Spelwerk Op Maat – Weetwoorden
AmbraSoft Schoolpakket 11-12
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 1
Spelwerk Op Maat – Weetwoorden Inhoudsopgave
Spelwerk Op Maat – Weetwoorden Workflow Weetwoorden Werken met de module Weetwoorden Begintoets Instructie Aangepaste opdracht 1: Verhaalkaartjes Aangepaste opdracht 2: De klinkerklevers Opdracht 1: Stickers plakken Opdracht 2: Geheugenspel Opdracht 3: Het defecte digibord Opdracht 4: Plaatje praatje Opdracht 5: Raad het woord Werkblad Eindtoets Van Dale: Woordenboek en Taalquiz
blz. 3 blz. 4 blz. 5 blz. 6 blz. 7 blz. 9 blz. 10 blz. 11 blz. 12 blz. 13 blz. 14 blz. 15 blz. 16 blz. 17 blz. 18
Bijlage 1: Woordpakketten Bijlage 2: Begin- en eindtoetsen Weetwoorden
blz. 21 blz. 25
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 2
Spelwerk Op Maat – Weetwoorden De module “Weetwoorden” maakt deel uit van het onderdeel “Spelwerk Op Maat” binnen het vakgebied Taal van Schoolpakket 1112. Spelwerk Op Maat behandelt middels een viertal bekende spellingstrategieën een kleine 1.000 woorden. Een begintoets bepaalt het niveau van de leerling, via uitleg en instructie komt de leerling bij de oefenstof, het papieren werkblad biedt extra leermateriaal en de eindtoets controleert of de leerling de stof voldoende tot zich heeft genomen. De didactiek bij de module “Weetwoorden” is gebaseerd op de visuele strategie; Auditieve strategieën zijn in veel gevallen niet toereikend. Voor eenzelfde klank kunnen verschillende letters / lettercombinaties gebruikt worden. Dit verschil kun je niet horen. Denk aan woorden als “prijs” en “reis”, “flinke vent” , “lacht om de grap”. In zo’n geval moet een kind kunnen beschikken over een visuele voorstelling van het woord en deze bij zichzelf bewust onder de aandacht brengen. Spellingzwakke kinderen hebben moeite met het onthouden van dit soort woorden. De oefeningen in deze categorie zullen zich gaan richten op het automatiseren van het juiste woordbeeld. Daarbij kan het spellingprobleem nadrukkelijk uitgelicht worden. Dit deel van Spelwerk Op Maat richt zich op leerlingen vanaf (begin) groep 5. Categorieën 1. Ei / ij
2. Ch
3. f 4. z 5. Ou/au 6. Ouw/auw 7. i (als ie) 8. C (als k) C (als s) 9. Th 10. Ch (als sj) g (als zj)
De nadruk ligt op de ei-woorden, deze gaan we actief oefenen en inprenten. ij-woorden worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Er zijn niet zoveel woorden met de klank “ch”. In deze module worden er slechts veertien behandeld. Deze komen veelvuldig aan bod. Woorden met een “g” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Woorden met een “v” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Woorden met een “s” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. De nadruk ligt op woorden met “ou”. Deze worden veelvuldig geoefend. De nadruk ligt op woorden met “ouw”. Deze worden veelvuldig geoefend. Woorden met een “ie” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Woorden met een “k” en met een “s” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Woorden met een “t” worden gebruikt om het verschil te kunnen laten zien. Er zijn niet zoveel woorden met deze klanken. De aangeboden woorden worden in deze module dan ook veelvuldig geoefend.
Een compleet overzicht van de gebruikte woorden binnen deze module vindt u terug in bijlage 1. Workflow Weetwoorden Er zijn tien categorieën en deze worden afzonderlijk van elkaar aangeboden. De leerling is dus telkens bezig met één categorie.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 3
De categorie begint altijd met een toets (begintoets). Bij een voldoende resultaat gaat de leerling direct door naar de volgende categorie. Bij een onvoldoende resultaat wordt er geoefend met de opdrachten, behorende bij deze categorie. De eindtoets bepaalt dan of de leerling door kan gaan naar de volgende categorie, of dat er nog verder geoefend dient te worden. Hieronder is deze workflow schematisch weergegeven.
Opmerkingen bij deze workflow: Begintoets Instructie Opdracht 1-5
Werkblad (optioneel) Eindtoets
Eindspel
10 zinnen. Geslaagd bij een 80% score. Uitleg van “meester Ben”, met gerichte oefenstof. De uitleg kan desgewenst meerdere keren gevolgd worden. Een vijftal opdrachten, in volgorde af te handelen. De opdrachten kunnen desgewenst meerdere keren gemaakt worden. Bij categorie 1, 5 en 6 worden twee opdrachten op een andere manier aangeboden. Deze worden in dit document afzonderlijk besproken. Tijdens het werken met deze module kan een leerling een werkblad printen. Deze levert extra oefenstof op bij de actieve categorie. 10 zinnen. Geslaagd bij een 80% score. Bij een onvoldoende resultaat kan de leerling nog extra oefenen en de toets nogmaals maken. Na het afronden van de laatste categorie kan de leerling te allen tijde de Van Dale Taalquiz spelen. De behandelde woorden van de gehele module komen hier dan nog eens aan bod.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 4
Werken met de module Weetwoorden Start het Schoolpakket. 1. Selecteer de juiste groep. 2. Kies het tabblad “Taal”. 3. Klik op de knop “Weetwoorden” binnen het domein van “Spelwerk Op Maat”. Er wordt nu een verbinding gemaakt met de onlinewerkomgeving van het Schoolpakket.
