Standaardisatie Inzetvoorstellen
2.01
Ter voorbereiding op de komst van de Landelijke meldkamerorganisatie
Taskforce Meldkamer- Repressie
Versie:1.0 Vastgesteld RBC 1 november 2013
Taskforce Meldkamer- Repressie
Inhoudsopgave
Pagina
1
Inleiding
4
2
Nieuwe organisatie en werkwijze van de meldkamer
5
3 3.1 3.2
Inzetbepaling brandweer in de Landelijke Meldkamer Organisatie Standaard Inzetvoorstellen Automatische aanvullingen op standaard inzetvoorstellen
8 9 10
4
Matrix voorbeelden knoppenmodel in de praktijk
11
Taskforce Meldkamer- Repressie
Colofon De Raad van brandweercommandanten heeft ter voorbereiding op de komst van de landelijke meldkamerorganisatie de stuurgroep “Vlam-B” ingesteld. De Taskforce Meldkamer- Repressie ondersteunt haar met als hoofdopdracht de standaardisatie en implementatie van inzetvoorstellen en werkwijze van de brandweer. De taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van de zes districten van de programmaraad Incidentbestrijding en leden van het netwerk Meldkamerdomein. Meer informatie is te vinden op www.brandweernederland.nl/meldkamer.
Notitie van de Taskforce Meldkamer- Repressie Opgesteld door: Hans Lanser, Alexander Hendriksen, Sjoerd van der Schuit, Bart van Rosmalen Vastgesteld door de RBC op 1 november 2013
3
Taskforce Meldkamer- Repressie
1
Inleiding De 22 regionale meldkamers fuseren de komende jaren tot één landelijke meldkamerorganisatie (LMO) onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Ook de landelijke meldkamers van Politie en Koninklijke Marechaussee gaan in de LMO op. De nieuwe organisatie zal werken vanuit maximaal 10 locaties. Daarbij zal zij gebruik maken van een nieuw, nationaal meldkamersysteem (NMS). Dit systeem zal het huidige regionaal georiënteerde geïntegreerde meldkamersysteem (GMS) vervangen. Het NMS maakt het werken met geautomatiseerde protocollen mogelijk en biedt de basis voor de meldkamers om als één virtuele meldkamer te functioneren. Het is van belang dat de LMO het operationele brandweerproces maximaal ondersteunt. Dit vergt dat helder is wat de brandweer aan ondersteuning nodig heeft. De Raad van brandweercommandanten (RBC) heeft daartoe op 19 april 2013 de “Operationele Brandweerkaders Meldkamer” vastgesteld. Hiermee is een basis gelegd voor de ontwikkeling van de LMO vanuit Brandweer Nederland. Een cruciaal onderdeel is het inrichten van de alarmering en de bijbehorende repressieve inzet. Centraal in de vorming van de LMO staat een snelle en effectieve hulpverlening aan de burger, waarbij deze zoveel mogelijk in het eerste contact geholpen wordt. Daarbij moet de burger ongeacht de locatie op dezelfde dienstverlening van de meldkamer kunnen rekenen. Dit eerste contact vindt plaats in een multidisciplinaire intake. In deze notitie1 zijn de landelijke standaard inzetvoorstellen geformuleerd voor de multidisciplinaire intakecentralist in de LMO. Afhankelijk van de ontwikkeling van de LMO, de keuze van het NMS en ontwikkelingen in de brandweerzorg kunnen aanpassingen nodig zijn. Die zullen dan in een volgende versie formeel worden vastgelegd. Brandweer Nederland verzorgt het beheer van de standaard inzetvoorstellen.
1
Bij het opstellen van deze notitie is gebruik gemaakt van een voorstel dat in 2012 is opgesteld door de projectgroep Standaardisatie werkprocessen meldkamer brandweer. Tevens zijn de brandweerdoctrine, leidraad repressieve basisbrandweerzorg, de operationele brandweerkaders meldkamer en zijn wetgeving, relevante richtlijnen bij het formuleren van de voorstellen betrokken.
