‘Sierlijk zwaaiende mannelijke geslachtsdelen’
Hard en zacht nieuws in het NOS Journaal
Naam: Studentnummer: Contact:
Els Knaapen 102 79 342
[email protected]
Begeleider: Datum:
Bas Broekhuizen 27 juni 2013
Masterscriptie Journalistiek & Media Graduate School of Humanities Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
Voorwoord
p. 4
1
Inleiding
p. 5
2
Theorie: hard vs. zacht nieuws
p. 8
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3
Zacht nieuws in het NOS Journaal 3.1 3.2 3.2 3.4
4
6
p. 29
Multidimensionaal onderzoek Steekproef Topicdimensie Stijldimensie Focusdimensie Additief puntensysteem Intercodeurbetrouwbaarheid
Resultaten 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
p. 20
Hard-zachtdiscussie: ‘Essentie van het journaal’ NOS anno 2002: ‘Niet meer van de mensen’ Ten Aanval (2002): ‘De wereld van de kijker’ De NOS en de theorie
Methode 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
5
Hard of zacht: een definitieprobleem Zoek de verschillen: vijf dimensies Kritiek op zacht nieuws Optimisme over zacht nieuws Nieuwswaarde
p. 35
Topicdimensie Stijldimensie Focusdimensie Gemiddelde hardheid Overige resultaten
Conclusie en verantwoording
p. 43
2
Abstract
p. 48
Literatuur
p. 49
Bijlagen
p. 53
3
Voorwoord De masteropleiding die ik met deze scriptie afsluit, heeft me kritischer gemaakt. Kritischer ten opzichte van de journalistiek en daarmee ook kritischer op mezelf, als beginnend journalist. “Je zult je moeten aanpassen aan een redactiecultuur, maar vergeet niet wat je hier hebt meegekregen”, waarschuwde studiecoördinator Mirjam Prenger ons in 2012, voordat we stage gingen lopen. De kritische houding hebben we meegekregen vanuit de master, door constant met elkaar te discussiëren over hoe de Nederlandse journalistiek eruitziet en eruit zou móeten zien. Is het een vorm van naïef idealisme om als jonge hond te denken dat je je vast zult blijven bijten in de journalistieke waarden? We gaan het zien.
Het onderwerp van deze scriptie is bedacht in België. Kafé België in Utrecht, om precies te zijn. Met vrienden die ik ken van mijn studie Nederlands discussieerde ik onder het genot van een biertje over mogelijke scriptieonderwerpen. Ik begon kritisch, over het NOS Journaal dat die ochtend berichtte over een verrassingsoptreden van de Rolling Stones in Parijs. Mijn huisgenote had haar verontwaardiging geuit: wat kon háár dat schelen – waarom besteedde de NOS hier aandacht aan? Ik was het met haar eens en ook mijn vrienden vielen haar bij, in het café. Ze noemden een reeks voorbeelden waarbij zij minstens zo verontwaardigd waren geweest: de aandacht voor de breuk tussen Jan en Yolanthe, de Songfestival-indiaan, een ontsnapte pinguïn… Het zijn discussies die ik al vaker hoorde en – eerlijk: waar ik een duidelijke mening over heb: Het NOS Journaal moet informeren, niet amuseren. Die mening is ook terug te vinden in talrijke opinieartikelen in de landelijke dagbladen. Zo schrijft Joachim Krapels in februari 2012 dat het buitenlandse nieuws in het NOS Journaal “het definitief [lijkt] te hebben afgelegd tegen de lichte thema’s in de marge” (Krapels, 2012). De NOS gaat volgens hem ten onder aan “leut en luchtigheid”, door reportages waarin “Amateurvoetbalclubs worden bezocht, musea [worden] aangedaan, ijsmeesters [worden] bevraagd. Dat dit wellicht ten koste gaat van stadsguerrilla's in Rio de Janeiro, bomaanslagen in Bagdad of het smelten van de polen, deert niet” (Krapels, 2012). Toen ik in de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp – ‘zacht’ nieuws – dook, merkte ik al gauw dat dit een discussie is die zich niet beperkt tot de NOS. Het is een internationale discussie, die al decennialang wordt gevoerd over krant, radio en tv. Daarbij gaat het bovendien niet enkel om het onderwerp van een nieuwsbericht, maar speelt ook de stijl of de focus van het nieuws een belangrijke rol. Na het schrijven van deze scriptie weet ik dat zacht nieuws niet per definitie slecht nieuws is. Dat nieuwsverzachting geen daling in de kwaliteit van nieuws hoeft te betekenen (waarbij opgemerkt moet worden dat de focus van deze scriptie niet ligt op nieuwskwaliteit). De hardheid (of zachtheid) van nieuws is terug te voeren op verschillende aspecten, die ieder hun positieve en negatieve gevolgen kunnen hebben voor de journalistieke kwaliteit. De discussie omtrent zacht nieuws verdient mijns inziens dan ook een blikverruiming, zodat er meer recht wordt gedaan aan de complexiteit van de materie.
Ik wil Bas Broekhuizen van harte bedanken voor zijn SPSS-hulp, die ik hard nodig had, Aliesje voor de uren die ze als tweede codeur in mijn scriptie heeft geïnvesteerd en Niels, dankzij wie ik mijn scriptie – die haar oorsprong vond in België – ook in België heb kunnen afronden.
Utrecht, 27 juni 2013
4
1 Inleiding In januari 2013 is het het gesprek van de dag: de relatiebreuk tussen Rafael van der Vaart en Sylvie (toen nog Van der Vaart) Meis. Bij de koffieautomaat en bij de kassa staat Nederland niet alleen stil het stukgelopen sprookje van de voetballer en de presentatrice – ook het feit dat veel landelijke media stilstaan bij de breuk is onderwerp van gesprek. Een van die media is het NOS Achtuurjournaal.
Een echtscheiding is niet zo bijzonder, zeker niet in een tijd dat twee op de drie huwelijken stranden. Maar soms praat het hele land erover. Zoals in Duitsland. Sylvie en Rafael van der Vaart gaan uit elkaar. Dat vonden ze daar nou net zo’n droompaar. (NOS Journaal, 02-01-2013) Met deze presentatietekst kondigt Sacha de Boer in januari het nieuwsitem aan over de breuk tussen de voetballer en zijn voetbalvrouw. Van der Vaart zou Sylvie in de nacht van Oud en Nieuw hebben geslagen, waarop de twee besloten uit elkaar te gaan. Dat de NOS verslag doet van dit nieuws, wordt door verschillende mensen met lede ogen aangezien. Een auteur van Sargasso.nl stelt dat Sacha de Boer met haar aankondiging het nieuws “in een verantwoording verpakt”, met het oog op de kritiek die geheid zal volgen op het brengen Figuur 1. Screenshots: Het Achtuurjournaal en Twitter (2 januari 2013). van het celebrity-nieuws (Sargasso.nl, 2013). Als de NOS zich inderdaad probeert in te dekken, is dat tevergeefs: op Twitter barst direct een bom aan negatieve reacties. “De nieuwe koers van de NOS: NOS Boulevard”, twittert Alexander Pleijter, hoofdredacteur van het journalistieke weblog De Nieuwe Reporter, bijvoorbeeld. Marcel Gelauff, hoofdredacteur van de NOS, reageert direct op de kritiek: “Goed besluit van onze eindredacties vanmorgen mbt RafenSyl. #Gesprekvandedag hoort ook in de berichtgeving van de #NOS.” De reuring rond de breuk van ‘Raf en Syl’ en over het feit dat kwaliteitsmedia als de NOS er aandacht aan besteden, neemt de daaropvolgende dagen niet af. Op opiniepagina’s en in columns wordt de media-aandacht bekritiseerd, belachelijk gemaakt of juist hoofdredactioneel verantwoord. Hoe kan het dat zoveel grote podia dit nieuws opvoerden, ondanks de kritiek vanuit het publiek? Een mogelijke verklaring is: de toegenomen concurrentie in de journalistiek. In de laatste dertig jaar is de journalistiek drastisch veranderd. De digitalisering van nieuws heeft ertoe geleid dat de traditionele nieuwsmedia kampen met snel teruglopende lees- en kijkcijfers. Maar de oorsprong van deze veranderingen ligt al vóór de komst van internet: de meest ingrijpende omslag voor de journalistiek vond in Nederland plaats in 1989, toen de commerciële televisie haar intrede deed (Brants, 2009). Met de komst van de commerciële omroepen in 1989 nam de concurrentie in de media sterk toe en raakte de gevestigde publieke omroep in één klap haar monopoliepositie kwijt. Daar waar de publieke
5
omroep zich in haar programmering moest houden aan een vast aandeel educatieve, informatieve en culturele inhoud, hadden ‘de commerciëlen’ als enige verplichting dat zij met hun programmering een groot publiek aan moesten trekken, dat zij aan hun adverteerders konden aanbieden (Brants, 2009). Met die inhoudelijke vrijheid trokken zij een hoop kijkers bij de NPO-programma’s weg: sinds 1989 is het aantal kijkers van de publieke omroep bij alle programmacategorieën teruggelopen, zowel bij informatieve programma’s als het journaal als bij amusementsprogramma’s (Brants, 2009). De intrede van commerciële tv had ook gevolgen voor de geschreven journalistiek: kranten moesten nu niet alleen met elkaar, maar ook steeds meer met de televisie concurreren, die een flink aandeel van de dagbladadvertentiemarkt wegsnoepte. Als gevolg van die concurrentie is het amusementsaanbod toegenomen en meent menig onderzoeker dat nieuws ‘zachter’ is geworden: het zou sensationeler, mensgerichter, verhalender en ‘bruikbaarder’ zijn geworden (Patterson, 2000). Daartegenover staat ‘hard’ nieuws, waarmee items worden bedoeld die qua inhoud ingaan op bijvoorbeeld politieke of economische thema’s, of items die qua stijl ‘droog’ en zakelijk worden gebracht (Reinemann et al., 2012). Verschillende wetenschappers beschouwen de mogelijke afname van hard nieuws en toename van zacht nieuws door de toegenomen concurrentie, als een negatieve ontwikkeling :
Entertainment has superseded the provision of information; human interest has supplanted the public interest; measured judgment has succumbed to sensationalism; the trivial has triumphed over the weighty; the intimate relationships of celebrities, from soap operas, the world of sport or the royal family are judged more 'newsworthy' than the reporting of significant issues and events of international consequence. (Franklin 1997, p. 57) Het is de vraag of de gevolgen van de toegenomen concurrentie in de media zo eenzijdig zijn als hierboven staat beschreven. Veel critici menen dat met het ‘zachter’ worden van nieuws de nieuwskwaliteit daalt, omdat de journalistieke waarden bij de nieuwsselectie zouden inboeten aan het motto “u vraagt, wij draaien”. Of zoals Franklin zegt: “the task of journalism has become merely to deliver and serve up whatever the customer wants, rather like a deep-pan pizza” (Franklin 1997, p. 5). De keuze voor zachte nieuwsthema’s zoals human interest, zou ten koste gaan van hard nieuws over politiek en openbare aangelegenheden. Volgens Patterson (2000) tast zacht nieuws op deze manier de fundaties van de democratie aan, omdat de burger minder geïnformeerd is over politieke onderwerpen en zijn democratisch burgerschap zo onvoldoende kan uitdragen. Daarbij stelt hij dat de keuze voor zacht nieuws er niet toe leidt dat er publiek wordt teruggewonnen, maar dat het publiek door die nieuwsverzachting het vertrouwen in de journalistiek verliest en nog sneller afhaakt. De stelling dat zacht nieuws ten koste gaat van de kwaliteit van de journalistiek en mogelijk zelfs een gevaar vormt voor de democratie, maakt het thema ‘nieuwsverzachting’ een relevant onderwerp dat wetenschappelijke aandacht verdient. Andere belangrijke vragen zijn of het nieuws daadwerkelijk zachter wordt en zo ja, hoe dat gebeurt. Reinemann et al. (2012) namen 24 studies naar hard en zacht nieuws onder de loep en concludeerden dat er weliswaar onderzoeken waren die constateerden dat het aandeel hard nieuws afnam, maar dat er aan de andere kant verschillende onderzoeken waren die het tegendeel bewezen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er geen consensus bestaat over de definitie van ‘zacht nieuws’ en onderzoekers met verschillende definities werken. Zo worden de termen ‘infotainment’, ‘tabloidisering’ en ‘popularisering’ in het wetenschappelijke discours door elkaar gebruikt. In deze scriptie wordt diep ingegaan op de uiteenlopende definities en verschijningsvormen van hard en zacht nieuws om zo meer helderheid te bieden. Nederland is een interessant land als het gaat om het thema ‘nieuwsverzachting’. Een van de positievere visies op zacht nieuws gaat ervan uit dat zacht nieuws meer aansluit bij de leefwereld van mensen, hetgeen nieuws begrijpelijker kan maken (zie paragraaf 2.4). Begin deze eeuw raakte de wens
6
nieuws aan te laten sluiten bij de belevingswereld van het publiek, gepolitiseerd (De Jong, 2013). Na het politieke succes van Pim Fortuyn in 2002 constateerden de traditionele nieuwsmedia dat ze het contact met de samenleving waren verloren. Ze moesten dichter tot de burger komen – een idee dat bij de NOS verder werd uitgewerkt in verschillende beleidsdocumenten. De inhoud van de plannen die Hans Laroes, hoofdredacteur van de NOS sinds 2002, vervolgens opstelde, vertoont overeenkomsten met wetenschappelijke theorieën over hard en zacht nieuws. Dit maakt de NOS tot een interessante casus voor een nieuwshardheidsonderzoek. Er is bewust gekozen voor een tv-programma, omdat “de eis tot visualisering en de vermaakfunctie van het medium” televisie (nog meer dan de schrijvende pers) dwingt de nadruk te leggen op personen – “eerder dan op beleid en structurele ontwikkelingen” (Brants 2007, p. 92). Die personalisering is een belangrijk aspect van zacht nieuws, zoals in hoofdstuk 2 zal blijken.
Dit scriptieonderzoek gaat in op uiteenlopende theorieën over hard en zacht nieuws en focust daarnaast op het NOS Journaal. De jaren 2002 tot 2011 – de periode dat Hans Laroes hoofdredacteur van het journaal was – vormen een casusstudie naar zacht nieuws. De onderzoeksvraag daarbij luidt:
In hoeverre is de verhouding hard nieuws versus zacht nieuws in het NOS Journaal veranderd tijdens het hoofdredacteurschap van Hans Laroes? Dit onderzoek heeft een multidimensionaal karakter: er wordt gekeken naar verschillende aspecten van hard en zacht nieuws, waardoor toenames in hard of zacht nieuws minutieus verklaard kunnen worden. Hierin worden Reinemann et al. (2012) nagevolgd, die op basis van 24 uiteenlopende onderzoeken naar de hardheid van nieuws een multidimensionaal, internationaal vergelijkbaar codeboek construeerden. Het onderzoek poogt niet alleen antwoord te geven op de vraag of het NOS Nieuws ‘zachter’ is geworden, maar ook op de vraag welke aspecten van nieuwsitems zachter zijn geworden. In hoofdstuk 2 zal uitvoerig worden ingegaan op de verschillen tussen hard en zacht nieuws. Daarbij wordt ingezoomd op vijf dimensies van nieuwshardheid. Of nieuws hard of zacht is, wordt niet uitsluitend bepaald door het onderwerp (celebrity-nieuws of politiek nieuws bijvoorbeeld), maar kan bijvoorbeeld ook worden vastgesteld aan de hand van de nieuwsstijl. Reinemann et al. (2012) zetten op deze wijze vijf dimensies op een rij, die iets zeggen over de hardheid van nieuws. Hoofdstuk 2 besteedt daarnaast aandacht aan de verschillende wetenschappelijke visies op nieuwsverzachting. Hoofdstuk 3 vormt een contexthoofdstuk, dat dieper ingaat op de Nederlandse journalistieke situatie in de jaren ’00 en de situatie van de NOS in het bijzonder. Beleidsnota’s van de NOS worden gekoppeld aan het theoretisch kader uit hoofdstuk 2, waarna de hypotheses worden opgesteld. In hoofdstuk 4 wordt de onderzoeksmethode toegelicht, waarna in hoofdstuk 5 aan de hand van grafieken en tabellen de resultaten worden besproken. Tot slot wordt er in de conclusie in hoofdstuk 6 antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en worden in de verantwoording opmerkelijkheden van het onderzoek en aanbevelingen tot vervolgonderzoek besproken.
7
2
Theorie: hard vs. zacht nieuws
Om gedegen onderzoek te kunnen doen naar de ‘hardheid’ van nieuwsberichten, is het van belang om te weten wat er in het academische discours wordt begrepen onder ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws. Paragraaf 2.1 en 2.2 gaan in op de kenmerken van hard en zacht nieuws – een terminologie waarover veel onduidelijkheid bestaat. In 2.3 en 2.4 wordt dieper ingegaan op de langlopende discussie over de waarde van zacht nieuws: de één ziet zacht nieuws als een gevaar voor de democratie, de ander noemt het brengen van zacht nieuws juist een democratische noodzaak. Tot slot brengt paragraaf 2.5 de theorie over hard en zacht nieuws in verband met een andere journalistieke theorie: de nieuwswaardecriteria van Galtung en Ruge (1965) en Harcup & O’Neill (2001). Met de kennis uit deze paragrafen, wordt er in hoofdstuk 3 toegespitst op de Nederlandse journalistiek en het NOS Achtuurjournaal.
2.1
Hard of zacht: een definitieprobleem
Al decennialang maken communicatiewetenschappers, politicologen en journalisten onderscheid tussen hard en zacht nieuws (Reinemann et al., 2012; Boczkowski, 2009). Hoe ze dat doen, verschilt. Wie de online International Encyclopedia of Communication (IEC) erop naslaat, leest dat de “definition of soft news varies, but one of its common characterizations is ‘all the news that is not hard news’” (IEC, soft 1 news: Ban, 2008). Een dergelijke omschrijving biedt weinig soelaas en zorgt enkel voor de verschuiving van een definitieprobleem: er is namelijk evenmin wetenschappelijke overeenstemming over wat hard nieuws precies is. Zo is nieuws over rampen, zoals vliegtuigcrashes en verkeersongelukken, volgens Tuchman (1973) hard nieuws omdat het urgentie heeft, terwijl Baum en Jamison (2006) zulk nieuws onder zacht nieuws scharen omdat het entertainend zou zijn (De Swert, 2007). Hierop wordt later dieper ingegaan. Daarbij komt dat de discussie over het karakter van nieuws niet beperkt blijft tot de termen hard en zacht (of hard en soft), maar ook begrippen als trivialisering, tabloidisering, sensationalisering, popularisering en infotainment aan dit wetenschappelijke discours worden gekoppeld. De antoniemen die dan hun intrede doen (kwaliteitsjournalistiek vs. populaire journalistiek, serieus nieuws vs. sensationeel nieuws, ‘echt’ nieuws vs. ‘ander’ nieuws etc.), zorgen voor discussies die raakvlakken met elkaar hebben, maar niet over precies hetzelfde gaan. We hebben te maken met een vorm van ‘collectieve ambiguïteit’ die wordt veroorzaakt door homoniemen: verschillende auteurs gebruiken dezelfde termen, maar definiëren die verschillend (Reinemann et al. 2012). Het gevolg is een discussie waarin begrippen voorkomen die geen eenduidige betekenis hebben:
De kritiek op de typisch leuke uitsmijters van de nieuwsuitzendingen, die totaal ontdaan van enige nieuwswaardigheid onze journaals afsluiten, is evengoed een verhaal over soft nieuws als de klachten over het teveel aan negatief nieuws (rampen, ongevallen, criminaliteit) op het scherm of de overdreven aanwezigheid van nieuws dat inspeelt op de menselijk buikgevoelens. (De Swert 2007, p. 131)
2.2
Zoek de verschillen: vijf dimensies
Wetenschappers zijn het wellicht niet met elkaar eens wat de definiëring betreft, er bestaat een duidelijke overeenstemming over de behoefte aan een internationaal bruikbare terminologie. Zo pleiten De Swert 1
De IEC is een academische encyclopedie, samengesteld door wetenschappers verbonden aan verschillende universiteiten.
