Samenleving
Samenleving &Sport
Sport
&
Sport en vrijwilligers
PROF. RENÉE VANFRAECHEM-RAWAY EN HÉLÈNE LEVARLET-JOYE UNIVERSITÉ LIBRE DE BRUXELLES
Synthese, geredigeerd door Madoc, van het rapport aan de Stichting van Hélène Levarlet en Renée Vanfraechem, Institut Supérieur d’Education Physique et de Kinésithérapie, Université Libre de Bruxelles, voor de toekomstgerichte reflectie ‘Samenleving en Sport’ van de Koning Boudewijnstichting
INLEIDING Sport en ontspanning zijn belangrijker dan ooit. De georganiseerde amateursport drijft in hoge mate op de inzet van vrijwilligers, zowel in de clubs als in de federaties. Om hoeveel mensen gaat het, hoeveel uren presteren zij en hoe zit het met de verhouding tussen bezoldigde en onbezoldigde medewerkers? Welke rechten en plichten hebben deze vrijwilligers, hoe worden ze aangetrokken en hoe worden ze efficiënt ingeschakeld? We proberen deze vragen te beantwoorden op basis van verschillende onderzoeken, analyses en enquêtes naar de situatie in de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap. We kijken echter ook over de grenzen en bespreken kort wat er op dit gebied in enkele andere Europese landen gebeurt. Zo hopen we te komen tot een doeltreffend en zo humaan mogelijk organisatiemodel voor clubs en federaties.
1. BETEKENIS VAN HET VRIJWILLIGERSWERK IN DE SPORT
1. BETEKENIS VAN HET VRIJWILLIGERSWERK IN DE SPORT
Geen enkele sector doet meer een beroep op vrijwilligers dan de sportsector: 35% van al het vrijwilligerswerk. We onderscheiden 3 categorieën: • administratief personeel: verkozen door de algemene vergadering van de federaties en de clubs (de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris, de penningmeester, bestuursleden,…); • technisch personeel: verkozen of aangesteld vanwege hun bekwaamheid en toewijding (trainers, scheidsrechters, monitoren, medisch personeel,…); • parasportief personeel: verkozen of aangesteld vanwege hun bekwaamheid en toewijding. Erg gevarieerde functies, zoals onderhoud van lokalen en materiaal, hulp bij verplaatsingen, organisatie van ludieke activiteiten, cursussen of stands, enzovoort. Bij het bezoldigd personeel treffen we zowel administratief als technisch personeel aan. In geen enkel onderzoek duikt bezoldigd personeel met een parasportieve functie op. Zeven kenmerken In hun studie Het Statuut van de Vrijwilliger, Knelpunten en Oplossingen onderscheiden S. D'Hondt en B. Van Buggenhout zeven kenmerken die het vrijwilligerswerk definiëren. We vinden ze stuk voor stuk in de sportsector terug.
1
1. De aanwezigheid van een activiteit De vrijwilligers vervullen administratieve, technische of parasportieve activiteiten.
2. De activiteit heeft geen bindend karakter De activiteit wordt vrijwillig uitgeoefend in de vrije tijd door een persoon die over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hoe hoger de sociaal-economische klasse, hoe groter de betekenis van het vrijwilligerswerk.
3. De activiteit wordt niet bezoldigd Er is geen arbeidscontract en de vrijwilliger ontvangt geen loon. De arbeidswetgeving is dan ook niet van toepassing. Wel is een vergoeding voor reële onkosten mogelijk.
4. De activiteit wordt uitgeoefend binnen een organisatie De activiteit wordt opgestart, begeleid en gecoördineerd door een organisatie.
5. De vrijwilliger staat ten dienste van derden of van de samenleving De activiteit mag niet uitsluitend het gezin of de familie ten goede komen.
6. Aard van degene waarvoor het vrijwilligerswerk wordt verricht De activiteit wordt uitgevoerd voor een non-profitorganisatie, al dan niet met rechtspersoonlijkheid.
