Softstarter Solstart Plus 31 - 170 A 400 - 480 - 600 V
Esco Drives&Automation n.v./ s.a. Instruktie- en gebruikshandleiding Versie 2007-12NL
Pagina 1
Kouterveld Culliganlaan,3 B 1831 Diegem Tel +32 2 717 64 30 Fax : +32 2 717 64 31 e-mail :
[email protected] web site : www.esco-da.be
INHOUDSTAFEL 1. TECHNISCHE GEGEVENS............................................................... 4 1.1
Inleiding ............................................................................................................................... 4
1.2
Types ................................................................................................................................... 4
1.3
Keuze van softstarter........................................................................................................... 5
1.4
Bypass kontaktor geïntegreerd............................................................................................ 6
1.5
Beveiligingen van de softstarter .......................................................................................... 6
1.6
Keuzetabel voor verschillende voedingsspanningen ......................................................... 8
2. Aanbevolen aansluitschema’s ...................................................... 10 3. Afmetingen ..................................................................................... 12 4. Installatie ........................................................................................ 13 4.1
Voor installatie ................................................................................................................... 13
4.2
Montage ............................................................................................................................ 14
4.3
Omgevingstemperatuur en thermische dissipatie ............................................................. 14
5. Bedieningsklavier .......................................................................... 15 5.1
Instelling van de potentiometers........................................................................................ 16
5.2
Signalisatie LED’S ............................................................................................................. 17
6. Startprocedure ............................................................................... 18 6.1
Standaard startprocedure .................................................................................................. 18
6.2
Voorbeelden van aanloopcurves ....................................................................................... 18
7. FOUTEN .......................................................................................... 19 8. TECHNISCHE SPECIFICATIES ...................................................... 20
Pagina 2
Veiligheid Lees aandachtig deze handleiding vooraleer de softstarter in dienst te stellen en pas de hierna vermeldde instructies toe. De installatie, het gebruik en het onderhoud dient conform deze handleiding uitgevoerd te worden, volgens de nationaal geldende reglementen en « volgens de regels van de kunst ». Elke installatie of gebruik, niet strikt beantwoordend aan deze instrukties, heft de garantie van de fabrikant op.Desaktiveer de veiligheid (kontaktor of smeltveiligheid) vooraleer een ingreep te doen op de softstarter en/of de motor.Tijdens het transport kan de verpakking van de softstarter mogelijk ruw behandeld zijn. Daarom is het aangeraden om de softstarter eerst onder spanning te plaatsen en te testen vooraleer deze te gebruiken, samen met een motor.
Opgelet Dit produkt is ontworpen, conform de norm IEC947-4-2, omvattend de uitrustingen van klasse A. De Solstart Plus is ontworpen conform de UL vereisten. Het gebruik van dit toestel in huiselijke omgeving kan mogelijk radiostoringen veroorzaken, wat de gebruiker mogelijk verplicht om zijn heil te zoeken in de toepassing van bijkomende ontstoring. Kategorie van gebruik : AC-53a of AC-53b, Vorm 1 Voor elke bijkomende informatie, konsulteer de technische fiche.
Waarschuwingen Wanneer de Solstart Plus aangesloten is op de voeding, is de voedingsspanning aanwezig op de interne komponenten en PCB’s. Deze spanning is hoogst gevaarlijk en kan leiden tot de dood of ernstige kwetsuren in geval van kontakt. Wanneer de Solstart Plus aangesloten is op de voeding, kan de volledige spanning aanwezig zijn op de uitgang van de sofstarter, zowel de aansluitklemmen van de motor, zelfs indien de stuurspanning onderbroken is en de motor gestopt Teneinde een goede werking en beveiliging te garanderen en om elke beschadiging te vermijden, dient de softstarter met de aarde verbonden worden. Verifieer dat geen condensatoren ter verbetering van de cos Phi, aangesloten zijn op de uitgang van de softstarter. Verifieer dat voedingskabel en motorkabel op de juiste manier aangesloten zijn. Wissel deze niet om.
Wij reserveren het recht om verbeteringen of wijzigingen aan het toestel uit te voeren zonder voorafgaande verwittiging.
