‘SIGNALERING’ ANONIEM RAPPORT van de GEMEENTELIJKE OMBUDSMAN op basis van artikel 9:36 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht gemeente Amersfoort / 09.14926 20 juli 2010
Inleiding Op 17 november 2009 wendde de heer C zich tot de Gemeentelijke Ombudsman met een klacht over de Gemeente Amersfoort, Sector Welzijn, Sociale Zekerheid en Onderwijs.
Onvrede Verzoeker is niet tevreden met de reactie van de gemeente op zijn klacht, omdat: 1. de procedure tot beëindiging van de BPR signalering van zijn paspoort niet goed is verlopen, terwijl de gemeente beweert dat die procedure wel goed is verlopen; 2. de gemeente geen antwoord geeft op de vraag waarom zijn echtgenote er niet van op de hoogte werd gesteld dat ook haar paspoort een BPR-signalering had,
Toelichting van verzoeker 1. De gemeente had via het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) een signalering van verzoekers paspoort en van het paspoort van zijn echtgenote laten doen. Dit gebeurde vóór de uitspraak in beroep van de rechter tegen de terugvordering van uitgekeerde bijstand. Verzoeker zelf had wel bericht gekregen van de signalering van zijn paspoort, maar zijn echtgenote niet. De rechter bepaalde dat de terugvordering van de gemeente onterecht was, maar de gemeente verzuimde de signalering te doen verwijderen. Daartoe moest verzoeker tot tweemaal toe vanuit zijn toenmalige woonadres in België naar de gemeente gaan. Pas na het tweede bezoek werd de signalering van zijn paspoort verwijderd. 2. Zijn echtgenote werd geconfronteerd met de signalering bij het BPR, toen zij in september 2009 bij de gemeente S een nieuw paspoort wilde aanvragen. Zij was van de signalering niet op de hoogte gesteld. Ook was de gemeente Amersfoort vergeten haar paspoortsignalering tegelijkertijd met die van verzoeker te beëindigen. In een later stadium gaf verzoeker nog aan dat hij vanwege zijn schoonouders, die sinds 1995 in België wonen, en om zakelijke redenen naar België was verhuisd. Verzoeker ging naar de gemeente vanwege het niet opheffen van de paspoortsignalering. Er stond toen nog een vordering open van € 1.041,65. Die vordering gaat over achterstand in de kosten van onderhoud van een niet door hem erkend kind, waarvoor nog een procedure loopt.
Bevoegdheid ombudsman De klacht van verzoeker werd door de gemeente behandeld. Daarmee is de ombudsman bevoegd om een onderzoek in te stellen.
‘Signalering’ 09.14926
1
Reactie gemeente Amersfoort In haar reactie op het verzoek en op vragen van de ombudsman geeft de gemeente een overzicht van feiten en omstandigheden die leidden tot de procedure van paspoortsignalering van verzoeker en zijn echtgenote en de intrekking daarvan: ♦ bij beschikking van 19 september 2005 werd bij verzoeker een bedrag teruggevorderd op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb); ♦ tegen deze beschikking maakte verzoeker bezwaar; een ingesteld bezwaar schort de betalingsverplichting echter niet op; daarom werd het incassotraject voortgezet; ♦ na de beslaglegging ontving de gemeente op 21 maart 2007 van verzoeker een voorstel voor een betalingsregeling; de gemeente ging akkoord met een maandelijkse aflossing van € 300,- met ingang van 1 mei 2007; ♦ de termijnen over mei tot en met augustus 2007 werden betaald, maar daarna werd niet meer voldaan aan de betalingsverplichting; op betalingsverzoeken van de gemeente kwam geen reactie; ♦ uit gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) bleek dat verzoeker en zijn echtgenote per 14 juni 2007 waren verhuisd naar België; daarom werden op 7 februari 2008 een herinnering en op 12 maart 2008 een aanmaning naar verzoeker gestuurd op het adres in België; ook toen kwam er geen reactie van verzoeker; ♦ daarom werd op grond van artikel 22 van de Paspoortwet op 3 april 2008 besloten tot het doen van een verzoek tot paspoortsignalering vanwege het niet nakomen van de aflossingsverplichting; het ging hier om de totale vordering van € 19.434,04, te weten een vordering van 10 december 1997 en de vordering van 19 september 2005; ♦ als het bedrag van de terugvordering hoger is dan € 5.000,- kan een gemeente volgens de procedure paspoortsignalering gebruik maken van dit middel en bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aanvragen via een standaardformulier; de signalering kan alleen als de schuld groter is dan € 5.000,-, er een executoriale titel is, het gaat om een