SERIE RESEARCH mEmORIMDII
DOMINICAANSE REPUBLIEK LANDHERVORMING IN DE SUIKERSECTOR
Jan de Groot
Researcbmemorandum 1986-52
December 1986
VRIJE UNIVERSITEIT FACULTEIT DER ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN A M S T E R D A M
Dominicaanse Republiek Landhervorming in de Suikersektor
Jan de Groot April 1986
11
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding: Landhervorming in de suikersektor. Opkomst van de suikersektor. De ontwikkeling van de sektor: 1960-'82. Kontrole van de staat over het economisoh surplus. Verruiming van de toegang tot de grond. Verbetering van de kwaliteit en 'dominicanisering' van de werkgelegenheid. 7. Konklusies. Literatuur
1 4 7 15 19 21 29 31
1
1.
Landhervorming in de suikersektor
Na de dood van T r u j i l l o in 1961 werden ook de door de d i c t a t o r opgebouwde suikerbelangen gekonfiskeerd. Dit betrof twaalf van de zestien suikerondernemingen van het land, die in t o t a a l ongeveer 230.000 ha landbouwgrond omvatten, a l s ook de betrokken transportsystemen en i n d u s t r i ë l e i n s t a l l a t i e s . Deze suikerkomplexen zijn overgegaan in handen van de Staat en sinds 1963 wordt het beheer gevoerd door een specifiek overheidsorgaan (Latorre, 1981: 247). Deze overname was op zich een ingrijpende beleidsmaatregel; van belang i s om na t e gaan of er ook sprake i s van landhervorming in de zin van de hier gebruikte definiëring van landhervorming. Deze formele d e f i n i t i e van landhervorming, ontleend aan Lipton (1974: 270), l u i d t : 'Land Reform (agrarian reform, reforma agraria) Gomprises (1) compulsory take-over of land, usually by the s t a t e , from the biggest landowners, and with p a r t i a l compensation; and (2) the farming of that land in such a way as to spread the benefits of the man-land r e l a t i o n s h i p more widely than before the take-over.' De overname van de gronden van de suikerondernemingen van T r u j i l l o v a l t zeker onder het e e r s t e gedeelte van de d e f i n i t i e , hoewel er in d i t geval geen sprake was van kompensatie. Het tweede element - de grotere spreiding van de baten van de veranderde verhouding tussen' mens en grond - v e r e i s t meer u i t l e g , zeker a l s deze spreiding wordt geïnterpreteerd a l s een vermindering van r u r a l e ongelijkheid. In het geval van de nieuwgevormde s t a a t s s u i k e r s e k t o r kunnen drie aspekten worden genoemd, die op zo'n meer evenwichtige spreiding zijn gericht: - de u i t g i f t e van land aan 'outgrowers' ('eolonos') en landhervormingsboeren; - het verbeteren van de k w a l i t e i t van de werkgelegenheid in de suikerrietverbouw en het 'dominicaniseren' speciaal van öe oogstwerkzaamheden; - en mogelijk het onder kontr6le van de s t a a t brengen van het surplus van deze s e k t o r . Het e e r s t e aspekt b e t r e f t de overdracht van gronden van de s t a a t s e k t o r aan p a r t i c u l i e r e producenten. De direkte overdracht van eigendom van land van de suikerondernemingen van de Staat aan het Landhervormingsprogramma i s in de periode 1960-82 zeer beperkt van omvang gebleven. Meer nadruk heeft de u i t g i f t e van land aan 'eolonos' gekregen. 'Colonos' of 'outgrowers' z i j n suikerrietproducenten, die zelf niet over
2
rietverwerkingsfaciliteiten beschikken, en hun riet onder kontrakt leveren aan een suikeronderneming, een 'centrale'. Het aandeel van deze 'oolonos' in de produktie is vooral in de jaren zeventig sterk toegenomen. In 1960 produceerden zij 16 procent van het verwerkte suikerriet, in 1978 40 procent. (Vincens, 1982: 310). Zulke producenten kunnen over eigen grond beschikken of suikerriet produceren op land gepacht van de betrokken suikeronderneming. De hier bedoelde landuitgifte van de staatsbedrijven in de suikersektor heeft vooral betrekking op het verstrekken van land aan beginnende 'colonos' en dit heeft veelal plaats in de vorm van het verpachten van de grond. Een aantal 'colonos' echter heeft zich op illegale wijze staatsgrond toegeëigend. Deze toegang tot suikerrietland is in het algemeen niet ten goede gekomen aan kleine boeren of landloze landarbeiders. De 'colonos' kunnen eerder worden aangemerkt als kleine rurale ondernemers (Delgado , 1980: 3 ) , maar dat weerspreekt niet de ruimere spreiding van de toegang tot de grond. Naast deze verruiming van de toegang tot de grond, is het tweede aspekt waarin (een intentie tot) een evenwichtige spreiding van de baten tot uitdrukking komt, de bevordering van de rurale werkgelegenheid. Dit betreft niet zozeer de toename van de absolute werkgelegenheid in de rietproduktie, als wel de verbetering van de kwaliteit vande werkgelegenheid en daarmee de 'dominicanisering'. De grondbewerking in de rietverbouw is gemechaniseerd en is in de staatssuikerbedrijven steeds meer uitbesteed aan loonwerkers (BHI, 1975: Appendix IB). De overige werkzaamheden worden voor het grootste deel op traditionele wijze uitgevoerd; dat geldt zeker voor de oogst, de rietkap, die nog geheel met de hand gebeurt. De gewas- en speciaal de oogstwerkzaamheden worden in belangrijke mate door haltiaanse trekarbeiders verricht. In de gesegmenteerde arbeidsmarkt is dit dè goedkoopste arbeidskracht die voor dit vuile en zware werk beschikbaar is. De inschakeling van buitenlandse seizoenarbeiders dateert al van het begin van deze eeuw, toen dominicaanse boeren, omdat zij nog toegang hadden tot grond - dus arbeid nog relatief schaars was - niet bereid waren tegen lage lonen in de rietoogst te werken. Na de Tweede Wereldoorlog is deze situatie veranderd en is arbeid in de rurale sektor relatief overvloedig geworden. En sindsdien doet zich de 'paradox* voor, dat elk jaar vele duizenden haltiaanse seizoenarbeiders worden aangetrokken, terwijl de werkloosheid op het eigen platteland omvangrijk is. Sinds de overname van de suikerondernemingen door de Staat is de 'dominicanisering' van de suikerrietoogst een belangrijk beleidsvoornemen geweest. De realisering van deze doelstelling vereist echter een verbetering van de arbeidsproduktiviteit en van de arbeidsomstandigheden. Kwalitatief betere werkgelegenheid en hogere lonen zouden zeker bijdragen tot een grotere spreiding van de baten van de wijzi-
3 ging in de grondbezitsverhoudingen in de dominicaanse rurale sektor. Het derde, aspekt, het onder kontrole van de Staat brengen van het surplus van de overgenomen suikersektor, is van groot belang omdat de landbouwexportsektor speciaal voor kleine perifere ontwikkelingslanden één van de belangrijkste bronnen is voor accumulatie. Zulke landen zijn niet in staat een eigen kapltaalgoederensektor op te zetten ten behoeve van de nationale industrialisatie- en ontwikkelingsstrategie. Voor de invoer van produktie-middelen zijn zij afhankelijk van een surplus in buitenlandse valuta, afkomstig óf van een rent-inkomen gegenereerd door primaire exporten (Fitzgerald, 1985:8), óf van internationale hulpverlening. De kontrole door de Staat van het surplus moet dus in de eerste plaats worden gezien in verband met de mogelijkheden voor economische groei. Of het benutten van die mogelijkheden ook zal leiden tot ruimere spreiding van de baten en speciaal tot vermindering van rurale ongelijkheid, hangt af van de aanwending van het surplus. Op voorhand moet worden vastgesteld, dat op geen enkele wijze bepaald is dat het beschikbare surplus zou (moeten) worden gebruikt voor bevordering van rurale gelijkheid. Als zodanig is het onder kontrole van de Staat brengen ervan niet direkt als een 'landhervormingsmaatregel' aan te merken. Wel vormde juist de kontrole de basis voor hetfeitelijk kanaliseren van een deel van het surplus in een richting die pretendeert bij te dragen aan een ruimere spreiding van de baten, zoals in het geval van de investeringen in irrigatie. Op twee punten was er wel een direkte relatie tussen de kontrole over het surplus en de spreiding van baten in de rurale sektor. In de eerste plaats is in de statuten van het staatssulkerkomplex vastgelegd, dat een deel van de winst van de suikerondernemingen ten goede zou komen aan de werknemers van deze bedrijven. In de tweede plaats was de verbetering van de kwaliteit van de werkgelegenheid in de rietverbouw afhankelijk van de aanwending van een deel van het surplus in deze richting. Aan de overgang in 1961 in handen van de Staat van een deel van de suikersektor zitten, naar gekonkludeerd mag worden, aspekten die de behandeling van deze overname en van de ontwikkeling van de sektor in het kader van de bestudering van het dominicaanse landhervormingsproces rechtvaardigen. In het navolgende zullen eerst de geschiedenis van de suikersektor en de ontwikkeling van die sektor in de periode 1961-87 kort worden geschetst. Vervolgens zullen de genoemde aspekten, de kontrole over het economisch surplus, de verruiming van de toegang tot de grond en tenslotte de verbetering van de kwaliteit van de werkgelegenheid in de suikerrietkultuur, aan de orde komen.
< CD S X) 1 ICU fu et Cfl et CD
O O TC
a
<
CU
3"
CD et O CD
3
et "3
C 3
T CD P. CD
3 P. (U et P. CD
>-••
< fu 3 3CD et 1
h(U
3
a 3 fu CU ~i
et
p. CD
T CD CD
S. CD l-1
CD
3
co
3 P. et T H"-
CD N y-
O
3"
(-••
3
>-1>
O0 3
O 3
a
CD T
3
3 CU CU S O 3
CD
B
H-
3
OQ CD 3
CU CU 3 et CU M
•a
T O OC O CD
3
et CD
3*
CU 3 XCD M
P. HCD
tsi O 3 p. CD T
p.
3
Cfl
I- '
CD et
-3
•o
cr
T
CD T T
!-•• C«D
T O p.
CD ?T CD
e
3
et HCD
H-
-s X
Oq
^~^Cfl X O.. fu -
CU M CD CO
et CD Het
N CD CD T
3
Oq -i O
3
3 P. e
CD CD
C
s
-» <• ^^ CD X
•o1 il-
O O CU et
CD CD
S
s:
CU Cfl
O O M O
3 O CO
et
a
CD
3
O 3 O CD
3
et T CU et 1— CD
<
CU
3
x
>-•• CD et
«•
C Het
cr
T CD
et 3
Oq
o 3 < a (ü cr 3 CD
N Het O CD
3
O P. CD
VO (V)
VD
3
o>
U)
rv)
vO
—•
U)
00 VO UI
00 00 IU
3" CD et
%
CD CU CU H1
CU CU T
<
CD T
3
CD
O
• » «5
Oq CD CD
3 P. CU et CU
CO
o
!-••
T
3
CO
CD 3l O
R°
y~-N
M CD T
H7C CD
—»
vO 00 •tr
c
IVI
ro ro w
• •
—*
VO
U)
o
C
—»
(VI C» *^S
1
•t) CU
cr
(-•
cr
-—* —*
3
3
<
et O
CD -3
3
*CD
CD
CU CU "i
B
CD
3
a
X et CD
3
e c
CO
CD
C
3 O-
-3 cr. Co
•
00
ro
ui 00
•
-
o
ro
VO
(JÜ
•
•
•
o o o
UI
o o
CD et CU T CD
UI UI
o
CU CU
(-•
OCD
3" CU
^—^ GD T3
M CD
O O
3
T
3
• •
S
—* VO
00
VO
ro
i
CD Oq 3 CD et
CD 7C
B co
o a c
3 O. CO et Ö> CU et C-j.
CD
oq
oq
CD CD i-b et
C_i.
>-tl
et HOq C_j.
CU CU -i
et CD
1
CD
< cu 3
et CD
T £. !-•• C J .
B
O O. CD -i 3 CD
CD et
-s
<
B
•a
3" et
CO
CD
3
•-^
3
O,
O
<
CD Cfl
3
CD H' l- 1 CD
et HTC X CD !-•
(-•• 3
oq
3
CU
o
3
et CD •-.-
et N CD !-•
*• >-*> —•
CD
VO 00 Jr
3 O
..