4
Taskforce Meldkamer- Repressie
2
Nieuwe organisatie en werkwijze van de meldkamer De meldkamerorganisatie gaat volledig reorganiseren. Er is niet alleen sprake van schaalvergroting, maar ook de manier van werken en de interne organisatie wijzigen ingrijpend. De precieze invulling moet nog plaatsvinden, maar de contouren tekenen zich al af. Deze worden hieronder beschreven. Kennis van de nieuwe opzet is noodzakelijk voor een goed begrip van de nieuwe standaard inzetvoorstellen. 8 Oktober 2018, 8.01 uur Het is woensdagochtend 8 oktober 2018. Om 08.01 uur gaat de telefoon bij Bram, een van de vijftien multi-centralisten, op de meldkamerlocatie Maastricht. Bram ziet dat het om een mobiele beller gaat en krijgt de locatie en naam van de beller direct op zijn scherm getoond. De beller staat op de A2 ter hoogte van Echt. “112, waarmee kan ik u helpen?” De beller, die nogal overstuur is, doet verslag van een auto die met hoge snelheid van de weg is geraakt en tot stilstand is gekomen tegen de vangrail. De beller is in het drukke ochtendverkeer een paar honderd meter doorgereden en kan geen verdere informatie geven over het aantal inzittenden. Bram maakt de melding aan in het NMS en gelijktijdig zien de backoffice-centralisten van de brandweer, politie en ambulance een melding van dit ongeluk op hun scherm verschijnen. Er komen meerdere meldingen binnen over het ongeluk en de andere multi-centralisten zien op basis van de plaats dat het om hetzelfde incident gaat. In de rechterbovenhoek van het scherm ziet Bram dat er inmiddels al 17 mensen het ongeluk hebben gemeld aan 112. Op basis van de eerste melding heeft Bram zijn uitvraagprotocol al vrijwel doorgelopen en ruim binnen de gewenste 30 seconden na het opnemen, gaat het eerste alarm uit naar de brandweer, politie en ambulance. Hij verifieert nog even de gegevens van de beller; bedankt hem en vraagt hem voorzichtig zijn weg weer te vervolgen. Voor de brandweer betreft het een niveau-2 alarm. Dat wil zeggen dat een TS6 wordt gealarmeerd. Omdat op dit deel van de snelweg tweezijdig wordt aangereden, zorgt het NMS automatisch dat ook een tweede TS6 wordt gealarmeerd. Marijke, de backoffice -centralist in het operationeel centrum brandweer (OCB) krijgt de alarmering toegewezen en krijgt meteen een toeschouwer aan de lijn met een 112-app. Uit de directe beelden van deze melder blijkt dat de auto op de kop ligt en dat de politie via de wegbeheerder de rijstroken al heeft laten afsluiten. In het voertuig blijken zich nog steeds 3 personen te bevinden. Zij voert deze informatie in en de backoffice-centralist van de ambulancedienst alarmeert op basis hiervan een tweede ambulance. Ook ziet Marijke het kenteken van het voertuig en toetst dit in het NMS. Het blijkt een Toyota Prius 1.8 Plug-in Hybrid Aspiration (2013) te zijn en zij geeft deze informatie alvast door aan de bevelvoerders die aanrijdend zijn. Op hun mobiele data tablet zien de bevelvoerders deze informatie verschijnen en krijgen via een module automatisch de informatie van het voertuig. Zo weten ze waar ze wel en niet kunnen knippen om direct de inzittenden veilig te bevrijden. Marijke ziet dat de tankautospuit uit Echt bijna ter plaatse is. Een kleurverandering van het incident op haar scherm maakt deze statusverandering duidelijk. Sjraar, de Bevelvoerder uit Echt, neemt de regie van het incident over. Ook de eerste ambulance is inmiddels ter plaatse. Sjraar geeft aan dat de tweede TS6 niet meer nodig is en Marijke geeft dit door aan de betreffende bevelvoerder. Samen met de ambulancebroeder worden de slachtoffers vakkundig uit hun benarde positie bevrijd. Om 08:47 uur meldt Sjraar zich weer inzetbaar. In het scherm ziet Marijke dat er twee zwaar gewonden zijn afgevoerd naar het Ziekenhuis in Roermond en een derde persoon er zonder noemenswaardig letsel vanaf is gekomen. Ze sluit het incident voor haar deel af. Veel tijd om te mijmeren heeft ze niet. Een volgend incident staat alweer klaar voor haar. Op weg naar huis voert Sjraar nog een paar gegevens in op zijn mobiele data tablet en zo sluit ook hij dit incident af. Deze gegevens worden automatisch doorgestuurd naar het algemene informatiesysteem van de landelijke meldkamerorganisatie. “Dit ging vroeger wel anders” denkt hij bij zich zelf. 5