Nederlands paspoort, de schuldenaar niet wil meewerken aan betaling, aantoonbaar is dat Sociale Zaken en Werkgelegenheid alle moeite heeft gedaan om te vordering te innen, het gegronde vermoeden bestaat dat de schuldenaar zich aan inning van de vordering onttrekt door verblijf in het buitenland; ♦ het agentschap BPR bevestigde op 4 juni 2008 dat de personalia van verzoeker en zijn echtgenote werden opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen; ♦ het is niet de taak van de gemeente om betrokkenen te informeren over de signalering; daarvoor is het agentschap BPR verantwoordelijk; ♦ toen verzoeker door de Centrale Raad van Beroep in het gelijk werd gesteld, verviel de vordering van 19 september 2005, wat werd vastgesteld bij beschikking van 12 september 2008; daarmee verviel echter niet de paspoortsignalering, omdat nog de vordering van 10 december 1997 openstond ten bedrage van € 1.041,65; ♦ op 19 maart 2009 kwam verzoeker bij de gemeente en werd met hem een betalingsregeling overeengekomen; naar aanleiding hiervan gaf de gemeente op 31 maart 2009 opdracht aan het agentschap BPR tot verwijdering van de paspoortsignalering en informeerde verzoeker daarover schriftelijk, eveneens op 31 maart 2009; ♦ het gesprek met verzoeker vond eerst plaats op 31 maart 2009, omdat verzoeker toen zelf aangaf bereid te zijn een betalingsafspraak te maken, overigens zonder deze tot op heden na te komen; ♦ het systeem van paspoortsignalering is een middel om onwillige debiteuren, die bijvoorbeeld in het buitenland verblijven, te bewegen om contact op te nemen en hun schulden alsnog te regelen/betalen; het initiatief hiertoe ligt daarom bij betrokkene; ♦ verzuimd werd om op 31 maart 2009 ook de paspoortsignalering van de echtgenote van verzoeker te verwijderen; toen daarover in september 2009 werd gereclameerd, werd op 15 september 2009 opdracht tot intrekking van de paspoortsignalering
‘Signalering’ 09.14926
2
gegeven en op 22 september 2009 werd het agentschap BPR telefonisch verzocht om spoed. In een later stadium gaf de gemeente nog aan dat zij na de uitspraak van de rechter welbewust had overwogen om de paspoortsignalering te handhaven. Dit vanwege de onbereikbaarheid van verzoeker en omdat de grond voor signalering niet was komen te vervallen: er stond nog een vordering open. Verzoeker en zijn echtgenote konden nog vrij reizen. Er was alleen sprake van een signaal bij verlenging van het document wanneer de geldigheidsdatum verloopt. De signalering is een passief middel met als doel dat contact wordt opgenomen met de gemeente om openstaande zaken te kunnen kortsluiten en afhandelen. De gemeente kon verzoeker niet informeren over het doorlopen van de paspoortsignalering, omdat er geen contactgegevens waren. Het signaleringsmiddel is dus juist gebruikt om contact te krijgen.
Onderzoek ombudsman De ombudsman deed onderzoek naar de achtergrond van de paspoortsignalering. 1 Volgens de Paspoortwet kan het college van burgemeester en wethouders een verzoek doen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) tot paspoortsignalering wanneer het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon, die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot betaling, zich door verblijf in het buitenland aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering zal onttrekken. Dit verzoek moet worden gemotiveerd door de bezwaren tegen die persoon te vermelden en de gronden die hebben geleid tot het vermoeden van onttrekking aan invordering. Volgens BZK moet bij een verzoek tot paspoortsignalering een drempelbedrag in acht worden genomen. De reden daarvoor is dat het mensenrecht op vrijheid en het grondrecht het land te mogen verlaten met zich meebrengen dat het recht op een reisdocument niet onnodig mag worden ingeperkt. Daarom moet volgens BZK sprake zijn van een substantieel schuldbedrag, waardoor een eventuele weigering of vervallenverklaring van een reisdocument in voldoende mate wordt gerechtvaardigd. Met ingang van 1 november 2002 is het drempelbedrag voor het accepteren van signaleringsverzoeken vastgesteld op € 5.000. Wanneer de gronden voor paspoortsignalering zijn vervallen moet het college BZK daarvan onmiddellijk in kennis stellen en BZK moet de signalering onmiddellijk verwijderen uit het register. De uitvoering van paspoortsignalering is opgedragen aan het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR).
