Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15
Sportletselpreventie bij bachelor studenten Lichamelijke Opvoeding AUTEUR
GOOSSENS L., CARDON G., WITVROUW E., STEYAERT A. & DE CLERCQ D.
REDACTEUR
BLONDEEL S.
INSTITUUT
Universiteit Gent, Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen
ABSTRACT
Studenten Lichamelijke Opvoeding doen heel veel aan sport en lopen zo een verhoogd risico op sportletsels. Binnen de vakgroep Bewegings –en Sportwetenschappen van de universiteit van Gent werd onderzocht of de implementatie van een multifactoriële letstelpreventie interventie tot een reductie van het aantal sportletsels bij studenten LO kan leiden.
Sleutelwoorden
sportletselincidentie,
multifactoriële
letselpreventie
interventie,
studenten LO Datum
01/07/2015
Extra bronnen
(zie lijst achter tekst)
Contactadres
[email protected]
Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden gedupliceerd. Indien men dit wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding altijd verplicht!
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
Sportletselpreventie bij bachelor studenten Lichamelijke Opvoeding Goossens Lennert, Cardon Greet, Witvrouw Erik, Steyaert Adelheid & De Clercq Dirk Universiteit Gent, Vakgroep Beweging‐ en Sportwetenschappen INLEIDING
1
Bachelor studenten Lichamelijke Opvoeding (LO) doen veel aan sport, zowel intra- als extracurriculair, en lopen daardoor een verhoogd risico op sportletsels. Deze letsels kunnen bij studenten LO leiden tot tweedekansexamens of zittenblijven. Op de lange termijn kan afwezigheid op het werk tijdens de carrière als leerkracht LO tot de gevolgen behoren. Een eerdere studie in Vlaanderen toonde een hoge incidentie van sportletsels bij studenten LO aan (Goossens et al., 2014). Bij studenten in het eerste studiejaar academische bachelor werd een incidentie van 0.85 sportletsels/student/academiejaar gevonden. De meeste van deze letsels waren acuut (plots moment van optreden) en noncontact van oorsprong. Een derde van het totaal aantal letsels was een hervalblessure (hetzelfde letsel werd eerder reeds opgelopen). Drie kwart van alle letsels trad bovendien op ter hoogte van de onderste ledematen. Analyse van de omstandigheden van het optreden van het letsel bracht aan het licht dat 35% van de letsels hun oorsprong hadden tijdens de intracurriculaire sportlessen. Aangezien de incidentie van sportletsels bij bachelor studenten LO flink hoger blijkt te zijn dan bij de algemene sportactieve Vlaamse populatie (Cumps en Meeusen, 2006) is de preventie van sportletsels bij deze populatie van groot belang. Verschillende strategieën in een brede waaier van sporten bleken reeds effectief voor de preventie van sportletsels (Schiff et al., 2010). Bij deze vinden we zowel intrinsieke (tracht de fysieke kenmerken van de atleet te veranderen, bv. krachttraining) als extrinsieke (gerelateerd aan uitrusting, omgeving, spelregels of planning, bv. enkelbraces) preventiestrategieën terug. Omdat intrinsieke preventiestrategieën de nadruk leggen op de fysieke weerstand van de
atleet lijken deze geschikt voor toepassing bij studenten LO. Effectieve intrinsieke preventiestrategieën zijn cardiovasculaire opwarming (Malliou et al., 2007), stretching (Verrall et al., 2005), balanstraining (Kraemer en Knobloch, 2009), functionele krachttraining (Petersen et al., 2011), training voor correcte technische uitvoering (Scase et al., 2006), rompstabilisatie training (Childs et al., 2010) en bewustzijnsprogramma’s (Jorgensen et al., 1998). Het overgrote deel van de effectieve preventieprogramma’s bestond echter uit twee of meerdere van de voorgenoemde strategieën, de multifactoriële programma’s genaamd (Junge et al., 2011). Een belangrijke beperking is echter dat de meeste van deze programma’s werden toegepast bij sportspecifieke populaties (bv. voetbal, basketbal). Studenten LO hebben ook vaak een gespecialiseerde sportachtergrond, maar wanneer zij starten met de opleiding worden ze geconfronteerd met een breed gamma aan sporten. Een interventie voor de reductie van sportletsels bij studenten LO dient dus gericht te zijn op verschillende factoren gerelateerd aan alle beoefende sporten, eerder dan de unidimensionele benadering van sportspecifieke interventies. Dat een dergelijke aanpak werkt bewijzen de resultaten uit verschillende studies die de effectiviteit aantoonden van multifactoriële programma’s bij militaire rekruten, ook een multisport populatie. Naast de programma-inhouden is het succes van een interventie ook grotendeels afhankelijk van het gedrag van het individu (Soligard et al., 2010). Indien de oefeningen niet uitgevoerd worden, zal er logischerwijs ook geen winstgevend effect zijn. Om deze reden dient een interventie voor de preventie van sportletsels ook elementen te bevatten die een gedragsverandering beogen (Keats et al., 2012).