Pagina 3
1. TECHNISCHE GEGEVENS 1.1
Inleiding
De Solstart Plus elektronische softstarter bevat 4 thyristoren (gekontroleerd in 2 fasen) teneinde een 3-phasige kooianker induktiemotor te starten. Door te zorgen voor het gekontroleerd aanlopen van de spanning richting de motor, wordt gezorgd voor een geleidelijke en traploze versnelling van de motor naar nominaal toerental, met minimale stroomafname. Een softstop kan eveneens toegepast worden door de Uitloop potentiometer in te stellen. Bij een stopsignaal zal de spanning op de motor geleidelijk en traploos naar 0 Volt gebracht worden. De Solstart Plus bevat een interne beveiliging tegen overbelasting van de motor, verlies van fase en onderspanning, welke aktief blijven na het sluiten van de geïntegreerde bypass. De Soltstart Plus bevat tevens een interne beveiliging teneinde oververhitting van de heatsinks te voorkomen (vb. bij te frekwent starten). 1.2
Types
Types :
Type van softstarter FLC [A] Solstart Plus 31 Solstart Plus 44 Solstart Plus 58 Solstart Plus 72 Solstart Plus 85 Solstart Plus 105 Solstart Plus 145 Solstart Plus 170
FLC Softstarter [A]
Relais Einde van Acceleratie (EOA)
Relais Fout
Behuizing Aluminium
Montage op DIN Rail
-
√
√
O
-
√
√
O
31
65x190x114
44
65x190x114
58
120x265x121
√
√
√
72
120x265x121
√
√
√
85
120x265x121
√
√
√
105
120x265x121
√
√
√
145
129x275x182
√
√
√
170
129x275x182
√
√
√
Nota : √ : aanwezig O : Optioneel - : niet aanwezig
Pagina 4
Afmetingen Breedte x Hoogte x Lengte [mm]
-
1.3
Keuze van softstarter
Selecteer de softstarter in funktie van de nominale stroom van de motor onder vollast (FLA) – zoals vermeld op het kentekenplaatje van de motor (zelfs indien de motor niet vol belast wordt). De Solstart Plus is ontworpen om te werken onder volgende maximale kondities : Voor een maximale omgevingstemperatuur. : Startstroom 300 % van de nominale stroom (FLC) 350 % van de nominale stroom (FLC) 400 % van de nominale stroom (FLC)
40° C Maximale tijd voor 1 start 15 sec 10 sec 5 sec
Maximaal aantal starts/uur : 4 aan maximale kondities Tot 10 starts/uur bij gereduceerde belasting. Nota : Voor heel frekwente starts dient de aanloopstroom als FLC (Full Load Current van de softstarter) beschouwd te worden. Beschrijving van de aansluitklemmen Voedingsspanning (klemmen L1 L2 L3) De softstarter is beschikbaar in 4 spanningsniveaus ( bij bestelling te vermelden) : 208V, 400V, 480V en 600V Spanning 208V
Tolerantie 208V-10% tot 220V+15%
400V
400V-10% tot 400V+15 %
480V
480V-10% tot 480V+15 %
600V
600V-10% tot 660V+15%
Klemmen 1 – 2
Stuurspanning
De Solstart Plus bevat een een universele voeding voor DC en AC stuurspanning. Een spanning van 110-230V, 50/60 Hz of 110-230VDC (+10%,-15%) is vereist om het elektronisch circuit en de geïntegreerde bypass te voeden. Deze spanning mag afkomstig zijn van een voeding, al dan niet verbonden met de massa. Klemmen 3 – 4
Softstart van de motor
Plaats spanning (gelijkwaardig met de stuurspanning) op de klemmen 3 en 4 om de motor te starten. Om de motor te stoppen, verbreek de spanning op klemmen 3 en 4. De motor zal soft stoppen indien de deceleratietijd op een waarde, verschillend van 0 sec, geregeld is.
Pagina 5
Klemmen 5 – 6 Einde acceleratie (Normaal Open kontakt) (Enkel beschikbaar vanaf Solstart Plus 58 en hoger) Potentiaalvrij kontakt, 8 A / 250 VAC, 1800 VA max. Het kontakt sluit zich na het verstrijken van de via de potentiometer ingestelde aanlooptijd. Het kontakt opent zich bij een stopsignaal, bij foutkonditie, bij spanningsonderbreking en/of bij het begin van een soft stop. U kan dit kontakt bijvoorbeeld gebruiken voor : Aktivatie van een klep zodra een compressor of pomp zijn nominale snelheid bereikt heeft. Beladen van een transportband zodra de aandrijfmotor zijn nominale snelheid bereikt heeft.