7. De wederzijdse relatie met de organisatie is sterk asymmetrisch Een werknemer werkt onder leiding van een persoon. Er is een sterk verband tussen enerzijds het loon en anderzijds de kwaliteit en de kwantiteit van de prestaties. Een vrijwilliger werkt eveneens onder een persoon, maar de enig mogelijke beloning is de voldoening die de activiteit schenkt.
2
2. VRIJWILLIGERSWERK 2. VRIJWILLIGERSWERK EN OVERHEIDEN OVERHEID 2.1 Situatie van het vrijwilligerswerk in België Vóór de Tweede Wereldoorlog werden de sportfederaties slechts in beperkte mate gesubsidieerd door het ministerie van Volksgezondheid. Pas sinds 1956, met de oprichting van het Nationaal Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport, is er sprake van een echt sportbeleid. Vandaag de dag worden de erkende sportverenigingen gesubsidieerd door de Gemeenschap waartoe ze behoren. Ze moeten daarvoor de juridische vorm van een vzw hebben. Dat houdt onder meer in dat de leden van het bestuur worden verkozen én werken op vrijwillige basis. Hun rechten en plichten tegenover de leden van de vereniging worden bepaald door de wet van 27 juni 1921. Voor niet-verkozen vrijwilligers bestaat er geen wettelijk kader. Een schriftelijke overeenkomst m.b.t. de ongevallenverzekering, de burgerlijke aansprakelijkheid en de rechtsbijstand is dan ook aangewezen. Een circulaire van het ministerie van Financiën van 5 maart 1999 regelt het belastingsregime voor de onkostenvergoedingen die vrijwilligers eventueel ontvangen. Beneden een limiet van 1.000 frank per dag en 40.000 frank per jaar zijn deze vergoedingen niet belastbaar. Wordt een van beide limieten overschreden, dan moet de vrijwilliger kunnen bewijzen dat het gaat om een vergoeding voor reële onkosten, gemaakt voor de organisatie in kwestie.
a. Situatie in de Franstalige Gemeenschap De overheid stelt de bekwaamheid en de verantwoordelijkheidszin van sommige vrijwilligers ter discussie. Voor het technisch personeel organiseert de Gemeenschap zelf cursussen. Het beleid is vaak weinig coherent. Vrijwilligers worden wel als onmisbaar beschouwd.
b. Situatie in de Vlaamse Gemeenschap In 1991 waren in Vlaanderen zowat 80.000 technische en 180.000 administratieve vrijwilligers actief. Ze werken gemiddeld 5 tot 6 uur per week voor hun organisatie, wat meer is dan vrijwilligers in andere sectoren, en zijn meestal van middelbare leeftijd. Vrijwilligers van een federatie zijn doorgaans meer gemotiveerd dan die van een club. Erg belangrijk zijn de werksfeer, de erkenning, de inspraak en de relaties met andere vrijwilligers en/of bezoldigde medewerkers. De regelgeving schiet duidelijk tekort en de vrijwilligers worden vaak geconfronteerd met juridische en administratieve obstakels.
c. Conclusies Er is behoefte aan initiatieven en onderzoek om het vrijwilligerswerk in de sport te bevorderen. Erkenning van het werk en inspraak zijn belangrijke stimulansen.
2. 2 Situatie van het vrijwilligerswerk in enkele Europese landen a. Frankrijk Kenmerkend voor de Franse sportsector is dat de clubs en federaties steeds tegelijk door overheidsinstellingen en privé-organisaties worden beheerd. Het aantal vrijwilligers wordt geraamd op 1 tot 1,5 miljoen. Ze zijn gemiddeld 5 uur per week actief. Alleen van de monitoren wordt een bewijs van bekwaamheid gevraagd. De overheid vindt dat dit voor alle vrijwilligers zou moeten gelden en ondersteunt sinds 1989 allerlei opleidingen.