8
(2007), Lehman-Wilzig en Seletzky (2010) en Reinemann et al. (2012) in hun artikelen voor universele definities van hard en zacht nieuws. Eenduidigheid van termen zorgt ervoor dat onderzoek naar hard en zacht nieuws vergelijkbaar is en tot algemeen geldende uitspraken kan komen. Reinemann geeft met zijn collega’s Legnante, Scherr en Stanyer (2012) het meest uitvoerige overzicht van de onderzoeken naar hard en zacht nieuws. Uit de vierentwintig toonaangevende (want zeer veel geciteerde) studies die ze hebben gebruikt, zijn vijf dimensies te extraheren waarbinnen de verschillende wetenschappers hard van zacht nieuws onderscheiden: nieuwstopic, nieuwsproductie, nieuwsreceptie, nieuwsstijl en nieuwsfocus. Daarbij geldt dat de meeste studies (75%) zich begeven op meerdere dimensies - op de topicdimensie en de stijldimensie bijvoorbeeld. Aan de hand van verschillende onderzoeken over hard en zacht nieuws worden hieronder de vijf dimensies besproken. Let wel: de onderzoeken uit deze paragraaf zijn niet de 24 onderzoeken die Reinemann et al. (2012) in hun publicatie noemen. Wel komen Boczkowski (2009), De Swert (2007) en Grabe et al. (2001) zowel in deze paragraaf als bij Reinemann et al. voor. Met deze studies zal een beter beeld ontstaan van de kenmerken van hard en zacht nieuws. 1) Topicdimensie In 83% procent van de publicaties die Reinemann et al. (2012) analyseerden, werd (mede) aan de hand van de topicdimensie bepaald of een nieuwsbericht hard of zacht was. In de topicdimensie bepaalt het onderwerp de ‘hardheid’ van het nieuws. Zo geldt het thema ‘politiek’ in het algemeen als een typisch hard nieuwsonderwerp en wordt nieuws over beroemdheden juist als zacht beschouwd. De Swert kiest in 2007 voor een topicgericht onderzoek. De stijldimensie laat hij weloverwogen buiten beschouwing:
Strikt genomen kan een hard nieuws item op een vormelijk heel toegankelijke, laagdrempelige manier gebracht worden. Yves Leterme over de Vlaamse begroting geïnterviewd in het bubbelbad met Stef Wauters blijft dus hard nieuws. Het is de inhoud, niet de setting die telt. Ook vlottere, MTV-achtige camerabewegingen geven in onze verdere opdeling geen aanleiding tot een classificatie als soft nieuws. (De Swert 2007, p.136) De kern van het onderscheid tussen hard en zacht nieuws ligt bij De Swert in “voorafgaandelijk bepaalde inhoudelijke categorieën” (De Swert 2007, p. 137). Over de categorie ‘rampen en ongelukken’ (in de literatuur ook wel sensationeel nieuws of ‘spotnieuws’ genoemd) bestaat zoals in de vorige paragraaf staat beschreven geen consensus. De Swert kiest er daarom voor om op basis van twaalf eerdere onderzoeken een driedeling te maken van hard nieuws (politiek, economie, financiën, internationale relaties, internationale veiligheid, defensie, wetenschappen), zacht nieuws (royaltynieuws, celebritynieuws, weersomstandigheden, faits divers, populaire cultuur, sport) én sensationeel nieuws (crime, verkeersongevallen, rampen, epidemieën en ziektes, ophefmakende nieuwe medicijnen en medische technieken, gestrande reizigers en terroristische aanslagen). 2) Productiedimensie Een groot deel van de door Reinemann et al. geanalyseerde studies (42%) betrekt het productieproces in het hardheidsonderzoek. Boczkowski (2009) bijvoorbeeld, legt in zijn onderzoek de nadruk op de temporality (het best te vertalen als de ‘tijdelijkheid’) van nieuws. Hij gebruikt de woorden van Tuchman (1978) als hij schrijft dat de “structurering van tijd op een redactie beïnvloedt of een gebeurtenis als nieuws wordt getaxeerd” [vertaling – EK] (Boczkowski 2009, p. 100). Hard nieuws heeft in dat geval te maken met hoe urgent de over te brengen informatie is: journalisten weten bij hard nieuws dat het snel, binnen hun nieuwscyclus, moet worden ‘gebracht’, omdat het anders aan nieuwswaarde verliest. Zacht nieuws daarentegen kan ook op andere momenten worden gebracht en heeft zogezegd een langere houdbaarheidsdatum. 9
Gans onderkende in 1980 al het voordeel van die tijdloosheid van zacht nieuws. Zacht nieuws is volgens hem door die eigenschap een ideale “last-minute replacement” - je kunt zacht nieuws gewoon op de 2 schap leggen en wachten tot het een gaatje moet opvullen (Gans 1980, p. 156). 3) Receptiedimensie Naast de constatering dat zacht nieuws een handig opvulmiddel is, benadrukt Gans dat voor nieuwsprogramma’s en tijdschriften zachte verhalen noodzakelijk zijn voor de balans: “Since most news is serious, bad and lenghty, it must be balanced and interspersed with light, good, and short stories to avoid depressing or boring the audience and the journalists” (Gans 1980, p. 174). Zacht nieuws selecteren omwille van de balans van een nieuwsprogramma is volgens Gans een kwestie van “audience consideration”: de journalist houdt rekening met de manier waarop het publiek het nieuws ontvangt. Dat heeft alles te maken met de derde dimensie: nieuwsreceptie. In de receptiedimensie wordt zacht nieuws beschreven als nieuws met een entertainend karakter of nieuws dat persoonlijk bruikbaar of interessant is (Reinemann et al., 2012). Gans gebruikt de termen hard en zacht nieuws niet, maar heeft het respectievelijk over important stories en interesting stories. Hij legt daarmee de focus op wat de kijker met het nieuws doet: zacht nieuws is interessant, maar hard nieuws is voor de consument belangrijk of zelfs noodzakelijk om te weten, omdat hij daarmee de politiek kan begrijpen: “Important stories are sometimes called necessities, signifying the extent to which their selection is obligatory. Interesting stories are, prototypically, ‘people stories’” (Gans 1980, p. 15). Er is veel onderzoek gedaan naar de publieks- of effectgerelateerde kenmerken van nieuws. Wat ziet de kijker bijvoorbeeld liever: hard of zacht nieuws? En hoe verschilt het effect van een informerend nieuwsitem van een entertainend bericht? Dergelijk onderzoek beperkt zich niet tot de derde dimensie (hoe reageert de kijker op het nieuws?), maar betrekt de topic-, stijl- of focusdimensies erbij (over de stijlen focusdimensie later in deze paragraaf meer). Zo concluderen Kleemans et al. (2012) dat jonge kijkers negatief nieuws boven nieuws met een neutrale inhoud verkiezen (topicdimensie) en dat mannen, meer dan vrouwen, een voorkeur hebben voor nieuws dat volgens een tabloidstijl is aangekleed boven een nieuwsbericht in standaardvorm (stijldimensie). 4) Stijldimensie De stijl van een nieuwsbericht is de vierde factor die iets zegt over hoe hard of zacht een nieuwsbericht is. De hardheid van de stijl wordt volgens Reinemann et al. bepaald door twee subdimensies: de mate van objectiviteit van de nieuwspresentatie en de sfeer dat in het nieuwsbericht wordt geschapen. Nieuws is dan zacht als het de subjectieve indruk van de journalist laat doorschemeren of het op sensationele wijze (met prikkelende bijvoeglijke naamwoorden) wordt gebracht. Hard nieuws kent daarentegen juist een onpersoonlijke, feitelijke, tekstgeoriënteerde stijl (Reinemann et al., 2012). De stijl maakt echter niet, dat een item of artikel per definitie hard of zacht is. Sterker nog: door de vorm van een nieuwsbericht aan te passen kun je de grens tussen hard en zacht nieuws overbruggen. Boczkowski benadrukt dat er in de wetenschap aandacht is voor “a certain set of shared practices and principles that cut across both kinds of content” (Boczkowski 2009, p. 100). Zachte nieuwsvormen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om harde nieuwsthema’s aan te kleden: sommige politieke onderwerpen lenen zich bijvoorbeeld goed voor een zacht nieuws-jasje (in paragraaf 2.3 wordt hier verder op ingegaan). Barnett, Grabe en Zhou doen in 2001, naast een inhoudsanalyse, systematisch onderzoek naar de vorm (de ‘formal features’) van sensationeel nieuws. Sensationeel nieuws is een nieuwstype dat,
2
N.B. Gans kijkt niet alleen naar het productieproces, maar focust zich o.a. ook op de topicdimensie. Hij verdeelt zacht nieuws onder in people stories, role reversals (in het Nederlands bekend als ‘man bijt hond’: een hond die een man bijt is geen nieuws, een man die een hond bijt wel) en hero stories en gebruikt zo het nieuwstopic als tweede criterium.
10
getuige het volgende citaat, onder zacht nieuws gerekend kan worden (iets dat Reinemann et al. (2012) overigens ook bepleiten):
While sensationalism is characterized as content that amuses, titillates, and entertains [receptiedimensie - EK], ‘proper’ news is commended for its assumed ability to enhance the political and social knowledge of the audience by appealing to reason over emotion. Stories dealing with celebrities, crime, sex, disasters, accidents and public fears, on the other hand [topicdimensie - EK], have consistently been labeled as sensational. (Barnett, Grabe & Zhou 2001, p. 637) Ze richten zich op televisiejournalistiek en concluderen dat bij items over traditioneel zachte onderwerpen de camerashots korter zijn (die veelheid aan cuts wordt door Hjarvard (2000) treffend ‘soundbite journalism’ genoemd), er meer decoratieve edit-technieken (zoals dissolves, wipes, fades etc.) worden gebruikt en slow motion vaker wordt toegepast. Deze ‘tabloid packaging’-technieken hebben een duidelijk effect op de kijker: volgens Bolls (2000) vergroot de tabloidstijl de aandacht van en de opwinding bij de kijker, al wordt het nieuws wel als minder geloofwaardig en informatief beoordeeld dan nieuws in een standaardvorm. De stijl van een item heeft dus ook gevolgen voor de receptie van het item. Dat constateren ook Hendriks Vettehen, Nuijten & Peeters (2008), bij een tv-nieuwsanalyse aan de hand van verschillende ‘sensationalist news features’. Naast de factor ‘dramatisch onderwerp’, die betrekking heeft op de topicdimensie, onderzoeken zij wat de stijldimensie betreft het aantal shots, het gebruik van ooggetuigencamera, van muziek en van zoom. Hendriks Vettehen et al. (2008) constateren dat de aanwezigheid van dergelijke sensationele kenmerken de emotionele prikkeling bij de kijker verhoogt, hetgeen gevolgen heeft voor de waardering van het nieuwsitem: die vergroot, bij aanwezigheid van de kenmerken. Sensatie kent echter ook een grens: wordt er te veel gebruik gemaakt van sensationele kenmerken, dan heeft het een te sterk effect op de kijker, waardoor die het item juist minder gaat waarderen. Hoe de kijker met nieuws omgaat, is dus niet alleen afhankelijk van het onderwerp, maar ook van de stijl van het bericht. 5) Focusdimensie De laatste dimensie die voorkomt in onderzoeken naar de hardheid van nieuws, houdt verband met de nieuwsfocus: welke aspecten worden er in een verhaal belicht? Hard nieuws wordt gekenmerkt door ‘thematische framing’ en een focus op maatschappelijke consequenties van het nieuws. Zacht nieuws kenmerkt zich juist door ‘episodische framing’ en het benadrukken van consequenties op individueel niveau (Reinemann et al. 2012). In het geval van thematische framing wordt nieuws in een brede context geplaatst. Nieuws over werkloosheid wordt dan bijvoorbeeld gebracht aan de hand van nieuwe cijfers en een econoom die vertelt welke invloed de economie op de werkloosheid heeft. De nadruk ligt in het nieuwsbericht op de bredere, maatschappelijke implicaties van een gebeurtenis of ontwikkeling. Bij episodische framing wordt het nieuws niet breed, maar juist ‘klein’, exemplarisch gebracht. Dat kan door het gebruik van een human-interest frame, waarbij het onderwerp vermenselijkt wordt doordat er een actor als voorbeeld wordt opgevoerd die beïnvloed wordt door het thema van het item (Patterson 2000). Nieuws over werkloosheid wordt dan bijvoorbeeld gebracht aan de hand van het verhaal van een vrouw die onlangs zelf haar baan is kwijtgeraakt. Daarnaast kan het item ‘event-oriented’ gebracht worden: de nadruk ligt dan op een ‘geïsoleerde’, vaak incidentele en onverwachte gebeurtenis, zonder aandacht voor maatschappelijke gevolgen (Patterson 2000). In de focusdimensie is aan de toenadering tot de kijker af te lezen of nieuws hard of zacht is. Hendriks
11
Vettehen, Nuijten en Beentjes (2005) gebruiken in hun studie naar sensatie in Nederlandse tv-journaals in dit verband de term ‘concreetheid’ (die zij ontlenen aan Nisbett & Ross’ (1980) ‘concreteness’) om episodische framing verder in te kleuren. Zij kiezen deze indicatoren vanwege hun uitwerking op de kijker (ze zorgen voor een toegenomen aandacht en emotionele arousal - zie ook Nuijten 2007) en begeven zich zo ook op de receptiedimensie. De eigenschap concreetheid splitsen zij uit in twee types van exemplarische informatie, te weten ‘personalisering’ (een individu vertelt in zijn alledaagse omgeving over zijn persoonlijke situatie) en ‘burger aan het woord’ (ook wel bekend als ‘voxpop’: commentaar van een onbekende persoon zonder specifieke expertise). Door die concreetheidskenmerken wordt het nieuws - in tegenstelling tot abstract, hard nieuws - levendiger en weet het de aandacht van de kijker beter vast te houden. Daartegenover staat commentaar van een politicus of expert: dat verkleint de concreetheid van het nieuws en geldt juist als indicator van hard nieuws.
2.3
Kritiek op zacht nieuws
Wetenschappers kijken dus vanuit vijf optieken naar het verschil tussen hard en zacht nieuws. Doordat niet iedere academicus in zijn analyse dezelfde dimensies gebruikt, wordt er met verschillende maten gemeten. Dit kan verklaren waarom er in de wetenschappelijke literatuur verschillende antwoorden te vinden zijn op de vraag of het aandeel zacht nieuws de media toeneemt. Reinemann et al. (2012) verdelen de uitkomsten van een verzameling longtudinale onderzoeken in drie klassen: studies die concludeerden dat nieuws niet zachter werd, studies die dat wèl concludeerden en studies die verschillende conclusies trokken voor verschillende media of voor verschillende nieuwsdimensies (Reinemann et al., 2012). In de laatste categorie verschilt de uitkomst van het onderzoek per omroep (de commerciële versus de publieke omroep) of per dimensie (het nieuws wordt zachter aangekleed, maar de verhouding zachte en harde topics blijft bijvoorbeeld gelijk). Onderzoeken over ‘zacht nieuws’ (of tabloidisering of sensationalisering) bevatten niet zelden een normatieve ondertoon. Er is sprake van twee duidelijke scholen: wetenschappers die geen heil zien in zacht nieuws en hard nieuws als de norm zien en wetenschappers met een postmoderne visie, die ook positieve aspecten van zacht nieuws benoemen. In deze paragraaf wordt de kritiek van de eerste groep wetenschappers in drie delen besproken: zij zien zacht nieuws als bedreiging voor de democratische functie van journalistiek (1), die kritiek hangt samen met (mogelijke) sensationele kenmerken van zacht nieuws (2) en zij menen dat de concurrentie van op de mediamarkt de keuze voor zacht nieuws in de hand werkt (3). In 2.4 wordt de postmoderne denkwijze over zacht nieuws verder toegelicht. 1) ‘Gevaar voor de democratie’ Bennett (2003) en Patterson (2000, 2003) beschouwen onderzoeken waaruit blijkt dat zacht nieuws toeneemt, als het bewijs dat de media falen burgers goed te informeren (Baum & Jamison, 2006). Daarmee komt volgens hen het primaire doel van de journalistiek in het gedrang: burgers voorzien van de informatie die ze nodig hebben om vrij en zelfbesturend te zijn (Kovach en Rosenstiel 2007). Het is wijdverbreide kritiek dat de hedendaagse nieuwsmedia te veel zacht en te weinig hard nieuws brengen: juist hard nieuws zou de informatie bevatten om die het voor de burger mogelijk maakt om goed geïnformeerde politieke keuzes te maken (Baum & Jamison, 2006). Patterson (2000) definieert hard nieuws als berichtgeving rond “top leaders, major issues, or significant disruptions in the routines of daily life” en bepaalt zo aan de hand van de topicdimensie of nieuws hard is. Volgens Patterson is hard nieuws van hogere kwaliteit dan zacht nieuws, omdat het relevanter is. Zacht nieuws boet volgens hem in aan relevantie, omdat het gekarakteriseerd wordt door human-interest-thema’s, dramatische onderwerpen en een sensationele stijl en het niet bericht over de
12
openbare orde. Zaller (2003) trekt de kwaliteitsdiscussie los van een strikte scheiding tussen hard en zacht nieuws: “the question of news quality is whether news provides a sufficiently rich and engaging ration of political information to make democracy work.” Toch lijkt hij, net als Patterson, weinig relevantie in zacht nieuws te zien als hij dat omschrijft als “either personally useful or merely entertaining” (beide quotes: Baum & Jamison 2006, p. 947). In deze discussie wordt de verzachting van nieuws gezien als een directe bedreiging voor de democratie, omdat een democratie zonder goed geïnformeerde burgers immers niet optimaal functioneert. Niet iedereen ziet zacht nieuws uitsluitend als gevaar. Baum en Jamison (2006) benadrukken dat er in de discussie voorbij wordt gegaan aan burgers die niet geïnteresseerd zijn in politiek en hard nieuws daarom per definitie links laten liggen. Voor hen geldt niet de vraag of ze hard of zacht nieuws zullen consumeren, maar of ze zacht nieuws of géén nieuws zullen consumeren. En consumeren deze ‘lowawareness individuals’ toch hard nieuws, dan zal dat onvoldoende beklijven om op basis van die informatie een weloverwogen politieke keuze te kunnen maken. Toch kunnen ook zij volgens Baum en Jamison voldoende worden geïnformeerd om hun democratisch burgerschap te succesvol in de praktijk te brengen. Dat hoeft niet per se via hard nieuws, maar kan ook via een zachte nieuwsvorm, zoals talkshows. Baums "incidental by-product-model” laat zien dat substantiële politieke informatie in een entertainende context kan worden gepresenteerd en zo verbonden kan worden aan informatie die in eerste instantie is bedoeld om te vermaken (Baum & Jamison 2006, p. 948). Hard nieuws-inhoud fungeert dan als een “incidenteel bijproduct van de behoefte aan entertainment” – een verschijnsel dat door Baum en Jamison ‘piggybacking’ wordt genoemd en overeenkomsten vertoont met wat in het Nederlands beter bekendstaat als de ‘sandwich-formule’ (Boczkowski 2009, p. 100). Hun onderzoek toont aan dat burgers die minder geïnteresseerd zijn in politiek zo, op basis van de geringe politieke informatie die voortkomt uit ‘zachte’ nieuwsbronnen als talkshows, succesvol kunnen stemmen (d.i. stemmen op een kandidaat die grotendeels voldoet aan vooraf aangegeven voorkeurseigenschappen). In “Who’s afraid of infotainment” (1998) beschrijft Brants de verzachting van politiek nieuws in Nederland aan de hand van een saxofoonspelende minister, in een tv-show op de vooravond van de verkiezingen in 1994. Hans Dijkstal, de betreffende politicus, zou te veel naar Amerikaanse verkiezingscampagnes hebben gekeken: “The dykes had apparently been unable to stop the flood of ‘Americanization’”, spreken de criticasters de volgende dag (Brants 1998, p. 314). Brants gaat in op de angst van wetenschappers voor de verzachting van nieuws, die ertoe zou leiden dat politiek als populaire cultuur wordt gebracht, in plaats van als serieuze zaak. Wat als politiek nieuws gemarginaliseerd wordt en er slechts een gepersonaliseerd, sensationeel plaatje van politici en het politieke proces overblijft? Die angst is gebaseerd op twijfelachtige veronderstellingen, aldus Brants. Hij geeft een overzicht van onderzoeken naar politiek nieuws in verschillende Noord-Europese landen, waaruit blijkt dat met de komst van commerciële concurrenten het politieke nieuws in de meeste landen gelijk is gebleven of zelfs is toegenomen. De commerciële televisie heeft weliswaar geleid tot meer human-interest en sensatie in het tv-nieuws, maar nauwelijks in de politieke berichtgeving. Het populariseren van politiek nieuws kan wel gevaarlijk zijn, maar alleen onder de volgende condities: 1) als dat de dominante vorm is waarin politiek wordt gegoten, 2) als infotainment wordt gebruikt om iets anders te verhullen, 3) als het tot een verstoord beeld van politiek leidt. Maar, zo stelt Brants, geen zorgen: “Neither of these conditions seem to be unconditionally the case” (Brants 1998, p. 329). 2) De aantrekkingskracht van sensatie Hoe dan ook, de kritiek op de verzachting van nieuws blijft. Veel van de kritiek richt zich op sensationeel nieuws: een concept dat in onderzoek veelal wordt gezien als een verschijningsvorm van zacht nieuws, of
13
zelfs als synoniem voor zacht nieuws wordt gebruikt (Reinemann et al. 2012, p. 225). Al sinds de begindagen van de krant duiken klachten over sensatie op in discussies over de kwaliteit van de journalistiek: “In a nutshell, these complaints pictured sensationalist news as a journalistic device being designed merely to attract the attention of large audiences at the expense of informing them properly about socially significant events” (IEC, sensationalism: Hendriks Vettehen, 2008). De Swert schrijft over het aandachttrekkende karakter van sensationeel nieuws, dat dat nieuws is dat “appelleert aan de basisnoden en instincten van mensen - een soort voyeurisme dat volgens de literatuur vrij universeel zou zijn” (De Swert 2007, p. 135). Bepaalde onderwerpen spreken de basisinstincten van de mens aan omdat ze een zogenoemde ‘survival value’ bevatten (Nuijten, 2007). Zo worden bij tv-kijken bepaalde beelden automatisch voor verwerking geselecteerd, omdat ze naar biologisch belangrijke thema’s zoals voortplanting en (fysieke) veiligheid verwijzen. Lang legt uit dat het daarom bijna onmogelijk is “not to look when driving by the scene of an accident or witnessing a couple fighting or kissing on the sidewalk.” (Lang 2000, p. 62) Sensationeel nieuws wordt, net als zacht nieuws, aan de hand van verschillende dimensies geïdentificeerd. Zo worden geweld, erotiek, criminaliteit en rampen als typisch sensationele onderwerpen gezien – de sensatie heeft dan betrekking op de topicdimensie (De Swert 2007, p. 135). Daarnaast wordt de stijldimensie vaak in de kritiek betrokken: in de krant gelden grote koppen, foto’s en het plaatsen van sensationele verhalen op de voorpagina als sensationele stijlkenmerken, terwijl in tv-nieuws slow motion, muziek en geluidseffecten als sensationeel worden gezien (IEC, sensationalism: Hendriks Vettehen 2008). 3) Het gevecht om de nieuwsconsument De discussie over sensationalisme wordt zowel in de wetenschap als in de journalistiek gekoppeld aan de mechanismen van een marktgericht mediasysteem (IEC, sensationalism: Nuijten, 2007). Sensationalisme wordt in dat kader vooral gezien als bedreiging voor de journalistiek. De concurrentiedruk is toegenomen sinds regeringen, met de internationalisering van de media, hun mediasystemen marktvriendelijker hebben ingericht (Turner, 1999). Die concurrentie zet nieuwsproducenten onder druk om de aandacht van het publiek te trekken en het is dan verleidelijk om sensationeel nieuws – gezien zijn evolutionaire aantrekkingskracht – te verkiezen boven het harde, drogere nieuws. Bob Franklin stelt al in 1997 dat leveren van journalistieke kwaliteit ondergeschikt raakt aan het bereiken van een groot publiek. Het gevolg is ‘newszak’, een term afgeleid van het begrip ‘muzak’, liftmuziek die gedachteloos wordt geconsumeerd: nieuws wordt een product “designed and ‘processed’ for a particular market and delivered in increasingly homogeneous ‘snippets’ which make only modest demands on the audience. Newszak is news converted into entertainment” (Franklin 1997, p. 5). In plaats van een publiek forum te bieden, zijn nieuwsmedia volgens Franklin in toenemende mate onderdeel van de entertainmentindustrie. De angst dat nieuwsselectie niet langer plaatsvindt op basis van journalistieke normen, maar met het oog op de kijk-, luister- en leescijfers, weerklinkt ook in een peiling van De Nieuwe Reporter. Veertig experts op het gebied van journalistiek gaven hun visie op de toekomst van het vakgebied, met een pessimistisch resultaat: “Het gevecht om de klant wordt zo heftig, dat de drang van media om zich met opvallend nieuws te profileren de overhand krijgt”, vreest Harm Taselaar, hoofdredacteur van RTL Nieuws. Carl Königel, dan hoofdredacteur van Sargasso.nl, ziet het niet zonniger in: “Over de hele linie zal de zucht van snelle schockerende journalistiek toenemen: iedere dag een Haags relletje, een bommelding en/of liquidatie a.u.b...” (Reijnders et al. 2007, p. 8).