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
Daarom werd, met als doel de reductie van sportletselincidentie bij studenten LO, een multifactoriële interventie met aandacht voor gedragsdeterminanten ontwikkeld en geïmplementeerd bij bachelor studenten LO. Het werd verondersteld dat ten gevolge van deze multifactoriële interventie de incidentie ratio (aantal sportletsels/1000u sport) bij studenten LO zou verlagen.
2
METHODE In academiejaar 2011-2012 vormden 102 1e bachelor en 87 2e bachelor studenten LO en Bewegingswetenschappen van de Universiteit Gent de controlegroep van deze studie. In academiejaar 2012-2013 vormden 88 1e bachelor en 66 2e bachelor studenten LO en Bewegingswetenschappen van de Universiteit Gent de interventiegroep en 15 praktijkassistenten sport fungeerden als actoren van de interventie. In deze historische controletrial registreerden studenten van zowel de controle- als de interventiegroep prospectief alle sportletsels en hun totale sportbeoefening tijdens de lesweken van één academiejaar. De studenten ontvingen wekelijks een mail waarin hen gevraagd werd een online registratieformulier in te vullen. Retrospectieve face-to-face interviews werden afgenomen aan het einde van het academiejaar om de data te vervolledigen. Studenten in de interventiegroep kregen een multifactoriële interventie ter preventie van sportletsels aangeboden, bestaande uit een bewustmakingsprogramma en actieve preventieve strategieën vervat in de sportlessen. Studenten in de controlegroep volgden het gewone programma LO en Bewegingswetenschappen. Het programma van de 1e bachelors omvatte naast de theoretische lessen ook 7 uur aan intracurriculaire sport, inclusief zwemmen, atletiek, dans, gymnastiek, voetbal en handbal. In de 2e bachelor werden daar 2 uur sport aan toegevoegd, namelijk 1 uur volleybal en 1 uur basketbal. Met uitzondering van de lessen gymnastiek werden alle lessen voor mannen en vrouwen samen gegeven. Aanwezigheid in minstens 80% van de lessen
van elke sportdiscipline was vereist om te kunnen slagen voor dat specifieke opleidingsonderdeel. De praktijkassistenten sport registreerden retrospectief hun implementatie van de interventiestrategieën en hun intentie om de interventiestrategieën blijvend te implementeren in de toekomst. Vóór de start van het academiejaar volgden de praktijkassistenten sport een 3 uur durende workshop, aangeboden door de onderzoeker. Ze werden geïnformeerd over de meest voorkomende sportletsels bij studenten LO en het nut van elke preventieve strategie. Er werd hen ook gevraagd om de studenten aan te moedigen om aangepast schoeisel te dragen in hun sportlessen en om de beslissing van de student te respecteren wanneer deze om medische redenen niet kon deelnemen aan de sportles. Alle actieve preventieve strategieën werden uitgelegd en voorbeelden werden gegeven om deze toe te passen in de lessen. De praktijkassistenten sport kregen geen richtlijnen met betrekking tot aantal herhalingen voor elke oefening, maar er werd hen gevraagd om de intensiteit van elke oefening gradueel op te bouwen. In de workshop werd ook getracht om de autonome motivatie van de praktijkassistenten sport voor het toepassen van sportletselpreventie te vergroten. Daarvoor werden strategieën gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie (ZDT - Deci en Ryan, 1985) gebruikt. Volgens ZDT worden gedragingen gereguleerd door het verlangen om te voldoen aan de psychologische noden autonomie, verbondenheid en competentie. De praktijkassistenten sport kregen voorbeelden voor de toepassing van de preventieve strategieën volgens ZDT: veel variëteit in de oefenstof; keuzevrijheid; uitdagende, maar haalbare doelen; werken in paren of groepen; steeds positieve feedback geven, enz. Door het gebruik van ZDT beoogde de interventie om de uitvoering van de preventieve strategieën door de studenten te verhogen. Er werd aan de praktijkassistenten sport gevraagd om de preventieve strategieën zo veel mogelijk toe te passen in hun lessen. Ze kregen hand-outs bij de
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
workshop en werden naar een website verwezen voor alle informatie plus extra oefenstof, sportspecifieke oefenprogramma’s en mogelijkheden voor differentiatie.