3
De werkloosheid vormt een bedreiging voor het vrijwilligerswerk. Een aangepaste sociale wetgeving en fiscale voordelen zouden helpen om werklozen in het vrijwilligerswerk te integreren. De toename van deeltijdse arbeid lijkt het vrijwilligerswerk te bevorderen. De individualisering van de samenleving heeft dan weer een negatief effect.
b. Duitsland Met zowat 80.000 clubs en 25 miljoen leden is het duidelijk dat sport een belangrijk aspect van de Duitse samenleving is. Essentieel zijn de federale structuur van het land en de totale autonomie van de sport. Het vrijwilligerswerk is een fundamenteel element. Het gaat om ongeveer 2,7 miljoen mensen, die zich gemiddeld 19 uur per maand voor hun organisatie inzetten. Eén op de 18 clubleden is vrijwilliger. Er worden opleidingen georganiseerd. De deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen heeft zelfs een officieel beleid tegenover het vrijwilligerswerk in de sport. Door de individualisering van de samenleving neemt het aantal vrijwilligers af. In de toekomst moet het vrijwilligerswerk daarom aantrekkelijker worden gemaakt. Volgens de autoriteiten zou het wegvallen ervan in de sportsector tot chaos leiden.
c. Hongarije De huidige situatie is in hoge mate een erfenis uit de periode 1949-1989, toen alles door de centrale overheid werd beheerd. Na 1989 werd de sector gedecentraliseerd en gedemocratiseerd. De omvang van het vrijwilligerswerk in de sportsector blijft relatief beperkt. Het zou gaan om maximaal 800.000 mensen, die 2 tot 6 uur per week voor hun club of federatie werken. Ze moeten zelf hun opleiding financieren. De meeste vrijwilligers zijn actief als trainer of scheidsrechter, samen goed voor 30 procent van het vrijwilligerswerk. Zonder deze mensen zou de sector ineenstorten.
d. Tsjechië Na de val van het totalitaire regime in 1989 is ook de sportsector grondig gewijzigd. De clubs zijn vandaag onafhankelijk en het bestuur wordt democratisch verkozen. Ze tellen ongeveer 1,5 miljoen leden en draaien in hoge mate op de inzet van gekwalificeerde vrijwilligers. De morele voldoening is een belangrijke motivatie, het gebrek aan publieke erkenning een struikelblok. De sector kan rekenen op 253.000 vrijwilligers, maar hun aantal zou momenteel snel dalen. Ze werken gemiddeld 2 tot 3 uur per week voor de club. De sportverenigingen organiseren opleidingen, maar de kosten ervan worden meestal door de vrijwilligers zelf gedragen.
2. 3 Be sluit Uit de analyse van de situatie in verschillende landen trekken we de volgende conclusies over het vrijwilligerswerk in de sportsector: • • • • • • • • • •
4
het vrijwilligerswerk gedijt enkel in democratische landen; overheidssteun is noodzakelijk; de levensstandaard moet een behoorlijk niveau halen; de negatieve invloed van de individualisering moet worden goedgemaakt door morele voldoening en erkenning; er is een tendens om de reële onkosten te vergoeden; opleidingen zijn zowel voor de sector als voor de vrijwilligers een goede zaak; het aantal vrijwilligers is overal indrukwekkend; de meeste vrijwilligers werken 5 uur per week voor hun organisatie; volgens alle kenners is de sportsector zonder het vrijwilligerswerk niet leefbaar; elke toekomstige studie moet de verschillende functies afzonderlijk analyseren en de gepresteerde uren per functie onderzoeken. Alleen zo kan de impact van het vrijwilligerswerk correct worden ingeschat.
3. WIE ZIJN DE VRIJWILLIGERS IN DE SPORTSECTOR ? 2. VRIJWILLIGERSWERK EN OVERHEID 3.1 De functie s De erg uiteenlopende functies van de vrijwilligers omvatten alle activiteiten die nodig zijn voor de werking van de organisatie: technische, administratieve en parasportieve functies. We gaan dieper in op de situatie in de federaties en clubs van de Franstalige Gemeenschap.
3. 2 Vrijwilligers in de sportfederatie s De technische vrijwilligers zijn doorgaans voldoende opgeleid. Toch heeft nog altijd 25% geen specifieke opleiding achter de rug. Slechts 3% van de technische vrijwilligers zijn vrouwen. Het bezoldigd personeel heeft meestal een meer uitgebreide basisvorming. Het administratief personeel omvat de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris, de penningmeester en verschillende leden. Het gaat vrijwel uitsluitend om vrijwilligers. Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in de raden van bestuur. Amper 5% van de voorzitters zijn vrouwen. Ze scoren nog het best in de functie van secretaris (26%). Bij het bezoldigd administratief personeel vervullen vrouwen zowat 60% van de functies.
