Standaarden als bouwstenen voor geloofwaardige MVO-claims Een onderzoek naar de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims
Master Scriptie Business Studies Faculteit van Economie en Bedrijfskunde Nikita van der Pijl
Standaarden als bouwstenen voor geloofwaardige MVO-claims Een onderzoek naar de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims
Master Scriptie Business Studies Faculteit van Economie en Bedrijfskunde
Opleiding: MSc. in Business Studies – Marketing Naam: Nikita Maria Cornelia van der Pijl Studentnummer: 10268855 1e inleverdatum: 31 juli 2013 2e inleverdatum: 15 augustus 2013 Begeleider: Lars Moratis Tweede lezer: Mark van der Veen
2
Voorwoord
Met het afronden van mijn Master Scriptie ‘Standaarden als bouwstenen voor geloofwaardige MVOclaims’ sluit ik mijn opleiding Business Studies – Marketing aan de Universiteit van Amsterdam af. Mijn persoonlijke interesse naar het onderwerp Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is al ontstaan tijdens mijn HBO opleiding Management, Economie en Recht. Naar mate het volgen van diverse mastervakken is deze belangstelling steeds verder gegroeid en heb ik me des te meer beseft dat organisaties een prominente rol hebben in het creëren van een wereld waar duurzaamheid centraal staat. Geloofwaardig MVO-beleid waarin zowel rekening wordt gehouden met People, Planet & Profit is belangrijk, maar komt niet zomaar tot stand. Met dit onderzoek verwacht ik een bijdrage te leveren aan het beter begrijpen van het concept geloofwaardige MVO-claims en welke rol MVO-standaarden hierin hebben. Zonder de begeleiding van Lars Moratis had dit resultaat niet behaald kunnen worden. Ik wil hem dan ook hartelijk bedanken voor de inspiratie en laatste leermomenten in mijn studie. Verder ben ik de 56 respondenten erg dankbaar voor het invullen van de vragenlijst. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor de steun en ruimte die ze mij gegeven hebben om dit onderzoek te voltooien. In een periode van 1,5 jaar heb ik door het wetenschappelijke onderwijs, de vele interessante gastcolleges en ontmoetingen met nationale en internationale studenten mezelf op zowel professioneel als emotioneel gebied kunnen ontwikkelen. Met als slotstuk de totstandkoming van dit onderzoek kijk ik tevreden en trots terug op een intensieve maar erg leerzame periode. Ik wens u veel leesplezier. Nikita van der Pijl Ter Aar, 15 augustus 2013
3
Samenvatting Geloofwaardigheid is een noodzakelijke voorwaarde om op lange termijn succes te halen uit MVOactiviteiten. Een groeiend aantal wetenschappelijke onderzoeken is gericht om meer inzicht te krijgen in het geloofwaardigheidsconstruct van MVO. Studies geven weer dat organisaties gebruik maken van MVO-standaarden om richting te geven aan het MVO-beleid en het toepassen van de standaarden een bijdrage kan leveren aan geloofwaardig MVO. Academici hebben wel enigszins onderzoek gedaan naar dit onderwerp maar gaan meer in op de legitimiteit van MVO-standaarden die op basis van een Multistakeholder initiatief zijn ontwikkeld. Daarentegen wordt uit de huidige literatuur niet expliciet duidelijk welke kenmerken en functies van MVO-standaarden bijdragen aan geloofwaardige MVO-claims. Het doel van dit onderzoek was empirische inzichten te krijgen in de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Met behulp van een exploratieve onderzoek ontwerp hebben 56 MVO-managers en duurzaamheid coördinatoren een online vragenlijst ingevuld. De resultaten bieden bevestiging voor het bestaan van een positieve samenhang tussen het gebruik van MVO-standaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat een Multistakeholder benadering een positief effect heeft op de geloofwaardigheid van MVO-claims. Verder tonen de resultaten niet specifiek aan dat MVOmanagers de voorkeur hebben van één soort standaard boven de ander, maar worden zowel managementsysteem als principes en op richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden geloofwaardig bevonden. Het is met name belangrijk dat MVO-standaarden organisaties ondersteunen in het ontwikkelen en implementeren van het MVO-beleid, ondersteunen in het koppelen van het MVObeleid aan de core business, transparantie biedt over de prestaties en ruimte biedt om stakeholders te betrekken bij MVO-vraagstukken. Tevens hebben MVO-standaarden die betrouwbaarheidsverklaringen bevatten, zowel certificatie als zelfverklaring, een positieve invloed op het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Als laatst vindt een meerderheid van de respondenten dat certificering de kans op greenwashing verkleind.
Credibility is necessary to benefit from CSR activities. Recently, a growing amount of scholarly research has been done to explore the domain of CSR in relation to credibility. Studies have shown that CSR-standards are used to support organizations in designing and implementing CSR-activities. Despite some efforts to bring clear insights in the legitimacy construct of CSR-standards, there is still confusing as to which functions and characteristics will enhance credibility of the CSR initiatives. This thesis tries to clarify the main functions and characteristics of CSR-standards and explore their contribution to reaching credible CSR-claims. To achieve the stated objective, an exploratory study based on a quantitative research methodology was conducted. An online survey was completed by 56 CSR-Managers. The original empirical results indicates a positive significant relationship between CSR-standards and credibility of CSR initiatives. Furthermore, this study identifies the Multi Stakeholder Initiative as one of the factors that enhance credibility. No difference was found between the effect of management system standards and principle-based and guidance-based CSR-standards. More important is that standards support implementing and demonstrating CSR, enhance transparency and contains a platform for stakeholder dialogue. Finally, the results of this study show that assurance mechanisms, certification, enhance credibility of both the standards and CSR claims.
4
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1. Introductie ........................................................................................................................................... 8 1.1 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen................................................................................ 8 1.2 MVO: het proces van vroeger naar nu……………………………………………………………………………………….9 1.2.1 Ontwikkelingen tussen de jaren ’60 en ‘70 .......................................................................... 10 1.2.2 Ontwikkelingen tussen de jaren ’70 en ‘80 .......................................................................... 11 1.2.3 Ontwikkelingen vanaf de jaren ‘90 ....................................................................................... 12 1.3 Geloofwaardig MVO: waar te beginnen?....................................................................................15 1.4 Geloofwaardigheid van MVO vergroten………………………………………………………………………………….18 1.4.1 Standaarden………………………………………………………………………………………………………………..20 1.4.2 MVO-standaarden……………………………………………………………………………………………………….20 1.5 Structuur…………………………………………………………………………………………………………………………………23 1.6 Relevantie van het onderzoek ..................................................................................................... 24 1.6.1 Praktische relevantie ............................................................................................................ 24 1.6.2 Academische relevantie ....................................................................................................... 24 2. Literatuurstudie ................................................................................................................................. 25 2.1 MVO-standaarden ....................................................................................................................... 25 2.1.1 Verschillende type MVO-standaarden ................................................................................. 27 2.1.2 Drie modellen van standaardisering .................................................................................... 29 2.2 Doel en functies van MVO-standaarden ..................................................................................... 32 2.3 ISO 26000 .................................................................................................................................... 35 2.3.1 Geloofwaardigheid van ISO 26000 ....................................................................................... 36 2.3.2 Rol van ISO 26000 in bevorderen geloofwaardigheid van MVO-claims............................... 38 2.4 MVO-Prestatieladder................................................................................................................... 40 3. Methodologische verantwoording .................................................................................................... 43 3.1 Onderzoeksmethode ................................................................................................................... 43 3.2 Dataverzameling 3.2.1 Procedure .............................................................................................. 44 3.2.2 Beschrijving van de steekproef ............................................................................................ 44 3.3 Operationalisatie van variabelen ................................................................................................ 46 3.4 Statistische procedure ................................................................................................................. 49
5
4. Resultaten.......................................................................................................................................... 50 4.1 Correlatie analyse ........................................................................................................................ 50 4.2 Rol van MVO-standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims ...................................... 54 4.3 Invloed van verschillende type MVO-standaarden ..................................................................... 56 4.3.1 Redenen om MVO-standaarden te gebruiken ..................................................................... 59 4.4 Multistakeholderbenadering ....................................................................................................... 62 4.5 Rol van betrouwbaarheidsverklaring .......................................................................................... 64 4.5.1 Certificatie……………………………………………………………………………………………………………………….64 4.5.2 Zelfverklaring ........................................................................................................................ 66 4.5.3 Overige inzichten in de rol van betrouwbaarheidsverklaringen .......................................... 67 4.6 Verdere bevindingen ................................................................................................................... 69 5. Conclusie ........................................................................................................................................... 73 5.1 Introductie ................................................................................................................................... 73 5.2 MVO-standaarden: welke en waarvoor worden ze gebruikt?.....................................................74 5.3 MVO-standaarden: welke kenmerken dienen ze te hebben? ...................................................... 76 5.4 Het antwoord op de onderzoeksvraag ........................................................................................ 79 5.5 Beperkingen van dit onderzoek................................................................................................... 80 5.6 Suggesties voor toekomstig onderzoek ...................................................................................... 81 6. Referenties ........................................................................................................................................ 82 Bijlage 1: Resultaten demografische gegevens ..................................................................................... 87 Bijlage 2: resultaten gebruik MVO-standaarden ................................................................................... 88 Bijlage 3: Regressie analyses ................................................................................................................. 89 A Enkelvoudige regressie analyses .................................................................................................... 89 B Meervoudige regressie analyse 1 ................................................................................................... 89 C Meervoudige regressie analyse 2 ................................................................................................... 90 D Meervoudige regressie analyse 3 .................................................................................................. 90 E Meervoudige regressie analyse 4 ................................................................................................... 91 Bijlage 4: Normaliteitstest ..................................................................................................................... 92 Bijlage 5: Stellingen ............................................................................................................................... 93 Bijlage 6: Enquêtevragenlijst ................................................................................................................. 94
6
Overzicht van tabellen en figuren
Tabel 1: overzicht type MVO-standaarden Tabel 2: correlatiematrix Tabel 3: redenen waartoe organisaties MVO-standaarden gebruiken Tabel 4: stakeholder strategieën Tabel 5: verschil ISO 26000 met en zonder zelfverklaring Tabel 6: kenmerken die bepalend zijn voor geloofwaardigheid MVO-standaarden Tabel 7: strategieën die in algemene zin zinvol worden gevonden ter ondersteuning van de geloofwaardigheid Tabel 8: strategieën die het belangrijkst worden gevonden ter ondersteuning van de geloofwaardigheid Tabel 9: overzicht van strategieën die zijn bedoeld om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten in relatie tot vatbaarheid voor greenwashing
Figuur 1: Samenhang gebruik MVO-standaarden en geloofwaardigheid MVO-claims Figuur 2a: Kan de organisatie volstaan te werken met één MVO-standaard? Figuur 2b: Nut van meerdere complementaire MVO-standaarden Figuur 3: Signaal naar leveranciers afgeven Figuur 4: Type MVO-standaarden Figuur 5: Verschil ISO 26000 en MVO-Prestatieladder Figuur 6: MVO-standaarden: Leidend en/of ondersteunend? Figuur 7: Multistakeholderbenadering Figuur 8: Certificeerbaarheid bepalend voor geloofwaardigheid standaard Figuur 9: Invloed certificeerbare MVO-standaard op geloofwaardigheid MVO-claim Figuur 10: ISO 26000 met zelfverklaring Figuur 11: ISO 26000-zelfverklaring gebaseerd op de NPR-9026 richtlijn Figuur 12: ISO 26000-zelfverklaring die ge-audit is Figuur 13: Toekomstige vraag van klanten naar gebruik MVO-standaarden Figuur 14: De eis dat leveranciers werken met bepaalde MVO-standaarden Figuur 15: Certificatie maakt de kans op greenwashing kleiner
7
1. Introductie 1.1 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen “It takes 20 years to build a reputation and five minutes to ruin it. If you think about that, you'll do things differently” Warren Buffet De belangstelling voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) onder zowel organisaties als de wetenschap is in de afgelopen jaren sterk gestegen. Een toenemend aantal bedrijven houdt zich bezig met MVO-vraagstukken en zien dat het integreren van MVO in de bedrijfsstrategie kansen, innovatie en concurrentievoordeel op kan leveren (Porter & Kramer, 2006). Deze ontwikkeling is niet uit het niets opkomen zetten maar kenmerkt zich door een proces waarin academicus steeds verder gaan met het onderzoeken van, en publiceren over, MVO-gerelateerde onderwerpen. Martin Luther King J.R. hield zestig jaar geleden al een toespraak waar hij sprak over “The three dimensions of a complete life: Length, Breadth and Height”. Deze drie dimensies refereren aan zelfrealisatie, aandacht voor een ander en aandacht voor God (Gilbert, 2013). Dit driedimensionaal kader komt overeen en kan verplaatst worden door termen als: aandacht voor het milieu, aandacht voor de samenleving, economische verantwoordelijkheid, stakeholder betrokkenheid, vrijwillig en niet voorgeschreven door de wet. Om het verschijnsel van MVO te begrijpen benadrukt Dahlsrud (2008) daarbij de noodzaak om bij voorkeur naar alle, maar minstens naar drie van deze dimensies te refereren in een MVO definitie. Terwijl dit in de eerste jaren van de opgang van MVO nog niet gebruikelijk was en voornamelijk het milieu aspect achterwege werd gelaten (Carroll, 1999) wordt daarentegen in de huidige definities van MVO frequent gerefereerd aan de hierboven genoemde dimensies. Zo ook door de Europese Commissie, volgens de Europese Commissie is MVO: “The responsibility of enterprises for their impacts on society and therefore, enterprises should have in place a process to integrate social, environmental, ethical and human rights concerns into their business operations and core strategy in close collaboration with their stakeholders” (European Commission, 2011). 8
Deze definitie is een goed voorbeeld van wat tegenwoordig de vooraanstaande opvatting is, namelijk MVO strategisch inzetten (Lee, 2008; Porter & Kramer, 2011). Echter, een geleidelijk en moeizaam proces waarin de beeldvorming over MVO meerdere malen drastisch veranderde is hieraan voorafgegaan. De volgende paragraaf beschrijft de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden.
1.2 MVO: het proces van vroeger naar nu Het belang van transparantie in zakelijke relaties werd door Clark (1916) al in het begin van de twintigste eeuw benadrukt. Tevens werd door de Berle en Dodd als academicus in de jaren dertig een MVO discussie opgang gebracht. Berle benadrukte dat managers voornamelijk verantwoordelijk zijn om aandeelhouders tegemoet te komen, terwijl Dodd echter veronderstelde dat de verantwoordelijkheden van organisaties verder gaan dan die van aandeelhouders alleen en de organisatie daarom tevens verantwoordelijk is voor de maatschappij in zijn geheel (Page en Katz, 2011). De academische aandacht voor MVO is dus al terug te leiden naar begin 20e eeuw. Daarnaast wordt in de literatuur herhaaldelijk naar Howard R. Bowen (1953) gerefereerd als vooraanstaande wetenschapper die het begrip MVO verder heeft geïntroduceerd (Lee, 2008; Carroll 1999; Garriga en Melé, 2004). In het boek “Social Responsibilities of the Businessman” (1953, blz. 6) komt Bowen’s normatieve standpunt naar voren en zegt hij: “The social responsibility of businessmen refers to the obligation of businessmen to pursue those policies, to make those decisions, or to follow those lines of actions which are desirable in terms of the objectives and values of our society”. Nadat Bowen de academische wereld in de 1953 kennis heeft laten maken met zijn veronderstelling dat organisaties in de toekomst verplicht zijn om op een sociale en maatschappelijke verantwoorde manier te ondernemen, is een proces opgang gekomen waarin wetenschappers het concept van MVO steeds verder onderzoeken en ontdekken (Lee, 2008; Carrol, 1999).
9
1.2.1 Ontwikkelingen tussen de jaren ’60 en ‘70 In de jaren zestig veronderstelt Milton Friedman daarentegen dat de enige en belangrijkste maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties het maximaliseren van winst dient te zijn en de organisatie alleen fungeert als instrument om winst te creëren in plaats van rekening te houden met de sociale maatschappij in zijn geheel (Friedman, 2002, 1970) “There is one and only one social responsibility of business-to use its resources and engage in activities designed to increase its profits so long as it stays withing the rules of the game, which is to say, engages in open and free competition without deception or fraud” (2002, blz. 133). Met het argument dat MVO activiteiten op lange termijn positief bijdragen aan de winstgevendheid van organisaties haalt Davis in 1960 de positieve relatie tussen MVO en financiële prestaties aan (Davis, 1960). Daarentegen is Walton (1967) van mening dat MVO een mate van vrijwilligheid bevat. Volgens Walton dienen organisaties daarom te beseffen en accepteren dat investeringen in MVO-kwesties onzekerheid met zich meebrengt doordat het economische rendement niet meetbaar is. In tegenstelling tot Davis (1960) ziet Walton dan ook een negatief verband tussen MVO en financiële prestaties. Daarnaast kenmerkt de periode van 1960 tot 1970 zich tevens als een tijd waar MVO in verband wordt gebracht met politieke theorieën. Met name Davis (1960, 1967, 1973) staat bekend om zijn standpunt over de samenhang van maatschappelijke verantwoordelijkheid en de zakelijke en sociale macht van organisaties. Davis veronderstelt daarbij dat wanneer organisaties hun macht en mogelijkheden niet gebruiken om te handelen op een maatschappelijke verantwoorde manier zoals de maatschappij dat van hen verwacht, een grote kans bestaat dat organisaties hun macht verliezen aan andere organisaties die hun macht wel op een maatschappelijk verantwoorde manier gebruiken (Davis, 1960,1973; Garriga & Melé, 2004). Josept W. McGuire is een andere prominente wetenschapper en veronderstelt iets later dat organisaties niet alleen wettelijke en economische verplichtingen hebben maar tevens verantwoordelijkheden hebben tegenover de samenleving en maatschappij als geheel (McGuire, 10
1963). Verder gaat McGuire specifiek in op de in de MVO definities opgenomen verplichtingen van zakenmannen aan de maatschappij. De definitie die McGuire geeft is: “The corporation must take an interest in politics, in the welfare of the community, in education, in the ‘happiness’ of its employees, and, in fact, in the whole social world about it” (McGuire, 1963, blz. 144). Dit betekent dat volgens McGuire MVO concepten naar zowel politieke aspecten als ethische principes dienen te refereren en zijn volgens hem zakenmannen met de macht die zij hebben daarom verplicht te zorgen voor een goede samenleving (McGuire, 1963; Garriga & Melé, 2004). In overeenstemming met de visie van Davis veronderstelt Johnson (1971) dat MVOactiviteiten een organisatie op langer termijn kan helpen de winst te maximaliseren. Daarnaast maakt Johnson (1971) een begin met het refereren naar stakeholder theorie door de veronderstelling dat een verantwoorde onderneming niet alleen moet streven naar winst voor aandeelhouders maar ook rekening dient te houden met andere stakeholders als zijn werknemers, toeleveranciers en consumenten. 1.2.2 Ontwikkelingen tussen de jaren ’70 en ‘80 Wetenschappers als Wallich en McGowan (1970), Davis (1973), Fitsch (1976) en Elkins (1977) zorgen er voor dat de gedachtegang omtrent MVO in de jaren zeventig verandert van normatief naar positief, academici zijn steeds meer op zoek naar de werkelijkheid in plaats van zich te richten op normele principes. De focus komt meer te liggen op het krijgen van empirisch bewijs hoe door organisaties aan MVO vorm gegeven dient te worden. De meeste studies gepubliceerd tussen 1970 en 1980 richten zich niet meer op de vraag of organisaties zich bezig moeten houden met MVO maar zijn gefocust op de inhoud en implementatie van MVO (Lee, 2008; Ackerman, 1973; Murray, 1976). Tegelijkertijd wordt de visie om in het beslissingsproces, naast het economische en wettelijke component, rekening te houden met het welzijn van de samenleving steeds belangrijker (Lee, 2008). Jones (1980) benadrukt daarbij het belang van het proces van de manier waarop het MVO gedrag tot stand dient te komen. Een eerlijk proces waarin rekening wordt gehouden met de belangen van stakeholders is volgens Jones een vereiste. Ondanks de veranderde denkbeelden zijn de academici in 11
de jaren ’70 en ‘80 nog niet zover om de sociale en economische belangen van de organisatie duidelijk aan elkaar te koppelen. 1.2.3 Ontwikkelingen vanaf de jaren ‘90 Als reactie wordt rondom 1990 MVO steeds strategischer, ontstaan nieuwe constructen en worden bestaande theorieën, zoals stakeholdertheorie, steeds vaker meer expliciet aan MVO gekoppeld (Freeman, 1984; Clarkson, 1995; Jones, 1995; Donaldson en Preston, 1995). De stakeholdertheorie gaat ervan uit dat stakeholders en organisaties van elkaar afhankelijk zijn en elkaar kunnen beïnvloeden. Volgens Donaldson en Preston (1995) kunnen organisaties gebruik maken van drie beginselen van de stakeholdertheorie: beschrijvend, normatief en instrumenteel. Van de beschrijvende stakeholdertheorie wordt gebruikt gemaakt om bepaalde kenmerken van de organisatie te analyseren en te verklaren. Daarnaast wordt het gebruikt om erachter te komen welke stakeholders er zijn en in welke situaties zij belangrijk zijn. De normatieve theorie wordt gebruikt om na te gaan wat de functie van de organisatie is. Oftewel, de normatieve benadering verwijst naar het idee hoe de organisatie zich behoort te gedragen en wat het dient te doen om rekening te houden met stakeholders. De stakeholdertheorie is met name normatief. Dit houdt in dat stakeholders worden geïdentificeerd op basis van hun belangen en deze belangen als intrinsiek waardevol worden gezien. De instrumentele stakeholdertheorie is daarentegen bedoelt als middel om verbanden te leggen met stakeholdermanagement en het bereiken van organisatiedoelen als het creëren van winst. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ethische principes, zoals vertrouwen, kunnen leiden tot organisatiesuccessen. Om de MVO prestaties meetbaar te maken en beter te kunnen voldoen en rekening te houden met de belangen van zoveel mogelijk belangrijke stakeholders wordt het MVO-construct dan ook steeds verder uitgebreid. Een inside-out en outside-in oriëntatie strategie dat zich kenmerkt door in dialoog te treden met belangrijke interne en externe stakeholdersgroepen ontwikkelt zich (Nijhof et al, 2006). Organisaties zijn verschillend, wat betekent dat voor elke organisatie een ander soort MVO-strategie geschikt zal zijn . Echter Porter benadrukt daarbij de noodzaak dat MVO altijd 12
zowel in overeenstemming dient te zijn met alle strategische activiteiten van het bedrijf als ook de competitieve omgeving waarin de onderneming zich bevind (Porter, 2006). Veel onderzoekers en zakenmensen zijn het met Friedmans oorspronkelijke veronderstelling eens dat winst een prioriteit is maar dit echter, in tegenstelling tot Friedmans (2002) gedachte, niet het enige bedrijfsuitgangspunt dient te zijn. Zo reageert John Mackey (2005), CEO van Whole Foods, “From an investor's perspective, the purpose of the business is to maximize profits. But that's not the purpose for other stakeholders; for customers, employees, suppliers, and the community. Each of those groups will define the purpose of the business in terms of its own needs and desires, and each perspective is valid and legitimate.” Als grondlegger van het People-Planet-Profit denken, dat is ontstaan vanuit de triple bottom line benadering, veronderstelt Elkington (1997) midden jaren negentig al dat organisaties de bedrijfsprestaties niet alleen vanuit een economisch oogpunt moeten bekijken maar er overeenstemming dient plaatst te vinden tussen de winstgevendheid, sociale verantwoordelijkheid en ecologische gevolgen van organisaties handelen. Porter en Kramer (2011) zijn het met Mackey en Elkington eens en hanteren het shared value concept. Het shared value concept kan gezien worden als een strategie die gericht is op het concurrentie vermogen van een organisatie terwijl tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de economische en sociale waarden van de maatschappij waarin de organisatie opereert. De MVO activiteiten dienen zowel aan te sluiten bij de strategie van het bedrijf als de belangen van stakeholdersgroepen. Voordat een bedrijf overgaat op het uitoefenen van duurzaamheidsactiviteiten dient dan ook gekeken te worden of MVO de mogelijkheid biedt om shared value te creëren. Uiteindelijk is het niet alleen de maatschappij en stakeholders maar natuurlijk ook voor de organisaties zelf belangrijk om profijt te hebben van de MVO activiteiten. 1.2.4 Conclusie De huidige dominante opvatting van MVO is in feite dat het door twee stromingen wordt aangedreven. MVO heeft zowel een strategisch en instrumenteel karakter gekregen als haar normatieve en ethische karakter behouden. De ethische-normatieve gedachte dat organisaties meer 13
rekening dienen te houden met hun invloed op mens en natuur is onder andere een stimulans voor bedrijven geweest om defensieve strategieën toe te passen dat zich uit door zelfbeperkingen op te leggen en gebruik te maken van standaarden zoals OESO richtlijnen, UN Global Compact en ISO 26000. Echter, MVO-standaarden zijn niet alleen een uiting van de morele kant van MVO. Naast de morele stimulans zijn er namelijk ook economische drijfveren waarbij MVO-vraagstukken als kans worden gezien en organisaties vanuit een strategische markt benadering en via innovatie vorm willen geven aan MVO (Porter en Kramer, 2006,2011; Lageweg, 2011). Hart (1997) veronderstelt daarbij dat door de wereldwijde milieuvraagstukken, zoals de CO2 uitstoot, broeikaseffect en gat in de ozonlaag, organisaties concurrentievoordeel kunnen behalen. Volgens Hart is dit mogelijk wanneer organisaties MVO strategisch integreren in de organisatie en zich inlaten met technologische innovaties. MVOstandaarden kunnen tevens hiervoor een ondersteunende factor zijn en organisaties helpen MVO kwesties te koppelen aan de core business van het bedrijf. ISO 26000 verwijst bijvoorbeeld naar zeven algemeen geldende principes waar organisaties hun MVO beleid op kunnen baseren (ISO, 2010). Dit kan organisaties helpen te achterhalen waar de belangrijkste prioriteiten liggen om duurzaamheidsresultaten, dan wel niet concurrentievoordeel te behalen (Moratis en Cochius, 2010). Organisaties zijn daarom zelfregulerende systemen die het MVO-beleid willen invullen vanuit zowel een strategisch-instrumenteel als een ethische-normatieve oogpunt. Tegelijkertijd zijn MVOstandaarden nuttig om stakeholders te laten zien dat het bedrijf MVO belangrijk vindt en er serieus mee omgaat. Dit komt door het signaal dat ze afgeven en stakeholders bijvoorbeeld via de standaarden laten zien dat aan kwaliteitsnormen wordt voldaan (Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007). Door het ethische-normatieve component is een groot gedeelte van MVO op waarde gebaseerd. Hierdoor kent MVO veel verschillende interpretaties. Veel algemeen geaccepteerde MVO-bepalingen zijn dus eigenlijk gebaseerd op waardenbeoordelingen en meningen. Daarbij is het belangrijk dat stakeholders geloven en vertrouwen hebben in organisaties MVO-claim en geloven dat het bedrijf op een serieuze manier invulling geeft aan MVO. Derhalve is geloofwaardigheid een 14
belangrijk en onvermijdelijk aspect. Normatieve MVO-bepalingen en MVO-claims worden per slot van rekening alleen algemeen geaccepteerd als ze door stakeholders geloofwaardig worden bevonden. Echter, onder andere uit greenwashingpraktijken blijkt geloofwaardig MVO nog niet altijd even vanzelfsprekend te zijn (Dawkins & Lewis, 2003; Welford, 2005; Perrini, 2006; Chen en Chang, 2012). In dit onderzoek wordt inzicht verkregen in de kenmerken en functies van MVO-standaarden die ervoor zorgen dat organisaties MVO-activiteiten geloofwaardig worden bevonden. De volgende paragraaf gaat in op het belang en bijhorende aspecten van geloofwaardig MVO.