14
2.4
Optimisme over zacht nieuws
Zoals eerder in dit hoofdstuk vermeld, zijn er naast ‘zacht nieuws’-criticasters ook wetenschappers die positieve aspecten van zacht nieuws benoemen. Zo wordt nieuwsverzachting gekoppeld aan emancipatie – een theorie die hieronder besproken wordt. Daarna wordt een andere, postmoderne visie geanalyseerd, die stelt dat verzachting nieuws toegankelijker maakt en zo democratisering realiseert. 1) Mannelijk versus vrouwelijk nieuws Toenemende concurrentie in de journalistiek is een veelgehoorde verklaring voor een mogelijke verzachting van het nieuws (Nuijten, 2007). Een andere verklaring is de feminisering van de journalistiek. Journalistiek heeft zich historisch gezien ontwikkeld als een door mannen gedomineerd vakgebied: voor vrouwen was in eerste instantie nauwelijks plaats, beschrijft Deense professor Djerf-Pierre (2007). Pas vanaf de jaren zeventig nam het aantal vrouwen in de journalistiek fors toe en was ‘de vrouwelijke journalist’ niet langer een uitzondering op de regel. Dat betekende niet dat vrouwen direct ieder onderwerp in de krant of op radio of tv konden ‘coveren’ – integendeel: in de jaren ’50 was het idee ontstaan dat Figuur 2. Journalistiek: mannelijk vs.vrouwelijk nieuws (Djerf-Pierre, 2007) mannelijke en vrouwelijke journalisten elkaar aanvulden – ze waren niet inwisselbaar. Er ontstond een op sekse gebaseerd onderscheid tussen de posities van mannen en vrouwen (zo waren vrouwen niet te zien in leidinggevende functies) en de onderwerpen waarover zij berichtten. De onderwerpen met een hoge status – politiek, economie, internationale betrekkingen – werden typische mannentopics, vrouwen berichtten vooral over het huishouden, ouderschap en relaties. Djerf-Pierre (2007) beschrijft hoe in de jaren zeventig, tegelijk met de toename van het aantal vrouwen in de journalistiek, sociale thema’s als onderwijs, gezondheidszorg, ouderen en consumentenzaken belangrijker werden. Het waren vooral de vrouwen die zich over deze thema’s ontfermden en hoewel ze hiermee over serieuzere zaken berichtten dan de huis-, tuin- en keukenonderwerpen van voorheen, bleef de scheiding tussen mannen- en vrouwentopics in stand: “As these subjects emerged as typical fields of expertise for women journalists, they were commonly bunched up and labeled “soft news”. In newspaper journalism the most male-dominated desks were sports, business, world affairs and domestic politics– termed “hard news” – where men wrote nine out of ten articles” (Djerf-Pierre 2007, p. 89). De mogelijke toename van nieuwsberichten met een ‘zacht’ topic kan dus ook verklaard worden door de vergrote invloed van vrouwen in de journalistiek, die van oudsher meer over zachte dan over harde onderwerpen berichten. In dat opzicht kan een toename van zacht nieuws gezien worden als een positieve ontwikkeling, omdat die een nieuwe kijk geeft op nieuwsberichten die vroeger afgeserveerd werden als ‘vrouwenzaken’ (McNair 2009, p. 74). McNair (2009) bouwt deze positieve visie op nieuwsverzachting verder uit door in een van zijn boeken verschillende vrouwen uit de journalistiek aan het woord te laten. Zo vindt Mary Ann Sieghart, mediamanager van The Times, dat vrouwen in de journalistiek de “tot nu toe door mannen-gedomineerde nieuwsagenda gefeminiseerd en vermenselijkt” hebben (McNair 2009, p.74). Een ander benadrukt dat nieuws door de feminisering minder pompeus, minder paternalistisch, minder mannelijk en juist menselijker, levendiger en democratischer is geworden. Een laatste observant concludeert dat hierdoor de scheiding tussen de publieke (lees: politieke) en de private sfeer vervaagt. En terwijl het ‘dumbing down’-kamp (waar critici als Bennett, Patterson en Franklin bij horen) deze ontwikkeling veroordeelt,
15
wordt die juist verwelkomd door postmoderne critici die de vervaging zien als een vorm van “anti-elitaire culturele democratisering” (McNair 2009, p. 74). 2) ‘Dumbing down’ of ‘democratisering’? In Journalistieke Cultuur in Nederland van Bardoel et. al (2009) laat Costera Meijer zien dat de scheiding tussen zacht nieuws-criticasters en zacht nieuws-optimisten niet zo absoluut hoeft te zijn zoals die is geschetst in de vorige paragrafen. Ze probeert de idealen van de klassieke journalistiek (waarbij ‘de geïnformeerde burger’ en de democratische functie van journalistiek vooropstaan) te verenigen met de postmoderne visie op de journalistiek (die uitgaat van de noodzaak nieuws te populariseren). De discussie over de tegenstelling tussen popularisering (lees: verzachting) en kwaliteitsjournalistiek is er volgens haar één die uitgaat van te eenzijdige vooronderstellingen.
Het belangrijkste argument van critici tegen popularisering van het nieuws is dat de inhoud wordt verkwanseld, waarmee het mensen moeilijker wordt gemaakt hun rol als burger te vervullen. Deze visie vooronderstelt een tegenstelling tussen popularisering en kwaliteitsjournalistiek. Een toename van het aantal lezers of kijkers is in dergelijke analyses zelden het gevolg van meer kwaliteit. De universele aanspraak op kwaliteitsverlies door popularisering is echter zelden serieus onderzocht.” (Costera Meijer 2009, p 392) In de journalistieke praktijk wordt er onderscheid gemaakt tussen wat Costera Meijer ‘echt’ nieuws en ‘ander’ nieuws noemt, een tweedeling die (qua nieuwstopics) overeenkomt met de tweedeling hard en zacht nieuws: aan de ene kant verhalen voor de elite over politiek, internationale betrekkingen en economie en aan de andere kant “interessante, maar nooit echt belangrijke” human interest-verhalen voor de massa (Costera Meijer 2009, p. 394). Popularisering van nieuws is in positieve zin dan een middel om die scheiding tussen twee doelgroepen en twee soorten onderwerpen te vervagen. Costera Meijer sluit zich aan bij de ‘piggybacking’-hypothese van Baum & Jamison uit paragraaf 2.3, als ze stelt dat je door met vorm (en soms met inhoud) te experimenteren, “‘elite’ items [kunt maken] over kunst” en “complexe politieke gebeurtenissen en wetenschap toegankelijk [kunt maken] voor de massa” (Costera Meijer 2009, p. 396). Het verschijnsel dat mediaconsumenten uit hogere sociale klassen van de populaire cultuur snoepen, wordt ‘slumming’ (naar het woord ‘slum’ dat krottenwijk betekent) genoemd. Het proces andersom, waarbij een product dat oorspronkelijk voor de hogere klasse gemaakt is en wordt aangepast voor een lagere klasse, heet ‘dumbing down’. (Gans 2009, p. 19) Gans levert kritiek op de volgens hem neerbuigende terminologie die wordt gebruikt in de discussie over het populariseren van nieuws. Hij benadrukt dat hij, als hij het over dit proces heeft, doelbewust de term ‘popularization’ kiest, in tegenstelling tot zijn collega’s die het veelal over ‘tabloidization’ hebben: “Since moderate and low-income people are the main consumers of tabloid news, tabloidization is a particularly handy verbal weapon used by more educated people to disparage the culture of less educated ones” (Gans 2009, p. 17). Het (de)populariseren is volgens Gans geen kwestie van ‘slumming’ of ‘dumbing down’, maar het is “(…) both art and science; it requires decisions on which facts are of first priority when the total number must be limited; and what detail is necessary and what can be omitted when complexity is an obstacle to reaching the audience” (Gans 2009, p. 23). Gans gelooft - net als Baum & Jamison (2006) met hun ‘piggybacking’ - in de democratische noodzaak van de voldoende geïnformeerde burger. Die moet ook hard nieuws ‘binnenkrijgen’ en soms moet het nieuws daarvoor anders gepresenteerd worden, ook al zal dat niet door iedere journalist gewaardeerd worden:
16
The news and news media that would result from these efforts at popularization might not satisfy current professional criteria for excellence. However, in a highly polarized society embedded in a globalizing domestic economy and a combative international polity, every little bit of extra understanding of the national and international news is important. (Gans 2009, pp. 26-27) Gans’ collega Serazio, zet in de introductie van hetzelfde boek de woorden van Gans extra kracht bij: “(...) after all, the slow-motion death of newspapers and inexorable graying of the nightly news audience could perhaps use a little popularity here and there” (Serazio 2009, p.14). De nood om harde journalistiek toegankelijk te maken voor een breed publiek is hoog, vinden de wetenschappers met deze postmoderne visie. En hoewel het andere kamp het populariseringsproces degradeert met termen als ‘trivialisering’ en ‘opleuking’, hoeft het geen afname in kwaliteit te betekenen: veel onderzoeken hebben laten zien dat door middel van ‘zacht nieuws’-eigenschappen, zoals door een focus op het persoonlijke in plaats van het institutionele, nieuws directer en effectiever kan worden (Bird 2009). Om met Reinemann et al. te spreken: dit is een vorm van verzachting in de focusdimensie. Toch dient de journalist hierbij op zijn hoede te zijn: een persoonlijke, ‘menselijke’ invalshoek kan er immers toe leiden “dat de kwestie versmald wordt tot die persoon, en dat de bredere maatschappelijke context uit zicht verdwijnt” (Costera Meijer 2009, p.403). Media-adviseur Leon de Wolff gaf in Nederland lange tijd op diverse mediaredacties trainingen om het nieuws publieksgerichter te maken. Ook hij ziet bij traditionele journalisten een negatieve houding ten opzichte van het ‘personaliseren’ van nieuws. Zij vrezen er volgens De Wolff voor dat de journalistiek door rekening te houden met de kijker, luisteraar of lezer, het karakter van een sensatieshow of roddelblad krijgt: “Het ancien régime is bang. Bang dat publiekgerichte journalistiek leidt tot trivia en pulp. Bang voor opleuken en opfrissen” (De Wolff 2005, p. 25). De Wolff meent echter dat publieksgerichtheid juist tot een stijging in de journalistieke kwaliteit leidt: “Publieksgerichte journalistiek zorgt ervoor dat ‘kwaliteit’ niet bestaat uit moeilijk te begrijpen, zo niet onbegrijpelijk gezwets over hoogstaande onderwerpen.” (De Wolff 2005, p. 12). Het inhoudelijke startpunt van deze publieksgerichtheid is dat de journalist er allereerst is om antwoorden te zoeken op de vragen die de lezer, kijker of luisteraar zich stelt bij het nieuws. Pas op het einde komt het ‘opleuken’ desgewenst aan bod: emotionaliseren mag, zegt De Wolff, maar alleen als het tot doel heeft dat het publiek emotioneel betrokken raakt bij het nieuwsonderwerp, niet als het doel is dat het publiek enkel en alleen geëmotioneerd raakt (De Wolff, 2005). Ook Costera Meijer (2009) geeft mediatrainingen over publieksgerichtheid. Zij meent dat critici die het toegankelijker maken van nieuws uitsluiten omwille van de kwaliteit, uitgaan van een te beperkte definitie van nieuwskwaliteit. Volgens Costera Meijer wordt de kwaliteit van nieuws niet enkel bepaald door de mate van politieke inhoud – de culturele impact ervan is minstens zo belangrijk: “Televisie vormt onze voornaamste bron voor ‘common knowledge’, ‘the widely shared pool of information and perspectives from which people shape their conceptions of self, world and citizenship’” (Costera Meijer 2009, p. 397). In diezelfde lijn stelt ze dat het informeren van de lezer, kijker of luisteraar niet enkel politiek stemgedrag en politieke opinievorming tot doel heeft, maar ook de mogelijkheid voor de nieuwsconsument om deel te nemen aan een publiek debat. Costera Meijer pleit voor een “(…) breder en ook op het dagelijks leven georiënteerd concept van democratisch burgerschap” waarbij de kwaliteit van nieuws wordt bepaald door “(…) de mate waarin televisienieuws de kijkers meer betrokken maakt bij en inzicht geeft in de werking van democratie als een cultureel en politiek waardensysteem” (Costera Meijer 2009, p. 398). In dat opzicht is er bij het brengen van zacht of populair nieuws geen sprake van trivialisering of ‘versoaping’, maar van democratisering, omdat er een bredere bevolkingsgroep kan worden aangesproken. Costera Meijer verbreedt het vlak waarop de discussie over hard en zacht nieuws zich afspeelt: naast conventioneel (hard) nieuws enerzijds en populair (zacht) nieuws anderzijds, introduceert ze een
17
derde categorie: ‘publiek’ nieuws (zie ook bijlage 1). Hiermee komt, naast de elite en de massa, de burger als derde doelgroep aan de orde. Om deze burger te helpen zijn democratisch burgerschap te laten uitoefenen, zouden de media niet alleen nieuwswaardigheid, maar ook de bruikbaarheid van nieuws als selectiecriterium moeten gebruiken. Daarbij benadrukt Costera Meijer dat er geen onderscheid gemaakt zou moeten worden in soorten nieuws, maar in nieuwsbenaderingen: “In principe zou elk nieuwsbericht zich kunnen lenen voor elke benadering” (Costera Meijer 2009, p. 399). Ze schaart zich zo bij de denkwijze van Reinemann et al. die ook uitgaan van een multidimensionale benadering, waarbij niet alleen het topic, maar de stijl en de focus van nieuws eveneens de hardheid van nieuws kunnen bepalen. Een strikte tweedeling tussen hard en zacht nieuws is volgens Costera Meijer (2009) dus onvolledig. Hierin staat ze niet alleen: de afgelopen jaren is in de wetenschap de overtuiging gegroeid dat een continuüm tussen de twee uitersten of meerdere clusters op basis van verschillende nieuwsdimensies realistischer is (Reinemann et al., 2012). Een derde categorie toevoegen, zoals Costera Meijer hier doet, wordt ook gedaan door Van Aelst en De Swert (2009) met de categorie ‘sensationeel nieuws’, of door Lehman-Wilzig en Seletzky (2010) die een ‘general news’-groep introduceren. Reinemann et al. (2012) gaan voorbij aan een twee- of driedeling. Zij hebben een codering ontworpen waarmee met een additief puntensysteem de hardheid van het nieuws aan de hand van verschillende dimensies kan worden gemeten. Het resultaat is een puntenaantal waarbij geldt: hoe meer punten, des te harder het nieuws. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op deze codering.
2.5
Nieuwswaarde
De vraag of zacht nieuws aan populariteit wint, is al enkele keren voorbij gekomen. Deze vraag hangt samen met een bekend, ouder journalistiek discours: dat over nieuwswaarde. In 1965 publiceerden de Noorse wetenschappers Galtung en Ruge hun veelbesproken studie over nieuwswaardecriteria. De onderzoekers analyseerden een verzameling nieuwsberichten over internationale gebeurtenissen en extraheerden daar twaalf nieuwswaardecriteria uit, zoals ‘relevantie’, ‘onvoorspelbaarheid’ of ‘referentie aan iets negatiefs’. Voldoet een nieuwsgebeurtenis aan een (of meerdere) van deze criteria, dan vergroot dat de kans dat die gebeurtenis wordt geselecteerd om als nieuws naar buiten te worden gebracht. Zoals Reinemann et al. een optellend puntensysteem gebruiken om de hardheid van nieuws te meten, zo gebruikten Galtung & Ruge (1965) toen ook een “additive hypothesis” om de nieuwswaarde van een gebeurtenis te bepalen. Daarvoor geldt: “The higher the total score of an event, the higher the probability that it will become news, and even make headlines” (Galtung & Ruge 1965, p. 71). Kun je aan de hand van deze nieuwswaardecriteria verklaren waarom bepaalde onderwerpen in het nieuws terechtkomen? Ja, zeggen Galtung en Ruge. Bepaalde combinaties van nieuwswaardecriteria zorgen ervoor dat een gebeurtenis extra nieuwswaardig is, die daarmee een grotere kans maakt ‘het nieuws te halen’. Een voorbeeld daarvan is het nieuwstopic ‘schandaal’. Dat voldoet aan twee van de twaalf nieuwswaardecriteria: “reference to something negative” en “reference to persons”. Nieuws dat aan beide criteria voldoet, is “news of a negative nature relating to persons” - een dubbel nieuwswaardige categorie (Galtung & Ruge 1965, p.71). Vasterman (1995) levert kritiek op de gedachtegang van Galtung en Ruge: zij gaan er volgens hem van uit dat journalisten gebeurtenissen selecteren en het vervolgens als ‘nieuws’ middels krant, radio of tv aan de man brengen. Een misvatting: journalisten doen meer dan poortwachter spelen: “(…) news is not out there, journalists do not report news, they produce news. They construct it, they construct facts, they construct statements and they construct a context in which these facts make sense. They reconstruct ‘a’ reality.” (Vasterman in Harcup & O’Neill 2001, p. 265). Nieuwswaardecriteria fungeren dan niet als selectiemiddel, maar hebben hooguit een analytische functie: de criteria worden geëxtraheerd uit het huidige nieuwsaanbod en zeggen zo iets over de interesse voor bepaalde onderwerpen van dat moment.
18
Vasterman stipt hiermee het punt aan dat nieuwswaardecriteria niet statisch zijn, maar afhankelijk zijn van de tijd waarin ze worden opgesteld. Harcup en O’Neill constateren in 2001 eveneens dat nieuwswaardecriteria vergankelijk zijn: de criteria van Galtung en Ruge uit 1965 blijken gedateerd en onvolledig. Ze hebben de nieuwswaardecriteria langs ruim twaalfhonderd artikelen uit drie soorten kranten, waarna blijkt dat het grootste deel van de berichten er niet aan voldoet. Nieuws uit de vier categorieën ‘entertainment-gerelateerd nieuws’, ‘positief nieuws’, ‘nieuws over elite-organisaties’ en ‘agenda-nieuws’ blijken uit het onderzoek van Harcup en O’Neill wel veel voor te komen, maar volgens de criteria van Galtung en Ruge niet nieuwswaardig te zijn. Harcup en O’Neill gaan voornamelijk diep in op ‘entertainment’ – een nieuwssoort “that now forms a large part of news coverage” (Harcup & O’Neill 2001, p. 274). Ze splitsen de categorie uit in de subgroepen ‘Picture opportunity’ (d.i. nieuws dat een mooie fotogelegenheid bood), ‘Reference to sex', ‘Reference to animals’, ‘Humour’ en ‘Showbiz/tv’ – nieuws dat qua onderwerp en stijl (een zachte nieuwsstijl legt de nadruk op visuele elementen) sterk aan zacht nieuws doet denken.
We frequently found ourselves asking: ‘What is this story doing here?’ To some extent, this might reflect a shift away from hard news. Certainly, all three titles [de drie onderzochte kranten - EK] carried many stories of little apparent significance or amplitude, presumably because such stories were seen as entertaining or relating to the perceived lifestyle of readers. (Harcup & O’Neill 2001, p. 273) Harcup en O’Neill constateren dat het erop lijkt dat hard nieuws sinds 1965 aan populariteit heeft afgenomen. Dat categorieën als ‘entertainment-gerelateerd nieuws’ en ‘positief nieuws’ niet onder de criteria van Galtung en Ruge vallen, pleit er volgens de onderzoekers voor dat de nieuwswaardecriteria moeten worden aangepast aan de tijd. Door een nieuwe set nieuwswaardecriteria te ontwikkelen waar categorieën als ‘entertainment-gerelateerd nieuws’ en ‘positief nieuws’ ook onder vallen, wordt er recht gedaan aan het klaarblijkelijk populairder geworden zachte nieuws. In dit hoofdstuk is aan de hand van de wetenschappelijke literatuur uitvoerig de discussie besproken over de voor- en nadelen van zacht nieuws. Dezelfde discussie wordt ook op journalistieke redacties gevoerd. Bij de NOS – “met afstand de belangrijkste nieuwsbron van Nederland” – speelt de kwestie al zo lang, dat men het de essentie van het journaal noemt (Van Liempt 2005, p. 315). Vragen die in de discussie centraal staan, zijn: moet je zacht nieuws brengen om een brede bevolkingslaag aan te spreken (wat voormalig NOS-hoofdredacteur Hans Laroes voorstaat), of gooi je daarmee je journalistieke principes overboord (de reactie van criticasters op zacht nieuws bij de NOS)? En welke dimensies van nieuws spelen in die discussies een rol: de nieuwsstijl? Het nieuwstopic? In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de wijze waarop de NOS omgaat met de keuze voor hard en zacht nieuws.
19
3
Zacht nieuws in het NOS Journaal
Dit hoofdstuk schetst de context van de verzachtingsdiscussie in Nederland. Daarbij ligt de focus op het NOS Journaal en de in 2011 afgetreden hoofdredacteur Hans Laroes. Laroes maakt bij zijn aantreden als hoofdredacteur in 2002 kenbaar dat hij een voornemen heeft: hij wil nieuws toegankelijker maken. Uit paragraaf 3.1 blijkt dat deze missie raakvlakken heeft met de theorie over hard en zacht nieuws, wat de NOS tot een interessante onderzoekscasus maakt. In paragraaf 3.2 worden op basis van de theorie en dit contextuele hoofdstuk de onderzoekshypothesen opgesteld.
