weet exact wat hij wil en ziet graag dat bepaalde regels en afspraken nagekomen worden. Dhr. zag er altijd keurig verzorgd uit. Hij droeg dagelijks een driedelig kostuum met stropdas die geknoopt was met een “dubbele windsor” knoop. Aan de manchetten van het overhemd droeg hij goudkleurige


20


Cohort 2011-2012


manchet knopen. Nu loopt hij rond in een jogging broek met t shirt. Volgens de verzorgenden kunnen deze kleding stukken makkelijk aan en uit gedaan worden i.v.m. de verstijfde spieren. Dhr. kan zelfstandig zijn gezicht en bovenlichaam wassen. De laatste weken wordt dhr. helemaal gewassen door de verzorgenden omdat het druk is op de woongroep. Het liefst wil Dhr. Bakker geschoren worden met de kwast en zeep maar het gaat makkelijker met een scheerapparaat vinden de verzorgenden op de groep. Nu scheert dhr. zich met een scheerapparaat. Het eten en drinken gaat moeizaam. Regelmatig morst dhr. met zijn eten en drinken doordat zijn handen trillen en de fijne motoriek steeds meer achteruit gaat. Mw. Bakker vind het maar niets dat haar echtgenoot aan tafel zit met een plastic servet vastgeknoopt in zijn nek. Thuis was haar man gewend om een “damast” servet op zijn schoot te leggen, met zilver bestek te eten en het servies van” Wedgewood” (exclusief servies/kostbaar) te gebruiken. Nu ligt er een plastic tafelkleed op tafel en er wordt gegeten en gedronken uit en van saaie witte borden en kopjes. De maaltijden smaken hr. niet. Daardoor eet hij weinig en is de laatste 2 maanden ruim 7 kilo afgevallen. Van 77 naar 70 kilo. Dhr. is af en toe incontinent van urine. Dit komt omdat hij zijn plas moeilijk kan ophouden, hij is regelmatig net te laat op het toilet. Dhr. draagt nu de hele dag een middelgrote zoals het personeel het noemt “luier”. Het maakt Hr. erg kwaad dat hij deze luier moet dragen. Hij voelt zich een baby zegt hijzelf. Hr. las vroeger dagelijks de krant tot in details (NRC of het financieel Dagblad). Nu kan Dhr. de bladzijden van de krant niet meer omslaan door zijn verstijfde/trillende handen en vingers. Een avondje bridgen met vrienden maakte een belangrijk onderdeel uit van het bestaan van Dhr. Bakker. En niet te vergeten de piano waar hij regelmatig achter kroop om een prachtig stuk klassieke muziek ten gehore te brengen. Bach was een van zijn favoriete componisten. Vroeger ging dhr. Bakker nog wel eens winkelen met zijn echtgenote en verwende haar dan met een heerlijk diner en luxe cadeautjes. Het koppel ging minstens 4 keer per jaar zeer luxe op vakantie. Dhr. Had veel vrienden toen hij nog thuis woonde waar hij regelmatig samen met zijn vrouw op visite ging. Ook ging hij regelmatig met de buurman naar antiek markten om te zoeken naar schilderijen, antiek bestek en kop en schotels. Dhr. heeft nu nergens meer zin in, hij is niet gemotiveerd om activiteiten te ondernemen of iets ter ontspanning te doen. De oude vrienden lijken steeds minder op bezoek te komen. Hr. zegt zich absoluut niet thuis te voelen binnen St. Augustinus.


21


Cohort 2011-2012


E1-3.VH.start.zorgleefplan Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student is in staat een leefplan op te stellen voor een medestudent. Regel een medestudent die je kunt bevragen Reader Zorgleefplan, vragenlijst 2 en profielposter School Bespreek je zorgleefplan met een mede student en daarna met de docent. Beantwoord de reflectievragen. Aandacht en begrip tonen, analyseren,

Activiteit Maak een zorgleefplan voor een medestudent Werkwijze:  Lees de reader zorgleefplan.  Bekijk eventueel de DVD „wat spreken we af‟. Je kunt deze halen in de mediatheek.  Gebruik vragenlijst 2  Stel de vragen aan een medestudent die simuleert een zorgvrager te zijn.( verzin je rol van te voren)  Werk de antwoorden uit in een zorgleefplan voor deze medestudent en maak er een profielposter bij op een flap.  Bespreek je bevindingen met de medestudent aan de hand van de reflectievragen Reflecteren:  Is het zorgleefplan iets wat jouw medestudent prettig zou vinden?  Motiveer waarom wel of niet.  Op welke punten wil je medestudent dat je het leefplan bijstelt en waarom?


22


Cohort 2011-2012


1.02H02.E4.K.gev.werkbegeleiding geven Leerdoel Theorie

Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student kan benoemen welke onderdelen van belang zijn voor het geven van een goede werkbegeleiding. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 Hoofdstuk 2 Werkbegeleiding geven Kijk na aan de hand van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijksituatie 1, 2 en 3 en (als je dat nog niet gedaan hebt bij Beginner) de kennisopdracht van het boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 hoofdstuk 2 Werkbegeleiding geven.


23


Cohort 2011-2012


E4.K.gev. beste docent, slechtste docent Leerdoel


De student kan benoemen welke persoonlijke voorkeuren er meespelen bij een goede en slechte docent/werkbegeleider. Boek 306 Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Bespreek de uitkomsten van de test met een of meerdere studiegenoten. M Analyseren P Leren

Activiteit Ga naar www.123test.nl. Klik in de linker balk het kopje studie aan. Doe de test beste docent/slechtste docent. Schrijf de opvallendste kenmerken uit het resultaat voor je zelf op. Bespreek de uitkomst van de test na met een of meerdere studiegenoten. (zie ook de vragen hieronder) Evaluatie Schrijf een evaluatie en beantwoord de volgende vragen:  Wat vindt jij blijkbaar belangrijke eigenschappen van iemand die jou iets leert.  Welke eigenschappen vindt jij minder belangrijk of helemaal niet belangrijk?  Denk je dat dit voor iedereen zo geldt?  Wat waren de belangrijkste verschillen tussen jouw persoonlijke voorkeuren in vergelijking met die van je studiegenoten. Reflectie op de competenties Analyseren en Leren. 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit. Motiveer je antwoord 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit. Motiveer je antwoord 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competentie? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


24


Cohort 2011-2012


E4.K.gev. Kernkwaliteiten Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student heeft inzicht in eigen kwaliteiten volgens het kernkwadranten model boekje agressie uit de serie “zo mooi anders in de zorg” blz. 33 en 34 Bespreek de uitkomsten van de test met een of meerdere studiegenoten. Beantwoord de vragen. M Analyseren P Leren

Activiteit Om een student goed te begeleiden is het belangrijk te weten wat je kwaliteiten zijn. Lees blz 33 en 34 uit het boekje agressie uit de serie “zo mooi anders in de zorg”. Maak nu je eigen kernkwadrant(en): - Ga naar www.oabdekkers.nl/greepopjeslb - Ga naar MBO-uitgaven (niveau 2 en niveau 3/4) en klik op: Achtergrondinformatie en weblinks, inclusief testen (beide boekjes) - Ga vervolgens naar: Kernkwaliteiten (alleen bij boekje niveau 3/4): Test/spelletje - Doe de test/spelletje. Het volledig overzicht van alle kernkwaliteiten kan je helpen je

eigen kernkwadrant kloppend te maken. Evaluatie Bespreek de uitkomst van je kernkwadrant met twee andere studenten.  Herkennen zij hetgeen jij hebt gemaakt?  Weten ze nog een andere kernkwaliteit van jou?  Zo ja, maak een complete kwadrant daarvan.


25


Cohort 2011-2012


E4.K.gev. Leerstijlen volgens Kolb Leerdoel


De student weet de verschillende leerstijlen van Kolb te benoemen en weet welke leerstijl het beste past bij hem/haarzelf. Uit de reader “Werkbegeleiding binnen het CompetentieGericht Opleiden” blz. 11 t/m 20. Bespreek de uitkomsten van de test met een of meerdere studiegenoten. M Analyseren P Leren

Activiteit Onderzoek je eigen leerstijl. Werkwijze Lees uit de reader “Werkbegeleiding binnen het CompetentieGericht Opleiden” blz. 11 t/m 14. Maak de test op blz 15 t/m 19 van de reader. Beantwoord de volgende vragen: - Welke leerstijl van Kolb past het beste bij jou? - Wat betekent deze uitslag voor jou? (bijvoorbeeld voor de manier waarop je dingen het beste kunt aanpakken, de werkvormen die jou het beste liggen, etc) - Lees blz 20 uit de reader. Klopt de uitslag bij hoe jij het prettigst leert? Evaluatie Bespreek de uitkomst van je test met twee andere studenten aan de hand van de volgende vragen:  Welke leerstijl hadden zij?  Wat waren de belangrijkste verschillen tussen jouw persoonlijke leerstijl in vergelijking met die van je studiegenoot(jes).  Waarom is het belangrijk deze stijl te weten als je een student gaat begeleiden?