1.3 Geloofwaardig MVO: waar te beginnen? Organisaties beseffen dat het belangrijk is MVO te integreren in het bedrijfsmodel. Een goede reputatie is belangrijk en MVO kan hier aan bijdragen (Deegan, 2002 in Dawkins & Lewis, 2003). Consumenten staan loyaler ten opzichte van bedrijven die zich profileren met een goede reputatie. Niet alleen ter bevordering van de organisatie zijn reputatie maar tevens met het oog op (toekomstige) wetgeving of als respons op concurrenten die al eerder gehoor hebben gegeven aan MVO, kunnen redenen zijn om de organisatie te profileren met MVO (Miles en Covin, 2000; Maignan et al., 2002). Hoe dient een organisatie invulling te geven aan MVO? Iedere organisatie is uniek en hier is dan ook geen eenduidig antwoord op te geven. Volgens Cramer (2005) wordt afhankelijk van het bedrijf zijn specifieke eigenschappen en de steun van de werknemers binnen de organisatie gekozen voor een bepaalde strategie. Porter en Kramer (2006) benaderen MVO vanuit een strategisch management perspectief en zijn ervan overtuigd dat de MVO-strategie zowel rekening moet houden met het concurrentievoordeel voor het bedrijf zelf als het voordeel voor de sociale omgeving om haar heen. Met deze lijn van denken refereren Porter en Kramer (2011) naar het ‘Shared Value’ principe; gemaakte strategische keuzes dienen zowel de organisatie zelf als de sociale en maatschappelijke omgeving om haar heen positief te beïnvloeden. Op deze manier creëren organisaties economische waarde door tevens maatschappelijke waarde te creëren. 15
Echter, diverse bedrijven hebben afgelopen jaren laten zien dat MVO vaak verre van strategisch is ingeweven in de organisatie en nog al eens alleen als PR en communicatie doel naar de buitenwereld wordt gebruikt (Moratis, 2013; Laufer, 2003; Bhutta & Saeed, 2011; Chen en Chang, 2012). Advertenties, sociale jaarverslagen of duurzaamheidsrapporten waarin organisaties zich voordoen als maatschappelijk verantwoord, terwijl in de werkelijkheid de MVO claim nauwelijks of niet nageleefd wordt. Op deze manier handelen de organisaties niet op de manier waarop ze claimen te doen. Terwijl het belangrijk is dat MVO-claims duidelijk en oprecht zijn, zijn veel MVO-claims dubbelzinnig en misleidend. De term die naar deze manier van maatschappelijk ondernemen refereert, is greenwashing (Welford, 2005; Perrini, 2006). Greenwashing kan gedefinieerd worden als het misleiden van stakeholders ten aanzien van de MVO-activiteiten van een organisatie. Door het verspreiden van niet oprechte informatie presenteert een organisatie zich als maatschappelijk verantwoord (Parguel et al., 2011; Chen en Chang, 2012). Naast greenwashing hebben verschillende organisaties geprobeerd om door middel van strategische partnerschappen zichzelf beter te presenteren dan ze daadwerkelijk zijn (Laufer, 2003). Bluewashing is de term die hiernaar refereert en inhoudt dat organisaties zich associëren met VNinitiatieven zoals het Global Compact, zonder dat het bedrijf daar ook echt invulling aan geeft (Dawkins en Lewis, 2003). Organisaties met een ongegronde MVO claim en die de intentie hebben MVO als masker te gebruiken om de werkelijkheid te doen verhullen riskeren in plaats van economische voordelen het tegenovergestelde (Deegan en Carroll, 1993; Bazillier en Vauday, 2009; Wagner et al., 2009). In het algemeen wordt namelijk verondersteld dat greenwashing en/of bluewashing kan leiden tot negatieve reacties van stakeholders. Aantasting van de reputatie (Fombrun, 1996), wantrouwen (Chen en Chang, 2012), cynisme (Jahdi en Acikdilli, 2009), scepsis (Bae en Cameron, 2006; Wagner et al., 2009; Parguel et al., 2011; Elving, 2012) en uiteindelijk een gebrek aan geloofwaardigheid in de organisatie zijn gevolgen die een organisatie nog lange tijd nadelig kunnen beïnvloeden. Bovendien verwachten stakeholders dat organisaties integer en geloofwaardig handelen. Alleen een MVO claim 16
die geloofwaardig wordt bevonden kan de publieke perceptie positief beïnvloeden en daardoor leiden tot een verhoging van het marktaandeel, betere stakeholder relaties tot gevolg hebben en tevens organisaties een stukje extra reputatie bescherming geven (Deegan, 2002; Ramus & Montiel, 2005; Minor & Morgan, 2011). Geloofwaardigheid is daarom een noodzakelijke voorwaarde om op lange termijn succes te halen uit de MVO-activiteiten. Als stakeholders herkennen dat organisaties zich associëren met greenwashing en/of bluewashing zullen ze de bedrijven niet meer vertrouwen en als reactie de organisatie van deze praktijken beschuldigen met het drastische gevolg dat organisaties geloofwaardigheid wordt aangetast. Volgens Becker-Olsen et al. (2006) is het daarvoor belangrijk dat organisaties voorzichtig zijn in de keuze voor een bepaalde strategie. MVO activiteiten die niet goed aansluiten bij de organisatievisie en- strategie en/of op onwaarheid rusten verminderen de geloofwaardigheid van de MVO claim. Tevens stellen Becker-Olsen et al. dat scepsis niet alleen wordt gedreven door een winstgeoriënteerde MVO strategie maar voornamelijk door een discrepantie tussen de vooraf opgestelde MVO doelstellingen en de daadwerkelijke MVO activiteiten. De geloofwaardigheid van een MVO claim kan daarom worden gedefinieerd als de overeenstemming van de MVO claim van een organisatie en zijn MVO activiteiten (Dawkins & Lewis, 2003; Moratis, 2013). De huidige academische opvatting is dat de focus dient te liggen op het strategisch integreren van verantwoord ondernemen in het bedrijfsmodel (Waddock, 2008; Kolk in Sharma & Lee, 2012; Porter & Kramer 2011). Om te zorgen dat organisaties daadwerkelijk profijt hebben van de MVO activiteiten, niet beschuldigd zullen worden van greenwashing en/of bluewashing en externe maar ook interne stakeholders vertrouwen hebben in de MVO activiteiten is geloofwaardig MVO beleid dan ook essentieel. De vraag hoe organisaties de geloofwaardigheid van hun MVO-claims kunnen vergroten blijft echter nog steeds onbeantwoord. Voorbeelden uit de praktijk laat tevens zien dat geloofwaardigheid van onder andere de communicatie over MVO-vraagstukken nog sterk kan verbeteren. Zo blijkt uit 17
een onderzoek van GlobeScan dat afgelopen 10 jaar in 10 landen is bijgehouden dat slechts 38% van de respondenten gelooft dat organisaties eerlijk zijn in de communicatie betreffende hun MVOprestaties (GlobeScan, 2012). Niet alleen externe stakeholders zijn sceptisch over de geloofwaardigheid van organisaties MVO-commitment, ook interne stakeholders ervaren een gebrek aan geloofwaardigheid wat betreffende MVO-claims die worden gedaan binnen hun eigen organisatie. Uit een onderzoek uitgevoerd door Globescan blijkt dat, onder meer dan 1500 werknemers werkend binnen grote bedrijven in 12 verschillende landen, een meerderheid van 58% een discrepantie voelt ten opzichte wat er geclaimd wordt en daadwerkelijk wordt uitgevoerd in relatie tot MVO (GlobeScan, 2012). Ook vanuit de praktijk is dus geen gebrek aan behoefte om de geloofwaardigheid van MVO-claims te verbeteren. De geloofwaardigheid van MVO-claims vormt dan ook een belangrijk en interessant onderzoeksthema. In de volgende paragraaf zal aan de hand van bestaande literatuur worden achterhaald wat bekend is over het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO. Ten slotte wordt de onderzoeksvraag weergegeven, de structuur (§1.5) en de relevantie (§1.6) van dit onderzoek beschreven.
1.4 Geloofwaardigheid van MVO vergroten Wat al eerder is opgemerkt wordt in de huidige organisatiecontext steeds vaker gebruik gemaakt van een progressief, systematisch en transparante aanpak van MVO. Stakeholdersgroepen worden als belangrijke MVO zaken- en beslissingspartners geïntegreerd en MVO-instrumenten zoals richtlijnen, standaarden, codes en management systemen worden steeds verder ontwikkeld (Castka and Balzarova, 2008; Fombrun, 2005). Organisaties willen de morele kant van MVO uiten, op een strategische manier invulling geven aan MVO en stakeholders laten zien dat het bedrijf MVOkwesties belangrijk vindt. Derhalve maken organisaties gebruik maken van MVO-standaarden. MVOstandaarden kunnen dan ook bijdragen aan geloofwaardig MVO en helpen bij het formuleren van MVO organisatiedoelstellingen en het vertalen en implementeren van deze doelen in de praktijk (Moratis & Van der Veen, 2010). De literatuur geeft dus weer dat organisaties gebruik maken van 18
MVO-standaarden om richting te geven aan het MVO-beleid en het toepassen van de standaarden een bijdrage kan leveren aan geloofwaardig MVO. Daarentegen wordt niet heel diep en expliciet ingegaan op de kenmerken en functies van MVO-standaarden die ervoor zorgen dat organisaties de geloofwaardigheid van hun MVO-claims kunnen vergroten (Moratis en Van der Veen, 2010; Lageweg, 2011). Wetenschappers als Rasche (2009), Mena en Palazzo (2012), Mueckenberger en Jastram (2010) en Hahn en Weidtmann (2012) hebben wel enigszins onderzoek gedaan naar dit onderwerp maar gaan meer in op de legitimiteit van MVO-standaarden die op basis van een multi-stakeholder initiatief zijn ontwikkeld. Mena en Palazzo (2012) en Mueckenbergen en Jastram (2010) zijn bijvoorbeeld van mening dat wanneer een multi-stakeholder initiatief legitimiteit wil hebben het belangrijk is op een democratische manier te werk te gaan en veronderstellen daarbij dat het belangrijk is relevante stakeholdergroepen te integreren bij het nemen van beslissingen, stakeholders ook daadwerkelijk een stem dienen te hebben in het beslissingsproces en standaardontwikkelingsprocessen transparant moeten zijn. Ook Hahn en Weidtmann (2012) gaan in op het creëren van legitimiteit door het betrekken van diverse stakeholdersgroepen bij beslissingsprocessen. Rasche (2009) heeft daarbij een model ontwikkeld om MVO-standaarden te analyseren en met elkaar te vergelijken. Het model is gebaseerd op drie punten: inhoud, proces en context en is ontwikkeld om managers te helpen bij de keuze voor een bepaalde MVO-standaard. Dit houdt in dat wel degelijk onderzoek is gedaan over de kenmerken en functies van MVO-standaarden. Echter, de huidige academische literatuur gaat met name in op de legitimiteit van multi-stakeholder initiatieven in plaats van de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Door in dit onderzoek te focussen op MVO-standaarden en de rol hiervan met betrekking tot de geloofwaardigheid van MVO-claims zal er een bijdrage worden geleverd aan de wetenschappelijke kennis met betrekking tot dit onderwerp. Voordat specifiek wordt ingegaan op MVO-standaarden en de onderzoeksvragen worden weergegeven, gaat paragraaf 1.4.1 eerst in op wat standaarden nu eigenlijk zijn en er mee bedoelt wordt. 19
1.4.1 Standaarden In de huidige samenleving zijn standaarden ruim vertegenwoordigd, variërend van kwaliteitsnormen voor producten en diensten zoals Fairtrade, communicatie- en informatietechnologie standaarden (David en Greenstein, 1990) tot standaarden die gaan over hoe organisaties sociale, maatschappelijke en milieukwesties kunnen en/of dienen te besturen (Gilbert, Rasche en Waddock, 2011). Volgens de Internationale Organisatie voor Standaarden (ISO) is een standaard “Document, established by consensus, and approved by a recognized body, that provides for common and repeated use, rules, guidelines, or characteristics for activities or their results, aimed at the achievement of the optimum degree of order in a given context” (ISO, 2001, p. 9, in Brunsson, Rasche en Seidl, 2012). De Europese Commissie (2001) definieert een standaard als “a widely agreed set of procedures, practices and specifications”. Brunsson en Jacobsson (2000) stellen dat standaarden in het algemeen een vorm van zelfregulering zijn die vrijwillig is maar effectief kunnen zijn bij het verstrekken van informatie, ingewikkelde kwesties kunnen vergemakkelijken en het coördineren van activiteiten eenvoudiger kunnen maken. Omdat dit onderzoek zich nadrukkelijk bezig houdt met MVO gaat de volgende paragraaf specifiek in op MVO-standaarden.
1.4.2 MVO-Standaarden Op het gebied van MVO zijn de laatste jaren diverse standaarden tot stand gekomen bedoeld om richting te geven aan organisaties gedrag met betrekking tot de sociale en milieukwesties waar zij als bedrijf invloed op uitoefenen. Deze standaarden, ook wel “international accountability standards” genoemd, worden gedefinieerd als vrijwillige vooraf gedefinieerde regels, procedures en methoden om het sociale, maatschappelijke en milieugedrag en/of de prestaties van de organisaties systematisch te meten, beoordelen, auditen en/of te communiceren (Gilbert en Rasche, 2008; Rasche, 2009). In het algemeen kan gesteld worden dat MVO-standaarden fungeren als hulpmiddel 20
voor bedrijven om op een bepaald MVO-gebied belangrijke kwesties te herkennen, duidelijkheid te verschaffen en organisaties te helpen met het bedenken en implementeren van doelen en strategieën gerelateerd aan de gesignaleerde MVO-kwesties (Moratis en van der Veen, 2010; Hahn en Weidtmann, 2012). Het uiteindelijke doel is organisaties te ondersteunen met invulling te geven aan een duurzame bedrijfsvoering (Moratis en van der Veen, 2010). Standaarden kunnen organisaties helpen met het bedenken en implementeren van MVO door beginselen gerelateerd aan verschillende MVOthema’s zoals bestuur, milieu, mensenrechten, maatschappij te vertalen in effectieve acties. Het nastreven van een MVO-standaard wordt, onder andere in het kader van duurzaam inkopen, steeds meer gezien als een voorwaarde om deel te nemen in zakenrelaties (McCrudden, 2007; Walker et al., 2009). Met het gebruik van MVO-standaarden zoals de UN Global Compact, Global Reporting Initiative (GRI), SA 8000, ISO 14001 en ISO 26000, streven organisaties de verificatie, communicatie en geloofwaardigheid van de duurzaamheidsactiviteiten te verbeteren (Waddock, 2008; Castka & Balzarova, 2008; Gilbert, Rasche en Waddock, 2011). Terwijl de kenmerken en functies van diverse standaarden worden besproken en verondersteld wordt dat MVO-standaarden bijdragen aan de geloofwaardigheid van MVO-claims geeft de academische literatuur nauwelijks tot geen empirisch bewijs van de rol die MVO-standaarden hebben op het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims (Gilbert, Rasche en Waddock, 2011). Waar diverse type standaarden zijn, zijn ook verschillen in de mate waarop de standaarden invloed uitoefenen op de geloofwaardigheid van MVO-claims. Dit onderzoek heeft als doel de academische literatuur met origineel empirisch materiaal te verrijken en de kloof wat betreft de rol van MVOstandaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims te dichten. De vraagstelling die centraal staat is: “Wat is de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVOclaims?” Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord door aan de hand van een literatuurstudie en het meten van percepties van MVO-managers van Nederlandse bedrijven te achterhalen welke kenmerken en 21
functies van MVO-standaarden als belangrijk worden gezien ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims. De onderzoeksopzet concentreert zich met name op ISO 26000 en MVO-Prestatieladder. Hiervoor is gekozen omdat deze standaarden belangrijke onderscheidende kenmerken bevatten en daarnaast twee modellen van MVO-standaardisering representeren. Diverse deelvragen vormen de leidraad en worden behandeld ter doel de centrale vraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden. 1. Wat zijn functies en doelen van standaarden in het algemeen en MVO-standaarden in het bijzonder? 2. Welke typen MVO-standaarden zijn te onderscheiden? 3. Gebruiken bedrijven MVO-standaarden voor het vergroten van de geloofwaardigheid van MVOclaims? 4. Welke (typen) MVO-standaarden gebruiken zij hiertoe? 5. Welke MVO-standaarden vinden MVO-managers geloofwaardig? 6. Welke kenmerken moet een MVO-standaard hebben om geloofwaardig gevonden te worden? 7. Welke rol speelt een betrouwbaarheidsverklaring (zoals certificering) hierin? Om antwoord te krijgen op de deelvragen en onderzoeksvraag wordt gebruik gemaakt van een exploratief onderzoek ontwerp. Dit houdt in dat kenmerken en relaties tussen kenmerken beschreven zullen worden (Saunders et al., 2009). Hiervoor is gekozen omdat het doel van dit onderzoek zich richt op het verkrijgen van empirische inzichten over de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims.
22
1.5 Structuur Het eerst volgende hoofdstuk bestaat uit het literatuuronderzoek. Hierin wordt inzicht gegeven in de functies en doelen van standaarden in het algemeen en MVO-standaarden in het bijzonder. Daarnaast gaat de literatuurstudie in op de verschillende soorten MVO-standaarden die in te delen zijn in bepaalde categorieën. De focus van dit onderzoek ligt op Nederlandse bedrijven. Nederlandse organisaties maken gebruiken van diverse MVO-standaarden. Echter, ISO 26000 en de MVOPrestatieladder zijn twee veelomvattende MVO-standaarden die in zekere zin vergelijkbaar zijn maar verschillende modellen van standaardisering volgen en daarbij een andere categorie standaarden representeren. Daarnaast zijn het tot heden de meest vooraanstaande en de meest toegepaste MVO-standaarden door het Nederlands bedrijfsleven (Moratis, 2013). In de literatuurstudie worden beiden standaarden en bijhorende kenmerken beschreven. Aan de hand van de literatuurstudie komen een aantal uitgangspunten (omgevormd in hypotheses) naar voren welke middels empirisch onderzoek geanalyseerd zullen worden. Respondenten worden in een online enquête gevraagd vragen en stellingen te beantwoorden. Voor de formulering van de vragen zullen de literatuurstudie bevindingen de basis vormen. Het empirisch onderzoek is bedoelt inzicht te krijgen in welke type standaarden organisaties gebruiken ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims, welke MVO-standaarden MVO-managers geloofwaardig vinden, welke kenmerken een MVO-standaard dient te hebben om geloofwaardig gevonden te worden en welke rol een betrouwbaarheidsverklaring (zoals certificering) hierin speelt. Na de analyse van het enquêteonderzoek worden de resultaten geïnterpreteerd. Tenslotte worden de uitgangspunten op basis van de literatuurstudie en de uitkomsten uit het empirisch onderzoek naast elkaar gelegd om de onderzoeksvraag te beantwoorden en zal uit de discussie en conclusie blijken wat voor nieuwe inzichten dit onderzoek heeft opgeleverd.
23
1.6 Relevantie van het onderzoek Onderzoek naar de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVOclaims kan op diverse manieren een nuttige bijdrage leveren, zowel aan de wetenschap als aan de maatschappij. 1.6.1 Praktische relevantie De resultaten van dit onderzoek kunnen bruikbaar zijn voor het bedrijfsleven. De huidige academische opvatting is dat MVO op een strategische manier wordt ingeweven in de organisatie en daarbij zowel rekening wordt gehouden met het behalen van winst, het milieu en de maatschappij (Waddock, 2008; Kolk in Sharma & Lee, 2012; Porter & Kramer 2011). Daarnaast willen bedrijven stakeholdervertrouwen creëren en vasthouden en greenwashingpraktijken voorkomen (Deegan en Carroll, 1993; Bazillier en Vauday, 2009; Wagner et al., 2009). Om aan het ethische-normatieve karakter van MVO te voldoen, MVO te koppelen aan de core business en signalen af te geven naar stakeholders dat onder andere daadwerkelijk op een serieuze manier aandacht wordt besteed aan MVO, gebruiken organisaties MVO-standaarden. Hiervoor is het voor managers van belang om te weten wat voor soort standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims kunnen ondersteunen. Daarbij kan het onderzoek onder andere meer duidelijkheid verschaffen over welke kenmerken en functies van MVO-standaarden van belang zijn bij het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. De resultaten van dit onderzoek zouden daarom kunnen leiden tot een betere strategische inzet van MVO-standaarden met als uiteindelijke doel het neerzetten van een geloofwaardige MVO-claim. Tevens kunnen de inzichten dienen als input voor de toekomstige ontwikkeling van MVO-standaarden. 1.6.2 Academische relevantie Door beantwoording van de onderzoeksvraag zal een bijdrage worden geleverd aan academische kennis met betrekking tot de geloofwaardigheid van MVO-claims en specifiek welke rol MVOstandaarden hierin spelen. Door de wetenschap wordt ingegaan op het feit dat geloofwaardig MVO 24
belangrijk is en MVO-standaarden hierin een rol kunnen spelen (Gilbert en Rasche, 2008; Rasche, 2009a; Brunsson en Jacobsson, 2000; Moratis en van der Veen, 2010; Moratis, 2013; Waddock, 2008; Castka & Balzarova, 2008). Daarnaast gaan academicus in op het krijgen van legitimiteit van MVOstandaarden die op basis van een multi-stakeholder initiatief zijn ontwikkeld. Echter, legitimiteit en geloofwaardigheid zijn twee uiteenlopende onderwerpen. Dit betekent dat niet expliciet wordt ingegaan en wordt uitgelegd welke kenmerken en functies van MVO-standaarden er voor kunnen zorgen dat MVO-claims geloofwaardig worden bevonden. Er is dan ook weinig wetenschappelijk onderzoek verricht naar de relatie van MVO-standaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims waardoor over dit onderwerp zeer weinig bestaande theorie is (Gilbert, Rasche en Waddock, 2011). Het analyseren van bestaande literatuur en een kwantitatief exploratief onderzoek zal zorgen voor meer wetenschappelijk inzicht in dit onderwerp. Tevens kan dit academisch gezien leiden tot beleidsaanbevelingen voor de MVO-strategie van Nederlandse organisaties.
2. Literatuurstudie In dit hoofdstuk zal aan de hand van de bestaande literatuur worden toegelicht wat voor soort MVOstandaarden er zijn en welke rol zij hebben in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVOclaims. In §2.1 wordt ingegaan op de verschillende typen MVO-standaarden. Vervolgens wordt in §2.2 specifiek ingegaan op de functies en kenmerken van MVO-standaarden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de MVO-prestatieladder en ISO 26000. Ten slotte zullen de belangrijkste verschillen van de MVO-prestatieladder en ISO 26000 aan bod komen evenals de rol van deze standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims.
2.1 MVO-standaarden Organisaties committeren zich met MVO-standaarden om diverse redenen. In bepaalde industrieën is het werken volgens standaarden een voorwaarde om zakenrelaties aan te gaan en soms zelfs
25
noodzakelijk om als een geloofwaardige marktspeler bevonden te worden (Guler, Guillen en Macpherson, 2002; King, Lenox en Terlaak,2005). De kledingindustrie is een goed voorbeeld van waar merken hun leveranciers vereisen zich te certificeren volgens bepaalde arbeidsnormen. Deze normen garanderen bijvoorbeeld dat voor de productie van kleding geen kinderen worden ingezet (Locke, Amengual en Mangla, 2009). Daarnaast voelen organisaties de druk van stakeholdersgroepen als, NGO’s, consumenten, media, overheid en vakbonden om zich te binden met MVO-standaarden. Wanneer organisaties niet mee gaan met deze druk en MVO-standaarden negeren kunnen de bestaande relaties met stakeholders onder spanning komen te staan. Daarentegen committeren organisaties zich niet alleen met MVO-standaarden omdat de omgeving dat van hen vraagt. Zadek (1998) veronderstelt bijvoorbeeld dat het waarborgen van kwaliteit en het uiteindelijk ondersteunen van organisaties MVO-beleid tevens belangrijke redenen kunnen zijn om MVO-standaarden te integreren in de bedrijfsvoering. Andere wetenschappers zoals Munilla en Miles (2005) veronderstellen dat het invoeren van MVO-standaarden concurrentievoordeel met betrekking tot de reputatie kan opleveren. In de volgende paragraaf (§2.1) worden de functies van MVO-standaarden nader toegelicht. Wanneer organisaties besluiten zich te binden met een MVO-standaard kunnen ze kiezen uit verschillende soorten standaarden. De UN Global Compact, OESO richtlijnen, GRI, ISO 14001, ISO 26000 en MVO-Prestatieladder zijn slechts enkele van de tientallen mogelijkheden. Op diverse punten verschillen deze standaarden van elkaar. Volgens Rasche (2010) kunnen de MVOstandaarden onderverdeelt worden in vier categorieën: op principes gebaseerde standaarden (principle-based standards), certificatie standaarden (certification standards), verslaggevingsstandaarden (reporting standards), processtandaarden (process standards) en op richtlijnen gebaseerde standaarden (integrative guidance standards).