3
De multifactoriële letselpreventie interventie was gebaseerd op effectieve letselpreventie strategieën uit de literatuur. Een overzicht van de interventie wordt weergegeven in figuur 1. De multifactoriële letselpreventieve interventie genaamd “No Gain With Pain” (NGWP) liep gedurende één academiejaar en had twee belangrijke componenten: een bewustmakingsprogramma en de implementatie in de sportlessen van preventiestrategieën gericht op zowel het hele lichaam (opwarming, dynamische stretching vóór de sportactiviteit, statische stretching na de sportactiviteit, rompstabilisatie) als de onderste ledematen (dynamische stabilisatie van de onderste ledematen, functionele krachttraining van de onderste ledematen, technische training voor correcte uitvoering van landen en insnijden). Het bewustmakingsprogramma bestond uit een informatiebrochure uitgedeeld aan de eerste bachelor studenten die aanwezig waren op de informatiedag van de opleiding 6 maand vóór de start van het academiejaar, een anderhalf uur durende theorieles gegeven door de onderzoeker bij de start van het academiejaar, hand-outs bij deze theorieles, posters verspreid op de campus en een ondersteunende website. De theorieles omvatte de presentatie van epidemiologische data bij studenten LO en het nut van elke preventieve strategie. Daarenboven werden de studenten gestimuleerd om aangepast schoeisel te dragen tijdens de sportlessen, om signalen van het lichaam die duiden op pijn of overbelasting te respecteren en om het advies van de sportarts betreffende behandeling en duur van inactiviteit te respecteren. Een blessure was gedefinieerd als: “Elk letsel opgelopen bij sportactiviteiten tijdens periodes van lesactiviteiten of periodes van intensief oefenen in functie van de sportlessen, met 1 of
meerdere van deze gevolgen: moeten stoppen met de sportactiviteit en/of pijn hebben tijdens sportparticipatie en/of niet in staat zijn om (volledig) deel te nemen aan de volgende sportles, training of wedstrijd” (Van Mechelen et al., 1996). De belangrijkste uitkomstmaat was incidentie ratio (aantal letsels/1000 uur sportparticipatie). Incidentie ratio’s en de 95% betrouwbaarheidsintervallen werden berekend via een Poisson regressie model, significantie van de verschillen werd getest via de Wald test. Een p-waarde < 0,05 werd beschouwd als statistisch significant. Statistische tests werden gedaan met IBM SPSS statistics 21.
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
Aanbieder van de interventie
Onderzoeker
Praktijkassistenten sport
Onderzoekersinterventie
4
Doelgroep: praktijkassistenten sport Methodes van aanbieden 3-uur durende workshop Hand-outs Website Inhouden Epidemiologie van sportletsels bij studenten LO Nut van preventieve strategieën Tips voor implementatie Tips voor aanbieden gebaseerd op ZDT
Multifactoriële letselpreventieve interventie (No Gain With Pain) Doelgroep: studenten LO Methodes van aanbieden 1.5-uur durende theorieles Hand-outs Website Posters Inhouden Epidemiologie van sportletsels bij studenten LO Nut van preventieve strategieën Motivering om: o Aangepast schoeisel te dragen voor elke sportdiscipline o Signalen van het lichaam die duiden op pijn of overbelasting te respecteren o Het advies van de sportarts betreffende behandeling en duur van inactiviteit te respecteren
Doelgroep: studenten LO Methodes van aanbieden Preventieve strategieën toegepast in de sportlessen Inhouden Opwarming Dynamische stretching bij aanvang van de sportactiviteit Statische stretching aan het einde van de sportactiviteit Dynamische stabilisatie van de onderste ledematen Functionele krachttraining van de onderste ledematen Rompstabilisatie training Technische training voor correcte uitvoering van landing en insnijden
Figuur 1. Schema van de interventie
RESULTATEN In de interventiegroep werden 113 sportletsels geregistreerd door 83 studenten, in de controlegroep werden 176 sportletsels geregistreerd door 105 studenten. Er was een trend tot significant lagere incidentie ratio in de interventiegroep (2,18 letsels/1000u)vergeleken met de controlegroep (2,73 letsels/1000u) (p=0,061). Een significant lagere incidentie ratio werd gevonden in de interventiegroep voor
nieuw optredende letsels (p=0,039) en plotse blessures (p=0,010). Een trend tot significant lagere incidentie ratio werd gevonden in de interventiegroep voor non-contact letsels (p=0,080) (Tabel 1). In de interventiegroep werd een significant lagere incidentie ratio vastgesteld voor extracurriculair opgelopen letsels (p=0,004) en voor letsels opgelopen tijdens het vrije oefenen in functie van de sportlessen (p=0,017) (Tabel 2).