Taskforce Meldkamer- Repressie
Een belangrijk uitgangspunt voor de LMO is dat de burger zoveel mogelijk in het eerste contact met de meldkamer wordt geholpen. Aanname van meldingen vindt plaats in de multidisciplinaire intake. Op basis van een uitvraagprotocol stelt de multidisciplinaire intakecentralist vast wat de noodhulpvraag is. Hij/ zij zorgt zoveel als mogelijk voor een eerste alarmering van eenheden. Dit gebeurt in de regel binnen 30 seconden na start van het uitvragen (Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg 2007). De multi-centralist doet een eerste voorstel tot inzet. Brandweer Nederland bepaalt hiervoor het voor haar relevante deel van het uitvraagprotocol en de regels voor alarmering. Het protocol is geautomatiseerd en kan koppelen tussen de uitvraag van de verschillende disciplines. Parallel aan het proces van intake start het verdere uitgifteproces in de OCB. De intakecentralist gaat door met uitvragen, terwijl de brandweercentralist in het OCB de activiteiten van de multi-centralist volgt en de alarmering en inzet begeleidt. Hij heeft contact met de gealarmeerde eenheden en zorgt op basis van beschikbare informatie en contacten met het veld desgewenst voor aanpassingen in de gealarmeerde sterkte. De bevelvoerder of (hoofd)officier van dienst bepaalt, als deze ter plaatse is, de verdere behoefte aan opschaling voor eventueel extra personeel en materieel. Conform de vastgestelde “Operationele Brandweerkaders Meldkamer” ligt tot dat moment de regie bij de brandweercentralist in het OCB. In geval het intakeprotocol de uitvraag onvoldoende ondersteunt neemt de monodisciplinaire brandweercentralist in het OCB, het contact met de burger over; de zogeheten verlengde intake. Deze centralist handelt de melding dan op basis van vakmanschap verder af. Brandweer Nederland gaat er vanuit dat vrijwel alle meldingsgesprekken in eerste instantie door de multidisciplinaire intakecentralist kunnen worden afgedaan. Naast de verlengde intake en verdere alarmering van eenheden vindt in het OCB ook de 2 3 4 informatievoorziening , command & control en het actief beheer plaats. Dit laatste staat dan voor een continue afstemming en sturing tussen de meldkamerprocessen en de operationele brandweerzorg.
2
Op het gebied van informatievoorziening wordt aangesloten bij de landelijk gehanteerde uitgangspunten, zoals de architectuur van Vera. Command & Control betekent dat bij afwezigheid van een operationeel leidinggevende de brandweercentralist zelfstandig beslissingen neemt op basis van expertise en van kennis van de omstandigheden. Hij volgt de aanpak zoals de bevelvoerder die in principe zou volgen. 4 Actief beheer staat voor borging van data, aanleveren van bruikbare datasets voor de brandweer en vernieuwing in het proces GMK/ MKB m.b.t. Brandweerzorg. 3
6
Taskforce Meldkamer- Repressie
Uitvraag protocol, labels en beslisregels inzetvoorstellen
Meldkamer Multidisciplinaire frontoffice Melder
Acuut (112) Melding >
Multi intake
Digitale melding OMS/Apps/ecall etc.
1ste 1ste basisinzet basisinzet
Alarmering
extra vakkennis nodig
Eenheden
Actiecentrum OCB
Verlengde intake
COPI Verdere/aangepaste inzet
ROT
Op- en afschalen
...