U bevindt zich nu in het menuscherm van de module ”Weetwoorden”. 1. Selecteer aan de linkerkant de naam van de leerling. In ons voorbeeld is dat “Rody”. 2. Boven de lijst met namen van uw leerlingen ziet u de knop “leerkracht” staan. Deze knop stelt u in staat om alle opdrachten in een eigen volgorde te spelen. Ideaal voor gebruik op het digibord, om zodoende de oefenstof met de leerlingen door te nemen. 3. Aan de rechterkant van het scherm staan de te spelen opdrachten klaar. Rody volgt nu eerst de “instructie” en kan daarna een nieuwe opdracht gaan maken. Eerder gemaakte opdrachten kunnen altijd nog eens gemaakt worden. 4. Linksonder ziet u de voortgang binnen de categorieën van deze module. Rody zit in categorie 5: woorden met ou/au.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 5
5. Rechtsonder ziet u de voortgang binnen de actieve categorie. Rody heeft de begintoets onvoldoende gemaakt en kan nu werken met de uitleg (= instructie) en met de opdrachten. De eindtoets is nog niet beschikbaar, deze kan pas gemaakt worden als al deze opdrachten met een voldoende resultaat afgerond zijn. 6. In de taakbalk bevinden zich één of meerdere knoppen. Geheel rechts bevindt zich altijd de “Help-knop”, met toegang tot een gerichte uitleg. Daarvoor kunt u de “Print-knop” tegenkomen, voor het maken van een werkblad. En als een leerling in het eindspel zit, wordt de “Topscoreknop” toegevoegd aan de taakbalk.
Begintoets
Een begintoets bepaalt het niveau van de leerling. Er moeten tien woorden getypt worden. Bij een score van 80% of meer gaan we er van uit dat de leerling het getoetste spellingprobleem voldoende beheerst en hoeft er niet verder geoefend te worden. De leerling gaat dan direct door naar de volgende categorie. Bij een score van minder dan 80% gaan we er van uit dat de leerilng extra oefenstof nodig heeft. Na het afsluiten van de begintoets staat deze oefenstof dan ook direct klaar. De toets werkt als volgt: Selecteer in het menuscherm je naam en klik op de knop “Begintoets”. Na een inleidend praatje komt de leerling terecht in bovenstaand scherm. De toets bevat 10 zinnen. Zie bijlage 2 voor een inhoudelijke beschrijving van de toets. 1. Selecteer een kaartje. a. Klik op een van de kaartjes. Dit kaartje verdwijnt en komt tevoorschijn op het panel onder de tien plaatjes. b. Bij dit plaatje moet de leerling het juiste woord typen. Klik op de luidspreker onder het plaatje om het dicteewoord nogmaals te beluisteren. 2. Typ hier het woord in en druk op Enter. 3. Het dicteewoord wordt altijd aangeboden i.c.m. met een zin. De zin kan nogmaals beluisterd worden. Klik dan op de luidspreker voor de zin.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 6
4. Een getypt woord komt weer op een kaartje bovenin het scherm te staan. De leerling kan een nieuw kaartje uitzoeken, of het eerder gemaakte kaartje nog eens aanklikken. Op die manier kan de leerling een geconstateerde fout zelf nog even verbeteren. Als alle woorden getypt zijn, kan de leerling altijd nog een of meerdere woorden verbeteren. Klik uiteindelijk op de knop “Nakijken”. De toets wordt dan nagekeken en de leerling krijgt het resultaat direct te horen. Instructie
Na het behalen van een onvoldoende resultaat bij de begintoets is het dus wenselijk dat de leerling eerst tekst en uitleg krijgt bij dit specifieke spellingprobleem. Dat gebeurt in de opdracht “Instructie”. Deze instructie wordt gegeven door “meester Ben”. In een drietal rondes worden telkens vijf woorden aangeboden, waarbij meester Ben vertelt waar hier het specifieke spellingprobleem zit en hoe je hier mee om moet gaan. 1. De instructie van meester Ben verschijnt op het scherm, maar wordt ook uitgesproken. Herhaal de instructie door op de luidspreker te klikken. 2. Bovenaan zien we de vijf te behandelen woorden. In het voorbeeld heeft Rody al bij vier woorden het woord correct ingevoerd en is nu bezig met het woord “grijs”. Klik op de luidspreker om dit woord nogmaals te beluisteren. 3. Typ het woord zonder fouten in. De leerling krijgt direct hulp tijdens het typen. a. Puntjes in het invoervak laten zien hoeveel letters er nog getypt moeten worden. b. Je kunt alleen maar letters invoeren die ook in het woord zitten. c. Een correcte letter, maar op een verkeerde positie, wordt direct gemarkeerd en kan verbeterd worden. d. De letters staan ook in knopjes onder de zin. Klik op de knopjes om het woord te maken. De gehele instructie is zo opgezet, dat de leerling eigenlijk geen fouten kan maken. Hierdoor wordt de focus direct goed gericht op het te behandelen spellingprobleem en heeft de leerling – na het maken van een onvoldoende begintoets – gelijk al één opdracht goed afgerond.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 7