B
—» »
-s
UI 1
et O CD
OJ
CU
o
*~s
•
3
B
a o o T
a
CD
<J CD T
oq
B C Het
CD et
cr
P. CD
T CD HP-
!-"• 3
Oq
<
fu 3
3" CD et
-*
X
-
CD ••j
•o
HÓ
3"
CD CO •m
•
o
3*
CU (-• !-••
Oq I-1' CD CD et CD P. T CU e t CD 1 X- X
<
«
S O T P.
CD
3
3
CD
<
CU X et
CD T
(-•• CD
CD -i
C Het 3" CD et t-^.
T
O 3
T
CD et CD
3
<
cr
CD et CD T
a
CD
3 p. CD X
s:
x
!-•• 3
Oq Cfl H-
3
Cfl et Cu I-1 M fu et !-••
CD
CD T
co
<
CD T
P. C
cr cr
CD h-"
s:
l- 1 -
et
<
Cu
3
M et Cu l-1
i-1-
CD
T P.
CD
3
co
CD
CD
Cfl
O
C
C
CD
CD
T1
H-
3 P. C
CO
!-••
!-"• CD
C
3
•
P-
O CD
3
T
("••
CD
<
-
H' CD Hp. CD
CU
cr (-•• X cu
et
a
3"
31
B
3
a
CD CD e t oq -i et o -3 3 CU a
3"
3
•
3
(-•
CD
CU
3
!-••
P. CD
3 P-
H-
*$
(->• 3
T CD
3
3
CD
3
!->• 3
fu
O T CU l-1 O
3 P.
_
VO C CD CD
C S
CD *3
e
o
H--
•-b
3
CD 3
P.
H' O CD
-
CU
co et
P
O
Oq S P. O e CD CU
3"
3
CD CD T O, CD T
O
* (->• CD
3
CD et
CD
Oq CO CD • a CD H l o T 3 3 co e t et !-• fu CU H 1 O et M CD CD CD T CD CD -s CD a T CO 25 O p. et O o CD T o P . -i P. CU O B o O CD c T cr cu Co X- 3 et C cu D O O 3 3 CD B
p. CD
X" CD T
*
CD
3
oq
l-1 fu 3 P.
3
CO et
!-••
3-
CD et
CU
P.
-
CU M Het CD
O O X1
CD T
et
T
CU
P.
X
T
CU T CD oq cu T CU Ö t-1 O ét CO ca
C
X"
CD T CD
et
O CD
H-
co B c O (-••
<_..
i-j-
O fu T T CD
CU
CU
3
Cfl et X" CD HT 3 X 1 Oq CD
H"
P.
H-
CD l-1 H"
*-••
et CD
K
H-CO CD
••
3
a
>Cfl<
3
3
CD CD
O
(0 ~i
3
O T et XCU
3
a
CD
•o
CD T N
et O et
t- -
H
O
B
X" et
a1
CO
O
<:
et -i
cr
CD
CD CD 3
T
CO et CD
3
S CU H-
!-••
O
CD
T
CD
CO et CU Cu
CD CD
l-"^—'N
CU
h-
CD
!-••
ui
O 3 P-
T
H?c CD
• • — '
CU T p.
Cfl et CD "i X CD
*; c
l-1 et
a
(-•• 3
3
3
et CU H1
3
OJ CTi
ui
CD et
CU CU
CD T T t-" CD et
^
T
CD CD
oq co •• c
oq CD
—•
H1-
CD X CD
3
H1CD PT CD
oq
>t CU
DCD
xr
cr CO o c (-•• Oq CD s- xCD •o o. P. O O T
T *-••
H-
CD H-
Oq -i
CO "3 O •a
Cfl 3 CD (-• H' CD
CD
CD
3
O CD N CD
oq
CD OQ CD
x
3
CD
CD
s:
*D CU
1
O O CO et CD
P. CD
*
CD H" HCfl
T
et
s
O
T
•o CU O
CD N
*-••
oq CD
3
0.
CD T
CD
CD
CU
•o
X CD
C_i. -
O
<* * fu
3
CU CU
•o
3
H-
CD
3"
3
cr CD oq
CD ISl
CD et
oq <-••
p. CD
CD
3CD et
cr
3
o. 3"
3
CU
't»
!-••
N t-"
H-"-
3 p]
3
et
•e
H-
x--
X CD I-1
3 P
CD
~ >-
3
oq !-•• CD 3
H
Oq CD
CU
(-••
o •o
<
CD T CU
3
3 O
3 •o cu CD 3 oq 3 PCD CD (3 a PT
CD
H-
CD
3
< C/3 <
a c
CD
3
3*
ca cu c p. HX CD -3
p. CD
3
Cfl et S
!-•• CK H-" CD
P
CD CO
C
H X CD
T
< C
3
cr T
l-1CD
X
T a CD c oq « CD T x e a !x: -••
H-
CU fu
3
3
3
Oq
H CD
»
5
extensieve veehouderij in verval was geraakt en veel land van r e d e l i j ke k w a l i t e i t beschikbaar was. De toeëigening van deze grond door de voornamelijk buitenlandse ondernemingen vormde een belangrijke bron van oorspronkelijke accumulatie. De modernisering in deze periode betrof vooral het transport en de verwerking van het r i e t . De verbouw van s u i k e r r i e t bleef extensief en berustte op t r a d i t i o n e l e landbouwmethoden, zoals het ' s l a s h and burn' systeem; er was geen sprake van s e l e k t i e van plantmateriaal en geen bemesting. Er werd vrijwel niet in het landbouwgedeelte geïnvesteerd, want daarvoor was het kapitaal t e schaars en de grond werd extensief gebruikt. In 1926 bezaten de 22 toenmalige suikerondernemingen in t o t a a l 210.5Ó0 ha landbouwgrond; 68.800 ha 33 procent stond onder s u i k e r r i e t , 40.500 ha of bijna één vijfde deel was in gebruik a l s weide en 101.200 ha, bijna de h e l f t van het a r e a a l , werd in reserve gehouden of lag braak (Boin & Serulle, 1981 :36). Bij de opkomst van de moderne plantages werd de arbeid aanvankelijk verricht door dominicaanse kleine boeren, die het werk op een eigen bedrijfje kombineerden met de vooral in de rietverbouw belangrijke seizoenarbeid. De r e l a t i e f hoge lonen maakten deze semi-proletarische a r b e i d s r e l a t i e voor de boeren aantrekkelijk. Toen echter na de landbóuwkrises in de jaren t a c h t i g en negentig van de vorige eeuw de lonen werden verlaagd, bleken de boeren niét langer bereid deze s e i z o e n a r beid t e leveren. Immers er was in die periode nog v r i j land beschikbaar, zodat z i j het a l t e r n a t i e f hadden hun arbeid aan t e wenden op eigen b e d r i j f j e s . Bovendien werd het kleine boerenbedrijf gestimuleerd, doordat de dominante klasse in die periode nog gevormd werd door handelaren en exporteurs, die j u i s t steunden op de kleineboer en- produkt ie van tabak, cacao en koffie, t e r w i j l er nog geen k a p i t a l i s t i s c h e producenten waren die de kleine boeren verdrongen u i t de produktie voor-de binnenlandse markt. Aan het begin van deze eeuw werd de seizoenarbeid dan ook geleverd door trekarbeiders van de engelstalige Antillen; na 1916 toen VS troepen zowel Haïti a l s de Dominicaanse Republiek hadden bezet, werden vooral haltiaanse seizoenarbeiders gekontrakteerd, een s i t u a t i e die onveranderd voortduurt. Geschat wordt dat aan het begin van de eeuw j a a r l i j k s zo'n 4000 Antillianen werden aangevoerd; sinds de jaren zeventig gaat het om j a a r l i j k s 15000 legaal gekontrakteerde Haltianen (Del C a s t i l l o , 1981 :124). De moderne suikersektor had zeker in de e e r s t e v i j f t i g j a a r het karakter van een enclave. Er waren zeer weinig ' l i n k a g e s ' , r e l a t i e s met de nationale economie. Ruwe suiker werd geëxporteerd, produktiemiddelen en. zelfs een groot deel van de konsumptiegoederen werden geïmporteerd en de winsten naar de grotendeels buitenlandse eigenaren overgemaakt.
ra e td SU td
0 •o
x o su -p
•H
SU ©
> c ©
0 X)
Si d 0
o N •H
0 d 0
ra
-P
0
•rH
3 X)
c td
> B td
5
•o -p td •o
ra s td •ö d 0
^SU
bO 1 •H d
d •rH
•H
C 0 X 0 SU
SU td td
x> •H 0
bO O
ra ra
c
•rH
X! O 0 rH
N
ra ,,-
c td >
J •H
-p SU 0 •ö
•P
^: o o 0 •I-I •o o. •P •o s — c© td c d <w td X
x
d td
•'-> > •rH
fe g
rH 0 XJ
c 0 w
•o rH td td •P
0
'M
0 SU -P 0 XJ 0 •ö
XJ +J
d
>I-I
••-1
ra rH c 0 0 •o .*: SU c •H 0
0 -p 0 X2
£
<M
rH 0
x:
td
>
s
•*
rH td td 4J •H
D. td
0
^
• P
0
03 SU 0 0 0 X) 0
•o d 0
& •o 0 bO -P
ra o E 0
0 •ö d
3
-P td •o
•o
k g> 0 td
0 •o
>
0 ^0 x:
•H
• bO c 0 c •H ra e -op s u c s 0 0 0 •o w « ct , •H •"ra 0 0 XJ 4-3 •o • Q) 0 c
-H 0 0 X>
o 4-3
ra o s u •Hra 0 ••-1 x e o s •rH 3 d 0 x> ra o o c 0 © •>-5 XI
ra -P
•rH
SU
•a su o o
T3 Ö
s c •rH
0
>
e o
•o
d 0 rH 0
O •H rH •H
ra c td td
Q. 0 XI d 0 -P •H
0 +3 •H
>
•H 4-3
^C td
c
3 XJ •f - ) •H
N 4-3
td d •o © bO d © •H •ö
E
0 d SU 0 t>
ktd ts
su o o
x a •H o > s u u 0 © s x•r-f SU td 0 •o 3 •do su ra o 0 o o d x> s~*s •> 4J d •a 0 o © x: o d x> roH -P 0
•*-> •H
s su 0• d 0
•a •"-> 3 3
f3
0 •o r-t td td Q, 0 XI
i
x s u ©
O X3
•o SU 0 0 d
d 0 ©
••->
•w K
•
su o •p
SU 0
td
o
•P
>
ra
td S
•H
-P
•w Q
SU td Ou
SU .^ •H o 0H• © •o - p •SU ^0 •o •P 0 o •o ra g tu d bO O r-H £H
O O •ö rH 0 E-, 0
^
su
© 2£ 3
<M
ra
rH 0 N
•o d
0 -P d © -P bO x:
s
rH 0 X)
S
0
0 •o td
s
ra •o
§
rH d 0 -P
•fH
• su o -p
^0 ra © •H
•o
SU 0
•H
0 X) 0 0 H
bO O d
•rH
0
3 X> 0 N 0 •ö d td
0
ra d ©
0
SU XI td "i-i SU © X •rH
3
ra
•o o •rH SU 0
0 •ö
-P
o
o o .y
fe
o o, X
kE
© © © •o
o
> © N 3 ©
^ d M
•"-3 •rH
SU td td S
-p
ra
X)
u
rH d 0 d d
S
•rH
3
o
© bO X)
rH 0 bO X) O td
s s
0 0 rH X>
SU O
s
>
rH 0 *£ X
rH ©
S-.
©
•H
o
X)
•H
• •
•«
cd
sB
•
•~*
O 0Ö
X)
O
d
^ <M
•rH
rH cd d ©
^: © TH
SU
x> td <w
rH cd td
•H
©
0
SU -p
© X!