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
Tabel 1. Letselkarakteristieken: incidentie ratio’s en Wald tests
5
Interventiegroep # letsels # uur Incidentie ratio 95% BI # letsels Alle letsels 113 51830.8 2.18 1.81-2.62 176 Niet onderste ledematen 31 51830.8 0.60 0.42-0.85 48 Onderste ledematen 82 51830.8 1.58 1.27-1.96 127 Nieuw optredend 82 51830.8 1.58 1.27-1.96 136 Herval 31 51830.8 0.60 0.42-0.85 40 Contact 27 51830.8 0.52 0.36-0.76 40 Non-contact 86 51830.8 1.66 1.34-2.05 136 Acuut 67 51830.8 1.29 1.02-1.64 123 Overbelasting 46 51830.8 0.89 0.66-1.18 53 Incidentie ratio = totaal aantal letsels/1000 uur sportbeoefening; BI=betrouwbaarheidsinterval
Controlegroep # uur Incidentie ratio 64413.73 2.73 64413.73 0.75 64413.73 1.97 64413.73 2.11 64413.73 0.62 64413.73 0.62 64413.73 2.11 64413.73 1.91 64413.73 0.82
95% BI 2.36-3.17 0.56-0.99 1.66-2.35 1.78-2.50 0.46-0.85 0.46-0.85 1.78-2.50 1.60-2.28 0.63-1.08
Wald chi² 3.51 0.91 2.41 4.26 0.03 0.50 3.06 6.60 0.14
Wald test p-waarde Exp(B) 0.061t 0.80 0.340 0.80 0.120 0.80 0.039* 0.75 0.875 0.96 0.481 0.84 0.080t 0.79 0.010* 0.68 0.707 1.08
95% BI 0.63-1.01 0.51-1.26 0.61-1.06 0.57-0.99 0.60-1.54 0.52-1.37 0.60-1.03 0.50-0.91 0.73-1.60
Tabel 2. Omstandigheden van de letsels: incidentie ratio’s en Wald tests Interventiegroep # letsels
# uur
Incidentie ratio
Controlegroep 95% BI
Intracurriculair 51 23456.7 2.17 1.65-2.86 Extracurriculair 39 28374.1 1.37 1.00-1.88 Tijdens vrije oefensessies 7 7411.6 0.94 0.45-1.98 Tijdens recreatieve activiteiten 0 3894.5 0.00 0.00-0.00 Tijdens training 19 13394.5 1.42 0.90-2.22 Tijdens competitie 13 3673.5 3.54 2.05-6.09 Incidentie ratio = totaal aantal letsels/1000 uur sportbeoefening; BI=betrouwbaarheidsinterval
Wald test
# letsels
# uur
Incidentie ratio
95% BI
Wald chi²
p-waarde
Exp(B)
95% BI
61 83 25 3 30 25
29822.2 34591.53 9495.9 5681.3 14220.8 5193.4
2.05 2.40 2.63 0.53 2.11 4.81
1,59-2,63 1.94-2.98 1.78-3.90 0.17-1.64 1.47-3.02 3.25-7.12
0.10 8.24 5.75 / 1.83 0.81
0.748 0.004** 0.017* / 0.176 0.369
1.06 0.57 0.36 / 0.67 0.74
0,73-1,54 0.39-0.84 0.16-0.83 / 0.38-1.20 0.38-1.44
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
In beide groepen werd 72,7% van de letsels opgelopen ter hoogte van de onderste ledematen, met meest geblesseerde lichaamsdelen in de interventiegroep knie (18,6
%), onderbeen (16,8 %), enkel (14,2 %) en bovenbeen (13,3 %) en in de controlegroep onderbeen (21,6 %), enkel (17,0 %), bovenbeen (15,9 %) en knie (9,1 %) (Figuur 2).
6
Figuur 2. Verspreiding van de meest geblesseerde lichaamsdelen van het onderste lidmaat in % van het totaal aantal letsels. (xx) = absoluut aantal letsels
Opwarming werd door de praktijkassistenten sport geïmplementeerd in 100% van de lessen, dynamische stretching bij aanvang van de les in 83% van de lessen, statische stretching aan het einde van de les in 17% van de lessen, functionele krachttraining van de onderste ledematen in 40% van de lessen, dynamische stabilisatie van de onderste ledematen in 39% van de lessen, rompstabilisatie in 56% van de lessen en technische training voor correcte uitvoering van landen en insnijden in 82% van de lessen. Met uitzondering van één praktijkassistent hadden alle praktijkassistenten sport de intentie om de preventieve strategieën ook in het daaropvolgende academiejaar toe te passen. DISCUSSIE Dit is de eerste studie die een reductie van sportletsels bij studenten LO rapporteert na een preventieve interventie. Tot op heden hebben weinig studies het effect nagegaan van een multifactoriële interventie voor de preventie van sportletsels in multi-sport groepen. De huidige studie ondersteunt de resultaten van Knapik et al. (2004) en Parkkari et al. (2011), die significant lagere incidentie ratio’s vonden in militaire rekruten na een multifactoriële interventie ter preventie van sportletsels. Daarenboven vonden Collard et al. (2010) drie
keer minder risico op het oplopen van sportletsels in de sportclub bij lagere school kinderen na een multifactoriële letselpreventieve interventie. Daarentegen vonden Brushoj et al. (2008) geen effect van een multifactoriële letselpreventieve interventie op overbelastingsletsels aan de knie of mediaal tibiaal stress syndroom in militaire rekruten. Echter, in de laatstgenoemde interventie behoorden rompstabilisatie, technische training voor correcte uitvoering of een bewustmakingsprogramma niet tot het programma. Ook de nauwere focus van de laatstgenoemde interventie op specifieke overbelastingsletsels vergeleken met de bredere benadering in de huidige studie kan de verschillende resultaten deels verklaren. Ondanks de interventie gericht was op zowel nieuw voorkomende letsels als hervalletsels, werd enkel een effect gevonden op de nieuw voorkomende letsels. Blijkbaar was de interventie vooral succesvol in het voorkomen van letsels die optraden ten gevolge van deelname aan sporten waar de studenten niet vertrouwd mee waren. Langs de andere kant bleek het aanmoedigen van de studenten om het advies van de sportarts met betrekking tot aard en duur van revalidatie op te volgen onvoldoende om hervalletsels te verminderen. Dit had vermoedelijk deels te maken met de
