Standaardhandeling Beademde patiënt, Differentiële LongVentilatie (DLV), intubatie t.b.v. Definitie Het onafhankelijk van elkaar kunnen beademen van de longen door middel van een dubbel-lumen tube (DLT). Doel Het optimaliseren van de gasuitwisseling door beide longen, onafhankelijk van elkaar, te ventileren. Indicatie Bewerkstelligen van selectieve bescherming van de luchtwegen bij massale unilaterale longbloeding of unilateraal longabces. Garanderen gaswisseling bij grote unilaterale bronchopleurale fistels. Verbeteren levensbedreigende gaswisselingsstoornissen t.g.v. unilaterale parenchymaandoeningen: aspiratie, longcontusie, pneumonie, massale unilaterale embolus, atelectase en asymmetrisch longoedeem. Verbeteren van levensbedreigende gaswisselingsstoornissen t.g.v. inhomogeen ARDS met groot links-rechts verschil van compliance tussen beide longen. Unilaterale airflow obstructie: bronchusobstructie, tumorcompressie. Postoperatief na grote thoracale chirurgische ingrepen. Contra-indicatie Niet bekend Relatief ; onvoldoende kennis (verpleegkundig, medisch, technisch) Aandachtspunten Er wordt altijd een linker dubbel-lumen tube gebruikt waarbij de tip van de tube in de linker hoofdbronchus ligt. Het tracheale lumen (voor rechterlong) is bij de connector rood en het bronchiale lumen (voor linkerlong) is bij de connector blauw gekleurd. De voorkeur gaat uit naar linker tube omdat bij een rechter tube de cuff de rechterbovenkwab kan afsluiten; dus het heeft alles te maken met de positionering van de tube. (Figuur 1. Dubbel-lumen tube) (Figuur 2. Positionering DLT) Bij dislocatie van de tube, waardoor de beademing van een van beide longen (vooral de rechter) niet goed verloopt. De endobronchiale cuff van linkerhoofdbronchus sluit dan de rechterhoofdbronchus (tracheale cuff) af. Totale obstructie van een lumen geeft het beeld van een spanningspneumothorax (één long niet meer te ventileren, hyperinflatie van een hemithorax, hemodynamische problemen, desaturatie). Bij calamiteiten of twijfel over goede beademing van beide longen ( wegvallen van capnografie) bronchiale (blauwe) cuff legen en verbindingsstuk (Y-stuk) aansluiten. Met de beademingsballon of Water’s set op het gemeenschappelijke Y-stuk beademen, door derde hulp laten halen. Zorg voor goede fixatie van de tube; een dubbel-lumen tube mag niet kunnen schuiven en/of draaien. Verricht bronchiaal toilet of tubefixatie nooit alleen, altijd met een 2e verpleegkundige. Fixeer de tube met de hand bij de tandenrij en zorg dat er geen tractie op de tube komt bij iedere vorm van mobiliseren van de patiënt. Laat de patiënt nooit alleen op de kamer zonder verpleegkundige. Auteur Autorisator Documentbeheerder
VICP – JWW VICP
Documentnummer Autorisatiedatum Revisiedatum Pagina 1 van 5
Versie 2 Februari 2013 Februari 2016
Standaardhandeling Beademde patiënt, Differentiële LongVentilatie (DLV), intubatie t.b.v.
Zorg dat alle benodigdheden voor intubatie bij de hand zijn. Tijdens en/of na intubatie kan de arts een bronchoscopie (laten) uitvoeren om de positie van de dubbel-lumen tube te controleren.
Benodigdheden (Linker-) dubbel-lumen tube + connectors 10ml spuit 2x Anestheticum, analgeticum, spierrelaxans Beademingsmachines 2x Bewakingsmonitor CO2 meters 2x Fixatiemateriaal Intubatiemateriaal Lidocaïne gelei Rood en blauw afplakband Schaar SpO2-meter Stethoscoop Uitzuigapparatuur Uitzuigkatheters 10CH Water’s sets met klep met slang 2x Zuurstof-flowmeters2x Bronchoscoop Werkwijze Voorbereiding Codeer de apparatuur voor het linker en rechter lumen. Controleer de werking van beide beademingsmachines. Markeer het Y-stuk én de voorzijde van de beademingsmachine die op het tracheale lumen wordt aangesloten met rode tape. Markeer het Y-stuk én de voorzijde van de beademingsmachine die op het bronchiale lumen wordt aangesloten met blauw tape. De intensivist stelt de beademingsmachines in. Zet de CO2-meters aan Controleer de werking van de uitzuigapparatuur. Controleer of de tubevoerder aanwezig is. Controleer de beide cuffs op luchtlekkage. Controleer de werking van het lampje van de laryngoscoop. Maak het hoofdeinde van het bed vrij. Positioneer de patiënt in rugligging. Uitvoering Stel beide beademingsmachines 5 minuten voor start procedure in op FiO2 100 %. Controleer tijdens de hele procedure HF, RR en SpO2. Zuig de maag leeg via de maagsonde. Pre-oxygeneer patiënt met een beademingsballon of Water’s set. Auteur Autorisator Documentbeheerder
VICP – JWW VICP
Documentnummer Autorisatiedatum Revisiedatum Pagina 2 van 5
Versie 2 Februari 2013 Februari 2016
Standaardhandeling Beademde patiënt, Differentiële LongVentilatie (DLV), intubatie t.b.v.