Overwegingen van de ombudsman Ten aanzien van verzoekonderdeel 1: de procedure tot beëindiging van de signalering van verzoekers paspoort is niet goed verlopen. De ombudsman stelt vast dat: ♦ de gemeente op verzoeker twee vorderingen had, één van 10 december 1997 en één van 19 september 2005; het volgens de gemeente bij de openstaande vordering van 10 december 1997 gaat om een bedrag van € 1.041,65; ♦ verzoeker op 21 maart 2007, na beslaglegging, aan de gemeente een voorstel deed voor een betalingsregeling; de gemeente akkoord ging met een betalingsregeling vanaf mei 2007; 1
Zie teksten in de bijlage
‘Signalering’ 09.14926
3
♦ ♦
♦ ♦ ♦ ♦
verzoeker en zijn echtgenote op 14 juni 2007 naar België zijn verhuisd; verzoeker vanaf september 2007 kennelijk niet meer voldeed aan zijn betalingsverplichting en ook niet reageerde op verzoeken daartoe van de gemeente; de gemeente uit de gegevens van de GBA het adres van verzoeker en zijn echtgenote in België achterhaalde; de gemeente op 7 februari 2008 en op 12 maart 2008 achtereenvolgens een herinnering en een aanmaning stuurde naar het adres in België; verzoeker ook daarop kennelijk niet reageerde; de gemeente toen besloot om een verzoek te doen voor paspoortsignalering op grond van het totale openstaande bedrag van € 19.434,04; verzoeker in beroep tegen de vordering van 19 september 2005 bij uitspraak van 12 september 2008 gelijk kreeg; de gemeente toen niet direct de paspoortsignalering van verzoeker liet verwijderen; de gemeente daartoe op 31 maart 2009 opdracht gaf aan het BPR; de gemeente in reactie op de interne klacht over het niet direct laten verwijderen van de paspoortsignalering aangeeft: "de beëindiging van uw eigen paspoortsignalering is goed verlopen en is beëindigd op het moment dat dit mogelijk was".
De ombudsman overweegt dat: ♦ de vraag voorligt of het behoorlijk is dat de gemeente na uitspraak van de rechter niet direct de paspoortsignalering liet verwijderen; ♦ het betoog van de gemeente erop neerkomt dat het aan verzoeker zelf te wijten is dat er een periode van een half jaar ligt tussen de uitspraak in beroep en de verwijdering van zijn paspoortsignalering; er immers nog een vordering openstond en verzoeker geen initiatief toonde om die te betalen; ♦ verzoeker er echter vanuit gaat dat de gemeente direct na de uitspraak in beroep het initiatief had moeten nemen om de signalering te laten verwijderen; verzoeker daartoe aangeeft dat als hij vanuit België niet twee keer bij de gemeente zou zijn langsgegaan, de gemeente de signalering niet zou hebben laten verwijderen; ♦ verzoeker ook aanvoert dat de nog openstaande vordering voortkomt uit de achterstand in onderhoudskosten voor een niet door hem erkend kind, waarvoor thans nog een procedure loopt; verzoeker daarom ook niet bereid is die vordering te betalen; ♦ de gemeente op grond van artikel 25 van de Paspoortwet het ministerie van BZK er direct van op de hoogte moet stellen als geen grond meer bestaat voor paspoortsignalering; ♦ daarom ook de vraag moet worden beantwoord of, na de uitspraak van 12 september 2008 waarbij de vordering van 19 september 2005 verviel, het nog gerechtvaardigd was om de paspoortsignalering te laten doorlopen; ♦ paspoortsignalering een maatregel is die het fundamentele grondrecht op vrijheid inperkt, omdat de bevoegde instantie het paspoort kan weigeren, dan wel vervallen kan verklaren; er om die reden door BZK een drempelbedrag van € 5.000 is vastgesteld om paspoortsignalering aan te vragen; ♦ het op zich voorstelbaar is dat de gemeente de paspoortsignalering als pressiemiddel liet doorlopen, omdat verzoeker toen nog steeds in het buitenland verbleef; ♦ het bij deze laatste vordering echter nog slechts gaat om een bedrag van €1.041,65; ♦ het openstaande bedrag ver ligt onder het door BZK vastgestelde drempelbedrag voor honorering van een verzoek om paspoortsignalering; er dus, gelet op de achtergrond van het drempelbedrag, geen (gerechtvaardigde) grond meer was om de paspoortsignalering te laten doorlopen; ♦ volgens de norm van evenredigheid het doel het middel dient te kunnen rechtvaardigen (proportionaliteit); de gemeente bij de belangenafweging dus rekening dient te houden met de mogelijke gevolgen van haar handelen;