Na het afronden van de opdracht “Instructie” kan de leerling doorgaan met de volgende opdracht. De instructie is echter altijd nog steeds beschikbaar en kan op ieder gewenst moment nog eens beluisterd en beoefend worden. Opdrachten De module Weetwoorden bestaat uit een tiental categorieën. Bij drie van deze categorieën gaan we iets anders met de opdrachten om: Categorie 1 – ei / ij: leer de woorden met de klank “ei” uit je hoofd. Bij de toets en bij instructie komen de “ij”-woorden nog wel aan bod, daarna richten we ons volledig op de “ei”-woorden. Categorie 5 – ou / au: leer de woorden met de klank “ou” uit je hoofd. Bij de toets en bij instructie komen de “au”-woorden nog wel aan bod, daarna richten we ons volledig op de “ou”-woorden. Categorie 6 – ouw / auw: leer de woorden met de klank “ouw” uit je hoofd. Bij de toets en bij instructie komen de “auw”-woorden nog wel aan bod, daarna richten we ons volledig op de “ouw”-woorden. Aangepaste oefenstof voor deze drie categorieën vind je terug in de opdrachten “verhaalkaartjes” (oefenen met de woorden in de vorm van een rijmend verhaaltje) en “klinkerklever” (benadrukken van de gebruikte klinkers in het woord). Deze twee opdrachten worden hieronder als eerste besproken, daarna volgt een overzicht van de vijf standaard-opdrachten.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 8
Aangepaste opdracht 1: Verhaalkaartjes Deze opdracht wordt gebruikt bij de categorieën 1 (ei/ij), 5 (ou/au) en 6 (ouw/auw), en vervangt daarmee de opdracht “Plaatje praatje”. We nemen categorie 1 (ei/ij) als voorbeeld. De leerling heeft dan vijf kaartjes tot zijn beschikking en maakt daar (1) eerst een keuze in. Ieder kaartje bevat een eigen (rijmend) verhaaltje, waarin de woorden van deze categorie aangeboden worden. Na het afronden van zo’n kaartje komt de leerling weer terug in dit scherm en kan daar een nieuwe keuze maken. Het eerder gemaakte kaartje (2) is nu gekleurd weergegeven, ten teken dat deze dus al behandeld is.
De leerling heeft in het eerste scherm het kaartje “Een geit in het weiland” gekozen. 1. Het kaartje wordt vergroot weergegeven, de titel van het kaartje staat bovenaan. 2. Ieder verhaaltje bestaat uit vier zinnen, met in iedere zin minimaal één categorie-woord. 3. Zo’n categoriewoord moet de leerling typen. De actieve zin wordt dan even uitgelicht. Als er fouten gemaakt worden, komt automatisch de typhulp tevoorschijn. Als het woord goed is ingevoerd, komt de complete zin op het kaartje te staan. 4. Het in te voeren woord wordt ook aangeboden in de vorm van een afbeelding. Klik op de luidspreker om het woord te beluisteren. 5. Als alle vier zinnen gemaakt zijn, verschijnt op deze plaats een leuke afbeelding, die het verhaaltje als het ware samenvat. Deze afbeelding veschijnt later weer in het eerste scherm, waar de leerling een keuze kan maken uit de beschikbare verhaalkaartjes.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 9
Aangepaste opdracht 2: De klinkerklevers Deze opdracht wordt gebruikt bij de categorieën 1 (ei/ij), 5 (ou/au) en 6 (ouw/auw), en vervangt daarmee de opdracht “Plaatje praatje”.
In deze drie categorieën staat het oefenen met woorden met een bepaalde klank centraal. Deze klank wordt in deze opdracht even afgedekt, zodat de leerling extra bewust moet nadenken over de juiste schrijfwijze van het woord. 1. Het woord staat op het bord. De klinkerklevertjes zitten op meerdere klinkers. Ze bewegen daar heen en weer en kunnen ook wegvliegen. Op die manier kan er telkens een stukje van het woord beter zichtbaar worden. 2. De leerling moet het woord in de aangeboden zin intypen. 3. De opdracht wordt gespeeld met 20 woorden. Deze worden in twee groepen van 10 woorden aangeboden. De woorden kan je aan de rechterkant zien. De leerling kan daar dus even kijken voor de juiste schrijfwijze van het woord. Woorden die al gedaan zijn, worden lichter gekleurd weergegeven, zodat direct duidelijk is welke woorden we nog moeten oefenen.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 10
Opdracht 1: Stickers plakken
In deze opdracht bieden we een flinke verzameling woorden aan, die een duidelijke overeenkomst met elkaar hebben. De leerling verkent op een eenvoudige manier deze verzameling woorden. 1. Pak het kaartje. Het bijbehorende woord wordt uitgesproken. Sleep het kaartje naar de juiste plaats. 2. In ons voorbeeld zal het plaatje van het woord “leider” naar het vakje met de tekst “de leider” gesleept moeten worden. Klik op de luidspreker om deze tekst uit te laten spreken. Laat het kaartje daar los. De sticker zal – bij een goed antwoord – op deze plaats “geplakt” worden. 3. Eenmaal vastgeplakt kan deze sticker niet meer verwijderd worden. Pak een volgend kaartje.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 11
Opdracht 2: Geheugenspel
De opdracht bestaat eigenlijk uit twee delen; in eerste instantie wordt een woord “geflitst” en moet de leerling het getoonde woord snel tot zich nemen. In tweede instantie moet dit woord ook nog eens foutloos getypt worden. 1. Het kind in het midden van de plaat houdt gedurende een korte tijd een bordje omhoog. Daar staat een woord op. Onthoud dit woord! Het bordje verdwijnt dan weer. 2. Ben je het woord vergeten? Klik dan op deze knop. Het kind toont dan een nieuw woord. 3. Als het woord niet meer zichtbaar is, verschijnt het vak waar je het woord kunt typen. Tijdens het typen verschijnt de knop met de luidspreker. Klik er op en je hoort wat je getypt hebt. Klik je tijdens het typen op de knop “woord vergeten”, dan verdwijnt dit vak weer en begin je opnieuw. 4. De opdracht wordt gespeeld met 20 woorden. Deze worden in twee groepen van 10 woorden aangeboden. De woorden kan je aan de rechterkant zien. De leerling kan daar dus even kijken voor de juiste schrijfwijze van het woord. Woorden die al gedaan zijn, worden lichter gekleurd weergegeven, zodat direct duidelijk is welke woorden we nog moeten oefenen.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 12