Tijdelijke regie Ondersteuning (m.n. informatievoorziening)
Informatie
Figuur 1 Landelijke meldkamerorganisatie, OCB en meldkamerprocessen
De LMO richt zich op spoedeisende hulpvragen. Bij de verschillende disciplines heeft spoedeisende hulp een andere betekenis. Brandweer Nederland bestempelt alle 112-meldingen als spoedeisend en kan vervolgens een prioriteit 1, 2, 3 eraan toekennen. Spoedeisende meldingen worden ook gedaan via een openbaar meldsysteem (OMS) of andere digitale vormen, bijvoorbeeld e-call en mobiele Apps. De RBC zal eisen stellen aan deze meldingen aan de hand van de uitkomsten van het project STOOM.
7
Taskforce Meldkamer- Repressie
3
Inzetbepaling brandweer in de Landelijke Meldkamer Organisatie De multidisciplinaire intakecentralist in de LMO doet in principe de eerste alarmering. Deze is vooral gericht op snelheid; met een druk op de knop wordt de eerste eenheid of worden de eerste eenheden gealarmeerd. De multi-centralist vraagt de 112-melder uit. Op basis van de gegeven antwoorden krijgt het incident van een label en doet het systeem een inzetvoorstel. De multi-centralist bevestigt het voorstel. Hierdoor kan snel en toch juist gereageerd worden. De multi-centralist kiest - naar aanleiding van wat de burger meldt en wat het intakeprotocol op grond hiervan genereert - uit een beperkte set inzetvoorstellen. Er worden per categorie incident, brand, hulpverlening, waterongeval en ongeval gevaarlijke stoffen, 4 alarmniveaus onderscheiden. Deze worden bepaald door omvang dan wel intensiteit van het incident. Onder de knop van het type incident zit dus de standaard basisinzet voor een bepaald incident. Paragraaf 3.1 bevat de verdere uitwerking. Op grond van voorgedefinieerde risicogebieden, -objecten en -factoren kan door het NMS automatisch extra capaciteit worden gealarmeerd. De gegevens daarvoor dienen gespecificeerd en gedigitaliseerd beschikbaar te zijn. Paragraaf 3.2 laat zien wat dit betekent. Naast de inzet van de brandweer is er bij verschillende meldingen sprake een multidisciplinaire component. Een voorbeeld is de gecombineerde inzet van een brandweer en een ambulance bij een hulpverlening. De geautomatiseerde werkwijze zal dit ondersteunen. Overige aanpassingen en aanvullingen aan het inzetvoorstel vinden plaats vanuit het OCB. Hier komt het vakmanschap van de brandweercentralist om de hoek kijken. Die kan op basis van protocollen, kennis, additionele informatie en ervaring de inzet opschalen, afschalen, de samenstelling wijzigen, prioriteiten aanpassen en rijroutes en opstelplaatsen aanwijzen. De mate waarin op dat vakmanschap een beroep gedaan wordt is afhankelijk van de informatie die vooraf aan het meldkamersysteem is toegevoegd. De uiteindelijke inzet behoeft niet gelijk te zijn aan het gealarmeerde potentieel. De operationeel leidinggevende ter plaatse bepaalt de operationele inzet. Op basis van zijn aanwijzingen volgt een “nader bericht”. In dit document beperken we ons tot het formuleren van een beperkt aantal standaard inzetvoorstellen en automatische aanvullingen bij de eerste alarmering.
8
Taskforce Meldkamer- Repressie
3.1
Standaard Inzetvoorstellen De multi-centralist krijgt de beschikking over 16 inzetvoorstellen. In het zogenoemde “knoppenmodel” (blz.10) zijn die ingevuld. Het alarm is gebaseerd op een eerste globale classificatie van de melding. Het gaat daarbij vooral om de omvang en de complexiteit van de taken bij de start van het incident.