Klemmen 7 – 8
Foutmelding (Normaal Open kontakt)
Potentiaalvrij kontakt, 8 A / 250 VAC, 1800 VA max (voor versie Solstart Plus 58 en hoger) Potentiaalvrij kontakt, 4 A / 250 VAC, 1350 VA max (voor versie Solstart Plus tot 44) Dit kontakt sluit zich bij een fout en opent zich nadat de fout verwijderd is en een reset van de softstarter gegeven is. Wanneer de stuurspanning onderbroken wordt, opent dit kontakt zich. 1.4
Bypass kontaktor geïntegreerd
Dankzij de 2 geïntegreerde bypass kontaktoren wordt enkel tijdens het starten van de motor de stroom via de Thyristoren gestuurd. Eénmaal de motor gestart is en nominale snelheid bereikt heeft, sluiten de bypass kontaktoren en wordt de motorstroom via het bypass circuit geleid. Op deze wijze wordt de levensduur van de softstarter verhoogd en de afmetingen minimaal gehouden. Bij een stopsignaal of in geval van fout, openen de bypass kontaktoren zich en de motor wordt gestopt. Wanneer de potentiometer voor het uitlopen ingesteld is op een bepaalde waarde, zullen de bypass kontaktoren, bij een stopsignaal, openen en wordt de motorstroom via de Thyristoren geleid waarbij de spanning naar de motor afgebouwd word tot 0 volt volgens deze instelling. 1.5
Beveiligingen van de softstarter
Beveiliging van de motor (detectie elektronische overbelasting) Curve overbelasting
De stroom voor aktivatie van deze beveiliging is standaard ingesteld op 115% van de nominale stroom van de softstarter (ingesteld via de FLC potentiometer op het klavier). Teneinde het punt van overbelasting te verhogen, stel de FLC potentiometer hoger in dan deze 115%. De tijd voor foutmelding varieert volgens deze curve van 60 seconden bij 150% van de nominale motorstroom tot 2 seconden bij 600% van de nominale motorstroom.
1000
100 Seconds
De elektronische overbelastingsbeveiliging wordt aktief na 15 seconden (zijnde de maximale aanlooptijd van de Solstart Plus).
10
1 0
Wanneer deze beveiliging aktief is wordt de Overload LED op het voorpaneel van de softstarter geaktiveerd.. Pagina 6
1
2
3 4 I(Load)/In
5
6
Faseverlies Deze beveiliging, welke de motor beveiligt tegen monofasig voeden, wordt geaktiveerd zodra de softstarter onder spanning gebracht wordt. Deze funktie zal de softstarter trippen indien 1 of 2 fasen ontbreken gedurende meer dan 1 seconde. Wanneer deze beveiliging aktief is, wordt de Fault LED op het voorpaneel van de softstarter geaktiveerd. Onderspanning Deze beveiliging is aktief zodra de softstarter onder spanning gebracht wordt. Deze funktie beveiligt de motor tegen onderspanning en zal de softstarter trippen indien het niveau van de spanning te laag is gedurende meer dan 1 seconde. Wanneer deze beveiliging aktief is, wordt de Fault LED op het voorpaneel van de softstarter geaktiveerd. Beveiliging tegen overtemperatuur van de heatsink Deze beveiliging is aktief zodra de softstarter onder spanning gebracht wordt. Een thermische sonde, gemonteerd op de heatsink van de softstarter, schakelt de softstarter uit indien de temperatuur hoger wordt dan 85°C. Wanneer deze beveiliging aktief is, zal de Fault LED op het voorpaneel van de softstarter knipperen. Fout logica en Reset Indien één van de hogervermeldde beveiligingen aktief wordt, zal de softstarter in foutmode terechtkomen en wordt het aanvuren van de Thyristoren gedesaktiveerd. De desbetreffende LED zal oplichten of knipperen en het foutkontakt sluit. Om de softstarter te resetten, nadat de foutkonditie verwijderd is, druk op de RESET knop op het voorpaneel van de softstarter of onderbreek de stuurspanning.
OPGELET : Indien de stuurspanning op klemmen 3 en 4 aanwezig blijft, zal bij een Reset na fout de motor onmiddellijk starten.