26


Cohort 2011-2012


E4.K.gev. reflectie model van Korthagen Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan terugblikken op eigen gedrag door middel van het reflectiemodel van Korthagen Het boekje Agressie van de serie: “Zo mooi anders in de zorg”. Hoofdstuk 2, blz 30/31. (mediatheek) Bespreek de uitkomsten van je reflectie met een of meerdere studiegenoten. M Analyseren P Leren

Activiteit Om het vak van verzorgende te kunnen leren aan anderen is het belangrijk dat je je eigen gedrag kan onderzoeken, omdat je van je eigen gedrag kunt leren. Daarom is het van belang te kunnen reflecteren. Je kunt op verschillende manieren reflecteren. Een van die manieren is volgens het reflectiemodel van Korthagen. Lees uit het boekje Agressie van de serie: “Zo mooi anders in de zorg” hoofdstuk 2, blz 30/31. Bedenk een recente gebeurtenis in je werksituatie waarin er een conflict ontstond met een zorgvrager, een collega, een familielid of iemand van een andere discipline. Beschrijf in het kort deze casus. Werk hem vervolgens uit volgens het reflectiemodel van Korthagen. Wanneer je geen eigen casus kunt bedenken mag je ook de onderstaande casus analyseren: Nula, een tweede jaars BOL leerling van de opleiding verzorgende, loopt 2x per week stage bij jou op de afdeling. Ze is 3 weken geleden begonnen en je hebt de indruk dat het een goede stagiaire is. Vandaag werken jullie samen op. Jullie hebben een verdeling gemaakt wie welke zorgvragers uit bed haalt en wast. Het is inmiddels 8.30 uur en jij hebt zojuist de derde zorgvrager schoon gewassen en aangekleed in de woonkamer gezet. Het valt je op dat Nula nog steeds bezig is met de eerste zorgvrager, mevr. De Vries. Ze komt net met deze mevrouw de woonkamer in gelopen. Je loopt naar de slaapkamer van mevrouw de Vries en ziet dat alles nog een bende is; de waskommen staan er nog, het bed is nog niet op gemaakt en de slaapkleding ligt nog op de grond. Je begint met opruimen wanneer Nula de slaapkamer in komt lopen. Je zegt dat je maar alvast bent begonnen met opruimen want het was zo‟n bende. Nula zegt boos tegen jou dat dat helemaal niet hoeft en dat ze dat zelf heel goed kan. Zij heeft je toch niet om hulp gevraagd? Waar bemoei je je dan ook mee. Jij schrikt van deze reactie en loopt nijdig de slaapkamer uit. Dan zoekt ze het zelf maar uit ook. Evaluatie Op blz. 31 van het boekje Agressie van de serie: “Zo mooi anders in de zorg” staat een uitwerking van het model van Korthagen aan de hand van een andere casus. Neem nogmaals deze uitwerking goed door en bekijk wat er precies bij welke fase in hoort te staan. Vergelijk deze uitwerking met je eigen uitwerking. Vul eventueel je eigen reflectiemodel nog aan. Beantwoord de volgende vragen: - Heb je meer inzicht gekregen in je eigen gedrag of het gedrag van de persoon uit de casus? - Wat zou je de volgende keer anders doen?


27


Cohort 2011-2012


E4.K.gev. Welk type werkbegeleider ben jij? Leerdoel


De student benoemt welk type werkbegeleider hij is en kan enkele tips noemen waar hij op moet letten bij het begeleiden van een student. Uit de reader “Werkbegeleiding binnen het CompetentieGericht Opleiden” blz. 21 t/m 28. Bespreek de uitkomsten van de test met een of meerdere studiegenoten. M Analyseren P Leren

Activiteit Onderzoek welk type werkbegeleider jij bent. Werkwijze Maak de test op blz 21 t/m 23 van de reader. - Welk type werkbegeleider ben jij? - Lees blz 24 t/m 28 uit de reader. Klopt de uitslag bij hoe jij studenten begeleidt? - Wat is je nu het meest bij gebleven uit de omschrijving van jouw type werkbegeleider? Welke tips en aanbevelingen stonden erbij? Kun jij hier iets mee. Leg dit uit dmv een voorbeeld. Evaluatie Bespreek de uitkomst van je test met twee andere studenten aan de hand van de volgende vragen:  Welke type werkbegeleider waren zij?  Wat waren de belangrijkste verschillen tussen jouw persoonlijke begeleidingsstijl in vergelijking met die van je studiegenoten.  Wat betekent dit voor de studenten die jullie begeleiden?


28


Cohort 2011-2012


E4.VH.gev. Geven van instructie Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan instructie geven aan een medestudent reader Werkbegeleiding binnen het CompetentieGericht Opleiden blz. 46 en 47 In tweetallen nabespreken en de bijbehorende vragen beantwoorden B: Aansturen P: Leren

Activiteit Geef instructie in een oefensituatie. Werkwijze  Lees allereerst uit de reader Werkbegeleiding binnen het CompetentieGericht Opleiden blz. 46 en 47.  Maak tweetallen.  Verdeel de rollen; de een is de student, de ander de werkbegeleiding. (Hierna worden de rollen omgedraaid dus beide studenten kunnen de instructie voorbereiden)  Opdracht: De werkbegeleiding gaat de student instructies geven hoe een bed moet worden opgemaakt. (mag ook een handeling naar eigen keuze zijn)  De werkbegeleiding bereid het voor aan de hand van de 3 delen die benoemd worden op blz.46, nl het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel  Ga naar een ruimte met een bed en voer de instructie uit aan de hand van de 4 stappen die benoemd zijn op blz 47: introductie, betrekken/ uitleggen en voordoen, nadoen en terugkoppelen.  Na de instructie geeft de student feedback aan de werkbegeleider. Draai hierna de rollen om Evaluatie In tweetallen nabespreken en de volgende vragen beantwoorden:  Welk van de 3 delen van de voorbereiding vond je het moeilijkst, het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel? Waarom vond je deze het moeilijkst  Hoe ging de instructie en kwamen alle stappen aan bod?  Wat was de feedback die je van je student hebt gekregen?  Was jij het hiermee eens?


29


Cohort 2011-2012


E4.VH.gev.feedback geven Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan feedback geven aan een medestudent Boek Begeleiden van zorgvragers Hoofdstuk Feedback van collega‟s Beantwoorden van evaluatievragen B Aansturen P Leren

Activiteit Geef in tweetallen feedback. Werkwijze  Maak een drietal.  A vertelt in ongeveer 10 minuten tegen B wat hij of zij vindt dat beter kan in de (communicatieve) vaardigheden van B. C observeert of de regels van feedback in acht genomen worden en bewaakt de tijd.  Neem enkele minuten om de feedback voor te bereiden; bedenk welke feedback je wilt geven. Bekijk daarbij de theorie over feedback regels.  Iedereen moet een keer feedback hebben gegeven (dus wissel van rol).  Als iedereen feedback gegeven heeft dan bespreken jullie de oefening na aan de hand van de evaluatievragen. Evaluatie  Lukte het je om in de „ik-vorm‟ te spreken? Licht dit toe.  Lukte het je om concreet te maken wat je bedoeld? Licht dit toe.  Lukte het je om kort en bondig te formuleren wat je bedoelde? Licht dit toe.  Wat heb je geleerd van deze activiteit ten aanzien van de competentie?

Feedback regels Spreek vanuit de ik-boodschap. Bij het geven van feedback helpt het de volgende drie G‟s te benoemen: Gedrag Ik zie, neem waar, bemerk, herken …. Gevoel Dat geeft mij een gevoel van/het effect op mij is …. Gevolg Daardoor ga ik/doe ik/laat ik….. Eventueel kun je, na het delen van deze drie G‟s een vierde G toevoegen, die van het Gewenste gedrag; het helpt als je de volgende keer meer/ minder / vaker ….. Tips voor de gever - geef ik-boodschap van een observatie van gedrag. Zeg niet: „jij bent... „, maar „ ik zie..., ik hoor, ik ervaar....‟. - wees specifiek en concreet, geef een voorbeeld - geef je gevoel erbij aan, wat het je doet, wat het effect op jou is - geef aan wat voor gevolgen het gedrag van de ander bij jou teweeg brengen - spaar feedback niet op maar benoem het zo snel mogelijk - wees open en eerlijk - geef ruimte aan de ontvanger om je indruk te weigeren of te aanvaarden - geef toe dat je je kan vergissen


30


Cohort 2011-2012


Tips voor de ontvanger - geef aan wanneer je genoeg feedback hebt ontvangen - verdedig niet, maar laat dat wat je hoort tot je doordringen - geef aan wat het je doet, wat het effect van de feedback op jou is - geef aan of je het herkent en of je er iets mee gaat doen - realiseer je dat de feedback ook iets zegt over de ander. Onthouden: - Je ziet iets - Je denkt iets daarover - Dat geeft je een bepaald gevoel - Je gaat je feedback formuleren De structuur van het feedbackgesprek - Je begroet elkaar en legt het doel van het gesprek uit - Je onderbouwt je kritiek goed, met argumenten, je licht je kritiek toe - Je peilt de reacties op jouw kritiek, je ontvangt ze en vat beide visies samen - Je maakt afspraken, je vat de afspraken samen en je sluit af. Ik-boodschappen - Ik kan niet opschieten als je mij telkens onderbreekt. Daardoor raak ik geprikkeld. Ik wil dat je me even laat doorwerken. - ik zie dat het na jouw dienst een rommel is. Daardoor raak ik geïrriteerd en het gevolg is dat ik je uit de weg ga/niet meer na jou wil werken. - Als ik aan het repeteren ben heb ik geen tijd om met je te praten. Ik wil dat je mij even alleen laat. Over een halfuurtje ben ik klaar.


31


Cohort 2011-2012


E4.VH.gev.instructie gebruik van portaal Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan instructie geven aan een medestudent reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 46 en 47 In tweetallen nabespreken en de bijbehorende vragen beantwoorden B Aansturen.