> •rH
© rH
•rH
O
X!
ra B
e o
-P
J*
•rH
d
3
•rH
0 •a
td •o
x; o $u d © o rH © o bO CO d
O 5 3 0 0
•* •<->
rH 0 0
O. D. td X!
Ei -p
bo
ktd
o ra
SU
o o
ra
X) bO td X! 4-> 0 bO © X!
ra
©
•rH
•P d 0
.*: © 5 •rH
©
•P
-P iU cd
•H > •o ©
td d cd NU B ©
.*
•rH
-P
••-> dra •rH 4J 'M
rH 3 J*
1 3
ra
td td
•rH
d
rH
o
o
o
0
B
co d 4->
0 B d 0
1 td rH 3 J* •H 4->
SU cd «J •rH
•o 0 rH cd
-p 0 X3
1 •rH
ra © Q
© X)
>
>
•H
© •O
•rH
0 XJ SU cd
•p td
>
i-i
3
•p
*£ td
•P
ra 3
O O bO r H
>
•rH
© •H
d cd
o o
© X)
•o m 0 rH
d cd
rH rH O
• s©u •rH ^ > >
T3 rH td cd
i ©
SU x: © X d -P cd •rH w» JX cd S 4J SU cd m O rH d d s u +J cd cd cd o JK: jy: cd bO © 9> ra bO ra •• Ho dtd s u u © © x> j * SU 4-> •o
•o 3 SU %.. ra o o +3 5
.* ©
1 SU ©
rH O
^ su
cd d ©
td
-P
d
d
© .* x> •H XJ o, cd B !-. •ra H 3 d © © © X) •rH •ft X3 x> • o •o © ra « ^ © !> oS rH ! © a •0p do cd .* •o d •o © © X) cd •rH © © rH o x: X > •rH 4-> cd cd B •rH
O.
ra s u ©
© XI
O
©
rH 0 X! X) bO ü 0 ra d© •H 0 B XI 0 O x> +3 d © o XI d o © 0 d bO 0 d (X bO •rH d o • H SU 0 SU ra r H •a cd X)0 d td d cd s u x; SU © o 0 ra
••->
••->
d •rH d ©
• •
• P
d cd
bO
•P
d cd
•a o d x •rH s u 3m x© •rH © SU vu SU 0 •a > 0 d bO ra •rH O, d ©
N
cd td rH
*J •-H
•H
cd cd
5
!> ra -P
rH cd
d ©
W
su cd © +J
*— ^ > 0 © •• •• xd bO • H •rH •
d
•H
X) 0
•rH
•>-} •H
• •a ©
s o
d
o
JX
•rH
d
cr> o
• P
ra
•rH
s
>
d cd cd
d
CM OD
d td
©
$©
0
s
•P © X!
N
•p
td
•P
su
••
•»
+J
> ra 0 B
,
vX> B ^3•H (M 3 1 SU OO CO bO CM
r-t 0 0 X,
0
B
o 2£
B K
0 -P
SU
d
•rH
-p
•H
•o SU © bO
H ra •dH SU r•rH •o ra td (0 B B 0 © td -p o rH 4-1 d • p X3 v_^ JX O s u cd 0 © td l~ 0 0 rH • H XJ • P 0 •o • H P d o, ra Ci. SU d• td 0 o £> SU td ra o © bo •rH © ^£ o OB •P d H X) ^ •rH •H td d ra m 3 -p d 0 SU r H • H •H
•ö
•
x: <M
d
bO d
O, O
•rH
X)
^: 0 •ó > •rH
x:
SU
2£
-j •H
x:
•*
•p
-r
> d3> bO s o
-P O
ra
d © X) d cd
SU
4J
d
rt
td•
X)
•rH
•o
0 d
•H
0 bO •rH
>
•s H
©
d ©
d td
s u s© o 0 ex N
© TJ
> sou
^© o. ••H
•P
4->
0 SU 0 £
d td
d ©
1
d © td o > o x: > o > ra s0u > -P ^
su o o o o > > •o o rH SU •o © su •op •rH o o *£ X) X3 o o © •o rH 0
o •o
-P
0
su © bO O rH bo
•r-{
rH 0 0 •o
d 0
+J SU
ra o © o XJ
0 bO td -P rH o
o
d © bO d
bO SU 0
> O d •rH Q
2 0 > ©
0 bO O. O SU O
•rH
©
•o d •H
4->
-SE 0
ra SU ©
^:
s u © J«: © N
•rH
3
ra © d
su © •o o B
© Q
d
o ra
+J X! O cd SU XI
£& §
•»
s
>
•rH
©
d
s o x: o 0
>
b>
•P
•H rH 0
^ ü •rH
£
•P d
o ©
ra d
0
d ©
•o d cd
>
•H
bO d •H
-P •H
SU ©
3
•p
4-3
^td
O 4J
s u td td +3 SP x OB o © •H d •H
• P
3 © 0
rH ra © O 0 •H o S d© o O su o. d -P ra o © bO o x: © d
B
•H
O
Q
•o
•o SU © © rH
^: © •rH 4J
•rH
O
x: 3
o
SU
© Q
0 XI © SU bO cd
m •o cd
• ra ©
d 0 X3 •rH
d
•H
X) © bO -ro o, td •rH o N X. x: d d •o •H © © rH © o bO © d td •o d rd SU
>
> o o ra c © X) s u 2£ © © SU XJ XI SU +3 © d ©
o
ra
rH td
<M <M
cd X3
o ra ra
©
ra ra cd rH j *
ra s u 0 X) •iH
© X)
k © •ö d
& !> rH O SU
7 3.
De ontwikkeling van de sektor 1960-82
De r o l van de suikersektor in de dominicaanse economie i s en b l i j f t belangrijk, ook a l neemt de betekenis door een zekere d i v e r s i f i k a t i e van de -economie af. In de periode 1960-69 was de bijdrage van de sektor aan het BBP bijna negen procent, in de periode 1970-82 zes procent. Het aandeel in de goederen export bedroeg in deze twee perioden r e s p . 48 en 37 procent. Aan het begin van de t a c h t i g e r jaren werd s u i k e r r i e t verbouwd op ongeveer 250.000 ha, bijna één vijfde van het t o t a l e akkerbouwareaal. De werkgelegenheid van rond 85.000 werknemers vertegenwoordigde i e t s meer dan 8 procent van de t o t a l e werkgelegenheid, i e t s meer dan 10 procent van de werkgelegenheid in de landbouw en 50 procent van die in de i n d u s t r i e . En t e n s l o t t e leverde de suikersektor in de beschreven periode een aanzienlijke bijdrage aan de overheidsinkomsten. Dit a l l e s verklaart dat f l u k t u a t i e s in de suiker-produktie en -prijzen nog steeds in belangrijke mate de economie van het land bepalen. Suikerondernemingen. De dominicaanse suikersektor werd in de periode 1960-82 gevormd door zestien suikerondernemingen. In 1961 werden de twaalf aan T r u j i l l o toebehorende bedrijven overgenomen door de S t a a t . Central Romana ging in 1967 over in handen van de noord-amerikaanse multinational Gulf &. Western en drie kleinere fabrieken bleven het eigendom van de familie Vicini. Het aandeel van de d r i e suikerproducenten in de produktie was a l s volgt (percentages): periode 1960/62 1964/66 1970/72 1974/76 1980/82
CEA 64 67 61 66 61
C e n t r a l Romana 29 26 32 27 33
Vicini 7 7 7 7 6
Bron: 0NAPLAN (1968), Wereld Bank (1978), INAZUCAR,Boletin Estadistico De twaalf bedrijven die nu toebehoren aan de Staat werden in 1961 gekonfiskeerd van de erven van T r u j i l l o . Een andere optie dan het beheer van de gronden door de Staat was niet voorhanden (Vega, 1980: 19). Massale u i t g i f t e van de grond aan 'outgrowers' of landhervormingskoöperaties werd n i e t overwogen om de fabrieken de direkte kont r o l e over de r i e t p r o d u k t i e n i e t t e doen verliezen. De t r a d i t i o n e l e e l i t e , die door T r u j i l l o gedwongen was zich t e beperken t o t het t e r r e i n van voornamelijk de handel, beschikte over onvoldoende kapitaal om d i t geheel van bedrijven over t e kunnen nemen. En het a l t e r n a t i e f , het komplex aan buitenlandse investeerders aan t e bieden, was niet
8 akseptabel. In 1963 werden de twaalf bedrijven als groep onder beheer van een specifiek overheidsorgaan gebracht dat in 1966 werd omgevormd tot de Consejo Estatal de Azucar (CEA), een raad van beheer. In 1965 was al gevormd het Instituto Nacional de Azucar (INAZUCAR), het nationale suiker instituut, dat een beleidsformulerende funktie had voor de gehele suiker sektor. Produktie
Tabel 1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de produktie in de gehele s e k t o r . Tabel 1 Dominicaanse Republiek: Suikerriet dementen jaar
areaal,
produktie en ren-
geoogst produktie rendement produktie rendement suikergehalte areaal s u i k e r r i e t s u i k e r r i e t suiker suiker van r i e t (000 ha) (000 ton) (ton/ha) (000 ton) (ton/ha) (suiker/riet)
1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969
145.0 119.5 140.5 96.6 98.8 72.4 97.1 107.0 100.1 134.0
10.216 7.826 8.103 7. 41 7 7.799 5.555 6.651 7.069 5.705 8.346
70.5 65.5 57.7 76.8 78.9 76.7 68.5 66.1 57.0 62.3
1.114 874 904 807 827 584 693 827 667 886
7.68 7.31 6.43 8.35 8.37 8.07 7.14 7.73 6.66 6.61
0.109 0.112 0.112 0.109 0.106 0.105 0.104 0.116 0.117 0.106
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
160.5 179.2 182.4 204.1 212.4 214.9 227.8 297.0 243.7
8.672 10.226 10.272 9.920 10.131 9.337
54.0 57.1 56.3 48.6 47.7 43.4
45.5
6.32 6.33 6.44 5.80 5.79 5.44 5.48 4.11 4.78
0.117 0.111 0.114 0.119 0.121 0.125
11.093 10.304
1 .015 1.134 1.175 1 .183 1 .230 1.170 1 .249 1 .222 1.164 1 .167
1980 1981 1982
9.056 9.629 10.921
1 .013 1 .114 1.285
B r o n : 1960-1973 BHI, App. I , p . 92
1974-1982 INAZUCAR, Boletin Estadistico
^
0.112 0.116 0.118
•
S-. CD P CD
1
3
bO CD t,
•rH
X!
o ra
C
CD CD
p
•s
C
cd •o •rH > CD U
0
x> CD
jb<:
bo
j-, D.
P
••H
P 0 X! P ••H
cd 3 ra
SU 0 J* •H
• c •o • r H s-
0 p 0 XI !U 0
P 0
xl G
cd
P
C
c 0
0 p
o
•rH
ra 'C 0 ra • P
•rH
0 SU
1 bO » ra c x ; cd o bO ra •>"> •rH •rH P t, 0 cd •o 0 •ö su X) o o 0 O . sO p 3
p . x: c 0 SU 0 bO
^0
H-.
p •rH
0 • p
XD •rH
•H N
•* SU cd c 0 > ra 3 G •ö c M 0 0 3 bO •H ra •<-> C • c c c rH CD G •H 0 bO • H cd !> CD N 0 0 cd c > s a •rH 0 0 P -p SU cd p k ra 0 > 0 !U • » c P P p CD t, . X •M
3
CQ bO
O. O
cd B
3
bO
rH
o o
*• cd TJ
©
rH
•P
cd
CD SU
m cd cd o S-, JC bO
^ •f-) •H rH SU CD •o C O N P •rH
3 C
CD CD CQ
cd
s
-p ©
SU CD CD
x: •C H ra x) •rH 3
S O
> c CD
• H
•rH
P J*
3
CQ
c 0 > 0 bO 0 bO 0
•o O SU
•o
o.
CQ
p •H
c 0 bO
M3 CTv
«—
CD
s
ra
t— CT»
•P
,— x>
T—
CQ bO c •M O O CQ CD cd Q CL,
bO
O X! SU 0
> S-.
•H
ra cd
P
•rH
rH
P
0 •H C
0 •M
p
O tCX
u 0
0 Q
» 0
0 N
>
o
Si -p
c 0
c 0
.* 0 x:
p cd 03 ••"J bO
c
m
c 0 t,
5
S-,
0
P
C
0 bO 0 • p
c 0 u
G
0 t. X> O.
O
P 0
•rH
JU 0 •o
0
cd cd
TH
e
0
cd E cd
-,-
•rH
rH P 0 •rH
£»
C
o
SU bO 0 rH
0 Q
0 rH 0
c
cd •o rH
c
•H bO S-.