3. 3 Vrijwilligers in de sportclubs Ruim 30% van de technische medewerkers heeft geen specifieke opleiding gevolgd. Het voltijds bezoldigd technisch personeel is uiterst beperkt (slechts 1 voltijdse job per 22 clubs) en weinig opgeleid. Het deeltijds bezoldigd technisch personeel is over het algemeen iets beter opgeleid dan de vrijwilligers. In de clubs zijn doorgaans nog minder vrouwen actief dan in de federaties, ook bij het bezoldigd personeel. De sportwereld is in hoge mate, en soms exclusief, een mannenwereld.
5
4. DE MOTIVATIE VAN DE VRIJWILLIGERS 2. VRIJWILLIGERSWERK EN OVERHEID 4 .1 Bronnen van motivatie Wat zet mannen en vrouwen ertoe aan om zich gratis voor hun club of federatie in te zetten? In alle motivatietheorieën spelen de zelfbeschikking en de competentie een belangrijke rol. Volgens Maslow, in Motivation and Personality, is de behoefte aan zelfontplooiing een fundamenteel principe van de menselijke motivatie. De auteur stelt een hiërarchie van vier basisbehoeften op: fysiologische behoeften, behoefte aan zekerheid, behoefte aan liefde of geborgenheid en behoefte aan persoonlijke erkenning. Zodra ze alle vier zijn vervuld, wordt het individu niet langer gemotiveerd door een tekort, maar door een nieuw geheel van behoeften: de existentiële behoeften en de behoefte aan verwezenlijking. Mensen die erin slagen om via vrijwilligerswerk in hun basisbehoeften te voorzien, zijn evenwichtig, goed aangepast, open en creatief. Erkenning, inspraak en een zekere mate van vrijheid zijn belangrijk om de motivatie op peil te houden. Volgens sommige studies is de behoefte aan zelfbeschikking de belangrijkste beweegreden van een individu: kunnen kiezen en verantwoordelijkheid opnemen voor het eigen gedrag zijn belangrijke stimulansen. Een mens die zich bij de uitoefening van een activiteit vrij en bekwaam voelt, beleeft er ook plezier aan. De motivatie is dan intrinsiek. Vindt iemand geen plezier in een activiteit, dan kan alleen een extrinsieke motivatie spelen, zoals geld verdienen of status verwerven. Vrijwilligerswerk kan dus aantrekkelijk worden gemaakt door het individu voldoende vrijheid te geven en kansen om zich te bekwamen. Het zelfbeschikkingsrecht van ondergeschikten die blijk geven van belangstelling en verantwoordelijkheid, wordt door hun oversten meer gerespecteerd. Omgekeerd werken bemoeizucht en doorgedreven controles demotiverend.
4 . 2 Functie en motivatie a. Technische vrijwilligers Bij het personeel zonder specifieke opleiding zijn de behoefte aan erkenning en het gevoel erbij te horen belangrijke bronnen van motivatie. Als het vrijwilligerswerk die behoeften invult, werkt vooral de behoefte aan verwezenlijking motiverend. Vaak is er dan sprake van een sterke intrinsieke motivatie en een drang naar perfectie. Voetbalcoaches zonder pedagogisch diploma zouden meer controlerend optreden en minder eigen initiatieven toestaan. Ze vinden dat de beste manier om goede resultaten te boeken, maar ondermijnen zo de motivatie van hun jonge spelers. Scheidsrechters zijn haast altijd vrijwilligers en moeten wel controlerend optreden. Het zijn bijna allemaal gewezen sportlui die een speciale opleiding hebben gevolgd. Die opleiding schenkt echter te weinig aandacht aan communicatie en menselijke relaties, wat vooral in de omgang met jongeren voor problemen zorgt. De motivatie van de scheidsrechters kan zowel intrinsiek als extrinsiek zijn.