Activiteit Geef instructie in een oefensituatie over het gebruik van portaal. Werkwijze  Lees allereerst uit de reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 46 en 47.  Maak tweetallen.  Verdeel de rollen; de een is de leerling, de ander de werkbegeleiding. (Hierna worden de rollen omgedraaid dus beide studenten kunnen de instructie voorbereiden)  Opdracht: De werkbegeleiding gaat de leerling instructies geven over het gebruik van portaal. Leg uit hoe men op het portaal moet komen, welke mogelijkheden er zijn met het portaal en zet de voor- en nadelen van het portaal op een rij.  De werkbegeleiding bereid het gesprek voor aan de hand van de 3 delen die benoemd worden op blz.46, nl het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel  Ga naar een rustige ruimte met een computer en voer de instructie uit aan de hand van de 4 stappen die benoemd zijn op blz 47: introductie, betrekken/ uitleggen en voordoen, nadoen en terugkoppelen.  Na de instructie geeft de leerling feedback aan de werkbegeleider.  Draai hierna de rollen om. Evaluatie In tweetallen nabespreken en de volgende vragen beantwoorden: Welk van de 3 delen van de voorbereiding vond je het moeilijkst, het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel? Waarom vond je deze het moeilijkst Hoe ging de instructie en kwamen alle stappen aan bod? Wat was de feedback die je van je student hebt gekregen? Was jij het hiermee eens?


32


Cohort 2011-2012


E4.VH.gev.instructie gezonde maaltijd Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan instructie geven aan een medestudent. reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 46 en 47 In tweetallen nabespreken en de bijbehorende vragen beantwoorden B: Aansturen H: overtuigen en beïnvloeden.

Activiteit Geef instructie in een oefensituatie over het geven van een gezonde maaltijd. Werkwijze Lees allereerst uit de reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 46 en 47. Maak tweetallen. Verdeel de rollen; de een is de student, de ander de werkbegeleiding. (Hierna worden de rollen omgedraaid dus beide studenten kunnen de instructie voorbereiden) Opdracht: De werkbegeleiding gaat de student instructies geven over het belang van een gezonde maaltijd voor de zorgvragers en aan welke voorwaarden deze maaltijd moet voldoen. De werkbegeleiding bereid het voor aan de hand van de 3 delen die benoemd worden op blz.46, nl het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel Ga naar een rustige ruimte en voer de instructie uit aan de hand van de 4 stappen die benoemd zijn op blz 47: introductie, betrekken/ uitleggen en voordoen, nadoen en terugkoppelen. Na de instructie geeft de student feedback aan de werkbegeleider. Draai hierna de rollen om. Evaluatie In tweetallen nabespreken en de volgende vragen beantwoorden: Welk van de 3 delen van de voorbereiding vond je het moeilijkst, het didactische deel, het vaktechnische deel of het gesprekstechnische deel? Waarom vond je deze het moeilijkst Hoe ging de instructie en kwamen alle stappen aan bod? Wat was de feedback die je van je leerling hebt gekregen? Was jij het hiermee eens?


33


Cohort 2011-2012


E4.VH.gev.Stellen van vragen Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning van de competenties

De student kan op de juiste manier vragen stellen aan een medestudent Reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 38 t/m 43 In tweetallen nabespreken en de bijbehorende vragen beantwoorden E Samenwerken en overleggen

Activiteit Stel vragen, in een oefensituatie, aan een medeleerling over zijn/haar leerproces. Werkwijze Lees allereerst uit de reader Werkbegeleiding binnen het Competentie Gericht Opleiden blz. 38 t/m 43. Maak 3 tallen. Verdeel de rollen; de een is de student, de ander de werkbegeleiding, de derde is de observator (Hierna worden de rollen omgedraaid dus alle studenten komen een keer in de rol van werkbegeleiding, van student en van observator) Opdracht: De werkbegeleiding gaat een gesprek aan met de student met als doel duidelijk te krijgen hoever de student staat in zijn leerproces, zowel op school als in de praktijk. De observator bekijkt welke vragen de werkbegeleiding stelt: aansluitende en toevoegende vragen, open en gesloten vragen, suggestieve vragen en dubbele vragen, of-of vragen, waarom vragen, en vragen die geen vragen zijn. De werkbegeleiding bereid het gesprek voor. Ga naar een rustige ruimte en begin het gesprek Duur van het gesprek minimaal 10 minuten, maximaal 15 minuten.  Evalueer het gesprek en beantwoord onderstaande vragen  Draai hierna de rollen om. Evaluatie van het gesprek In 3 tallen nabespreken en de volgende vragen beantwoorden: Welke soort vragen heeft de werkbegeleider gebruikt in het gesprek (door met name de observator aan te geven)?  Wat was het effect van deze soort vragen op de student, kon de student hierdoor vertellen wat zij wilde vertellen?  Wat is het advies wat gegeven wordt aan de werkbegeleider?


34


Cohort 2011-2012


E4.VH.start.werkbegeleiding slechtnieuwsgesprek Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie

Ondersteuning voor de competentie

De student voert een slechtnieuwsgesprek aan de hand van criteria in een oefensituatie. Zoek twee medestudenten die in het rollenspel mee willen doen. Lees de reader „werkbegeleiding slechtnieuwsgesprek.‟ school Met elkaar doornemen van de feedback van de observator en de leerling die het slechte nieuws krijgt. Laat je reflectieverslag lezen aan de docent. Aansturen, aandacht en begrip tonen, overtuigen en beïnvloeden, leren (feedback ontvangen)

Activiteit Voer een slechtnieuwsgesprek aan de hand van de casus met medestudenten. Werkwijze:  Maak een drietal.  Er gaat een slechtnieuws gesprek gevoerd worden aan de hand van de hieronder  beschreven casus.  Eén persoon speelt de slechtnieuws brenger, de ander de ontvanger van het slechte nieuws en de derde observeert wat er gebeurt aan de hand van onderstaande observatielijst.  Degene die het slechte nieuws brengt speelt geen rol, degene die Margriet/Mark speelt kan vooraf besluiten met welke emotie zij/hij zal reageren. Dit kan je bespreken met de slechtnieuws brenger of juist niet zeggen. Bespreek dit even met elkaar. (Als je vooraf met de slechtnieuws brenger bespreekt welke emotie voor hem of haar het moeilijkst is kan diegene daar mee oefenen).  Voer het gesprek en bespreek het gesprek na met de vragenlijst en schrijf een zelfreflectieverslag over het gesprek. Laat dit verslag lezen aan de docent. Casus: Margriet/Mark is tweedejaars student in de opleiding tot verzorgende. Voor het volgende ijkmoment heeft zij/hij haar doelen nog steeds niet behaald, zij/hij maakt geen afspraken en zegt iedere keer als je ernaar vraagt:‟Oh, dat lukt me wel hoor, ik ben net bij de praktijkopleider geweest en alles gaat goed.‟ De deadline van het volgende ijkmoment is over een week en de doelen kunnen niet meer behaald worden, het zijn te veel activiteiten in een te korte tijd. Dit betekent “einde opleiding” voor Marieke/Mark. Het is namelijk niet de eerste keer dat dit voorkomt. Het vorige ijkmoment is ook niet goed afgerond. Zij/hij had daar ook nog opdrachten voor moeten aanleveren. Je gaat met Marieke/Mark praten over het feit dat de doelen niet meer gehaald kunnen worden en vertelt daarbij dat er nu een einde komt aan de opleiding tot verzorgende. Checklist nabespreking slechtnieuws gesprek;  Hoe wordt de boodschap gebracht? Direct, indirect of nauwelijks?  Hoe worden de emoties opgevangen? Wel, niet, gaat de boodschapper troosten? Wat doet de boodschapper?  Wordt er concreet gecommuniceerd of de boodschap helder en duidelijk is overgekomen en begrepen?  Wordt er concreet afgesproken of benoemd wat de vervolgstappen zijn?  Hoe wordt het gesprek afgerond? Bekijk de competenties van deze activiteit. Wat heb je geleerd?


35


Cohort 2011-2012


1.02H01.E5.K.gev.presentatie geven Leerdoel Theorie

De student beantwoordt vragen over presenteren. Studieboek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 Hoofdstuk 1 “Ëen presentatie geven”‟


Met het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en de kennisopdracht van Studieboek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 2, Hoofdstuk 1 “Een presentatie geven”‟


36


Cohort 2011-2012


E5.VH.gev.Een presentatie geven Leerdoel Theorie


De student houdt een korte presentatie. Studieboek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 Hoofdstuk 1 “Ëen presentatie geven”‟ de feedback van de mede studenten. H: overtuigen en beïnvloeden. P: Leren

Activiteit Maak de samenwerkingsopdracht van Studieboek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, thema 2, hoofdstuk 2 “een presentatie geven” Variatie Voor beroepstaak B of maatschappijleer worden presentaties gegeven. Gebruik bij deze presentaties de observatiepunten en geef feedback naar aanleiding van deze punten. Suggesties presenteervorm In de samenwerkingsopdracht wordt gesproken over diverse manieren van presenteren: Je kunt klassikaal een verhaal houden, je kunt de klas oefeningen laten doen, je kunt discussiëren, je kunt de intervisie methode gebruiken. Je kunt een film afspelen en een kijk opdracht erbij maken, je kunt een spel maken waarbij je studenten vragen moeten beantwoorden.


37


Cohort 2011-2012


E5.VH.gev.houding tijdens presentatie (taaltaak) Leerdoel

Evaluatie Competentie

De student kan aangeven welke manier van presenteren (houding, snelheid van praten, intonatie, volume, etc) wenselijk is voor een goede presentatie. Evalueer je uitkomsten samen met 2 a 3 andere studenten en eventueel de docent. M: analyseren

Activiteit Observeer je docent of docenten op het moment dat ze klassikaal les geeft. Beantwoord de vragen.

Werkwijze Observeer een docent of meerdere docenten wanneer deze klassikaal les geeft. Beantwoord de onderstaande vragen:  Wat is de houding van de docent? Wat van deze houding vindt je prettig en waarom? Wat vindt je minder prettig en waarom?  Wat vind je van het volume waarmee de docent spreekt? Is dit precies goed, te hard of te zacht? Wat vind jij wenselijk en waarom?  Wat is de snelheid waarmee de docent spreekt? Is deze goed, te snel of te langzaam? Wat is voor jou wenselijk?  Wat is de toonhoogte waar de docent mee spreekt. Blijft de toonhoogte de hele presentatie gelijk of varieert deze? Vindt je dit prettig of juist niet?  Wanneer de docent praat, waarheen of naar wie kijkt de docent dan? Vind je dit een prettige manier? Hoe zou jij dit eventueel anders willen zien?  Maakt de docent veel gebaren met haar handen? Hoe ervaar jij dat? Zou jij dit ook doen? Maak een samenvatting van alle bovenstaande houdingsaspecten met als uitgangspunt wat jij een juiste houding vindt tijdens het geven van een presentatie. Bespreek dit met 2 a 3 andere student en eventueel met de docent.