Opdracht 3: Het defecte digibord
We gaan verder oefenen met het schrijven van de woorden uit de categorie. In deze opdracht worden de woorden en afbeeldingen op het digibord getoond, maar deze is zogenaamd defect. Hij stoort wat. Hierdoor zien het woord en de afbeelding er vaak wat vreemd uit. Herstel het bord door een goed antwoord te geven. 1. Het woord staat op het digibord, maar beweegt alle kanten op. Je moet je dus even goed inspannen om het woord goed te kunnen lezen. 2. Bij het woord hoort een afbeelding. Doordat het digibord defect is, is de afbeelding wat vervormd. 3. Tijdens het typen verschijnt de knop met de luidspreker. Klik er op en je hoort wat je getypt hebt. 4. De opdracht wordt gespeeld met 20 woorden. Deze worden in twee groepen van 10 woorden aangeboden. De woorden kan je aan de rechterkant zien. De leerling kan daar dus even kijken voor de juiste schrijfwijze van het woord. Woorden die al gedaan zijn, worden lichter gekleurd weergegeven, zodat direct duidelijk is welke woorden we nog moeten oefenen.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 13
Opdracht 4: Plaatje praatje
Het correct typen van het woord staat in deze opdracht centraal. De leerling ziet nu alleen nog maar de afbeelding van het woord en zal het correcte woordbeeld uit het geheugen op moeten halen. Uiteraard zijn alle aangeboden woorden weer samengesteld rondom het zelfde spellingprobleem, zodat tijdens het typen daar telkens even mee geoefend wordt. 1. Zoek uit een serie van vier kaartjes één kaartje uit. Klik daar op. 2. Dit kaartje wordt nu in het bovenste vlak getoond. Klik op de luidspreker, dan wordt het woord uitgesproken. Je kunt nu nog een ander woord uitzoeken. Klik dan bij (1) gewoon op een ander kaartje. 3. Er wordt een zin getoond, waarin het te typen woord ontbreekt. Klik op de luidspreker om deze zin te beluisteren. 4. Typ het woord in het vak en druk op Enter. Als het woord goed getypt is, verschijnt het in de zin. Je kunt daarna weer een nieuw woord uitzoeken.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 14
Opdracht 5: Raad het woord
In deze opdracht gaat de leerling vijf minuten lang intensief oefenen met de woorden van de categorie. “Raad het woord” biedt de woorden in maximaal 10 rondjes van 10 woorden aan, zodat de leerling dan ook maximaal 100 woorden tegen kan komen. 1. Linksboven zie je de stopwatch. Deze houdt de tijd bij. Je begint met 300 seconden. Als de beschikbare tijd verstreken is, stopt de opdracht automatisch. 2. Op het bord zie je het woord staan. Per ronde van 10 woorden wordt het woord op een andere manier getoond (knipperend, bewegend, spiegelbeeld enz.). De leerling moet dus telkens goed kijken. 3. Klik op de knop met het juiste woord. Woorden die al gebruikt zijn in deze ronde, worden niet meer op een knop getoond. Je ziet dus duidelijk welke woorden nog gebruikt moeten worden. Na iedere ronde verschijnen weer nieuwe woorden. Per ronde verdient de leerling een zogenaamde “sleutel”. Spaar er zoveel mogelijk. Daar kan je aan het einde van het spel kluisjes mee openmaken. In sommige kluisjes zitten nog extra Robbiemuntjes verstopt!
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 15
Werkblad
Tijdens het werken met de opdrachten kan een leerling een werkblad afdrukken. Dit werkblad bevat extra oefenstof bij de categorie waarmee de leering bezig is. 1. Klik vanuit het menuscherm op de printbutton rechtsonder in de taakbalk. 2. Bepaal of er ook een antwoordblad geprint moet worden. 3. Klik op OK om te printen. Het werkblad wordt online samengesteld en dan naar uw printer gestuurd. Dit kan even duren. Laat het werkblad bij voorkeur pas maken als de leerling al diverse opdrachten in het programma heeft gemaakt. 4. Een kolom met 20 plaatjes. Onder vijf plaatjes staat nog geen woord. Deze moet de leerling zelf schrijven. Dat gebeurt bij opdracht 1. 5. Er zijn in totaal vier opdrachten, waarbij de leerling actief met de woorden en de 20 plaatjes bezig is. 6. De laatste opdracht kunt u zien als een extra opdracht: zoek tien woorden, deze zitten verstopt in een groot vak met letters.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 16
Eindtoets
In onze rondgang door de module Weetwoorden heeft Rody nu alle opdrachten met een goed resultaat afgerond. Hij kan een of meerdere opdrachten nog eens spelen, maar kan ook doorgaan naar de volgende opdracht; de eindtoets. De werking van de eindtoets is gelijk aan die van de begintoets. Deze wordt dan ook hier niet meer afzonderlijk besproken. 1. Klik op de knop “Eindtoets” en maak de toets. 2. Bij een goed resultaat schuift Rody door naar de volgende categorie en maakt daar een nieuwe begintoets. Bij een onvoldoende resultaat kan Rody nog eens oefenen met de eerder gemaakte opdrachten, om daarna de eindtoets nogmaals te maken. De eindtoets rondt dus het werken aan een bepaalde categorie af. Stap voor stap ga je op deze manier door de vier aanwezige categorieën heen. De ene keer heel snel, na het behalen van een goed resultaat bij de begintoets. De andere keer wat langzamer, omdat je alle opdrachten moest gaan maken na het behalen van een onvoldoende resultaat bij de begintoets.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 17