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
7
hoge prestatievereisten voor zowel intra- als extracurriculaire sporten. Zoals verwacht door de belangrijke focus van de interventie op intrinsieke preventiestrategieën, werd enkel voor non-contact letsels een effect gevonden. Verrassend genoeg had de interventie enkel een effect op acute letsels zoals enkelverzwikkingen en spierscheuren. Programma-elementen die voornamelijk gericht waren waren op de preventie van acute letsels waren opwarming (Malliou et al., 2007), dynamische stretching bij aanvang van de sportactiviteit (Junge et al., 2011), dynamische stabilisatie van de onderste ledematen (Kraemer & Knobloch, 2009), functionele krachttraining voor de onderste ledematen (Petersen et al., 2011) en technische training voor correcte uitvoering van landingsen insnijbewegingen (Scase et al., 2006). Blijkbaar waren programma-elementen die voornamelijk gericht waren op de preventie van overbelastingletsels zoals rompstabilisatietraining, statische stretching aan het eind van de sportactiviteit en het respecteren van potentiële tekenen van pijn of overbelasting onvoldoende om de gewenste reductie in overbelastingsletsels teweeg te brengen. Met betrekking tot de omstandigheden van de letsels was de reductie van de incidentie ratio in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep voornamelijk te wijten aan een reductie in extracurriculaire letsels. Dus, de onmogelijkheid van NGWP om de intracurriculaire incidentie ratio te verlagen ondersteunt de redenering van Twellaar et al. (1996) dat de intracurriculaire incidentie ratio bij studenten LO reeds beperkt wordt tot een minimum, zeker gezien de hoge sportparticipatie. Mogelijks zorgt de aanwezigheid van praktijkassistenten sport met een diploma in de Lichamelijke Opvoeding, uitgebreide sportspecifieke ervaring en didactische vaardigheden ervoor dat een nietindividuele benadering de intracurriculaire incidentie ratio niet verder kan verlagen. Langs de andere kant werd de extracurriculaire incidentie ratio significant verlaagd na de
implementatie van NGWP, en de belangrijkste reden voor deze reductie was een lagere incidentie ratio tijdens de oefensessies. Deze oefensessies zijn niet-begeleide en nietverplichte sessies waar studenten zelf beslissen wat te oefenen in functie van hun specifieke noden en met als doel het succesvol afronden van de opleiding LO. Twellaar et al. (1996) toonden aan dat de incidentie ratio het hoogst is tijdens deze vrije oefensessies en de incidentie ratio in de controlegroep van de huidige studie ondersteunen deze resultaten met slechts een hogere incidentie ratio tijdens extracurriculaire wedstrijden. Gebaseerd op kwalitatieve observaties kan verondersteld worden dat studenten die meer deelnemen aan deze vrije oefensessies over het algemeen deze studenten zijn die minder sportieve vaardigheden bezitten vergeleken met de rest van de studenten LO. Daarenboven worden tijdens de vrije oefensessies, in tegenstelling tot de intracurriculaire sportlessen, de minder gekende vaardigheden telkens opnieuw ingeoefend om op korte termijn een voldoende hoog niveau te bereiken. De combinatie van minder gekende vaardigheden met herhaaldelijke keren dezelfde belasting zou deze vrije oefensessies bijzonder intens kunnen maken. Deze twee factoren zouden aan de grondslag kunnen liggen van de significant lagere incidentie ratio tijdens de vrije oefensessies. Het multifactoriële letselpreventie programma met elementen zoals functionele krachttraining, rompstabilisatie training en dynamische stabilisatie heeft voornamelijk invloed op letsels bij studenten met minder brede sportieve vaardigheden of op letsels die optreden tijdens de herhaaldelijke uitvoering van minder gekende vaardigheden op een aanzienlijk niveau. Programma-elementen die door de praktijkassistenten sport toegepast worden in de sportlessen transfereren blijkbaar naar de vrije deelname aan minder gekende sportdisciplines, wat duidt op een verbeterd bewustzijn van het risico op sportletsels en een verbeterde toepassing van preventieve strategieën door de studenten LO.