38


Cohort 2011-2012


E5.VH.gev.Oefen klinische les (taaltaak) Leerdoel Theorie


De student houdt een korte presentatie. Studieboek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 Hoofdstuk 1 “Ëen presentatie geven”‟ de feedback van de mede studenten. H: overtuigen en beïnvloeden. P: Leren

Activiteit Bereid in tweetallen een presentatie voor. Werkwijze Kies een maatje waarmee je de presentatie gaat voorbereiden. Maak bij de voorbereiding gebruik van het schema wat beschreven staat in H1 van je boek; aandachtspunten ter voorbereiding van een themabijeenkomst. Suggesties presenteervorm Je kunt klassikaal een verhaal houden, je kunt de klas oefeningen laten doen, je kunt discussiëren, je kunt de intervisie methode gebruiken. Je kunt een film afspelen en een kijk opdracht erbij maken, je kunt een spel maken waarbij je studenten vragen moeten beantwoorden. Je kan een keuze maken uit de volgende onderwerpen:  PGB (Persoonsgebonden Budget)  ZZP (ZorgZwaartePakket)  WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning)  MIP  Calamiteitenplan  Bronzen, zilveren en/of gouden keurmerk Evalueer: Geef feedback over de inhoud van de presentatie: Inleiding: uitleg over het onderwerp en het doel Kern: is de opbouw logisch, duidelijk Afsluiting: samenvatting en gelegenheid tot vragen stellen. Geef feedback over de manier van presenteren Stemgebruik Houding Gebruik van materialen Werkvorm De duur van de presentatie is ongeveer 10 minuten in totaal (dus met z‟n tweeën). Variatie Voor beroepstaak B gevorderd en maatschappijleer worden presentaties gehouden. Beoordeel deze presentaties.


39


Cohort 2011-2012


E5.VH.gev.powerpoint presentatie Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Evaluatie Competentie

De student kan, met behulp van een powerpoint presentatie, een presentatie houden Module ICT en reader ICT Reader en module ICT leeropdracht 7 Beoordeling docent en medestudenten B: aansturen, K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak de opdracht en de eindopdracht van leeropdracht 7 uit de reader ICT. Werkwijze Maak de opdracht van leeropdracht 7 uit de reader ICT. Maak vervolgens de eindopdracht van leeropdracht 7 uit de reader ICT. Mail je powerpoint naar de docent en bespreek met je docent de inhoud van deze powerpoint. Plan samen met je docent een moment dat je de presentatie houdt in de klas.


40


Cohort 2011-2012


1.03H01.E6.K.gev.Standpunten verhelderen Leerdoel Theorie


De studenten kan standpunten verhelderen vanuit de optiek van het verzorgende beroep Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 3 Hoofdstuk 1 Standpunten verhelderen Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 3, Hoofdstuk 1 Standpunten verhelderen


41


Cohort 2011-2012


1.03H02.E6.K.gev.standpunten beargumenteren Leerdoel Theorie


De student kan standpunten beargumenteren vanuit de optiek van het verzorgende beroep Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg hoofdstuk “Standpunten beargumenteren” Thema 3 Hoofdstuk 3 Kijk de activiteit na met het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 3, Hoofdstuk 2 “Standpunten beargumenteren”.


42


Cohort 2011-2012


1.03H03.E6.K.gev.ethische vraagstukken Leerdoel Theorie


De student kan een standpunt innemen bij ethische vraagstukken van het verzorgende beroep Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 3 Hoofdstuk 3 “Ethische vraagstukken” Kijk de activiteit na met het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 3, Hoofdstuk 3 “Ethische vraagstukken”


43


Cohort 2011-2012


E6.VH.gev. consensusbesluiten (groepsactiviteit) (taaltaak) Leerdoel

Praktische voorbereiding

Evaluatie


De student vergadert met het team en neemt met het team besluiten. De student gaat op een constructieve manier om met verschillen van mening. Formeer een groep van 8 tot 11 personen om te discussiëren. (6 studenten vergaderen, 2 studenten observeren.) Individueel werkblad, Groepswerkblad, Observatiewerkblad, Zelfreflectieformulier. Door middel van feedback van de docent en medestudenten. Er is ook een antwoordmodel voor de oplossing van het probleem. D:Aandacht en begrip tonen. E:Samenwerken en overleggen. H:Overtuigen en beïnvloeden. F: formuleren en rapporteren M: Analyseren Q: Plannen en organiseren.

Activiteit Vergader met de groep naar aanleiding van onderstaande tekst en neem met de groep een besluit. Werkwijze: - Lees de tekst door van het Individuele werkblad - Vul je eigen keuze in bij het punt „eigen prioriteit‟. - Kies wie gaat observeren en wie gaat vergaderen. - Ga dan 30 minuten vergaderen met de groep. Neem als richtlijn het „groepswerkblad‟. - Bespreek de activiteit na met de observatoren. Neem als richtlijn het observatiewerkblad. - Bespreek met elkaar wat je hebt geleerd over jezelf, over vergaderen en probleem oplossen. - Schrijf een zelfreflectie verslag. Reflectie op competenties samenwerken en overleggen, overtuigen en beïnvloeden: 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


44


Cohort 2011-2012


E6.VH. gev.consensusbesluiten Individueel Werkblad. Je bent bemanningslid van een ruimtevaartuig, dat een reis maakt van de aarde naar de maan. Je hebt een afspraak voor een ontmoeting met een ander ruimtevaartuig, dat op jouw schip wacht op de andere kant van de maan. Tijdens de omloop om de naam kreeg je problemen met de aandrijving. Je moest landen op een plek op ongeveer 250 km van het afgesproken punt. Tijdens de landing werd het schip zwaar beschadigd. Niemand raakte gewond, maar veel materialen aan boord werden verwoest. Je maakt alleen kans op overleving als je gezelschap het andere ruimteschip weet te bereiken. Er blijken nog vijftien voorwerpen heel te zijn; de belangrijkste daarvan moeten gekozen worden voor de 250 km lange, barre reis door het rotsachtige en gloeiend hete landschap. Terwijl de overigen van de schrik bekomen, ben jij alvast, zonder met hen te overleggen, bezig de heel gebleven voorwerpen in volgorde van nuttigheid voor de reis te rangschikken. Onder „eigen prioriteiten‟ zet je een 1 bij het belangrijkste voorwerp, een 2 bij het daarop volgende, enzovoort, tot 15 bij het minst belangrijke voorwerp. Hiervoor heb je 10 minuten. Eigen prioriteit Groepsprioriteit ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. …..

Doosje lucifers Geconcentreerd voedsel 25 meter nylon touw Parachutezijde Draagbare verwarmingseenheid twee .45 pistolen kist melkpoeder maankaart zichzelf opblazend reddingsvlot magnetisch kompas 25 liter water in blikken vuurpijlen twee 50-litertanks zuurstof eerstehulpkist met oa injectienaalden op zonne-energie werkende FM-radiozender/ontvanger


….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. …..

45


Cohort 2011-2012


E6.VH. gev.consensusbesluiten Groepswerkblad Dit is een oefening in het oplossen van problemen en besluitvorming. Jouw groep moet met consensus besluiten nemen. Dat betekent dat je overeenkomt welke waardering je als groep zult geven aan elk van de vijftien voorwerpen, naar gelang je ze van belang vindt voor de voettocht. Niet elke waardering zal ieders volledige goedkeuring hebben. Probeer echter als groep die beslissingen te nemen, waarmee ieder zich in elk geval deels kan verenigen. De volgende punten kunnen je helpen consensus te bereiken:\ - Kies een discussieleider in wie de hele groep vertrouwen heeft. - Vermijd redeneren voor eigen standpunt; benader de taak op basis van logica - Verander niet van standpunt alleen om de groep een plezier te doen; Steun alleen die oplossingen die ten minste ten dele jouw goedkeuring hebben. - Beschouw verschillen in opvatting eerder als nuttig dan als belemmerend. - Vraag door tot je volledig begrijpt waarom een ander tot een waardering komt die anders is dan de jouwe. - Vermijd conflictverminderende technieken als: besluiten met meerderheid van stemmen, het nemen van gemiddelden, het sluiten van compromissen, onderhandelen enz. De groep heeft voor deze taak 30 minuten. Noteer de antwoorden van de groep onder „groepsprioriteit op het „individueel werkblad‟.


46


Cohort 2011-2012


E6.VH.gev.consensusbesluiten Observatiewerkblad Bekijk tijdens de vergadering het volgende: -

Is men geïnteresseerd in de redenering achter standpunten van anderen? Vraagt men door om daarachter te komen? Is men bereid zich te laten overtuigen? Wat doet de gespreksleider om de groep tot een consensus te brengen? Is de groep hem of haar daarbij behulpzaam? De competenties Samenwerken en overleggen, Overtuigen en beïnvloeden staan centraal in deze oefening. Zeg over alle personen iets t.a.v deze competenties. Spreek geen oordeel uit zoals „je deed het goed of fout‟. Geef aan wat je zag gebeuren t.a.v. deze competenties. Bijvoorbeeld: Ik hoorde dat je harder ging praten om je iemand te overtuigen, Ik zag dat je te terugtrok uit de vergadering zodat overleg met jou niet meer mogelijk was.