3.1
Kritiek op de NOS
In de inleiding van dit onderzoek is de berichtgeving rond de scheiding van Rafael van der Vaart en Sylvie Meis besproken. Soortgelijk celebrity-nieuws leidde in 2009 al tot ophef, toen minister-president Jan Peter Balkenende zich uitliet over de breuk tussen volkszanger Jan Smit en presentatrice Yolanthe Cabau-Van Kasbergen: hij vond het “erg jammer” dat de twee uit elkaar gingen. Criticasters lieten daarop weten dat ze het vooral erg jammer vonden dat kwaliteitsmedia als de NOS hier aandacht aan besteedden. De kritiek op de NOS omdat ze aandacht besteedt aan zacht nieuws, beperkt zich niet tot de celeb-voorbeelden uit de vorige alinea. Door de jaren heen richten opiniemakers hun pijlen geregeld op de NOS en hun kritiek heeft betrekking op verschillende nieuwsdimensies. Vooral de keuze voor zachte onderwerpen (topicdimensie) wordt geregeld bediscussieerd. In het Volkskrant-artikel “Het Journaal gaat ten onder aan leut en luchtigheid” hekelt Joachim Krapels de nieuwskeuzes van NOS-verslaggevers Kees van Dam en Peer Ulijn (“commissarissen van respectievelijk feest en vermaak”): “Amateurvoetbalclubs worden bezocht, musea aangedaan, ijsmeesters bevraagd. Dat dit wellicht ten koste gaat van stadsguerrilla’s in Rio de Janeiro, bomaanslagen in Bagdad of het smelten van de polen, deert niet” (Krapels, 2012). In De Groene Amsterdammer verschijnt in november 2012 een artikel met de titel “Tussen zeehond en Badr Hari”, die eveneens zachte journaaltopics bekritiseert, omdat ze “bepaald geen prioriteit hadden, maar lekker vermaak gaven” (De Vries, 2012). Journaliste Ingeborg Beugel gaat in 2008 (toevallig?) ook in op zacht zeehondennieuws: “De debilisering is nu ver genoeg gegaan, laat dat voortaan maar over aan de commerciële zenders. Ik erger me kapot aan items over pasgeboren zeehondjes in Artis” (Maas, 2008). Behalve op de keuze voor zachte onderwerpen, krijgt de NOS ook geregeld kritiek op de stijl van het journaal. In De Volkskrant wordt in 2012 de nieuwe, flitsende huisstijl van de NOS neergesabeld – presentatoren lezen tegenwoordig het nieuws lopend door de studio voor, in plaats van stilstaand, vanachter een desk. De hoofdredacteur had volgens de krant “de kunstrijders Rob en Sacha een glimmend pak dan wel fleurig jurkje aan[gemeten], waarin zij nu dagelijks een dubbele flikflak draaien met kaarten voor de buik” (Althuisius et al., 2012). Net als het uitbeelden van de Amerikaanse verkiezingsuitslagen met een virtuele renbaan met een ezel (de democraten) en een olifant (de republikeinen), waren dit volgens De Volkskrant niet meer dan “speelse geintjes die het Journaal moesten opleuken” (Althuisius et al., 2012). Een laatste dimensie die allesbehalve vrij van kritiek blijft is de focusdimensie: die wordt in boeken en opinieartikelen geregeld aangestipt als er commentaar wordt geleverd op het gebruik van voxpops in het journaal. Zo schrijft Cornald Maas in 2001 dat het aandeel van deze straatinterviews is toegenomen sinds het aantreden van Nico Haasbroek, de hoofdredacteur van de NOS van 1997 tot 2002:
20
(…) starring de gewone man op straat die, overvallen door een cameraploeg, altijd wel zijn commentaar wil geven op een kwestie van nationaal of regionaal belang. (…) Zijn mening fungeert, in reportages van luie verslaggevers, evengoed als krachtig bewijs. ‘Wai sain blond en wai sain kapster en wai hebbuh wainig kukeleku, maar we willuh best meepraten hoor. (Maas 2001, p. 96) Het journaal krijgt van Maas ook kritiek wat de topicdimensie betreft, wanneer hij stelt dat de NOS sinds Haasbroek “steeds meer royalty- en entertainmentnieuws, en veel gewone-mensen-nieuws” is gaan brengen. Haasbroek staat bekend als een hoofdredacteur die ook rekening houdt met de ‘gewone mensen’: al bij zijn aantreden in 1997 pleit hij voor de noodzaak om alle bevolkingsgroepen te bereiken (Van Liempt, 2005). Onder Haasbroek maakt de NOS in de jaren negentig – net als haar commerciële concurrenten – een heroriëntatie door, door te kiezen voor een publieksgerichtere benadering (Bardoel et al., 2003). Die benadering komt onder andere tot uiting in een beleidsdocument van de NOS uit 1999, waarin te lezen is dat de organisatie een forumfunctie voorstaat: “Wij willen de rol spelen van een marktplein, waar alle groeperingen uit Nederland elkaar ontmoeten, waar allerlei opvattingen worden getoond en waar meningen worden uitgewisseld (…)” (NOS, 1999). Daarnaast vraagt Haasbroek mediawetenschapper Costera Meijer om praktisch advies voor zijn redacties, die stelt dat het in het belang NOS Journaal is om zich meer aan te trekken van de wensen van het publiek. Haar visie wordt echter niet direct door iedereen geaccepteerd:
Costera Meijer heeft geconstateerd dat haar voorstellen om de interesse van het grote publiek een belangrijkere rol te geven in de selectie van het nieuws op wantrouwen stuitten. De meeste redacteuren zien dat als pogingen tot populariseren van het nieuws of tot ‘opleuking’. (Van Liempt 2005, p. 296) Waar deze kwestie volgens Bernadette Slotboom (oud-lid van de hoofdredactie) nog tot zinnige discussies leidde, zorgt de uitgesproken mening van Haasbroek over zachte nieuwstopics voor regelrechte ophef (Van Liempt, 2005). In 1999 pleit hij openlijk voor de aanwezigheid van luchtige items in het journaal: “Wat lol is, niet weg”, aldus de toenmalig hoofdredacteur in het NRC. Aan het eind van het journaal moest een zacht nieuwsonderwerp staan, om het nieuws verteerbaar te maken: een “lekker menu met een goed toetje” (Nieuwenhuis, 1999).
3.2
Hard-zachtdiscussie: ‘Essentie van het journaal’
De discussie over serieus, hard versus luchtig, zacht nieuws bij de NOS wordt al sinds het begin van het journaal gevoerd. Van Liempt, ‘biograaf’ van de NOS: “De vorm van die tegenstellingen mag veranderd zijn, de inhoud is kennelijk van alle tijden. Het is de essentie van het journaal, die permanente discussie tussen zwaar en licht, veraf en dichtbij, kortom, de staat of de straat” (Van Liempt 2005, p. 315). Dat zo veel mensen een mening over de NOS hebben, kan mogelijk verklaard worden met het motto ‘wie betaalt, bepaalt’: de stichting wordt immers uit belastinggelden gefinancierd, dus heel Nederland betaalt er aan mee. Om een voorbeeld uit de oude doos te nemen: in 1971 ontstaat er zo veel ophef over de hoge amusementswaarde van een NOS-item, dat er Kamervragen over worden gesteld (Van Liempt, 2005). Het gaat om een item over de repetities van Oh Calcutta, een moderne musical die grotendeels bloot wordt opgevoerd. ’s Avonds verschijnen veel naakte lichamen op de buis, dankzij de gebruikte promotiefilm van de musical, “waarin een rij dansers, mannen en vrouwen, een voor een, in slow motion op de camera af fladderen. Vooral de sierlijk zwaaiende mannelijke geslachtsdelen wekken de lachlust op.” (Van Liempt 2005, p. 134). Minister Marga Klompé antwoordt op de Kamervragen dat aandacht voor zo’n musical gerechtvaardigd is gezien de taak van het journaal, maar dat de manier
21
waarop het item is samengesteld ‘onjuist en ontoelaatbaar’ was. Desondanks heeft menig NOS-redacteur er smakelijk om gelachen, beschrijft Van Liempt in zijn studie. In verschillende onderzoeken is de link gelegd tussen de verzachting van nieuws en toenemende concurrentie (zie ook paragraaf 2.3). Ook de NOS heeft hiermee te maken. Hendriks Vettehen, Nuijten en Beentjes (2005) leggen in hun onderzoek “News in an age of competition” de Nederlandse context van die toenemende concurrentie bloot. In Nederland ontstaat de eerste druk om publiek vast te houden in 1989, met de komst van commerciële omroep RTL, die het RTL Nieuws lanceert (Hendriks Vettehen et al., 2005). De concurrentie wordt voor de nieuwsprogramma’s pas echt sterk vanaf 1995, als het aantal zenders op de Nederlandse televisie toeneemt van vier tot negen. Het RTL Nieuws en het NOS Journaal hoeven niet alleen met elkaar te concurreren, ook moeten ze met tal van infotainmentprogramma’s en actualiteitenrubrieken de strijd om de kijker aangaan. Met het verschijnen van het derde nieuwsprogramma op de buis, Het Nieuws van SBS, wordt in 1999 de druk opnieuw opgevoerd. Hendriks Vettehen, Nuijten en Beentjes (2005) constateren dat het NOS Journaal tussen 1995 en 2001 door die concurrentie sensationeler is geworden. Zo werd er in 2001 meer gebruik gemaakt van close-ups, inzoomen en eye witness-cameratechnieken dan in 1995. Ook is er sprake van meer geverbaliseerde emoties en personalisering (een individu vertelt in zijn alledaagse omgeving over zijn persoonlijke situatie) en komt voxpop (in het onderzoek omschreven als “een opmerking van een onbekende persoon die niet wordt geïntroduceerd als iemand met specifieke kennis of ervaring”) eveneens meer voor (Hendriks Vettehen et al. 2005, p. 289). Toch is er niet op ieder vlak sensationalisering vast te stellen: in 2001 kwamen er juist minder dramatische beelden en onderwerpen aan bod en werd er juist meer gebruik gemaakt van deskundigen, wat pleit tegen sensatie.
3.3
NOS anno 2002: ‘Niet meer van de mensen’
Zover bekend is er geen onderzoek gedaan naar de hardheid van het NOS Journaal van de laatste jaren. De NOS is als casus voor een hardheidsonderzoek per definitie interessant, aangezien de hardzachtdiscussie daar al zo lang speelt, dat het gezien wordt als wezenlijk onderdeel van de organisatie. Daarbij vormt het afgelopen decennium een interessante tijdspanne, omdat het thema ‘nieuwsverzachting’ in Nederland vanaf 2001 een extra dimensie heeft gekregen. In deze paragraaf wordt meer verteld over de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen die daartoe hebben geleid. NRC Ombudsman Sjoerd de Jong analyseert in januari 2013 de media-aandacht voor de breuk tussen Sylvie en Rafael van der Vaart, die in de inleiding van deze scriptie al werd besproken. De Jong noemt naast de factor ‘toegenomen concurrentie’, nog twee verklaringen voor de aandacht voor celebrity-nieuws en andere populaire cultuur in Nederlandse kwaliteitsmedia: de opkomst van journalistiek postmodernisme (“het idee dat lage cultuur evenveel serieuze aandacht verdient als hoge”, aldus De Jong - zie ook Costera Meijer in paragraaf 2.4) en de sociaal-maatschappelijke veranderingen in Nederland, sinds 2001.
(…) Maar in Nederland raakte de populaire cultuur ook gepolitiseerd. De opkomst van Pim Fortuyn, en zijn kritiek op de ‘linkse’ media, boezemde gevestigde nieuwsorganisaties vanaf 2001 angst in dat ze het contact met de samenleving waren verloren en een volgende ‘opstand der burgers’ zouden missen. Sindsdien wordt met name op tv elke journalistieke bevoogding gemeden en wordt de vinger krampachtig aan de pols van ‘het volk’ gehouden – omgekeerd paternalisme. (De Jong, 2013) Met de populariteit van (en later de moord op) Pim Fortuyn in 2002 was duidelijk geworden dat er grote maatschappelijke onvrede heerste in Nederland. De NOS-redactie heeft dan net het vertrouwen in de
22
toenmalige hoofdredacteur Nico Haasbroek opgezegd, nadat hij in de roerige tijd rond de moord op Fortuyn in Hilversum schitterde door afwezigheid. Hans Laroes is in zijn plaats gekomen en maakt in de omvangrijke beleidsnota Ten Aanval (2002) zijn plannen voor de omroepstichting kenbaar. Laroes stelt in Ten Aanval dat de media “te weinig gezien hebben welk onbehagen er was gegroeid” en dat de “ingrijpende gebeurtenissen” uit 2001 en 2002 – waar ook de aanslagen van 9/11 onder vallen – “een journalistiek antwoord vergen” (NOS, 2002). De journalistiek kent de problemen uit de samenleving wel, stelt Laroes in het document, maar de fout is dat ze “de zaken wegrationaliseert als het er op aankomt” (NOS, 2002). Er is sprake van een kloof tussen het volk en de bestuurlijke elite, waar volgens Laroes ook de journalistiek onder valt:
Wij zijn op ons-kent-ons-basis met de mensen over wie wij berichten en met wie wij lezen en schrijven kunnen, omdat wij uit dezelfde subculturen komen: progressief, welvarend, met een zeker dédain voor wat vroeger het klootjesvolk heette. Wij zijn kennelijk niet meer ‘van de mensen’ voor wie wij onze uitzendingen maken, maar ‘van de elites’ die wij eigenlijk het leven zuur zouden moeten maken door onze permanente kritische aandacht. (NOS, 2002) Laroes analyseert in Ten Aanval de maatschappelijke situatie van Nederland en het wantrouwen jegens de journalistiek en benoemt de kloof tussen de NOS en haar publiek: “de straat en de staat hebben niets meer met elkaar gemeen.” (NOS, 2002). Zijn missie is het herverbinden van die twee elementen. De NOS wil straat en staat met elkaar verbinden door te voelen wat er in de bevolking, bij de kijker, speelt. In Ten Aanval wordt het plan om regiocorrespondenten (onder andere één in Rotterdam, waar Fortuyns populariteit in 2002 zeer groot is) in te zetten, uitgerold. Die moeten op de hoogte blijven van wat er ‘leeft’ bij de mensen (NOS, 2002). Daarnaast moet het nieuws alle lagen uit de bevolking kunnen bereiken, waardoor het contact met de kijker hersteld kan worden. Het sleutelwoord daarbij: ‘toegankelijkheid’.
3.4
Ten Aanval (2002): ‘De wereld van de kijker’
Laroes’ visie op de functie van de journalistiek komt overeen met die van verschillende communicatiewetenschappers uit binnen- en buitenland. “Wat is onze taak?” vraagt Laroes zich in Ten Aanval (2002) af.
De samenvatting is simpel. We zijn er om ervoor te zorgen dat onze kijkers aan het eind van de dag iets meer weten van hoe het land ervoor staat en de wereld draait. Voorzien van achtergrond en context. Zodat die kijkers beter functionerende staatsburgers zijn, in staat om hun eigen lot te bezien en te beïnvloeden. (NOS, 2002) Laroes ziet de primaire functie van de journalistiek als een democratische – net als Kovach en Rosenstiel (2007): de journalistiek moet burgers voorzien van de informatie die ze nodig hebben om vrij en zelfbesturend te zijn. Met de kennis die de kijker opdoet uit het journaal, kan hij zo vorm geven aan zijn democratisch burgerschap. De rol die Costera Meijer (2009) aan televisie geeft, sluit hierbij aan: zij ziet tv als de voornaamste bron van algemene kennis, waaruit de kijker kan putten om deel te kunnen nemen aan het publieke debat. Ook kan televisienieuws – mits het van goede kwaliteit is – de kijker betrekken bij en inzicht geven in de werking van democratie. Tv-nieuws zorgt in die zin voor democratisering als het nieuws voor een bredere bevolkingsgroep toegankelijk wordt gemaakt. De overeenkomst in journalistieke visie tussen Laroes en Costera Meijer, is mogelijk te verklaren door het feit dat Costera Meijer de NOS tijdens Laroes’ diensttijd bij de omroepstichting meerdere malen van advies heeft gediend. Laroes laat in Ten Aanval blijken dat hij de democratisering waar Costera Meijer het over heeft, bij de NOS teweeg wil brengen. De omroep wil alle lagen van de bevolking aanspreken en niet alleen “van de elites” zijn (NOS, 2002). De arrogante houding die een journalist kan hebben door verhalen enkel
23
vanuit zijn belevingswereld te maken, is volgens hem een “domme houding”. Een journalist “die niet inziet dat zijn of haar werk volkomen faalt als grote groepen kijkers of lezers niet kunnen begrijpen waar het over gaat of wat wordt bedoeld, is ongeschikt om zijn –of haar– belangrijke werk te doen” (NOS, 2002). Laroes sluit zo aan bij de postmoderne visie van de communicatiewetenschappers die aan bod zijn gekomen in paragraaf 2.3, zoals Gans: ook hij stelt dat nieuws boven alles begrepen moet worden (Gans 2009). Rekening houden met je publiek is niet hetzelfde als je laten dicteren door de wil van je publiek, vindt Laroes: “Wij selecteren nieuws nog immer op basis van de ideeën die wij hebben over wat de kijkers zouden moeten weten. Dat is fundamenteel. Wij zijn er niet om de verhalen te brengen die de mensen willen weten” (NOS, 2002). Het is volgens Laroes daarbij van belang dat het nieuws de kijker bereikt en vasthoudt, hetgeen betekent dat het nieuws moet aansluiten bij de leefwereld van de kijker. Kortom: niet de wil, maar de wereld van de kijker. Laroes wil met zijn collega’s “de kijker duidelijk (…) maken welk nieuws er toe doet, en waarom; zijn of haar eigen belevingswereld serieus nemen, toegankelijkheid en duidelijkheid voorop stellen.” (NOS 2002).
3.5
De NOS en de theorie
Laroes stelt in Ten Aanval dat het probleem van de kloof tussen de bevolking en de journalistiek niet nieuw is, “maar er was geen sprake van verzet en opwinding. Sinds 6 maart en 6 mei wel, in alle heftigheid.” (NOS, 2002). De data uit 2002 die hij hier noemt, slaan respectievelijk op het historische lijsttrekkersdebat na de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij Fortuyns LPF als winnaar uit de bus komt en de dag van de moord op Pim Fortuyn. Er moet dus iets veranderen, vindt Laroes. De nieuwe hoofdredacteur bevindt zich in 2002 in een lastige positie, als het gaat om de discussie over hard en zacht nieuws. Hij zal zich moeten distantiëren van Haasbroek, die omstreden is vanwege zijn concessies aan de kijker, maar moet tegelijkertijd ervoor zorgen dat de NOS toenadering zoekt tot het volk. In deze paragraaf wordt daarom diepgravend geanalyseerd hoe Laroes zich in zijn beleidsnota’s opstelt ten opzichte van nieuwsverzachting en in hoeverre zijn journalistieke visie overeenkomsten vertoont met de besproken theorieën over hard en zacht nieuws. Tot slot worden de hypothesen opgesteld. De hoofdvraag van dit onderzoek is: in hoeverre is het aandeel hard versus zacht nieuws in het NOS Journaal veranderd sinds het aantreden van Hans Laroes als hoofdredacteur? Gezien de overeenkomsten van Laroes’ opvattingen met de postmoderne visie op zacht nieuws, is de volgende overkoepelende hypothese op te stellen:
H1: Nieuwsitems van het NOS Journaal zijn in 2005 en 2011 zachter dan in 2001. Het is interessant om verder te kijken dan Ten Aanval, omdat Laroes als vervolg op het beleidsdocument uit 2002 tijdens zijn hoofdredacteurschap nog twee nota’s schrijft: Hooggeëerd Publiek (2006) en Publiek van de Toekomst (2010). In alle drie de nota’s benadrukt Laroes de missie om de gehele Nederlandse bevolking te bereiken. Laroes geeft in de laatste twee nota’s expliciet aan dat hij voortborduurt op Ten Aanval (2002) en neemt volledige alinea’s over uit dat basisdocument, om de noodzaak van de toen opgestelde missie te benadrukken. De nota’s verschillen in één opzicht van elkaar: stuk voor stuk zijn ze getekend door de tijd waarin ze verschijnen. Ten Aanval (2002) staat stil bij 9/11 en Pim Fortuyn, Hooggeëerd Publiek (2006) bij de digitalisering van nieuws en Publiek van de Toekomst (2010) bij crossmedialiteit en de kijkersvergrijzing.
24
In dit onderzoek wordt getoetst of de doelstelling van Ten Aanval (2002) om de straat met de staat te herverbinden, tot het einde van het hoofdredacteurschap van Laroes overeind blijft. Er worden drie momenten gemeten: 2001 (vóór het aantreden van Laroes), 2005 (wanneer Ten Aanval zijn uitwerking heeft gehad) en 2011 (de laatste periode van Laroes’ hoofdredacteurschap). Dat in 2005 de gevolgen van Ten Aanval te meten moeten zijn, valt te herleiden uit Hooggeëerd Publiek uit 2006. Daarin evalueert Laroes zijn missie uit 2002 om het contact met de burger te herstellen en concludeert hij dat de NOS een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt:
De schok van de Pim Fortuyntijd heeft ons anders naar onze eigen houding en opereren doen kijken. We doen niet alles goed maar we zijn er niet slechter van geworden. De NOS is opener geworden, heeft zich gerealiseerd dat de agenda’s van staat en straat niet altijd op elkaar passen (…), dat verhalen anders verteld worden dan vroeger. (NOS, 2006) Omdat Hooggeëerd Publiek in januari 2006 wordt geschreven en het document nieuwe voornemens voor dat jaar lanceert, wordt 2005 als peilmoment genomen.
De journalistiek-ideologische uitspraken die Laroes doet in de drie beleidsnota’s, vertonen overeenkomsten met de nieuwsdimensies van Reinemann et al. (2012). Die koppeling wordt hieronder gemaakt, waarbij hypotheses worden opgesteld over de te verwachten veranderingen in het NOS Journaal na het uitkomen van de beleidsdocumenten. 1) Topicdimensie In Ten Aanval benoemt Laroes de invloed van de toenemende concurrentie in de journalistiek. De gevolgen die hij noemt, slaan voornamelijk op een verzachting in nieuwstopics (vgl. de zachte topics van De Swert in paragraaf 2.2): “Het snelle-geld-denken leidt ook tot gemakzuchtige keuzes: een neiging te doen in gemakkelijke verhalen, celebrity-denken, een overmatige nadruk op criminaliteit: if it bleeds, it leads.” (NOS, 2002). Laroes is niet van plan om met de NOS meer van dergelijke ‘zachte’ nieuwsonderwerpen te brengen. De NOS kan volgens hem haar journaals juist verbeteren door “niet te gemakkelijk de waan van de dag te volgen, en te denken dat lifestyle, misdaad en celebrity-nieuws in de plaats zijn gekomen van nieuws uit de hoofdsteden en het buitenland” (NOS, 2002). Verderop in Ten Aanval schrijft Laroes “We moeten onze nieuwsselectie verbreden”, waarmee hij impliceert dat de NOS topics moet gaan ‘coveren’ die ze hiervoor niet (of weinig) behandelde. Een topic dat meer aandacht moet krijgen en dat Laroes expliciet noemt, is buitenlands nieuws – een thema dat door verschillende wetenschappers als ‘harde’ nieuwscategorie wordt beschouwd (De Swert, 2009). Met de aanslagen op het World Trade Center in 2001 is het volgens Laroes duidelijk geworden dat het noodzakelijk is om “perspectief over de grenzen te gaan zoeken”. Hoge productiekosten mogen daarbij niet langer een argument zijn om buitenlands nieuws niet te brengen (NOS, 2002). Buitenlands nieuws is echter niet per definitie als hard nieuwstopic te categoriseren: het kan qua topic net zo goed hard (bijvoorbeeld: India als opkomende economische macht) als zacht (bijvoorbeeld: Madonna gaat met pensioen) zijn. Gezien Laroes’ anti-houding jegens zachte nieuws-topics als celebrity-nieuws, is het waarschijnlijk dat hij hier doelt op items met een hard topic, die zich in het buitenland afspelen. Met betrekking tot de topicdimensie is daarom de volgende ontwikkeling te verwachten:
H2.1: Het NOS Journaal bevat in 2005 relatief minder items met een zacht nieuwstopic dan in 2001.
