START PROMOTIEONDERZOEK NAAR DE ONLINE RISICO’S VAN HET INTERNET VOOR JONGEREN MET EEN LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING.
Mijn naam is Rogier de Groot en ik ben docent en onderzoeker aan de hogeschool Leiden. Binnen de opleiding Toegepaste Psychologie hou ik me met name bezig met het thema jeugdcriminaliteit. Ik ben ontwikkelaar en coördinator van de module Criminologie en het minorprogramma Jeugdcriminaliteit en Veiligheid. Sinds eind vorig jaar ben ik begonnen met een promotieonderzoek naar de risico’s van internetgebruik onder jongeren met een licht verstandelijke beperking. Eind juli heb ik een promotiebeurs in de wacht gesleept van het NWO, waardoor ik mijn onderzoek de komende jaren handen en voeten kan geven. Hieronder vindt u een verkorte tekst van mijn promotievoorstel. Bent u geïnteresseerd in mijn onderzoek of heeft u vragen/suggesties? U kunt mij dan gerust mailen (
[email protected]) of bellen (0638829482).
VERKORT VOORSTEL ‘ONLINE EN BEPERKT’
Nederland is koploper als het gaat om internetgebruik in Europa (TNS Opinion & Social, 2013). Met name jongeren brengen veel tijd door op het internet en halen daaruit ook het meeste rendement (Van Deursen & Van Dijk, 2012). De keerzijde van dit intensieve internetgebruik is dat ook de mogelijkheden voor slachtofferschap en daderschap toenemen. Uit een recente peiling blijkt dat 43 procent van de Nederlandse jongeren vervelende internetervaringen heeft, vooral met cyberpesten via social media (Heinen, 2014). Ook kunnen zij te maken krijgen met hacking, veilingfraude1, grooming en stalking (Domenie, Leukfeldt, Van Wilsem, Jansen & Stol, 2013). Jongeren met een licht verstandelijke beperking (hierna LVB-jongeren) lijken door hun verminderde cognitieve vermogen extra kwetsbaar (Boertjes & Lever, 2007). We spreken van een licht verstandelijke beperking als een jongere een IQ heeft tussen de 50 en 70, of tussen de 70 en 85 met bijkomende problematiek en de beperking ontstaan is voor het achttiende levensjaar (Kaal, 2013). In Nederland betreft dit naar schatting 300.000 tot 650.000 jongeren (Van Beek, 2009). Vooralsnog wordt weinig aandacht besteed aan deze groep in relatie tot hun kwetsbaarheid voor slachtofferschap en daderschap op het internet. Remco Pijpers, directeur van stichting ‘mijn kind online’ stelde in 2010 al dat LVB-jongeren die speciaal onderwijs volgen een vergeten doelgroep zijn in de voorlichting over veilig internet (Pijpers, 2010). Dit wordt bevestigd in verkennende gesprekken met sleutelpersonen van het expertisecentrum van de William Schrikkergroep (WSG). Preventieve maatregelen die worden genomen berusten grotendeels niet op wetenschappelijk onderzoek en lijken vooral voort te vloeien uit initiatieven van praktijkprofessionals en studenten (bijvoorbeeld: Dekker, Scheepers & op ‘t Veld, 2013; Prins, 2012).
Online risicogedrag Over slachtofferschap en daderschap bij jongeren in het algemeen wordt wel onderzoek gedaan. Kerstens en Stol (2012) deden onderzoek naar online slachtofferschap en daderschap onder jongeren en laten zien dat jongeren op een aantal risicogebieden problemen kunnen ondervinden, waaronder cyberpesten en veilingfraude. Deze bevindingen komen
overeen met de resultaten uit het grootschalig Europese onderzoeksproject ‘EU kids online’. (zie bijvoorbeeld Livingstone, Görzig & Ólafsson, 2011). Het model van Hasebrink, Livingstone & Haddon (2008) dat in het kader van dit project is ontwikkeld, laat zien met welk risicogedrag jongeren te maken kunnen krijgen. In dit model wordt een relatie gelegd tussen de online risicogebieden en de communicatierollen die jongeren kunnen hebben. De risicogebieden die worden beschreven zijn door Kerstens en Stol (2012) vertaald naar financieel-economische criminaliteit, seksuele activiteiten en cyberpesten. Jongeren kunnen vanuit drie rollen te maken krijgen met deze risicogebieden: als zender (actief contact maken met een ander, bijvoorbeeld door iemand te pesten), participant (een ander maakt contact met jou, je wordt bijvoorbeeld gepest) en als ontvanger (inhoud die je bekijkt online, bijvoorbeeld het bekijken van pornografisch materiaal).