6
b. Administratieve vrijwilligers Ook hier duiken zowel intrinsieke als extrinsieke beweegredenen op. Een enquête uit 1990 over de motivatie van voorzitters en secretarissen leverde, bijvoorbeeld, de volgende resultaten op:
Voorzitters en secretarissen Federaties Promotie van de sport Bevorderen contacten Actief blijven in de sportwereld Ander milieu leren kennen Kiezen voor intellectuele activiteit Reizen Andere
36% 22% 17% 8% 5% 5% 7%
Clubs 34% 32% 18% 5% 4% 1% 6%
c. Parasportieve vrijwilligers De motivatie kan opnieuw zowel intrinsiek als extrinsiek zijn. Belangrijk zijn menselijk contact, het gevoel erbij te horen, erkenning en de kans om het organisatietalent te benutten. Een ouder die als vrijwilliger in de club van zijn kinderen werkt, zal ermee ophouden wanneer de kinderen de club verlaten, tenzij de motivatie intrinsiek is.
7
5. KWANTITATIEF2. BELANG VAN HET VRIJWILLIGERSWERK IN DE SPORTSECTOR VRIJWILLIGERSWERK EN OVERHEID 5.1 Enquête bij federaties en clubs in de Franstalige Gemeenschap (1987) Voor de enquête werden 100 federaties, waaronder 10 nationale, en 414 clubs aangeschreven. Alle clubs werkten mee. Van de federaties werden 66 ingevulde vragenlijsten ontvangen.
5. 2 Administratieve en technische vrijwilligers in de federatie s a. Administratieve vrijwilligers
Functie
Gemiddeld aantal per federatie
Voorzitter
1
Ondervoorzitter
0,74
Secretaris
0,90
Penningmeester
0,92
Bestuursleden
8
Gemiddeld aantal uren 11 uur per week 39 weken per jaar 5 uur per week 30 weken per jaar 11 uur per week 37 weken per jaar 8 uur per week 37 weken per jaar 5 uur per week 28 weken per jaar
b. Technische vrijwilligers De technische vrijwilligers zetten zich wekelijks gemiddeld 6 tot 10 uur voor hun federatie in. De meest frequente functies, samen goed voor 94% van de technische vrijwilligers, zijn: • • • • •
technisch directeur: 24% trainer, monitor, initiator: 23% scheidsrechter: 20% coach: 10% official: 7%
5. 3 Administratieve, technische en parasportieve vrijwilligers in de clubs a. Administratieve vrijwilligers
Functie
Gemiddeld aantal per federatie
Voorzitter
0,94 (2 of 3 in 2% van de clubs)
Ondervoorzitter Secretaris
0,92 (2 tot 4 in 2% van de clubs)
Penningmeester
0,92 (2 tot 4 in 1% van de clubs)
Bestuursleden
8
0,5 (2 in 7% van de clubs)
4
Gemiddeld aantal uren 5 uur per week 34 weken per jaar 3 uur per week 19 weken per jaar 7 uur per week 36 weken per jaar 4 uur per week 32 weken per jaar 3 uur per week 22 weken per jaar
b. Technische vrijwilligers De technische vrijwilligers zetten zich 3 tot 9 uur per week en 31 tot 35 weken per jaar voor hun club in. De meest frequente functies, goed voor 88% van de technische vrijwilligers, zijn: • • • • •
trainer: 46% monitor: 13% scheidsrechter: 11% technisch directeur: 9% coach: 9%
c. Parasportieve vrijwilligers In 79% van de clubs staan gemiddeld 8 vrijwilligers in voor de parasportieve activiteiten. • verplaatsingen: 3 personen, 2 uur per week, 13 weken per jaar • lucratieve activiteiten: 4 personen, 4 uur per week, 10 weken per jaar • onderhoud en materiaal: 1 persoon, 2 uur per week, 12 weken per jaar
5.4 Vergelijking met bezoldigd personeel De vergelijking is gebaseerd op de studies van de Franstalige Gemeenschap over de bezoldigde arbeid in de sportfederaties en in de sportclubs. Beide studies dateren van 1990.