OPGELET : De beveiliging tegen overtemperatuur is ontworpen om te funktioneren onder normale omstandigheden en wordt geaktiveerd bij volgende gevallen : Onvoldoende ventilatie (ventilator geblokkeerd of onvoldoende luchtstroming) Ongepastte keuze van de softstarter (te klein vermogen) Overmatig aantal starts bij maximale kondities Herhaald starten onder foutkonditie Nota : Overmatig starten kan het overhitten en vernietigen van de Thyristoren veroorzaken vooraleer de heatsink zijn maximale temperatuur van 85°C bereikt heeft.
Pagina 7
1.6
Keuzetabel voor verschillende voedingsspanningen
De keuzetabel heeft betrekking op 3-phasige motoren 1500 tpm, 50 Hz. Deze waarden gelden als richtwaarde en kunnen variëren volgens de motorfabrikant en het aantal polen van de motor. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te zorgen dat de nominale stroom van de motor (FLA) de vollaststroom van de softstarter (FLC) niet overschrijdt.
Type softstarter
Starter FLC (A)
Solstart Plus 31 Solstart Plus 44 Solstart Plus 58 Solstart Plus 72 Solstart Plus 85 Solstart Plus 105 Solstart Plus 145 Solstart Plus 170
31 44 58 72 85 105 145 170
Motor kW @ 230 VAC [kW] 7.5 11 15 20 25 30 40 50
Motor kW @ 400 VAC [kW] 15 22 25 37 45 55 75 90
Motor kW @ 480 VAC [kW] 18.5 25 37 45 55 59 90 110
Motor kW @ 600 VAC [kW] 25 30 45 59 59 80 110 140
Identificatieplaatje
Solstart Plus
31 Stroom bij Vollast
400 Voedingsspanning
2 Stuurspanning
0 Opties
S BedieningsKlavier
Stroom bij vollast Waarde Softstarter FLC [A]
Beschrijving 31, 44, 58, 72, 85, 105, 145, 170 Voedingsspanning
Waarde 208 400 480 600
Beschrijving 208V 50/60Hz (208V-15% tot 220V+10%) 400V 50/60Hz (400V-15% tot 400V+10%) 480V 50/60Hz (480V-15% tot 480V+10%) 600V 50/60Hz (600V-15% tot 600V+10%)
Waarde 2 Opmerking :
Stuurspanning Beschrijving 110 – 230 VAC 50/60Hz of DC -15% -+10% De Solstart Plus bevat een universele voeding voor zowel DC als AC Stuurspanning
Pagina 8
Opties Waarde 0 8 DRM Opmerking :
Beschrijving Geen opties Behandeling voor extreme omgeving DIN rail montage • Voor meer dan 1 optie, duidt aan, bvb 8+DRM (Extreme omgeving + DIN rail montage) • De opties worden vanuit het fabriek geïnstalleerd. • DIN rail montage is enkel beschikbaar voor de modellen 31- 44A. Bedieningsklavier
Waarde S
Beschrijving Standaard bedieningsklavier
Voorbeeld : Soltstart Plus 145 A, voedingsspanning 208 VAC, Stuurspanning 110 VDC, behandeld voor extreme omgeving en standaard bedieningsklavier : Solstart Plus 145 – 208 – 2 – 8 – S
Pagina 9
2. Aanbevolen aansluitschema’s Aansluitschema voor standaard gebruik
Stuurspanning en startsignaal afkomstig van verschillende spanningsbron
Stuurspanning en startsignaal afkomstig van zelfde spanningsbron
Opmerkingen : (1) Gebruik een magnetische kontaktor of smeltveiligheden voor algemene beveiliging (2) De Solstart Plus bevat een universele voeding voor zowel AC als DC stuurspanning : 110230 VAC 50/60 Hz of 110-230 VDC (3) Het startsignaal kan zowel 110-230 VAC 50/60Hz als 110-230VDC zijn Deze spanning kan zowel afkomstig zijn van een verschillende of dezelfde spanningsbron als de stuurspanning.. Het kontakt einde acceleratie (EOA) bestaat in de modellen Solstart Plus 58 en hoger. (4) Het foutkontakt sluit zich bij foutkonditie (5) Wanneer een noodstopschakelaar verplicht is, is het aanbevolen een kontaktor in serie te plaatsen met de hoofdbeveiliging of de hoofdbeveiliging te desaktiveren (niet geïllustreerd)
Pagina 10
Waarschuwingen Wanneer de voedingsspanning aangesloten is op de Solstart Plus kan, zelfs al is de stuurspanning onderbroken, de volle spanning aanwezig zijn op de aansluitklemmen voor de motor. Daarom, omwille van isolatievoorschriften, is het vereist een isolatiemodule voor de Softstarter te plaatsen. Condensatoren ter verbetering van de cos phi mogen niet geplaatst worden tussen de Sofstart Plus en de motor. Indien noodzakelijk, dienen deze geplaatst te worden aan de input van de Softstart Plus. Sluit de Solstart Plus nooit aan in « Inside Delta ».