Alarm
1
Brand
Hulpverlening
OGS
Waterongeval
TS klein
TS klein
TS klein
TS klein
Bevelvoerder
Bevelvoerder
Bevelvoerder
Bevelvoerder
TS6
TS6
TS6
TS6 OVR
Bevelvoerder
Beveldvoerder
Bevelvoerder
Bevelvoerder
2xTS6
2xTS6 HV
2xTS6 HV
2xTS6 Duikteam OVR
OvD
OvD
OvD
Basispeloton
Peloton redding standaard
3xTS6 HV OvD AGS
2
3
4 HOvD
HOvD
OvD
Gedefinieerde risico’s: Objecten Gebieden Factoren
Keuze uit één of meer: TS6 Boot 4x4 RV WTS1000 SONAR …. externe partijen ……
Groot waterongeval
Figuur 2 Knoppenmodel eerste alarmering; in de bijlage zijn voorbeeld scenario’s uitgewerkt
De landelijke standaard beschrijft de minimale reactie die de multidisciplinaire intakecentralist genereert. Een gelijkwaardig of zwaarder alternatief mag, afhankelijk van de dekking en de beschikbaarheid van dat moment. De informatie dient dan geautomatiseerd in het systeem beschikbaar te zijn. Met de voorgestelde knoppen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Daarom is afgezien van het begrip “basis brandweereenheid”, dat nu staat voor een TS6. Deze is in het model niet langer leidend. Onder de eerste (bovenste) knoppen zit de eerste minimaal noodzakelijke repressieve slagkracht bij het betreffende type incident in het betreffende verzorgingsgebied. Afhankelijk van beschikbaarheid is dat een TS2, TS4, TS6 of ander type voertuig. In het model van figuur 2 staat deze minimale capaciteit kortweg aangeduid als TS klein. In de bijlage wordt de werking van de knoppen in de praktijk geïllustreerd. De precieze keuze voor één van de knoppen bij de intake zal bij de ontwikkeling van uitvraagprotocollen en op grond van ervaringen in de praktijk verder worden ingevuld.
9
Taskforce Meldkamer- Repressie
3.2
Automatische aanvullingen op standaard inzetvoorstellen De standaard inzetvoorstellen uit de voorgaande paragraaf kunnen met additionele, dan wel specialistische eenheden worden uitgebreid. Het kan gaan om verschillende eenheden, maar ook om meer dezelfde eenheden. Denk bij voorbeeld aan een binnenstad waar misschien direct meer extra T6 ingezet worden vanwege bepaalde risico’s. De aanvullende inzet wordt bepaald aan de hand van het vastgestelde regionale risicoprofiel, dat immers de risicovolle scenario’s van een verzorgingsgebied weergeeft5. Het nieuwe NMS zal worden voorzien van specifieke data gericht op dat regionale verzorgingsgebied en waarmee de inzetbepaling tot stand komt. Op deze wijze vindt geautomatiseerde ondersteuning plaats. Het brandweer gerelateerde risicobeeld ontstaat door aanvullingen op basis van risico’s die verbonden zijn aan een gebied, object, specifieke omstandigheden (factoren) of anderszins. Deze zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.
Risicogebieden De risicogebieden worden per veiligheidsregio bestuurlijk vastgesteld. Deze gebieden kunnen vragen om een aanvulling op het standaard inzetvoorstel. De volgende opsomming geeft aan, om welke gebieden, het zou kunnen gaan:
Waterrijke gebieden Industriegebieden Natuurgebieden Stedelijk gebied Risico-objecten Naast gebieden, die soms een cluster zijn van risico-objecten, worden ook individuele objecten als risicovol aangemerkt. Bij een incident kan een aanvulling op de standaard inzet wenselijk zijn. De basisbrandweerzorg voorziet in een opsomming van deze objecten met een specifiek risico 6. Hierbij kan gedacht worden aan: Ziekenhuizen Penitentiaire inrichtingen Petrochemische bedrijven Scholen, zorginstellingen en kinderopvang
Risicofactoren Bij de preparatie en incidentbestrijding dient rekening te worden gehouden met diverse factoren. Zo kanbijvoorbeeld de dag/ nachtsituatie een specifieke aanvulling vragen op de standaard toewijzing van eenheden. Zonder enigzins compleet te zijn kan men denken aan: Weersomstandigheden Bevolkingsdichtheid Evenementen Demografische gegevens
5
art.:15 Wet veiligheidsregio’s
6
Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, bijlage 4, blz.62
10
Taskforce Meldkamer- Repressie
4
Matrix voorbeelden knoppenmodel in de praktijk De onderstaande tabel geeft voorbeelden van het gebruik van de knoppen voor een eerste alarmering. Het gaat om de alarmering van brandweereenheden. In de praktijk is gekoppelde nzet van eenheden van politie en ambulanczorg mogelijk.