47


Cohort 2011-2012


E6.VH.gev.standpunt ethische vraagstukken (taaltaak) Leerdoel Theorie


De student kan een bijdrage leveren aan de vorming van standpunten inzake ethische vraagstukken Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 3 Hoofdstuk 3 “Ëthische vraagstukken” Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht J: formuleren en rapporteren H: overtuigen en beïnvloeden.

Activiteit Maak in een groepje van 4 personen de samenwerkingsopdracht van thema 3, Hoofdstuk 3 “ethische vraagstukken”.


48


Cohort 2011-2012


E6.VH.gev.standpunten beargumenteren (taaltaak) Leerdoel Theorie


De student kan standpunten beargumenteren vanuit de optiek van het verzorgende beroep Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 2 hoofdstuk 2 “standpunten beargumenteren”‟ Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht D: aandacht en begrip tonen. J: formuleren en rapporteren H: overtuigen en beïnvloeden

Activiteit Maak in een groepje van 3 personen de samenwerkingsopdracht van thema 2, hoofdstuk 2 “standpunten beargumenteren”‟


49


Cohort 2011-2012


E6.VH.gev.standpunten verhelderen (taaltaak) Leerdoel Theorie


De student kan standpunten verhelderen vanuit de optiek van het verzorgende beroep Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 3, Hoofdstuk 1 “standpunten verhelderen”‟ Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht J:Formuleren en rapporteren H: Overtuigen en beïnvloeden.

Activiteit Maak in een groepje van 5 personen de samenwerkingsopdracht uit het Boek deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg, Thema 3 Hoofdstuk 1


50


Cohort 2011-2012


E6.VH.notuleren van een vergadering (taaltaak) Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie


De student kan een vergadering notuleren. Pen en papier om te notuleren, groepje maken van 5 personen Reader Notuleren School Met elkaar beslissen of de notulen goed weergeeft wat is besproken in de vergadering. De notulen van de eerste vergadering wordt doorgenomen met de docent. Vakdeskundigheid toepassen, Analyseren, presenteren

Activiteit Ga met elkaar vergaderen aan de hand van onderstaande gegevens. Het gaat om het notuleren van de vergadering dus wijs 2 personen aan die dat gaan doen. Werkwijze: Maak een groepje van plusminus 6 mensen. Beleg een vergadering. Bespreek met elkaar het onderwerp van de vergadering. Kies uit de volgende onderwerpen: Het programma van de volgende schooldag: welke wensen heeft iedereen en hoe ga je de dag samenstellen? Regels die gehanteerd worden op school bv niet eten en drinken in de lokalen, op tijd komen in de lessen: hoe worden de regels gehanteerd en welke acties kun je inzetten om dat te verbeteren? Jullie ervaringen in de praktijk met begeleid worden. Hoe gaat dat? Ben je tevreden? Wat wil je verbeteren? Overleg met elkaar wie de rol van voorzitter en notulist heeft. De notulist doet niet mee aan de vergadering zodat deze zo objectief mogelijk kan notuleren. Nodig de docent bij de eerste vergadering uit om mee te luisteren zodat er later feedback gegeven kan worden op de notulen. Ga nu de vergadering starten. Vergader ongeveer 10 minuten. Daarna gaan twee anderen notuleren en start je weer een vergadering maar dan met een ander punt van discussie. Dit herhaal je voor een derde keer zodat iedereen een keer een vergadering heeft kunnen notuleren. Evaluatie: Een week later heeft iedereen de notulen uitgewerkt. Neem deze mee naar school en kopieer deze zodat iedereen het kan lezen. Kijk de notulen na en geef feedback aan elkaar. Laat de notulen van de eerste vergadering lezen aan de docent en vraag feedback. Reflectie op competentie analyseren:  Wat vond je moeilijk wat betreft het analyseren van de gegevens? Vond je het moeilijk te bepalen wat in de notulen beschreven moest worden? Motiveer je antwoord.  Wat vond je makkelijk wat betreft analyseren? Waardoor werd dat veroorzaakt? Motiveer je antwoord.  Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties?  Wat zou je nog meer willen leren?


51


Cohort 2011-2012


E6.VH.start.samenwerkingsopdracht Tandem Leerdoel Praktische voorbereiding

Theorie Locatie Evaluatie


Studenten komen doormiddel van samenwerken tot een gezamenlijk product. Lokalen (2) reserveren en een klein kamertje voor overleg, Flappen met hokjes, Stiften/kleurpotloden,Tijdschriften, Lijm Scharen, Liniaal en potloden, 6 blanco A4 vellen 3 uur de tijd hebben voor deze activiteit. Reader samenwerken en overleggen 2 klaslokalen Aan het einde worden de twee tekenhelften aan elkaar gekoppeld en vindt de bespreking over het samenwerken plaats. Samenwerken en overleggen, leren, analyseren, overtuigen en beïnvloeden, plannen en organiseren, omgaan met verandering en aanpassen.

Activiteit 2 groepen tekenen onafhankelijk van elkaar de helft van een tandem op een flap. Na afloop van de oefening worden de beide flappen naast elkaar gehangen en is het een complete tekening met een tandem geworden. Werkwijze:  Iedere groep kiest een vertegenwoordiger, die het woord voert voor de groep  De groepen mogen zelf geen contact met elkaar hebben  De groepsvertegenwoordiger mag 3 maal 10 minuten overleggen met de andere groepsvertegenwoordiger (tijdens dit overleg is de docent aanwezig om te observeren hoe het proces verloopt)  Dit overleg gebeurt op een andere plek dan waar de 2 groepen zitten. De groepsvertegenwoordiger is dus 3 maal een tijdje weg uit de groep voor overleg.  De tekening mag niet meegenomen worden voor het overleg.  Wel mogen er op een blaadje aantekeningen worden gemaakt die mee terug gaan naar de groep, en de groepsvertegenwoordiger mag op dat blaadje ook de vragen van de groep opschrijven die van belang zijn tijdens het overleg.  De groepsvertegenwoordigers hebben beide het recht om een overleg aan te vragen bij de ander. Dit verzoek verloopt via de docent. De docent loopt steeds heen en weer tussen de 2 groepen en bewaakt het proces en zorgt dat het overleg tussen de groepsvertegenwoordigers tot stand komt. Groep 1: Tekent de voorkant van de tandem  Met vader aan het stuur  Met achtergrond, dus het landschap waarin de familie fietst, moet ingevuld worden Groep 2: Tekent de achterkant van de tandem  Met moeder op de fiets en een kind op de bagagedrager,  Ook deze groep tekent of plakt het landschap in de achtergrond

Aan het einde worden de twee tekenhelften aan elkaar gekoppeld en vindt de bespreking over het samenwerken plaats. Als laatste wordt er door iedereen een reflectie geschreven over het proces van samenwerken tijdens deze opdracht.


52


Cohort 2011-2012


Daarin dienen de volgende vragen beantwoord te worden:        

Hoe dacht je vooraf dat de samenwerking zou verlopen toen het groepje gevormd was? Wie nam de leiding en hoe vond je dat die persoon dat deed? Kun je dat ook uit de theorie beargumenteren? Hebben anderen jou kunnen overtuigen of beïnvloeden in je keuzes of andersom? In hoeverre moest je je aanpassen aan de wensen van anderen? Welk gevoel riep dat bij je op? Wat heb je met dat gevoel gedaan? Wat leert dat jou? Wat heb je van deze opdracht geleerd, met andere woorden, wat is er aan je eigen gedrag en gevoel opgevallen wat je nog niet wist?

Deze reflectie laat je lezen aan de docent. De docent voorziet je reflectie van feedback of bespreekt de reflectie met je.


53


Cohort 2011-2012


E6.VH.start.samenwerkinsopdracht rietjes Leerdoel Praktische voorbereiding

Theorie Locatie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De studenten komen doormiddel van samenwerken tot een gezamenlijk product. Lokaal reserveren, plakband, scharen, 100 rietjes per groep, nietmachine, kartonnen plaat van 50 bij 50 cm. 2 uur de tijd hebben voor deze activiteit. 2 of 3 groepen van 6 tot 8 personen in dezelfde ruimte. Reader samenwerken en overleggen klaslokaal Aan het eind worden het proces en product besproken samen met de docent en observatoren. Samenwerken en overleggen, leren, analyseren, overtuigen en beïnvloeden, plannen en organiseren, omgaan met verandering en aanpassen.

Activiteit De groepen bouwen in een uur tijd een toren van rietjes waarbij zij zich aan criteria moeten houden: Het bouwwerk moet mooi, hoog en stevig zijn. Ook moet iedereen van de groep het idee hebben bouwer te zijn van de toren. Werkwijze:  Formeer 2 of 3 groepen van 6 tot 8 personen. 4 tot 6 personen uit de groep gaan aan de slag met de rietjes, de andere twee zijn observanten.  Maak de ruimte klaar om de activiteit uit te voeren: twee of drie groepen van 4 tafels en 4/6 stoelen creëren. Twee stoelen voor de observanten staan erbuiten.  Pak alle benodigde spullen: een karton, 100 rietjes in verschillende kleuren, plakband en nietmachine en een schaar.  Beide groepen starten tegelijk met het bouwen van de toren. Schrijf de criteria op het bord: de toren moet mooi zijn, hoog en stevig. Iedereen van de groep moet het idee hebben dat zij bouwer zijn van de toren.  Na een uur moet het bouwen stoppen. De docent waarschuwt een kwartier voor tijd en daarna elke vijf minuten dat de tijd bijna om is.  Bespreek daarna het proces en het product na aan de hand van de observaties en onderstaande vragen: Welke toren is het mooist, hoogst of stevigst? (iedereen) Wat viel op tijdens het proces ten aanzien van de rol die de iedereen speelde. (observanten) Wat dacht en voelde je tijdens het bouwen? (bouwers) Welk effect heeft dat gehad op je gedrag? (bouwers) Wat is belangrijk om te komen tot een goed product? (iedereen) Maak van het laatste antwoord een lijstje. Als laatste wordt er door iedereen een reflectie geschreven over het proces van samenwerken tijdens deze opdracht. Daarin dienen de volgende vragen beantwoord te worden: 1. Hoe dacht je vooraf dat de samenwerking zou verlopen toen het groepje gevormd was? 2. Wie nam de leiding en hoe vond je dat die persoon dat deed? Kun je dat ook uit de theorie beargumenteren? 3. Hebben anderen jou kunnen overtuigen of beïnvloeden in je keuzes of andersom? 4. In hoeverre moest je je aanpassen aan de wensen van anderen?