25
In Hooggeëerd Publiek (2006) citeert Laroes zijn standpunt uit Ten Aanval over de gemakkelijke keus voor celebrity- en crime-nieuws, om zo opnieuw stelling te nemen tegen zachte topics. Tot slot benadrukt hij in Publiek van de Toekomst (2010) dat de keuze voor zulke onderwerpen alleen maar tegen de NOS werkt:
Mensen herkennen en verwerpen gemakzucht aan onze kant, en hebben een sterk ontwikkeld gevoel over wat de NOS wel en niet mag, in hun ogen. Het is niet voor niets dat de 20 seconden Jan en Yolanthe in het Journaal wekenlang bediscussieerd worden. (NOS, 2010) Daarbij geeft hij in de nota’s uit 2006 en 2010 een opsomming van journalistieke agendapunten die juist wel de aandacht moeten krijgen, zoals de opkomst van China als economische grootmacht, verkiezingen in relatie met het afnemende vertrouwen in (politieke) instituties en de klimaatcrisis: stuk voor stuk harde nieuwstopics. Het is daarom waarschijnlijk dat zich na 2005 de volgende verandering voltrekt:
H2.2: Het NOS Journaal bevat in 2011 relatief minder items met een zacht nieuwstopic dan in 2001. 2) Productie- en receptiedimensie Wat de productiedimensie betreft, lijkt Laroes in Ten Aanval niet af te koersen op een keuze voor meer zacht of hard nieuws. Hij schrijft niets dat betrekking heeft op (hard) urgent nieuws of juist (zacht) tijdlozer nieuws. Met de receptiedimensie zijn eveneens weinig directe verbanden te leggen als het om zacht nieuws gaat, tenminste: niet zoals Gans daarover spreekt – dat is: door luchtigere verhalen brengen om verveling bij de kijker te voorkomen. In de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat Laroes’ voorganger Haasbroek hier wel voorstander van is. Wel stipt Laroes in Ten Aanval (2002) de receptiedimensie aan als hij schrijft dat zijn redacteuren de kijker mogen “prikkelen met pregnante verhalen”, wat uitgaat van de ontvangst bij de kijker. Maar hoe, daar gaat Laroes niet op in. De productie- en receptiedimensie zullen daarom niet meegenomen worden in dit onderzoek. Daarbij komt, dat het praktisch gezien niet haalbaar is deze dimensies mee te nemen in dit onderzoek. In hoofdstuk 4 wordt dit nader toegelicht. 3) Stijldimensie In Ten Aanval laat Laroes zich niet uit over de stijldimensie van nieuws – iets dat hij in Hooggeëerd Publiek (2006) wel doet. Hij geeft daar aan trots te zijn op de zakelijke (dus harde) stijl van de NOS, als hij schrijft over “infotainment-achtige programma’s” die “met veel overtuigingskracht worden gelanceerd” – de NOS is volgens Laroes vaak “de club waartegen ze zich afzetten.” Maar zo hoort het ook, volgens de hoofdredacteur: “Liever saai en betrouwbaar, dan een tikkeltje te wild.” Deze summiere opmerking over de stijl van het journaal is niet overtuigend te linken aan de theorie. In het theoretisch kader van dit onderzoek is beschreven hoe Reinemann et al. onderscheid maken tussen een harde en zachte nieuwsstijl: dat doen zij op basis van ‘de objectiviteit van de nieuwspresentatie’ en ‘de sfeer dat in het nieuwsbericht wordt geschept’. Nieuws is zacht als het de subjectieve indruk van de journalist laat doorschemeren of het op sensationele wijze (met prikkelende bijvoeglijke naamwoorden of een opvallende stijl) wordt gebracht. Laroes stelt in Hooggeëerd Publiek (2006) dan wel achter de zakelijke stijl van de NOS te staan, in hetzelfde document pleit hij ook voor een persoonlijke vorm van presenteren, wat juist duidt op een zachte stijl. Hij schetst hoe de presentator steeds meer een anchor wordt, een journalist “die zijn of haar eigen toon en karakter aan het programma geeft”, waarbij een eigen karakter “alleen maar goed [is]; dat helpt ons ons onderscheiden van de concurrentie” (NOS, 2006). Gezien deze visie is voor 2011 te verwachten:
26
H3: Nieuwsitems van het NOS Journaal hebben in 2011 vaker een zachte nieuwsstijl dan in 2005. 3) Focusdimensie De strekking van Ten Aanval (2002) is dat de NOS een deel van de bevolking niet lijkt te kunnen bereiken – iets dat duidelijk is geworden na de opkomst van Pim Fortuyn. Het woord ‘toegankelijk’ komt veelvuldig in het document voor en wordt herhaald in de daarop volgende nota’s Hooggeëerd Publiek (2006) en Publiek van de Toekomst (2010). Toenadering zoeken tot de kijker, dat is het middel om de kloof tussen staat en straat te dichten, stelt Laroes. In 2002 zei hij al dat het een journalist faalt “als grote groepen kijkers of lezers niet kunnen begrijpen waar het over gaat of wat er wordt bedoeld” en dat hij juist “toegankelijkheid en duidelijkheid” voorop moet stellen. “We moeten moeilijke onderwerpen niet mijden, maar toegankelijk brengen”, stelt hij vervolgens in Hooggeëerd Publiek (2006). En in Publiek van de Toekomst (2010) schrijft hij:
We doen ons publiek het meeste recht door helder te zijn, verhalen toegankelijk te maken, met inzet van al ons audiovisuele middelen en grafische ondersteuning te verklaren wat verklaard moet worden, en dus de wereld van hun denken en ervaringen als uitgangspunt te nemen. (NOS, 2010) Een van die middelen die Laroes daartoe in 2002 introduceert, is de regiocorrespondent: door topics te vergaren uit de leefwereld van de kijker, neem je zijn ervaringen immers als uitgangspunt. Daarnaast houdt toegankelijkheid verband met de focusdimensie: in hoeverre zoek je toenadering tot de kijker? In paragraaf 2.2 is duidelijk geworden dat een ‘harde’ nieuwsfocus gekenmerkt wordt door ‘thematische framing’ en een focus op maatschappelijke consequenties. Zacht nieuws daarentegen is juist te herkennen aan ‘episodische framing’ met een exemplarische benadering en het benadrukken van consequenties op individueel niveau (Reinemann et al. 2012). Voxpop is – naast een uitgebreid interview met een individu of het tonen van persoonlijke details van een individu – een van de middelen om episodische framing tot stand te brengen. Gezien de kritiek op voxpops in Haasbroeks tijd als hoofdredacteur, lijkt Laroes in Ten Aanval het stijlmiddel bewust in een negatieve context te plaatsen: “Zomaar de kraan openzetten voor het commentaar van de straat heeft niets met journalistiek te maken” (NOS, 2002). Enkele jaren later is Laroes milder over voxpops, als hij in Hooggeëerd Publiek meldt dat “voxpop heel goed gebruikt [kan] worden als illustratie van een opinie die representatief is voor een club, buurt, groepering” – al sluit deze opmerking zijn visie uit 2002 niet uit (NOS, 2006). In 2010 neemt Laroes opnieuw stelling in tegen de “keuze voor platte voxpop”, maar benadrukt tegelijkertijd de deskundigheid van ‘gewone’ mensen. Door hen te interviewen (wat voorbijgaat aan op straat een ‘kwootje’ halen) kan de NOS “doordringen in de wereld van de straat”:
(…) mensen [zijn] bij uitstek deskundig zijn in hun eigen wereld; iemand die op thuiszorg wacht kan vanuit haar of zijn wereld spreken over de consequenties van bezuinigingen. Een garagehouder is deskundig als het gaat om de gevolgen van de financiële crisis voor haar of zijn branche. Als er verkiezingen zijn is de kiezer bij uitstek gekwalificeerd om haar of zijn motieven uit te leggen. Maar de garagehouder is geen econoom en de econoom geen garagehouder of minister. Aan ons de rollen te scheiden. (NOS, 2010) Episodische framing is kenmerkend voor zacht nieuws en sluit naadloos aan op de bedoelingen van Laroes: als je “de wereld van hun denken en ervaringen” centraal stelt in een item, kom je immers uit bij een exemplarische benadering en een focus op de consequenties voor het individu. Gezien bovenstaande citaten uit de verschillende beleidsnota’s, zijn met betrekking tot de focusdimensie na 2001 de volgende ontwikkelingen te verwachten:
27
H4.1: Nieuwsitems van het NOS Journaal worden in 2005 en 2011 vaker episodisch geframed dan in 2001. H4.2: Nieuwsitems van het NOS Journaal bevatten in 2005 minder voxpops dan in 2001. H4.3: Nieuwsitems van het NOS Journaal bevatten in 2011 meer voxpops dan in 2005.
28
4
Methode
Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd. Daarbij wordt in paragraaf 4.1 stilgestaan bij de multidimensionale aanpak die is gehanteerd en waarmee Reinemann et al. (2012) zijn nagevolgd. Paragraaf 4.2 gaat vervolgens in op de steekproef, waarna in paragraaf 4.3 aan de hand van het codeboek per dimensie wordt aangegeven hoe de analyse van de nieuwsitems in zijn werk is gegaan.
4.1
Multidimensionaal onderzoek
Dit onderzoek is een multidimensionaal, kwantitatief onderzoek. Reinemann et al. (2012) constateerden dat de 24 onderzoeken naar hard en zacht nieuws die zij onder de loep namen, zich op verschillende dimensies richten. Op basis van hun bevindingen hebben zij een coderingsmodel ontworpen, dat uitgaat van het multidimensionale karakter van nieuws (Reinemann et al., 2012). In dit onderzoek zal dit model worden gebruikt, omdat er zo voorbij kan worden gegaan aan de collectieve ambiguïteit die er geldt rond de begrippen ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws, zoals we die hebben gezien in hoofdstuk 2:
(…) we want to propose a definition that reflects the multi-dimensionality which is already present in existing literature and that is less ambiguous as well as theoretically fruitful and empirically useful. By doing this and also providing suggestions for elements of a standard instrument, we want to facilitate collaborative, cumulative and comparative research that is currently hampered by a dramatic lack of conceptual consensus. (Reinemann et al. 2012, p. 223) Het begrip ‘hardheid’ wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd tot drie concrete meetbare aspecten. Het gaat om drie van de vijf nieuwsdimensies van Reinemann et al.: de topicdimensie, de stijldimensie en de focusdimensie. Het is niet haalbaar om de receptie- en productiedimensie mee te nemen in dit onderzoek: dit vereist andere, zeer arbeidsintensieve, vormen van onderzoek:
In order to measure them, surveys of journalists, participant observations in newsrooms or effects studies including ordinary recipients would be needed. And because our focus here is on characteristics measurable in actual news content, we concentrate solely on the topic, focus and style dimensions (...). (Reinemann et al. 2012, p. 230-231) Gezien de tijdspanne waarin deze scriptie moet worden gerealiseerd is het niet haalbaar om alle vijf de dimensies onder de loep te nemen. Daarnaast is uit hoofdstuk 3 gebleken dat beleidsstukken van de NOS onvoldoende raakvlakken hebben met de productie- en receptiedimensie om daar bruikbare conclusies uit te trekken. Het coderingsmodel van Reinemann et al. (2012) is door het ‘Network of European Political Communication Scholars’ (NEPOCS), gespecificeerd tot een codeboek voor eigen onderzoek naar politieke communicatie. Ook van dat codeboek is gebruik gemaakt om een eigen codeboek te kunnen opstellen voor de casestudy naar het NOS Journaal. In bijlage 2 is het oorspronkelijke codeboek van NEPOCS terug te vinden.
4.2
Steekproef
Dit onderzoek is een voorbeeld van inductieve statistiek: aan de hand van steekproeven worden er uiteindelijk uitspraken gedaan over de gehele populatie. Hierbij gelden de jaren 2001, 2005 en 2011 als meetmomenten. In hoofdstuk 3 is duidelijk geworden waarom er voor deze jaren gekozen is. Het NOS
29
Achtuurjournaal geldt als het vlaggenschip van de NOS en is met 1,8 miljoen kijkers per dag het meest bekeken journaal (NOS, 2013). Daarom zullen juist de uitzendingen van dit journaal geanalyseerd worden. Er is gekozen voor een steekproef van 21 journaals per jaar; een totaal van 63 journaals (zie voor een overzicht van de geanalyseerde journaals bijlage 3). Januari, februari en maart zijn voor de jaren 2001, 2005 en 2011 de meest ‘stabiele’ nieuwsmaanden om te analyseren: er is dan geen sprake van verkiezingen, grote sportevenementen of de komkommertijd (zoals in de zomermaanden), factoren die de nieuwskeuze sterk beïnvloed zouden kunnen hebben. Voor iedere maand is er een steekproef gedaan van zeven journaals, waarbij steeds één maandag, één dinsdag, één woensdag etc. werd gecodeerd. Op deze manier is er rekening gehouden met de mogelijkheid dat er op bepaalde dagen structureel minder nieuws is, zoals in het weekend (wanneer er minder politiek nieuws is) en op maandag (als het nieuws nog ‘op gang moet komen’). Het zou kunnen dat die dagen eerder worden aangevuld met zacht nieuws, al is dit slechts een aanname. Per journaal worden alle items gecodeerd. Bij de codering wordt de duur van het item en de plek van het item in het journaal gecodeerd. Van items die één minuut of korter duren, wordt alleen de topicdimensie gecodeerd. Vanwege de korte duur van deze items kunnen er geen betrouwbare conclusies worden getrokken over de hardheid van het item in de stijl- en focusdimensie: de kans is groot dat de items niet zacht kunnen worden aangekleed qua stijl of focus, omdat de duur van het item dat simpelweg niet toelaat. Hieronder wordt per dimensie de onderzoeksaanpak besproken en verantwoord. Daarbij worden delen van het codeboek behandeld. Zie voor het volledige codeboek bijlage 3.
4.3
Topicdimensie
In dit onderzoek is ervoor gekozen de topicdimensie anders te coderen dan wordt gedaan volgens het coderingsmodel van Reinemann et al. (2012). Zij kiezen bewust niet voor een lijst met harde en een lijst met zachte onderwerpen, maar meten per nieuwsitem de hardheid aan de hand van de politieke relevantie van het bericht (Reinemann et al. 2012). Het item is dan hard, als er veel sprake is van “norms, goals, interestst, and activities related to the preparation, assertion, and implementation of authorative, generally binding decisions about social conflicts” (Reinemann et al. 2012, p. 233). Ook in onderzoeken waarin lijsten worden gebruikt om de hardheid van een nieuwstopic te meten, is het onderscheid terug te zien in de politieke relevantie van bepaalde thema’s, maar daarbij is het verschil dat die thema’s van tevoren worden bepaald. In hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat nieuws over economie en politiek als typisch harde topics gelden, terwijl ‘opmerkelijk’ nieuws en nieuws over beroemdheden (wat politiek minder relevant is) juist zacht zijn. Reinemann et al. coderen in de topicdimensie de volgende vier factoren:
(1) Two or more societal actors that disagree on a societal issue (e.g., two parties, a party and an NGO, voters and politicians, employers and trade unions). 0 = not present; 1 = present (2) Decision-making authorities (legislative, executive, judiciary) that are or could be involved in the generally binding decision about that societal issue. 0 = not present; 1 = present (3) The substance of a planned or realized decision, measure, programme that relates to the issue. 0 = not present; 1 = present
30
(4) The persons or groups concerned by the planned or realized decisions, measures, programmes. 0 = not present; 1 = present Opmerkelijk is dat het topic van veel nieuwsitems die ogenschijnlijk hard zijn, niet als hard worden geclassificeerd volgens dit coderingsmodel. Neem een nieuwsitem waarin nieuwe werkloosheidscijfers bekend worden gemaakt. Dit is een item dat onder het thema ‘economie’ kan worden geschaard - een klassiek ‘hard’ onderwerp, waarover in de literatuur consensus bestaat. Volgens het codeboek van Reinemann et al., moet er in het item sprake zijn van onenigheid tussen twee partijen (punt 1 uit het coderingsmodel) en moeten er besluiten worden genomen met betrekking tot de werkloosheidsproblematiek (punt 2), wil het item in aanmerking komen voor de classificatie ‘hard’. Dat hoeft bij een item over nieuwe werkloosheidscijfers echter niet het geval te zijn, maar het topic wordt desalniettemin als zacht geclassificeerd. Bij de proefcodering die op basis van het coderingsmodel van Reinemann et al. voor dit onderzoek is uitgevoerd, liep het steeds spaak op de topicdimensie: diverse items met een puur politiek of economisch (dus hard) thema, scoorden zeer laag op hardheid in de topicdimensie. Daarom is er gekozen voor een andere aanpak. Dit onderzoek werkt met vooraf bepaalde inhoudelijke categorieën. Daarvoor is de studie van De Swert (2007) geraadpleegd, die verschillende onderzoeken naar de hardheid van nieuws naast elkaar legde en daaruit typische harde van typische zachte topics scheidde. Reinemann et al. leveren kritiek op onderzoek aan de hand van vooraf bepaalde inhoudelijke categorieën: deze vorm van onderzoek zou misleidend “because seemingly soft topics may be framed as socially relevant or hard news might be presented as light-hearted, entertaining and with a focus on their soft aspects” (Reinemann et al. 2012, p. 231). Hiermee gaan de onderzoekers voorbij aan het feit dat deze aspecten in het coderingsmodel worden meegenomen in de andere dimensies: de maatschappelijke of juist individuele relevantie van een item wordt gecodeerd bij de focusdimensie en de stijl van de berichtgeving wordt gecodeerd bij de stijldimensie. De Swert (2007) voegde naast de categorieën ‘hard’ en ‘zacht’ een derde toe: ‘sensatie’. In paragraaf 2.2 is duidelijk geworden dat sensationeel nieuws gezien kan worden als een vorm van zacht nieuws. Daarom wordt in dit onderzoek sensationeel nieuws als een vorm van zacht nieuws gecodeerd. Zachte en sensationele topics krijgen in de codering dan ook het gelijke aantal punten mee (namelijk: 1). Daarnaast wordt sensatie echter ook als aparte inhoudelijke categorie gecodeerd, zodat er bij een significante stijging of daling van zachte nieuwstopics geanalyseerd worden op welk topictype (‘zacht: algemeen’ of ‘zacht: sensationeel’) die verandering terug te voeren is. Omwille van de volledigheid, zijn voor dit onderzoek de lijsten van De Swert (2007) aangevuld met topiclijsten uit een internationaal vergelijkend onderzoek van Brekken en Aalberg (2010) naar de inhoud van nieuwsberichten. In figuur 3 zijn de basiscategorieën terug te zien; een nog volledigere versie met subthema’s staat in bijlage 3.
Hard
Zacht: algemeen
Zacht: sensatie
Politieke thema’s buitenland Politieke thema’s binnenland Politieke praktijk Economische zaken
Kunst, cultuur, geloof Sport & kansspelen Lifestyle / Familie / Gezondheid Entertainment / beroemdheden / roddels
Ongelukken / rampen Justitie & Veiligheid Geweld Medische ophef
Figuur 3. Inhoudelijke categorieën van de topicdimensie
31
1.
4.4
Topic Bij een item met een hard nieuwstopic wordt ‘0’ genoteerd, valt een item qua topic binnen de categorie ‘zacht: algemeen’ of ‘zacht: sensationeel’, dat wordt er ‘1’ genoteerd.
Stijldimensie
De stijldimensie wordt in dit onderzoek op twee deelaspecten gemeten: de aanwezigheid van emoties in het item en de aanwezigheid van verbale interpretaties van de journalist. Het coderingsmodel van Reinemann et al. (2012) is hier gespecificeerd aan de hand van het codeboek van NEPOCS (zie bijlage 2). Waar Reinemann et al. (2012) het aspect ‘interpretatie’ slechts uitsplitsen in ‘personal’ en ‘impersonal reporting’, splitst het NEPOCS-onderzoek interpretatie uit in drie delen: ‘journalistieke uitleg/interpretatie van gebeurtenissen’, ‘journalistieke speculaties over de toekomst’ en ‘openlijk journalistiek commentaar’. Omdat deze specifiekere manier van coderen het analyseren nauwkeuriger maakt, is in de stijldimensie voor onderstaande codering gekozen:
2.
Emoties Hier wordt de journalistieke stijl – specifiek: de mate van emotioneel presenteren – van het item gecodeerd. Indicaties voor een zachte stijl zijn: het dramatiseren van gebeurtenissen, het gebruiken van emotionele taal (zoals superlatieven en sterke bijvoeglijk naamwoorden, filmische montage-technieken en het verslag doen van, of visueel presenteren van expressies of emoties. Hard nieuws wordt juist gepresenteerd in een feitelijke stijl, zonder het gebruik van emotie-opwekkende middelen. Kies:
3.
Journalistieke uitleg / interpretatie van gebeurtenissen Bevat het item journalistieke uitleg of interpretatie van de reden voor een gebeurtenis / actie? Hier gaat het om een uitleg of interpretatie van de journalist die niet expliciet wordt ondersteund door controleerbare feiten of statements van nieuwsbronnen. Kies:
4.
0 = de journalist geeft geen uitleg of interpretatie van de gebeurtenis / actie 1 = de journalist geeft 1x of vaker zijn uitleg of interpretatie van een gebeurtenis / actie (zonder dat dit in het item onderbouwd wordt door feiten / uitspraken van nieuwsbronnen)
Journalistieke speculaties Bevat het item journalistieke speculaties over de consequenties van een gebeurtenis of actie voor de toekomst? Kies:
5.