a. Sportfederaties Het vrijwillig administratief personeel neemt globaal 1,5 keer de activiteit van het voltijds bezoldigd personeel voor z'n rekening. Voor de technische functies wegen de vrijwilligers nog zwaarder door. Zij leveren 2,5 keer de activiteit van de bezoldigde medewerkers.
b. Sportclubs Het vrijwillig administratief personeel vertegenwoordigt ongeveer de prestaties van een halftijdse bezoldigde medewerker. Voor de technische functies is het vrijwilligerswerk iets belangrijker dan het bezoldigd werk: 0,4 versus 0,36 voltijdse personeelsleden.
9
6. EVALUATIE DE FINANCIËLE WAARDE VAN VRIJWILLIGERSWERK 2. VAN VRIJWILLIGERSWERK EN HET OVERHEID IN DE FRANSTALIGE GEMEENSCHAP Een evaluatie van de jaarlijkse kosten van het vrijwilligerswerk blijft noodgedwongen een raming. We baseren ons hiervoor op de gemiddelde loonkosten in 1987 (geïndexeerd met 1,27), het aantal clubs en federaties (respectievelijk 6.964 en 90) en de gemiddelde verhoudingen tussen het vrijwilligerswerk en de bezoldigde activiteiten binnen deze organisaties.
Activiteit
Loonkost bezoldigd personeel (BEF)
Raming waarde vrijwilligerswerk (BEF)
Federaties Administratief Technisch Subtotaal
102.870.000 70.485.000 173.355.000
111.442.500 208.026.000 319.468.500
Clubs Administratief Technisch Parasportief Subtotaal
346.443.300 248.031.000 0 594.474.300
1.547.749.000 884.428.000 2.830.170 2.435.007.170
TOTAAL
767.829.300
2.754.475.670
Per federatie loopt de jaarlijkse waarde van het vrijwilligerswerk dus op tot gemiddeld 319.468.500 gedeeld door 90 of 3.549.650 BEF. Per club is dat 2.435.007.170 gedeeld door 6.964 of ongeveer 349.656 BEF. Ter vergelijking: het bezoldigd personeel kost elke federatie jaarlijks gemiddeld zowat 1.926.167 BEF en elke club gemiddeld 85.364 BEF. Deze cijfers voor de Franstalige Gemeenschap spreken boekdelen. In de Vlaamse Gemeenschap is de waarde van het vrijwilligerswerk per club of federatie vermoedelijk van dezelfde orde. Aangezien het hier om een voorzichtige raming gaat, geldt voor België duidelijk wat ook voor de andere onderzochte landen geldt: zonder vrijwilligers zijn de meeste clubs en federaties financieel niet leefbaar en komt de hele sportsector in nauwe schoentjes te staan.
10
7. CONCLUSIES EN PERSPECTIEVEN 2. VRIJWILLIGS777WERK EN OVERHEID 7.1 Een kostbaar goed Het vrijwilligerswerk is een kostbaar goed in democratische landen. Het is een van de fundamenten van de sportclubs en de sportfederaties. De amateursport zou zonder de inzet van duizenden vrijwilligers net zo min kunnen overleven als zonder subsidies van de verschillende overheden. De overheden moeten nauw samenwerken met de sportsector, maar alleen een relatie van wederzijds respect is gunstig voor de ontwikkeling van sportactiviteiten. De motivatie van de vrijwilligers kan zowel intrinsiek als extrinsiek zijn. Veel mensen vullen via vrijwilligerswerk in de sportsector hun basisbehoeften in, zodat er ruimte ontstaat voor zelfontplooiing, creativiteit en eigen initiatieven. Aangezien zelfbeschikking meestal een belangrijke waarde en bron van motivatie is, zullen overdreven controles en bemoeizucht van oversten of bezoldigd personeel doorgaans demotiverend werken. Opleidingen kunnen een extra motivatie zijn, maar mogen uiteraard niet afschrikken. Het moet mogelijk blijven om zonder specifieke opleiding als vrijwilliger in de sportsector actief te zijn, ook al is zo'n opleiding toch wel aangewezen en voor sommige functies, zoals die van scheidsrechter, ook noodzakelijk. Vrijwilligers hebben per definitie geen arbeidsovereenkomst met de organisatie waarvoor ze actief zijn. Clubs