Van Dale: Woordenboek en Taalquiz De gebruikte woorden in deze module (zie bijlage 1) worden aangeboden i.c.m. met: een afbeelding, waarin het woord grafisch wordt uitgebeeld. spraak: in ieder geval door de computer gegenereerde spraak, maar waar nodig ook ingesproken (in ieder geval bij de woorden die in een toets gebruikt worden). een zin, waarin het woord in de juiste context geplaatst wordt. een woordenboekomschrijving van Van Dale. De diverse taalmodules van het Schoolpakket maken gebruik van de digitale woordenboeken van Van Dale. In het programma Spelwerk Op Maat maken we gebruik van de Juniorversie van dit woordenboek. Deze versie laat namelijk in de omschrijving – waar mogelijk – het woord zien, zodat het woord ook dan weer in een goede context geplaatst wordt. De leerlingen oefenen dus niet alleen met de spelling van het woord, maar vergroten ook direct hun woordenschat. De koppeling met het Van Dale Junior-woordenboek vindt u op twee manieren terug in het programma: 1. Woordenboek 2. Van Dale Taalquiz Woordenboek Het woordenboek vindt u terug in alle opdrachten, met uitzondering van de begin- en eindtoetsen. Het woordenboek staat altijd klaar, met informatie bij het actieve woord in de opdracht. Stel dat de leerling het woord “zeil” moet typen, of moet zoeken in een serie van plaatjes… het woordenboek zal dan informatie tonen bij het woord “zeil”. Gebruik het woordenboek om je woordenschat te vergroten, maar ook om het gevraagde woord in de opdracht te kunnen achterhalen en naar de schrijfwijze van dit woord te kunnen kijken.
1. Klik in de taakbalk op de knop voor het woordenboek. Deze bevindt zich links van de HOMknop (Hulp Op Maat, met gerichte uitleg bij de actieve opdracht). Een nieuw scherm Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 18
verschijnt. Dit scherm valt over de opdracht heen. De opdracht is dan tijdelijk niet beschikbaar. 2. Bovenin het scherm van het woordenboek vindt u de elementen bij het woord zoals u deze ook in de opdracht tegen kunt komen: afbeelding, woord (met lidwoord) en een voorbeeldzin. Klik op de luidspreker om het woord te laten uitspreken. 3. Het woord kan een of meerdere betekenissen hebben. De eerste betekenis past het best bij onze afbeelding en voorbeeldzin. In de tweede betekenis leert de leerling dat het woord ook op een andere manier toegepast kan worden. 4. Klik op de OK-knop om dit scherm weer te verlaten. De leerling kan dan weer verder werken met de opdracht en zal (in ons voorbeeld) daar dan dus iets moeten doen met het woord “zeil”. Van Dale Taalquiz Na het doorlopen van alle categorieën, kan de leerling altijd in deze module het “eindspel “ spelen. Door de gehele oefenstof van Spelwerk Op Maat hebben we gekozen voor de “Van Dale Taalquiz”; een spel waarin we woorden pakken uit alle behandelde categorieën en waarbij de leerling nu op zoek gaat naar de betekenis van het woord.
In het menuscherm ziet de leerling de volgende onderdelen: 1. Linksonder zie je dat je alle categorieën met een goed resultaat doorlopen hebt. Je bent nu bij de categorie “eindspel”. 2. Klik op de knop “Van Dale Taalquiz” om de quiz te kunnen spelen. 3. In de quiz kan je sterren verdienen. Hoe meer sterren, hoe beter je de quiz(zen) gespeeld hebt. Hier zie je hoeveel sterren je in totaal al verdiend hebt. 4. Wil je eens inzien hoe jouw klasgenootjes gepresteerd hebben? Klik dan op de knop voor de topscorelijst.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 19
De quiz werkt als volgt: 1. Tom en Tamira kijken naar een panel, waarop een zin staat. Dit is de Van Dale omschrijving van het woord. In deze zin is het woord weggelaten. Welk woord past nu bij deze omschrijving? 2. Het gaat in dit voorbeeld om het woord “echo”. Klik op dit plaatje. De zin wordt dan verder afgemaakt, op de plaats van het vraagteken verschijnt de afbeelding bij “echo” en het kaartje van “echo” verandert in een ster. 3. Hier zie je al wat sterren staan. Deze woorden had je dus goed. 4. Bij een fout antwoord verschijnt een kruis. Dit woord verdwijnt dan ook en kan je niet meer spelen. Het kan dus nooit meer een ster worden. Je haalt dus minimaal 1 ster en maximaal 20 sterren per quiz. Deze worden bij jouw totaal aantal sterren opgeteld. Sommige omschrijvingen zijn best wel lastig en vragen wel wat denkwerk. Logisch dat er dan wel eens een foutje gemaakt wordt. Na iedere fout tonen we dan ook direct het juiste antwoord, zodat je op die manier altijd maar één ster verspeeld hebt.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 20
Bijlage 1: woordpakketten Categorie 1: woorden met ei, ij Pakket 1: woorden met ei mei kei klei plein geheim klein geit meid allebei prei terrein pleister weinig feit paleis leider eind veilig Aanvullend bij pakket 1: woorden met ij fijn pijp vijf tijger cijfer blij tijd bijna vijand lijn prijs vrij spijker bedrijf lijm rijst woestijn bewijs
35 woorden wei eigen meisje aardbei zeil eiland steil peil eindelijk
ei reis trein karwei afscheid weiland hei keizer
36 woorden rijk ijzer dijk ontbijt grijs gelijk vijver gordijn wedstrijd
ijs partij lijf leeftijd bijl glijbaan spijt konijn bij
Pakket 2: woorden met ch pech toch lachen kachel echo juichen lach giechelen
14 woorden ach och kuchen
lichaam zich glimlach
Aanvullend bij pakket 2: woorden met g big mug vroeg weg vlag vraag