Beveiliging van de thyristoren tegen kortsluiting Voor een montage van klasse 2, beveilig de Softstarter tegen kortsluiting door het plaatsen van smeltveiligheden met I²t, zoals beschreven in volgende tabel :
Type Softstarter Solstart Plus 31 Solstart Plus 44 Solstart Plus 58 Solstart Plus 72 Solstart Plus 85 Solstart Plus 105 Solstart Plus 145 Solstart Plus 170
Max. thyristor I²t [A²Sec] 4,000 9,100 18,600 80,000 125,000 125,000 281,000 320,000
Stroom [A] 90 125 150 175 200 200 300 300
Opmerkingen : De hierboven vermeldde tabel is geldig voor een maximale aanloopstroom van 400% van de vollast van de softstarter (FLC) bij een maximale acceleratietijd van 5 seconden en 400 VAC voedingsspanning. De waarden kunnen wijzigen volgens uitwendige faktoren zoals de omgevingstemperatuur, geforceerde koeling, enz. Verifieer de katalogus van de leverancier van de veiligheden. Beveiliging tegen spanningspieken Spanningspieken kunnen een slechte werking van de softstarter veroorzaken en mogelijkde thyristoren beschadigen. Alle Solstart Plus modellen bevatten Varistoren (Metal Oxide Varistors) als beveiliging tegen normale spanningspieken. Wanneer hogere spanningspieken te verwachten zijn, dient extra beveiliging voorzien te worden (kontakteer de fabricant in dit geval).
Pagina 11
3. Afmetingen
Pagina 12
4. Installatie
Waarschuwing Vermijd verkeerd aansluiten van voedings- en motorkabel. Sluit de Solstart Plus niet aan volgens “inside delta”. 4.1
Voor installatie
De nominale stroom van de motor onder vollast (FLA) dient kleiner of gelijk te zijn t.o.v. de vollaststroom van de softstarter (FLC). Voedings- en stuurspanning dient conform de vemelding op het kentekenplaatje van de softstarter te zijn. Kijk na dat de vollaststroom van de softstarter (FLC) hoger of gelijk is aan deze van de motor (FLA) (Voorbeeld van kentekenplaatje Solstart Plus)
Pagina 13
4.2
Montage
De softstarter dient vertikaal gemonteerd te worden. Voorzie voldoende ruimte boven en naast de softstarter (minimaal 100mm) voor voldoende luchtstroom. Teneinde een optimale thermische dissipatie te hebben, monteer de sofstarter op de metalen achterplaat van de bedieningskast. Plaats de softstarter niet naast een warmtebron. Omgevingstemperatuur in de bedieningskast dient maximaal 40°C te bedragen. Bescherm de softstarter tegen stof en corrosieve elementen. Opmerking : Voor extreme omgeving (vb. Waterzuiveringsinstallaties, heel corrosieve omgevingen), is het aan te raden om een softstarter te gebruiken met chemisch gecoate stuurkaarten. 4.3
Omgevingstemperatuur en thermische dissipatie
De softstarter is voorzien om te werken in een omgevingstemperatuur van -10°C tot +40°C. De relatieve luchtvochtigheid binnen de behuizing van de softstarter mag maximaal 95% bedragen. Gezien de softstarters in de serie Solstart Plus voorzien zijn van een geïntegreerde by-pass kontaktor, is de thermische dissipatie van deze toestellen gereduceerd. De thyristoren geleiden enkel tijdens het starten. Wanneer de interne by-pass kontaktor gesloten is en de motor op nominale snelheid draait, bedraagt de thermische dissipatie typsich ca. 0,3 x In (in Watt). Tijdens het accelereren en decelereren van de motor, kan de opwarming ca. 2 x de startstroom bedragen (in Watt). Dit laat U toe om de vereistte koeling in de kast te bepalen. Als voorbeeld, voor een motor van 100 A, bedraagt de thermische dissipatie tijdens werking minder dan 30 Watt en tijdens het starten (vb. Bij 350 A) bedraagt deze ca. 700 Watt. Opmerking : Indien de motor frekwent gestart wordt, moet de bedieningskast berekend worden teneinde een goede dissipatie te bekomen. Mogelijk kunnen 1 of meerdere koelventilatoren noodzakelijk zijn om de opwarming te reduceren.