54


5. 6. 7. 8.

Cohort 2011-2012


Welk gevoel riep dat bij je op? Wat heb je met dat gevoel gedaan? Wat leert dat jou? Wat heb je van deze opdracht geleerd, met andere woorden, wat is er aan je eigen gedrag en gevoel opgevallen wat je nog niet wist?

Deze reflectie laat je lezen aan de docent. De docent voorziet je reflectie van feedback of bespreekt de reflectie met je.


55


Cohort 2011-2012


1.01H01.E7.K.gev.Vakliteratuur Leerdoel Theorie


De student benoemt waarom vakliteratuur belangrijk is voor het bevorderen van kwaliteit. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 1 „vakliteratuur‟ Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 6 Hoofdstuk 1 “knelpunten in de zorgverlening”


56


Cohort 2011-2012


1.01H02.E7.K.gev.Bijscholingen Leerdoel Theorie


De student geeft aan waarom bijscholingen bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 2 Bijscholingen Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 2 Bijscholingen


57


Cohort 2011-2012


1.01H03.E7.K.gev.Themabijeenkomsten Leerdoel Theorie


De student geeft aan waarom themabijeenkomsten bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 3 themabijeenkomsten Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk1 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 3 themabijeenkomsten


58


Cohort 2011-2012


1.01H04.E7.K.gev.Intercollegiale bijeenkomsten Leerdoel Theorie


De student geeft aan waarom intercollegiale bijeenkomsten bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 4 intercollegiale bijeenkomsten Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk1 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 4 intercollegiale bijeenkomsten


59


Cohort 2011-2012


1.01H05.E7.K.gev.Zelfreflectie Leerdoel Theorie


De student geeft aan waarom zelfreflectie bijdraagt aan de kwaliteit van zorg. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 5 zelfreflectie Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk1 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 1 Hoofdstuk 5 zelfreflectie


60


Cohort 2011-2012


1.04H03.E7.K.gev.Ontwikkelingen in het beroep Leerdoel Theorie


De student geeft aan wat ontwikkelingen zijn binnen het beroep van verzorgende Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 4 Hoofdstuk 3 Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk1 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 4 Hoofdstuk 3 Ontwikkelingen in het beroep.


61


Cohort 2011-2012


1.04H04.E7.K.gev.beroepsorganisaties en vakbonden Leerdoel Theorie


De student geeft aan wat beroepsorganisaties en vakbonden bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 4 Hoofdstuk 4 Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk1 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 4 Hoofdstuk 4 beroepsorganisaties en vakbonden


62


Cohort 2011-2012


1.06H01.E7.K.gev.knelpunten in de zorgverlening Leerdoel

Theorie


De student kan materiële en immateriële knelpunten signaleren op het gebied op het gebied van de zorgverlening Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 6 Hoofdstuk 1 “knelpunten in de zorgverlening” Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: Vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1, 2 en 3 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 6 Hoofdstuk 1 “knelpunten in de zorgverlening”


63


Cohort 2011-2012


1.06H02.E7.K.gev.knelpunten in de zorgverlening oplossen Leerdoel

Theorie


De student kan materiële en immateriële knelpunten signaleren op het gebied op het gebied van de zorgverlening Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg. Thema 6 Hoofdstuk 2 “knelpunten in de zorgverlening oplossen” Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1, 2 en 3 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg. Thema 6 Hoofdstuk 2 “knelpunten in de zorgverlening oplossen”


64


Cohort 2011-2012


1.09H01.E7.K.gev.knelpunten in het werkklimaat Leerdoel Theorie


De student kan materiële en immateriële knelpunten signaleren op het gebied van het werkklimaat Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 1 “knelpunten in het werkklimaat” Kijk de activiteit na aan de hand van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1en 2 en de kennisopdracht van het Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 1 “knelpunten in het werkklimaat”


65


Cohort 2011-2012


1.09H02.E7.K.gev.knelpunten oplossen Leerdoel Theorie


De student kan initiatieven nemen om knelpunten op te lossen op het gebied van het werkklimaat Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 2 ‟Knelpunten oplossen‟ Kijk de activiteit na met het antwoordmodel K: vakdeskundigheid oplossen.

Activiteit Maak praktijk 1en 2 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 2 ‟Knelpunten oplossen‟


66


Cohort 2011-2012


2.03H01.E7.K.gev.Een tijdplanning maken Leerdoel Theorie


De student kan een tijdplanning maken Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 1 Een tijdplanning maken Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak praktijk 1, 2 en 3 en de kennisopdracht van het Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren. Thema 3 Hoofdstuk 1 Een tijdplanning maken


67


Cohort 2011-2012


2.03H02.E7.K.gev.Rekening houden met het zorgplan Leerdoel Theorie


De student kan een werkplanning maken Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 2 “Rekening houden met het zorgplan” Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak praktijk 1 en de kennisopdracht van Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 2 “Rekening houden met het zorgplan”


68


Cohort 2011-2012


2.03H03.E7.K.gev.prioriteiten stellen Leerdoel Theorie


De student kan prioriteiten stellen Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 3 “Prioriteiten stellen” Kijk je activiteit na met behulp van het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen

Activiteit Maak praktijk 1 en 2 en de kennisopdracht van Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 3 “Prioriteiten stellen”


69


Cohort 2011-2012


2.11H01.E7.K.gev.Klachten van zorgvragers Leerdoel Theorie


De student kan klachten van zorgvragers en naasten benutten bij de verbetering van de kwaliteitszorg Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 11 Hoofdstuk 1 “Klachten van zorgvragers” Kijk de activiteit na adhv het antwoordmodel K: vakdeskundigheid toepassen.

Activiteit Maak praktijk 1, 2 en 3 en de kennisopdracht van Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 11 Hoofdstuk 1 “Klachten van zorgvragers”


70


Cohort 2011-2012


E7.K.gev kwaliteitswetten Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student kan aangeven welke wet van kracht is bij uitspraken ten aanzien van het werk van verzorgende. Internet Door middel van antwoordmodel en de reflectie vragen. S: Kwaliteit leveren

Activiteit Noem de wet die hoort bij de volgende zinnen. Kies uit: Wet Big, WGBO, Kwaliteitswet Zorginstellingen. Werkwijze: zoek op internet naar informatie over: de Wet Big : www.hulpgids.nl klik op wettelijke regelingen. de wet geneeskundige behandel overeenkomst http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/zorg-en-gezondheid/kwaliteit-zorg-enpatientenrecht/rechten-en-plichten-patient/hoe-zijn-de-rechten-en-plichten-van-de-artsen-de-patient-geregeld.html of ook op www.hulpgids.nl bij wettelijke regelingen. de kwaliteitswet zorginstellingen. http://www.hulpgids.nl/index.php?mid=1085 Lees deze info goed door en maak een korte samenvatting van de hoofdpunten. Lees daarna de zinnen door en geef aan onder welke wet de uitspraak valt. Reflectie op deze activiteit: Wat vind jij ervan dat al deze zaken in een wet zijn geregeld? Merk je in de praktijk iets van deze wetten? Was jij je ervan bewust dat deze wetten invloed hebben op je dagelijkse werk? In hoeverre beïnvloeden deze wetten jouw werk? Uitspraken: 1 Een Viger moet een bijscholing doen om sondevoeding te geven via een maagsonde. 2 Een zorgvrager wil weten welke mogelijkheden er nog meer zijn voor een bepaalde behandeling. 3 Op een afdeling wordt een sterkte-zwakte analyse gedaan om de zorg te verbeteren. 4 In een opname gesprek wordt er naar een eerste en tweede contact persoon gevraagd. 5 De buurvrouw van een bewoner van jouw afdeling wil weten hoe een bepaald onderzoek is verlopen, je geeft haar deze informatie niet. 6 Een zorgvrager wil graag in zijn dossier kijken. 7 Een arts geeft je de opdracht om 40 E van een lang werkende insuline te geven. 8 Je collega geeft door aan jou dat een zorgvrager een slaapmedicament mag hebben. Je geeft deze medicatie niet. 9 De inspectie bezoekt het huis waar jij werkt. Er wordt gecontroleerd op het aanwezig zijn van zorgplannen en/of patiënten dossiers. 10 Het verpleeghuis waar jij werkt stelt normen op waaraan goede zorg moet voldoen.