<M
• P •rH
-p
0 Xl
S3
0 rH 0 X) <M 0 P X. cd 0 0
c •H a 0 •o
•r-j
•* c 0 bO
cd
rH (X
>
•ö 0
••-> •rH X»
0
o >
rH
C
•rH
bo O
•H
P -ü
0
c •o
3 •o
t,
C cd cd cd !>
O SU P
•ö
CQ
C
•H
P
a o
0 X)
jy
•rH
bO rH O
O
C bO
C
•rH
>
SU 0
>
'
-* cd
s-
X) p
D. C o o
P
•'-> •rH
• H
4->
SU
-p
• H
cd
CQ •H
c
x>
0 P
CÖ X 0 SU
c 0
•rH
X) S*
> c •rH
>
•H bO P SU ^
cd o. 0 ra C
ra
cd
X)
i 0 •H -P
•H cd o bO 0 S-! X ! bO s •rH O • H > x: Q o cd c bO cd S-. rH 0 P 0 c B su cd • r H • 0 ra > cd P • r H •o c •o bO ••-3 > !> 0 0 o • r H 0S-. 0 SU bO SU o -* x: o bO cd o h > o P N 0 G 0 o c > •rH X) X) 0 XI ra • r H CM SU x; 0SU 3 c cd c << rH C 0 O cd cd cd Cd 0 3 c M bO • P O N > > s >
C cd
P 0
0 X) 0
T3
P
* • — *
bO X )
0
0 X3
x> ^SU X ) rH co cd c 0 c 9* 0 Q . su 0 x: a 0 0bO s o o p a o. s o cd < •o s 3 bO > SU O • H cd 0 X) N ra N • • •rH t n su - p X ) 0 ^: • SU t— X ! o s c § 0 0 a\ o o rH c X bO 5 1— •XJ cd cd cd 0 e 0 •rH •H C c 0 ~ SU su •o M •0H 0bO X ) Pra X» 0 w o c ea X ) C SU x : cd C •rH O o < M > cd 0 SU O 0 ra > CM c > P0 > r H 0 0 0 O SU p
•o Cd 0 0
rH
>
3 0 SU X ) X) u 0 o bO *
J» 0 TJ
c
53 SU bO cd 0 c > • p cd G
0
•rH
•rH
0
x) cd > C cd
x> cd cd a s- C
s © bO c bO 3 -* SU • r H
0 P
SU SU 0
0
G ^ > •H 0 3 x) •o S2 ra • r H
bO
.*J cd
0
o •rH
0
SU
•rH
+J
•H
cd 3 0 > ra a P
c c cd cd cd > cd > •o
JU
SU
ö o
O. O P 0
jQ
c
XD •rH
x: C o 0 0 0 3 ra x: P •o •o •H 0 d O bo c 0 o SU 0 cd • P s- o. 0 o cd KD • H P ^c 5U JX
bO
ra •M
cd
bO •H P P Xl c 0 S-.
•o c x> 0 0 a s-, SU 0 0 cd c •H <M rH
P X! O
cd SU 0 cd 0 x> C o. C •rH
^ 3 • TJ
c >
cd
0
•rH
bO ^ 0 cd p SU CQ P X 0 bO 0
© XI
•o i O- t •o > JU
o
•«
c 0
>
1 1 ra P 0 cd a .* 0 •o • r H 3 bO X ! S-, cd c o SU cd N 0 P -P C rH P ra S3 cd > cd > cd •• ra cd X) SU c 0 SU rH 0 Q. bO <M B o p > c: C o CQ O • c rH •rH •rH CM O > t, 'H N a X) O •* o 0bO XrHI 0 cd rH •rH ra X cd •rH <M X I O o S c c •rH •rH P Ü 0 cd bO P bO cd •t •rH •rH 0 0 ^C •-rPH > rH x : ^ Q S-, C X ) S-, 0 Q 0 O 0 o ^c • 0 p •O o. • ra C > rH SU *-~N ra • 0 cd P 0 C x; > x> M < •o CQ 0 0 0 B •M bO P > cd 0 X I X cd 0 cd • r H c rH cd cd c • H cd rH N S0 •rH X)
C 0
c 0
E
0
• P
ra
>, ra
rH •rH
cd SU 0
xf I
bO P ©
•'-> • H
•rH
XI
p
rH O SU
cd B c ^: • r H •o
•H rH •» XI © bO S-. C 0 0 O
c 0 0 0 XI rH 0 0 D, CQ
ra
c ••-> •H N
C 0 E
5 3
0 -P CQ
O XI SU 0
>> CQ
> P
1 0 bO
0 •H
su
cd C •H cd
© JiC •rH
è
3
CQ
c 0 i
0 •H -P
cd
bO •rH
SU SU
© X)
•
C
0 •P CQ bO
C
0 SU
•rH
x> o. C o cd > X0)
ü 0
X
u
cd
D, 0
c •H
sz
fl cd
>
bO
C
• H
rH
cd XJ X I o cd 0 B x>
"-} •rH
> © X)
c
X
CQ
C
0
| c ©
s © bO
p
c
C © cd o x: o s, o Du © B
•rH
c
cd x: o
1 •H
© LO bO CTv
•H
© ©
p rH c © cd rH 0 D. X! © bO p © rH ffi
•'-)
a o
•H • rH ra © cd P s rH © © bO © XI P © © bO x: CQ •H 1
bO C
•H X)
••->
rH 0 0
>
•rH
S, P
ra
© XI XI •H
G cd
c > cd > © p •H 0 P •H rH
bO rH O
3 > 0 SU bO ^: C c o cd P0 3 © ^ x: o
CQ
© O
•rH
S
•
G © (3 cd JS 0 > o bO XI
P
© X)
fl%
p
cd rH O,
C 0
>
••-> •rH
•è © XI CQ P
3 C o ^: cd cd x: • H G. cd rH t 3 © P s * ••"-> X I a © S-. ra • H © © XI XI © © bO c © P 0 su > P ccd o bO © X ) ra CQ © cd p P • H •• Mo •rH 0
XI p bO • H
s
3
c cd •i-H c > J*
© SU •H © bO s bO O 0 O rH x> rH X) O O c! C O X c XJ O SU o 0 bO 0 P 0 t-> Q c 0 c © • X» X X SU © 0 © •H •H X) ©
•rH
c c x; x: o o © ©
<M
© N © XI P X) SU O
© XI
CQ ©
N
©
SU
B
c 0
•rH
o
P CQ
3
C o O. > o p 0 •H S-.
.* o o p X) rH ©
C 3
P XI
U O 5
C
© P O
o.
CQ 0 bO
©
c
0 XI © X!
S cd cd N
cd C
HJ
• P
bO cd © cd - p rH
.V
s -©p rH «u x: bO cd Cd O
XI
0
j *
SU
© +i cd su C X I X I cd s +J SU cd t» o C P ra © 5 © © cd ^3 XI a. © rH XJ X) 0 c bO cd cd t , su © SU > cd © c C 0 © cd 0 cd o cd
E-> E-< >
bO •<-}
CQ
>
p
>
10 De oogstwerkzaamheden worden grotendeels uitgevoerd door haitiaanse seizoenarbeiders. Dertien van de zestien suikerplantages beschikken over een railsysteem. De aanvoer van het riet uit het veld naar de overlaadstations gebeurt met ossenkarren waarmee ongeveer drie ton riet wordt vervoerd. Een deel van de bejirijven werkt met een door trakteren getrokken trein. van trailers of met vrachtwagens. Vooral het railsysteem van de staatsbedrijven is sterk verouderd en onvoldoende onderhouden. De fabrieken van de CEA bedrijven zijn zeer oud. Uit een studie daarover (BHI, 1975: App. III) bleek dat de verouderde installaties niet slecht werkten, vooral omdat het bedienend personeel en de staf belast met het onderhoud er zeer vertrouwd mee waren en kans zagen om de machines draaiende te houden. Wel werd het nodig geacht om meer reparaties uit te voeren, bottlenecks te verwijderen en vooral de energiebalans te verbeteren door voor warmte en krachtopwekking een groter gebruik te maken van het uitgeperste riet. Diversifikatie De hoofdprodukten van de dominicaanse suikersektor zijn ruwe suiker voor de export, geraffineerde suiker voor de binnenlandse konsumptie en melasse, dat wordt gebruikt in de alkoholbereiding en als veevoer. Het enige bijprodukt van betekenis is f-urfural, een grondstof voor de bereiding van kunsthars, dat uit het uitgeperste riet wordt gewonnen' door een fabriek van de 'Central Romana'. De verdere verwerking van suiker en van het uitgeperste riet is nog een geheel onbetreden terrein, dat echter in verband met de sterk fluktuerende en struktureel zwakke internationale suikermarkt essentieel zou kunnen worden voor het voortbestaan van de suikersektor. Werkgelegenheid Tabel 2 geeft de omvang en het verloop van de werkgelegenheid aan in de dominicaanse suikersektor. Het gaat daarbij zowel om werknemers op de plantages, alsom degenen die in het transport werken en het personeel van de fabrieken. Tevens wordt het gemiddelde jaarloon aangegeven en de arbeidskosten als percentage van de verkopen.
11 Tabel 2 Dominicaanse Republiek: werkgelegenheid en loonnivo in de suikersektor, 1960-1981. werk- loon 1 ar b e i d s k o s t e n j a a r werknemers nemers (* van ver•koop) (000) (000) ($) (?) 1960 64.873 325 19.7 1971 88.585 26.1 1972 94.497 1961 55.073 370 1962 61.487 740 41.5 1973 1 03.195 52.2 1974 102.460 1963 89.156 617 1964 77.274 918 68.4 1975 • 8.278 1976 66.733 1 965 58.622 835 63.9 1966 70.945 731 54.8 1977 70.705 42.2 1978 70.959 1-967 82.839. 536 1968 75.117 611 43.0 1979 77.474 44.8 1980 82.341 1969 73.527 697 1 970 86.786 676 1981 87.403 45.3
jaar
loon arbeidskosten
($) 672 705 628 729 1198 1356 1236 1234 1221 1277 1369
(% van verkoop) (*) 37.5 34.6 30.0 20.0 16.4 30.4 31 .6 41 .0 40.2 28.9 21 .1
Bron: Oficina Naoi onal de E s t a d f s t i c a s -•ONE 1 gemiddelde jaarloon per werknemer, lopenden prijzen De omvang van de werkgelegenheid varieert gedeeltelijk met de omvang van de oogst vanwege een zekere flexibiliteit bij de duur van de oogst (4-6 maanden) en bij het inhuren van rietkappers en arbeiders in het transport. Maar bij de Staatsbedrijven is er ook sprake van politieke benoemingen, zowel wat betreft de aantallen als de personen. De toename van het aantal werknemers in 1963, in 1967 én na 1978 moet zeker. voor een deel op die wijze worden verklaard. De werkgelegenheid in de sektor en die in de CEA bedrijven kan nog verder worden onderscheiden in traditionele en moderne sektor werkgelegenheid: 0
periode
1969/71
1979/81
Totaal (000)
CEA (000)
Totaal (000)
CEA (000)
"4478 13.9
(27.3) (8.5)
48.0 14.0
T3ÖT3)
subtotaal traditionele sektor
58.7
(35.8)
62.0
(39.2)
moderne sektor(2)
24.3
(14.8)
20.4
(13.3)
"83TÖ"
(50.6)
82.4
15275")
rietkappers traditioneel transport(1)
totaal
(8.9)
Bron: berekend op basis van Garcia (1981), WB (1978) en Cuadro V.5. (1) ossenkarren en overladen op railsystemen (2) transport met railers en vrachtwagens, fabriek en administratie
12
Zoals vermeld wordt de r i e t k a p , het laden en het t r a d i t i o n e l e t r a n sport wordt voor het overgrote deel verrioht door Haïtianen, die of voor dat doel werden gekontrakteerd in het buurland, of i l l e g a a l komen, of reeds langere t i j d in de Dominicaanse Republiek wonen. De arbeids- en levensomstandigheden van deze seizoenarbeiders zijn s l e c h t . De lonen zijn laag en het gedwongen v e r b l i j f in de barakkenkampen van de.plantages die n i e t aan de meest elementaire normen van onderdak voldoen, verzwaart het l o t van deze a r b e i d e r s . Konsumptie en Export Suiker en melasse worden beide zowel binnenlands afgezet a l s ook geëxporteerd. In beide gevallen i s export de belangrijkste bestemming. De binnenlandse konsumptie van suiker i s snel gestegen, vooral onder invloed van een toenemend gebruik per hoofd van de bevolking, t e verklaren u i t de omstandigheid dat suiker een goedkope bron van energie i s . Ook het hoge g r o e i c i j f e r van de bevolking draagt b i j t o t de s n e l l e toename van de konsumptie. Bevolkingsgroei en konsumptie per capita worden in het volgende s t a a t j e getoond. -
periode
1960/62 1977/79 1980/82
binnenlandse konsumptie gemiddeld per j a a r (000 ton) 90.0 177.7 205.3
bevolking
konsumptie per capita (kilo's)
(000) 3128.0 (1961) 5150.0 (1978) 5648.0 (193D
28.8 34.5 38.1
Bron: INAZUCAR, Boletin Econdmico
Tabel 3 verschaft inzicht in de b e l a n g r i j k s t e exportgegevens van ruwe s u i k e r . Het belangrijke aandeel van de suiker in de t o t a l e goederenexport - bijna 40 procent in de periode 1960-82 - werd reeds vermeld. Tot 1974 was er sprake van een dubbel export systeem. Enerzijds was er de export naar de p r e f e r e n t i ë l e VS markt, waarvoor het land in de periode 1960-1974 elk j a a r een quotum kreeg toegewezen. Anderzijds werd er geëxporteerd naar de wereldmarkt, in het algemeen n.ar Europa, waarbij de r e g e l s van de I n t e r n a t i o n a l e Suiker Overeenkomst in acht werden genomen.