26
2.1.1 Verschillende type MVO-standaarden Principes gebaseerde standaarden Een op principes gebaseerde MVO-standaard bevat alleen principes die betrekking hebben op MVO gerelateerde problemen. MVO-standaarden gebaseerd op principes, zoals de UN Global Compact en de OECD Guidelines for Multinational Enterprises, biedt organisaties een leidraad om gestructureerd invulling te geven aan universele principes rondom bijvoorbeeld mensenrechten, arbeidscondities, milieu en corruptiebestrijding. Daarnaast vormt het tussen bedrijven die dezelfde op principes gebaseerde standaard naleven een uitgangspunt voor het aangaan van een dialoog waarin onder andere ‘best practices’, kennis en ervaringen kunnen worden gedeeld (Rasche, 2009; Gilbert, Rasche en Waddock, 2011). In tegenstelling tot andere soorten standaarden, bijvoorbeeld de certificeerbare SA8000, heeft de UN Global Compact geen intentie om het duurzaamheidsgedrag van de bedrijven te meten. De organisaties die werken volgens principes gebaseerde standaarden zoals de UN Global Compact zijn daarentegen wel vereist een jaarlijks voortgangsverslag ten opzichte van de principes te publiceren. Certificatie standaarden Certificatie MVO-standaarden zoals de SA 8000 en de ISO 14001 hebben in tegenstelling tot principes gebaseerde standaarden, het uitgangspunt om tegen vooraf opgestelde criteria organisaties duurzaamheidsgedrag te controleren, te keuren en te bewaken. Externe partijen toetsen of de criteria van de certificeerbare standaarden worden nageleefd (Gilber, Rasche en Waddock, 2011). Wanneer organisaties de bedrijfsvoering hebben ingevuld volgens de principes van de standaard kunnen hiervoor aangestelde bureaus beoordelen en meten of organisaties de principes goed genoeg naleven om daadwerkelijk een certificaat te ontvangen. De certificaat verklaart dat daadwerkelijk aan de criteria van de standaard wordt voldaan en voorziet als mechanisme die organisaties verantwoordelijkheid over MVO garanderen (Leipziger, 2010). Waar verschillende onderzoekers het hiermee eens zijn, spreken andere onderzoeken van de gebreken die certificatie met zich meebrengen. Volgens O’Rourke (2000) is door het gebrek aan algemeen geldende 27
regelgeving over de kwalificaties die nodig zijn om MVO-standaarden certificatie audits uit te voeren het kennisniveau van de partijen die de auditen uitvoeren niet goed genoeg om bijvoorbeeld veiligheidssituaties te herkennen en te beoordelen. De quote die O’Rourke gebruikt is: “auditors did not appear to have adequate knowledge of occupational health and safety issues or hazard recognition.” In hoofdstuk 2.3.1 ga ik dieper in over de voor- en nadelen van certificeerbare standaarden. Verslaggevingsstandaarden Verslaggevingsstandaarden omschrijven richtlijnen die organisaties kunnen gebruiken om verslag uit te brengen over MVO kwesties waarmee organisaties vervolgens hun MVO praktijken kunnen communiceren naar de stakeholders (Rasche, 2010). De Global Reporting Initiative (GRI) is wereldwijd de meest voorstaande referentiestandaard op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving. De GRI schept een gestandaardiseerde kader met principes en indicatoren die organisaties kunnen gebruiken bij het rapporteren over hun MVO-prestaties (GRI, 2010). Een duurzaamheidsrapport dat is opgesteld op basis van de GRI is gezien de kwaliteit en inhoudelijke eisen transparant (Levy, Brown, & de Jong, 2009). Daardoor is het duurzaamheidsrapport voor stakeholders geschikt om kennis te nemen van de duurzaamheidsrisico’s en kansen waar een organisatie mee te maken heeft. Processtandaarden Processtandaarden houden zich bezig met de vraag hoe organisaties duurzaamheid kunnen bereiken en integreren in hun bedrijfsvoering. Proces MVO-standaarden begeleiden organisaties bij het bedenken en implementeren van MVO-activiteiten (Leipziger, 2010). De AA1000 is bijvoorbeeld een standaard met principes die organisaties kunnen gebruiken als leidraad bij het bedenken en implementeren van MVO-activiteiten (Göbbels en Jonker, 2003). De AA1000 ondersteunt organisaties om bewust en transparant om te gaan met duurzaamheidsvraagstukken. De standaard is ontwikkeld om de kwaliteit van de geclaimde duurzame bedrijfsvoering en verslaggeving te
28
verbeteren. De standaard helpt organisaties hierbij door sociale en ethische kwesties op een strategische manier te verbinden met de bedrijfsvoering van een organisatie (Jonker, 2001; Rasche en Esser, 2006; Gilbert, et al., 2010). Ook ISO 26000 wordt gezien als een processtandaard die een organisatie ondersteuning en leidraad kan bieden ten opzichte van zijn MVO vraagstukken. Op richtlijnen gebaseerde standaarden Op richtlijnen gebaseerde standaarden ondersteunen organisaties met het vormgeven en implementeren van MVO. Kenmerkend voor op richtlijnen gebaseerde standaarden zijn de gegeven definities en ideeën over wat MVO is. Terwijl ISO 26000 ook als een processtandaard wordt gezien kan deze ook ingedeeld worden in de op richtlijnen gebaseerde standaarden categorie (Rasche, 2010). Daarentegen is volgens Hahn (2012) ISO 26000 niet in te delen in één van de hierboven genoemde categorieën maar een innovatieve ontwikkeling die als een type D standaard kan worden omschreven in plaats van een proces of op richtlijnen gebaseerde standaard. Volgens Hahn is dit omdat het naast een proces focus ook is gefocust op de inhoud en daarnaast tevens in staat is het managementsysteem te verbeteren door het integreren van stakeholders (Hahn, 2012). Waar Hahn (2012) sterk van mening is dat met ISO 26000 een nieuwe categorie standaarden is ontstaan ondervindt hij weinig steun van collega onderzoekers. Het integreren van stakeholders bij de ontwikkeling van MVO-standaarden vindt dan ook bij meer MVO-standaarden plaats dan bij ISO 26000 alleen (zie tabel 1)(Mena en Palazzo, 2012). In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan. 2.1.2 Drie modellen van standaardisering De hierboven vijf omschreven MVO-standaard categorieën vormen een overzicht van de verschillen in de bestaande MVO-standaarden. Echter, in sommige aspecten vormen de categorieën een overlap. Zo zijn veel overeenkomsten terug te zien tussen verslaggeving en proces MVOstandaarden. De GRI definieert bijvoorbeeld uitgangspunten hoe organisaties een duurzaamheidsverslag tot stand kan brengen maar de GRI kan daarbij het verslaggevingsproces zelf
29
ook standaardiseren (Cooper en Owen, 2007). Hetzelfde geldt voor de SA 8000. Deze is eerder omschreven als een certificatie standaard maar definieert tevens managementsystemen waardoor het ook ingedeeld kan worden naar een processtandaard (Leipziger, 2010). Dit onderzoek maakt onderscheidt in drie MVO-standaard categorieën: principes gebaseerde MVO-standaarden, managementsysteem MVO-standaarden en op richtlijnen gebaseerde MVO -standaarden. De principes gebaseerde MVO-standaard categorie blijft hetzelfde en omvat standaarden die alleen principes bevatten zoals de UN Global Compact. De hierboven beschreven certificatie categorie wordt ondergebracht in de managementsysteem MVO-standaarden categorie. Deze categorie omschrijft standaarden zoals de ISO 14001 en MVO-Prestatieladder en stelt eisen waaraan de organisatie moet voldoen. De laatste categorie omvat op richtlijnen gebaseerde MVOstandaarden, hieronder vallen MVO-standaarden die suggesties doet aan organisaties hoe invulling gegeven kan worden aan MVO-kwesties, een voorbeeld is ISO 26000. Zowel standaarden die alleen gaan over het proces die de organisatie door kan lopen ter implementatie van MVO of bijvoorbeeld de implementatie van een duurzaamheidsverslag, als ook standaarden die suggesties doen over zowel de inhoud van het beleid kunnen in deze categorie vallen. De drie soorten categorieën met MVO-standaarden kunnen op vrijwillige basis worden toegepast, oftewel zijn niet bij wet geëist. Echter, soms eist het zakelijke verkeer wel van organisaties om MVO-standaarden te gebruiken omdat ze anders niet als serieuze marktspeler worden bevonden (Guler, Guillen en Macpherson, 2002; King, Lenox en Terlaak,2005). Multistakeholderbenadering Iedere organisatie heeft zijn eigen specifieke kenmerken, zijn eigen stakeholders, een organisatie cultuur, structuur en doelstellingen. Daarvoor vraagt iedere situatie om een passende oplossing en dienen organisaties te kijken welke MVO-standaard of combinatie het meest geschikt is om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Het is bovendien wel belangrijk dat een MVOstandaard breed toepasbaar is en door verschillende regio’s en sectoren wordt erkent. Dit brengt een grote verantwoordingsplicht met zich mee en vereist een zekere mate van overeenstemming onder 30
stakeholders (Leipziger, 2010). Fransen en Kolk (2007) suggereren dat constructieve samenwerkingsverbanden tussen stakeholders positief bijdraagt aan het bereiken van een effectieve standaard. Een standaard gebaseerd op overeenstemming , kennisdeling, belangenbehartiging en legitimiteit resulteert volgens Fransen en Kok in een betere aanpak van de complexe duurzaamheidsvraagstukken. Ook Palazzo en Scherer (2010) veronderstellen dat een Multistakeholderbenadering ervoor zorgt dat een leer platform wordt gecreëerd waar diverse partijen hun kennis en ervaringen kunnen delen en aan elkaar kunnen laten zien dat ze interesse tonen en betrokken zijn met MVO. Steeds meer MVO-standaarden worden daarom ontwikkeld op basis van een Multistakeholderbenadering (Waddock, 2008; Mena en Palazzo, 2012). Dit houdt in dat diverse belangrijke, minstens twee, stakeholdergroepen, zoals de overheid, organisaties en burgermaatschappijen (NGO’s), bij elkaar komen om samen tot overeenstemming te komen hoe de MVO-standaard wordt vorm gegeven (Mitchel, Agle en Wood, 1997; Mena en Palazzo, 2012). Via deze weg zijn al diverse greenhouse gases (GHG), broeikasgassen standaards, de Forestry Stewerdship Council, Marine Stewerdship Council en de Fair Trade Mark tot stand gekomen (Castka & Balzarova, 2012). MVO-standaard ISO 26000 is een andere standaard die tot stand is gekomen door een Multistakeholder aanpak. Terwijl ISO (International Organization for Standardization) voorgaande ISO standaarden zoals de ISO 14001 en ISO 9001 zelf heeft ontwikkeld en gebaseerd heeft op een set van regels, is voor ISO 26000 een andere aanpak gekozen. Met het doel de transparantie en betrokkenheid met stakeholders te vergroten was bij de ontwikkeling van ISO 26000 een groep van circa 400 genomineerde experts betrokken, representatief uit meer dan 90 landen en 40 internationale of regionale organisaties (Moratis, 2013). MVO-standaarden die zijn ontwikkeld op basis van een Multistakeholderbenadering worden ook wel Multistakeholderstandaarden genoemd. In onderstaande tabel (Tabel 1) is een selectie MVO-standaarden overzichtelijk weergegeven waarin ze zijn ingedeeld naar de categorie (principes, richtlijn of managementsysteem), aangevinkt is of ze 31
certificeerbaar zijn en tevens wordt weergegeven of ze door middel van een samenwerking tussen verschillende stakeholdergroepen tot stand zijn gekomen, oftewel een Multistakeholderstandaard zijn. Tabel 1 MVO-standaard
Type standaard
Multistakeholderstandaard
AA 1000
Richtlijn
ν (organisaties, NGO's, academicus)
Global Reporting Initiative
Richtlijn
ν (organisaties, NGO's, academicus)
ISO 26000
Richtlijn
ν (organisaties, NGO's, overheid)
OESO-richtlijnen
Richtlijn
MVO-Prestatieladder
Managementsysteem
ν
ISO 14001
Managementsysteem
ν
ISO 9001
Managementsysteem
ν
SA 8000
Managementsysteem
ν (organisaties, NGO's, overheid,
Certificeerbaar
ν
vakbonden) OHSAS 18001
Managementsysteem
UN Global Compact
Op principes gebaseerd
ν ν (organisaties, NGO's, overheid, vakbonden)
2.2 Doel en functies van MVO-standaarden MVO kan positief bijdragen aan het imago, het vertrouwen en de geloofwaardigheid van een organisatie (Abdeen, 1991; Pfau et al., 2008; Daugherty, 2001). Organisaties hebben dan ook verschillenden redenen om zich te binden met MVO-standaarden. In sommige situaties committeren organisaties zich aan standaarden om het MVO-beleid te koppelen aan de kern competenties van de organisatie. Te voldoen of juist te anticiperen op toekomstige wetgeving, om zodoende risico’s als boetes te vermijden, zijn andere redenen om als organisatie een binding aan te gaan met MVOstandaarden. Daarnaast kan de implementatie van de MVO-standaard ervoor zorgen dat in het bedrijf zelf de bekendheid over MVO stijgt en werknemers onderling een sterkere band met elkaar voelen. 32
Volgens Sen et al. (2006) is het belangrijk dat stakeholders bewust zijn van de MVO activiteiten die een organisatie uitvoeren. Dit gaat niet vanzelf en daarom is het essentieel dat organisaties bewustzijn over MVO genereren. MVO-standaarden kunnen hierbij helpen, zo beveelt Abdeen (1991) organisaties gebruik te maken van instrumenten zoals sociale jaarverslagen om stakeholders bewust te maken van organisaties MVO-claim. Een MVO-standaard helpt de MVO activiteiten en prestaties zowel aan interne als externe stakeholders te communiceren. Stakeholdergroepen als non-gouvernementele organisaties (NGO’s), consumenten, aandeelhouders, werknemers, media, leveranciers en andere belanghebbenden zijn geïnteresseerd in de sociale en milieukwesties waar de organisatie mee te maken heeft. Stakeholders zijn steeds meer bereid mee te denken over MVO kwesties. Daarbij zien organisaties en standaardisatie organisaties het belang om rekening te houden met de wensen en eisen van stakeholders (Freeman et al., 2004). De ontwikkeling dat MVO-standaarden ontwikkeld worden op basis van een Multistakeholderbenadering, zoals ISO 26000, zorgt er ook daadwerkelijk voor dat belangrijke stakeholdergroepen een stem krijgen in de totstandkoming en invulling van een MVO-standaard (Castka and Balzarova, 2008; Rasche, 2009, 2010; Mueckenberger en Jastram, 2010; Moratis en Cochius, 2010, 2011). MVO-standaarden kunnen daarom een basis vormen voor het aangaan van een stakeholderdialoog (Terlaak, 2007). Een ander voordeel is dat de implementatie van een op stakeholder afgestemde MVO-standaard, dit onder andere door het dialoog aspect, laat zien dat de organisatie is betrokken met zijn stakeholders en een verplichting voelt om ten opzichte van hen gehoor te geven aan MVO. Dit verbetert de reputatie, legitimiteit en geloofwaardigheid van organisaties MVO-claims (Moratis & Van der Veen, 2010). Transparantie is een belangrijk onderdeel van MVO. Een functie van MVO-standaarden is dat het kan zorgen voor meer transparantie. De MVO-standaard kan organisaties helpen op een transparante manier te communiceren naar zijn stakeholders. Standaarden helpen stakeholders beter inzicht te krijgen in MVO kwesties waar de organisatie mee te maken heeft, hoe de organisatie daarmee omgaat en wat voor MVO-prestaties worden behaald. Dit zorgt ervoor dat stakeholders zich 33
betrokken voelen bij de organisatie en daardoor mee willen denken over MVO kwesties. Hierdoor zullen ze de gemaakte keuzes beter begrijpen en kan het tevens leiden tot innovatieve oplossingen en samenwerkingsverbanden (Zwetsloot, 2003; Moratis & Cochius, 2010, 2011; Castka et al., 2004; Castka & Balzarova, 2008; Mueller et al., 2009). Naast een communicatie middel is een nog belangrijker doel van MVO-standaarden om organisaties te helpen met het vormgegeven en handhaven van het duurzaamheidsbeleid. MVOstandaarden zijn niet alleen voordelig voor de organisatie zelf maar door de erkende procedures en specificaties maken ze daarnaast de coördinatie en samenwerking met andere organisaties makkelijker en draagt het bij aan een goede marktpositie (Brunsson & Jacobsson, 2000). Organisaties kunnen tevens kiezen partnerships aan te gaan met maatschappelijke organisaties en zich aan te sluiten met sectorinitiatieven die bepaalde MVO-ambities hebben. Organisaties die zich associëren met sectorale initiatieven die bijvoorbeeld het doel hebben CO2 uitstoot te verminderen door een samenwerking aan te gaan op het gebied van ‘supply chain’, kunnen hier voordeel uit halen. De samenwerking zorgt voor kennisdeling en draagt daarnaast bij aan een versterking van de geloofwaardigheid en het bereiken van de MVO-initiatieven (Grayson en Nelson, 2013; Moratis, 2013). Tevens kunnen standaarden organisaties helpen hoger te eindigen in MVO-ratings en – benchmarks. Dit kan helpen het stakeholder vertrouwen in de organisatie te versterken, de transactiekosten te verminderen en uiteindelijk de marktpositie van de organisatie te verbeteren. Verder kunnen MVO-standaarden fungeren als signaal naar stakeholdersgroepen dat, in geval een certificeerbare MVO-standaard, aan de basiseisen van de standaard wordt voldaan waardoor zij weten dat een bepaald MVO-niveau is behaald. MVO-standaarden die gekoppeld zijn aan certificering en externe partijen dus de MVO praktijken beoordelen en controleren maakt de ontkoppeling van inzet en implementatie minder waarschijnlijk (Ter Laak, 2007; King et al., 2005). Echter, sommige auteurs benadrukken dat certificeerbare MVO-standaarden het ontkoppelingsprobleem niet kunnen voorkomen. Ontkoppeling is dan ook een fenomeen dat in meerdere studies wordt samengebracht met MVO. Dit houdt in dat ondanks de MVO-standaard 34
discrepantie plaatsvindt tussen het geen wat de standaard voorschrijft en daadwerkelijk op een continue basis door de organisatie wordt nageleefd (Schwartz & Tilling, 2009). Onderzoeken van Christman & Taylor (2006) en Boiral (2003) laten zien dat ondanks toetsing door hiervoor aangestelde derden sommige organisaties alsnog gecertificeerd worden met een standaard terwijl niet te allen tijde voldaan wordt aan de eisen die het certificaat voorschrijft. Vaak hebben ontkoppelingsproblemen betrekking op de complexiteit die ethische codes met zich meebrengen. Dit onderzoek focust zich op ISO 26000 en MVO-prestatieladder. ISO 26000 is geen managementsysteem, niet certificeerbaar maar een richtlijn en dus een op richtlijn gebaseerde MVO-standaard. Verschillende organisaties in Nederland hebben als respons op het niet certificeerbare karakter van ISO 26000 een certificeerbare MVO-standaard ontwikkeld, namelijk de MVO-Prestatieladder (Moratis en Tatang, 2013; Moratis, 2013). Beiden standaarden dienen als basis voor het verbeteren van de geloofwaardigheid van de MVO-claims die organisatie naar buiten brengen. De vraag die open blijft staan is wat beiden standaarden geloofwaardig maakt en of een verschil in de geloofwaardigheid is toe te kennen. Om dit te onderzoeken wordt in de volgende paragrafen aandacht gegeven aan zowel de kenmerken van ISO 26000 als de MVO-prestatieladder.
2.3 ISO 26000 De meest recente MVO-standaard, ISO 26000, fungeert als internationale richtlijn voor de operationalisering en realisatie van MVO en is tot stand gekomen door een samenwerking van diverse stakeholdergroepen (Castka and Balzarova, 2008; Moratis & Cochius, 2010). De standaard is gebaseerd op de VN Global Compact, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de OESO richtlijnen voor multinationals, de GRI en de Internationale Arbeidsorganisatie Verklaring over Fundamentele Principes en Rechten op het Werk. Organisaties van alle soorten en mate zijn vrij in de keuze om gebruik te maken van ISO 26000. De ISO richtlijn ondersteunt organisaties bij de integratie van MVO door overzicht en structuur te bieden in een woud van MVO-standaarden (Moratis & 35
Cochius, 2010). De definitie die ISO 26000 hanteert voor MVO is “responsibility of an organization for the impacts of its decisions and activities on society and the environment, through transparent and ethical behaviour that (a) contributes to sustainable development, including health and the welfare of society, (b) takes into account the expectations of stakeholders, (c) is in compliance with applicable law and consistent with international norms of behaviour, and (d) is integrated throughout the organization and practised in its relationships” (ISO, 2010 blz.3). ISO 26000 verwijst naar zeven algemeen geldende principes: respect voor mensenrechten, respect voor internationale gedragsnormen, respect voor de wet, respect voor stakeholders belangen, ethisch gedrag, transparantie en verantwoordelijkheid. Deze zeven principes vormen het uitgangspunt van waar organisaties hun MVO beleid op kunnen baseren (ISO, 2010). Geen enkele organisatie is perfect en zelfs multinationals als Apple komen nog regelmatig in het nieuws voor vermeende praktijken zoals kinderarbeid (Schellevis, 2013). Het doel van bovengenoemde principes is dan ook dat organisaties kritisch kijken naar de diverse punten en daaropvolgend bepalen waar voor hen de verbeterpunten liggen. Naast de zeven principes maakt ISO 26000 standaard onderscheid tussen zeven MVO thema’s. Dit zijn bestuur van de organisatie, mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu, eerlijk zakendoen, consumentenbelangen en maatschappelijke betrokkenheid. Deze thema’s zijn vervolgens onderverdeeld in 37 onderwerpen die belangrijk zijn en kunnen bijdragen aan een geloofwaardige MVO claim. 2.3.1 Geloofwaardigheid van ISO 26000 Veel MVO-standaarden, zoals ISO 9001, ISO 14000 en de MVO-Prestatieladder zijn certificeerbaar. De certificering zorgt voor transparantie doordat zichtbaar wordt of een organisatie de MVO praktijken uitvoert zoals staat voorgeschreven in het managementsysteem. Tegelijkertijd heeft certificering een signaalfunctie dit doordat het certificaat organisatie gedrag transparant maakt waar dergelijk gedrag zonder het certificaat niet of in mindere mate kan worden aangetoond (Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007; Moratis, 2013). Verondersteld wordt dan ook dat certificering de geloofwaardigheid van standaarden en daarmee de MVO-claims versterkt (Christman en Taylor, 2006; Conroy, 2007;
36
Pflugrath et al, 2011). Bovendien, wordt gesuggereerd dat wanneer “best practices”, zoals deze zijn omschreven in de MVO-standaard, gekoppeld zijn aan organisatie competenties, certificering tevens een indicator is van onderliggende organisatie vaardigheden (Wenmoth & Dobbin, 1994). Een ander voordeel dat door Hahn (2012) wordt opgemerkt is dat certificering door derden de noodzaak van eerste partij auditen overbodig maakt. Daarnaast wordt veronderstelt dat certificatie met een managementsysteem een gunstig effect heeft op de concurrentievoordeel van de organisatie doordat transactiekosten en informatie asymmetrie kunnen afnemen (Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007; Hahn, 2012). Tevens zorgt certificering voor een erkenning van de vaardigheden en prestaties bij stakeholders zowel binnen (werknemers) als buiten (zoals leveranciers) de organisatie. Naast de voordelen van een certificeerbare MVO-standaard zien anderen de voordelen van MVO-standaarden die niet certificeerbaar zijn. Zoals al eerder aan bod is gekomen is volgens Hahn (2012) ISO 26000 een innovatieve ontwikkeling. Hahn is ondanks zijn veronderstelling dat certificering voordelen met zich meebrengt, van mening dat het onverifieerbare karakter van ISO 26000 daarentegen ook kansen kan bieden. Dit komt volgens hem doordat ISO 26000, in tegenstelling tot andere certificeerbare MVO- standaarden, is gebaseerd op de directe interactie met stakeholders en zich op zowel het proces als de inhoud van het MVO-beleid richt. Daarnaast biedt ISO 26000 organisaties meer flexibiliteit doordat de standaard geen eisen bevat maar alles naar eigen keuze ingevuld kan worden. Anderen zijn van mening dat certificatie niet ten allen tijden werkt en met name voor kleinere bedrijven door de dure audits een grote kostenpost kan zijn die niet opweegt tegen de voordelen die een certificaat kan brengen (Terlaak en King, 2006; Drobney, 1997; Miles et al., 1999). Daarnaast hebben onderzoeken aangetoond dat organisaties niet altijd op het juiste moment audits laten uitvoeren waardoor volgens Christmann en Taylor (2006) onzekerheid bestaat over de effectiviteit van certificeerbare managementsystemen als control mechanisme. Ondanks bovengenoemde voordelen en vergeleken met andere ISO management standaarden zoals de ISO 9001 (kwaliteitsmanagement) en de ISO 14001 (milieumanagement) die certificeerbaar zijn, is ondanks een ontwikkelingsproces waar de meningen van stakeholders erg 37
verdeeld waren, ISO 26000 niet certificeerbaar (Castka & Balzarova, 2006,2008). Ondanks het missen van een certificaat blijk uit onderzoek van Moratis en Cochius (2011) dat de helft van de 220 onderzochte Nederlandse organisaties ISO 26000 toepast met als belangrijkste reden het verbeteren van de geloofwaardigheid van de MVO activiteiten. ISO 26000 biedt organisaties dan ook een leidraad voor het opstellen van het MVO-beleid. De richtlijn bevat ideeën over strategieën die organisaties kunnen volgen ter totstandkoming van hun MVO-beleid. 2.3.2 Rol van ISO 26000 in bevorderen geloofwaardigheid van MVO-claims ISO 26000 bevat een onderdeel met methodes die organisaties in de praktijk zouden kunnen volgen ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Hiervoor worden diverse strategieën beschreven waarin opties worden aangedragen die organisaties in de praktijk kunnen uitvoeren om een geloofwaardige MVO-claim neer te zetten. Opvallend is daarbij dat één van de strategieën verwijst naar de optie om MVO-claims te versterken door certificering: “Credibility with regard to certain issues can sometimes be enhanced through participation in specific certification schemes” (ISO, 2010: 78). Terwijl ISO 26000 zelf dus niet certificeerbaar is, wordt certificatie wel genoemd als strategie die organisaties kunnen gebruiken ter bevordering van de geloofwaardigheid. Andere methoden die in de handleiding van ISO 26000 worden aangehaald ter bevordering van geloofwaardige MVO-claims zijn stakeholder dialoog en stakeholder betrokkenheid (Moratis en Cochius, 2011). Het is belangrijk dat verwachtingen van diverse stakeholdergroepen worden gehoord. Een dialoog waarin organisaties en stakeholders met elkaar verwachtingen en prestaties bespreken kan organisaties betrokkenheid met stakeholders aanzienlijk verbeteren (Moratis en Cochius, 2011). Deze methoden krijgen ondersteuning van academicus . Uit de academische literatuur blijkt namelijk dat een Multistakeholderbenadering ervoor zorgt dat organisaties hun geloofwaardigheid naar stakeholdersgroepen vergroten waardoor het vertrouwen in de onderlinge relatie tussen de organisatie en zijn stakeholders ook verbeterd (Kazoleas en Teven, 2009). Daarnaast heeft het aangaan van een structurele stakeholderdialoog het voordeel dat in een vroeg stadium bepaalde issues geïdentificeerd kunnen worden, makkelijker overeenstemming bereikt kan worden 38
over complexe besluitvormingstukken en innovatiekansen eerder aanbod komen (Van Tulder et al., 2004; Ter Laak, 2007; Fransen en Kolk, 2007; Moratis en van der Veen, 2010; Arnold, 2010; Mena en Palazzo, 2012). Transparantie in organisaties MVO activiteiten is erg belangrijk. Het is daarom belangrijk dat een organisatie zijn commitment aan het milieu, de maatschappij en economische rentabiliteit communiceert naar zijn stakeholders. Het is daarbij belangrijk te voorkomen dat MVO communicatie alleen wordt gezien als een tool van Public Relations en Greenwashing. Bij de communicatie van MVO-prestaties is het dan ook belangrijk dat stakeholder scepsis geminimaliseerd wordt en op een geloofwaardige manier kennis wordt vernomen van organisaties MVO-praktijken (Illia, 2013). Volgens ISO 26000 dient dan ook op een geloofwaardige manier bekendheid gegenereerd te worden zowel binnen als buiten de organisatie over organisaties MVO doelstellingen, strategieën en prestaties; stakeholders laten zien hoe aan hun verwachtingen wordt voldaan; informatie te verstrekken over organisaties impact op de maatschappij en milieu en zich vooral verantwoordelijk te voelen over haar activiteiten (ISO, 2010: 76). “Storytelling” is daarom essentieel. Periodieke duurzaamheidsverslagen is een instrument dat door veel organisaties wordt gebruikt en een goed middel is om transparantie over de MVO activiteiten te creëren (Moratis, 2012). Terwijl Sherman (2012) van mening is dat duurzaamheidsrapporten niet hetzelfde zijn als de werkelijke MVO prestaties veronderstelt hij: “you can not change that you do not report”. Volgens Sherman is het rapporteren van duurzaamheidsactiviteiten gerelateerd aan de onderliggende principes, People, Planet & Profit, daarom een noodzakelijke stap ter bevordering van organisaties MVO prestaties. Zelfverklaring Organisaties die door het toepassen van ISO 26000 niet voor een certificeerbare MVO-standaard kiezen hebben wel de mogelijkheid een zelfverklaring af te leggen. De zelfverklaring norm NPR 9026 is door het Nederlandse Normalisatie Instituut (NEN) in 2011 tot stand gekomen. De norm kunnen organisaties gebruiken om stakeholders te laten zie hoe vorm wordt gegeven aan MVO, op welke manier ze daarbij de richtlijn ISO 26000 gebruiken en wat voor MVO prestaties behaald worden. Het 39
voordeel van een zelfverklaring ten opzichte van een certificaat is de flexibiliteit die organisaties hebben in de verklaringen die worden gedaan over de MVO-claims. In tegenstelling tot normatieve certificeerbare documenten zijn in ISO 26000 geen expliciete eisen opgesteld waaraan een organisatie dient te voldoen. Deze zelfde opzet is in de richtlijn voor zelfverklaring NPR 9026 aangehouden, dit houdt in dat organisaties niet beperkt worden in het maken van keuzes ter invulling van de maatschappelijke ambities die ze hebben. In tegenstelling tot het krijgen van een certificaat bij bijvoorbeeld de MVO-prestatieladder waar externe partijen de MVO eisen controleren en meten, wordt bij de zelfverklaring een intern onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van een vragenlijst uit de NPR 9026 die refereert aan de thema’s uit ISO 26000, wordt verantwoording afgelegd hoe de organisatie met behulp van ISO 26000 invulling geeft aan het MVO-beleid. Daarnaast worden in de zelfverklaring ambities en actiepunten gerapporteerd. Opgemerkt moet worden dat de zelfverklaring het wel toelaat om door een onafhankelijke externe partij ge-audit te worden. Hiervoor zijn echter geen vaste procedures en eisen voor opgesteld. Hierdoor kunnen zowel Assurance providers Consultants, Certificerende instelling, Peers en NGO’s door de organisatie gevraagd worden om de zelfverklaring te auditen. Pflugrath et al. (2011) veronderstelt dat de geloofwaardigheid van MVO activiteiten groter is wanneer het een betrouwbaarheidsverklaring bevat. Daarbij merkt hij op dat deze nog geloofwaardiger zal zijn als de betrouwbaarheidsverklaring is verstrekt door een professionele accountant of een certificerende instelling in plaats van een consultant. Albersmeier et al. (2009) veronderstellen daarbij dat betrouwbaarheidsverklaringen alleen kwaliteit kunnen uitstralen en geloofwaardig kunnen zijn als de onderliggende audit partij zelf ook door de markt als betrouwbaar wordt bestempeld en wordt geaccepteerd als betrouwbaarheidsverklaring verstrekker.