en federaties doen er daarom goed aan om voor al hun vrijwilligers een ongevallenverzekering af te sluiten en de burgerlijke aansprakelijkheid en bij voorkeur ook de rechtsbijstand te regelen. Om discussies en problemen met de verzekeraars te voorkomen, is het aangewezen om de verschillende taken van een vrijwilliger op papier te zetten. De sportwereld is voorlopig nog een mannenbastion. Dat blijkt ook uit het relatief kleine aantal vrouwelijke vrijwilligers. Alleen in het secretariaatswerk zijn ze behoorlijk vertegenwoordigd. Per federatie loopt de jaarlijkse waarde van het vrijwilligerswerk op tot 3.549.650 BEF. Per club is dat 349.656 frank. Het bezoldigd personeel kost elke federatie gemiddeld 1.926.167 BEF en elke club 85.364 BEF. Deze cijfers maken in één oogopslag duidelijk dat de sportsector in hoge mate op vrijwilligers draait. Zowel de sector als de overheid heeft er dus alle belang bij om het vrijwilligerswerk in de sport te ondersteunen en te stimuleren. We moeten er alles aan doen om het vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken. Erkenning, goede opleidingen, inspraak en meer kansen op zelfbeschikking, bijvoorbeeld door een meer open arbeidsklimaat dat een beroep doet op de individuele verantwoordelijkheid, verhogen de arbeidsvreugde en de intrinsieke motivatie.
7. 2 Ondersteuning en onderzoek De autonomie van de sportsector moet worden behouden. De overheden die de sector subsidiëren mogen echter wel controleren waarvoor de ondersteuning wordt gebruikt. Ideaal zijn vormen van partnerschap tussen de overheid en de privé-sector. Er is behoefte aan een echte dialoog tussen overheid en privésector, bijvoorbeeld via de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding en Sport.
11
Alle actoren in de sportwereld geven toe dat het wegvallen van het vrijwilligerswerk de structuur van de sportsector zou vernietigen. De officiële valorisatie van het vrijwilligerswerk zou een stimulans zijn voor maatschappelijk engagement en een morele steun voor de vrijwilligers. Het statuut van de vrijwilliger zou onder meer problemen in verband met de burgerlijke aansprakelijkheid, de vergoeding van reële kosten, de ongevallenverzekering en de rechten en plichten van de vrijwilligers binnen hun organisatie moeten regelen. Een andere mogelijkheid tot herwaardering van het vrijwilligerswerk is de organisatie van gerichte opleidingen en bijscholing. De situatie van de vrijwilligers moet regelmatig worden onderzocht en geëvalueerd om, indien nodig, tijdig te worden bijgestuurd. Elk onderzoek moet rekening houden met de verschillende functies die vrijwilligers in de sportsector vervullen. Voor een juiste inschatting van de waarde van het vrijwilligerswerk moeten de gegevens over het aantal vrijwilligers worden aangevuld met gegevens over de gepresteerde uren. Gezien de snelle evolutie van de samenleving zouden de onderzoeken minstens om de tien jaar moeten worden herhaald. Ten slotte wijzen we erop dat het vrijwilligerswerk enkel kan bloeien als de levensstandaard van de bevolking voldoende hoog is en de mensen over voldoende vrije tijd beschikken.
12
Deze synthese maakt deel uit van een reeks van twaalf rapporten op vraag van de Koning Boudewijnstichting voor haar toekomstverkennende reflectie ‘Samenleving en Sport’.
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 1000 Brussel - België Fax : +32 (0)2 511 52 21 Mail :
[email protected] Web-site : http://www.kbs-frb.be Wettelijke depot: D/2000/2893/08 ISBN: 90-5130-315-7 Nugi: 468 Mei 2000
Met de steun van de
Verantwoordelijke uitgever : L. Tayart de Borms
Tel. : +32 (0)2 511 18 40