Voer eventueel bronchiaal toilet uit indien de patiënt al geïntubeerd is met een enkel lumen tube. Dien in opdracht van de intensivist medicatie intraveneus toe. Geef laryngoscoop aan. Verwijder de enkel-lumen tube. Zuig indien nodig de mond- en keelholte schoon. Geef de dubbel-lumen tube aan. Oefen op verzoek van de intensivist de manoeuvre van Sellick uit. Blaas, op aangeven van de intensivist, eerst de cuff van het bronchiale lumen op en vervolgens die van het tracheale lumen. Controleer beiderzijds op ademgeruis. Fixeer de tube. Sluit op beide lumina een CO2-meter aan. Markeer de CO2-opnemer aan het tracheale lumen én de voorzijde van de CO2-meter met rode tape. Markeer de CO2-opnemer aan het bronchiale lumen én de voorzijde van de CO2-meter met blauwe tape. Sluit de beademingsmachine met de rode tape aan op het tracheale lumen. Sluit de beademingsmachine met de blauwe tape aan op het bronchiale lumen.
Nazorg Noteer de diepte van de tube t.o.v. de tandenrij. Noteer de gegeven medicatie. Controleer vitale functies. Controleer SPO2. Controleer ETCO2 en VCO2 van de beide longen, de vorm en de hoogte van de etco2curve. Controleer instelling en werking van beide beademingsmachines. Controleer de cuffdruk; de tracheale cuff met de MOVmethode, de bronchiale cuff met een cuffdrukmeter Neem 15 - 30 minuten na intubatie een bloedgasanalyse af. X-thorax controle i.v.m. positie dubbel-lumen tube. Eventueel bronchoscopie ter controle van de positie van de dubbel-lumen tube.
Complicaties Intubatie DLT Hypoxie Hemodynamische instabiliteit Hartritmestoornissen Bronchospasme Braken met risico op aspiratie Beschadiging slijmvlies/bloedingen in mond-, neus-, keelholte Beschadiging van tanden, lippen, tong of kaken Beschadiging van de stembanden Beschadiging slijmvlies/bloedingen van trachea en/of hoofdbronchus
Auteur Autorisator Documentbeheerder
VICP – JWW VICP
Documentnummer Autorisatiedatum Revisiedatum Pagina 3 van 5
Versie 2 Februari 2013 Februari 2016
Standaardhandeling Beademde patiënt, Differentiële LongVentilatie (DLV), intubatie t.b.v.
Tijdens DLV Obstructie DLT Dislocatie DLT Beschadiging trachea- en/of bronchusslijmvlies (decubitus, bloeding, perforatie, dissectie) Bronnen Anantham D et al, Clinical Review: Independent lung ventilation in critical care. Critical Care 2005,9:594-600 Brink G van den, Lindsen F., Rap H., Rijs B., Uffink Th., Leerboek Intensive-Care-Verpleegkunde deel 2, 2de druk 1992, blz. 99 - 100. de Vries C.J Mechanische beademing. 5de druk 1991; blz. 19 – 20. Luchtwegmanagment. Redactie: Scheffer G.J., Zandstra D.F., Rutten F.L.P.A. 1e druk mei 1998 , blz. 117 t/m 123. Figuur 1: dubbel-lumen tube (DLT)
Auteur Autorisator Documentbeheerder
VICP – JWW VICP
Figuur 2: positionering DLT
Documentnummer Autorisatiedatum Revisiedatum Pagina 4 van 5
Versie 2 Februari 2013 Februari 2016
Standaardhandeling Beademde patiënt, Differentiële LongVentilatie (DLV), intubatie t.b.v. Disclaimer De werkgroep Verpleegkundige Intensive Care Protocollen (VICP) stelt haar standaardhandelingen vrij ter beschikking. De VICP heeft de standaardhandelingen met zorg opgesteld in overleg met medewerkers uit verschillende ziekenhuizen. Ze zijn gebaseerd op consensus, best practice en/of wetenschappelijk onderzoek. De VICP staat open voor vragen, suggesties en opmerkingen over haar standaardhandelingen. De VICP is niet verantwoordelijk voor (de gevolgen van) het gebruik van haar standaardhandelingen. Personen of instellingen die gebruik willen maken van de VICP standaard handelingen moeten deze aanpassen aan en autoriseren voor de eigen werkomgeving. De documentkenmerken van de VICP (logo, auteur, autorisator, documentbeheerder, documentnummer, autorisatie- en revisiedatum) worden bij voorkeur vervangen door documentkenmerken van de betreffende instelling.
Auteur Autorisator Documentbeheerder
VICP – JWW VICP
Documentnummer Autorisatiedatum Revisiedatum Pagina 5 van 5
Versie 2 Februari 2013 Februari 2016