71


Cohort 2011-2012


E7.K.gev. Een klacht effectief behandelen Leerdoel Theorie


De student kan vragen beantwoorden over een tekst die gaat over klachten afhandelen. VIA handboek deel 4 hoofdstuk 2, Boek Agressie en teleurstellingen uit de „zo mooi anders in de zorg‟ serie. (in mediatheek) Door middel van antwoordmodel en de reflectie vragen. S: Kwaliteit leveren

Activiteit Lees onderstaande tekst en beantwoord daarna de vragen. Gebruik de boeken daarbij als naslagwerk. Tom de Groot is en zorgvrager op de revalidatieafdeling waar jij werkt. Hij klaagt steen en been over het eten. Hij vindt het tijdstip van eten niet goed, de kwaliteit van het eten laat te wensen over en hij vindt het ook niet fijn met andere zorgvragers te moeten eten. Hij wordt kwaad en begint tegen je uit te varen. Hij is niet gewend naar te luisteren naar wat anderen zeggen. Als iets hem niet zint, laat hij dat op een vervelende, soms dreigende manier weten. Hij formuleert zijn klacht in de vorm van een bedreiging: „als je nu niet zorgt dat het eten verbetert sta ik niet meer voor mezelf in…‟. 1 Waarom is het beter niet in discussie te gaan met een agressief iemand? 2 Waarom is het goed om tot op zekere hoogte mee te gaan met iemand die agressief is? 3 Hoe kun je het beste reageren op iemand die agressief dreigt te worden? Je probeert in gesprek te komen met Tom maar hij blijft maar zijn verhaal herhalen en luistert niet naar wat jij zegt. 4 Hoe kun je het beste reageren op iemand die telkens hetzelfde verhaal ophangt? Motiveer je antwoord. Op dezelfde afdeling verblijft ook meneer van Dam. Hij komt ook met een klacht over de krant die weer niet bezorgd is. Hij is heel erg beleefd. Overbeleefd zelfs. Hij zwakt zijn klacht tijdens het uitspreken ervan af door excuses te maken voor zijn klagen: “ik wil niet vervelend zijn maar….‟ 5 Hoe kun je het beste reageren op iemand die overbeleefd is? Motiveer je antwoord. Ook mevrouw Da Silva heeft een klacht over de temperatuur van de afdeling. Zij spreekt erg slecht Nederlands. Je kunt met veel moeite uitpuzzelen waar zij het over heeft. Daarna is het moeilijk erover te praten. 6 Hoe kun je het beste reageren op iemand die de taal niet goed begrijpt? Reflectie op competentie kwaliteit leveren: 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


72


Cohort 2011-2012


E7.K.gev. interview voorbereiden (taaltaak) Leerdoel

De student kan vragen maken om een interview af te nemen bij een leidinggevende.

Praktische voorbereiding Theorie

VIA handboek. Voor hoofdstukken zie werkboek. VIA handboek. Ook het boek interactie in beroepssituaties kan als naslagwerk worden gebruikt. Door middel van feedback van een medestudent. J: formuleren en rapporteren S: Kwaliteit leveren


Activiteit Om kwaliteit te kunnen leveren is het nodig informatie te verzamelen. Een van de manieren is het stellen van vragen in een interview. Bereid vragen voor om een interview af te nemen bij de leidinggevende van jouw afdeling over leiderschapstijlen. (zie bladzijde 78,79 en 80 van het VIA handboek BBL) Variatie: Je kunt de vragen ook stellen aan iemand die een leidinggevende functie heeft in een andere werksetting. Werkwijze: 1. lees de tekst in het VIA Handboek bladzijde 78,79 en 80. 2. Bedenk wie je gaat interviewen. 3. Houd rekening met het onderwerp voor je interview. Bedenk vragen waarbij je let op de volgende punten: 1. Vraag naar de leiderschapstijl van de geïnterviewde. Indien jouw gesprekspartner niets van dit onderwerp afweet, moet je een manier bedenken om de verschillende leiderschapstijlen kort en krachtig toe te lichten. 2. Vraag naar het effect van de eigen leiderschapstijl op de medewerkers. 3. Vraag naar het type gesprekken dat de leidinggevende met medewerkers aangaat. 4. Vraag wat de leidinggevende lastig vindt in het voeren van gesprekken met medewerkers 5. Bedenk een relevant ander onderwerp dat je kaan kunt snijden. 6. Stel minimaal 10 vragen. 4. Werk de vragen in klad uit. 5. Bespreek nu met een medestudent je vragen en vraag feedback. Probeer ze uit: Kan jouw medestudent de vragen beantwoorden? 6. Stel je vragen bij en werk netjes uit. 7. Zoek de praktijkactiviteit die hierbij hoort en voer deze uit in de praktijk. Reflectie op competentie kwaliteit leveren: 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4. Wat zou je nog meer willen leren?


73


Cohort 2011-2012


E7.K.gev.beroepscodequiz Leerdoel

De student test zijn of haar kennis over de beroepscode

Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

www.google.nl -> www.abvacabofnv.nl Met het antwoordmodel S: Kwaliteit leveren

Activiteit Beantwoord de vragen over de beroepscode. Werkwijze Ga naar www.google.nl en zoek op beroepscode verzorgende. Klik aan waar www.abvacobofnv.nl onder staat. Lees de beroepscode door Beantwoord nu de vragen van de quiz en kijk deze na met het antwoord model. Beroepscodequiz Vragen 1 De verzorgende is persoonlijk verantwoordelijk voor de manier waarop zij haar taak vervult. Dit betekent dat: A Ze goed moet weten wat ze wel of wat ze niet kan en mag doen B Ze zo weinig mogelijk hulp moet vragen aan een collega of leidinggevende. C Zij haar tijd bij de cliënten zelf kan indelen. D Je om klachten te voorkomen, het beste tegemoet kunt komen aan alle wensen van de cliënten. 2 In de beroepscode voor verzorgenden: A staan protocollen voor het gedrag B Staan de regels die bedoeld zijn om je collega te kunnen beoordelen C Staan afspraken met betrekking tot de beroepshouding die van een verzorgende verwacht wordt tijdens het werk. D Beschrijft het gedrag van de verzorgende 3 Als helpende of verzorgende hoef je een cliënt niet te helpen wanneer: A je deze cliënt niet kan verstaan omdat hij een andere taal spreekt B je je niet veilig voelt om je bedreigd wordt C er heel veel bezoek is D je steeds ruzie krijgt. 4 In de beroepscode voor verzorgenden staat dat de verzorgende de zorgvrager moet informeren over de rechten die hij heeft. Dit betekent dat: A je de zorgvrager dagelijks moet wijzen op het recht om een klacht in te kunnen dienen B Je de zorgvrager de mogelijkheid geeft altijd zijn dossier in te kijken. C je al zijn wensen uitvoert, want daar heeft hij als zorgvrager recht op. D je dagelijks aan de zorgvrager moet vragen of hij tevreden is met de gegeven zorg. 5 Als verzorgende ben je persoonlik verantwoordelijk voor de manier waarop je je taak vervult: A Nee, dat is de directeur of anders de manager B Ja, want als iets mis gaat ben je daarvoor verzekerd. C Natuurlijk ben je dat, je bent professional. D Nee, dat ben je samen met je team.


74


Cohort 2011-2012


6 Het afdelingshoofd vraagt aan een gediplomeerd helpende of zij insuline, per injectie, wil toedienen aan een bewoner: A dit mag als het afdelingshoofd de helpende bekwaam vindt B dit mag als de behandelend arts de helpende bekwaam vindt C als helpende kun je daar zelf de verantwoordelijkheid voor nemen. D Dit mag niet. 7 Welke regel staat in de beroepscode? A De verzorgende moet instemming krijgen van de zorgvrager voordat ze zorg mag geven. B de zorgvrager hoeft geen rekening te houden met de privacy van de helpende of verzorgende C de verzorgende mag bij wijze van uitzondering naar een feest van de zorgvrager als de teammanager dit goed vindt. D dat de zorg vanuit de vraag van de zorgvrager benaderd moet worden. 8 Als verzorgende stel je in de zorgverlening de belangen van de zorgvrager centraal. A Nee, de bewoners zijn zo blij dat de verzorgende komt, zij is daarom altijd het stralende middelpunt. B Ja, zij werkt vraaggericht, dus het is logisch dat zij op alle wensen van de zorgvrager een reactie geeft. C Ja, maar alles wat de zorgvrager zelf kan, moet hij ook zelf doen. D Nee, als een verzorgende dat doet werkt ze niet professioneel.

Reflectie op competentie kwaliteit leveren: 1. Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2. Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3. Wat heb je geleerd met betrekking tot de competentie? 4. Wat zou je nog meer willen leren?

9 In een teamoverleg wordt een bewoner besproken. A Dit mag alleen als de bewoner weet dat hij ter sprake kan komen in een teamoverleg. B Dit mag alleen als de verzorgende iedere keer voordat zij iemand wil bespreken toestemming vraagt C Dit mag alleen als zij geen namen noemt D Nee, dit mag niet. 10 De verzorgende is verplicht te zwijgen over al hetgeen als geheim te harer kennis is gekomen of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen. Dit houdt in dat: A je de privacy van de cliënt niet moet schaden. B je zo weinig mogelijk opschrijft in het zorgdossier C Als je iets vertelt, je moet weten wat dat betekent voor de zorgvrager D Als je getrouwd bent, je wel over de zorgvrager kunt spreken met je partner wanneer deze de zorgvrager niet kent. 11 In de beroepscode staat dat de helpende of verzorgende mede verantwoordelijk is voor een goed werksfeer. Hieraan kan ze meewerken door: A Alleen als het je goed uitkomt de dienst over te nemen als een collega dit vraagt. B Open te staan voor feedback C zonder overleg vakantie te plannen D altijd op te komen voor je belangen.


75


Cohort 2011-2012


12 De verzorgende respecteert de opvatting en deskundigheid van collega’s en anderen die bij de zorgverlening betrokken zijn. Dit betekent dat: A je wel met de cliënt over je collega‟s mag praten. Hoe kun je anders de kwaliteit van zorg bewaken B als een cliënt klaagt over zijn huisarts (en je kunt hem geen ongelijk geven), je tegen deze cliënt kun zeggen dat hij groot gelijk heeft. C Je sowieso niet te veel met cliënten moet praten. Dat doen ze tegenwoordig maar en dat kost veel te veel tijd. D je als je het niet eens bent met een collega, dit eerst met deze collega bespreekt. 13 In de beroepscode staat dat de verzorgende: A niet mag staken B wel stiptheidsacties mag uitvoeren. C de zorgvrager nooit de dupe mag worden van stiptheidsacties of stakingen. D allen mag staken als ze lid is van een beroepsvereniging die achter deze staking staat. 14 Dat een verzorgende haar vakliteratuur bijhoudt is belangrijk omdat: A Zij dan mee kan praten met collega‟s B het een manier is om op de hoogt te blijven van nieuwe ontwikkelingen C het geïnteresseerd staat. D het voorkomt dat ze bijscholingen moet volgen. 15 Een cliënt met wroeging over het feit dat hij vreemd ging, vraagt jou dit te melden aan zijn echtgenoot. Ben je dit vervolgens verplicht? A Ja, de cliënt ontslaat je immers met dit verzoek van je zwijgplicht B Ja, mits jouw leidinggevende eerst hierover is geïnformeerd. C alleen als zijn echtgenoot het aan jou vraagt, je mag namelijk nooit liegen D nee, de verzorgende mag hierin zelf een afweging maken.