0 = puur of voornamelijk on-emotioneel 1 = mix van on-emotionele en emotionele elementen 2 = puur of voornamelijk emotioneel
0 = geen speculaties van de journalist over consequenties voor de toekomst 1 = minstens één speculatie van de journalist over consequenties voor de toekomst
Openlijk journalistiek commentaar Bevat de verslaggeving/presentatie van de journalist openlijk commentaar? Openlijk commentaar gaat over een uiting of mening van de journalist, bijvoorbeeld of iets goed of slecht of waar of onwaar is – zonder dat
32
dit door feiten wordt ondersteund. Ook uitingen met een waardeoordeel vallen hieronder: die zijn duidelijk subjectief of bevatten positieve of juist negatieve connotaties. Kies:
4.5
0 = het item bevat geen openlijk commentaar / waardeoordeel van de journalist 1 = de journalist geeft in het item tenminste 1x openlijk commentaar / een waardeoordeel
Focusdimensie
De focus van de nieuwsitems worden vastgesteld aan de hand van twee punten: de framing van het item (thematisch versus episodisch) en het gebruik van voxpop in het item.
6.
Thematische vs. episodische framing Thematisch-gefocusde items plaatsen een onderwerp in een bredere context, waarbij de achtergrond van een ontwikkeling wordt belicht. De focus ligt op maatschappelijke consequenties. Indicatoren zijn o.a. het gebruik van statistieken en experts in het item. Episodisch-gefocusde items zoomen in op een klein verhaal. Het verhaal wordt bijv. gepersonaliseerd: er wordt een exemplarische actor opgevoerd die wordt beïnvloed door het thema van het item. Of het item richt zich op een geïsoleerde incidentele gebeurtenis, zonder aandacht voor maatschappelijke gevolgen. Kies:
0 = overwegend gebruik van thematische framing 1 = balans tussen thematische en episodische framing (ca. 50/50) 2 = overwegend gebruik van episodische framing n.v.t. = het item presenteert noch specifieke casussen, noch een bredere context.
Een item is niet per definitie of thematisch, of episodisch geframed. Zo zijn er items die van beide frames gebruikmaken: het item begint bijvoorbeeld met een voorbeeld dat een probleem illustreert (episodische framing), waarna er met behulp van statistieken wordt overgegaan op een algemenere kijk op de zaak (thematische framing). De codeeroptie “niet van toepassing” is gekozen voor items waarbij er van beide frames geen sprake is: een item presenteert bijvoorbeeld nieuwe werkloosheidscijfers, maar geeft daar geen analyse of context bij. Op basis van de concreetheidstheorie van Hendriks Vettehen, Buijten en Beentjes (2005) die is besproken in paragraaf 2.2, is ook het gebruik van voxpops (door hen ‘burger aan het woord’ genoemd) in het codeboek verwerkt:
7.
Voxpop Onder een voxpop wordt verstaan: commentaar van een onbekende persoon, die niet wordt geïntroduceerd als iemand met een bepaalde kennis of ervaring. Een indicator is de omgeving waarin de quote wordt opgenomen: dat is vaak de openbare ruimte. Kies:
0 = er komt geen voxpop in het item voor 1 = er wordt minstens 1x gebruik gemaakt van voxpop
33
4.6
Additief puntensysteem
De codering van dit onderzoek heeft – net als die van Reinemann et al. (2012) – de vorm van een additief puntensysteem, waarbij de hardheid van het nieuws aan de hand van verschillende dimensies wordt gemeten. Het resultaat is een puntenaantal waarbij geldt: hoe meer punten, des te zachter het nieuws. Daarom wordt bij het coderen ook het totale puntenaantal genoteerd. Er is bewust niet gekozen voor dichotomie tussen hard en zacht nieuws, omdat er sprake is van een continuüm, waarbij hard nieuws in het midden overgaat in zacht nieuws. Er kunnen dus wel duidelijke uitspraken gedaan worden over een toe- of afname in de totale hardheid van de nieuwsberichten, maar het is niet mogelijk te concluderen dat er in jaar x meer harde nieuwsberichten worden gebracht dan in jaar y – die harde scheiding tussen hard en zacht valt niet te maken. Dit kan overigens wel per testvariabele afzonderlijk: over de hardheid van nieuwstopics bijvoorbeeld kan eenduidig worden geconcludeerd of er meer of minder items met een hard nieuwstopic voorkomen in jaar x of jaar y.
4.7
Intercodeurbetrouwbaarheid
Om de betrouwbaarheid van het meetinstrument te bepalen, is een deel van het corpus door een tweede codeur geanalyseerd, waarna de mate van overeenstemming tussen de twee codeurs is bepaald met behulp van Krippendorff’s Alpha. Omdat overeenkomsten in coderingen kunnen berusten op toeval, is het immers onvoldoende om uitsluitend te kijken naar het algemene overeenstemmingsniveau. De tweede codeur heeft 11,1% van de populatie (dat is: zeven journaals op een totaal van 63) gecodeerd, waarna de mate van overeenstemming tussen de twee codeurs is geanalyseerd. Een variabele is betrouwbaar, als die een waarde heeft van 0.67 of hoger. In figuur 4 zijn de Krippendorff’s Alpha-waarden terug te vinden. Daaruit blijkt dat het meetinstrument ruim voldoende betrouwbaar is om conclusies te kunnen verbinden aan de resultaten van de analyse (zie ook bijlage 5).
Variabele V7 (‘topic’) V8 (emoties’) V9 (‘uitleg en interpretatie’) V10 (‘speculaties’) V11 (‘commentaar’) V12 (‘framing’) V13 (‘voxpop’)
Krippendorff’s Alpha 1.000 0.865 0.909 0.883 0.883 0.922 0.974
Figuur 4. Intercodeurbetrouwbaarheid
34
5
Resultaten
In dit hoofdstuk worden per nieuwsdimensie de onderzoeksresultaten besproken. Daarbij worden er ter illustratie van de resultaten, voorbeelden gegeven uit de onderzochte journaals. De hypothesen worden vervolgens naast de resultaten gelegd, om te bepalen of die aangenomen of verworpen moeten worden. Tot slot worden, naast de resultaten met betrekking tot de topic-, stijl- en focusdimensie, aan het eind van dit hoofdstuk de overige resultaten besproken.
In hoofdstuk 4 is reeds aangegeven dat van nieuwsitems met een duur van een minuut of minder slechts de variabele ‘topic’ is gecodeerd. Dit heeft als gevolg dat wat betreft de stijl- en de focusdimensie (respectievelijk de variabelen ‘emoties’, ‘uitleg en interpretatie’, ‘speculaties’, ‘commentaar’, ‘framing’ en ‘voxpop’) er geen uitspraken kunnen worden gedaan over de gehele populatie nieuwsitems. Wat alle gecodeerde nieuwsitems betreft, zijn dus alleen resultaten te melden met betrekking tot de hardheid van het topic dat in de items is besproken. Om deze reden wordt begonnen met de bespreking van de resultaten voor de topicdimensie. Daarbij zullen zowel de hardheid van de topics van alle nieuwsitems (het totaal van lange én korte nieuwsitems, n = 669) worden bekeken, als de hardheid van de topics van uitsluitend de lange nieuwsitems (n = 381). Na de behandeling van de topicdimensie worden de resultaten van de overige variabelen geanalyseerd, waarbij er uitsluitend wordt gekeken naar de lange items. Ter verduidelijking van de resultaten zijn er kruistabellen toegevoegd. Wanneer het verschil in resultaten niet significant is, is dat bovenin de tabel aangegeven. Is het verschil wel significant, dan is er behalve een tabel ook een grafiek toegevoegd.
5.1
Topicdimensie H2.1: Het NOS Journaal bevat in 2005 relatief minder items met een zacht nieuwstopic dan in 2001. H2.2: Het NOS Journaal bevat in 2011 relatief minder items met een zacht nieuwstopic dan in 2001.
Voor het totaal aan lange en korte nieuwsitems (n = 669) is er een trend waar te nemen wat betreft de hardheid van nieuwstopics: het aantal nieuwsitems met een hard topic (zoals politiek of economie) lijkt met de jaren te stijgen. Uit de steekproef blijkt dat 38,6% van de items in 2001 (n = 78) een hard nieuwstopic heeft, waar dat in 2005 39,5% (n = 96) en in 2011 Topic (V7): lange en korte items 47,8% is (n = 107). De verschillen in hardheid zijn echter niet (niet significant) significant (Chi² = 4,630; df = 2; p = 0,099). Desalniettemin kan 2001 2005 2011 er gesproken worden over een trend richting de toename van Hard 38,6% 39,9% 47,8% nieuwsitems met een hard topic en de afname van items met een zacht topic. Zacht 61,4% 60,5% 52,2% Bij het totaal van de lange items is eenzelfde trend waarneembaar, al is daar het verschil wèl significant: in 2001 Topic (V7): lange items was 40,4% van de lange nieuwsitems qua topic hard (n = 46), 2001 2005 2011 tegenover 46,5% in 2005 (n = 60) en 56,5% in 2011 (n = 78). Hard 40,4% 46,5% 56,5% Het aantal lange nieuwsitems met een zacht topic nam af van Zacht 59,6% 53,5% 43,5% 59,6% in 2001 (n = 68) naar 53,5% in 2005 (n = 129) en 43,5% in 2011 (n= 60) (Chi² = 6,786; df = 2; p = 0,034). Hypothese 2.1 en 2.2 kunnen beide worden aangenomen: het aandeel items in het NOS Achtuurjournaal met een zacht nieuwstopic is immers zowel tussen 2001 en 2005, als tussen 2005 en
35
2011 afgenomen. Dit verschil in hardheid van de nieuwstopics is slechts significant wanneer er uitsluitend naar de lange nieuwsitems wordt gekeken. In hoofdstuk 4 is uitgelegd dat de categorie ‘zachte’ topics in feite uit Topic (V7): lange items twee subcategorieën bestaat: de ‘algemene’ zachte nieuwstopics (waarbij gedacht kan worden aan nieuws over beroemdheden of over Hard Zacht tentoonstellingen) en sensationele zachte nieuwstopics (zoals crime80 nieuws of nieuws over rampen en ongelukken). 60 Zojuist is geconstateerd dat het aandeel items met een zacht (dus: een ‘algemeen’ zacht of sensationeel) topic met de jaren is 40 afgenomen. Uit de resultaten waarbij de algemene zachte topics en de 20 sensationele topics zijn uitgesplitst, blijkt dat de daling voornamelijk 0 terug te voeren is op een teruglopend aandeel items met een 2001 2005 2011 sensationeel topic: van 43,6% in 2001 (n = 88), tot 41,2% in 2005 (n = 3 100) en 33,5% in 2011 (n = 75). Het aandeel algemene zachte topics lijkt eerder licht te Topic uitgesplitst (V6): lange items (niet significant) stijgen tussen 2001 en 2005, waarna het weer wat terugloopt in 2011: respectievelijk van 2001 2005 2011 Totaal 17,8% (n = 36) naar 19,3% (n = 47), tot 18,8% Hard 38,6% 39,5% 47,8% 42,0% (n = 42). Let wel: wanneer zacht nieuws wordt Sensationeel 42,6% 41,2% 33,5% 39,3% uitgesplitst in deze twee subcategorieën, zijn de Zacht 17,8% 19,3% 18,8% 18,7% verschillen niet langer significant (Chi² = 5,898; df = 4; p = 0,207). Typische voorbeelden van items met een hard topic zijn “Paniek door dalende koersen Amsterdam” (14 maart 2001), “Mogelijk langer verblijf Nederlandse troepen in Irak” (14 januari 2005) en “Oprichting partij 50Plus” (10 januari 2011). De items zijn respectievelijk te categoriseren onder de subthema’s “Economische zaken”, “Politieke thema’s binnenland” en “Politieke praktijk”. Voorbeelden van nieuwsitems met een ‘algemeen’ zacht topic zijn “Beatrix en Claus 35 jaar getrouwd” (10 maart 2001), “Bekendmaking World Press Photo 2004 (11 februari 2005) en “Armstrong stopt met wielrennen” (16 februari 2011). Deze nieuwsitems zijn qua topic respectievelijk ingedeeld bij de categorieën “Entertainment / beroemdheden / roddels”, “Sport / kansspelen” en “Kunst / cultuur / geloof”. Dan tot slot enkele voorbeelden van nieuwsitems met een sensationeel (zacht) topic. Exemplarisch zijn de items “Zeventig doden bij instorten brug Portugal” (5 maart 2001), “Zorginstelling maakte naaktfoto’s van dementerenden” (28 februari 2005) en “Mexicaanse griep nog niet voorbij (4 januari 2011)”, die respectievelijk onder de categorieën “Ongelukken / rampen”, “Justitie / veiligheid” en “Medische ophef” vallen.
5.2
Stijldimensie
Hieronder worden de resultaten met betrekking tot de stijldimensie besproken. Er wordt hierbij achtereenvolgend aandacht besteed aan het weergeven van emoties in een item, de aanwezigheid van uitleg of interpretatie door de journalist, eventuele speculaties van de journalist over de toekomst en de aanwezigheid van commentaar van de journalist. Aan het eind van deze paragraaf worden de besproken resultaten vergeleken met de hypothese “Nieuwsitems van het NOS Journaal hebben in 2011 vaker een zachte nieuwsstijl dan in 2005”. 3
Het percentage sensationele items neemt hier tussen 2001 en 2005 af, maar het aantal items stijgt. Dat is te verklaren doordat de journaals in 2005 meer lange items bevatten: in 2001 werden 114 lange items geanalyseerd, tegenover 129 in 2005.
36
5.2.1
Emoties (V8)
Met betrekking tot de variabele ‘emoties’ is tussen 2001 en 2005 Emoties (V8): lange items een verzachting in stijl te constateren, waarna de stijl tussen Hard Zacht 2005 en 2011 weer verhardt naar het oude niveau uit 2001. 60% Deze gemeten verschillen in het gebruik van emoties is significant (Chi² = 15,368; df = 4; p = 0,004). In 2001 heeft 50% 40% van de nieuwsitems een harde, zakelijke stijl (n = 57). In 2005 is dat gedaald naar 29,5% (n = 38) en in 2011 stijgt dat weer naar 20% 50% (n = 69). Het aandeel items met een geëmotionaliseerde zachte stijl is in 2001 25,4% (n = 29), in 2005 stijgt dat naar 31% 0% (n = 40), om vervolgens weer te dalen naar 23,2% in 2011 (n = 2001 2005 2011 32). Opgeteld komen de percentages van items met een harde stijl en die met een zachte stijl per jaar niet uit op 100%; dat is te verklaren doordat er in de analyse ook een ‘mix-vorm’ is gecodeerd (zie hoofdstuk 4). Een item dat qua emotionele stijl onder de categorie ‘zacht’ viel, was het item “Tien jaar na MKZ” (6 maart 2011). In het item wordt teruggeblikt op de mond- en klauwzeercrisis uit 2001 aan de hand van een puur emotionele presentatie van de feiten. Het codeboek telt een viertal indicaties voor emotionele presentatie. In de tabel (figuur 5) worden die gekoppeld aan het MKZ-item:
Emoties (V8): lange items 2001 2005 50,0% 29,5%
Hard (zakelijk) Zacht (emotioneel)
25,4%
31,0%
2011 50,0% 23,2%
Het dramatiseren van gebeurtenissen (ze presenteren als uitzonderlijk, spannend, opwindend, aangrijpend) Presentator: “(…) met vèrstrekkende gevolgen. Op vijfentwintighonderd veehouderijen werden bijna tweehonderdzeventig-dúizend dieren afgemaakt..” (uitzonderlijk) Verslaggeefster: “De veehouders hielden die winter hun adem in.” (spannend) Emotionele taal (zoals superlatieven, sterke bijvoeglijk naamwoorden, een beschrijving geven in de tegenwoordige tijd terwijl het over een gebeurtenis in het verleden gaat of iets woordelijk benadrukken) Presentator: “En níemand is de beelden vergeten: dóde dieren. In grijpers.” (benadrukken) Filmische montagetechnieken (bijv. snelle cuts of ‘point of view’-shots) Schokkerige ooggetuigencamera, opnames van boer Aldert Hassings uit 2001, die geëmotioneerd, bijna huilend, de beelden voorziet van commentaar: “Je hele leven hard gewerkt, je ouders, je voorouders, om dit op te bouwen. Het wordt in één dag allemaal afgemaakt. Állemaal.” Het verslag doen van, of visueel presenteren van expressies of emoties (bijv. pijn, verdriet, blijdschap) Verslaggeefster: “De boeren voelden zich overvallen, in de steek gelaten.” (radeloosheid) Verslaggeefster: “Koe 201 had nog gekalfd. Een móói kalfje: het dier staat op het netvlies van zoon en vader.” Vader komt in beeld, veegt zijn tranen weg. (verdriet) Verslaggeefster: “201?” Boer Hassing: “Ja, dat vergeet je, dát vergeet je nooit weer. Zo’n jong kalfje die je dan gewoon de klep in moet dragen, en je weet gewoon: jij wordt zo ook zín-lóós afgemaakt.” (wanhoop) Verslaggeefster: “En nu, het kan zo weer gebeuren, zegt de veearts, zeggen de Hassings. De angst blijft, maar de veestapel is terug.” (angst) Figuur 5. Emoties in “Tien jaar na MKZ” (6 maart 2011)
37
5.2.2
Uitleg en interpretatie door de journalist
Voor variabele V9, de aanwezigheid van uitleg of Uitleg / interpretatie (V9): lange items openlijk commentaar door de journalist in het 2001 2005 2011 nieuwsitem, is een significant verschil gemeten tussen Hard (geen 57,0% 72,1% 70,3% de geanalyseerde nieuwsitems uit 2001 (n = 114), 2005 interpretatie) (n = 129) en 2011 (n = 138) (Chi² = 7,318; df = 2; p = Zacht (wel 43,0% 27,9% 29,7% 0,026). Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van interpretatie) uitleg of interpretatie door de journalist afneemt tussen 2001 en 2005, waarna die weer licht toeneemt in 2011: van 43% van de nieuwsitems met interpretatieve uitingen in 2001 (n = 49), naar 27,9% in 2005 (n = 36), naar 29,7% in 2011 (n = 41). De waarden voor nieuwsitems zonder interpretatieve uitingen van de journalist zijn logischerwijze respectievelijk 57% (n = 65), 72,1% (n = 93) en 70,3% (n = 97) voor 2001, 2005 en 2011. Een typisch voorbeeld van journalistieke interpretatie in een nieuwsitem, zijn de woorden van de journalist in het item “Europarlementariër Cohn-Bendit beschuldigd van pedofilie” (23 februari 2001). In het item wordt gezegd dat de beschuldigingen aan het adres van de politicus “niet toevallig boven water” komen: journaliste Bettina Röhl “zit er achter”. Zij zou de passages uit een boek van Cohn-Bendit uit 1975, waar zijn pedofiele aard uit zouden blijken, bewust in de openbaarheid hebben gebracht, want ze “is uit op wraak”. Omdat deze redenering niet wordt onderbouwd of bevestigd door een bron in het item, kan deze vermoedelijke hearsay worden aangemerkt als interpretatie door de journalist.
5.2.3
Uitleg / interpretatie (V9): lange items Hard
Zacht
80%
60% 40% 20% 0% 2001
2005
2011
Speculaties van de journalist
De tiende geanalyseerde variabele heeft betrekking op de aanwezigheid van speculaties van de journalist over mogelijke consequenties van een gebeurtenis voor de toekomst. Er is een kleine daling waar te nemen van het aantal items met speculaties. Dat verschil is echter zo klein, dat het niet significant is (Chi² = 0,984; df = 2; p = 0,611).
Speculaties (V10): lange items (niet significant) 2001 2005 2011 Hard (geen 78,1% 82,2% 82,6% speculaties) Zacht (wel 21,9% 17,8% 17,4% speculaties)
Ter illustratie van de variabele ‘journalistieke speculaties’ is een kleine greep gedaan uit de nieuwsitems uit maart 2005: -
-
-
“Journaliste beschoten door Amerikaanse militairen” (5 maart 2005). In dit nieuwsitem wordt gespeculeerd dat de gebeurtenis uit het item “naar verwachting de tegenstellingen [in de politiek] alleen maar [zal] verscherpen.” “Protesten tegen versterving comapatiënte VS” (20 maart 2005). Hierin wordt een toekomstige actie wordt verondersteld: “Het lijkt er sterk op dat ze de zaak zullen aangrijpen om de strijd aan te gaan met liberale rechters.” “Mestvergisting levert stroom op” (25 maart 2005). Bij dit nieuwsbericht wordt gemeld dat mestvergisting waarschijnlijk geen positieve financiële gevolgen zal hebben, wat subsidies betreft: “Het ziet er niet echt naar uit dat de subsidie omhoog gaat.”
38
5.2.4
Commentaar van de journalist
Op basis van de resultaten is een significant verschil te constateren in het aantal items uit 2001, 2005 en 2011 dat journalistiek commentaar bevat (Chi² = 31,422; df = 2; p < 0,001). Er is sprake van een duidelijke afname van het aantal items met journalistiek commentaar: bevatte in 2001 44,7% van de nieuwsitems commentaar (n = 51), in 2005 was dat 27,9% (n = 36) en in 2011 13,0% (n = 18). Tegelijkertijd (en logischerwijze) zie je het aantal items zonder journalistiek commentaar met gelijke waarden stijgen.
Commentaar (V11): lange items 2001 2005 2011 Hard (geen 55,3% 72,1% 87,0% commentaar) Zacht (wel 44,7% 27,9% 13,0% commentaar)
Commentaar (V11) - lange items
Hard Zacht Voorbeelden van commentaar door de journalist zijn 100% bijvoorbeeld de opmerkingen “Gemakkelijk is het niet, zeker niet bij de NS” (waarmee een waardeoordeel over 80% de nationale spoorwegen wordt gegeven) en de 60% negatieve zinsnede “(…) ontzettend ergerlijk. Of erger nog: (…)”, in een item over callcenters. Er worden ook 40% positief gestemd commentaar geleverd, zoals in een item 20% over de overleden voetballer Coen Moulijn: Rotterdam heeft “op indrukwekkende wijze” afscheid genomen van 0% de “legendarische linksbuiten”, die later in het item ook 2001 2005 2011 een “held van eenvoudige komaf” wordt genoemd. Dit zijn voorbeelden van duidelijke meningen en waardeoordelen van de journalist, die in het item niet per definitie door feiten worden ondersteund. De voorbeelden zijn afkomstig uit de items “Overleg over arbeidsonrust NS” (27 januari 2001), “Meldpunt Consumentenbond over callcenterinfolijnen” (31 maart 2005) en “Eerbetoon Coen Moulijn” (8 januari 2011).