13
Tabel 3 Dominicaanse Republiek: Export van ruwe s u i k e r , volumina, waarden en prijzen, 1960-1982. jaar
export van s u i k e r
toewijzing exportwaarde quota VS t o t a a l wereldmarkt . VS (000 t o n ) RD$ ( m i l (000 t o n ) ( 0 0 0 t o n ) ( 0 0 0 t o n ) lioen)
exportprijs ontvangen (c/lb)
wereldmarktprijs2 (c/lb)
1960 1054.8 1961 783.6 1962 837.2 1963 664.3 1964 654.8 1965 538.0 1966 571.9 1967 672.5 1968 625.0 1969 636.2
(636.5) (443.2) (25.9) (135.5) (284.3) (83.4) (5.3) (22.4) (-) (-)
(418.3) (340.4) (811.3) (528.8) (370.5) (454.6) (566,6) (650.1) (625.0) (636.2)
410.81 302.9 1 782.5 548.9 365.4 425.7 550.6 560.7 641.4 628.8
80.1 59.8 88.7 88.7 86.1 57.6 70.3 81.8 82.8 88.1
3.7 3.6 5.0 6.2 6.0 5.0 5.8 5.7 6.2 6.5
3.1 2.8 2.8 8.3 5.8 2.1 1.8 1.9 1.9 3.2
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
792.8 981.8 1108.0 1038.4 1024.2 946.8 969.8 1084.1 909.4 1004.8
(132.6) (336.1) (435.8) (380.7) (303.2) (265.4) ( ) ( ) ( ) (754.3)
(660.2) (645.7) (672.2) (657.7) (721.0) (681.4) ( ) ( ) ( ) (250.5)
615.2 595.1 672.2 657.7 —
103.5 132.0 159.7 187.1 324.1 561 .0 253.9 218.2 173.9 195.3
6.1 6.0 6.6 8.0 14.6 26.5 11 .9 9.1 8.7 8.8
3.8 4.5 7.4 9.6 29.6 20.5 11.6 8.1 " 7.8 9.7
1980 1981 1982
802.0 847.6 827.3
(532.5) (686.1) (364,0)
(269.5) (161.5) (463.3)
— -
290.2 513.2 265.5
16.4 27.5 14.5
29.0 16.9 8.4
3 9 9
Bronnen; Banco Central, 1960-75 geciteerd in World Bank (1978) 1976-82 geciteerd in INAZUCAR, Boletin Económico 1
) wel quotum toegekend, maar het p r i j s v e r s c h i l werd door de VS v a s t gehouden i.v.m. sankties van 0.A.S. 2 ) ISA, average daily p r i c e , FOB a t greater Caribbean p a r t s 3 ) einde van US Sugar Act; sindsdien i s er een globaal quotum, geen quotum per land. In de j a r e n v i j f t i g ging meer dan negentig procent van de uitvoer naar Europa, met name Engeland. In '60 en ' 6 1 , na de verdeling van het Cubaanse quotum, kreeg de Dominicaanse Republiek wel een quotumverhoging voor de p r e f e r e n t i ë l e markt van de VS, maar in verband met sankt i e s van de 0AS tegen T r u j i l l o werd het p r i j s v e r s c h i l tussen de amerikaanse p r i j s en de wereldmarktprijs n i e t u i t b e t a a l d . Tot het eind van de VS Sugar Act in 1974 ontving het land r e l a t i e f hoge quota, waarbij een r o l speelde, dat een noord-amerikaanse onderneming een belangrijk aandeel had in de produktie en dat de s t a t u t e n van CEA bepaalden dat een deel van de winst van de staatsbedrijven aan de arbeiders moest
14 worden u i t g e k e e r d . Beide elementen waren g u n s t i g e f a k t o r e n i n de d i s k u s s i e over de t o e k e n n i n g van een quotum aan de Dominicaanse Repub l i e k . De t o e k e n n i n g van een quotum was i n e e r s t e i n s t a n t i e een p o l i t i e k e a a n g e l e g e n h e i d . Na 1974 neemt het a a n d e e l van de e x p o r t naar de wereldmarkt weer t o e . C e n t r a l Romana had r e c h t op 33 p r o c e n t van h e t dominicaanse quotum; de p r o d u k t i e v e r h o g i n g van CEA b e g i n j a r e n z e v e n t i g moest op ' d e w e r e l d markt worden a f g e z e t . Op de i n t e r n a t i o n a l e s u i k e r m a r k t doen z i c h s c h e r p e f l u c t u a t i e s van de p r i j z e n v o o r . De e r v a r i n g w i j s t op een zekere p e r i o d i e k e beweging. Over een p e r i o d e van ongeveer negen j a a r doen z i c h één of twee j a r e n voor van hoge p r i j z e n , twee j a r e n met p r i j s n i v o ' s d i e j u i s t de kosten dekken, en een a a n t a l j a r e n w a a r i n de v o l l e d i g e kosten i n i e d e r geval n i e t worden g e d e k t . In de p e r i o d e van 36 j a a r t u s s e n 1946 en 1981 waren er 10 j a r e n met goede p r i j z e n , ongeveer een kwart van h e t t o t a a l . De Dominicaanse Republiek i s een l a g e - k o s t e n - p r o d u c e n t ; een v e r g e l i j k i n g voor h e t j a a r 1976 met andere producenten d i e tegen hoge kosten p r o d u c e r e n , l e v e r t h e t volgende b e e l d o p : Dom. Republiek k o s t p r i j s per 1b Mauritius Filippijnen
US c 9.2 c 9 a 10 c 1 0 a 11
Bron: World Bank (1978:38) Die l a g e kosten z i j n i n h e t g e v a l van de Dominicaanse Republiek t o e t e s c h r i j v e n aan zeer l a g e l o o n k o s t e n , v o o r a l i n de r i e t k a p en de l a g e f a b r i c a g e k o s t e n - e n e r z i j d s doordat de f a b r i e k s i n s t a l l a t i e s voor het g r o o t s t e d e e l r e e d s l a n g z i j n a f g e s c h r e v e n , a n d e r z i j d s doordat het oogsten met de hand een zeer schoon r i e t o p l e v e r t . D i t k o s t e n n i v o maakt h e t m o g e l i j k een p e r i o d e van l a g e o p b r e n g s t p r i j zen door t e komen. De p e r i o d i e k hoge w i n s t e n z i j n e s s e n t i e e l voor h e t v o o r t b e s t a a n van de suikerondernemingen. Onderstaande gegevens geven e n i g i n z i c h t i n het v e r l o o p en de samens t e l l i n g van de kosten van de CEA-bedrijven per 100 l b ruwe s u i k e r i n RD $ : jaar 1965 1966 1967 1974 1979 6 130 k o s t e n van s u i k e r r i e t 3.046 3.688 2.768 4.225 1 254 fabricage 1.085 1.510 0.919 1.300 2 837 andere kosten1 2.453 2.902 1.802 .. 10 221 6.584 8.100 5.489 e x p o r t p r i j s per .100 l b 5.00 l
5.80
5.70
14.60
8.80
) k o s t e n van v e r p a k k i n g , o p s l a g , f i n a n c i e r i n g , overhead en a f s c h r i j ving Bron: 0NAPLAN ( 1 9 6 8 ) , BHI ( 1 9 7 5 ) , GEAPLACEA (1983) . . geen v e r g e l i j k b a r e d a t a
oq
co
0
3 3-
CD
p . CL CD CD N 3 CD PC O 3 et 3
O. CD • 3 H3 OQ CD 3
3 CO et DCD M H3 OQ OQ CD 3 1< O O
CD CD
OQ
<
fu 3
<; fu 3
D. CD
et CO et CD 3
•-• O . CO CD
CU
et
•o Ir* et fu fu
CD
CO
CL
CD "O CL l-1 CD 3 CO CD 3 I
CU et
!-••
CD CU et
3" CD et
3 CD TT et
3 O-
e
co et 3
O. CD
<
< <
*
«
cr
3 * Ï*J CU CD "~ CD 3 et 3
CD CD O O M 3 3 O M B CD H- H CO O . O H»
Tl
&
3* 3
1-1
F
co 3 CD CD
CD CO CL CD CO 3 CD CD O •Ö £, Oq CD CD N B •-D CD CD CD 3 3 3 1 - - PC CD !-"• !-••
CD 3" N CO OQ CD (-•• CD 3 C 3 CD PC ^ > CU CD N s: x- !-• 3 CD O CU CD O. 3 M 3 H- CD 3 H- O CO M O et 3 CD 3 CD CD O. GT 3 oq et (-•• CD et oet 3 3 c - i . CD O < CD 3 CU B o. CD f u CL 3 Hco CD 3 3 o. oq Oq "O CD CD CD CD co et 0 q CU JU f u CD (U 3 •O 3 e t oq ?r CD 0q CD < CD c r CD CD O H3 3 O CD I 3 <_,. CL I CL
o
3 " 1-1 CD 3 et
'S CD o CD CO CD 3 B 0. e O a 3" * T fu
O P. •O CD
3
CD PC
CO et 3 CU et CD OQ
3
T
CD CD e t >o C CD O "
o>
3- O
et
D- CO fu CD et
et
CD O O
8 B CD
i CD 3 et
CO CO
3
CD e t 3 3
P. CD
O 3 et
o>
cr
3 ?c CD PC 3 CD O q CD t -
fu 3 fu oq 3 CO I I
o B ro •o 3
O H- CD
§= *
•
CO et fu fu et CO co £
O.
O O 3
3" CD et
cr
3
< fu O 3
a
\-'CD
o> M CD
3
a CD
oq
et fu CU et
Cu fu 3 31 CD et co
H
CO
O. CU et
—3—a-—q—q-~3—q-~3—-q—<1—3
ro -» o
y30o-^ctiui-fcru>ro-»o
O
3"
CD et CD O O 3 O B
!-••
CO
o 3co
IS)
G O
>
- - j cr> u i - 4 O J CTi
-^--)CD-qcr>CriUlUlCr»Cr> ^ M O O O O - ' i O O ) O OJ
v£> —» VO -1U1C1 0 0 OJ CD
roujoouirooov£>—'cr. ui-OooooJOocritjoO OSU)OWUl-
4
lO
J
-fcr
g>
or
CD H1
•ö 3 O D.
cr O Q 3 S 3 !-•• CD 3 3 H(-••
C X
et HCD
H
U I U ) LO O O 3 O. B HO O
ro o -» o ro a\ o oo
OJ
O
W C n
ro ro OJ -~J -~5 - » —» —5 CTi oo —>o
uirooo
-*=--i=-*--tuicouiuiuiui Loui-truirooorouj-^uj O J - ^ - » r o v O C r \ . f c r O O O UI O s - ' VOW f U) CBO
X t) O
uoooro^i-^oj—30J—>ro
3 et
ro co ro ro -"uio-eo
TT O
OJ
OJ-«='4='-»OOOJCDOJ4=-0 o m w o OMJO C O W ^ D *
wc»--j4=c>-^rocr\-
3 co e B •a et
!-••
-tr ko o —• ro jr ~a ro o oo vo
cr
e
CD HJ-
3 3 CD 3 M
-1 O -
PvT 33 O CD
3 •o c c cr § M1 CO
"O I- e t CD t-" K CD —k
UI UI OJ UI 4=-OJ OJ
P
CU D. 3 CO 0) CD CD
, CD
O
s
CD et
3 •O M
e co
H PJ
fu CU 3
-fcr
>
CU
et CU CU et
en
0 0 CD CO
2!