LVB en online risicogedrag Vanuit onderzoek zijn aanwijzingen te vinden dat jongeren die online kwetsbaar zijn ook offline kwetsbaarheid vertonen (bijvoorbeeld: Baumgartner, 2013; Wolak, Finkelhor, Mitchell & Ybarra, 2008). Als sprake is van een relatie tussen offline en online kwetsbaarheid dan ligt het voor de hand dat dit ook voor LVB-jongeren geldt. In het ‘EU Kids Online’ rapport van Livingstone, Görzig en Òlafsson (2011) wordt in dit kader geconstateerd dat onder andere jongeren met mentale beperkingen (waar LVB-jongeren ook toe behoren) vijftien procent meer risico lopen om in problematische situaties te geraken op internet dan kinderen die deze problemen niet hebben. Hoewel nog weinig data beschikbaar is over de situaties waarin LVB-jongeren verzeild kunnen raken, geeft de praktijk genoeg voorbeelden. Een begeleider van LVBjongeren bij zorginstelling s’Heeren Loo geeft in een verkennend gesprek enkele interessante voorbeelden: “LVB-jongeren zijn makkelijk beïnvloedbaar en hierdoor kwetsbaar op het internet, bijvoorbeeld door seksuele handelingen te verrichten voor de webcam, of door te worden ingezet als ‘katvanger’2. Jongeren hebben ook moeite met maat houden op het internet. Ze kunnen tot vier uur ‘s nachts doorgaan, terwijl ze om zeven uur weer op moeten. Ook het onderhouden van sociale contacten levert problemen op. Berichten via ‘Facebook’ of ‘WhatsApp’ worden niet altijd goed begrepen waardoor over de kleinste dingen ruzie ontstaat. De begeleiding ziet maar een fractie van wat er gebeurt.” 2
Een persoon die door iemand anders wordt geronseld om bijvoorbeeld bankgegevens af te staan.
Uit de bovenstaande voorbeelden komt naar voren dat LVB-jongeren zowel als zender, participant en ontvanger in de problemen kunnen komen. Het promotieonderzoek zal moeten uitwijzen wat de aard en omvang hiervan is en hoe daarmee kan worden omgegaan. In de offline wereld lopen LVB-jongeren een verhoogd risico op zowel daderschap als slachtofferschap. Moonen en Verstegen (2006) geven aan dat een beperkte impulscontrole, een gebrekkige gewetensontwikkeling, en een beperkt vermogen om sociale informatie te verwerken belangrijke risicofactoren zijn voor crimineel gedrag. De gevoeligheid voor invloed van anderen wordt gezien als een belangrijke verklaring voor delinquent gedrag (Bexkens (2013), maar ook voor misbruik van LVB-jongeren (Diepenhorst en Hollander 2011). Uit onderzoek van Reep en Oudhof (2009) blijkt dat daders en slachtoffers overeenkomsten vertonen op factoren als zelfcontrole en levensstijl. Collot d'Escury (2007) concludeert tot slot dat slachtofferschap en daderschap onder LVBjongeren beide te maken hebben met het minder aanwezig zijn van beschermende factoren zoals goede banden met anderen en met een verminderd besef van normen en waarden.
Ingrijpen op risicofactoren De kenmerken die mogelijk samenhangen met online risicogedrag kunnen worden onderverdeeld in statische en dynamische risicofactoren. Deze tweedeling is van belang voor praktijkorganisaties omdat statische factoren lastig veranderbaar zijn, terwijl het interveniëren op dynamische factoren kan leiden tot het wegnemen van criminogene behoeften (Andrews & Bonta, 2012). Bij LVB-jongeren kun je bijvoorbeeld weinig doen aan het IQ, maar je kunt hen wel weerbaarder maken tegen groepsdruk door in te spelen op hun gevoeligheid voor anderen. Praktijkorganisaties die met de beschreven prpblematiek te maken kunnen krijgen zijn in verschillende werkvelden te vinden. Een grote concentratie LVB-jongeren is te vinden op praktijkscholen. Door de bijkomende problematiek op psychosociaal vlak zijn deze jongeren ook in de zorgsector goed vertegenwoordigd (Neijmeijer, Moerdijk, Veneberg & Muusse, 2010). Daarnaast is er een oververtegenwoordiging van LVBjongeren in het justitiele systeem (Collot D’Escury, 2007). Het onderzoek zal zich op deze uiteenlopende werkvelden richten. De bovenstaande inzichten leiden tot het model in figuur 1 waarin de samenhang wordt weergegeven tussen de online risico’s, de onderliggende risicofactoren en de aanbevelingen voor de praktijk. Daarnaast geeft het model richting aan de doelstelling en onderzoeksvragen van het promotieonderzoek.
Figuur 1: Samenhang tussen online risico’s voor LVB-jongeren, onderliggende risicofactoren en aanbevelingen voor de praktijk.
Doel- en vraagstelling Gezien het bovenstaande luidt de doelstelling van het onderzoek: Het vergroten van de wetenschappelijke kennis omtrent het thema LVBjongeren en internetgebruik teneinde praktijkorganisaties voor LVBjongeren handvatten te bieden voor de begeleiding hiervan. Tegen de achtergrond van de hiervoor gegeven theoretische uiteenzetting en het weergegeven model worden de volgende drie onderzoeksvragen gesteld: Welke ervaringen (dader- en slachtofferschap) hebben LVB-jongeren in de leeftijd van 12-19 op de online risicogebieden agressie, financieeleconomische criminaliteit, seksuele activiteiten en overtuigingen? (=gedrag in kaart brengen) Welke factoren kunnen de ervaringen van deze groep op de vier risicogebieden verklaren? (= risico- en beschermingsfactoren in kaart brengen) Hoe kan de kennis over deze ervaringen en factoren bijdragen aan de begeleiding en behandeling van jongeren met een licht verstandelijke beperking door praktijkorganisaties? (= aanbevelingen voor interventies)