76


Cohort 2011-2012


E7.T6.K.gev. interviewen Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student kan vragen beantwoorden over het onderwerp interviewen. Het VIA handboek. Ook het boek interactie in beroepssituaties kan als naslagwerk worden gebruikt. Door middel van antwoordmodel en de reflectie vragen. S: Kwaliteit leveren

Activiteit Om kwaliteit te kunnen leveren is het nodig informatie te verzamelen. Een van de manieren is het stellen van vragen in een interview. Beantwoord de volgende vragen over het afnemen van een interview. Vragen  Wat is het verschil tussen een suggestieve en een impertinente vraag? Geef van beide een voorbeeld.  Waarom is het handig veel open vragen te stellen?  Wat is het nut van het stellen van een controlevraag?  Wanneer is het belangrijk aanvullende vragen te stellen?  Wat is het verschil tussen formele en informele gesprekken met een leidinggevende?  Waarom moet je het brengen van slecht nieuws niet te lang uitstellen?  Wat is actief luisteren? Hoe doe je dat tijdens het interview? Reflectie op competentie samenwerken en overleggen:  Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord.  Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord.  Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties?  Wat zou je nog meer willen leren?


77


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev. oplossen van knelpunten Leerdoel Theorie


De student kan initiatieven nemen om knelpunten in de zorgverlening op te lossen Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Hoofdstuk 2 “knelpunten in de zorgverlening oplossen” Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht M Analyseren

Activiteit Maak in een groepje van 4 personen de samenwerkingsopdracht van het Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Hoofdstuk 2 “knelpunten in de zorgverlening oplossen”


78


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev.Discussie over knelpunten in de zorgverlening Leerdoel Theorie


De student kan materiële en immateriële knelpunten signaleren op het gebied van de zorgverlening Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg. Thema 6 Hoofdstuk 1 „‟ knelpunten in de zorgverlening‟‟ Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen H overtuigen en beinvloeden M Analyseren

Activiteit Maak in een groepje van 4 personen de samenwerkingsopdracht van het Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg.Thema 6 Hoofdstuk 1 „‟ knelpunten in de zorgverlening‟‟ Variatie Doe deze opdracht individueel. Geef je mening over de stellingen.


79


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev.elektronisch patiënten dossier Leerdoel Theorie Locatie Evaluatie Competentie

De student verwoord hoe een elektronisch patiënten dossier eruit kan zien. Reader leeropdracht 6 OLC. Je hebt het programma Carevieuw nodig. Dit is op de computers van het OLC geïnstalleerd. Beoordeling docent S: kwaliteit leveren.

Activiteit Maak leeropdracht 6 uit de reader ICT.


80


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev.knelpunten in het werkklimaat Leerdoel Theorie


De student kan knelpunten signaleren in de zorg tijdens een activtiteit. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 1 “‟knelpunten in het werkklimaat‟‟ Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht S Kwaliteit leveren

Activiteit Maak in een groepje van 5 personen de samenwerkingsopdracht van het Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 1 “‟knelpunten in het werkklimaat‟‟ Variatie Werk de knelpunten individueel uit en vergelijk deze met een medestudent.


81


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev.knelpunten school Leerdoel Theorie


De student kan knelpunten in het werkklimaat van school benoemen en oplossen. Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 2 “‟knelpunten oplossen”‟ Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht S Kwaliteit leveren

Activiteit Maak in een groepje van 8 tot 10 personen de samenwerkingsopdracht van het Boek Deskundigheid, professionalisering en kwaliteitszorg Thema 9 Hoofdstuk 2 “‟knelpunten oplossen”‟


82


Cohort 2011-2012


E7.VH.gev.maken van een tijdplanning Leerdoel Theorie

Locatie Evaluatie Ondersteuning voor de Competenties

De student kan een tijdsplanning maken Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 1“Een tijdplanning maken” Theorielokaal Zie de evaluatie bij de samenwerkingsopdracht Q Plannen en organiseren

Activiteit Maak in een groepje van 4 personen de samenwerkingsopdracht van Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 3 Hoofdstuk 1“Een tijdplanning maken”


83


Cohort 2011-2012


E7.K.start.nieuwsberichten (Taaltaak niveau 3F) Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student kan vragen beantwoorden over een tekst. De student kan tekst verklaren. VIA werkboek B2 BBL, blz 139. Dit boek is te krijgen in de mediatheek of vraag aan je docent. Door middel van het antwoordmodel en de reflectie vragen. Formuleren en rapporteren

Activiteit Lees de nieuwsberichten op blz 139 en 140 van het VIA werkboek en maak de vragen onder de nieuwsberichten.

Reflectie op competentie Formuleren en rapporteren: 1 Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2 Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3 Wat heb je geleerd met betrekking tot de competentie? 4 Wat zou je nog meer willen leren?


84


Cohort 2011-2012


E7.K.start.rapportage schrijven BOL Leerdoel Theorie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student kan vragen beantwoorden over een tekst. De student kan tekst verklaren en een samenvatting maken VIA werkboek B2 zorg en welzijn, blz 48. Dit boek heb je zelf of je kunt het vinden in de mediatheek. Door middel van het antwoordmodel en de reflectie vragen. Formuleren en rapporteren

Activiteit Lees de tekst op blz 48 en 49 van het VIA werkboek B2 zorg en welzijn en maak de vragen bij de tekst „laaggeletterdheid in Nederland‟. Maak nu een samenvatting van de tekst. Werkwijze: Lees de tekst goed door en beantwoord de vragen Maak een samenvatting van de tekst. Let erop dat je de samenvatting uit minimaal 5 kernzinnen bestaat. Maak de samenvatting niet groter dan 10 zinnen. Lees de samenvatting voor aan een mede student. Vraag nu of zij/hij in eigen woorden wil vertellen waar de tekst over ging. Evaluatie vragen: Klopte het verhaal wat je medeleerling jou vertelde? Wat klopte wel en wat klopte niet? Wat kun je aan de samenvatting veranderen zodat de tekst klopt met de hoofdtekst?

Reflectie op competentie Formuleren en rapporteren:  Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord.  Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord.  Wat heb je geleerd met betrekking tot de competentie?  Wat zou je nog meer willen leren?


85


Cohort 2011-2012


E7.start.bijsluiter lezen. (Taaltaak niveau 3F) Leerdoel

De student kan een bijsluiter lezen en daar vragen over beantwoorden. De student kan de tekst verklaren op het 3F niveau.

Theorie

VIA werkboek BBL cursorische deel, opdracht 1.8. Dit boek staat in de mediatheek of is op te vragen bij je docent. Door middel van het antwoord model en reflectie vragen Formuleren en rapporteren


Activiteit Lees de bijsluiter op bladzijde 155 van het VIA werkboek BBL over Paracetamol en beantwoord de vragen.

Reflectie op competentie kwaliteit leveren: 1 Wat vond je moeilijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 2 Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Motiveer je antwoord. 3 Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties? 4 Wat zou je nog meer willen leren?


86


Cohort 2011-2012


E7.VH.start.PDCA cyclus Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Ondersteuning voor de competentie

De student gebruikt de PDCA cyclus voor het verbeteren van een situatie in de school Onderwerp kiezen samen met medestudent De PDCA-reader De school Na een week bespreek je met elkaar of je plan gewerkt heeft. Bij BBL: na drie weken bespreken Vakdeskundigheid toepassen, plannen en organiseren, kwaliteit leveren.

Activiteit Gebruik de PDCA-cyclus voor een verbetering op school Werkwijze: Lees de PDCA-reader. Maak een twee of drietal Inventariseer samen welk punt op school te verbeteren valt. Dit kan bijvoorbeeld zijn: de manier waarop met materialen en tafels en stoelen wordt omgegaan. Indeling of sfeer in de klaslokalen of het achterlaten van rommel. Eventueel regels naleven. Inventariseer eerst de gewenste situatie. Wat is je doel? Schrijf dit op. Doel: Maak daarna een plan hoe je dit doel wilt gaan halen. Werk dit plan uit op papier: Plan:............................................................................................................... Ga daarna uitvoering geven aan je plan, een week lang. Hiervoor moet je je medestudenten gaan vertellen wat je plan is. Zij moeten eraan meewerken. Gebruik je creativiteit; hoe kun je hen het beste bij je plan betrekken? Do:............................................................................... Controleer of alles volgens plan is verlopen (proces) en wat het resultaat is (product). Check:.............................................................................................................. Stel het plan bij aan de hand van het verkregen resultaat. Is dat ook het resultaat dat bedoeld werd? Act:.................................................................................................................. Reflectie op competentie kwaliteit leveren:  Wat vond je moeilijk aan het maken en uitvoeren van het plan? Vond je het moeilijk aan anderen duidelijk te maken wat je plan was en hen te motiveren het vol te houden? Motiveer je antwoord.  Wat vond je makkelijk aan deze activiteit? Waardoor werd dat veroorzaakt? Motiveer je antwoord.  Wat heb je geleerd met betrekking tot de competenties?  Wat zou je nog meer willen leren?


87

Startbekwaam

Recommend Documents