<
w
CD T3 3 H C CO 3" CD 3" et CD O 3" et 3 Hco et CD 3
O 3 et 3
CD
TC CD o. 3 O et 3 O- OCD CD 3
CL
CU
o
s
3CD et
3
O
3
3 OQ CD 3
TC O
CD
t->-
CD 3 TC
i
CD 3
CL
B
O. fu et
O 3
<_l.
fu 3 a
s
v£) -<1 O 1 oo
CD M CO
ca
co CD
ro
*-*^
o -o 3 o o
O
& < C
CO TT et 1 oq i- CU CD 1 iM o CD 3 X •o
*•
ui oo vo ro OJ s
o 3
UI * Jrvo J r i o ffi O O OHO ~)
<•
et
16
Na de overgang van de twaalf suikerondernemingen in handen van de Staat is het surplus afgenomen. De val van de diktator' betekende een vermindering van de repressie van de arbeiders, afschaffing van dwangarbeid op de plantages en het einde van allerlei kunstmatige elementen als het vervoer van suikerriet met legertrucks. Ook politieke benoemingen van personeel, zowel wat betreft aantallen als kwalificaties, beïnvloedden de kosten van de staatsbedrijven. Onderstaande gegevens illustreren de loonexplosie die volgde op de beëindiging van de diktatuur en de introductie van politieke werkgelegenheidsverschaffing in het jaar 1963:
jaar 1961 1962 1963 1964
suikerproduktie (000 ton) 874 904 807 827
werknemers
lonen
(jaarbasis 55.073 61.478 89.156 77.274
370 740 617 918
Politieke benoemingen in de CEA bedrijven leidden er dikwijls toe dat de ondernemingen niet over goede managers beschikten. De politici hielden vast aan dit systeem omdat het hen in staat stelde gunsten te verlenen en fondsen te onttrekken. Niet alleen de politici verdedigden. hun gevestigde belangen, ook het boventallig benoemde personeel, leveranciers en loonwerkers hielden vaak vast aan hun privileges. Eén van de oorzaken voor de daling van het surplus, die in paragraaf 5 aan de orde komt, is verder de relatief hoge prijs die betaald wordt voor het suikerriet van de 'outgrowers', de 'colonos'. Deze 'outgrowers' die een toenemend deel van de produktie van suikerriet voor hun rekening nemen, dragen een deel van het risiko en eisen daarvoor een beloning. De afhankelijkheid van de suikersektor van buitenlandse markten betekent ook dat de resultaten van de ondernemingen sterk worden beïnvloed door de opbrengstprijzen die een cyclische beweging vertonen. De prijzen zijn vele jaren laag en maar een paar jaar hoog. De suikersektor moet het hebben van de winsten in de jaren met hoge prijzen. Als die winsten te sterk worden afgeroomd, dan leidt dat tot dekapitalisatie. Dit is het geval bij CEA. In Tabel 5 wordt dat duidelijk gemaakt.
17 Tabel 5
Dominikaanse Republiek: Belasting van de Suikersektor en Overdrachten van CEA aan de Staat 1965-82
jaar SUIKERONDERNEMINGEN VAN DE STAAT verlies inkom- winst- winstof winst sten- aandeel aandeel na export- belas- Staat persobelasting ting neel (million RD $) 1965 1966 1967 1968 1969
-12.8 -19.0 •1.5 6.5 12.2
0.6 2.6 4.9
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
4.9 8.6 13.3 11.8 52.8 120.6 '16.0 '4.2 ..
2.0 3.4 5.3 4.7 21.1 48.2 6.4 1.7
1 .2 2.2 3.6 ' 2.8 11 .1 18.1 '3.8 1.0
-
—
..
•- • ...
1 980 1981 1982
.. ••
0.4 1.6 2.9
SUIKERSEKTOR CEA reserve exportbelasting voor belasting binnenrehabilandse litatie konsumptie (million RD $)
0.2 1.0 1.9
0.3 1.3 2.4
0.8 1.5 2.4 1.9 7.4 12.1 '2.6 0.7 -' -
1 .0 1.5 2.0 2.4 13.2 42.2 3.2 0.8 —
,, ••
.. ..
.. 2.3 5.3 8.6 8.7 9.8 12.4 19.2 29.8 63.8 119.0 '83-3 19.7 10.7 12.2 40.5 83.0 2.1
1.4 17.9 18.4 18.1 18.2 19.0 6.8 -
B r o n : Secret,a r i a de F i n a n z a s , B o l e t i n E s t a d i s t i c o
Lucas Vicens (1982: 128) De suikersektor als zodanig betaalt een redelijke hoge exportbelasting: twintig procent in 1974 en 1975 en drieëndertig procent in 1976 bijvoorbeeld, hoewel de tarieven nogal eens zijn gewijzigd. Het prinr cipe van de exportbelasting is, dat de tarieven hoger zijn naarmate de prijzen en het geëxporteerde volume hoger zijn. CEA is steeds de grootste van de drie suiker-exporterende ondernemingen. In de periode van 1974 tot 1980 werd er op de binnenlandse konsumptie van suiker een belasting geheven om de tekorten te dekken van het nationale energiebedrijf, met het doel tariefsverhogingen te beperken. De voorziening voor binnenlandse konsumptie, die in toenemende mate uit geraffineerde witte suiker bestaat, wordt voor meer dan zeventig procent door CEA verzorgd. Deze aktiviteit is niet kostendekkend. De distributie van suiker voor de binnenlandse markt verloopt volledig via INESPRE, de staatsinstelling voor de stabilisatie van de prijzen. Ook de binnenlandse afzet van melasse impliceert een subsidie van de suikerproducenten aan de binnenlandse konsumenten en gebruikers. Deze impliciete subsidie alleen al voor melasse werd voor het jaar 1981 geschat op 15 millioen dominicaanse pesos (RD $) (Morales, 1981:45). Ook in dit geval is CEA de grootste leverancier.
18
In het geval van CEA wordt van de winst na betaling van de exportbel a s t i n g ongeveer 40 procent inkomstenbelasting geheven. Vervolgens wordt de resterende winst verdeeld over de Staat en de werknemers in het bedrijf. Het gedeelte van de winst dat in het bedrijf werd gelaten varieerde; in de j a r e n met hoge prijzen 1974 en 1975 was dat 25 r e s p e k t i e v e l i j k 35 procent. Maar in de meeste j a r e n lag d i t tussen de 15 en 20 procent, van de toch a l zeer lage w i n s t n i v o ' s . Het gevolg van d i t beleid van forse afroming door de Staat was een sterke d e k a p i t a l i s a t i e van CEA, zozeer z e l f s dat begin jaren t a c h t i g de suikerkampagne voor het grootste deel met kortlopend buitenlands krediet moest worden gefinancieerd (Banco Central, 1983-4:123). Een in 1974 uitgevoerde s t u d i e van CEA konstateert bovendien, dat hetstaatssuikerkomplex een verkeerde afschrijvingsmethode hanteert, waardoor de winsten systematisch worden overschat, met a l s gevolg dat de afvloeiing naar de s c h a t k i s t nog wordt v e r s t e r k t . Door gebrek aan investeringsfondsen zijn de CEA bedrijven, zoals opgemerkt, e r n s t i g achterop geraakt. Veel noodzakelijke vervangingsinvesteringen bleven u i t . De irrigatiesystemen zijn verwaarloosd, waardoor de rietopbrengsten zijn gedaald. Het spoorwegnet van CEA i s obsoleet geworden en moet volledig worden g e r e h a b i l i t e e r d t e r w i j l ook de fabrieken s t e r k z i j n verouderd. In 1980 werd geschat dat volledige r e h a b i l i t a t i e van de CEA bedrijven 250 millioen dollar zou vergen (Morales, 1981 :45). Naast de exportbelasting werd in de periode 1965 — 79 ongeveer RD$ 150 millioen u i t CEA naar de s c h a t k i s t overgeheveld. De exportbelasting, geheven over de uitvoer van de gehele suikersekt o r , bracht in de periode 1966-82 in t o t a a l RD $ 530 millioen op. Deze afroming van CEA heeft t o t gevolg dat de kostenontwikkeling van de staatsbedrijven ongunstig i s gaan afsteken bij die van de Central Romana. Stijgende transportkosten, toenemende s t i l s t a n d en hogere o reparatiekosten zijn belangrijke faktoren b i j deze s t i j g i n g van de produktiekosten. Speciaal voor de fabrieken geldt dat het uitzonderl i j k schone r i e t dat door het oogsten met de hand wordt verkregen de technische problemen heeft beperkt. Uit de winsten zouden j u i s t de investeringen moeten komen voor de verbetering van de p r o d u k t i v i t e i t van de CEA bedrijven, inclusief de 'upgrading' van de werkgelegenheid (zie p a r . 6 ) , t e r w i j l - gegeven de s t r u k t u r e l e verzwakking van de i n t e r n a t i o n a l e suikermarkt - d i v e r s i f i c a t i e van de suikersektor i s v e r e i s t . Technisch én economisch gezien zijn er zeer goede mogelijkheden om op basis van s u i k e r , melasse en het u i t g e p e r s t e r i e t nieuwe produktieaktiviteitfc.i t e entameren om de toekomst van de suikersektor t e verbeteren. Het aandeel van de werknemers in de winst betekent geen belangrijke aanvulling op de lonen. Over de periode 1965-79 bedroeg het winstaandeel per werknemer gemiddeld 43 pesos, ofwel 5 procent van het j a a r loon; 1975 was een hoogtepunt met 240 pesos en 20 procent. Maar dat
19 was voor CEA aanleiding om een groot deel van dit aandeel te bestemmen voor kollektieve uitgaven, zoals een programma voor woningbouw voor werknemers. De participatie van de landarbeiders en vooral van de seizoenarbeiders in de winstdeling is steeds weer problematisch, want hoewel zij volgens de statuten in aanmerking komen voor winstdeling maakt hun afwezigheid op het moment van uitbetaling effektuering lastig.
5. Verruiming van de toegang tot de grond Van de gronden die door de Staat zijn gekonfiskeerd van de nabestaanden van Trujillo is slechts een klein deel, iets meer dan 1600 ha, ter beschikking gesteld van het officiële landhervormingsprogramma (IAD, 1969:13). Verschillende malen is ook voorgesteld om de toegang tot de CEA gronden te verruimen door boeren uit het landhervormingsprogramma kollektief suikerriet te laten verbouwen, zoals ook elders, bijv. in Jamaica, gebeurt. Delgado (1980:4) merkt op dat het zelfs niet nodig zou zijn om de grond in eigendom te geven aan deze boeren. De Staat zou de eigendom van de grond kunnen behouden en CEA zou kunnen stipuleren dat de boeren suikerriet verbouwen. Een punt is dat dominicaanse boeren en landarbeiders, vanwege de lage status die dit werk heeft gekregen,' niet of nauwelijks in de suikerrietcultuur werken. Wel heeft CEA een deel van de plantagegronden verpacht aan zgn. 'outgrowers' of 'colonos'. Deze gronden worden onder een kontrakt voor de levering van suikerriet verhuurd aan particulieren aan wie het bedrijf bovendien inputs verschaft. De produktie wordt gekocht tegen prijzen die variëren overeenkomstig de suikerprijsfluktuaties . op de exportmarkten. Regels voor de betaling van het riet en andere bepalingen die (Roques Roman, 1981 : 95-136) verband houden met de positie van deze 'outgrowers' zijn vastgelegd in de Wet op het 'Colonato' (1969). De colonos krijgen voor 2000 lb riet het equivalent van 130 lb suiker uitbetaald tegen de prijs waartegen de suikeronderneming de oogst exporteert. In tijden van hoge prijzen is de prijs die voor het riet betaald wordt hoog. In 1974 bijvoorbeeld ontvingen de colonos RD $ 15.90 voor een ton riet, terwijl de produktiekosten van CEA zelf op RD $ 8.10 per ton geschat werden (World Bank, 1978:33). Als de exportprijzen laag zijn is de rietprijs ook laag. Er wordt geen rekening gehouden met de kwaliteit van het riet van de colonos; het suikergehalte wordt niet bepaald (Latorre, 1981:259).