2.4 MVO-Prestatieladder Het niet certificeerbare karakter van ISO 26000 heeft diverse Nederlandse certificatie ontwikkeling organisaties, KIWA, LRQA en Det Norske Veritas (DNV) doen beslissen het certificeerbare 40
managementsysteem, de MVO-Prestatieladder, op de markt te brengen (Moratis & Cochius, 2011). De MVO-Prestatieladder is geïnspireerd door ISO 26000 maar daarnaast tevens gebaseerd op andere internationale standaarden zoals de ISO 14001, GRI en AA1000. Stakeholders zijn invloedrijk, daarom is het belangrijk dat de verwachtingen en eisen van stakeholders omtrent de door de standaard geïntegreerde deelaspecten: People, Planet en Profit worden gemanaged. Door een dialoog aan te gaan met belangrijke stakeholdergroepen, doelstellingen te formuleren voor de indicatoren die vallen onder de MVO deelaspecten en ingedeeld zijn naar zeven kernthema’s, het proces vervolgens te controleren en te toetsen wordt via de MVO-Prestatieladder een managementsysteem voor MVO opgebouwd. De MVO-Prestatieladder heeft in totaal vijf niveaus. Door een audit van één van de certificatie instellingen wordt getoetst en vastgesteld op welk duurzaamheidsniveau de organisatie zich bevind. Op basis van deze audit wordt een certificaat uitgereikt die het managementsysteem voor MVO van die organisatie weerspiegelt. Organisaties willen zich onderscheiden van de concurrent en stakeholders laten zien hoe vorm wordt gegeven aan duurzaamheidsaspecten. Erkenning en geloofwaardigheid van de MVO claim is daarbij erg belangrijk. De manier waarop de organisatie erkenning krijgt voor zijn MVO activiteiten vormt het grootste verschil tussen ISO 26000 en de MVO-Prestatieladder. Waar de MVOPrestatieladder organisaties erkenning geeft door middel van een certificaat op vijf verschillende niveaus krijgen organisaties die werken volgens ISO 26000 geen certificaat maar is het halen van een zelfverklaring het hoogst haalbare. Terwijl ISO 26000 bedoelt is als MVO inspiratiebron is het doel van de MVO-Prestatieladder MVO concreet, objectief, vergelijkbaar en meetbaar te kunnen maken. Het voordeel van de MVO-Prestatieladder is dat MVO prestaties moeten worden aangetoond. Het certificeerbare karakter zorgt ervoor dat organisaties niet zomaar beloond kunnen worden voor toezeggingen of uitgesproken intenties . Immers, auditoren gaan op zoek naar bewijs voor de behaalde resultaten. Doordat de standaard vijf verschillende niveaus heeft kunnen organisaties zich uiteindelijk via het plan-do-check principe (managementsysteem MVO-standaard) naar het hoogste MVO Certificaat niveau 5 ontwikkelen. Dit betekent dat niet op project basis wordt gewerkt maar 41
een continue MVO ontwikkeling plaatsvind. Volgens Joost van den Berghe, operations manager België bij DNV (2011), maakt dit proces de MVO-Prestatieladder uniek en onderscheidend. Een ander voordeel van de MVO-Prestatieladder ten opzichte van ISO 26000 is het ondersteunende vermogen van de prestatieladder bij aankoopprocessen. Omdat partnerschappen het aankoopproces vergemakkelijkt sluiten organisaties vaak partnerschappen af met leveranciers. Echter, deze partnerschappen bouwen op vertrouwen. Vertrouwen is dus een belangrijk concept dat bevorderd kan worden door de MVO-Prestatieladder. Doordat de standaard vijf certificeerbare niveaus heeft en elke niveau voor een bepaalde graad van duurzaamheid staat, geeft het inzicht in de graad van duurzaamheid die het partner bedrijf nastreeft. Het voordeel hiervan is dat duurzaamheidscontroles onderling niet meer nodig zijn waardoor tijd en geld bespaart kan worden. Met dit laatste stuk over de MVO-prestatieladder is de literatuur omtrent MVO-standaarden, de situatie hiervan in de Nederlandse praktijk en de rol van de MVO-standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims geanalyseerd. Gebaseerd op de literatuurstudie zijn de volgende vijf hypotheses geformuleerd: H1: MVO-standaarden versterken de geloofwaardigheid van MVO-claims (Brunsson & Jacobsson, 2000; Guler, Guillen en Macpherson, 2002; King, Lenox en Terlaak,2005; Fombrun, 2005; Waddock, 2008; Castka & Balzarova, 2008; Mueller et al., 2009; Gilbert, Rasche en Waddock, 2011; Moratis, 2013)
H2: Een managementsysteem MVO-standaard wordt zinvoller gevonden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te ondersteunen dan een op principes gebaseerde MVO-standaard en een op richtlijn gebaseerde MVO-standaard (Christman en Taylor, 2006; Conroy, 2007; Pflugrath et al, 2011 Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007; Moratis, 2013; Wenmoth & Dobbin, 1994; Hahn,2012; Gilbert, Rasche en Waddock, 2011; Van Tulder et al., 2004; Arnold, 2010)
H3a: Een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken, is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld
42
H3b: Relevante stakeholders betrekken bij MVO-vraagstukken is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten (Donaldson en Preston, 1995; Mitchel, Agle en Wood, 1997; Freeman et al., 2004, 2005; Fransen en Kolk, 2007; Terlaak 2007; Castka and Balzarova, 2008; Waddock, 2008; Mueckenberger en Jastram, 2010; Moratis & Van der Veen, 2010; Moratis en Cochius 2010, 2011; Palazzo en Scherer, 2010; Mena en Palazzo, 2012; Moratis 2013)
H4a: Een certificaat versterkt de geloofwaardigheid van de MVO-standaard H4b: Een certificaat versterkt de geloofwaardigheid van MVO-claims (Wenmoth & Dobbin, 1994; Fombrun, 2005; King et al., 2005; Christman en Taylor, 2006; Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007; Conroy, 2007; Leipziger, 2010; ISO, 2010; Pflugrath et al, 2011; Hahn, 2012; Moratis, 2013)
H5: ISO 26000 met zelfverklaring ondersteunt de geloofwaardigheid van MVO-claims meer dan ISO 26000 zonder zelfverklaring (Albersmeier et al., 2009; Pflugrath et al., 2011) De hypotheses worden getest op basis van een kwantitatieve dataset welke tot stand is gekomen door een enquête uit te sturen naar MVO-managers van het Nederlandse bedrijfsleven. In het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd welke procedure en methodes gevolgd worden om tot de resultaten en uiteindelijk conclusie te komen.
3. Methodologische verantwoording 3.1 Onderzoeksmethode Voor dit onderzoek is gekozen de survey strategie te volgen. Met dit kwantitatieve meetinstrument wordt door middel van een gestructureerde vragenlijst data verzameld onder een steekproef van de populatie (Saunders et al., 2009). Hiervoor is gekozen om erachter te komen en te begrijpen wat de rol is van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims en welke kenmerken en functies van MVO-standaarden als belangrijk worden gezien ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Respondenten worden gevraagd hun mening te geven door stellingen en meerkeuzevragen te beantwoorden. Via deze manier worden de uitgangspunten (omgevormd in hypotheses) getest en explorerend onderzoek gedaan door nieuw empirisch inzicht
43
te verkrijgen over MVO-standaarden en de rol daarvan in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims.
3.2 Dataverzameling 3.2.1 Procedure Het survey onderzoek is afgenomen door middel van een online enquête. Het voordeel van een online enquête is onder andere de automatische dataverzameling. Een online enquête is dan ook gebruiksvriendelijker voor de onderzoeker doordat de data direct en gemakkelijk in te zien is in statistische programma’s als SPSS. Dit bespaart tijd en gebeurt vaak nauwkeuriger dan met de hand. Onderzoeken hebben tevens aangetoond dat zowel de response en de eerlijkheid van antwoorden via online enquêtes hoger ligt dan bij telefoonenquêtes en papierenquêtes (Saunders et al., 2009). De online enquête voor dit onderzoek is tot stand gekomen met behulp van Qualtrics. De literatuurstudie bevindingen en met name de kenmerken en functies van MVO-standaarden, specifiek ISO 26000 en MVO-prestatieladder, zijn gebruikt voor de formulering van de vragen en stellingen. De respondenten hebben een persoonlijke uitnodiging gekregen via de email om de enquête via een link online in te vullen. Om het ethische aspect van het onderzoek te garanderen is aangegeven dat het onderzoek onderdeel is van een onderzoeksproject van de UvA. Daarnaast is vermeld dat alle gegevens vertrouwelijk behandeld zullen worden. Tevens is de respons gestimuleerd door tweemaal een herinneringsemail te sturen. Daarbij zijn de respondenten in de gelegenheid gesteld hun persoonlijke gegevens achter te laten om een samenvatting te ontvangen en/of uitgenodigd te worden voor een seminar over de onderzoeksresultaten. 3.2.2 Beschrijving van de steekproef De respondenten zijn geselecteerd op basis van specifieke criteria. Gekozen is om de enquête zo vorm te geven dat deze alleen ingevuld kan worden door mensen die kennis hebben van MVOstandaarden en werkzaam zijn in dit gebied. Specifiek is gekozen voor een populatie van MVO-
44
managers en duurzaamheidscoördinatoren binnen het Nederlandse bedrijfsleven. De totale populatie is niet precies te achterhalen. Daarom is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een homogene sub-populatie die de kenmerken van de gehele populatie weerspiegelt en daardoor vertegenwoordigt (Saunders et al., 2009). De homogene groep respondenten bestaat uit MVOprofessionals afgeleid van het Grote Bedrijven Netwerk (MVO Nederland, 2013), de verkiezingslijst van ‘MVO –manager van het jaar 2012’ en is aangevuld met overige MVO-managers van Nederlandse organisaties. De namen en email adressen zijn achterhaald om iedere mogelijke respondent van de sub-populatie persoonlijk uit te nodigen om te participeren in het onderzoek. In de analyse van dit onderzoek zijn alleen volledig ingevulde vragenlijsten meegenomen Van de 77 MVO-managers en duurzaamheidscoördinatoren die een begin hebben gemaakt met het invullen van de enquête hebben 56 respondenten (N=56) het onderzoek afgerond. Dit betekent dat 21 mensen halverwege zijn afgehaakt. Van één persoon is bekend dat hij de enquête te complex vond, wellicht is dit voor meer mensen de reden geweest de enquête niet af te maken. Met een totale vooraf geselecteerde sub-populatie van 114 betekent dit een respons van 49,1%. Hiervan zijn 37 man en 19 vrouw. De meeste respondenten vallen in de leeftijdscategorie 40 tot 50 (32%) en 50 tot 60 (32%). Vijf respondenten (9%) zijn jonger dan dertig jaar, 11 mensen (20%) vallen in categorie van 30 tot 40 jaar en vier deelnemers (7%) zijn ouder dan zestig jaar. Het merendeel van de respondenten zijn 2 tot 5 jaar (38%) en 5 tot 10 jaar (32%) professioneel op het gebied van MVO. Daarnaast is van de meeste respondenten (16%) kwaliteitsmanagement en consultancy/advies (14%) de professionele achtergrond. De marktoriëntatie van de bedrijven waar de respondenten werkzaam zijn is het vaakst Business-to- Business (55%) gevolgd door Business-toConsumer (25%). Daarnaast zijn de meeste respondenten werkzaam in een bedrijf met meer dan 250 medewerkers (82%). De verantwoordelijkheid voor MVO is het vaakst belegd op een aparte afdeling voor MVO (39%) en binnen kwaliteitsmanagement (20%). Voor het totale overzicht van de demografische resultaten is een tabel weergegeven in Bijlage 1.
45
3.3 Operationalisatie van variabelen Weinig tot geen empirisch onderzoek is er gedaan naar de rol van MVO-standaarden op het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Dit heeft er toe geleidt dat geen geschikte bestaande theorieën en meet schalen gebruikt konden worden om het construct van dit onderzoek te meten. Op basis van de literatuurstudie zijn daarom zelf uitgangspunten (omgevormd in hypotheses) geselecteerd. Aan de hand van de uitgangspunten, en met name op basis van de kenmerken en functies van MVO-standaarden ISO 26000 en MVO-Prestatieladder, zijn vervolgens enquête vragen geformuleerd. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, oftewel zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de rol van MVO-standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims, bestaat de vragenlijst uit zowel meerkeuzenvragen als stellingen (zie Bijlage 4). In de enquête is gekozen gebruik te maken van de Likertschaaltechniek. Deze methode is geschikt omdat hiermee moeilijk te observeren of te meten constructen als geloofwaardigheid, opinies en houdingen gekwantificeerd kunnen worden. Om het beoogde hoofd construct van dit onderzoek, de rol van MVO-standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims, onder MVO professionals te meten zijn relevante beweringen geselecteerd die samen de items van de Likertschalen vormen. Deze beweringen zijn gebaseerd op de literatuurstudie. Belangrijk is dat de items van de Likertschaal hetzelfde concept meten, oftewel intern consistent zijn. Om hiervan zeker te zijn is daarom voor de in de analyse gebruikte variabelen, gemeten via een Likertschaal en bestaand uit meerdere items, de betrouwbaarheidscoëfficiënt Cronbach’s α berekend. Geloofwaardigheid van MVO-claims Met diverse stellingen zijn respondenten gevraagd hun mening te geven over deelaspecten, oftewel de onafhankelijke variabelen. Deze deelaspecten zijn gebaseerd op de belangrijkste bevindingen van de literatuurstudie. Onderscheid is gemaakt in: geloofwaardigheid van MVO-standaarden in algemene zin; geloofwaardigheid van managementsysteem MVO-standaarden, op principes gebaseerde en richtlijn gebaseerde MVO-standaarden; geloofwaardigheid van 46
betrouwbaarheidsverklaringen: certificeerbare MVO-standaarden en zelfverklaring; en Multistakeholderbenadering. De antwoorden op vragen die respondenten voorgelegd zijn dienen inzicht te geven in welk opzicht MVO-standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims kunnen beïnvloeden. Geloofwaardigheid van MVO-standaarden Om de geloofwaardigheid van MVO-standaarden in algemene zin te meten zijn respondenten gevraagd hun oordeel te geven over elf geselecteerde MVO-standaarden. Alle elf de standaarden zijn gebaseerd op de literatuurstudie bevindingen (zie tabel 1 §2.1). De meting is uitgevoerd met behulp van een 5-punts Likertschaal variërend van 1= zeer geloofwaardig, tot 5= niet geloofwaardig. De Cronbach’s α= .701 laat zien dat de standaarden een betrouwbare schaal vormen.
Geloofwaardigheid van verschillende type MVO-standaarden Managementsysteem MVO-standaarden Om te beoordelen wat voor invloed Managementsysteem MVO-standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims hebben, zijn de MVO-Prestatieladder, ISO-9001, ISO-14001, OHSAS 18001 en de SA 8000 gemeten op basis van een 5-punts Likertschaal (1= zeer zinvol, tot 5= niet zinvol). Een voorbeeld van een bewering die getoetst is, luidt: ‘In hoeverre vindt u de MVOprestatieladder zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten?’. De betrouwbaarheidstoets laat een Cronbach’s alpha van α= .732 zien waardoor de schaal een valide meting vormt. Principes gebaseerde en richtlijn gebaseerde MVO-standaarden Om er achter te komen of een verschil is tussen managementsysteem standaarden en principes gebaseerde en op richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden, is dezelfde 5-punts Likert meetschaal als bij de managementsysteem standaarden gebruikt (1= zeer zinvol, tot 5= niet zinvol). De standaarden waar respondenten hun mening over hebben gegeven betreffende de relatie tot de 47
geloofwaardigheid van MVO-claims zijn de: ISO 26000 met zelfverklaring, ISO 26000 zonder zelfverklaring, AA 1000, Global Reporting Initiative, UN Global Compact en de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De Cronbach’s alpha van α= .788 laat zien dat ook deze items een betrouwbare schaal vormen. Betrouwbaarheidsverklaringen Om te beoordelen of betrouwbaarheidsverklaringen een rol spelen in de relatie tussen MVOstandaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims, is een meetschaal gebruikt voor certificeerbare MVO-standaarden en zelfverklaring. Certificeerbare MVO-standaarden Certificeerbare MVO-standaarden zijn MVO-standaarden die ondersteund worden bij een certificaat verstrekt door een derde partij. De geloofwaardigheid van deze standaarden is gemeten op basis van twee 5-punts schalen. Voor de eerste schaal zijn de respondenten gevraagd in hoeverre ze de certificeerbaarheid van de standaard bepalend vinden voor de geloofwaardigheid van de standaard zelf. De antwoordmogelijkheden varieerde van 1= zeer bepalend, tot 5= niet bepalend. De tweede schaal bestaat ook uit één items: ‘Zonder een gecertificeerde MVO-standaard is een MVO-claim minder geloofwaardig dan met een gecertificeerde MVO-standaard’. De respondenten geven door middel van een 5-punt schaal (1= zeer mee eens, tot 5= helemaal mee oneens) aan in hoeverre ze het eens dan wel oneens zijn met deze bewering. De hierboven besproken 5-punt schalen bevatten beiden maar één item. Omdat de Cronbach’s α alleen relevant is en berekend kan worden als een schaal uit meerdere items bestaat, wordt voor het certificatie construct geen Cronbach’s α weergegeven. Zelfverklaring Naast de invloed van certificatie is gekeken naar de rol van een Zelfverklaring. Om de oordeel van respondenten te meten is wederom een 5-punts Likertschaal variërend van 1= Zeer mee eens, tot 5= Zeer mee oneens, gebruikt. De twee items die de meetschaal vormen zijn: ‘ISO 26000 met 48
zelfverklaring vind ik een meer geloofwaardige onderbouwing van een MVO-claim van een organisatie dan via ISO 26000 zonder zelfverklaring’ en ‘De geloofwaardigheid van de MVO-claim van een organisatie die werkt volgens ISO 26000 is groter indien de organisatie hierbij een ISO 26000zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn publiceert’. Een Cronbach’s α van .838 laat zien dat de items een betrouwbare schaal vormen om de variabele Zelfverklaring te meten. Multistakeholderbenadering Om na te gaan wat de rol en invloed is van een Multistakeholderbenadering op de relatie tussen MVO-standaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims is een meetschaal gebruikt bestaand uit twee items: ‘Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid vind ik’ en ‘Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken vind ik’. Op basis van een 5-punts Likertschaal van 1= zeer zinvol, tot 5= niet zinvol, zijn respondenten gevraagd hun mening te geven. De Cronbach’s α=.745 waardoor ook deze variabele op een betrouwbare manier gemeten wordt.
3.4 Statistische procedure Het is belangrijk dat de steekproef van respondenten zo representatief mogelijk is. Als eerst is daarom gekeken of de data vreemde uitschieters laat zien die verwijderd dienen te worden. Hiervoor is een normaliteitstest uitgevoerd voor de control variabele leeftijd. De boxplot laat zien dat er geen uitschieters zijn. Om zeker te weten dat de respondenten normaal verdeeld zijn over de leeftijdscategorieën is tevens een Z-test voor skewness uitgevoerd. Aan de hand van de Z-score van Z=-0,852, welke kleiner is dan 1,96 (1,96 komt overeen met een alpha waarde van .05), kan geconcludeerd worden dat de respondenten normaal verdeeld zijn over de leeftijdscategorieën (zie bijlage 4 voor boxplot en Z-test). Voor dit onderzoek zijn de respondenten geselecteerd op basis van specifieke kenmerken, namelijk werkzaam als MVO-manager of duurzaamheidscoördinator binnen het Nederlandse
49
bedrijfsleven. Het is daarom belangrijk om tevens na te gaan of de respondenten normaal verdeeld zijn over de variabele ‘jaren actief als professioneel op het gebied van MVO’. Deze variabele bepaalt tenslotte voor een groot deel de representativiteit van de steekproef. Hiervoor is een histogram met een normaliteitscurve en een Z-test voor skewness uitgevoerd. Zowel de histogram als de Z-score van Z=.091 < 1,96 laten zien dat de verdeling van de steekproef normaal verdeelt is (zie bijlage 4 voor histogram en Z-test). Dit betekent dat er geen vreemde uitschieters zijn die verwijderd moeten worden om de steekproef van respondenten representatiever te maken. Van de verschillende variabelen is vervolgens de correlatiecoëfficiënt berekend om na te gaan in hoeverre de variabelen onderling met elkaar correleren. Om iets te kunnen zeggen over het verband tussen de rol van MVO-standaarden en geloofwaardigheid en bijhorende hypotheses te toetsen zijn daarnaast enkelvoudige regressieanalyses en beschrijvende statistieken uitgevoerd. Voor de regressieanalyses is gebruik gemaakt van de variabelen gemeten via een 5-punts Likertschaal. Daarnaast zijn beschrijvende statistieken gedaan om de hypothese bevindingen verder te beargumenteren en daardoor meer en beter inzicht te krijgen in het algehele construct van dit onderzoek. Naast de correlatie- en regressieanalyses gaat het volgende hoofdstuk daarom tevens in op de resultaten van beschrijvende analyses relaterend aan diverse stellingen en meerkeuzevragen.