5.2.5
Hypothese stijldimensie
H3: Nieuwsitems van het NOS Journaal hebben in 2011 vaker een zachte nieuwsstijl dan in 2005. Om de hardheid van de stijl van de journaalitems te meten, is de aanwezigheid van emoties, uitleg en interpretatie, speculaties en commentaar in de items geanalyseerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat, als men de gegevens van 2005 naast die van 2011 legt, men enkel voor de variabele ‘uitleg en interpretatie’ kan constateren dat er sprake is van nieuwsverzachting. Daar stijgt het aandeel items met journalistieke uitleg of interpretatie licht van 27,9% in 2005 (n = 36) naar 29,7% in 2011 (n = 41). Bij de stijlvariabelen ‘emoties’, ‘speculaties’ en ‘commentaar’ is er geen sprake van een aantoonbare verzachting in stijl tussen 2005 en 2011: de gemeten verschillen bij deze variabelen duiden juist op een stijlverharding, al is dat verschil bij de variabele ‘speculaties’ niet significant. De hypothese “Nieuwsitems van het NOS Journaal hebben in 2011 vaker een zachte nieuwsstijl dan in 2005”, wordt verworpen. Als de hypothese zich uitsluitend richtte op de variabele ‘uitleg en interpretatie’, zou ze kloppen, maar de hypothese heeft betrekking op de gehele stijldimensie, waar ook de variabelen ‘emoties’, ‘speculaties’ en ‘commentaar’ onder vallen.
39
5.3
Focusdimensie
De hardheid is in de focusdimensie gemeten aan de hand van twee variabelen: de thematische of episodische framing van het item en het gebruik van voxpop. De hypothese “Nieuwsitems van de NOS worden in 2005 en 2011 vaker episodisch geframed dan in 2001” wordt aan het einde van deze paragraaf vergeleken met de gevonden resultaten. 5.3.1
Framing
De verschillen in de resultaten van de variabele ‘framing’ Framing (V12): lange items zijn net niet significant: er is sprake van een chi(niet significant) kwadraatwaarde van 0,058; acht honderdsten te veel om 2001 2005 2011 van een significant verschil te kunnen spreken (Chi² = 9,146; df = 4; p = 0,058). Desondanks is er duidelijk Hard 21,9% 27,1% 38,4% sprake van een trend; daarom wordt er toch stilgestaan bij (thematisch) deze variabele. Er is sprake van een aanzienlijke stijging Balans 18,4% 20,2% 15,9% van het aantal items dat thematisch geframed is en Zacht 59,6% 52,7% 45,7% waarbij de brede maatschappelijke context in beeld is: de (episodisch) percentages lopen op van 21,9% in 2001 (n = 25) tot 27,1% in 2005 (n = 35) en 38,4% in 2011 (n = 53). Het aantal items met een zacht, episodisch frame – daarbij wordt het nieuws ‘klein’ gebracht, met een focus op consequenties voor het individu – neemt af van 59,6% in 2001 (n = 68) naar 52,7% in 2005 (n = 68) en 45,7% in 2011 (n = 63). Het aandeel items met een zacht frame neemt dus geleidelijk af (ieder jaar ca. -7%), terwijl het aandeel items met een hard frame voornamelijk toeneemt tussen de jaren 2005 en 2011 (ieder jaar +11,3%). Een voorbeeld van thematische framing wordt gegeven in het item “Uitkomst onderzoek jeugdzorg” (13 januari 2011). Hierin wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten, waarbij statistieken worden genoemd en experts nadere uitleg geven – twee duidelijke indicaties voor thematische framing. Een nieuwsitem waarbij er sprake was van een balans tussen thematische en episodische framing was het item “Meer aanvragen overstap biologische landbouw” (10 februari 2001). Daarin wordt bij wijze van voorbeeld een boer opgevoerd die is overgestapt op biologische landbouw, maar komt er ook een deskundige aan bod die dieper ingaat op de gevolgen van dergelijke landbouw. Het item “Chronische vermoeidheid is ernstige ziekte”, waarin minister van Volksgezondheid Els Borst aangeeft dat het chronische vermoeidheidssyndroom (CVS) vaak ten onrechte niet serieus wordt genomen, is een voorbeeld van een item dat overwegend episodisch wordt geframed. Het overgrote deel van het item wordt namelijk ingenomen door Henk, een CVS-patiënt. Hij dient als voorbeeld van CVSpatiënten wier klachten niet serieus worden genomen. Er worden persoonlijke details van hem genoemd (zoals zijn naam) en zijn gevoelens worden met quotes weergegeven (zo noemt Henk de miskenning van de ziekte “frustrerend”) – indicatoren van episodische framing. 5.3.2
Voxpop
Het aantal onderzochte nieuwsitems waarin gebruik werd gemaakt van voxpop is zo gering, dat de verschillen tussen de jaren 2001, 2005 en 2011 met betrekking tot deze variabele niet significant zijn (Chi² = 1,644; df = 2; p = 0,440). Dat het aantal items waarin gebruik wordt gemaakt van voxpop, zo gering is – 24 op een totaal van 381 is immers niet veel – is per definitie
Voxpop (V13): lange items (niet significant) 2001 2005 Hard (geen 94,7% 91,5% voxpop) Zacht (wel 5,3% 8,5% voxpop)
2011 94,9% 5,1%
40
een opvallend resultaat. Items waarin gebruik wordt gemaakt van voxpops, zijn bijvoorbeeld “Onveiligheid burgers Colombia” (27 januari 2001), waarbij burgers in het openbaar vervoer vertellen wat de onveiligheid in het land voor hen betekent; “Veel veevoerleveranciers voldoen niet aan eisen VWA” (1 februari 2005), waarbij klanten van een slager reageren op recente voedselschandalen; en “Spaanse regering en de crisis” (13 januari 2011), waarbij Spanjaarden op straat hun reactie geven op de financiële situatie van hun land.
5.3.3
Hypotheses focusdimensie
H4.1: Nieuwsitems van de NOS worden in 2005 en 2011 vaker episodisch geframed dan in 2001. Uit het onderzoek blijkt dat niet het aandeel items met episodische framing, maar het aandeel items met thematische framing tussen 2005 en 2011 is toegenomen: van 27,1% in 2005 (n = 35) naar 38,4% in 2011 (n = 53) – al zijn deze verschillen net niet significant. Deze resultaten laten precies het tegenovergestelde resultaat zien dan wat de hypothese impliceert. Hypothese 4.1 wordt verworpen.
H4.2: Nieuwsitems van het NOS Journaal bevatten in 2005 minder voxpops dan in 2002 H4.3: Nieuwsitems van het NOS Journaal bevatten in 2011 meer voxpops dan in 2005 Tot slot de hypotheses met betrekking tot voxpop. Omdat er in zeer weinig items gebruik werd gemaakt van voxpop (in slechts 24 van de 381 items), zijn de gemeten verschillen tussen de jaren 2001, 2005 en 2011 niet significant. Hypothese 4.2 en hypothese 4.3 kunnen daarom evenmin worden aangenomen.
5.4
Gemiddelde hardheid
In het vorige hoofdstuk is reeds uitgelegd dat de resultaten te analyseren zijn volgens een additief puntensysteem. Per variabele zijn punten gegeven, wat resulteert in een totale hardheidsscore per nieuwsitem. Hierbij is geen duidelijke grens tussen harde en zachte items, maar wel kan worden gezegd: hoe meer punten, des te zachter het nieuwsitem. Van de korte items is, zoals eerder aangegeven, enkel de topicvariabele geturfd. Die items kunnen daardoor slechts een maximumhardheidsscore van 1 punt behalen – daarom zijn ook hier uitsluitend de lange items in de analyse meegenomen. Op basis van een enkelvoudige variantieanalyse is te constateren dat de lange nieuwsitems uit 2011 (n = 138) qua gemiddelde hardheid een significant verschil vertonen met de lange items uit 2001 (n = 114) en 2005 (n = 129) (F = 11,336; p < 0,001).
Totale hardheid (V14): lange items (hoe hoger, hoe zachter) 2001 2005 2011 Score 3,88 3,63 2,89
Gemiddeld genomen zijn nieuwsitems met de jaren steeds harder geworden: hadden de geanalyseerde items uit 2001 een gemiddelde hardheidsscore van 3,88, in 2005 was daalde dat tot 3,63 en in 2011 was dat 2,89.
0
Totale hardheid (V14) lange nieuwsitems
Totale hardheid
5 4 3 2 1 2001
2005
2011
41
5.5
Overige resultaten
Naast de hierboven behandelde resultaten, is er nog een tweetal andere bevindingen gedaan. Tijdens het coderen is steeds de tijdsduur van het item genoteerd, mede om het onderscheid te maken tussen de items van een minuut en de items die langer duren. Daarbij is de tijdsduur steeds afgerond in tientallen seconden (een item met een duur van 1:22, werd dan genoteerd als 1:20). Daarnaast is ook steeds de plek van het item in het journaal genoteerd. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen items die de eerste of de tweede plek in het journaal innamen, de items die als laatste of één-na-laatste werden behandeld en de items daartussenin. Ten gevolge van deze twee extra notities, zijn de volgende resultaten geconstateerd (let wel, dit zijn de gemiddeldes van de korte en de lange items samen (een totaal van 669):
-
Duur Een item met een hard topic duurt gemiddeld gezien 135 seconden / 2:15 min. (standaarddeviatie: 120.175) Een item met een zacht topic duurt gemiddeld gezien 102 seconden / 1:42 min. (standaarddeviatie: 106.423)
Duur van het nieuwsitem (sec.) Hard item 0
-
50
100
150
Duur (sec.)
Plaats Van de eerste twee items die in het journaal worden behandeld, is de kans 50,8% dat dit een hard topic heeft en 49,2% dat het een zacht topic heeft. Van de laatste twee items die in het journaal worden behandeld, is de kans 29,6% dat dit een hard topic heeft en 70,4% dat het een zacht topic heeft.
Laatste 2 items in het journaal 70,40 %
Hard topic
29,60 %
Zacht topic
Eerste 2 items in het journaal 49,20 %
Hard topic
50,80 %
Zacht topic
Dat de standaarddeviatie bij de gemiddelde duur van de nieuwsitems zo hoog is, komt doordat het gemiddelde van de lange en korte items samen is berekend. Die kunnen sterk van duur verschillen: een kort item duurt soms slechts twintig seconden, terwijl een lang item wel zes minuten kan duren. Wat betreft de resultaten met betrekking tot de plaatsing van harde en zachte items in het journaal, is het voornamelijk opvallend dat de laatste twee items van het journaal vaak (in 70,4% van de gevallen) een zacht topic heeft. Dit sluit aan bij de visie van oud-hoofdredacteur Haasbroek die een journaalopbouw propageerde dat eruit zag als een “lekker menu met een goed toetje” (zie paragraaf 3.1).
42
6
Conclusie en verantwoording
In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag. Daarnaast zullen de resultaten uit hoofdstuk 4 gekoppeld worden aan de theorie uit hoofdstuk 2 en de situatie van de NOS zoals die in hoofdstuk 3 aan bod is gekomen. Tot slot volgt de verantwoording van dit onderzoek. De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde: “In hoeverre is de verhouding hard nieuws versus zacht nieuws in het NOS Journaal veranderd tijdens het hoofdredacteurschap van Hans Laroes?” In hoofdstuk twee is uitvoerig ingegaan op het hardheidsmodel van Reinemann et al. (2012), dat is opgesteld aan de hand van verschillende wetenschappelijk theorieën met betrekking tot hard en zacht nieuws. Uit het model blijkt dat er de hardheid van nieuws niet terug te voeren is op één factor, maar dat deze slechts nauwkeurig gemeten kan worden door verschillende dimensies van nieuws in ogenschouw te nemen. In navolging van Reinemann et al. (2012) zijn er drie nieuwsdimensies geanalyseerd: de topicdimensie, de stijldimensie en de focusdimensie. Het ging om 21 journaals per jaar, met in totaal 669 items (waaronder 381 lange items): 202 items uit 2001, 243 items uit 2005 en 224 items uit 2011. Na het bespreken van de drie dimensies, wordt in deze conclusie verder ingegaan op de bruikbaarheid van de termen ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws in wetenschappelijk onderzoek. Voor de topicdimensie is een significante verharding van het journaal qua nieuwstopics gemeten: het aantal lange items met een hard nieuwstopic steeg ten koste van items met een zacht topic van 40,4% in 2001 (n = 46) naar 46,5% in 2005 (n = 60) en 56,5% in 2011 (n = 78). De daling in het aandeel items met een zacht topic (van 59,6% naar 53,5% naar 43,5%) lijkt te wijten aan een sterke terugloop van het aantal items met een sensationeel topic: dat daalde van 43,6% in 2001 (n = 88), naar 41,2% in 2005 (n = 100) en 33,5% in 2011 (n = 75). In Ten Aanval (2002) benadrukte Laroes dat contact zoeken met het publiek niet inhield dat de NOS de waan van de dag zou gaan volgen. Men moest niet denken “dat lifestyle, misdaad en celebritynieuws in de plaats zijn gekomen van nieuws uit de hoofdsteden en het buitenland” (NOS, 2002). Het lijkt erop dat Laroes tijdens zijn hoofdredacteurschap – gezien de daling van zacht nieuws – achter deze uitspraak is blijven staan. De stijging van items met een hard nieuwstopic sluit bovendien aan bij Laroes’ beleidsnota’s uit 2006 en 2010, respectievelijk Hooggeëerd Publiek en Publiek van de Toekomst. Daarin geeft hij opsommingen van journalistieke agendapunten die juist wel de aandacht moeten krijgen, zoals de opkomst van China als economische grootmacht, verkiezingen in relatie met het afnemende vertrouwen in (politieke) instituties en de klimaatcrisis: stuk voor stuk harde nieuwstopics. Dan de hardheid van de stijldimensie, die geanalyseerd is aan de hand van de aanwezigheid van emoties, uitleg en interpretatie, speculaties en commentaar. Er is slechts voor twee variabelen, op twee verschillende meetmomenten een verzachting in de stijl gemeten. Voor de variabele ‘emoties’ werd tussen 2001 en 2005 een stijlverzachting geconstateerd, toen het aandeel items met een zachte stijl toenam ten koste van de items met een harde (niet-emotionele) stijl: die kelderden van respectievelijk 50,0% (n = 57) in 2001 naar 29,5% (n = 38) in 2005. In de beleidsnota’s van Laroes is geen verklaring te vinden voor deze verzachting. Wel sluit de verzachting aan bij het onderzoek van Hendriks Vettehen, Nuijten en Beentjes, die concludeerden dat de stijl van de NOS tussen 1995 en 2001 sensationeler is geworden, mede dankzij de toename van het geverbaliseerde emoties (Hendriks Vettehen et al., 2005). Uit de onderzoeksresultaten blijkt echter ook dat het gebruik van emoties tussen 2005 en 2011 weer afneemt: het aandeel lange items met een emotionele stijl daalt van respectievelijk 31,0% (n = 40) naar 23,2% (n= 32). Laroes stipt in Hooggeëerd Publiek (2006) weliswaar aan dat hij trots is op de zakelijke stijl van de NOS (“Liever saai en betrouwbaar, dan een tikkeltje te wild”), maar deze summiere opmerking is onvoldoende om deze tijdelijke stijlverzachting steekhoudend te kunnen verklaren.
43
Voor de variabele ‘uitleg en interpretatie’ is tussen 2005 en 2011 een ontwikkeling naar een zachtere stijl gemeten: het aandeel lange items met journalistieke uitleg of interpretatie steeg licht van 27,9% in 2005 (n = 36) naar 29,7% in 2011 (n = 41). Deze laatste stijging sluit aan de hypothese “Nieuwsitems van het NOS Journaal hebben in 2011 vaker een zachte nieuwsstijl dan in 2005.” Toch is deze hypothese verworpen omdat voor de andere drie variabelen (‘emoties’, ‘commentaar’ en ‘speculaties’) tussen 2005 en 2011 gold dat zij juist verharding in stijl lieten zien (al was dit verschil bij de variabele ‘speculaties’ niet significant). De toename tussen 2005 en 2011 van het aandeel items met ‘uitleg en interpretatie’, is daarbij geen constante stijging: tussen 2001 en 2005, was het aandeel items met uitleg en interpretatie juist aanzienlijk gedaald – van 43,0% in 2001 (n = 49) naar 27,9% in 2005 (n = 36). Dat er tussen 2005 en 2011 juist wel een verzachting plaatsvindt, is mogelijk te verklaren met Laroes’ woorden in Hooggeëerd Publiek (2006), waarin hij pleit voor een persoonlijke vorm van presenteren. Laroes schetst hoe de presentator steeds meer een anchor wordt, een journalist “die zijn of haar eigen toon en karakter aan het programma geeft”, waarbij een eigen karakter “alleen maar goed [is]; dat helpt ons ons onderscheiden van de concurrentie” (NOS, 2006). Een journalist die zelf dingen interpreteert en desgewenst uitlegt, valt hier uiteraard ook onder. Gezien de woorden van Laroes zou men echter op dezelfde manier een verzachting in stijl verwachten bij de variabele ‘commentaar’: commentaar geven bij items draagt immers ook bij aan een persoonlijke vorm van presenteren. Het aandeel items met journalistiek commentaar daalt echter van 27,9% in 2005 (n = 36) naar 13,0% in 2011 (n = 18), hetgeen duidt op een verharding van de stijl. Hoe dit verschil in ontwikkeling kan worden verklaard, is niet duidelijk. Al met al kan worden geconcludeerd dat de nieuwsstijl tussen 2005 en 2011 in zijn totaliteit niet zachter is geworden. Was de hypothese uitgesplitst per variabele, dan was ze slechts geaccepteerd op de variabele ‘uitleg en interpretatie’: daar was immers wel sprake van nieuwsverzachting. De laatste dimensie die in dit onderzoek is geanalyseerd, is de focusdimensie, die bepaalt welke aspecten van een verhaal er in een nieuwsitem worden belicht. Bij het coderen zijn twee variabelen gemeten: de thematische dan wel episodische framing van het item en het gebruik van voxpop. Uit de resultaten blijkt dat er onder Laroes in toenemende mate gekozen lijkt te zijn voor thematische framing: een abstractere aankleding van nieuws waarbij de brede context in beeld komt. Het aandeel items met thematische framing neemt toe van 21,9% in 2001 (n = 25) tot 27,1% in 2005 (n = 35) en 38,4% in 2011 (n = 53). Hoewel deze verschillen net niet significant zijn, laten ze een duidelijke trend zien. Het is de tegenovergestelde ontwikkeling, dan de ontwikkeling die op basis van de beleidsdocumenten van Laroes viel te verwachten: die wijzen juist op het nut van episodische framing. In de drie grote beleidsnota’s die Laroes tijdens zijn hoofdredacteurschap schreef, lag namelijk steeds de nadruk op één doel: het bereiken van het publiek door het toegankelijker maken van nieuws: “We moeten moeilijke onderwerpen niet mijden, maar toegankelijk brengen”, schrijft Laroes in 2006 (NOS, 2006). En in 2010: “We doen ons publiek het meeste recht door helder te zijn, verhalen toegankelijk te maken, (…) dus de wereld van hun denken en ervaringen als uitgangspunt te nemen” (NOS, 2010). Bij episodische framing staat de leefwereld van het individu en de consequenties op individueel niveau centraal, waardoor het een geschikt middel is om het nieuws dichter bij het publiek te brengen. Nader onderzoek is vereist om uit te wijzen waarom er juist meer werd gekozen voor thematische framing. In de beleidsnota’s wijst niets op deze ontwikkeling en zover bekend is er in de wetenschappelijke theorie geen internationale trend in focusverharding te vinden. Voor de focusdimensie is ook de variabele ‘voxpop’ geanalyseerd. Ondanks het feit dat er op de opiniepagina’s van kranten geregeld kritiek verschijnt op het gebruik van voxpop, is er in de journaals opvallend weinig gebruik gemaakt van voxpop: slechts in 24 van de 381 gevallen. De verschillen in het 44
gebruik van voxpop tussen de jaren 2001, 2005 en 2011 zijn dan ook niet significant, waardoor er geen conclusies aan het gebruik van voxpop kunnen worden verbonden. Tot slot is de gemiddelde totale hardheid van de nieuwsitems uit 2001, 2005 en 2011 gemeten. De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde “Is het aandeel zacht nieuws in het NOS Journaal toegenomen tijdens het hoofdredacteurschap van Hans Laroes?” Omdat er gebruik is gemaakt van een additief puntensysteem, zijn de resultaten van de zeven variabelen per nieuwsitem op te tellen tot een gemiddelde hardheidsscore. Daaruit blijkt dat de gemiddelde hardheid van lange nieuwsitems tussen 2001, 2005 en 2011 alleen is maar toegenomen: van 3,88 in 2001, naar 3,63 in 2005 en 2,89 in 2011 (hierbij geldt: hoe meer punten, des te zachter het nieuws). De hoofdvraag kan dus negatief beantwoord worden: het aandeel zacht nieuws is tijdens het hoofdredacteurschap van Hans Laroes niet toegenomen – gezien de afname in totaalscores is het journaal gemiddeld gezien zelfs significant harder geworden. Het is opmerkelijk dat vrijwel alle resultaten duiden op een verharding van het nieuws: dit gaat in tegen de hypotheses die bij aanvang van dit onderzoek op basis van de nota’s Ten Aanval (2002), Hooggeëerd Publiek (2006) en Publiek van de Toekomst (2011) zijn opgesteld. Een verklaring zou kunnen zijn dat de hypotheses een te zwakke fundering hebben. Ze zijn soms gebaseerd op enkele zinnen en Laroes had mogelijk niet voor ogen om alle uitspraken uit zijn nota’s in de praktijk door te voeren. Ook is het de vraag of dat überhaupt mogelijk is: redacteuren, verslaggevers, presentatoren en andere journaalmedewerkers baseren hun werkwijze immers niet uitsluitend op de beleidsdocumenten van hun hoofdredacteur. Bij het coderen viel op dat de zachtheid van een nieuwsitem zeer persoonsgebonden was, zowel bij presentatoren als bij verslaggevers, vooral qua stijl. Philip Freriks bijvoorbeeld, staat als presentator bekend om zijn olijke bruggetjes tussen items en het feit dat hij zijn presentatieteksten aankleedt met bloemrijke bewoordingen en een typische dictie. Verslaggever Peer Ulijn lijkt er op zijn beurt alles aan te doen om zelf ‘geinig’ in beeld te komen. Op een autobeurs bijvoorbeeld, waar hij keer op keer verslag doet vanachter het stuur van de nieuwste automodellen (6 februari 2001). Het is de vraag of een journalist zijn of haar vaste werkwijze, die mogelijk al jarenlang wordt gehanteerd, als gevolg van de frisse visie van een nieuwe hoofdredacteur grondig wil en kan herzien. In de internationale wetenschappelijke literatuur over hard en zacht nieuws is er geen trend bekend naar globale nieuwsverharding. Reinemann et al. (2012) wijzen erop dat er drie kampen bestaan in wetenschappelijk onderzoek naar nieuwsverharding: onderzoeken die constateerden dat nieuws niet zachter wordt, onderzoeken die wel een vorm van nieuwsverzachting waarnamen en onderzoeken die gemixte resultaten vaststelden voor verschillende media of verschillende nieuwsdimensies. Drie kampen, maar geen kamp dat uitsluitend nieuwsverharding constateert. Studies waaruit bleek dat nieuws niet zachter werd, meldden daarbij niet dat het nieuws wel harder werd: de resultaten wezen er slechts op dat het aandeel hard nieuws niet terugliep (Reinemann et al., 2012). Bovenstaande uiteenlopende conclusies van wetenschappelijke studies naar nieuwsverzachting maken het des te moeilijker om naar aanleiding van dit onderzoek tot algemeen geldende uitspraken over de hardheid van nieuwsprogramma’s te komen. Dat er bij het NOS Achtuurjournaal tussen 2001 en 2011 sprake is van nieuwsverharding, wil immers niet zeggen dat dit voor andere programma’s eveneens geldt. Ook per omroep kan dit verschillen, zo laten onderzoeksresultaten van Maier et al. (2009) zien. Zij constateerden dat er in Duitsland sprake was van een lineaire toename van niet-politiek nieuws bij de commerciële omroepen, een ontwikkeling die niet gold voor publieke omroepen (Reinemann et al., 2012). Om tot meer algemeen geldende uitspraken te kunnen komen, kan een vergelijkend onderzoek interessant zijn, waarbij de NOS bijvoorbeeld naast het RTL Nieuws wordt gelegd of waarbij de NOS in internationaal perspectief wordt geplaatst, door haar te vergelijken met haar internationale zusterprogramma’s zoals Het Journaal (VRT) uit België of Tagesschau (ARD) uit Duitsland.