20
Voor de suikersektor a l s geheel i s het aandeel van de colonos in de r i e t p r o d u k t i e aanmerkelijk toegenomen, in 1960 was dat ongeveer 16 procent en in 1980 was dat opgelopen t o t boven de 40 procent. De relevante gegevens voor die twee j a r e n z i j n : jaar
aantal colonos
1960 1980
1283 7000
rietareaal (ha)
rietproduktie (million ton)
25.600 94.300
rendement ( t o n per ha) 65.4 42.4
1.7 4.0
Bron: voor 1960: bewerking van de Landbouwtelling 1960 voor 1980: Garcia (1981:25)
Garcfa (1981 :25) schat het aandeel van de colono-produktie b i j CEA op 45 procent en b i j Central Romana op 30 procent. Bij deze colonos gaat het n i e t om kleine boeren. Delgado (1980:3) spreekt van middelgrote ondernemers, velen van hen gevestigd in urbane gebieden, die gebruik maken van haltiaanse landarbeiders. Tabel 6 geeft de b e d r i j f s g r o o t t e verdeling weer voor het j a a r 1960. Tabel 6 Dominicaanse Republiek: 'Outgrowers' ('Colonos') - 1960 bedrijfsgrootte klasse 2.0-6.3 6 . 3 - 18.9 18.9 - 31.4 31 .4 - 62.9 > 62.9 ha
ha ha ha ha
aantal
532 442 129 105 75
Ï2ÏÏ3~
gemiddeld rietareaal (ha) 3.1 9.1 21 .5 35.8 179.4
areaal suikerriet (ha) 1628.9 4024.0 2770.4 3760.7 13.451 . 3
produktie
104 256 220 236 860
63.9 63.6 79.4 62.8 63.9
25.635.3
1676
65.4
(000 t o n )
rendement suikerriet ton/ha
Bron: berekend op basis van Landbouwtelling 1960 Voor 1980 wordt geschat dat de 20 procent prootste colonos een bed r i j f s g r o o t t e heeft van gemiddeld 34 ha, t e r w i j l de 30 procent k l e i n s t e gemiddeld 8 ha bezat. De colonos zijn verenigd in een nationale o r g a n i s a t i e , de Federación Dominicana de Colonos Azucareros, FEDOCA, die in s t a a t i s de nodige druk u i t t e oefenen, met name op de CEA. Veel colonos, zowel die op eigen grond a l s die op gronden van de s u i kerondernemingen, verbouwen r i e t op voor de suikerrietverbouw tamelijk marginale gronden en dat heeft bijgedragen t o t de daling van de r i e t opbrengsten per ha. De colonos gebruiken geen wezenlijk andere tech-
21
niek en technologie in de s u i k e r r i e t t e e . l t dan de suikerondernemingen. Hartiaanse seizoenarbeiders verrichten ook op de colonobedrijven het grootste deel van de werkzaamheden, vooral van de oogst. Voor wat b e t r e f t de CEA bedrijven i s de p a r t i c i p a t i e van de colonos in de produktie vooral vanaf 1970 snel toegenomen. Op negen van de twaalf bedrijven van CEA wordt gewerkt met colonos. In 1960 werd op wat nu de CEA bedrijven zijn r i e t verwerkt van 821 colonos op 16.400 ha. De uitbreiding van het areaal van colonos met kontrakten met CEA verliep in de periode 1968-1976 a l s volgt: 1968
14.996 ha.
1972
32.770 ha.
1969 1970 1971
16.655 h a . 19.524 h a . 26.341 h a .
1973 1974 1975 1976
31.029 33.522 41 .196 52.920
ha ha ha ha
Bron: BHI (1975 App. 1:11) Niet a l l e colonos produceren op gronden die toebehoren aan de s u i k e r ondernemingen. Een groot deel brengt eigen grond i n . In het geval van CEA z i j n er ook p a r t i k u l i e r e n die gronden bezet hebben zonder enige rechtsgeldige t i t e l . Hiernaar i s in het verleden door een staatscommissie belast met de toepassing van de landhervormingswetten een speciaal onderzoek ingesteld, waarover verder weinig bekend i s geworden. Dertig procent van de colonos die kontrakten hebben met CEA bedrijven werken op CEA gronden (Wereldbank, 1978: 37). Derhalve wordt aangenomen dat CEA van de gekonfiskeerde gronden t o t 1976 ruim 15.900 ha. heeft verpacht aan ongeveer 1200 boeren. Op zich een n i e t onaanzienl i j k a r e a a l , maar gegeven de omvang van de uitgegeven bedrijven van gemiddeld 13.5 ha i s er sprake van s l e c h t s een beperkt aantal begunstigden. Mogelijk zijn deze aantallen na 1976 nog enigszins toegenomen, maar duidelijk i s dat de verruiming van de toegang t o t de grond beperkt van omvang i s gebleven. Werkgelegenheid voor Dominicaanse arbeiders i s in deze 'colono' bedrijven n i e t of nauwelijks t o t stand gekomen. 6. Verbetering van de k w a l i t e i t gelegenheid
en
het
dominicaniseren van de werk-
In par.1 i s reeds gesteld dat van landhervorming in de suikersektor van de Staat gesproken kan worden, omdat niet alleen de grond van T r u j i l l o i s gekonfiskeerd, maar ook omdat er een zekere spreiding beoogd werd en t o t stand kwam van de baten van de nieuwe grondbezitsverhoudingen.
22
Hier i s aan de orde de spreiding die beoogd werd met de voorgenomen verbetering en dominicanisering van de werkgelegenheid. Het grootste deel van de werkzaamheden in het landbouwgedeelte wordt uitgevoerd door haltiaanse a r b e i d e r s . Vooral in de oogst die met de hand gebeurt wordt 80 procent van het werk door Haltianen gedaan. Dit houdt direkt verband met de lage lonen die aan deze arbeiders worden betaald en die t o t stand komen op grond van een segmentering van de arbeidsmarkt. De h a l t i a a n s e arbeiders zijn niet alleen afkomstig u i t een economie met één van de laagste n i v o ' s ter wereld van het inkomen per hoofd van de bevolking, maar ook u i t een land waar een grote r e p r e s s i e h e e r s t . Duidelijke r a s - en kuituurkenmerken ( t a a l ) maken segmentatie mogelijk. In de Dominicaanse Republiek verbleven in 1980 ongeveer 200 a 300.000 Haltianen en zgn. Dominico-Haltianen, kinderen in het land u i t h a l tiaanse ouders geboren. Daarvan waren er een 40.000 op de plantages van de d r i e suikerondernemingen. CEA kontrakteert elk j a a r een 15.000 seizoenarbeiders speciaal voor de oogstwerkzaamheden. Central Romana en Vicini maken gebruik van haltiaanse arbeiders die al in het land verblijven. Eén deel van deze groep v e r b l i j f t i l l e g a a l in het land. Murphy (1983), die in 1981 onderzoek v e r r i c h t t e onder de s u i k e r a r b e i ders trof de volgende loonverschillen aan: dagloon haltiaanse kontraktarbeiders rietkappers in het land wonende h a l t i a a n s e rietkappers dominicaanse rietkappers landarbeiders fabrieksarbeiders technici en kantoorpersoneel
RD $ 2.12 $ 3.03 $ 3.14 $ 6.04 $ 8.34 $ 16.35
De loonverschillen tussen de rietkappers u i t de onderscheiden kategorieën houden verband met de toewijzing van r i e t v e l d e n van v e r s c h i l l e n de k w a l i t e i t en met de s i t u a t i e dat met name' de h a l t i a a n s e arbeiders systematisch worden bedrogen bij het wegen en afrekenen. De r i e t k a p pers worden bovendien'uitbetaald in t i c k e t s die b i j omwisseling nog weer een aanzienlijke korting op hun inkomen inhouden (Murphy, 1983: 343). Het nivo van kosten van levensonderhoud was in 1981 zodanig, dat een gezin zich met 6 pesos per dag kon voeden. Murphy duidt dat inkomensnivo aan met de term r e l a t i e v e armoede. Sen inkomen van 2 a 3 pesos per dag dekte zelfs de voeding n i e t , zodat gesproken moet worden van absolute armoede. (Murphy 1983: 344). Kenmerkend voor het grote probleem van de s u i k e r r i e t k u l t u u r i s , dat er zeer veel seizoenarbeid wordt gevraagd. Voor de permanent of semipermanent op de plantage verblijvende arbeiders i s de werkgelegenheid
23 buiten het oogstseizoen zeer beperkt. De haltiaanse arbeiders, die in het land zijn blijven wonen, zijn dan ook bereid buiten het oogstseizoen tegen zeer lage beloning in de aanplant of de verzorging van het riet te werken. De levensomstandigheden voor al deze lage lonen, zijn zeer slecht:
arbeiders, nog afgezien van de
- de woonomstandigheden in de barakkenkampen ('bateyes') zijn miserabel; - er is geen enkele andere of aanvullende vorm van werkgelegenheid, ook niet voor vrouwen van arbeiders die met hun gezin in de barakkenkampen wonen; - het wordt niet toegestaan kostgrondjes te bewerken; - de behandeling is slecht en de repressie door bewakers, veldwachters, politie en leger is een permanent verschijnsel. Er wordt dikwijls gesproken van een 'paradox', omdat terwijl de rurale werkeloosheid in het land groot is buitenlandse seizoenarbeiders worden gekontrakteerd om de suikeroogst binnen te halen (Latorre 1984: 141). Daaraan wordt dan de beleidsaanbeveling verbonden om de suikeroogst te 'dominicaniseren*, dwz. de voorwaarden te scheppen om de rietkap te laten verrichten door dominicaanse arbeiders, die thans,. vanwege de lage status en beloning aan deze arbeid verbonden, niet bereid zijn aan de suikerrietoogst deel te nemen. Een van de redenen voor het 'dominicaniseren' van de suikerrietoogst is het verschaffen van werkgelegenheid voor dominicaanse landarbeiders of boeren. Daarnaast speelt een rol, dat er door het kontrakteren van haltiaanse trekarbeiders een afhankelijkheid van het buurland bestaat die niet geheel zonder politieke risico's wordt geacht. Gok is er de laatste jaren in internationaal verband steeds meer kritiek op de kontraktering .en behandeling van de seizoenarbeiders gekomen, bijv. in de ILO, waarbij gesproken wordt van 'moderne slavernij'. Deze politieke aspekten maken de seizoenmigratie uit het buurland tot een steeds meer delikate aangelegenheid (Murphy 1983: 337). De kosten van het kontrakteren van een 15.000 trekarbeiders worden door Latorre (1984: 149) berekend op US $ 4.2 millioen, $ 280 per hoofd, waaronder begrepen een vergoeding aan de regering van het buurland en de kosten van transport. Sinds 1964 zijn er minstens vijf studies van buitenlandse deskundigen geweest die zich direkt of indirekt bezighouden met de dominicanise.r_-ing van de suikeroogst (Latorre 1984: 141) en binnenlands is het een permanent thema van diskussie. Maar voor dominicanisering zijn ingrij-
24 pende veranderingen nodig. De bezwaren van de dominicaanse arbeiders tegen de suikeroogst zijn met name, dat het beloningsnivo te laag is en dat het gaat om zeer zwaar werk. Verder wordt gewezen op het bedrog en de slechte behandeling waaraan de arbeiders onderworpen zijn (ONAPLAN, 1981 : 32). Voorwaarden voor de deelname van dominicaanse arbeiders in de suikeroogst zijn dan ook: - het verhogen van de arbeidsproduktiviteit en het tot uitdrukking komen daarvan in de lonen; - het verbeteren van de werkomstandigheden, omvattend de behandeling van de arbeiders tot en met het verschaffen van schoeisel en kleding; - het verbeteren van de levensomstandigheden in de barakken van de plantages, de werkverschaffing buiten het seizoen, inclusief het toestaan van kostgrondjes. De produktiviteitsstijging kan op verschillende wijzen worden bereikt. In de loop van de tijd zijn twee welomschreven voorstellen telkens weer ter sprake gekomen. Het eerste voorstel wordt aangeduid als Modificatie van de Traditionele Oogstwijze en het tweede voorstel omvat de Mechanisatie van de Suikeroogst. De Modificatie van de Traditionele Oogst bevat twee elementen. In de eerste plaats dient het traditionele kapmes vervangen te worden door. een langer in Australië ontwikkeld kapmes, waardoor de rietkapper minder hoeft te bukken en waarmee meerdere rietstengels tegelijk worden gekapt. In de tweede plaats wordt gewerkt in brigades, waarbij een arbeidsverdeling tot stand komt tussen kapper en lader, maar waarbij de arbeiders rouleren in de verschillende taken. Een team zou kunnen bestaan uit ongeveer ,10 mensen: 6 kappers, 3 of 4 laders en één ossekardrijver. In 1974-75 is er met deze_methode geëxperimenteerd op een aantal plantages van CEA. De rietkappers verdubbelden hun produktiviteit bij het kappen, deels omdat het laden door anderen werd gedaan, terwijl de arbeidsproduktiviteit in totaal met 33 procent steeg, mede omdat de organisatie van de rietafvoer verbeterde (Latorre et al. 1984: 144). Uiteraard zijn er meerdere varianten voorgesteld waaronder die van het branden van het riet voor de oogst waardoor de arbeidsproduktiviteit toeneemt, omdat de toppen en bladeren van de rietstengel niet door de rietkapper hoeven te worden verwijdend. Daar staat tegenover dat het suikergehalte van het afgebrande riet iets sneller daalt, waardoor de suikerextraktie in het algemeen iets afneemt. Bij stukloon, zoals hier het geval is, wordt de produktiviteitswinst voor de rietkapper gekompenseerd door een ongeveer equivalente daling in het suikerrendement, een verliespost die voor rekening van het bedrijf komt.