‘Signalering’ 09.14926
4
♦
♦ ♦
♦
ook al was het vermoeden van de gemeente terecht dat verzoeker (het restant van) zijn schuld waarschijnlijk nooit aan de gemeente zou betalen, dit vermoeden toch niet opweegt tegen de maatregel van paspoortsignalering, gelet op het relatief geringe bedrag van € 1.041,65; daarbij komt dat niet gebleken is dat de gemeente verzoeker informeerde over het niet doen opheffen van de paspoortsignalering naar aanleiding van de uitspraak van de rechter en de reden daarvoor; het betoog van de gemeente dat zij niet op de hoogte was van het adres/ contactgegevens van verzoeker niet kan worden gevolgd; de gemeente immers zelf aangaf verzoeker op 7 februari 2008 en op 12 maart 2008 achtereenvolgens een herinnering en een aanmaning te hebben gestuurd naar zijn adres in België; de gemeente daarom een brief met informatie over het doorlopen van de paspoortsignalering en de reden daarvoor naar dat adres had kunnen sturen.
De ombudsman concludeert dat: ♦ de gemeente zich niet behoorlijk gedroeg ten aanzien van de procedure tot beëindiging van de paspoortsignalering van verzoeker, omdat ♦ niet gebleken is dat de gemeente bij haar afweging om de paspoortsignalering te laten doorlopen het belang van het realiseren van haar eigen doelstelling (verkrijgen van € 1.041,65) heeft afgewogen tegen het belang en de fundamentele rechten van verzoeker; de gemeente daarmee de norm van evenredigheid schond; ♦ de gemeente verzoeker niet informeerde over het niet direct laten opheffen van de paspoortsignalering naar aanleiding van de uitspraak van de rechter en de reden daarvoor; de gemeente daarmee de norm van actieve informatieverstrekking schond; ♦ de gemeente bij de klachtafhandeling niet motiveerde waarom zij de paspoortsignalering had laten doorlopen; de gemeente daarmee de norm van behoorlijke motivering schond.
Ten aanzien van verzoekonderdeel 2: de gemeente geeft geen antwoord op de vraag waarom verzoekers echtgenote er niet van op de hoogte werd gesteld dat ook haar paspoort een signalering had. De ombudsman stelt vast dat: ♦ het agentschap BPR op 4 juni 2008 bevestigde dat de personalia van verzoeker en zijn echtgenote waren opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen; ♦ verzoeker wel bericht kreeg van de signalering, maar zijn echtgenote niet; ♦ het agentschap BPR eenmalig een kennisgevingsbrief stuurt aan betrokkenen; ♦ de gemeente in haar reactie op de interne klachtbehandeling erkent dat de beëindiging paspoortsignalering van de echtgenote van verzoeker procedureel niet goed is verlopen; de gemeente daarvoor excuses aanbiedt; de gemeente echter niet ingaat op het betoog van verzoeker dat zijn echtgenote niet in kennis was gesteld van de signalering van haar paspoort. De ombudsman overweegt dat: ♦ het de taak is van het agentschap BPR om burgers te informeren over paspoortsignalering; de Gemeentelijke Ombudsman niet de bevoegde instantie is om een gedraging van het agentschap BPR te onderzoeken; ♦ het beter zou zijn geweest als de gemeente bij de interne klachtafhandeling verzoeker hierover zou hebben geïnformeerd, nu verzoeker in zijn klacht uitdrukkelijk aangaf dat zijn echtgenote niet op de hoogte was van haar paspoortsignalering;
‘Signalering’ 09.14926
5
♦
de norm van motivering immers ook geldt voor een behoorlijke klachtbehandeling.
De ombudsman concludeert dat: ♦ de gemeente ten aanzien van het niet informeren van de echtgenote van verzoeker over de paspoortsignalering geen verwijt treft, nu dit immers niet haar opdracht was, maar van het agentschap BPR; ♦ de gemeente de norm van motivering schond door in haar reactie op de klacht niet te vermelden waarom zij de echtgenote van verzoeker niet informeerde over de paspoortsignalering; de gedraging van de gemeente op dit punt niet behoorlijk is.