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
8
Om de mate van toepassing van een preventief programma te schatten suggereerden Soligard et al. (2010) om de toepassing door de coaches en de sporters te registreren. Soligard et al. (2010) rapporteerden een toepassing van hun preventief programma door de coaches van 1,3 keer per week, wat als hoog werd ingeschat. In de huidige studie werden, met uitzondering van statische stretching aan het einde van de sportactiviteit, alle strategieën toegepast door de praktijkassistenten sport in minstens 38% van de lessen. Wetende dat de studenten in de huidige studie zeven (1e bachelor) en negen (2e bachelor) uur intracurriculaire sportlessen per week kregen, werden deze strategieën minstens 2,1 (1e bachelor) en 2,7 (2e bachelor) keer per week toegepast. De toepassing door de sporters in de studie van Soligard et al. (2010) was 79% en werd ook als hoog beschouwd. Voor de studenten in de huidige studie was de aanwezigheid in minstens 80% van de lessen vereist om te slagen voor een sportdiscipline, wat een hoge toepassing van het preventief programma garandeert. Met de studie van Soligard et al. (2010) als een referentie kan de toepassing van het preventief programma in de huidige studie als hoog beschouwd worden. De implementatie van deze multifactoriële interventie voor letselpreventie was goedkoop, aangezien het kon geïmplementeerd worden door de praktijkassistenten sport in het gewone programma van de opleiding LO. Enkel de workshop voor de praktijkassistenten sport (3 uur) en de theorieles voor de studenten (1,5 uur), gegeven door de onderzoeker, dienen als extra kosten gezien te worden. Daarenboven hadden met uitzondering van één praktijkassistent alle praktijkassistenten sport de intentie om het preventieprogramma ook tijdens het daaropvolgende academiejaar toe te willen passen. Gesteund door een combinatie van hun professionele kennis en één workshop bleken de praktijkassistenten sport in staat om sportletsel preventiestrategieën toe te passen in de sportlessen. NGWP zou dus mogelijks ook haalbaar zijn in andere opleidingen LO, of zelfs in andere opleidingen met een multisport
aanbod zoals militaire opleidingen. Verder onderzoek is echter vereist om de generaliseerbaarheid naar andere opleidingscontexten te evalueren. De huidige interventie besteedde flink wat aandacht aan de rol van gedragsfactoren. Alderman et al. (2006) omschreven echter meer mogelijkheden voor de toepassing van ZDT-strategieën in de lessen LO. Daarom zouden toekomstige studies nog betere resultaten kunnen bereiken indien meer nadruk zou gelegd worden op het gedragsaspect van letselpreventie om de toepassing van het programma nog te verhogen. Deze studie heeft verschillende beperkingen. Er is een gebrek aan antropometrische data zoals BMI, die de resultaten verder hadden kunnen verduidelijken. Daarenboven werd voor deze studie een historisch gecontroleerde proefopzet gebruikt. Ondanks een gerandomiseerde gecontroleerde proefopzet als de gouden standaard wordt beschouwd, werd het als onethisch beschouwd om het preventieprogramma slechts aan een deel van de studenten te geven. Daarenboven zouden in het geval van een gerandomiseerde gecontroleerde proefopzet bepaalde programma-elementen toch alle studenten bereikt hebben met vertekende resultaten als gevolg. Een gerandomiseerde gecontroleerde proefopzet in verschillende opleidingen LO van andere opleidingsinstituten werd overwogen, maar een gebrek aan vergelijkbaarheid van curriculum, lesinhouden en praktische organisatie pleitten tegen een dergelijke proefopzet. CONCLUSIE Ten gevolge van een multifactoriële letselpreventieve interventie vervat in een opleiding LO gedurende één academiejaar werd een trend tot significant lagere incidentie ratio gevonden bij de studenten LO. Studenten in de interventiegroep hadden significant minder acute, nieuw optredende en extracurriculaire letsels. De grootste reductie werd geobserveerd voor letsels optredend tijdens de vrije oefensessies. Deze studie toont aan dat
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
9
letselpreventie vervat in de gewone opleiding LO erin kan slagen om de incidentie van sportletsels te verlagen. Een multifactoriële letselpreventieve interventie lijkt haalbaar in opleidingen LO, dankzij lage interventiekosten en de bekwaamheid van de praktijkassistenten sport om preventiestrategieën voor sportletsels in hun lessen toe te passen. Het letselreducerend effect en de haalbaarheid van de multifactoriële letselpreventieve interventie in deze studie beschouwend, kan een multifactoriële benadering voor de preventie van sportletsels in opleidingen LO aangeraden worden. GENERALISEERBAARHEID VAN NGWP NAAR DE SPORTCLUBS ‘NO GAIN WITH PAIN’ is mogelijks generaliseerbaar naar sportletselpreventie in de sportclub aangezien de interventie is gebaseerd op bestaande effectieve interventies in (voornamelijk) sportspecifieke populaties. De elementen uit 'NO GAIN WITH PAIN' kunnen aanzien worden als de "basics" die elke sporter standaard zou moeten toepassen. Daarenboven kunnen eventueel sportspecifieke (gebaseerd op vaak voorkomende sportletsels en gerelateerde risicofactoren) en persoonlijke (gebaseerd op individuele screening) accenten gelegd worden. Echter, indien in de sportclubs reeds aandacht gegeven wordt aan de basisstrategieën voor sportletselpreventie zou dit al een eerste stap in de goede richting zijn.