45
Uit de wetenschappelijke theorie blijkt dat een multidimensionale benadering noodzakelijk is om de hardheid van nieuws gedegen te kunnen meten. Uitspraken over de nieuwshardheid van een programma of krant, zijn ontoereikend als ze slechts gebaseerd zijn op één dimensie – dat doet geen recht aan de complexiteit van de materie. Daarbij komt, dat zelfs als een multidimensionale benadering wordt gehanteerd, het nog de vraag is hoe bruikbaar de begrippen ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Enerzijds geldt dat hoe meer dimensies in het onderzoek worden betrokken, de uitspraken over de nieuwshardheid des te beter gefundeerd zullen zijn, maar anderzijds is het lastig om tot eenduidige conclusies te komen over de hardheid, als er meerdere dimensies bij betrokken zijn. Wanneer één dimensie bijvoorbeeld sterk afneemt in hardheid, maar drie andere dimensies enigszins toenemen, kan aan de gemiddelde hardheidsscore af te lezen zijn dat het nieuws harder wordt. Toch kan de verzachting van die ene dimensie zeer elementair zijn – als het om de topicdimensie gaat bijvoorbeeld, en de NOS Journaal plotseling significant meer items over beroemdheden en minder items over de politiek brengt. Wanneer ‘nieuwsverharding’ dan de enige conclusie is, is dat te kort door de bocht. Natuurlijk is het nieuws gemiddeld genomen harder geworden, maar het is een misstap die sterk ‘verzachte’ topicdimensie niet in de conclusie mee te nemen. Een multidimensionale benadering is dus een vereiste voor studies naar de hardheid van nieuws, maar verliest haar waarde grotendeels als er slechts conclusies over de gemiddelde hardheid van nieuws worden getrokken. Met multidimensionaal onderzoek moet in eerste instantie niet de vraag beantwoord worden hoe hard nieuws is, maar wat er hard is aan het nieuws dat wordt onderzocht. Het is uitermate geschikt om uitspraken te doen over afzonderlijke nieuwsdimensies en zo een algemene gemiddelde verharding of verzachting van nieuws minutieus te kunnen verklaren. Behalve bij het uitsplitsen in dimensies, kent de gehanteerde multidimensionale aanpak ook vooren nadelen bij het uitsplitsen van die dimensies in afzonderlijke variabelen (het uitsplitsen van de focusdimensie in de variabelen ‘framing’ en ‘voxpop’, bijvoorbeeld). Hier geldt hetzelfde: hoe meer factoren er worden gemeten, des te gedetailleerder de verharding of verzachting van nieuws kan worden verklaard. Aan de andere kant van de medaille is te zien dat het lastig is om op basis van verschillende variabelen die onder één dimensie vallen (zoals de variabelen ‘emoties’, ‘uitleg en interpretatie’, ‘speculaties’ en ‘commentaar’ bij de stijldimensie) conclusies te trekken over een gehele dimensie. Is er bijvoorbeeld bij twee variabelen binnen de stijldimensie nieuwsverzachting te constateren, maar laten twee andere variabelen juist een ontwikkeling naar een hardere stijl zien, dan is het lastig een eenduidige conclusie te trekken over de stijldimensie als geheel.
Verantwoording Tot slot: naar aanleiding van dit onderzoek zijn er met betrekking tot het coderen enkele zaken te noemen, die toekomstige onderzoek ten goede kunnen komen. Voor het codeboek van dit onderzoek is in eerste instantie het coderingsmodel van Reinemann et al. (2012) gebruikt. Uit een proefcodering bleek echter al snel dat dit model onvoldoende gedetailleerd was om succesvol te kunnen gebruiken. Daarop is door de heer Reinemann aanbevolen contact op te nemen met Amsterdamse onderzoeker De Vreese. Hij gebruikte voor NEPOCS een soortgelijk codeboek, dat vervolgens als leidraad is gebruikt. Voor de variabelen ‘emoties’ en ‘framing’ geldt dat ze volgens het gehanteerde codeboek behalve als ‘hard’ of ‘zacht’ ook als een ‘mix-vorm’ daartussenin gecodeerd kunnen worden. Een als ‘hard’ geanalyseerde variabele wordt dan met 0 punten gecodeerd, een ‘mix-vorm’ met 1 punt en een als ‘zacht’ gemeten variabele met 2 punten. Dit betekent dat er bij deze variabelen meer punten te ‘verdienen’ zijn dan bij de andere variabelen: daarbij kan slechts 0 punten (‘hard’) of 1 punt (‘zacht’) worden genoteerd. Dit heeft als consequentie dat de variabelen met een mix-vorm qua puntentelling zwaarder mee kunnen wegen in de gemiddelde totale hardheidsscore per item. Deze onzorgvuldigheid in het codeboek dient in toekomstig onderzoek te worden aangepast.
46
Bij het analyseren van de nieuwsitems bleek de focusdimensie lastig te coderen te zijn. Dat wil zeggen: sommige items vielen volgens het codeboek van NEPOCS qua framing in de categorie “thematische framing”, terwijl het – gezien de aandacht voor consequenties op individueel niveau – duidelijk ging om “episodisch” geframede items. Daarop is het codeboek aan de hand van de literatuur aangepast (de definitieve versie staat in bijlage 3). Het codeboek van Reinemann et al. (2012) bleek achteraf gezien op dit punt uitgebreider dan dat van NEPOCS, omdat het de focusdimensie in twee delen opsplitst: enerzijds ‘individuele’ versus ‘maatschappelijke relevantie’ van het item en anderzijds ‘episodische framing’ versus ‘thematische framing’. Voor vervolgonderzoek naar de hardheid van nieuws waarbij de focusdimensie wordt bestudeerd, is het raadzaam om diezelfde tweedeling aan te houden. Dan de topicdimensie. Om te voorkomen dat de maanden waarin de gecodeerde journaals werden uitgezonden, beheerst werden door één onderwerp (zoals de geagendeerde verkiezingen, feestdagen of sportevenementen), zijn de te analyseren maanden nauwkeurig uitgezocht. Januari, februari en maart leken in de jaren 2001, 2005 en 2011 relatief rustige maanden. Voor 2011 is daarbij de Arabische Lente echter over het hoofd gezien. De kans bestaat daardoor dat de resultaten met betrekking tot de topicdimensie hierdoor beïnvloed zijn: het aandeel hard nieuws kan door het vele nieuws uit Libië, Tunesië etc. omhoog zijn geschoten, door het veelvuldig turven in de categorie “Politieke thema’s buitenland”. Bij vervolgonderzoek kan dit voorkomen worden door een grotere steekproef te nemen, verspreid over een bredere tijdspanne. Als laatste variabele bleek de voxpop een twijfelachtige codeercategorie. De beschrijving van voxpop in het codeboek was klaarblijkelijk te summier om een helder onderscheid te kunnen maken tussen ‘straatpraat’ en de mening van betrokken burgers. Zo werden in een item over Chinees eten in Nederland klanten van de plaatselijke Chinees ondervraagd. Dit waren geen volledig willekeurige burgers die om hun mening werd gevraagd, want het waren burgers die Chinees aten en dus in zekere zin betrokken waren bij het onderwerp. De scheiding tussen ‘echte’ voxpop en een vorm van straatinterview die erop lijkt, kan gemaakt worden met de volgende kwalificatie: als uit het nieuwsitem blijkt dat de ondervraagde persoon bewust en actief bezig is met het thema uit het item (en hier niet uitsluitend naar aanleiding van het item iets over zegt), dan is het geen voxpop. Als de persoon ingewisseld kan worden voor een willekeurige andere burger uit het land waarin het item zich afspeelt, dan is er wel sprake van het gebruik van voxpop. Let wel: voor vervolgonderzoek zal deze definitie wetenschappelijk onderbouwd moeten worden – dat is nu niet het geval geweest. Hoewel er sprake is van een duidelijke trend naar nieuwsverharding, leverden de variabelen ‘framing’, ‘voxpop’ en ‘speculaties’ geen significante verschillen op tussen de jaren 2001, 2005 en 2011. Dit kan in nader onderzoek worden opgelost met een grotere steekproef over een bredere tijdsspanne. Daarbij is het interessant om te onderzoeken of deze trend na 2011 heeft doorgezet (door een veranderde redactiecultuur bijvoorbeeld) of dat het nieuws van de NOS met het aantreden van hoofdredacteur Marcel Gelauff, eind 2011, juist weer zachter is geworden. Om de geconstateerde nieuwsverharding tussen 2001 en 2005 en tussen 2005 en 2011 beter te kunnen duiden, is vervolgonderzoek gewenst. Diepgaande vraaggesprekken met (hoofd)redacteuren, en presentatoren van het NOS Journaal kunnen meer inzicht geven in de oorzaken van de verharding van het NOS Journaal. Daarnaast kan etnografisch onderzoek uitwijzen op basis van welke factoren er gekozen wordt (als er überhaupt bewust gekozen wordt) voor een hard of zacht nieuwstopic, een harde of zachte nieuwsstijl of een harde of zachte nieuwsfocus. Bij dit type onderzoek kan bovendien de productiedimensie worden onderzocht, hetgeen ten goede zal komen aan de validiteit van het onderzoek. Want dit onderzoek kent één duidelijke conclusie: hoe meer dimensies er worden geanalyseerd, des te gedetailleerder kan de verharding of verzachting van nieuws worden verklaard.
47
Abstract
This master thesis focuses on the softening of news. In scientific literature, there seems to be no consensus about the concepts of ‘hard’ and ‘soft’ news, which makes it hard to compare the results of various studies. Nevertheless, Reinemann et al. (2012) identified key dimensions of the two concepts and designed a multi-dimensional coding model to measure harder and softer kinds of news. This model, in which thematic, focus and style features were distinguished as principal dimensions, has been used as the standard in designing the coding instrument for the case study in this master thesis. Through a case study on the Dutch public broadcast supplier of news – the Nederlandse Omroep Stichting (NOS) – this thesis wants to investigate the softening of news in the Netherlands after 2001. Following the political success of politician Pim Fortuyn in 2002, many Dutch media realized they had lost contact with their public. Hans Laroes, chief editor of the NOS in 2002, wrote several policies in which he aimed for a reconnection with the public. Given the similarities between the policies and the scientific literature on news softening, the NOS was chosen as case study. The thesis examines the softening of news in the news outlets of the NOS for the years 2001, 2005 en 2011, through a quantitative content analysis of 63 episodes of the NOS Achtuurjournaal – NOS’s flagship bulletin of television news. Indicators of the softening of news are derived from three categories: news topic, style and focus. Results show a general hardening of news items, instead of the expected softening. This applies to most of the subcategories (such as the news topic, the use of emotions and the presence of subjective remarks made by the news reporter) as well as the average hardness score on news items. Between 2001, 2005 and 2011, this total average hardness score decreased from respectively 3,88 in 2001, to 3,63 in 2005, and 2,89 in 2011 (less points indicate more hardness). However, this hardening has not been found on all of the indicators in every examined year. Nonetheless, the analysis shows a significant increase in hardness for the majority of subcategories.
48
Literatuur Aelst, P. van & K. de Swert (2009), ‘Politics in the news: Do campaigns matter? A comparison of political news during election periods and routine periods in Flanders’. In: Communications (34), p. 149-168 Althuisius, J. et al. (2012), ‘De Gouden Bram gaat naar… Bram Moszkowicz!’. In: De Volkskrant, 28 december 2012 Bardoel, J. et al. (2003), ‘Het ontstaan van een politiek-publicitair complex 1960-2002’ In: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Medialogica: Over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek. Den Haag, 2003 Ban, H. (2008), ‘Soft news’. In: Donsbach, W. (red.) (2008), The International Encyclopedia of Communication (IEC). Beschikbaar via: http://www.blackwellreference.com/public/book.html?id= g9781405131995_yr2013_9781405131995. Geraadpleegd op: 10 april 2013. Barnett, B., Grabe, M.E. & S. Zhou (2001), ‘Explicating sensationalism in television news: content and the bells and whistles of form’. In: Journal of Broadcasting and Electronic Media 45, p. 635-655 Baum, M.A. & A.S. Jamison (2006), ‘The Oprah Effect: How soft news helps inattentive citizens vote consistently’. In: Journal of Politics 68 (4), p. 946-959 Bird, S.E. (2009), ‘Tabloidization: What is it, and does it really matter?’. In: B. Zelizer (red.), The Changing Faces of Journalism: Tabloidization, technology and truthiness. Oxford 2009, p. 29-39 Boczkowski, P.J. (2009), ‘Rethinking hard and soft news production: From common ground to divergent paths’. In: Journal of Communication 59 (1), p. 98–116 Bolls, P.D. et al. (2000), ‘Packaging Television News: The effects of tabloid on information processing and evaluative responses’. In: Journal of Broadcasting & Electronic Media 44, p. 581-598 Brants, K. (1998), ‘Who’s afraid of infotainment?’. In: European Journal of Communication 13 (3), p. 315335 Brants, K. (2009), ‘Opgejaagd door Cerberus’. In: J. Bardoel et al. (red.), Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam 2009, p. 85-100 Brekken, T. & T. Aalberg (2010). ‘Media systems and the character of news. A Cross-National Content Analysis’. Trondheim, 2010
49
Costera Meijer, I. (2009), 'Naar een goed journaal? Conventionele, populaire en publieke repertoires in de televisiejournalistiek'. In: J. Bardoel et al. (red.), Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam 2009, p. 391-412 Djerf-Pierre, M. (2007), 'The Gender of Journalism. The structure and logic of the field in the twentieth century'. In: Nordicom Review, Jubilee Issue 2007, p. 81-104 Franklin, B. (1997), ‘Newszak and News Media’. London, 1997 Galtung, J., & M.H. Ruge (1965). ‘The Structure of Foreign News: The presentation of the Congo, Cuba and Cyprus crises in four Norwegian newspapers’. In: Journal of Peace Research 2 (1), p. 64-91 Gans, H.J. (1980), 'Deciding What's News: A study of CBS Evening News, NBC Nightly News, Newsweek and Time'. New York, 1980 Gans, H.J. (2009), ‘Can popularization help the news media?’. In: B. Zelizer (red.), The Changing Faces of Journalism: Tabloidization, technology and truthiness. Oxford 2009, p. 17-28 Harcup, T. & D. O'Neill (2001), ‘What is news? Galtung and Ruge revisited’. In: Journalism Studies 2 (2): p. 261-280 Hendriks Vettehen, P.G.J. (2008), ‘Sensationalism’. In: Donsbach, W. (red.) (2008), The International Encyclopedia of Communication (IEC). Beschikbaar via: http://www.blackwellreference.com/public/ book.html?id=g9781405131995_yr2013_9781405131995. Geraadpleegd op: 10 april 2013. Hendriks Vettehen, P.G.J., Nuijten, C.M. & J. Beentjes (2005), ‘News in an Age of Competition: The case of sensationalism in Dutch television news, 1995-2001’. In: Journal of Broadcasting & Electronic Media 49 (3), p. 282-295 Hendriks Vettehen, P.G.J., Nuijten, C.M. & A. Peeters (2008), 'Explaining effects of sensationalism on liking of television news stories: The role of emotional arousal'. In: Communication Research 35 (3), p. 319-338 Hjarvard, S. (2000), ‘Proximity: The name of the ratings game.’ In: Nordicom Review 21 (2), p. 63-81 Jong, S. de (2013), ‘Rafael en Sylvie halen nu elk medium’. In: NRC Handelsblad, 4 januari 2013 Kleemans et al. (2012), ‘The influence of age and gender on preferences for negative content and tabloid packaging in television news stories’. In: Communication Research 39 (5), p. 679-697 Kovach, B. & T. Rosenstiel (2007), ‘The Elements of Journalism: What newspeople should know and the public should expect’. New York, 2007
50
Krapels, J. (2012), ‘Het Journaal gaat ten onder aan leut en luchtigheid’. In: De Volkskrant, 3 februari 2012 Lang, A. (2000), ‘The limited capacity model of mediated message processing’. In: Journal of Communication 50 (1), p. 46-70 Lehman-Wilzig, S.N. & M. Seletzky (2010), ‘Hard news, soft news, ‘general’ news: The necessity and utility of an intermediate classification’. In: Journalism 11 (1), p. 37-56 Liempt, A. van (2005), ‘Het Journaal: Achter de schermen van vijftig jaar televisienieuws’. Amsterdam, 2005 Maas, C. (2001), ‘TV.NL: Hoe de televisie mijn leven veranderde’. Utrecht, 2001 Maas, J. (2008), ‘Meer Miep in het journaal’. In: Trouw, 16 augustus 2008 McNair, B. (2009), ‘News and Journalism in the UK’. Oxon, 2009 NEPOCS (2012), ‘Key Concepts Comparative Study (KCCS). Codebook. Version 6.1’. Via C. de Vreese. Nieuwenhuis, W. (1999), ‘Tanker van NOS Journaal zoekt nieuwe koers’. In: NRC Handelsblad, 18 oktober 1999 NOS Journaal (2013). Uitzending NOS Achtuurjournaal, 2 januari 2013. http://nos.nl/nieuws/archief/datum/2013-01-02/. Geraadpleegd op: 4 juni 2013
Beschikbaar
via:
NOS (1999), ‘Meerjarenplan landelijke publieke omroep 2000-2003. Raad van Bestuur, Nederlandse Omroep Stichting’. Hilversum, 1999 NOS (2002), ‘Ten Aanval: “All the news that’s fit to broadcast”’. Interne notitie Nederlandse Omroep Stichting. Hilversum, 2002 NOS (2006), ‘Hooggeëerd Publiek’. Interne notitie Nederlandse Omroep Stichting. Hilversum, 2006 NOS (2010), ‘Publiek in de Toekomst’, deel 1, 2, 3 en 4. Beschikbaar via: http://weblogs.nos.nl/hoofd redactie/2010/01/. Geraadpleegd op: 4 juni 2013 NOS (2013), ‘Online Jaarverslag 2012’. Beschikbaar via: http://over.nos.nl/jaarverslag2012/nos-cijfers/22kijk-luister-en-internetcijfers/. Geraadpleegd op: 4 juni 2013 Nuijten, C.M. (2007), ‘Sensatie in het Nederlandse televisienieuws: 1980-2004’ (proefschrift). Beschikbaar via: http://hdl.handle.net/2066/56618. Geraadpleegd op: 10 april 2013
51
Patterson, T.E. (2000), ‘Doing Well and Doing Good: How soft news and critical journalism are shrinking the news audience and weakening democracy – and what news outlets can do about it’. Harvard, 2000. Reijnders, M. et al. (red.) (2007), ‘De Nieuwe Reporter Jaarboek 7. Journalistiek in Nederland: onderweg, maar waarheen?’. Apeldoorn, 2007 Reinemann, C. et. al (2012), ‘Hard and soft news: A review of concepts, operationalizations and key findings’. In: Journalism 13 (2), p. 221-231. Beschikbaar via: http://jou.sagepub.com/content/13/2/221. Geraadpleegd op: 10 april 2013. Sargasso.nl (2013), ‘Media worstelen met #rafsyl’. Beschikbaar via: http://sargasso.nl/media-worstelenmet-rafsyl/. Geraadpleegd op: 3 juni 2013. Serazio, M. (2009), ‘Rethinking a Villain, Redeeming a Format: The Crisis and Cure in Tabloidization’. In: B. Zelizer (red.), The Changing Faces of Journalism: Tabloidization, Technology and Truthiness. Oxford 2009, p. 13-16 Swert, K. de (2007), ‘Soft en hard nieuws als kwaliteitskenmerk van het televisienieuws’. In: Hooghe, M., Swert, K. de en S. Walgrave, De kwaliteit van het nieuws: Kwaliteitsindicatoren voor televisienieuws. Leuven 2007, p. 131–149. Turner, G. (1999), ‘Tabloidization, journalism and the possibility of critique’. In: International Journal of Cultural Studies 2 (1), p. 59-76 Vasterman, P. & O. Aerden (1995), ‘De context van het nieuws’. Groningen, 1995 Vries, J. de (2012), ‘Tussen zeehond en Badr Hari’. In: De Groene Amsterdammer, 21 november 2012 Wolff, L. de, De krant was koning: ‘Publieksgerichte journalistiek en de toekomst van de media’. Amsterdam, 2005
52