Niveau Alarm
Brand
Hulpverlening
Gevaarlijke stoffen
Waterongeval
1
Prullenbak Er staat een prullenbak in brand in het stadspark. De locatie van de melder is direct zichtbaar op het scherm van de centralist die een TS klein als voorstel aanmerkt.
De dief zit vast Er zit iemand vast met z’n hand in een automaat, hij probeerde een blikje zonder te betalen te pakken en zit nu bekneld. - TS klein – Ambulance- en politie gaan ter plaatse
Portiekwoning Den Haag Bewoner meldt dat CO-meter in alarm is gegaan. TS klein gaat ter plaatse en constateert ondeugdelijke gaskachel in etage onder de melder; waar 9 mensen lagen te slapen.
Hond op het ijs De eigenaar durft het ijs niet op om het dier te redden dat in een wak is gegleden. De TS klein wordt gealarmeerd en met ladder over het ijs kan een brandwacht de hond pakken.
2
Woningbrand centrum Utrecht Een huisvrouw meldt zelf dat haar wasdroger in brand is gevlogen. Een TS6 wordt gealarmeerd. Omdat het een oude woning in de binnenstad betreft, worden automatisch een redvoertuig en een tweede TS6 gealarmeerd.
Oude kwikthermometer valt kapot op school TS6 gaat ter plaatse en laat de ruimte ontruimen.
3
Een uitslaande woningbrand in de binnenstad van Zwolle In het pand zijn nog mensen aanwezig. Centralist schaalt automatisch op naar middelbrand en alarmeert 2 keer een TS6 en OvD. Op basis van de locatie in de binnenstad wordt automatisch een redvoertuig meegestuurd. Natuurbrand Larense Heide Op het moment van code rood en harde wind meldt een wandelaar op de Larense Heide dat er brand is. Het vuur gaat volgens de melder razendsnel. De centralist geeft onmiddellijk een niveau 4 alarm. Het gebied is niet met reguliere voertuigen te berijden; automatisch worden 4x4 voertuigen gealarmeerd.
Auto over de kop op de A67 Verschillende automobilisten melden een auto die over de kop is geslagen bij de afrit Helden. Een TS6 wordt gealarmeerd en gezien de drukte op dit traject wordt automatisch een tweede TS6 gealarmeerd die vanuit een andere richting aanrijdt. Auto rijdt huis binnen De bestuurder zit nog bekneld in het voertuig en het huis is niet meer stabiel. Automatisch worden 2 keer eenTS6, HV en OvD gealarmeerd.
Bij een popfestival valt een van de bezoekers in het nabij gelegen kanaal Er is wel een reddingsboei naar de man gegooid maar de man is in paniek. De TS6 en/ of oppervlakte reddingsteam komt ter plaatse (evt. met boot). Snel wordt de dronken spartelende man uit het water gehaald. Auto rijdt te water op havenhoofd in Scheveningen 2 keer basiseenheid (TS6) inclusief een oppervlakte reddingsteam, duikploeg gaan ter plaatse en halen twee inzittenden uit het water.
Schoolbus ramt pijler viaduct Peloton redding wordt standaard gealarmeerd.
Lekkage bij chemisch bedrijf Van het BRZO7 bedrijf komt de melding van een emissie van het schadelijke fluorwaterstof. De centralist laat volgens het rampbestrijdingsplan de betreffende WAS-palen activeren en alarmeert 3x TS HV, OvD en AGS.
4
7
Tankwagen gevuld met diesel kantelt op A1 De wagen lekt een beetje. De centralist alarmeert 2 keer TS6, HV, OvD.
Overvaren plezierjacht Een veerpont heeft een veerpont geramd. De hoeveelheid slachtoffers vraagt GWO (3 duikploegen + 2 oppervlakte reddingsteams + aanvullende specialismen)
Besluit risico’s zware ongevallen
11