Waarschuwing De softstarter gebruiken in een behuizing met een omgevingstemperatuur, hoger dan 40°C, kan de softstarter beschadigen. Berekening van de minimale kastgrootte voor een niet geventileerde kast 2
Oppervlakte (m ) = 0.12 x Totale warmtedissipatie [Watts] 60 – Omgevingstemperatuur. [ºC]
Pagina 14
Bijkomende ventialtie Om de ventilatie te forceren in een kast, welke een Solstart Plus bevat, respecteer de volgende montage :
5. Bedieningsklavier Het bedieningsklavier vormt de link tussen de softstarter en de gebruiker. De instelling van de Solstart Plus omvat volgende karakteristieken :
(1) 5 Potentiometers voor regeling van : Motor FLC, Startspanning (boost), Stroombegrenzing, Aanloop- en Uitlooptijd (2) 5 LED’s voor aanduiding van : Softstarter onder spanning, aanloop/uitloop softstarter, in bedrijf, overbelasting, fout (3) Een RESET knop
Pagina 15
5.1
Instelling van de potentiometers
Motor FLC (Full Load Current) Deze regeling laat toe om de Solstart Plus eenvoudig in te stellen op de nominale stroom van de motor. Andere instellingen, zoals overbelasting en stroombegrenzing, staan gerelateerd tot deze parameter. Stel de potentiometer FLC in volgens onderstaande verhouding :
°
87 %
° ° FLC % = FLA motor100 FLC % FLC softstarter ° ° 50% 100% Of: FLA motor vertegenwoordigt de nominale stroom van de motor bij vollast, weergegeven op het kentekenplaatje. FLC softstarter vertegenwoordigt de nominale stroom van de softstarter bij vollast, zoals weergegeven in het typenummer. Voorbeeld : Starten van een motor met Inom = 27 A in kombinatie met een Solstart Plus 31 : FLC % = 27 * 100 = 87% 31 Beginspanning (Boost) Bepaalt de beginspanning (Boost) naar de motor toe (koppel is recht evenredig met het kwadraat van de spanning). Het regelbereik bedraagt 10% tot 80% van de nominale spanning. Deze regeling bepaalt eveneens het startkoppel en de mechanische schok bij start. Een te hoge instelling kan een mechanische schok veroorzaken en een verhoogde startstroom (zelfs als de stroomlimiet laag ingesteld staat, vermits de regeling van de boost voorrang heeft op de stroombegrenzing) Een te lage instelling kan het starten van de motor vertragen, wegens een te laag aanloopkoppel. Ideale instelling is dat de motor onmiddellijk begint te draaien na startsignaal. Stroombegrenzing Instelbereik : 100 à 400% van de waarde, ingesteld via de motor FLC potentiometer. Bepaalt de maximale stroom naar de motor toe tijdens starten. Het regelbereik bedraagt 100% tot 400% van de waarde, ingesteld via de motor FLC potentiometer. Een hoge instelling zorgt voor een snellere acceleratie, maar neemt meer stroom af van het voedingsnet (opletten voor karakteristiek hoofdkontaktor bvb). Een te lage instelling kan als gevolg hebben dat de motor niet kan opstarten binnen de ingestelde tijd en zijn nominale snelheid niet bereikt Als algemene regel dient men deze in te stellen op de hoogst aanvaardbare waarde teneinde blokkeren van de motor te voorkomen.