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden de hypotheses één voor één behandeld. In de eerste paragraaf wordt de correlatie matrix besproken (zie tabel 2). Vervolgens worden beschrijvende statistieken relaterend aan de stellingen en meerkeuzevragen en regressieanalyses behandeld (overzicht stellingen zie bijlage 5).
4.1 Correlatie analyse Om de sterkte en richting van de verbanden tussen de diverse variabelen te bekijken is een correlatieanalyse uitgevoerd. Er is een positief sterk significant verband tussen de onafhankelijke 50
variabele managementsysteem MVO-standaarden en de afhankelijke variabele geloofwaardigheid van MVO-claims (r=.503, p<.001) en een positief iets minder sterk significant verband tussen de onafhankelijke variabele principes gebaseerde en richtlijn gebaseerde MVO-standaarden en de afhankelijke variabele geloofwaardigheid van MVO-claims (r=.419, p<.001). Beiden correlatiecoëfficiënten zijn hoger dan nul waardoor er een positief stijgend lineair verband is (Saunders et al., 2009). Dit betekent dat geloofwaardigheid van MVO-claims uit de onafhankelijke variabelen geloofwaardigheid van managementsystemen en principes en richtlijn gebaseerde MVOstandaarden is te herleiden via een lineaire relatie. Hoe positiever gedacht wordt over managementsysteem, principes gebaseerde en op richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden hoe positiever het gebruik van MVO-standaarden ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVOclaims wordt beoordeeld. Daarbij toont de correlatie analyse aan dat het verband van managementsysteem standaarden met de afhankelijke variabele iets sterker is dan de relatie van de principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden met de afhankelijke variabele (r=.503 ligt dichter bij +1 dan r=.419). Daarnaast is er een significante positieve samenhang tussen certificeerbaarheid en de variabelen ‘rol MVO-standaarden in geloofwaardigheid MVO-claims’ (r.227, p<.05), en ‘managementsysteem MVO-standaarden’ (r.347, p<.01). Zelfverklaring toont daarnaast een significante positieve correlatie met ‘geloofwaardigheid MVO-claims’ (r.224, p<.05) en met ‘geloofwaardigheid MVO-standaarden’ (r.366, p<.01). Tevens is er een significante positief verband tussen Multistakeholderbenadering en de variabelen ‘geloofwaardigheid van MVO-standaarden’ (r.255, p<.05) en ‘geloofwaardigheid ISO 26000 met zelfverklaring’ (r.289, p<.05). Daarnaast toont certificatie een significant positief verband met dominante professionele achtergrond (r=.23, p<.05). Interessant is om te kijken of dit correlatieresultaat betrekking heeft op de vraag of respondenten met een kwaliteitsmanagement achtergrond certificatie belangrijker beoordelen dan respondenten met een andere professionele achtergrond. Dit omdat een certificaat 51
stakeholders duidelijk kan maken dat organisaties een systeem hebben waarin alle MVO-activiteiten en procedures grondig vastgelegd worden. Daarnaast zendt een certificaat signalen uit of bepaalde kwaliteitsniveaus behaald of niet behaald zijn. Er wordt namelijk gecontroleerd in hoeverre aan bepaalde normen wordt voldaan. Stakeholders kunnen hierdoor zien of een organisatie bezig is met het bereiken van een bepaald kwaliteitsniveau. Certificatie heeft daardoor een sterke connectie met kwaliteitsmanagement (Emmerik, 2012). Respondenten met een kwaliteitsmanagement achtergrond, waar vanuit de basis al veel waarde wordt gehecht aan procedures en het bereiken van kwaliteitsniveaus, vinden certificeerbare standaarden daarom misschien geloofwaardiger en zinvoller om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten dan MVO-managers met een andere professionele achtergrond. Paragraaf 4.5 gaat hier verder op in.
52
Tabel 2:
Mean
SD
1
2
3
4
5
6
8
9
10
11
12
13
14
1. Geslacht
1,34
0,48
(-)
2. Leeftijd
3,09
1,08
0,01
(-)
3. Hoeveel jaar bent u reeds professioneel op het gebied van MVO 4. Watactief? is uw dominante
2,61
0,93
0,02
0,29
7,21
4,66
-0,29 -0,05 0,18
3,82
3,62
-0,02
0,09 -0,21 -0,18
(-)
54,64
10,36
0,41
0,12 0,01 -0,36
0,24
(-)
8. Geloofwaardigheid MVOclaims (rol van MVO-standaarden)
2,23
0,83
-0,11 -0,19 0,10
0,08 -0,09
-0,11
9. Geloofwaardigheid ISO-26000 met zelfverklaring
2,13
0,95
-0,17 -0,46 0,16 -0,07 -0,17
-0,14 0,31
(-)
10. Geloofwaardigheid ISO26000 zonder zelfverklaring
2,70
1,08
-0,11
-0,14 0,12
0,48
11. Geloofwaardigheid MVOprestatieladder
2,46
0,89
-0,16 -0,06 0,18 -0,04
0,09
0,06 0,10
0,40 0,26
12. Managementsysteem MVOstandaarden
2,63
0,69
-0,17 -0,04 0,05
0,14
0,15
0,07 0,50
0,18 0,06 0,19 (.73)
13. Richtlijn en principes gebaseerde MVO-standaarden
2,55
0,71
-0,17 -0,03 0,10
0,17 -0,15
-0,05 0,42
0,39 0,44 0,13 0,58
(.79)
14. Geloofwaardigheid MVOstandaarden
2,45
0,44
-0,24
0,09 0,13
0,10
0,03
-0,04 0,10
0,47 0,47 0,41 0,37
0,55 (.701)
15. Multistakeholder benadering
1,38
0,58
-0,18
0,06 0,13
0,04 -0,20
-0,15 -0,04
0,29 0,22 0,11 -0,14
0,17
0,26
16. Zelfverklaring
2,42
0,84
-0,01 0,22
0,62 0,21 0,21 0,14
0,19
0,37
17. Certificatie bepalend voor geloofwaardigheid MVO-claim
1,96
1,01
0,11 0,23 -0,13 -0,04 0,02 0,35
0,22
0,02
15
16
17
Opmerking: Correlaties groter dan r= (.222) zijn significant voor p<.05 (eenzijdige) Rood = p <.05 Blauw= p <.01
(-) (-)
professionele achtergrond? 5. Afdeling verantwoordelijkheid MVO 6. Sector
0,01 0,17
0,12 -0,28
0,02 -0,09 0,13 -0,08 -0,13 -0,05 -0,07
0,23
0,07 0,00
(-)
(-) (-)
(.745) 0,05(.838) -0,08
0,02
(-)
53
4.2 Rol van MVO-standaarden in de geloofwaardigheid van MVO-claims
Om de eerste hypothese te testen is gekeken naar de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. De enquête resultaten laten zien dat 75% van de respondenten het zinvol vindt MVO-standaarden te gebruiken om de geloofwaardigheid van MVOclaims van organisaties te vergroten. Slechts 9% is van mening dat het gebruik van MVO-standaarden niet zinvol is (zie figuur 1). Dit impliceert dat een meerderheid van de respondenten het er over eens is dat het gebruik van MVO-standaarden een zinvolle strategie is ter bevordering van de geloofwaardigheid van de MVO-claims. Figuur 1: Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten:
Helemaal mee eens Mee eens Eens noch oneens Oneens Helemaal mee oneens
Aantal 7 35 9 4 1
% Cumulatief% 12,5% 12,5% 62,5% 75,0% 16,1% 91,1% 7,1% 98,2% 1,8%
100,0%
Bovendien laten de resultaten zien dat 98,21% van de respondenten één of meerdere MVOstandaarden toepast in haar organisatie (zie bijlage 2). Van de 56 respondenten betekent dit dat slechts één respondent werkzaam is in een organisatie waar momenteel nog geen gebruik wordt gemaakt van MVO-standaarden. Echter is deze organisatie wel voornemens gebruik te gaan maken van MVO-standaarden. Daarbij geven de respondenten aan dat om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten een organisatie zou kunnen volstaan om volgens één MVO-standaard te werken (16% zeer mee eens, 29% eens, 21% neutraal, 32% oneens en 2% zeer mee oneens). Tegelijkertijd geeft 13% respectievelijk 30% van de respondenten aan er zeer mee eens versus eens te zijn, dat om de 54
geloofwaardigheid van de MVO-claims te vergroten, een organisatie met meerdere complementaire MVO-standaarden zou moeten werken (zie figuur 2a en 2b). Uit de resultaten is op te maken dat organisaties dit al vaak doen. Uit de enquête blijkt namelijk dat 84% van de organisatie waar de respondenten werkzaam zijn met minstens twee MVO-standaarden gewerkt en gemiddeld met 3,3 MVO-standaarden gewerkt worden. De combinaties die het vaakst voor komen zijn: ISO 9001 en ISO 14001 (54%), de GRI, ISO 9001 en ISO 14001 (38%) en de combinatie van ISO 26000, ISO 9001 en ISO 14001 (34%). Hieruit blijkt dat MVO-standaarden in de meeste situaties niet op zichzelf staan maar in relatie en aanvulling tot elkaar worden gebruikt (zie bijlage 2). Figuur 2a: Om de geloofwaardigheid van de MVO-claims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie kunnen volstaan met het werken volgens één MVO-standaard
Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
% Cumulatief% 16,07% 44,64% 66,07% 98,21% 100,00%
16,07% 28,57% 21,43% 32,14% 1,79%
Figuur 2b: Om de geloofwaardigheid van de MVO-claims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie met meerdere complementaire MVO-standaarden moeten werken % Cumulatief% Zeer mee eens
12,50%
12,50%
Eens
30,36%
42,86%
Neutraal
35,71%
78,57%
Oneens
14,29%
92,86%
7,14%
100,00%
Zeer mee oneens
55
Ter ondersteuning van de bevestiging van de eerste hypothese laat de regressieanalyse tevens zien dat tussen het gemiddelde van de mate waarop de respondenten de individuele MVO-standaarden zinvol vinden ter ondersteuning van geloofwaardige MVO-claims en de mate waarop respondenten in het algemeen MVO-standaarden zinvol vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten, een positief significant verband bestaat (B = .687, p <.001, R²=.264) (zie Bijlage 3A). Dit illustreert dat de perceptie over de mate van zinvolheid van individuele MVO-standaarden van directe invloed is op de mate waarop MVO-standaarden zinvol zijn ter ondersteuning van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Geconcludeerd kan daarom worden dat hypothese 1 klopt: “MVO-standaarden versterken de geloofwaardigheid van MVO-claims”.
4.3 Invloed van verschillende type MVO-standaarden Doordat managementsysteem standaarden in tegenstelling tot andere soorten MVO-standaarden eisen bevat en organisaties een certificaat krijgen wanneer aan de managementsysteemeisen wordt voldaan, hebben managementsysteem MVO-standaarden een signaalfunctie. Deze functie wordt door de enquête resultaten bevestigd, want 78,18% van de respondenten geeft aan dat ze in hun organisatie met MVO-standaarden werken om een signaal af te geven naar leveranciers over het belang dat de organisatie aan MVO hecht (zie figuur 3). Geconcludeerd kan daarom worden dat MVO-standaarden nuttig zijn om stakeholders te laten zien dat het bedrijf MVO belangrijk vindt en er serieus mee omgaat. Figuur 3: Werkt uw organisatie zelf met MVO-standaarden om een signaal af te geven naar leveranciers over het belang dat uw organisatie aan MVO hecht?
Ja Nee Weet ik niet/geen mening
43
% 78,18%
9
16,36%
3
5,45%
55
56
De verwachting is dat respondenten managementsysteem MVO-standaarden zinvoller vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te ondersteunen dan een op principes gebaseerde MVOstandaard en een richtlijn MVO-standaard. De respondenten zijn in een meerkeuze enquêtevraag gevraagd aan te geven welke type standaard ze het meest zinvol vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten. Uit het resultaat blijkt dat er geen groot verschil is tussen de richtlijnen gebaseerde en managementsysteem MVO-standaarden. Respondenten beoordelen beide type standaarden nagenoeg even zinvol. 30,36% vindt op richtlijnen gebaseerde standaarden, 28,57% vindt managementsysteem standaarden en 8,93% vind principes gebaseerde standaarden het meest zinvol om de geloofwaardigheid van MVOclaims te vergroten (zie figuur 4). Figuur 4: % Principes gebaseerde standaarden Op richtlijnen gebaseerde standaarden
8,93% 30,36%
Managementsysteemstandaarden
28,57%
Allemaal even zinvol
19,64%
Ook de enkelvoudige regressie analyses laten zien dat zowel de mate waarin respondenten de managementsysteem MVO-standaarden (B = .606, p <.01, R²=.253) als de richtlijnen en principes gebaseerde MVO-standaarden (B = .493, p <.01, R²=.175) zinvol vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te ondersteunen, een positieve significante invloed hebben op de algehele perceptie over de mate waarop MVO-standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims versterken. Daarbij lijkt op basis van het enkelvoudige regressieresultaat waarin managementsysteemstandaarden beter scoren dan richtlijnen en principes gebaseerde standaarden dat respondenten managementsysteemstandaarden zinvoller vinden om te gebruiken (managementsysteemstandaarden: p=.000, R²=.253 en voor de richtlijnen en principes gebaseerde standaarden: p=.001, R²=.175). 57
Om te achterhalen of de respondenten managementsysteem MVO-standaarden daadwerkelijk zinvoller vinden dan de richtlijnen en principes gebaseerde MVO-standaarden en dus te beoordelen of er een verschil is tussen beide condities is een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd waarin beide variabelen zijn opgenomen. De invloed en het significante niveau van de managementsysteemstandaarden is vergeleken met die van principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden. Het regressiemodel is significant (F=10,181, p=0.00, p <.01, R²=.278). Daarbij toont het regressiemodel dat managementsysteemstandaarden een significante sterke samenhang heeft met de mate waarin MVO-standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims kunnen vergroten (B=.472, t=2,737, beta=.391, p=.008 ). Daarentegen blijkt, in tegenstelling tot het zojuist besproken resultaat van de enkelvoudige regressieanalyse, dat principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden geen significante samenhang hebben met de afhankelijke variabele (B=.228, t=1,353, beta=.193, p=.182). Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat wanneer managementsysteemstandaarden en principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden met elkaar vergeleken worden respondenten de managementsysteemstandaarden zinvoller vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten dan principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden (zie Bijlage 3a en 3b voor regressieanalyses). De bovengenoemde bevindingen krijgen geen ondersteuning van de stelling: ‘ISO 26000 vind ik een meer geloofwaardige MVO-standaard dan de MVO-Prestatieladder’. Zoals uit de literatuurstudie is geconcludeerd is ISO 26000 een op richtlijnen gebaseerde MVO-standaard en de MVOPrestatieladder een managementsysteem MVO-standaard. Relaterend aan de tweede hypothese was de verwachting dat de MVO-Prestatieladder geloofwaardiger gevonden zou worden. Echter, 20% van de respondenten geeft aan met de stelling zeer eens te zijn, 23% is eens 37% houdt zich neutraal, 4% is zeer oneens en 16% is het met de stelling oneens (zie figuur 5). Dit betekent dat een meerderheid van de respondenten ISO 26000 geloofwaardiger vindt dan de MVO-Prestatieladder. Dit resultaat spreekt dan ook de tweede hypothese tegen.
58
Op basis van de meervoudige regressieanalyse zou de tweede hypothese bevestigd kunnen worden. Echter, uit de enkelvoudige regressieanalyses blijkt dat beide type standaarden een significante samenhang hebben met de afhankelijke variabele. Daarnaast blijkt uit de besproken beschrijvende statistieken dat er geen duidelijk verschil is in de mate waarop de respondenten beide type standaarden zinvol vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten. Op basis hiervan kan daarom niet met zekerheid, maar slechts deels aangetoond worden dat respondenten managementsysteem MVO-standaarden zinvoller vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te ondersteunen dan een op principes gebaseerde MVO-standaard en een op richtlijnen gebaseerde MVO-standaard. Dit betekent dan ook dat hypothese 2 met grote onzekerheid wordt bevestigd. Figuur 5: ISO 26000 vind ik een meer geloofwaardige MVO-standaard dan de MVO-Prestatieladder % Helemaal mee eens Mee eens Eens noch oneens Oneens Helemaal mee oneens
19,64% 23,21% 37,50% 16,07% 3,57%
4.3.1 Redenen om MVO-standaarden te gebruiken Leidend versus ondersteunend Tevens is onderzoek gedaan naar de percepties van MVO-managers en duurzaamheid coördinatoren over het ondersteunende en leidende karakter van MVO-standaarden. Respondenten zijn hiervoor gevraagd in hoeverre volgens hun de MVO-standaarden vooral leidend of ondersteunend dienen te zijn. 70% van de respondenten is van mening dat MVO-standaarden vooral ondersteunend moeten zijn tegenover slechts 2% die van mening is dat de standaarden vooral leidend zouden moeten zijn. 23% geeft de voorkeur aan een combinatie, zowel leidend als ondersteunend (zie figuur 6). Uitgaand van dit resultaat kan geconcludeerd worden dat het belangrijk is dat MVO-standaarden organisaties vooral ondersteunen bij het bedenken en implementeren van MVO-beleid.
59
Figuur 6: In hoeverre vindt u dat het gebruik van MVO-standaarden leidend of ondersteunend zou moeten zijn om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten?
Vooral leidend Vooral ondersteunend Zowel leidend als ondersteunend Leidend noch ondersteunend
Cumulatief Aantal Percentage percentage 1 1,79% 1,79% 39
69,64%
71,43%
13
23,21%
94,64%
3 56
5,36%
100,00%
Op de vraag: Waartoe gebruikt uw organisatie MVO-standaarden? (meerdere antwoorden mogelijk), is daarnaast met 18,22% ‘Als richtsnoer voor de implementatie voor ons MVO-beleid’ de vaakst genoemde reden. ‘Als algemeen, inhoudelijk referentiepunt/inspiratiedocument voor ons MVObeleid’ is met 16,44% het tweede meest genoemde antwoord en al is het verschil in percentage niet groot, komt met 15,56% ‘Om op uniforme/efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVOgerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van onze organisatie’ op de derde plaats. Uit deze bevindingen blijkt dat organisaties met name gebruik maken van MVO-standaarden ter ondersteuning van de implementatie en totstandkoming van het MVO-beleid. Opmerkelijk is echter dat, refererend aan de bovenstaande vraag “Waartoe gebruikt uw organisatie MVO-standaarden?”, op de vraag “Welke van de in de vorige vraag door u genoemde redenen is volgens u het belangrijkst?” respondenten met 30% zeggen ‘Om op uniforme/efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van onze organisatie’ het belangrijkst te vinden. Met 25% en 21% zijn respectievelijk ‘als algemeen, inhoudelijk referentiepunt/inspiratiedocument voor ons MVO-beleid’ en ‘als richtsnoer voor de implementatie voor ons MVO-beleid’ de tweede en derde meest belangrijkste gevonden redenen (zie tabel 3 voor een overzicht). Wat hier interessant aan is, zijn de verschillen tussen wat de MVO-managers en duurzaamheidscoördinatoren zelf belangrijk vinden en in hoeverre de organisaties er gebruik van
60
maken. Zo vindt 30% van de respondenten het gebruik van MVO-standaarden het meest belangrijk om op uniforme en efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van de organisatie terwijl maar 16% van de organisaties ook daadwerkelijk om deze reden gebruik maakt van MVO-standaarden. Voor organisaties is daarentegen de belangrijkste reden ‘als richtsnoer voor de implementatie voor ons MVO-beleid’ (18%). Eenzelfde discrepantie is te zien bij de reden ‘om (meer) draagvlak voor MVO onder externe stakeholders te verkrijgen’. Hierbij geeft slechts 2% van de respondenten aan het de meest belangrijkste reden te vinden terwijl toch 11% van de respondenten aangeeft dat hun organisatie om deze reden MVO-standaarden toepast in haar organisatie. Dit zou er bijvoorbeeld op kunnen wijzen dat MVO-managers het vanuit hun persoonlijke perceptie niet altijd eens zijn met de achterliggende gedachten waarom MVO-standaarden worden toegepast terwijl het vanuit een ander organisatieperspectief wel een logische keuze is geweest. In relatie tot dit onderzoek zou het ook kunnen betekenen dat beslissingen met betrekking tot de redenen om MVO-standaarden toe te passen niet altijd in goede overeenstemming en op basis van de expertise van MVO-managers maar meer op kenmerken van andere stakeholdergroepen worden afgestemd. Omdat dit onderzoek zich op één stakeholdergroep richt kunnen de percepties van verschillende stakeholdergroepen niet met elkaar worden vergeleken, dit vormt dan ook een beperking van het onderzoek. Tenslotte, op basis van het gegeven dat de respondenten expertise hebben op het gebied van MVO-standaarden kan aangenomen worden dat MVO-standaarden gebruikt dienen te worden om op uniforme en efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van de organisatie. Daarbij dienen ze tevens te gelden als inhoudelijk referentiepunt en inspiratiedocument en als richtsnoer voor de implementatie van het MVO-beleid.
61
Tabel 3: Als algemeen, inhoudelijk referentiepunt/inspiratiedocument voor ons MVO-beleid Als richtsnoer voor de implementatie van ons MVO-beleid Als ‘stok achter de deur’ voor de implementatie van ons MVObeleid Om (meer) draagvlak voor MVO onder interne stakeholders te verkrijgen Om (meer) draagvlak voor MVO onder externe stakeholders te verkrijgen Om op uniforme/efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van onze organisatie Als instrument ter onderscheiding van concurrenten Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie intern te vergroten Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie extern te vergroten Om (een) andere reden(en), namelijk
Welke reden van gebruik is volgens u het meest belangrijk?
Waartoe gebruikt uw organisatie MVO-standaarden?
25,00%
16,44%
21,43% 0,00%
18,22% 4,89%
0,00%
5,33%
1,79%
10,67%
30,36%
15,56%
3,57% 0,00%
7,56% 4,89%
10,71%
12,44%
7,14%
4,00%
4.4 Multistakeholderbenadering Met betrekking tot de derde hypothese is gekeken naar de betrokkenheid van stakeholders bij de ontwikkeling van MVO-standaarden. Hiervoor zijn beschrijvende statistieken gebruikt. De enquêteresultaten laten zien dat 84% van de respondenten een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken geloofwaardiger vindt dan een MVOstandaard die niet op die manier is ontwikkeld. Bovendien is 9% van de respondenten neutraal hierover, slechts 5% mee oneens en 2% heel erg mee oneens (zie figuur 7). Figuur 7: Een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken, is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld
Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
% 30,36% 53,57% 8,93% 5,36% 1,79%
62
Daarentegen toont de regressieanalyse geen significante samenhang tussen een Multistakeholderbenadering en de geloofwaardigheid van MVO-standaarden (B = .192, p=.057, p>.05, R²=.065) (Bijlage 3a). Uit figuur 7 blijkt dat een grote meerderheid van de respondenten er over eens is dat een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken geloofwaardiger is dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld. Door het net niet significante regressiemodel kan desondanks geen significante samenhang worden aangetoond waardoor hypothese 3a niet expliciet kan worden bevestigd. Echter, het resultaat van de enquête vraag: ‘Geef aan in hoeverre u onderstaande strategieën in algemene zin zinvol vindt om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten’ laat zien dat respondenten het verstandig vinden om stakeholders te betrekken bij MVOvraagstukken. Ter vergroting van de geloofwaardigheid van MVO-claims geeft namelijk 68% van de respondenten aan het zeer zinvol en 23% enigszins zinvol te vinden om stakeholders te betrekken bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid. Daarbij zegt 71% van de respondenten het zeer zinvol en 23% het enigszins zinvol te vinden om een stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken te voeren (zie tabel 4). Op basis van deze resultaten kan hypothese 3b worden bevestigd: ‘Relevante stakeholders betrekken bij MVO-vraagstukken is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten’. Tabel 4 Geef aan in hoeverre u onderstaande strategieën in algemene zin zinvol vindt om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten: Zeer zinvol 1.
2.
Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken
38
67,86%
Enigszins zinvol 13 23,21%
40
71,43%
13
23,21%
Cumulatief % 91,07%
Neutraal 5
8,93%
94,64%
2
3,57%
Nauwelijks zinvol 0,00%
1
Niet zinvol 0,00%
1,79%
0,00%
63
4.5 Rol van betrouwbaarheidsverklaring Wat betreft de invloed van betrouwbaarheidsverklaringen op de geloofwaardigheid van MVOstandaarden en MVO-claims is gekeken naar de rol van certificering en zelfverklaring.
4.5.1 Certificatie Uit de correlatieanalyse is gebleken dat certificatie een positief verband toont met de rol van MVOstandaarden in geloofwaardigheid van MVO-claims, managementsysteem MVO-standaarden en richtlijn en principes gebaseerde MVO-standaarden. Gesuggereerd is dan ook dat certificatie invloed heeft op de mate van geloofwaardigheid van MVO-standaarden en MVO-claims. Deze verwachting blijkt te kloppen. 82% van de respondenten geeft aan de certificeerbaarheid van de MVO-standaard bepalend te vinden voor de geloofwaardigheid van de standaard zelf (zie figuur 8). Figuur 8: In hoeverre vindt u certificeerbaarheid van de MVO-standaard bepalend voor de geloofwaardigheid van de standaard zelf?