10 woorden vlug brug
rug dag
29 woorden flink hoofd fout tafel foto fijn schrift
fors telefoon fabriek fles bruiloft fluit olifant
Categorie 2: woorden met ch
Categorie 3: woorden met f Pakket 3: woorden met f fruit fel fraai zelfs fee film februari helft fris feest koffie fiets flauw figuur
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 21
deftig Aanvullend bij pakket 3: woorden met v vent vraag vloer vroeg vuist vaak
12 woorden vlag vis vaas
vlug vals vuil
Categorie 4: woorden met z Pakket 4: woorden met z zeep zwaar zolder zilver zalf ziek zaag zwaard zeven zoet zes zand zwak zelfs zweet zucht zeef zus
34 woorden zeil zadel zwart zondag zon zonder zak zeker
zeer zaal zacht zuiver zoon zwembad zout zorg
10 woorden straat stem
stank slang
Pakket 5: woorden met ou fout hout stout goud kous koud zout ouderwets oud
17 woorden verkouden inhoud oerwoud kabouter
schouder jou houden nou
Aanvullend bij pakket 5: woorden met au saus pauze augustus automaat
8 woorden paus applaus
auto au
14 woorden juffrouw schouwburg vouw
trouwens mouw vertrouwen
Aanvullend bij pakket 4: woorden met s slim storm spin sloot spons som
Categorie 5: woorden met ou
Categorie 6: woorden met ouw Pakket 6: woorden met ouw touw trouw bouw gebouw vrouw jouw mevrouw trouwen
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 22
Aanvullend bij pakket 6: woorden met auw pauw blauw grauw klauw gauw flauw nauw
13 woorden snauw wenkbrauw benauwd
nauwkeurig miauw kabeljauw
38 woorden familie olifant kilo juli idee kapitein kwaliteit piano politie
diamant televisie figuur minister direct diploma kampioen kantine materiaal
Categorie 7: woorden met i (als ie) Pakket 7: woorden met i (als ie) minuut artikel bioscoop sigaar juni pistool rivier titel klimaat benzine prima kapitaal piloot sinaasappel visite station februari pagina machine gitaar Aanvullend bij pakket 7: woorden met ie fietsen ziekenhuis fantasie kietelen dief riet
10 woorden wiebelen wielen
griep diepte
Categorie 8: woorden met c (als k) en c (als s) Pakket 8: woorden met c (als k) clown seconde compliment club directeur cursus actie chocola compleet risico conducteur direct controle dictee
26 woorden microscoop bioscoop speculaas contract cola collega
acrobaat circus contact reclame concert cassis
Aanvullend bij pakket 8: woorden met k gebak broek kabouter koffie
8 woorden vork dakpan
bakker zakdoek
Pakket 9: woorden met c als s cent december provincie cirkel concert hyacint precies centrum centimeter proces medicijn citroen
22 woorden cijfer centraal narcis oceaan circus
recept officier cement lucifer cel
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 23
Aanvullend bij pakket 9: woorden met s mes steen sok Som
6 woorden samen
super
Pakket 10: woorden met th thee methode thermoskan thuis thermostaat theepot theorie theedoek sympathiek thermometer
18 woorden marathon thema thans theater
discotheek bibliotheek katholiek apotheek
Aanvullend bij pakket 10: woorden met t tennis meteen tegen telefoon terug toneel tuin tube
15 woorden vertalen televisie tegel tomaat
Categorie 9: woorden met th
tussen natuur teek
Categorie 10: woorden met ch (als sj), g (als zj) Pakket 11: woorden met ch (als sj) chef machinist charmant machine chimpansee chauffeur
10 woorden chips chic
chocola champagne
Pakket 12: woorden met g (als zj) manege bagage horloge etage garage rage
10 woorden energie etalage
stage lekkage
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 24
Bijlage 2: Begin- en eindtoetsen Weetwoorden Begintoets woorden ei (5) en ij (5) 1. Klein Mijn zusje is nog heel klein. 2. Zeil De wind blaast in het zeil van onze boot. 3. Trein De trein vertrekt precies op tijd. 4. Geit De geit eet van de blaadjes. 5. Reis Wij maken een mooie reis door de bergen. 6. Bijl Papa hakt de boom om met de bijl. 7. Prijs Onze klas wint de eerste prijs. 8. Rijk De man is heel erg rijk. 9. Lijm Met lijm zet ik de auto in elkaar. 10. Pijn Ik heb pijn aan mijn voet. Eindtoets woorden ei (5) en ij (5) 11. Prei Mama snijdt prei voor in de soep. 12. Klei Op school speel ik met de klei. 13. Paleis De koningin woont in een mooi paleis. 14. Geheim Jaap en ik hebben samen een geheim. 15. Plein Wij spelen op het plein. 16. Bij De bij vliegt naar de bloem. 17. Vrij In de vakantie ben je vrij. 18. Tijd Ik heb Jos een hele tijd niet gezien. 19. Grijs Het haar van mijn opa is grijs. 20. Lijn Ik trek een lijn met mijn pen. Begintoets woorden ch (5) en g (5) 1. Pech Wij hebben pech met de auto. 2. Toch Ik ben jarig, maar moet toch vroeg naar bed. 3. Kachel De kat ligt lekker bij de kachel te slapen. 4. Zich Hij wast zich bij de wasbak. 5. Lach Hij schiet in de lach. 6. Mug De mug steekt in mijn arm. 7. Rug Ik draag mijn tas op mijn rug. 8. Weg De auto rijdt over de weg. 9. Brug Ik loop over de brug naar de overkant. 10. Vlag Als het feest is, hangt papa de vlag uit. Eindtoets woorden ch (5) en g (5) 11. Pech Wij hebben pech met de auto. 12. Toch Ik ben jarig, maar moet toch vroeg naar bed. 13. Zich Hij wast zich bij de wasbak. 14. Lichaam Aan je lichaam zitten armen en benen. 15. Lachen De toeschouwers lachen om de grapjes. 16. Vlug Ik ga vlug naar school. 17. Vraag Dat is een heel goede vraag. 18. Vroeg Ik sta heel vroeg op. 19. Big De big is lief. 20. Dag Welke dag is het vandaag?