Pagina 16
Aanlooptijd Instelbereik : 0,5 tot 10 sec. Bepaalt de tijd voor opbouw van de motorspanning van de startspanning (Boost) naar de nominale spanning. Deze tijd kan ingesteld worden tussen 0,5 en 10 sec. Bij voorkeur dient deze tijd ingesteld te worden op de minimaal aanvaardbare tijd (ongeveer 5 sec). Opmerking : Een lage instelling van de stroombegrenzing verlengt de aanlooptijd Wanneer de motor op nominale snelheid komt voordat de spanning zijn nominale waarde bereikt, wordt de instelling van de aanlooptijd genegeerd en wordt de spanning zo snel mogelijk op nominale waarde gebracht. Uitlooptijd, progressieve stop Gebruikt om de uitloop van de motor te kontroleren bij belastingen met hogere inertie. Wanneer een stopbevel gegeven wordt, zal de spanning naar de motor progressief afgebouwd worden, volgens de ingestelde tijd. Het instelbereik bedraagt 0,5 tot 10 sec. Indien deze tijd op minimum ingesteld wordt, zal de motor onmiddellijk stoppen.
5.2
Signalisatie LED’S
Kleur
Funktie LED
Groen
On
Geel
Ramp Up/Down
Groen
Run
Rood
Overbelasting
Rood
Fout
Reset
Pagina 17
Omschrijving Is aktief wanneer kontrolespanning aanwezig is op de softstarter
Is aktief tijdens het gekontroleerd aan- en uitlopen van de motor, aanduidend dat de motorspanning opbouwt of afbouwt
Is aktief na beëindigen van het starten, aanduidend dat de motor op nominale spanning is
Is aktief wanneer de ingebouwde overbelastingsbeveiliging aktief is
Is aktief bij onderspanning en/of faseverlies en knippert bij overtemperatuur van de heatsink
Dient om de softstarter te resetten, nadat de oorzaak van de fout weggenomen is
6. Startprocedure 6.1
Standaard startprocedure
1. Stel de FLC starter in volgens deze formule : FLC = FLA motor 100 FLC 2. Stel de andere potentiometers in volgens de vereisten van de toepassing. 3. Verbind de stuurspanning. ON LED zal oplichten. Verbind de voedingsspanning. 4. Sluit het startkontakt. Indien de motor onmiddellijk begint te draaien na start, ga naar punt 5. Indien niet, verhoog de startspanning (BOOST) tot de motor onmiddellijk begint te draaien na een startbevel. Indien de aanloopstroom en mechanische schok te hoog is, verminder de beginspanning en ga naar punt 5. 5. De motor begint te draaien. Indien de motor versnelt tot zijn nominale waarde, ga naar punt 6. Indien de stroom tijdens het aanlopen te hoog is, verminder de limiet voor stroombegrenzing; Indien de motor niet aanloopt naar zijn nominale snelheid, verhoog de limiet voor stroombegrenzing. 6. Stop de motor door de stuurspanning op klem 3 en 4 te verwijderen. Wacht tot de motor stilstaat 7. Verhoog licht de instellingen voor beginspanning en stroomlimiet om mogelijke wijzigingen in de belasting toe te laten. 8.Herstart de motor en verifieer of deze naar nominale snelheid aanloopt bij vollast. 9. Indien de aanlooptijd te kort is, verhoog de instelling voor de aanlooptijd. Indien een gekontroleerde stop noodzakelijk is, stel de potentiometer voor regeling va de uitlooptijd in volgens uw wens. (aanbeveling : minimale deceleratietijd).Verifieer het stopporces. 6.2
Voorbeelden van aanloopcurves
Lichte belasting – Pompen, ventilatoren, ... Stroombegrenzing Beginspanning Aanlooptijd
- Ingesteld op 300 % - Ingesteld op 30 % - Ingesteld op 5 seconden
U% 100% 50% 30%
I% 600% 400% 300%
100% 10% De spanning zal snel oplopen tot zijn initiële waarde t 5 (30% Un), nadien gekontrolleerd tot zijn nominale waarde. De stroom verhoogt eveneens tot zijn maximale waarde, welke gelijk of lager kan zijn aan de ingestelde stroomlimiet, vooraleer naar zijn nominale waarde te verlagen. De motor loopt snel en progressief aan tot zijn nominale snelheid.
Pagina 18
t
Belasting met grotere inertie – Compressoren, mixers, brekers, centrifuges, ... Stroombegrenzing Beginspanning Aanlooptijd
- Ingesteld op 350% - Ingesteld op 50% - Ingesteld op 5 seconden
De spanning en stroom verhoogt tot de stroomlimiet bereikt wordt. De spanning blijft constant tot het punt waar de stroom begint te dalen; vervolgens verhoogt de spanning verder naar de nominale spanning voor de motor. Op dit moment zal de motor zijn nominale snelheid bereikt hebben.