Zeer bepalend Engiszins bepalend Neutraal Nauwelijks bepalend Niet bepalend
% Cumulatief % 33,93% 33,93% 48,21% 82,14% 10,71% 92,85% 1,79% 94,64% 5,36% 100,00%
Dit impliceert dat een grote meerderheid van de respondenten waarde hecht aan certificeerbare MVO-standaarden. Certificatie is daardoor een belangrijk onderdeel die de perceptie over geloofwaardigheid kan vormen en wellicht kan vergroten. Uit de enkelvoudige regressieanalyse tussen certificatie en de mate waarop MVO-standaarden zinvol zijn om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten blijkt dit te kloppen. Het model is significant (B = .193, p <.05, R²=.099) waardoor geconcludeerd kan worden dat certificatie van directe positieve invloed is op de mate waarop standaarden zinvol zijn om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten. Oftewel, certificatie versterkt de geloofwaardigheid van de MVO-standaard en daarmee de relatie tussen 64
MVO-standaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims (zie Bijlage 3a). Bovendien is 48% van de respondenten het er over eens dat zonder een gecertificeerde MVO-standaard een MVO-claim minder geloofwaardig is dan met een gecertificeerde MVO-standaard. In relatie tot deze enquêtevraag is 23% van de respondenten het hiermee niet eens maar ook niet oneens, 21% oneens en slechts 7% het er zeer mee oneens (zie figuur 9). Figuur 9: Zonder een gecertificeerde MVO-standaard is een MVO-claim minder geloofwaardig dan met een gecertificeerde MVO-standaard:
Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
% Cumulatief% 10,71% 10,71% 48,21% 37,50% 71,42% 23,21% 92,85% 21,43% 100,00% 7,14%
Aangezien de correlatieanalyse een significante samenhang laat zien tussen certificatie en de dominante professionele achtergrond van de respondenten (r=.23, p<.05) is tevens onderzocht of het effect van certificatie op de geloofwaardigheid van MVO-claims wordt beïnvloed door deze controlevariabele. Het kan namelijk goed kunnen dat respondenten met een kwaliteitsmanagement achtergrond certificatie anders beoordelen dan mensen met een HRM achtergrond. Desalniettemin blijkt uit de meervoudige regressie analyse blijkt dat de dominante professionele achtergrond geen significant resultaat laat zien (B=.014, t=.795, p=.430, p>.05) waardoor, rekening houdend met certificatie (B=.178, t=2,169, p=.035, p<.05), deze variabele niets verklaart ten opzichte van de zinvolheid van MVO-standaarden ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims (zie Bijlage 3c voor de meervoudige regressie analyse). Geconcludeerd kan worden dat hypothese 4a en 4b juist zijn en daarom bevestigd kunnen worden.
65
4.5.2 Zelfverklaring Met betrekking tot de vijfde hypothese is onderzocht wat respondenten perceptie is over ISO 26000 met zelfverklaring ten opzichte van ISO 26000 zonder zelfverklaring. Aan de hand van de literatuurstudie is de verwachting dat een zelfverklaring de geloofwaardigheid van zowel ISO 26000 zelf als de geloofwaardigheid van de MVO-claim positief zal beïnvloeden. De onderzoeksresultaten bevestigen deze verwachting. 61% van de respondenten vindt ISO 26000 met zelfverklaring een meer geloofwaardige onderbouwing van een MVO-claim dan via ISO 26000 zonder zelfverklaring (zie figuur 10). Figuur 10: ISO 26000 met zelfverklaring vind ik een meer geloofwaardige onderbouwing van een MVO-claim van een organisatie dan via ISO 26000 zonder zelfverklaring:
Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
% Cumulatief% 12,50% 12,50% 48,21% 60,71% 25,00% 85,71% 10,71% 96,42% 3,57% 99,99%
Verder geeft met 73% een meerderheid van de respondenten aan ISO 26000 met zelfverklaring zeer geloofwaardig of enigszins geloofwaardig te vinden. Daarentegen wordt ISO 26000 zonder zelfverklaring door 50% van de respondenten zeer geloofwaardig of enigszins geloofwaardig bevonden (zie tabel 5). Tabel 5: ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring
ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring
Zeer geloofwaardig 14 5 Neutraal 11 17 Nauwelijks geloofwaardig 2 6
Percentage 25,00% 8,93% Percentage 19,64% 30,36% Percentage 3,57% 10,71%
Enigszins geloofwaardig 27 23
Percentage
Niet geloofwaardig 2 5
Percentage
48,21% 41,07%
3,57% 8,93%
Cumulatief % 41 28
73,21% 50,00% Cumulatief % 19,64% 30,36% Cumulatief %
4 11
7,14% 19,64%
66
Om te beoordelen of er ook daadwerkelijk een significante verschil is in hoeverre ISO 26000 met zelfverklaring en ISO 26000 zonder zelfverklaring de geloofwaardigheid van MVO-claims kunnen vergroten is een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Het regressiemodel met ‘Vergroten MVO-standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims’ als afhankelijke variabele en ISO 26000 met zelfverklaring en ISO 26000 zonder zelfverklaring als onafhankelijke variabelen is significant, (F= 10,488, p=0.00, p <.01, R²=.284). Daarbij toont het regressiemodel dat ISO 26000 met zelfverklaring een significante sterke samenhang heeft met de mate waarin MVO-standaarden de geloofwaardigheid van MVO-claims kunnen vergroten (B=.474, t=4,021, beta=.583), daarentegen blijkt uit het regressiemodel dat ISO 26000 zonder zelfverklaring geen significante samenhang heeft met de afhankelijke variabele (B=-.068, t=-.644, beta=-.093) (zie bijlage 3d). Op basis van deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat ISO 26000 met zelfverklaring een grotere invloed heeft om de geloofwaardigheid van MVO-claims te bevorderen dan ISO 26000 zonder zelfverklaring. Hypothese 5 kan dan ook worden bevestigd: ‘ISO 26000 met zelfverklaring ondersteunt de geloofwaardigheid van MVO-claims meer dan ISO 26000 zonder zelfverklaring’. 4.5.3 Overige inzichten in de rol van betrouwbaarheidsverklaringen Om meer inzicht te krijgen in de rol van betrouwbaarheidsverklaringen op de geloofwaardigheid van MVO-standaarden en MVO-claims zijn respondenten tevens gevraagd antwoord te geven op enkele andere gerelateerde stellingen. Hiervoor zijn beschrijvende statistieken gebruikt. De resultaten laten zien dat respondenten vinden dat een zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn de geloofwaardigheid van ISO 26000 meer vergroot dan wanneer ISO 26000 ondersteunt wordt door een zelfverklaring zonder die richtlijn (9% is zeer een, 34% is eens, 54% is neutraal, 2% is oneens en 2% is zeer oneens, zie figuur 11). Tevens is een meerderheid van de respondenten eens met de stelling: ‘Een ISO 26000 zelfverklaring die ge-audit is door een onafhankelijke externe partij is geloofwaardiger dan een ISO 26000 zelfverklaring die dat niet is’. Dit blijkt uit de cijfers, namelijk 11% is zeer eens, 48% is eens, 67
34% is neutraal, en slecht 7% van de respondenten is met deze stelling oneens (zie figuur 12). Deze bevindingen krijgen ondersteuning van de meervoudige regressieanalyse. Hiervan is gebruik gemaakt om te toetsen of een zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn en een zelfverklaring die ge-audit is door een externe onafhankelijke partij een positief effect heeft op de geloofwaardigheid van ISO 26000. Het meervoudige regressiemodel is significant (F= 19,603, p=0.00, p<.01, R²=.425). Voor een zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn geldt een significante invloed van P<.01 (B=.833, t=6,203, beta=.665) en voor een zelfverklaring die ge-audit is door een onafhankelijke partij geldt een significante invloed van P<.05 (B=.304, t=2,308, beta=.247). Beide variabelen hebben dus een positief significante invloed op de geloofwaardigheid van ISO 26000. Tevens blijkt de NPR 9026-richtlijn de grootste regressiecoëfficiënt te hebben (Beta= .665) waardoor het de belangrijkste voorspeller is van de twee(zie Bijlage 3e). Deze bevindingen illustreren de positieve invloed en signaalfunctie van een betrouwbaarheidsverklaring en externe verificatie. Geconcludeerd kan worden dat een betrouwbaarheidsverklaring ge-audit, ondersteund en/of verstrekt door een externe partij een belangrijke functie heeft ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-standaarden en MVOclaims. Figuur 11: Een ISO 26000-zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn is meer geloofwaardig dan een ISO 26000-zelfverklaring zonder die richtlijn:
% Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
Cumulatief %
8,93% 33,93% 53,57% 1,79% 1,79%
8,93% 42,86% 96,43% 98,22% 100,00%
68
Figuur 12: Een ISO 26000-zelfverklaring die door een onafhankelijke externe partij is ge-audit, is geloofwaardiger dan een ISO 26000-zelfverklaring die dat niet is:
%
Zeer mee eens Eens Neutraal Oneens Zeer mee oneens
Cumulatief %
10,71% 48,21% 33,93% 7,14% 0%
10,71% 58,92% 92,85% 100,00% 100,00%
4.6 Verdere bevindingen Op basis van voorgaande geformuleerde bevindingen blijkt dat respondenten de certificeerbaarheid van MVO-standaarden bepalend vinden voor de geloofwaardigheid van MVO-standaarden (§4,5 figuur 8). Daarnaast blijkt uit tabel 6 dat de MVO-managers tevens de feitelijke inhoud en internationale acceptatie van de standaard belangrijk vinden voor de geloofwaardigheid van MVOstandaarden. Verder geven de respondenten aan het met name belangrijk en zinvol te vinden dat, naast een Multistakeholderbenadering (§4.4), MVO-beleid wordt gekoppeld aan de core business en er transparantie wordt geboden over MVO-prestaties (tabel 7 en 8). Rekening houdend met deze resultaten is het belangrijk dat MVO-standaarden dit ondersteunen.
Tabel 6:
Geef aan in hoeverre onderstaande kenmerken van een MVO-standaard voor u bepalend zijn voor de geloofwaardigheid van de standaard zelf: Zeer Enigszins Cumulatief Neutraal Nauwelijks Niet bepalend bepalend % bepalend bepalend De feitelijke inhoud van de 38 67,86% 14 25,00% 92,86% 3 5,36% 1 1,79% 0 0,00% standaard De internationale acceptatie van 28 50,00% 19 33,93% 83,93% 3 5,36% 4 7,14% 2 3,57% de standaard
69
Tevens verwacht een meerderheid van de respondenten (87,50%) dat klanten in de toekomst vaker naar het gebruik van MVO-standaarden zullen vragen (figuur 13). Daarbij wordt in 62,50% van de organisaties waar de respondenten werkzaam zijn, vereist dat leveranciers werken met bepaalde MVO-standaarden (figuur 14). Figuur 13: Zullen klanten in de toekomst vaker naar het gebruik van MVO-standaarden vragen?
Figuur 14: Worden leveranciers vereist dat zij werken met bepaalde MVO-standaarden?
Tabel 7: Geef aan in hoeverre u onderstaande strategieën in algemene zin zinvol vindt om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten: Zeer zinvol Enigszins Cumulatief Neutraal Nauwelijks Niet zinvol % zinvol zinvol Het koppelen van MVO-beleid aan de core business 46 82,14% 9 16,07% 98,21% 1 1,79% 0,00% 0,00% Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVOvraagstukken 40 71,43% 13 23,21% 94,64% 2 3,57% 1 1,79% Het bieden van transparantie over MVO-prestaties 40 71,43% 12 21,43% 92,86% 4 7,14% 0,00% 0,00% Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid 38 67,86% 13 23,21% 91,07% 5 8,93% Het aansluiten bij branche-/sectorinitiatieven op het gebied van MVO 20 35,71% 29 51,79% 87,50% 4 7,14% 2 3,57% 1 1,79% Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties 13 23,21% 26 46,43% 69,64% 13 23,21% 4 7,14% 0,00% Het extern laten beoordelen van MVOverslaglegging 20 35,71% 19 33,93% 69,64% 12 21,43% 4 7,14% 1 1,79% Het streven naar hoge posities in MVO-rankings en – benchmarks 5 8,93% 29 51,79% 60,71% 16 28,57% 3 5,36% 3 5,36%
Tabel 8: Welke van onderstaande strategieën vindt u voor uw organisatie het belangrijkst om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten? Het koppelen van MVO-beleid aan de core business Het bieden van transparantie over MVO-prestaties Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken Het aansluiten bij branche-/sectorinitiatieven op het gebied van MVO Het extern laten beoordelen van MVO-verslaglegging Het streven naar hoge posities in MVO-rankings en –benchmarks Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties Anders, namelijk
28 13 8 4 1 1 1 0 0
50,00% 23,21% 14,29% 7,14% 1,79% 1,79% 1,79% 0,00% 0,00%
56
70
Greenwashing Uit de literatuurstudie is uitgebreid stil gestaan bij het onderwerp greenwashing. Rekening houdend met de negatieve gevolgen die greenwashingpraktijken met zich mee kunnen brengen is het interessant om te weten of bepaalde kenmerken en functies van MVO-standaarden juist wel of niet vatbaar zijn voor greenwashing. Uit de resultaten blijkt dat een meerderheid van de respondenten vindt dat certificatie de kans op greenwashing kleiner maakt (figuur 15). Hieruit is op te maken dat het certificeerbare karakter van bepaalde MVO-standaarden een kenmerk is dat van positieve invloed is om een gegronde en geloofwaardige MVO-claim neer te zetten. Figuur 15:
Zeer mee eens
% 7,14%
Eens
46,43%
Neutraal
19,64%
Oneens
19,64%
Zeer mee oneens
7,14%
Daarnaast zijn de respondenten gevraagd in hoeverre volgens hun certificering, geprotocolleerde- en een niet geprotocolleerde zelfverklaring, een onafhankelijke audit en het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties vatbaar zijn voor greenwashing. Uit de resultaten (tabel 9) is af te leiden dat de respondenten een onafhankelijke audit het minst vatbaar vinden voor greenwashing. Daarna volgt het aangaan van partnerships, certificering en een geprotocolleerde zelfverklaring. Het meest vatbaar voor greenwashing worden niet-geprotocolleerde zelfverklaringen gevonden. Dit resultaat geeft inzicht in mogelijke strategieën die organisaties kunnen gebruiken ter bevordering van het neerzetten van een geloofwaardige en gegronde MVO-claim. Uit figuur 13 was al af te leiden dat respondenten van mening zijn dat certificatie de kans op
71
greenwashing wel degelijk kleiner maakt. Kijkend naar figuur 13 en tabel 9 valt echter wel op dat er een discrepantie bestaat tussen de mening van respondenten dat certificering de kans op greenwashing kleiner maakt en de mate waarop de respondenten vinden dat certificering vatbaar is voor greenwashing. Terwijl 53% van de respondenten aangeeft zeer eens en/of eens te zijn met de stelling dat certificering de kans op greenwashing kleiner maakt is tegelijkertijd volgens 11% van de respondenten certificering zeer vatbaar en volgens 43% enigszins vatbaar voor greenwashing. Hieruit is op te maken dat desondanks het feit dat respondenten vinden dat certificering een positieve invloed heeft op greenwashing het niet een middel is om greenwashingpraktijken te voorkomen.
Tabel 9: Geef aan in hoeverre onderstaande strategieën die zijn bedoeld om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van organisaties te vergroten volgens u vatbaar zijn voor greenwashing
Zeer vatbaar
Enigszins vatbaar 24 42,86%
Neutraal
Nauwelijks vatbaar 10 17,86%
Niet vatbaar 1 1,79%
Certificering
6
10,71%
15
26,79%
Geprotocolleerde zelfverklaring Niet-geprotocolleerde zelfverklaring Onafhankelijke audit
5
8,93%
34
60,71%
11
19,64%
6
10,71%
0
0,00%
23
41,07%
23
41,07%
8
14,29%
1
1,79%
1
1,79%
3
5,36%
17
30,36%
15
26,79%
19
33,93%
2
3,57%
5
8,93%
22
39,29%
16
28,57%
12
21,43%
1
1,79%
Niet m.b.t. certificering
Het aangaan van partnerships
72
5. Conclusie 5.1 Introductie MVO is een breed concept dat zowel een strategisch als een normatieve en ethische karakter heeft. Managers zijn welwillend MVO strategisch in te weven in de organisatie maar waar elke organisatie uniek is, is er geen eenduidig antwoord over de manier waarop dit dient te gebeuren. Wat zeker is, is het belang van het neerzetten van een geloofwaardige claim. Het risico van ongegronde MVO-claims, greenwashing en bluewashing praktijken, zijn sceptische reacties van stakeholdergroepen. Dit kan de reputatie van een organisatie ernstig beschadigen. Het is daarom belangrijk dat organisaties stakeholder vertrouwen creëren en behouden. MVO-standaarden worden ingezet als instrument de MVO-claims geloofwaardiger te maken. Met behulp van een literatuurstudie en een survey onderzoek met Nederlandse MVO-managers en Duurzaamheid coördinatoren is in dit onderzoek inzicht verkregen in welke kenmerken en functies van MVO-standaarden als belangrijk worden gezien ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVO-claims. De centrale onderzoeksvraag is: Wat is de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims? In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen en beperkingen van dit onderzoek besproken. Het hoofdstuk wordt vervolgens afgesloten met enkele suggesties voor toekomstig onderzoek.
5.2 MVO-standaarden: welke en waarvoor worden ze gebruikt? Het onderzoek heeft aangetoond dat in Nederlandse organisaties gebruik wordt gemaakt van zowel managementsysteem, op principes gebaseerde en richtlijn gebaseerde MVO-standaarden. Principes en op richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden, zoals ISO 26000, zijn met name bedoelt als algemeen, inhoudelijk referentiepunt om organisaties te ondersteunen met het vormgeven en
73
implementeren van het MVO-beleid. Managementsysteemstandaarden, zoals de MVOPrestatieladder hebben een meer leidende karakter om organisaties te helpen op efficiënte wijze tegemoet te komen aan verschillende MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen. Uit de resultaten blijkt dat MVO-standaarden daadwerkelijk zinvol worden gevonden ter ondersteuning van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Hypothese 1 is dan ook bevestigd. Hypothese 1: MVO-standaarden versterken de geloofwaardigheid van MVO-claims. Verder tonen de resultaten aan dat zowel managementsysteem, principes gebaseerde en op richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden geloofwaardig worden gevonden en nuttig zijn om te gebruiken voor het versterken van de geloofwaardigheid van MVO-claims. MVO-standaarden fungeren onder andere als instrument om organisaties te beoordelen als geloofwaardige marktspeler. Ter ondersteuning geeft een meerderheid (62%) van de respondenten aan dat hun organisatie van leveranciers vereisen te werken met bepaalde MVO-standaarden. Tevens blijkt uit de resultaten dat MVO-standaarden worden gebruikt om een signaal af te geven naar leveranciers over het belang dat de organisatie aan MVO hecht. Deze resultaten komen grotendeels overeen met de literatuur waarin gesuggereerd wordt dat diverse MVO-standaarden organisaties kunnen helpen kwaliteit te garanderen (Zadek, 1998), reputatie te verbeteren (Mijlen en Munilla, 2004) en in het algemeen als geloofwaardige marktspeler gevonden te worden (Guler, Guillen en Macpherson, 2002; King, Lenox en Terlaak,2005). Verwacht werd dat MVO-managers managementsysteemstandaarden zinvoller vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten dan principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden. Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt er inderdaad een significante verschil te zijn tussen beide condities, oftewel managementsysteemstandaarden bepalen voor een significant groter deel de geloofwaardigheid van MVO-claims. Echter op de vraag: ‘Welke type standaard vindt u het meest zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten?’ geeft een geringe meerderheid de voorkeur aan richtlijnen gebaseerde standaarden in plaats van managementsysteemstandaarden. Bovendien wordt de MVO-Prestatieladder, welke een 74
managementsysteem standaard is, niet geloofwaardiger gevonden dan de op richtlijnen gebaseerde ISO 26000. Hierdoor is er sterke onzekerheid of managementsysteemstandaarden daadwerkelijk zinvoller zijn om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten dan principes en richtlijnen gebaseerde standaarden. Dit leidt er toe dat, ondanks het significante meervoudige regressiemodel, hypothese 2 slechts partieel is bevestigd. Hypothese 2: Een managementsysteem MVO-standaard wordt zinvoller gevonden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te ondersteunen dan een op principes gebaseerde MVO-standaard en een op richtlijn gebaseerde MVO-standaard.
De resultaten tonen dus niet specifiek aan dat MVO-managers de voorkeur hebben van één soort standaard boven de ander. Waarschijnlijk is dit toe te schrijven aan het feit dat veel overeenkomsten zijn te vinden tussen de twee veelomvattende MVO-standaarden ISO 26000 en de MVOPrestatieladder (Moratis, 2013). Bovendien laten de resultaten zien dat organisaties gemiddeld 3 MVO-standaarden gebruiken. Ter ondersteuning blijkt uit de enquêteresultaten dat veel organisaties managementsysteemstandaarden richtlijnen gebaseerde MVO-standaarden met elkaar combineren. In overeenstemming met de literatuur (Moratis en van der Veen, 2010) kan geconcludeerd worden dat MVO-standaarden meestal niet op zich zelf staan maar in relatie met elkaar worden gebruikt. Zoals blijkt uit de resultaten gebruiken organisaties MVO-standaarden met name als inspiratiedocument en als richtsnoer voor de implementatie van het MVO-beleid. Het blijkt dat MVOmanagers het voornamelijk belangrijk vinden dat MVO-standaarden gebruikt worden om op uniforme en efficiënte wijze tegemoet te komen aan de MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen kan. In lijn met de verwachting dat klanten in de toekomst nog vaker naar het gebruik van MVOstandaarden gaan vragen (88%) en het toepassen van standaarden nog meer een eis wordt om als geloofwaardige marktspeler gevonden te worden, is het van belang dat organisaties beseffen dat het toepassen van MVO-standaarden steeds belangrijker wordt om te kunnen voldoen aan de verwachtingen vanuit de markt.
75
5.3 MVO-standaarden: welke kenmerken dienen ze te hebben? Multistakeholderbenadering De onderzoeksresultaten laten zien dat een belangrijke functie is weggelegd voor de Multistakeholderbenadering. Geconcludeerd kan worden dat het betrekken van belangrijke stakeholders de geloofwaardigheid van MVO-standaarden positief beïnvloed. Een meerderheid van de respondenten (84%) vindt een Multistakeholderstandaard, dat zich kenmerkt door een ontwikkelingsproces waarin stakeholders zijn betrokken, geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld. Echter, het regressiemodel is op een minimum verschil niet significant (p=.057) waardoor met enige onzekerheid hypothese 3a niet is bevestigd. Hypothese 3a Een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken, is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld. Vaststaand is dat het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling van standaarden en andere MVO-vraagstukken een goede basis is voor het creëren van een geloofwaardige MVO-claim. Het aangaan van een stakeholderdialoog is dan ook een effectieve methode om in samenwerking met diverse belanghebbende ingewikkelde MVO-kwesties aan te pakken. Een standaard die tot stand is gekomen door overeenstemming en kennisdeling en tevens zelf ook gericht is organisaties ondersteuning te bieden om stakeholders te integreren in het bedenken en implementeren van organisaties MVO-beleid, komt de geloofwaardigheid van MVO-claims ten goede. Deze conclusie leidt er toe dat hypothese 3b is bevestigd. Hypothese 3b: Relevante stakeholders betrekken bij MVO-vraagstukken is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten. Dit resultaat kan verklaard worden door onderzoeken van Palazzo en Scherer (2010), Mena en Palazzo (2012), Mueckenbergen en Jastram (2010), Hahn en Weidtman (2012), Leipziger (2010), Fransen & Kolk (2007) en Moratis en Van der Veen (2010). Deze wetenschappers beargumenteren dat een Multistakeholderbenadering effectief is voor de geloofwaardigheid. Leipziger (2010)
76
benadrukt bijvoorbeeld het belang van een breed toepasbare MVO-standaard. Een standaard die is gebaseerd op overeenstemming helpt volgens Leipziger organisaties verantwoording af te leggen. Ook Fransen en Kolk (2007), Mueckenbergen en Jastram (2010), Hahn en Weidtman (2012) en Moratis en Van der Veen (2010) verklaren dat een Multistakeholderstandaard, doordat deze gebaseerd is op legitimiteit, vertrouwen, belangenbehartiging, kennisdeling en overeenstemming, effectief is voor het opstellen van een geloofwaardige MVO-claim. Palazzo en Scherer (2010) en Mena en Palazzo (2012) veronderstellen eveneens dat Multistakeholderstandaarden een goede leerplatform is voor stakeholders waar ze veel van elkaar kunnen leren en waardering voor- en vertrouwen in elkaar groeit. Betrouwbaarheidsverklaringen Volgens diverse wetenschappers (Zwetsloot, 2003; Moratis & Cochius, 2010, 2011; Castka et al., 2004; Castka & Balzarova, 2008; Mueller et al., 2009) zijn transparantie en bewustzijn genereren onder stakeholders belangrijke functies van MVO-standaarden. Dit wordt door de resultaten ondersteund. In het creëren van transparantie hebben betrouwbaarheidsverklaringen een prominente rol. De resultaten tonen aan dat zowel certificatie als zelfverklaring een positieve relatie toont met de geloofwaardigheid van MVO-standaarden en de geloofwaardigheid van MVO-claims. Dit kan verklaard worden doordat een betrouwbaarheidsverklaring en met name certificering een signaalfunctie heeft en voor zorgt doordat afgeleid kan worden of de organisatie zich houdt aan de praktijken en kwaliteitsnormen zoals staat voorgeschreven in de managementsystemen (Terlaak en King, 2006; Terlaak, 2007; Moratis, 2013; Christmann en Taylor, 2006; Conroy, 2007; Pflugrath et al, 2011). Uit de resultaten is gebleken dat MVO-managers het koppelen van MVO-beleid aan de core business een zinvolle strategie vinden om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten. Gerelateerd aan het artikel van Wenmoth en Dobbin (1994) kan certificatie hiervoor een ondersteunende factor zijn. Wanneer ‘best practices’, zoals deze staan omschreven in een MVOstandaard, gekoppeld zijn aan organisaties competenties kan certificering tevens een indicator zijn 77
van de organisatie competenties. Op deze manier dient certificering als signaal naar stakeholders met betrekking tot het wel of niet goed functioneren van de organisatie. Geconcludeerd kan worden dat een certificatie de geloofwaardigheid van zowel de MVO-standaarden zelf als MVO-claims versterkt. Hypothese 4a en 4b zijn daarom bevestigd. Hypothese 4a: Een certificaat versterkt de geloofwaardigheid van de MVO-standaard Hypothese 4b: Een certificaat versterkt de geloofwaardigheid van MVO-claims
Daarbij zijn zelfverklaringen ook zinvol om als betrouwbaarheidsverklaring toe te passen. De regressieanalyses tonen aan dat ISO 26000 met zelfverklaring de geloofwaardigheid van MVO-claims meer ondersteunt dan ISO 26000 zonder zelfverklaring. Op basis van deze conclusie is hypothese 5 bevestigd. Hypothese 5: ISO 26000 met zelfverklaring ondersteunt de geloofwaardigheid van MVO-claims meer dan ISO 26000 zonder zelfverklaring
Daarbij dient opgemerkt te worden dat een zelfverklaring volgens de NPR-richtlijn de geloofwaardigheid van ISO 26000 meer versterkt dan wanneer ISO 26000 ondersteuning krijgt van een zelfverklaring zonder die richtlijn. Tevens versterkt een audit door een onafhankelijke externe partij de geloofwaardigheid van een ISO 26000 zelfverklaring. In overeenstemming met Pflugrath et al. (2011) en Albersmeier et al. (2009) laten de resultaten daarom zien dat onafhankelijke externe partijen een belangrijke functie hebben ter bevordering van de geloofwaardigheid van MVOstandaarden en MVO-claims. Externe verificatie als middel om greenwashing te verkleinen? Op basis van de resultaten is geconcludeerd dat MVO-managers van mening zijn dat certificatie de kans op greenwashing kleiner maakt. Eerder is genoemd dat certificatie organisaties MVO-claim geloofwaardiger kan maken doordat een onafhankelijke externe partij nagaat of wordt voldaan aan de eisen en richtlijnen zoals omschreven in de standaarden. Wellicht zorgt dit ‘controle’ systeem ervoor dat organisaties minder snel overgaan tot misleidende praktijken. Daarentegen blijkt uit de
78
resultaten dat MVO-managers tegelijkertijd van mening zijn dat certificatie ook vatbaar is voor greenwashing. Ondanks dat certificering een positieve invloed heeft op greenwashing is het daarom geen instrument om greenwashingpraktijken te voorkomen. Deze bevinding krijgt ondersteuning van Schwartz en Tilling (2009), Christman en Taylor (2006) en Boiral (2003). Deze wetenschappers veronderstellen namelijk dat certificeerbare MVO-standaarden het ontkoppelingsprobleem niet kunnen voorkomen en ondanks toetsing door onafhankelijke derden organisaties alsnog gecertificeerd worden met een standaard terwijl niet geheel aan de eisen wordt voldaan zoals wordt voorgeschreven door de standaard.