Conclusie De ombudsman concludeert dat de gemeente: 1. niet liet blijken dat zij bij haar afweging om de paspoortsignalering te laten doorlopen het belang van het realiseren van haar eigen doelstelling (verkrijgen van € 1.041,65) afwoog tegen het belang en de fundamentele rechten van verzoeker; daarmee de norm van evenredigheid schond; verzoeker niet informeerde over het niet direct laten opheffen van de paspoortsignalering naar aanleiding van de uitspraak van de rechter en de reden daarvoor; daarmee de norm van actieve informatieverstrekking schond; bij de klachtafhandeling niet motiveerde waarom zij de paspoortsignalering had laten doorlopen; daarmee de norm van behoorlijke motivering schond; 2. geen verwijt treft over het niet informeren van de echtgenote van verzoeker over de paspoortsignalering, nu dit immers niet haar opdracht was, maar van het agentschap BPR; de norm van motivering schond door in haar reactie op de klacht niet te vermelden waarom zij de echtgenote van verzoeker niet informeerde over de paspoortsignalering; op dit punt niet behoorlijk handelde. De Gemeentelijke Ombudsman Amersfoort,
Mevrouw mr. M.E.T. Schellekens
‘Signalering’ 09.14926
6
Bijlage Paspoortwet 2 Artikel 22 Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, het eilandbestuur dan wel een ander tot invordering bevoegd orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, dat het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon, a. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot betaling van in een der landen van het Koninkrijk verschuldigde belastingen of premies inzake sociale verzekeringen, of b. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot terugbetaling van door de overheid aan hem verstrekte geldleningen, subsidies of renteloze voorschotten, of c. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende dan wel bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde verplichting tot betaling van op hem verhaalbare uitkeringen, door de overheid gemaakte, op hem verhaalbare kosten, dan wel voorgefinancierde of anderszins verstrekte gelden, of d. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende onderhoudsverplichting dan wel een bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde onderhoudsverplichting, zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken. Artikel 25 1. De autoriteiten (….) richten het verzoek tot weigering onderscheidenlijk vervallenverklaring onder vermelding van de bezwaren die tegen een persoon bestaan en de gronden die hebben geleid tot het vermoeden (…) aan Onze Minister (…). 2. Indien deze gronden zijn vervallen, geeft de autoriteit die een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan Onze Minister (….) daarvan onverwijld kennis. (…) (3 t/m 4) 5. Onze Minister verwijdert onverwijld een vermelding (…) uit het register, indien hij een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft ontvangen of indien twee jaar nadat een verzoek als bedoeld in het eerste lid is gedaan een zodanige kennisgeving niet is ontvangen, dan wel zodra de gronden ten aanzien van de betrokken personen bij Onze Minister (…) niet meer bestaan. (…) Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) 3 . Volgens de circulaire van BZK wordt bij een verzoek tot paspoortsignalering een drempelbedrag in acht genomen. De reden daarvoor is dat het mensenrecht op vrijheid en het grondrecht het land te mogen verlaten met zich meebrengen dat het recht op een reisdocument niet onnodig mag worden ingeperkt. Daarom moet volgens BZK sprake zijn van een substantieel schuldbedrag, waardoor een eventuele weigering of vervallenverklaring van een reisdocument in voldoende mate wordt gerechtvaardigd. Met ingang van 1 november 2002 is het drempelbedrag voor het accepteren van signaleringsverzoeken wegens schulden als bedoeld in artikel 22 van de Paspoortwet vastgesteld op € 5000. 4 Artikel 2, onder 4, van de Grondwet : recht het land te verlaten Ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen bij de wet bepaald.
EVRM Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden 5 Artikel 5: recht op vrijheid en veiligheid Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve indien hij – kort weergegeven - op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd. Artikel 18: Inperking van de toepassing van beperkingen op rechten De beperkingen die volgens dit Verdrag op de omschreven rechten en vrijheden zijn toegestaan, mogen slechts worden toegepast ten behoeve van het doel waarvoor zij zijn gegeven.
2 3
26 september 1991, Stb.1991, 498; inwerkingtreding 1 januari 1992 Circulaire van BZK van 30 september 2002, nr. BPR 2002/ U75095
4
GRONDWET voor het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815, Stb. 1815, 45. Laatste tekstplaatsing: Stb. 2006, 240. 5
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, Griffie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens september 2003.
‘Signalering’ 09.14926
7