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 25
Begintoets woorden f (5) en v (5) 1. Fee Ik mag een wens doen van de fee. 2. Fles In de fles zit wijn. 3. Fris Het is erg fris buiten. 4. Feest Als ik jarig ben dan geef ik een groot feest. 5. Fiets Ik ga op de fiets naar school. 6. Vals Die hond is vals. 7. Vuil De mannen halen het vuil op. 8. Vaak Ik ga vaak naar het zwembad. 9. Vis In de sloot zwemt een vis. 10. Vlug Ik ga vlug naar school. Eindtoets woorden f (5) en v (5) 11. Fluit Ik speel op mijn fluit. 12. Film Ik kijk naar een mooie film op de televisie. 13. Foto Mama maakt een foto van ons. 14. Fout Ik heb één fout in mijn rekenwerk. 15. Fruit Fruit is erg gezond. 16. Vraag Dat is een heel goede vraag. 17. Vlag Als het feest is, hangt papa de vlag uit. 18. Vroeg Ik sta heel vroeg op. 19. Vuist Stompen doe je met je vuist. 20. Vaas Mama zet de bloemen in de vaas. Begintoets woorden z (5) en s (5) 1. Ziek Ik ben ziek en blijf vandaag in bed. 2. Zwart Tijdens het onweer is de lucht helemaal zwart. 3. Zaag De timmerman pakt zijn zaag en hamer. 4. Zand De kinderen spelen lekker in het zand. 5. Zout Ik doe wat zout over mijn eten. 6. Slim Een vos is erg slim. 7. Som Ik reken de som uit. 8. Straat Ik woon in een lange straat. 9. Stem De zanger heeft een mooie stem. 10. Spons Mama maakt de ramen schoon met een spons. Eindtoets woorden z (5) en s (5) 11. Zwaar De koffer is erg zwaar. 12. Zoon Mijn buurvrouw heeft een zoon van acht jaar. 13. Zweet Ik ren zo hard dat ik zweet 14. Zeep Ik was me met water en zeep. 15. Zadel Papa zet het zadel van Eva's fiets hoger. 16. Storm Er is een harde storm op zee. 17. Spin De spin vangt een vlieg in zijn web. 18. Stank Er komt een stank uit de emmer. 19. Slang Die slang is giftig. 20. Sloot Er zwemmen twee eenden in de sloot. Begintoets woorden ou (5) en au (5) 1. Fout Ik heb één fout in mijn rekenwerk. 2. Hout De tafel is van hout. 3. Goud De ring is van goud. Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 26
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Koud Oud Saus Pauze Auto Au Paus
Het is heel koud buiten. Mijn opa is al heel oud. Vandaag eten we rijst met een lekkere saus. In de pauze spelen we op het schoolplein. Wij gaan met de auto naar de stad. Au, dat doet pijn. De paus houdt een toespraak op televisie.
Eindtoets woorden ou (5) en au (5) 11. Kou De man loopt te rillen van de kou. 12. Zout Ik doe wat zout over mijn eten. 13. Kous Er zit een gat in mijn kous. 14. Schouder Op de schouder van de man zit een aapje. 15. Stout Mijn kleine broertje is erg stout. 16. au Au, dat doet pijn. 17. Saus Vandaag eten we rijst met een lekkere saus. 18. Auto Wij gaan met de auto naar de stad. 19. Paus De paus houdt een toespraak op televisie. 20. Pauze In de pauze spelen we op het schoolplein. Begintoets woorden ouw (5) auw (5) 1. Touw De zak is met een touw dichtgebonden. 2. Mouw Er zit een vlek op je mouw 3. Vrouw De vrouw van meester Jaap is ziek. 4. Vouw Er zit een vouw in het papier. 5. Bouw Mijn buurman werkt in de bouw. 6. Pauw Bij de kinderboerderij loopt een mooie pauw. 7. Blauw De lucht is blauw, het is mooi weer. 8. Klauw De tijger slaat met zijn klauw naar de prooi. 9. Gauw Mijn neefje komt gauw bij ons logeren 10. Flauw Ik vind die grap erg flauw. Eindtoets woorden ouw (5) auw (5) 11. Trouw De hond is erg trouw. 12. Gebouw Het stadhuis is een oud gebouw. 13. Touw De zak is met een touw dichtgebonden. 14. Vrouw De vrouw van meester Jaap is ziek. 15. Mouw Er zit een vlek op je mouw. 16. Gauw Mijn neefje komt gauw bij ons logere 17. Nauw De pijpen van die broek zijn erg nauw 18. Pauw Bij de kinderboerderij loopt een mooie pauw. 19. Blauw De lucht is blauw, het is mooi weer. 20. Benauwd Het is benauwd in de klas, daarom zet juf een raam open. Begintoets woorden i (5) en ie (5) 1. Minuut Over één minuut gaan we naar huis. 2. Titel Wat is de titel van dat boek? 3. Idee Opeens krijgt Jos een goed idee. 4. Prima We hebben een prima vakantie gehad. 5. Piloot De piloot maakt vaart om op te stijgen. 6. Fietsen De fietsen staan in de schuur. 7. Dieven De dieven lopen met een zak op hun rug. Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 27
8. Wielen 9. Tienen 10. Griep
Elke auto heeft vier wielen. Het slimme kind had twee tienen op het rapport. Papa heeft de griep.