5.4 Het antwoord op de onderzoeksvraag ‘Wat is de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims?’
MVO is een dynamisch onderwerp waaraan op verschillende manieren invulling gegeven kan worden en niet één juiste manier voor is. Dit onderzoek heeft aangetoond dat MVO-standaarden een prominente rol hebben in de geloofwaardigheid van MVO-claims. Verschillende functies en kenmerken van standaarden, zoals het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling van standaarden maar ook bij de ontwikkeling van organisaties MVO-beleid zijn bevorderend voor de geloofwaardigheid van MVO-claims. Tevens hebben betrouwbaarheidsverklaringen, met name wanneer ze ge-audit zijn door onafhankelijke externe partijen, een prominente functie in het versterken van de geloofwaardigheid van organisaties MVOclaim. Daarnaast laten de survey bevindingen zien dat managers geen duidelijke voorkeur hebben voor principes gebaseerde, op richtlijnen gebaseerde of managementsysteem MVO-standaarden. Op basis van de gemeten percepties kan gesteld worden dat het type standaard waarschijnlijk niet bepalend is voor de geloofwaardigheid van MVO-claims. Des te meer is het voor organisaties van belang te bepalen of de MVO-standaarden hun ondersteunen met het MVO-beleid te koppelen aan de core-business, gebaseerd zijn op verwachtingen en eisen vanuit de markt, een 79
basis zijn voor het betrekken van stakeholders bij de MVO-activiteiten, transparantie kunnen bieden en signalen uit kunnen sturen naar stakeholders dat daadwerkelijk op een eerlijke en verantwoordelijke manier aan MVO wordt gedaan. Dit bijvoorbeeld door te werken met betrouwbaarheidsverklaringen zoals certificering, zelfverklaringen en onafhankelijke externe auditen. Standaarden staan niet op zichzelf en vullen elkaar op diverse punten aan. Het is daarom aan te raden na te gaan welke standaarden voor de organisatie een optimale combinatie vormen om een geloofwaardig en succesvol MVO-beleid neer te zetten. De bevindingen van dit onderzoek bieden een goede aanvulling op de literatuur die er tot op heden bekend is over de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Het onderzoek heeft echter ook een aantal beperkingen en biedt op diverse punten ruimte voor toekomstig onderzoek.
5.5 Beperkingen van dit onderzoek De eerste limitatie is dat deze scriptie zich richt op de MVO-manager. Onzeker is of de gevonden bevindingen, wat betreft de belangrijke kenmerken van MVO-standaarden, hetzelfde zijn voor andere belangrijke stakeholders, zoals NGO’s, werknemers, investeerders en standaardontwikkelingsorganisaties. Tevens is het een beperking dat voor de survey gebruik is gemaakt van percepties. Het is mogelijk dat wanneer er gekeken wordt naar de kenmerken, functies en gebruik van MVO-standaarden in relatie tot financiële prestaties de bevindingen afwijken van dit onderzoek. Verder beperkt dit onderzoek zich op de Nederlandse bedrijvenmarkt waardoor geen inzichten worden gekregen in cross culturele verschillen wat betreft de percepties over de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Daarnaast heeft één respondent aangegeven de enquête erg complex te vinden. Het verschil tussen het aantal MVO-managers dat een begin heeft gemaakt met het invullen van de enquête (77)en de MVO-managers die de enquête daadwerkelijk hebben afgerond (56) is relatief groot, een 80
minder complexe enquête had dit wellicht kunnen voorkomen. Ten slotte zijn de empirische inzichten erg waardevol, deze zouden nog completer zijn geweest als tevens interviews met een aantal MVO experts waren afgenomen waardoor de empirische inzichten nader verklaard konden worden.
5.6 Suggesties voor toekomstig onderzoek Ondanks bovenstaande beperkingen heeft dit onderzoek een bijdrage geleverd aan de kennis over de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Gebruik makend van de nieuwe inzichten kunnen organisaties de geloofwaardigheid van MVO-claims bevorderen om uiteindelijk maximaal profijt te hebben van hun duurzaamheidsgedrag. Om het geloofwaardigheidsconstruct met betrekking tot de relatie van MVO-standaarden tot MVO-claims nog beter te begrijpen is verder onderzoek noodzakelijk. Vooral voor internationale organisaties is het interessant om inzicht te krijgen in mogelijke cross culturele verschillen wat betreft de percepties over de rol van MVO-standaarden in het vergroten van de geloofwaardigheid van MVO-claims. Toekomstige studies zouden zich daarom kunnen richten op andere stakeholders en culturen om te kijken of er daadwerkelijk sprake is van verschillende interpretaties. Daarnaast is met dit onderzoek uitsluitend gekeken naar de percepties van MVO-managers interessant is het om verder onderzoek te doen waarin de percepties van MVO-managers worden vergeleken met die van andere belangrijke stakeholdergroepen. Verder is het niet alleen goed om te kijken naar de positieve kanten van de rol van MVOstandaarden maar ook interessant om te onderzoeken of er, en zo ja welke, barrières zijn bij het gebruiken van MVO-standaarden. Als laatst is in dit onderzoek geconcludeerd dat standaarden niet op zich zelf staan maar elkaar aanvullen. Organisaties maken veelal gebruik van meerdere standaarden. Toekomstig onderzoek kan zich richten op de vraag of het gebruik van meerdere standaarden echt bevorderlijk is voor het neerzetten van een geloofwaardige MVO-claim of dat het eigenlijk veel nadelen met zich meebrengt. 81
6. Referenties
Abdeen, A.M. (1991). Social responsibility disclosure in annual reports. Business Forum, 16, 23-26 Ackerman, R. W. (1973). How companies respond to social demands. Harvard Business Review , 51 (4), 88-98 Albersmeier, F., Schulze, H., Spiller., A. (2009). System Dynamics In Food Quality Certifications: Development Of an Audit Integrity System. Int. J. Food System Dynamics, 1: 69‐81. Arnold, D. 2010. Transnational Corporations and the Duty to Respect Basic Human Rights. Business Ethics Quarterly, 20 (3): 371-399. Bae, J. & Cameron, G.T. (2006). Conditioning effect of prior reputation on perception of corporate giving. Public Relations Review, 32, 144-150 Balzarova, M. & Castka, P. (2012). Stakeholders’ influence and contribution to social standards development: the case of multiple stakeholder approach to ISO 26000 development. Journal of Business Ethics, 111(2): 265-279 Becker-Olsen, K. L., Cudmore, B. A., & Hill, R. P. (2005,2006). The impact of perceived corporate social responsibility on consumer behavior. Journal of Business Research, 59, 46–53. Bhutta, N.T., & Saeed, M.M. (2011) Accounting scandals in the context of corporate social reporting. Journal of Database Marketing en customer Strategy Management, 18 (3): 171-184. Boiral, O. (2003). ISO 9000: outside the iron cage. Organization Science, 14(6), 720-737. H.R. Bowen, (1953) Social Responsibilities of the businessmen: Harper Brunsson, N. and Jacobsson, B. (eds) (2000) A World of Standards, Oxford: Oxford University Press Brunsson, Rasche en Seidl, (2012). The Dynamics of Standardisation: Three Perspectives on Standards in Organisation Studies. Organization Studies, 33 (5-6): 613-633. Carroll, A. B. (1999) “Corporate Social Responsibility: Evolution of a Definitional Construct”, Business and Society, 38 (3): 268-295 Castka, P., Bamber, C., Bamber, D. & Sharp, J. (2004). Integrating corporate social responsibility into ISO management systems – in search for a feasible CSR management system framework. The TQM Magazine, 16(3): 216-224. Castka, P. & Balzarova, M. (2008). Adoption of social responsibility through the expansion of existing management systems. Industrial Management & Data Systems, 108(3): 297-309. Castka, P. & Balzarova, M. (2008). Social responsibility standardization: guidance or reinforcement through certification? Human systems management, 27(3): 231-242. Castka, P. & Balzarova, M. (2008). The impact of ISO 9000 and ISO 14000 on standardization of social responsibility – an inside perspective. International Journal of Production Economics, 113(1): 74-87. Chen, Y. & Chang, C. (2012). Greenwash and green trust: the mediation effects of green consumer confusion and green perceived risk. Journal of Business Ethics. Christmann, P. & Taylor, G. (2006). Firm self-regulation through international certifiable standards: determinants of symbolic versus substantive implementation. Journal of International Business Studies, 37(6): 863-878. Clark, J. M. (1916). The changing basis of economic responsibility. Journal of Political Economy, 24 (3), 209- 229 Clarkson, M.B.E. 1995. A stakeholder framework fo r analyzing and evaluating corporate social performance. Academy of Management Review, 20, 65-91. Cochius, T., Moratis, L. (2010). Hoe geloofwaardig is uw MVO-claim? Sigma, 5. Cooper, S.M. and Owen, D.L. (2007) ‘Corporate social reporting and stakeholder accountability: the missing link’ Accounting, Organisations and Society Cramer, J. 2005. Experiences with structuring corporate social responsibility in Dutch industry. Journal of Cleaner Production, 13(6): 583-592. Dahlsrud, A. (2008). How corporate social responsibility is defined: an analysis of 37 definitions. Daugherty, E.L. (2001) ‘Public relations and social responsibility’, in R.L. Heath (Ed.) Handbook of Public Relations, London: Sage Publications, pp.389–401. Davis, K. (1960, Spring). Can business afford to ignore social responsibilities? California Management Review, 2 , 70-76. Davis, K. (1967, Winter). Understanding the social responsibility puzzle: What does the businessman owe to society? Business Horizons, 10, 45-50 Davis, K. (1973). The case for and against business assumption of Social Responsibilities. The academy of Management Journal, 16 (2): 312-322. Dawkins, J., en lewis, S. (2003). CSR in Stakeholder Expectations: And Their Implication for Company Strategy. Journal of Business Ethics, 44: 185–193
82
De Europese Commissie (2001) Geraadpleegd op 4 april, 2013, van http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sustainable-business/corporate-socialresponsibility/index_en.htm. Deegan, C. & Carroll, G. (1993). An analysis of incentives for Australian firms to apply for reporting Deegan, C. (2002). Introduction: The legitimizing effect of social and environmental disclosures – a DNV (2011), DOI: 10.5840/beq201222333 Donaldson, T. en Preston, L.E. (1995). The stakeholder theory of the corporation: concepts, evidence, and implications. Academy of Management Review,20 (1): 65-91. David, Paul A. and Shane M. Greenstein (1990). “The Economics of Compatibility Standards: An Introduction to Recent Research,” Economics of Innovation and New Technology,1(1&2): 3-42 Drobny, N. (1997). Environmental management for the 21st century. In T. Tibor & I. Feldman Elkins, A. (1977), Toward a Positive Theory of Corporate Social Involvement, Academy of Management Review, 2: 128-133 st Elkington, J. (1997). Cannibals with forks: the triple bottom line of 21 century business. Oxford: Capstone Publishing. Elving, W. J. L. (2012). Scepticism and corporate social responsibility communications: the influence of fit and reputation. Journal of Marketing Communications, 1-16. Emmerik, R. (2012). Kwaliteitsmanagement. Amsterdam: Pearson Benelux. European Commission. (2011). A renewed EU strategy 2011-14 for corporate social responsibility. Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions. Fitch, H. G. (1976). Achieving corporate social responsibility. Academy of Management Review, 1, 3846. Fombrun, C. (1996). Reputation: Realizing value from the corporate image. Harvard Business School Press, Boston. Fombrun, C. (2005). Building corporate reputation through CSR initiatives: evolving standards. Corporate Reputation Review, 8 (1): 7-11. Fransen, L.W. & Kolk, A. (2007). Global rule-setting for business: a critical analysis of multistakeholder standards. Organization, 14 (5), pp. 667-684. Freeman, R. E. (1984). Strategic management: A stakeholder approach. Boston: Pitman. Freeman, R. E., Wicks, A. C. and Parmar, B. (2004) “Stakeholder Theory and ‘The Corporate Objective Revisited’, Organization Science, 15 (3), 364-369. Friedman, M. (2002). Capitalism and Freedom. Fortieth Anniversary Edition. The University of Chicago Press: Chicago. Friedman, M. (1970). The social responsibility of business is to increase its profits. New York Times, 13 september Friedman, M. (2007). The social responsibility of business is to increase its profits. Corporate Ethics and Corporate Governance, , 173-178. Garriga, E., & Melé, D. (2004). Corporate Social Responsibility Theories: Mapping the Territory. Journal of Business Ethics, 53: 51-71. Gilbert, D.U., en Rasche, A. (2008). Opportunities and Problems of Standardized Ethics Initiatives: A Stakeholder Theory Perspective. Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 16 (4): 192-205. Gilbert, D.U., Rasch, A., Waddock, S. (2010,2011). Accountability in a Global Economy: The Emergence of International Accountability Standards, Business Ethics Quarterly, 21, (1): 2344. Gilbert, J. C. (2013). Dr. King´s triple bottom line. Geraadpleegd op 4 januari, 2013, van http://www.forbes.com/sites/MVO/2013/01/22/dr-kings-triple-bottom-line/ GlobeScan (2012). Credibility gap persists around companies’ CSR communications , Geraadpleegd op 26 juli 2013 via: http://www.globescan.com/commentary-and-analysis/featuredfindings/entry/credibility-gap-persists-around-companies-csr-communications.html GlobeScan (2012). Most corporate employees perceive gap between their company's CSR commitments and behavior, Geraadpleegd op 26 juli 2013 via: http://www.globescan.com/commentary-and-analysis/featured-findings/entry/mostcorporate-employees-perceive-gap-between-their-companys-csr-commitments-andbehavior.html Göbbels, M. en Jonker, J. (2003). AA1000 and SA8000 compared: a systematic comparison of contemporary accountability standards, Managerial Auditing Journal, 18 (1): 54-58 Grayson, D. & Nelson, J. (2013). Corporate responsibility coalitions: The past, present, and future Guler, I., Guillien, M. & Macpherson, J. (2002). Global competition, institutions, and the diffusion of organizational practices: the international spread of ISO 9000 quality certificates. Administrative Science Quarterly, 47(2): 207-232. Hahn, R. (2012). Standardizing social responsibility? New perspectives on guidance documents and management system standards for sustainable development. IEEE – Transactions on Engineering Management, 59(4): 717-727. Hahn, R. (2012). ISO 26000 and the standardization of strategic management processes for sustainability and corporate social responsibility. Business Strategy and the Environment.
83
Hahn, R. & Weidtmann, C. (2012). Transnational governance, deliberative democracy, and the legitimacy of ISO 26000: analyzing the case of a global multistakeholder process. Business & Society. Hart, S. (1997). Beyond greening: strategies for a sustainable world. Harvard Business Review ,75:66 –76 Illia, L. (2013) Communicating Corporate Social Responsibility to a Cynical Public, via: http://sloanreview.mit.edu/article/communicating-corporate-social-responsibility-to-acynical-public/ ISO (2010). ISO 26000 – Guidance on social responsibility. ISO: Geneva, blz. 3. Jahdi, K. & Acikdilli, G. (2009). Marketing communications and corporate social responsibility. Johnson, H. L. (1971).Business in contemporary society: Framework and issues. Belmont, CA: Wadsworth Jones, T. M. (1980, Spring). Corporate social responsibility revisited, redefined. California Management Review, 59-67, Jones,T.M. (1995) ‘Instrumental stakeholder theory: a synthesis of ethics’, The Academy of Management Review, 20 (2). Jonker, J. (2001): The role of stakeholders in integrating business into society Kazoleas, D. and J.J Teven (2009), Public Relations and Organizational Credibility: Refining the Definition, Measurement and Assessment of Organizational Trust. Human Communication, 12, (1), 19-32. King, A.A., Lenox, M.J. en Terlaak, A. (2005). The Strategic Use of Decentralized Institutions Exploring Certification with the ISO 14001 Management Standard. Corporate Social Responsibility Initiative Lageweg, W. (2011). http://www.vrc.nl/sites/default/files/Willem%20Lageweg%20MVO_1.pdf Laufer, W. S. (2003). Social accountability and corporate greenwashing. Journal of Business Ethics, 43(3), 253-261. Lee, M.P. (2008). Review of the theories of corporate social responsibility: Its evolutionary path and the road ahead. International Journal of Management Review, 10 (1), 53-73. Leipziger, D. (2010). The corporate responsibility code book (2nd edition). Greenleaf Publishing Levy, D., Brown, H.S., and de Jong, M. 2009. “NGO Strategies and the Politics of Corporate Governance: the Case of Global Reporting Initiative.” Business and Society. Locke, R., Amengual, M., & Mangla, A. (2009). Virtue out of necessity? Compliance, commitment and the improvement of labor conditions in global supply chains. Politics & Society, 37(3), 319–35 Mackey, J. (2005) Rethinking the Social Responsibility of Business from: http://reason.com/archives/2005/10/01/rethinking-the-social-responsi/singlepage Maignan, I., Hillebrand, B. and McAlister, D. (2002) Managing Socially Responsible Buying: How to Integrate Non-economic Criteria into the Purchasing Process, European Management Journal, 20(6), 641-6 McCrudden, C. 2007. Corporate social responsibility and public procurement. In: McBarnet, D., Voiculescu, D.A. & Campbell, T. (Eds.). The new corporate accountability: corporate social responsibility and the law: 93-118. Cambridge University Press: Cambridge McGuire, J. W. (1963). Business and Society New York, McGraw-Hill Mena, S., en Palazzo, G. (2012). Input and Output Legitimacy of Multi-Stakeholder Initiatives, Business Ethics Quarterly, 22 (3): 527-556. Munilla, L.S. & Miles, M.P. (2005) ‘The Corporate Social Responsibility Continuum as a Component of Stakeholder Theory.’, Business & Society Review, 110 ( 4):371-387 Miles, M.P. & J.G. Covin (2000), Environmental Marketing: A source of Reputational Competitive and Financial Advantage. Journal of Business Ethics, 23, 299-311 Miles, M., Munilla, L., & McClurg, T. (1999). The Impact of ISO 14000 Environmental Management Standards on Small and Medium Sized Enterprises. Journal of Quality Management, 4(1), 111-122. Minor, D. & Morgan, J. (2011). CSR as reputation insurance: Primum nonnuclear. California. Mitchel, R.K., Agle, B.R., en Wood, D.J. (1997). Toward a Theory of Stakeholder Identification and Salience: Defining the Principle of Who and What Really Counts. Academy of Management Review, 22 (4): 853-886 Moratis, L. & M. van der Veen (2006),Basisboek MVO. Assen: Koninklijke Van Gorcum. MVO Nederland (2011). http://www.mvonederland.nl Moratis, L. and Cochius, T. (2010). Hoe geloofwaardig is uw MVO-claim? Sigma, 5: 28-31. Moratis, L. & T. Cochius (2011), ISO 26000, The Business Guide to the new standard on Social Responsibility. Sheffield: Greenleaf Publishing Moratis L. & Tatang, A. (2013). Determinants of CSR standards adoption: Exploring the case of ISO26000 and the CSR Performance Ladder in the Netherlands. Manuscript submitted to Social Responsibility Journal.
84
Mueckenberger, U., Jastram, S. (2010).Transnational Norm-Building Networks and the Legitimacy of Corporate Social Responsibility Standards, Journal of Business Ethics, 97: 223-239 Mueller, M., Gomes dos Santos, V. & Seuring, S. 2009. The contribution of environmental and social standards towards ensuring legitimacy in supply chain governance. Journal of Business Ethics, 89(4): 509-523. Murray, E.A., Jr (1976). The social response process in commercial banks: an empirical investigation. Academy of Management Review MVO manager van het jaar 2012, Verkiezingslijst, geraadpleegd op 28 april 2013 via: http://www.mvomanagervanhetjaar.nl/ MVO Nederland (2013) Grote Bedrijven Netwerk, geraadpleegd op 15 mei 2013 via: http://www.mvonederland.nl/mvo-netwerken/grote-bedrijven-netwerk Nijhof, A.H.J., Bruijn, Th. de, & Honders, H. (2008). Partnership for corporate social responsibility : A review of concepts and strategic options. Management Decision, 46(1), 152-167. O’Rourke, D. (2000). “Monitoring the Monitors: A Critique of Corporate Third-Party Labour Monitoring”. Whitepaper. Page en Katz (2011). Is Social Enterprise the New Corporate Social Responsibility? Seattle U.L. Rev. Palazzo en Scherer (2010) The United Nations Global Compact as a learning approach. In A. Rasche & G. Kell (Eds.), The United Nations Global Compact: Achievements, trendsand challenges: 23447. Cambridge: Cambridge University Press Parguel, B., Benoît-Moreau, F., en Larceneaux, F. (2011) How sustainability ratings might deter ‘greenwashing’: A closer look at ethical corporate communication. Journal of Business Ethics, 102(1): 15-28. Perrini, F. (2006). The practitioner’s perspective on non-financial reporting. California Management Review, 48, (2), 73–103. Pfau, M., Haigh, M.M., Sims, J. and Wigley, S. (2008) 'The influence of corporate social responsibility campaigns on public opinion', Corporate Reputation Review, 11(2), pp. 145-154. Pflugrath, G., Roebuck, P. & Simnett, R. (2011). Impact of assurance and assurer's professional affiliation on financial analysts' assessment of credibility of corporate social responsibility information. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 30(3): 239-254. Porter, M. E., & Kramer, M. R. (2006). The link between competitive advantage and corporate social responsibility. Harvard Business Review, 84(12), 78-92. Porter, M. E. & M. R. Kramer (2011),The big idea: Creating shared value. How to reinvent capitalism – and unleash a wave of innovation and growth. Harvard Business Review, 1-17 Ramus, C. & Montiel, I. (2005). When are corporate environmental policies a form of greenwashing? Business and Society, 44 (4): 377-414 Rasche, A. (2012). Global Policies and Local Practice: Loose and Tight Couplings in Multi-Stakeholder Initiatives, Andreas Rasche Copenhagen Business School August 15, 2012 Rasche, A., en Esser, D.E. (2006). From Stakeholder Management to Stakeholder Accountability: Applying Habermasian Discourse Ethics to Accountability Research, Journal of Business Ethics, 65 (3): 251-67 Rasche, A., (2010). The Limits of Corporate Responsibility Standards, Business Ethics: A European Review, 19 (3): 280-291. Rasche, A., (2010). Collaborative Governance 2.0. Corporate Governance, 10(4): 500-511. Rasche, A. (2009). ’A necessary supplement’: What the United Nations Global Compact is and is not. Business and Society, 48 (4): 511-537 Rasche, A. (2009). Toward a model to compare and analyze accountability standards – The case of the UN Global Compact. Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 16: 192 205. th Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2009). Research methods for business students (5 ed.). Financial Times Prentice Hall: Harlow. Schellevis, J. (2013). Apple ontdekt fors meer kinderarbeid bij toeleveranciers. Geraadpleegd in april 2013 via: http://tweakers.net/nieuws/86872/apple-ontdekt-fors-meer-kinderarbeid-bijtoeleveranciers.html Schwartz, B. en Tilling, K. (2009). ‘ISO-lating’Corporate Social Responsibility in the organizational context: A Dissenting Interpretation of ISO 26000. Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 16: 289-299. Sen, S., Bhattacharya, C.B., Korschun, D. (2006). The Role of Corporate Social Responsibility in Strengthening Multiple Stakeholder Relationships: A Field Experiment. Journal of the Academy of Marketing Science, 34 (2) 156-166 Sharma, A., Lee (2012). Sustainable global enterprise: perspectives of Stuart Hart, Ans Kolk, Sanjay Sharma, and Sandra Waddock. 21 (2):161-178
85
Sherman, W. (2012). The triple bottom line: The reporting of “doing well” and “doing good”. Journal social standards towards ensuring legitimacy in supply chain governance. Journal of Business Ethics Terlaak, A.K., en King, A.A. (2006). The effect of certification with the ISO 9000 Quality Management Standard: A signaling approach. Journal of Economic Behavior & Organization, 60: 579-602. Terlaak, A.K. (2007). Order without law? The role of certified management standards in shaping socially desired firm behaviors. Academy of Management Review 32(2) Terlaak, A. & King, A.(2006) “The Effect of Certification with the ISO 9000 Quality Management Standard: A Signaling Approach”, Journal of Economic Behavior and Organization, 60(4): 579602 Van Tulder, R., Kaptein, M., Van Mil, E. and R. Schilpzand (2004), De Strategische Stakeholderdialoog; opkomst, succesfactoren, toekomst, Rotterdam School of Management and Schuttelaar & Partners, (Den Haag). Vifell, C. en Thedvall (2012). Cause-related marketing in Malaysia. International Business research, 5(9), 98-105. Waddock, S. (2008). Building a New Institutional Infrastructure for Corporate Responsibility, Academy of Management Perspectives. Wagner, T., Lutz, R. J., & Weitz, B. A. (2009). Corporate hypocrisy: Overcoming the threat of inconsistent corporate social responsibility perceptions. Journal of Marketing, 73(6), 77-91. Walker, H. & Brammer, S. 2009. Sustainable procurement in the United Kingdom public sector. Supply Chain Management: An International Journal, 14(2): 128-137. Wallich, H. C., & McGowan, J. J. (1970). Stockholder interest and the corporation's role in social policy. In W.J. B. e. al. (Ed.), A New Rationale for Corporate Social Policy: 39-59. New York: Committee for Economic Development Walton, C. C. (1967).Corporate social responsibilities. Belmont, CA: Wadsworth Welford, R. (2005), ‘Corporate Social Responsibility in Europe, North America and Asia: 2004 Survey Results’, Journal of Corporate Citizenship, 17, 33–52. Wenmoth, B.A, Dobbin, D, 1994, "Experience with implementing ISO 9000", Asia Pacific Journal of Quality Management, 3, 3, 9-27. Zadek, S. 1998. Balancing performance, ethics, and accountability. Journal of Business Ethics, 17(13): 1421-1441. Zwetsloot, G.I.J.M. (2003). From management systems to corporate social responsibility. Journal of Business Ethics, 44 (2-3): 201-207.