U% 100%
I% 600%
50%
350%
10%
100% 20
t
20
t
7. FOUTEN Bij foutkonditie zal de motor stoppen, wordt de fout LED en fout output geaktiveerd. Foutbericht Overbelasting LED (Overload)
Oorzaak en oplossing De softstarter gaat in fout indien de stroom zijn overbelastingsgrens overschrijdt en het thermische register gevuld is. Verifieer de instellingen FLA, FLC en overbelasting; verifieer de motorstroom; wacht 15 minuten om de motor en softstarter af te koelen alvorens herop te starten.
Fout LED (Fault)
De softstarter gaat in fout bij een te lage voedingsspanning of een faseverlies. Verifieer de 3 fasen en de voedingsspanning.
Fout LED knippert
De softstarter gaat in fout indien de temperatuur van de heatsink meer dan 85°C bedraagt. Verifieer of de motor niet te vaak gestart wordt, verifieer of de ventilatie werkt et de omgevingstemperatuur.
Pagina 19
8. TECHNISCHE SPECIFICATIES
Omgeving Voedingsspanning
Stuurspanning
3-phasig, fase tot fase : 208 V – 176 V – 242 VAC 50/60 Hz 400 V – 340 V – 440 VAC 50/60 Hz 480 V – 408 V – 528 VAC 50/60 Hz 600 V – 510 V – 660 VAC 50/60 Hz 110 – 230 VAC(50/60Hz)/DC (universele voeding voor AC en DC geïntegreerd in softstarter)
Belasting
3-phasig, kooianker induktiemotor
Beschermingsgraad
IP 20 voor model 31 et 44 IP 00 voor alle overige modellen
Hoogte
1000 m boven zeeniveau
Instellingen FLC (Full Load Current)) Startkoppel (Beginspanning) Stroombegrenzing
50% -100% 10-80% van de nominale spanning 100 % -400% van de nominale stroom
Aanlooptijd (soft start) Uitlooptijd (soft stop) Beveiligingen Elektronische overbelasting
0.5 -10 sec. 0.5 -10 sec.
Faseverlies Onderbelasting Overtemperatuur van de heatsink
Foutkonditie bij ontbrekende fase Foutkonditie wanneer de minimale limiet bereikt wordt. Foutkonditie wanneer de temperatuur van de koelvinnen 85°C overschrijdt. Resetten van de sofstarter, nadat de foutkonditie verwijderd is
RESET knop Aanduiding LED aanduiding
I²t, fabrieksinstelling 115% van FLC, enkel aktief tijdens de werking van de softstarter (RUN)
ON – Groen
Aktief indien de stuurspanning aangesloten is op de softstarter
Aanloop – Uitloop – Geel
Aktief tijdens aan- of uitlopen van de motor
RUN – Groen
Aktief na het aanlopen van de motor, nadat de interne bypass gesloten is Aktief indien overbelasting gedekteerd wordt
Overbelasting – Rood Fout – Rood
Temperaturen Gebruik Stockage Relatieve vochtigheid Pagina 20
-10°to 40°C -20°to 70°C 93 % - niet gecondenseerd
Knippert indien de temperatuur van de koelvinnen de 85°C overschrijdt. Aktief bij faseverlies of onderspanning
EMC Gevoeligheid voor radiostoringen
EN 1000-4-3 Niveau 3
Conform EN 60947-4-2
Elektrostatische ontlading Gevoeligheid voor elektrische omschakelingen
EN 1000-4-2 Niveau 3 EN 1000-4-4 Niveau 4
Conform EN 60947-4-2 Conform EN 60947-4-2
Shock bij spanning/stroomgolf
EN 1000-4-5 Niveau 3
Conform EN 60947-4-2
Emissies gestraald en geleid
EN 1000-4-6 Niveau 3
Radio frekwentie emissies
Volgens EN 55011 class A
Uitgangrelais Kontakt einde aanloop Foutkontakt
Pagina 21
Norm EN 60947-4-2
Aanwezig in modellen 58A en hoger N.O., 8A / 250VAC, 1800VA max.. N.O , 5A, 250VAC, 1250VA max. Solstart Plus tot 44A. N.O , 8A, 250VAC, 1800VA max. Solstart Plus 58A en hoger.