Eindtoets woorden i (5) en ie (5) 11. Sigaar Opa steekt een sigaar op. 12. Rivier We varen met de boot op de rivier. 13. Kilo Mama koopt een kilo gehakt bij de slager. 14. Gitaar Mijn broer speelt vaak op de gitaar. 15. Figuur We moeten een figuur van klei maken. 16. Diepte Wat is de diepte van dit zwembad? 17. Vieren De supporters vieren het kampioenschap. 18. Mieren De mieren werkt hard. 19. Wielen Elke auto heeft vier wielen. 20. Griep Papa heeft de griep. Begintoets woorden c als k (5) en c als s (5) 1. Seconde De tegenstander is net één seconde sneller. 2. Dictee Vanmiddag hebben we een dictee. 3. Compleet De puzzel is niet meer compleet. 4. Dakpan Door de storm is een dakpan van het dak gewaaid. 5. Broek Mijn broek is stuk. 6. Cent Dit ijsje kost vijftig cent. 7. Cijfer Welk cijfer komt er na de acht? 8. Cel De gevangene mag even uit de cel. 9. Samen Marieke en Eveline zitten samen te tekenen. 10. Som Ik reken de som uit. Eindtoets woorden c als k (5) en c als s (5) 11. Cola Mama schenkt een glas cola voor ons in. 12. Direct Ik wil graag dat je direct hierheen komt. 13. Seconde De tegenstander is net één seconde sneller. 14. Vork Ik eet mijn bord leeg met mes en vork. 15. Zakdoek Ik snuit mijn neus in mijn zakdoek. 16. Citroen Ik pers een citroen uit. 17. Cement De metselaar gebruikt veel cement 18. Precies Ik heb precies genoeg geld om dat boek te kopen 19. Steen Het huis is gebouwd van steen. 20. Sok De sok zit aan mijn voet. Begintoets woorden th (5) en t (5) 1. Thuis Ik blijf vandaag een dagje thuis. 2. Thema Aan welk thema werken jullie op school? 3. Methode Weet jij een handige methode om een deur te verven? 4. Thee Mama zet een lekker kopje thee. 5. Theorie Mama leert autorijden. Ze is al voor de theorie geslaagd. 6. Tegen Hij stemt tegen het voorstel van de voorzitter. 7. Meteen Tom ging vanuit school meteen naar huis. 8. Toneel Sjors staat voor het eerst op het toneel. 9. Terug Ik ga naar Amsterdam en weer terug naar Den Haag. 10. Tennis Elke zaterdag speel ik tennis.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 28
Eindtoets woorden th (5) en t (5) 11. Thermometer De thermometer geeft tien graden aan. 12. Theedoek Ik droog de kopjes af met de theedoek. 13. Thuis Ik blijf vandaag een dagje thuis. 14. Katholiek Onze buren zijn katholiek. 15. Thema Aan welk thema werken jullie op school? 16. Tegel Er zit een tegel los in de badkamer. 17. Tomaat Mama doet een tomaat door de sla. 18. Tussen Marjan zit tussen Jacob en Iwan in. 19. Natuur We moeten zuinig omgaan met onze natuur. 20. Tuin Er staat een grote boom in onze tuin. Begintoets woorden ch als sj (5) en g als zj (5) 1. Chef De chef roept al het personeel bij zich. 2. Chocola Van Sinterklaas krijgt Anke een letter van chocola. 3. Machine In de fabriek vult de machine de flessen met melk. 4. Charmant Die man is erg charmant. 5. Chips Joris trakteert op chips als hij jarig is. 6. Garage Papa zet de auto in de garage. 7. Bagage We nemen onze bagage mee de trein in. 8. Horloge Britt kijkt op haar horloge om te zien hoe laat het is. 9. Etalage Er hangt een mooie trui in de etalage. 10. Energie Na de wedstrijd heeft Alex geen energie meer. Eindtoets woorden ch als sj (5) en g als zj (5) 11. Charmant Die man is erg charmant. 12. Chaos Door sneeuw is het een chaos op de weg. 13. Chips Joris trakteert op chips als hij jarig is. 14. Chef De chef roept al het personeel bij zich. 15. Chauffeur De chauffeur stopt bij de bushalte. 16. Etage Jaap woont op de derde etage. 17. Lekkage Wij hebben lekkage in de badkamer. 18. Manege Kim gaat naar de manege voor paardrijles. 19. Stage Mijn zus loopt stage bij ons op school. 20. Horloge Britt kijkt op haar horloge om te zien hoe laat het is.
Spelwerk Op Maat - Weetwoorden 29