REFERENTIES 1. Alderman B.L., Beighle A. & Pangrazi R.P. (2006) Enhancing motivation in physical education. JOPERD, 77(2), 4145. 2. Bartholomew L.K., Parcel G.S., Kok G., Gottlieb N.H. & Fernández M.E. (2006) Planning health promotion programs: an Intervention Mapping approach. San Francisco: Jossey Bass. 3. Brushoj C., Larsen K., Albrecht-Beste E., Nielsen M.B. & Loye F. (2008) Prevention of overuse injuries by a concurrent exercise program in subjects exposed to an increase in training load. Am J Sports Med, 36, 663-670. doi: 10.1177/0363546508315469 4. Collard D.C.M., Verhagen E.A.L.M., Chinapaw M.J.M., Knol D.L. & van Mechelen W. (2010) Effectiveness of a school-based physical activity injury prevention program. Arch Pediat Adol Med, 164, 145-150. 5. Cumps E, Meeusen R. (2006) Sportletsels in Vlaanderen. In: Steens G, ed. Moet er nog sport zijn? Sport, beweging en gezondheid in Vlaanderen 2002–2006. Antwerpen: F&G Partner, Partners In Sports, 1, 97–107. 6. Deci E.L. & Ryan R.M. (1985) Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum Press. 7. Ehrendorfer S. (1998) Survey of sport injuries in physical education students participating in 13 sports. Wien Klin Wochenschr, 110/11, 397–400. 8. Flicinski J. (2008) Occurrence and risk factors of musculoskeletal pain and sport injuries in students of physical education in University of Szczecin. Ann Acad Med Stetin, 54(3), 31–47. 9. Goossens L., Verrelst R., Cardon G. & De Clercq D. (2013) Sports injuries in physical education teacher education students. Scand J Med Sci Spor. doi: 10.1111/sms.12054
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
10
10. Jorgensen U., Fredensborg T., Haraszuk J.P. & Crone K.-L. (1998) Reduction of injuries in downhill skiing by use of an instructional ski-video: a prospective randomised intervention study. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc, 6, 194200. 11. Junge A., Lamprecht M., Stamm H., Hasler H., Bizzini M., Tschopp M., … Dvorak J. (2011) Countrywide campaign to prevent soccer injuries in Swiss amateur players. Am J Sports Med, 39(1), 57-63. doi: 10.1177/0363546510377424 12. Keats M.R., Emery C.A. & Finch C.F. (2012) Are we having fun yet? Fostering adherence to injury preventive exercise recommendations in young athletes. Sports Medicine, 42, 175-84. doi: 10.2165/11597050 13. Knapik J.J., Bullock S.H., Canada S., Toney E., Wells J.D., Hoedebecke E. & Jones B.H. (2004) Influence of an injury reduction program on injury and fitness outcomes among soldiers. Inj Prev, 10, 37-42. doi: 10.1136/ip.2003.002808 14. Kraemer R. & Knobloch K. (2009) A soccer-specific balance training program for hamstring muscle and patellar and Achilles tendon injuries. Am J Sports Med, 37, 1384-1393. doi: 10.1177/0363546509333012 15. Lysens R.J., Michel S., Ostyn M.D., Vanden Auweele Y., Lefevere J., Vuylsteke M. & Renson L. (1989) The accident-prone and overuse-prone profiles of the young athlete. Am J Sports Med, 17, 612–619. 16. Malliou P., Rokka S., Beneka A., Mavridis G. & Godolias G. (2007) Reducing risk of injury due to warm up and cool down in dance aerobic instructors. J Back Musculoskelet Rehabil, 20, 29-35. 17. Meeuwisse W.H. (1994) Assessing causation in sport injury: a multifactorial model. Clin J Sport Med, 4, 166-170. 18. Parkkari J., Taanila H., Suni J., Mattila V.M., Ohrankämmen O., Vuorinen P., …