86
Bijlage 1: Resultaten demografische gegevens Demografische gegevens
Frequency Percentage
Geslacht Man
37
66,10%
Vrouw
19
33,90%
5 11 18 18
8,90% 19,60% 32,10% 32,10%
4
7,10%
6 21 18
10,71% 37,50% 32,14%
Financieel/Accounting Anders namelijk
1 13
1,79% 23,21%
Leeftijd <30 30-40 40-50 50-60 >60 Jaren professioneel in MVO 0 tot 2 2 tot 5 5 tot 10
>10 11 19,64% Jaren verantwoordelijk over MVO binnen huidige organisatie 0 tot 2 2 tot 5 5 tot 10 >10
14 26 13
25,00% 46,43% 23,21%
3
5,36%
Marktorientatie Business-to-Business Business-to-Consumer Business-to-Government
31 14 7
55,36% 25,00% 12,50%
Weet ik niet/geen mening Organisatie omvang in werknemers
4
7,14%
10 tot 25 25 tot 100 100 tot 250
1 3 6
1,79% 5,36% 10,71%
45
80,36%
9 4 7 1
16,07% 7,14% 12,50% 1,79%
1 4 4 2 5 8
1,79% 7,14% 7,14% 3,57% 8,93% 14,29%
Anders namelijk 11 Afdeling waar verantwoordelijkheid MVO is belegd
19,64%
Aparte afdeling voor MVO Kwaliteitsmanagement Marketing/Sales Communicatie Human Resource Management
22 11 4 4
39,29% 19,64% 7,14% 7,14%
1
1,79%
Meer dan 250 Dominante professionele achtergrond Kwaliteitsmanagement Marketing/Sales Communicatie Maatschappelijk/Zorg/Welzijn Human Resource Management Research & Development Financieel/Accounting Juridisch Techniek Consultancy/Advies
Dominante professionele achtergrond, anders namelijk: Verandermanagement Business development Sustainability Milieu Beleid ICT Beleid/ organisatie directie Technische Bedrijfskunde Manufacturing Management Facility management & projectmanagement
Afdeling waar verantwoordelijkheid MVO is belegd, anders namelijk: Lijnmanagement, ondersteund vanuit Strategie MVO is verantwoordelijkheid van hele organisatie. Directie is eindverantwoordelijk KAM en Marketing directie, ondersteund door business eigenaren p/thema in de lijn 1 coordinator die nauw contact heeft met de lijn. multidisciplinaire mvo werkgroep Communicatie & Public Affairs directieportefeuille directie binnen afdeling Safety, Security & Environment directielid
87
Bijlage 2: resultaten gebruik MVO-standaarden
Respondenten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
ISO 26000 ISO 26000 zonder zonder ISO 26000 zelfverklaring zelfverklaring UN met (geen itentie (wel intentie MVOISO ISO AA SA OHSAS Global OESOzelfverklaring tot opstellen) tot opstellen) Prestatieladder 14001 9001 1000 8000 18001 GRI Compact richtlijnen 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1
1 1 1
1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
1
1 1 1
1
1
1 1
1 1 1 1 1 1
1
1 1 1 1 1
1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
1 1 1 26
9
98,21% van de organisaties gebruikt mvostandaarden. 3,3 = gemiddeld aantal standaarden dat organisaties gebruikt
4
1 1 1
1
1
8
33
37
1 1
1 1
33
13
1
2
2
10
7
53,57% 30 organisaties gebruiken ISO 9001 en ISO 14001 37,50% 21 organisaties gebruiken GRI, ISO 9001 en ISO 14001 33,93% 19 organisaties ISO 9001 en ISO 14001 en ISO 26000
88
Bijlage 3: Regressie analyses A Enkelvoudige regressie analyses Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten
Variabel
R²
SE R
B
t
sig.
Gemiddelde van de mate waarop de respondenten de individuele MVO-standaarden zinvol vinden ter ondersteuning van geloofwaardigheid MVO-claims
.253
.156
.687
4,395
.000*
Managementsysteem MVO-standaarden
.253
.142
.606
4,272
.000*
Richtlijn en op principes gebaseerde MVOstandaarden
.175
.146
.493
3,390
.001*
Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
Variabel Multistakeholderbenadering
R² .065
Standaarden zijn zinvol ter vergroting van de geloofwaardigheid van MVO-claims SE R B t sig. .099 .192 1,942 .057
R² .099
Geloofwaardigheid Standaarden SE R B t sig. .080 .193 2,430 .018**
Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
Variabel Certificatie
B Meervoudige regressie analyse 1 Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten: Model summary Model 1
R
R Square ,527
a
,278
Std. Error of the Estimate
Adjusted R Square ,250
,720
Anova: Model 1 Regression
Sum of Squares 10,542
Residual Total
df 2
27,440 37,982
Mean Square 5,271
53 55
F
Sig. b
10,181
,000*
,518
Coefficients:
Model (Constant) Managementsysteemstandaarden Principes en op richtlijnen gebaseerde standaarden
Unstandardized Coefficients B Std. Error ,411 ,418 ,472 ,228
,172 ,168
Standardized Coefficients Beta
t ,391 ,193
,985
Sig. ,329
2,737 1,353
,008* ,182
Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
89
C Meervoudige regressie analyse 2 Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten SE R B t sig. .198 2,135 10,793 .000* .082 .178 2,169 .035** .018 .014 .795 .430
Variabel Constant Certificatie Dominante professionele achtergrond Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
D Meervoudige regressie analyse 3 Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten: Model 1
R ,532
a
Adjusted R Std. Error of the Square Estimate ,257 ,717
R Square ,284
a
ANOVA Model 1 Regression
Sum of Squares 10,770
Residual Total
df
Mean Square 5,385
2
27,213 37,982
53 55
,513
Coefficients
(Constant) ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring
a
Unstandardized Coefficients B Std. Error 1,436 ,278 ,474 -,068
F Sig. b 10,488 ,000 *
,118 ,106
Standardized Coefficients Beta
t
Sig. 5,173 ,000
,583 -,093
4,021 ,000 * -,644 ,523
Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
90
E Meervoudige regressie analyse 4
Geloofwaardigheid ISO 26000 met zelfverklaring Model Summary Model 1
Model 1 Regression Residual Total
(Constant) Zelfverklaring ge-audit door externe partij Zelfverklaring volgens NPR 9026 richtlijn
R
R Square ,652
a
,425
Adjusted R Square ,404
Std. Error of the Estimate ,737
Geloofwaardigheid ISO 26000 met zelfverklaring a ANOVA Sum of Squares df Mean Square 21,313 2 10,657 28,812 53 ,544 50,125 55
Geloofwaardigheid ISO 26000 met zelfverklaring Standardized Unstandardized Coefficients Coefficients B Std. Error Beta ,735 ,416 -,304 ,132 -,247 ,833
,134
,665
F 19,603
t
Sig. b ,000 *
1,766 -2,308
Sig. ,083 ,025**
6,203
,000*
Opmerking:*= p <.01; **= p <.05
91
Bijlage 4: Normaliteitstest Wa t i s uw l eefti jd?
Normaliteitstest voor leeftijd -0,272 - 0 0,319
Zskewness =
N
Va l i d Mi s s i ng
= -0,852
0
Mea n
3,09
Std. Error of Mea n
,145
Medi a n
3,00 a
Mode Std. Devi a ti on
3 1,083
Va ri a nce
1,174
Skewness
-,272
Std. Error of Skewness Kurtos i s
,319 -,573
Std. Error of Kurtos i s
,628
Ra nge
4
Mi ni mum
1
Ma xi mum
5
Percenti l es
Statistics
56
25
2,00
50
3,00
75
4,00
Hoeveel ja a r bent u Normaliteitstest voor 'Jaren actief als professioneel op het gebied van MVO' reeds profes s i on 0,029 - 0 eel op het ed Zskewness = 0,319 = gebi 0,091 va n MVO a ctief? N
Va l i d Mi s s i ng
56 0
Mea n
2,61
Std. Error of Mea n
,124
Medi a n
3,00
Mode
2
Std. Devi a tion
,928
Va ri a nce
,861
Skewness
,029
Std. Error of Skewness
,319
Kurtos i s
-,854
Std. Error of Kurtos i s
,628
Ra nge
3
Mi ni mum
1
Ma xi mum
4
Percentil es
25
2,00
50
3,00
75
3,00
92
Bijlage 5: Stellingen
Resultaten van stellingen 1.
zeer mee eens
eens
neutraal
oneens
zeer mee oneens
Om de geloofwaardigheid van de MVOclaims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie kunnen volstaan met het werken volgens één MVO-standaard. 9
16,07%
16
28,57% 12
21,43% 18 32,14% 1
1,79%
Om de geloofwaardigheid van de MVOclaims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie met meerdere complementaire MVO-standaarden moeten werken. 7
12,50%
17
30,36% 20
35,71% 8 14,29% 4
7,14%
Zonder een gecertificeerde MVO-standaard is een MVO-claim minder geloofwaardig dan met een gecertificeerde MVOstandaard.
6
10,71%
21
37,50% 13
23,21% 12 21,43% 4
7,14%
ISO 26000 vind ik een meer geloofwaardige MVO-standaard dan de MVOPrestatieladder. 11
19,64%
13
0,00% 21
37,50% 9 16,07% 2
3,57%
ISO 26000 met zelfverklaring vind ik een meer geloofwaardige onderbouwing van een MVO-claim van een organisatie dan via ISO 26000 zonder zelfverklaring.
7
12,50%
27
48,21% 14
25,00% 6 10,71% 2
3,57%
11
19,64%
16
28,57% 17
30,36% 12 21,43%
0,00%
6
10,71%
17
30,36% 21
37,50% 12 21,43%
0,00%
Een ISO 26000-zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn is meer geloofwaardig dan een ISO 26000-zelfverklaring zonder die richtlijn. 5
8,93%
19
33,93% 30
53,57% 1
1,79% 1
1,79%
6
10,71%
27
48,21% 19
33,93% 4
7,14%
0,00%
10. Certificatie maakt de kans op greenwashing kleiner. 4
7,14%
26
46,43% 11
19,64% 11 19,64% 4
11. Een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken, is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld. 17
30,36%
30
53,57%
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
De geloofwaardigheid van ISO 26000 als MVO-standaard zou groter zijn als deze standaard certificeerbaar was. De geloofwaardigheid van ISO 26000 als MVO-standaard zou groter zijn als deze standaard een managementsysteem was.
Een ISO 26000-zelfverklaring die door een onafhankelijke externe partij is ge-audit, is geloofwaardiger dan een ISO 26000zelfverklaring die dat niet is.
5
8,93% 3
5,36% 1
7,14%
1,79%
93
Bijlage 6: Enquêtevragenlijst Geachte Deelnemer, Allereerst wil ik u hartelijk bedanken voor uw medewerking aan dit onderzoek. Deze enquête gaat over de rol van MVO standaarden op de geloofwaardigheid van MVO-claims. De volgende pagina’s bevatten vragen en stellingen over onderwerpen en situaties die hier betrekking op hebben. Het is de bedoeling dat u het antwoord kiest dat het beste past bij uw situatie. Bedenkt u alstublieft dat er geen goede of foute antwoorden bestaan en alleen uw eigen mening van belang is, niet de mening van anderen. Het invullen van de vragenlijst duurt circa 15 tot 20 minuten. De antwoorden die u invult worden strikt vertrouwelijk en anoniem behandeld en worden niet aan derden verstrekt! Als tegenprestatie voor uw deelname kunt u na afloop van het onderzoek een samenvatting van de onderzoeksresultaten ontvangen. Tevens wordt u uitgenodigd voor een seminar over het onderzoek. Indien u hierin bent geïnteresseerd, kunt u dit aan het einde van de enquête aangeven. Mocht u nog vragen en-/of opmerkingen hebben over het onderzoek, dan kunt u altijd mailen naar
[email protected] of bellen via 06-53959747. Met vriendelijke groet, Nikita van der Pijl Master student Business Studies Universiteit van Amsterdam Als u op de pijltjes (>>) rechts onderin klikt, begint u met de enquête. Gedurende de rest van de enquête gaat u door naar de volgende pagina door op de pijltjes te klikken. Welke MVO-standaarden gebruikt u momenteel? ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring (ook geen itentie tot opstellen) ISO 26000 zonder zelfverklaring (wel intentie tot opstellen) MVO-Prestatieladder ISO 14001 ISO 9001 AA 1000
SA 8000 OHSAS 18001 Global Reporting Initiative UN Global Compact OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen organisatie gebruikt geen standaarden
Hoelang gebruikt u deze standaarden reeds?(per gekozen standaard, zie vorige vraag, mogelijkheid tot antwoorden) 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar >10 jaar Indien, nee mijn organisatie maakt geen gebruik van standaarden. Is uw organisatie voornemens gebruik te maken van MVO-standaarden? Ja Nee Weet niet/ geen mening
Waartoe gebruikt uw organisatie MVO-standaarden?(Meerdere antwoorden zijn mogelijk)
94
• • • • • • • • • •
Als algemeen, inhoudelijk referentiepunt/inspiratiedocument voor ons MVO-beleid Als richtsnoer voor de implementatie van ons MVO-beleid Als ‘stok achter de deur’ voor de implementatie van ons MVO-beleid Om (meer) draagvlak voor MVO onder interne stakeholders te verkrijgen Om (meer) draagvlak voor MVO onder externe stakeholders te verkrijgen Om op uniforme/efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van onze organisatie Als instrument ter onderscheiding van concurrenten Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie intern te vergroten Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie extern te vergroten Om (een) andere reden(en), namelijk
Welke van de in de vorige vraag door u genoemde redenen is volgens u het belangrijkst? (U dient te kiezen uit het door u gegeven antwoord bij de vorige vraag) • Als algemeen, inhoudelijk referentiepunt/inspiratiedocument voor ons MVO-beleid • Als richtsnoer voor de implementatie van ons MVO-beleid • Als ‘stok achter de deur’ voor de implementatie van ons MVO-beleid • Om (meer) draagvlak voor MVO onder interne stakeholders te verkrijgen • Om (meer) draagvlak voor MVO onder externe stakeholders te verkrijgen • Om op uniforme/efficiënte wijze tegemoet te komen aan de diverse MVO-gerelateerde eisen en verwachtingen ten aanzien van onze organisatie • Als instrument ter onderscheiding van concurrenten • Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie intern te vergroten • Om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van onze organisatie extern te vergroten • Om (een) andere reden(en), namelijk Gebruikt uw organisatie MVO-standaarden omdat klanten hier naar vragen? • Ja • Nee • Weet ik niet/geen mening Werkt uw organisatie zelf met MVO-standaarden om een signaal af te geven naar leveranciers over het belang dat uw organisatie aan MVO hecht? • Ja • Nee • Weet ik niet/geen mening Verwacht u dat klanten in de toekomst (vaker) naar het gebruik van MVO-standaarden zullen vragen? • Ja • Nee • Weet ik niet/geen mening Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stelling: ‘Het gebruik van MVO-standaarden is zinvol om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten’ Helemaal mee eens Mee eensEens noch oneens Oneens Helemaal mee oneens In hoeverre vindt u dat het gebruik van MVO-standaarden leidend of ondersteunend zou moeten zijn om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten? • Dat zou vooral leidend moeten zijn • Dat zou vooral ondersteunend moeten zijn • Het zou zowel leidend als ondersteunend moeten zijn • Het zou leidend noch ondersteunend moeten zijn
95
Geef aan in hoeverre u onderstaande MVO-standaarden zinvol vindt om de geloofwaardigheid van MVO-claims te vergroten: Zeer zinvol Enigszins zinvol Neutraal Nauwelijks zinvol Niet zinvol Geef aan in hoeverre u, in algemene zin, de onderstaande MVO-standaarden zelf geloofwaardig vindt (dus uw oordeel over de respectievelijke standaarden zelf): Zeer geloofwaardig Enigszins geloofwaardig Neutraal Nauwelijks geloofwaardig ISO 26000 met zelfverklaring ISO 26000 zonder zelfverklaring
Niet geloofwaardig
AA 1000 SA 8000 OHSAS 18001 Global Reporting Initiative UN Global Compact OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
MVO-Prestatieladder ISO 14001 ISO 9001
Geef aan in hoeverre onderstaande kenmerken van een MVO-standaard voor u bepalend zijn voor de geloofwaardigheid van de standaard zelf: Zeer bepalend
Enigszins bepalend Neutraal Nauwelijks bepalend
Niet bepalend
De certificeerbaarheid van de standaard Het ontwikkelingsproces van de standaard De feitelijke inhoud van de standaard De standaardiserende organisatie De internationale acceptatie van de standaard
Geef aan in hoeverre u onderstaande strategieën in algemene zin zinvol vindt om de geloofwaardigheid van MVO-claims van organisaties te vergroten: Zeer zinvol
Enigszins zinvol
Neutraal Nauwelijks zinvol Niet zinvol
Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken Het aansluiten bij branche-/sectorinitiatieven op het gebied van MVO Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties Het bieden van transparantie over MVO-prestaties Het extern laten beoordelen van MVO-verslaglegging Het koppelen van MVO-beleid aan de core business Het streven naar hoge posities in MVO-rankings en –benchmarks Anders, namelijk
Geef aan van welke onderstaande strategieën uw organisatie bewust gebruik maakt om de geloofwaardigheid van haar MVO-claim te vergroten: (Meerdere antwoorden zijn mogelijk) • Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid • Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken • Het aansluiten bij branche-/sectorinitiatieven op het gebied van MVO • Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties • Het bieden van transparantie over MVO-prestaties • Het extern laten beoordelen van MVO-verslaglegging • Het koppelen van MVO-beleid aan de core business • Het streven naar hoge posities in MVO-rankings en –benchmarks • Anders, namelijk Welke van onderstaande strategieën vindt u voor uw organisatie het belangrijkst om de geloofwaardigheid van de MVOclaim te vergroten? (Slechts één antwoord is mogelijk) • Het betrekken van stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van MVO-beleid • Het voeren van stakeholderdialoog rondom MVO-vraagstukken
96
• • • • • • •
Het aansluiten bij branche-/sectorinitiatieven op het gebied van MVO Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties Het bieden van transparantie over MVO-prestaties Het extern laten beoordelen van MVO-verslaglegging Het koppelen van MVO-beleid aan de core business Het streven naar hoge posities in MVO-rankings en –benchmarks Anders, namelijk
Geef aan welk type standaard u het meest zinvol vindt om de geloofwaardigheid van een MVO-claim van een organisatie te vergroten: (Slechts één antwoord is mogelijk) • Een ‘principle-based’ MVO-standaard (bijv. UN Global Compact, bevat alleen principes) • Een ‘guidance-based’ MVO-standaard (bijv. ISO 26000, doet suggesties aan organisaties) • Een ‘management systems’ MVO-standaard (bijv. ISO 14001 of MVO-Prestatieladder, stelt eisen aan organisaties) • Ieder type standaard even zinvol • Weet ik niet/geen mening
Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: Zeer mee eens / mee eens / neutraal / mee oneens / zeer mee oneens 1.
Om de geloofwaardigheid van de MVO-claims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie kunnen volstaan met het werken volgens één MVO-standaard.
2.
Om de geloofwaardigheid van de MVO-claims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie met meerdere complementaire MVO-standaarden moeten werken.
3.
Om de geloofwaardigheid van de MVO-claims van een organisatie te vergroten, zou een organisatie volgens zoveel mogelijk MVO-standaarden moeten werken.
4.
Zonder een gecertificeerde MVO-standaard is een MVO-claim minder geloofwaardig dan met een gecertificeerde MVO-standaard.
5.
ISO 26000 vind ik een meer geloofwaardige MVO-standaard dan de MVO-Prestatieladder.
6.
De MVO-claim van een organisatie die werkt volgens ISO 26000 vind ik meer geloofwaardige indien de organisatie ook gecertificeerd is volgens de MVO-Prestatieladder.
7.
ISO 26000 met zelfverklaring vind ik een meer geloofwaardige onderbouwing van een MVO-claim van een organisatie dan via ISO 26000 zonder zelfverklaring.
8.
De geloofwaardigheid van ISO 26000 als MVO-standaard zou groter zijn als deze standaard certificeerbaar was.
9.
De geloofwaardigheid van ISO 26000 als MVO-standaard zou groter zijn als deze standaard een managementsysteem was.
10. De geloofwaardigheid van de MVO-claim van een organisatie die werkt volgens ISO 26000 is groter indien de organisatie haar MVO-claim tevens met een andere certificeerbare MVO-standaard onderbouwt. 11. De geloofwaardigheid van de MVO-claim van een organisatie die werkt volgens ISO 26000 is groter indien de organisatie haar MVO-claim tevens met een andere certificeerbare MVO-standaard onderbouwt. 12. De geloofwaardigheid van de MVO-claim van een organisatie die werkt volgens ISO 26000 is groter indien de organisatie hierbij een ISO 26000-zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn publiceert. 13. Een ISO 26000-zelfverklaring volgens de NPR 9026-richtlijn is meer geloofwaardig dan een ISO 26000-zelfverklaring zonder die richtlijn. 14. Een ISO 26000-zelfverklaring die door een onafhankelijke externe partij is ge-audit, is geloofwaardiger dan een ISO 26000-zelfverklaring die dat niet is. 15. Certificatie maakt de kans op greenwashing kleiner.
97
16. Een MVO-standaard die is ontwikkeld in een proces waarin relevante stakeholders zijn betrokken, is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die niet op die manier is ontwikkeld. 17. Een MVO-standaard die is ontwikkeld door een standaardisatie-organisatie is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die is ontwikkeld door een certificerende instelling. 18. Een MVO-standaard die is ontwikkeld door een certificerende instelling is geloofwaardiger dan een MVO-standaard die is ontwikkeld door een adviesbureau.
Geef aan in hoeverre onderstaande strategieën die zijn bedoeld om de geloofwaardigheid van de MVO-claim van organisaties te vergroten volgens u vatbaar zijn voor greenwashing: Zeer vatbaar Enigszins vatbaar Neutraal Nauwelijks vatbaar Certificering Geprotocolleerde zelfverklaring (zoals via NPR 9026 voor ISO 26000) Niet-geprotocolleerde zelfverklaring Onafhankelijke audit (niet in relatie staand tot een certificering) Het aangaan van partnerships met maatschappelijke organisaties
Niet vatbaar
Demografische vragen: Wat is uw geslacht? • •
Man Vrouw
Wat is uw leeftijd? • Jonger dan 30 • 30 tot 40 • 40 tot 50 • 50 tot 60 • Ouder dan 60 Hoeveel jaar bent u reeds professioneel op het gebied van MVO actief? • 0 tot 2 jaar • 2 tot 5 jaar • 5 tot 10 jaar • Meer dan 10 jaar Wat is het aantal jaren dat u verantwoordelijk bent voor MVO binnen uw organisatie? • 0 tot 2 jaar • 2 tot 5 jaar • 5 tot 10 jaar • Meer dan 10 jaar Wat is uw dominante professionele achtergrond? • • • • • • • • • • • • •
Marketing/Sales Kwaliteitsmanagement Communicatie Maatschappelijk/Zorg/Welzijn Human Resource Management Research & Development Financieel/Accounting Juridisch Inkoop/Logistiek/Transport Techniek Onderwijs/Onderzoek/Wetenschap Consultancy/Advies Anders namelijk
98
Waar is binnen uw organisatie de verantwoordelijkheid voor MVO belegd? •
Aparte afdeling voor MVO/duurzaamheid
• • • •
Research & Development Kwaliteitsmanagement Financieel/Accounting Marketing/Sales
• • • • •
Juridische zaken Communicatie Inkoop/logistiek Human Resource Management Anders, namelijk
• • • • • • • • • • • •
Handel/Groothandel Uitzend/Detachering Horeca Verzekeringen/Assurantiën ICT Overige zakelijke dienstverlening Juridische dienstverlening Chemie/Petrochemie Onderwijs/Opleiding Electronica Overheid/Non-profit Energie/Gas/Water Reclame/PR/Communicatie FMCG Anders, namelijk
In welke sector is uw organisatie actief? (Indien uw organisatie ingedeeld kan worden in meerdere sectoren kies dan degene die in uw ogen het meest van toepassing is) • • • • • • • • • • • • • • • • •
Accountancy Landbouw/Bosbouw/Visserij Advies/Consultancy Makelaardij/Vastgoed Automotive Maritiem Banken/Financiële dienstverlening Media/Uitgeverijen/TV Bouw/Installatie Mode/Textiel/Cosmetica Click to write Choice 25 Facilitaire dienstverlening Sport/Recreatie/Toerisme Farmacie Techniek Gezondheidszorg/Welzijn Transport/Opslag/Distributie
• •
Wat is de marktoriëntatie van uw organisatie?(indien uw organisatie ingedeeld kan worden in meerdere sectoren kies dan degene die in uw ogen het meest van toepassing is) • Business-to-Business • Business-to-Consumer • Business-to-Government • Weet ik niet/geen mening Wat is de omvang van uw organisatie in aantal full-time en part-time medewerkers? • Minder dan 10 medewerkers • 10 tot 25 medewerkers • 25 tot 100 medewerkers • 100 tot 250 medewerkers • Meer dan 250 medewerkers • Weet ik niet/geen mening Wenst u een samenvatting van de resultaten van het onderzoek te ontvangen? • Ja • Nee Wenst u uitgenodigd te worden voor het seminar over dit onderzoek? • Ja • Nee
99
100