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Pihlajamäki H. (2011) Neuromuscular training with injury prevention counseling to decrease the risk of acute musculoskeletal injury in young men during military service: a populationbased, randomized study. BMC Med, 9(35). doi: 10.1186/1741-7015-9-35 Petersen J., Thorborg K., Nielsen M.B., Budt-Jorgensen E. & Hölmich P. (2011) Preventive effect of eccentric training on acute hamstring injuries in men’s soccer: a randomized controlled trial. Am J Sports Med, 39, 2296-2303. doi: 10.1177/0363546511419277 Scase E., Cook J., Makdissi M., Gabbe B. & Shuck L. (2006) Teaching landing skills in elite junior Australian football: evaluation of an injury prevention strategy. Br J Sports Med, 40, 834-838. doi: 10.1136/bjsm.2006.025692 Schiff M.A., Caine D.J. & O’Halloran R. (2010) Injury prevention in sports. AJLM, 4(1), 42-64. Soligard T., Nilstad A., Steffen K., Myklebust G., Holme I., Dvorak J., … Andersen T.E. (2010) Compliance with a comprehensive warm-up programme to prevent injuries in youth football. Br J Sports Med, 44, 787-793. Twellaar M., Verstappen F.T.J. & Huson A. (1996) Is prevention a realistic goal? A four-year prospective investigation of sports injuries among physical education students. Am J Sports Med, 24, 528–535. Van Mechelen W., Twisk J., Molendijk A., Blom B., Snel J., Kemper H.C.G. (1996) Subject-related risk factors for sports injuries: a 1-yr prospective study in young adults. Med Sci Sports Exerc, 28, 1171–1179. Verrall G.M., Slavotinek J.P. & Barnes P.G. (2005) The effect of sports specific training on reducing the incidence of hamstring injuries in professional Australian Rules football players. Br J Sports Med, 39, 363-368. doi: 10.1136/bjsm.2005.018697
Lennert Goossens et al., Universiteit Gent
11
26. Verrelst R., De Clercq D., Vanrenterghem J., Willems T., Palmans T. & Witvrouw E. (2013a) The role of proximal dynamic joint stability in the development of exertional medial tibial pain: a prospective study. Br J Sports Med. doi:10.1136/bjsports-2012092126 27. Verrelst R., Willems T.M., De Clercq D., Roosen P., Goossens L. & Witvrouw E. (2013b) The role of hip abductor and external rotator muscle strength in the development of exertional medial tibial pain: a prospective study. Br J Sports Med, doi:10.1136/bjsports-2012091710 28. Visnes H. & Bahr R. (2013) Training volume and body composition as risk factors for developing jumper’s knee among young elite volleyball players. Scand J Med Sci Sports, 23, 607-613. 29. Willems T.M., Witvrouw E., Delbaere K., Mahieu N., De Bourdeaudhuij I. & De Clercq D. (2005a) Intrinsic risk factors for inversion ankle sprains in male subjects. Am J Sports Med, 33, 415-423. 30. Willems T.M., Witvrouw E., Delbaere K., Philippaerts R., De Bourdeaudhuij I. & De Clercq D. (2005b) Intrinsic risk factors for inversion ankle sprains in females – a prospective study. Scand J Med Sci Sports, 15, 336-345.
Appendix 1. Selectie van preventieve oefeningen in No Gain With Pain Dynamische stabilisatie onderste ledematen In tandemstand op de bal van de voeten de bal naar elkaar passen tijdens de opwarming volleybal
Een korte opslag geven vanuit unipodale stand tijdens een badminton drill
De bal vanuit unipodale stand passen en de bal ontvangen in unipodale stand na een 180°-sprong tijdens de opwarming basketbal
Functionele krachttraining onderste ledematen Rust op de schouders en voeten. Glijd de voeten traag weg van het zitvlak
Rust op de schouders en 1 voet. Glijd de voet traag weg van het zitvlak
Voorwaartse lunge. Neem een grote stap voorwaarts en keer terug naar bipodale stand
Nordic hamstring. Een partner houdt de enkels tegen. Laat de romp traag zakken met de heup gestrekt tot wanneer je niet langer kan aanhouden. Vang het gewicht op met de armen Peeing dog. Roteer extern in de heup en strek de knie naar achter. Keer terug langs hetzelfde traject
Roteer extern in de heup en lift het gestrekte been
Een elastiband rond de voet in plantair flexie. Dan eversie van de voet tegen de weerstand van de elastiband
Romp stabilisatie Lift 1 been van de bal terwijl de neutrale rugcurvatuur behouden blijft
Romp stabilisatie
Lift 1 been van de bal en strek de knie terwijl de neutrale rugcurvatuur behouden blijft
Rol de bal z over mogelijk weg van het lichaam terwijl de neutrale rugcurvatuur behouden blijft
Pas de bal door hem naar de andere speler te rollen terwijl de neutrale rugcurvatuur behouden blijft