25
Een andere variant i s de kombinatie van de gemodificeerde handkap met mechanisch laden. Een mechanische laadmachine vervangt ongeveer 10 a r b e i d e r s , maar het r i e t dient vóór de verwerking t e worden schoongemaakt, omdat deze vorm van laden een minder schoon r i e t oplevert. Mechanisatie van de s u i k e r r i e t k u l t u u r i s een proces waarbij de mechan i s a t i e van de oogst het s l u i t s t u k i s . Eerst dienen grondbewerking en aanplant t e worden gemechaniseerd: de vorm en de topografie van de velden moet worden aangepast en voor mechanisatie geschikte v a r i ë t e i ten dienen t e worden geïntroduceerd. Pas a l s deze s t a d i a zijn doorlopen kan de suikerrietkombine worden ingevoerd. De bijbehorende t e c h n i sche vaardigheden moeten t e g e l i j k e r t i j d worden getraind. De i n v e s t e ringskosten zijn omvangrijk. Mechanisatie van de suikeroogst v e r e i s t een l a n g e r e - t e r m i j n - s t r a t e g i e en een langdurige voorbereiding. Aan het al of n i e t invoeren van een nieuwe techniek zijn meer aspekten verbonden dan de bedrijfseconomische vergelijking van faktorproduktiv i t e i t e n en faktorprijzen. Sociaal-economische omstandigheden en faktoren spelen een belangrijke r o l . Het nog n i e t invoeren van mechanisatie van de suikeroogst in de Dominicaanse Republiek l i j k t een eenvoudige s t r a t e g i e van technische keuze (Scott, 1985: 26). De arbeidskosten van de haltiaanse trekarbeiders zijn vooralsnog zo laag, dat mechanisatie n i e t rendabel i s . T e g e l i j k e r t i j d echter v e r e i s t mechanisatie een zo lange voorbereiding, dat het zaak i s t i j d i g de nodige aanpassingen t o t stand t e brengen. Dat i s dan ook de s t r a t e g i e van Central Romana. De president van deze onderneming verklaarde in 1980, dat zijn bedrijf bezig was zich voor t e bereiden op de mechanisatie die in drie fasen zou verlopen: mechanisat i e van de t e e l t van het gewas, van het laden en t e n s l o t t e van de oogst. Velden en waterlopen werden g e l e i d e l i j k aangepast om in de toekomst gereed t e zijn voor een r e l a t i e f s n e l l e invoering van een volledige mechanisatie (Morales, 1981 : 43). Veel minder eenvoudig t e begrijpen i s , waarom het eerstgenoemde a l t e r natief, een r e l a t i e f simpele verbetering van de t r a d i t i o n e l e oogstwijze, geen ingang heeft gevonden. Deze innovatie v e r e i s t minder voorbereiding en r e l a t i e f zeer geringe investeringen, t e r w i j l n i e t alleen de proeven d i e zijn v e r r i c h t , maar ook het gebruik van de methode elders in de wereld wijst op zeer r e ë l e mogelijkheden om de arbeidsproduktiv i t e i t aanmerkelijk t e verhogen. De vraag i s wie deze techniek moet introduceren, of in de termen van Edquist (1985): wie i s de "social c a r r i e r of techniques" in d i t geval, de maatschappelijke e n t i t e i t die de techniek k i e s t en implementeert?
26 Edquist geeft aan dat voor de selektie en implementatie van een bestaande techniek, één die zich 'on the shelf' bevindt, de volgende kondities gelden (1985:77): - er moet een maatschappelijke entiteit zijn die een subjektief belang heeft bij keuze en invoering van de techniek, - deze entiteit moet zo georganiseerd zijn, dat een beslissing kan worden genomen en dat de techniek op de juiste wijze kan worden gebruikt, - zij moet de nodige sociale, economische en politieke macht bezitten om de gekozen techniek in te voeren, - zij, moet informatie hebben over het bestaan van de techniek en over funktioneel daarmee overeenkomende technieken, - zij moet toegang hebben tot de techniek in kwestie, - zij moet beschikken over de nodige kennis hoe de techniek uit te voeren, evt. te bedienen, onderhouden, repareren. Als aan deze zes voorwaarden simultaan is voldaan d£n is de maatschappelijke entiteit een 'social carrier of techniques' en dan zal de techniek worden ingevoerd of gebruikt (1985:77). 'Social carriers of techniques' zijn een specifiek soort aktoren. In het geval van de suikersektor zijn aktoren: de suikerondernemingen, die van de staat en de partikuliere, de 'colonos', de haltiaanse en de dominicaanse suikerarbeiders en de vakbonden van deze laatste groep, de Staat en verschillende overheidsinstanties. De belangen en de macht van de verschillende aktoren worden bepaald door hun plaats in de struktuur van de maatschappij, die struktuur bepaalt dan ook in hoge mate welke aktoren 'social carriers of techniques' zijn of kunnen zijn en wie niet. Strukturele veranderingen kunnen leiden tot het verdwijnen van bepaalde aktoren en de opkomst van nieuwe. Eén van de faktoren die grote invloed heeft op het gedrag van aktoren, d.w.z. op hun mogelijkheden om als 'social carriers of techniques' op te treden is de werkgelegenheidssituatie (1985:78). In de volgende bespreking van de kondities voor de keuze en implementatie van de gemodificeerde tratitionele oogstwijzen zullen strukturele faktoren impliciet en expliciet aan de orde komen.
27
De volgende figuur geeft schematisch de p o s i t i e weer van de aktoren in de suiker sektor ten opzichte van de zes genoemde kondities:
kondities aktoren
belang
macht
suikerondernemers colonos
± ±
+ +
haft. arbeiders dom. arbeiders staat
+ +
±
organisatie
informatie
toegang
kennis
+ +
+ +
+ +
+ +
±
+
+
+
Su ik eronderneming en: Deze bezitten voldoende macht om de techniek in te voeren, hun organisatie is daarvoor geschikt en zij hebben na de experimenten voldoende informatie over, toegang tot en kennis van de techniek om die te gebruiken. Nadere analyse leert echter dat zij niet voldoende subjektief belang hebben bij de invoering; de mogelijke voordelen wegen in de verwachting van de ondernemers niet op tegen de nadelen: - als wat de experimenten uitwezen geldigheid bezit, nl. dat met de gemodificeerde methode de arbeidsproduktiviteit met vijftig procent kan toenemen, d.w.z. de arbeidsbehoefte met één derde kan dalen, dan is er een evident belang voor de suikerondernemingen. Die klagen voortdurend over de moeilijkheid rietkappers te werven, en de verminderde vraag zal deze problematiek verlichten. CEA, die jaarlijks 15000 haltiaanse trekarbeiders aantrekt, zou dit aantal sterk kunnen verminderen, de politieke afhankelijkheid van het buurland zou daardoor afnemen en er zouden besparingen optreden op de kosten van het kontrakteren van de trekarbeiders - hoewel een deel van deze kosten, bijv. de betalingen aan de regering en funktionarissen van het buurland, wellicht niet als variabel beschouwd kunnen worden. Een aantal voordelen van organisatorische, politieke en financiële aard zijn dus aanwijsbaar; - het is niet waarschijnlijk, dat de arbeidskosten voor de suikerondernemingen aanzienlijk zouden dalen als gevolg van de invoering van de nieuwe rietkapmethode. Behalve enige, minimale, kosten voor het onderhoud van de barakkenkampen voor de arbeiders en een deel van de bovengenoemde kontrakteringskosten voor een kwart van het personeel, zijn de stuklonen praktisch de enige kompunent van de arbeidskosten. Immers, er is geen transport voor de arbeiders naar de rietvelden, er wordt geen gereedschap, geen werkkleding, geen voeding verstrekt, er zijn geen sociale voorzieningen van welke aard dan ook; de supervisie van de arbeid is gerelateerd aan de velden en het volume van het riet en niet aan het aantal arbeiders
X pi
< Pl
n
3
>-••
ar CD
et fu Pl
et
et HCD
CD
3
(-••
OCD
CD CO CD H* N O CD
3 Pl 3
cr
O 3 ï CD Oq pl CO 3 H*<< CO co rt pi CD e t CD >-•• B CD
e
CD !-••
<
CL CD
O 3
n co
B
••
CL
CD N CD
et
•
<
pi
3
cr
CD
co et
3
HCD et Oq CD O 3 OQ Pl 3 wCO CD CD 3 CL
£CX CD 3 H" 3 OQ CD 3
CD et 3
PJ 3
n
(-•• <_i. B P)
ex
!-••
CD
o •o N
o
3"
CD CD
3 £. CD N CD
3
l-" H-
< p>
O CO
3
••
P)
pc
3" HCD
oq
a
CL
!-•• et
•o < PJ
CD
et CD
3
e HPC CD "3 O 3
3
ffi 3 H-
3
oq
<
s;
O O PC
Ö pl pi 3
O O 3
pi et
cr
CD et 3 CD 't) et
a CD
CD
3
•
!-••
3
PC O
3*
3
CD et
et
3
< CD 3 M CD 0. CD
CD M
HCD
O
oq cr
H-
3
HCD C
5
CD CD CD
< Pi
3
3
O
cr co
CL CD N CD
et Pi ?C
y-s
m
CL .O
e
3 O
H-
co
•
et CD
00 UI
3 •
< CD 3 CO O
>• —
l
CTl
VO
^->-
•
3
et Cf T CD CD TV et
C HX CD T O 3
O. CD tS) CD
H-
•a CD "S
HCD et
<
CD 3
ê (-•
co pi H1 OO pi
s
PC
CD CD
3
O. CO
e t
CL
e
CD H1 CD
3 P>1
CD
P)
3
et
!->•
CO p> 1
(-•• Ccr _i. CD
OCD N CD
iSl CD
et
3
!
S O
"S Ct et
CD
oq
CD
3 O. CD
cr
a T
H-
<
CD
CD ?r et (-••
CD 't)
N HO
P.
CD
cr
pi CO HCO TT
c 3 3 CD
3
<
O T
3
CD
3
< O O T
<;
CD T
a CD
T Oq ET Pl Pl co 3 e t o. CD CD CD O a CO T
•"!> CD M
<
CD T 1
1 cr 3 O
oq pl
3
HCO pi et HCD
CD
< s a CD CD 3
a ffi 3
H-
£
«
Pi O
3
1
rt
CD T B PC Pi H- Oq
3
3
HCO CD CD T rt 3CD et
N pi H1
s
a CD 3
<
3
3 H(0 C
-i
CD O . T pi h-> e t CD 3" 3 CD ffi et 3 pi pi CX CD N CD
CD
•o CD T CO O
3
CD CD l-1
CO CD T H-
3
Oq
cr CD
s-
T O Oq
•m
«
% CD HOq et D. CD N CD
PI
S 3
<
CD l-1 CD
3
•o T
Pl PV et HC-j.
PC CD
3 3
H-
cr
H-
3 3
CD
3 O. CD
B
a CD
3
pi
T
HCO CD T
cr (-•• CD 3 (-•• Oq D.
CD T CO H-
3 £
CD T ?r et CD
g CO
-«
X *
D. CD
B
CO C H- ! - • • PST c_.. CD PC T et O CD 3 D. CD B T pi PC 3 CD CD
3
3
(-•• « 3 oq N CD
3
* CD H-
3
HOq
O 0. Pl et
<
CD T 1
t-1 CD
< CD 3
CO
CD
o O T D. CD ^t) T Pl
C
cr a CD
C-i.
< CD
et CD
3 pi
s
cr
et
£ B T ffi 3 • O CD
s:
CD
oq
CD
3
co
o c ar H> H ' et CD
3
H-
sa
CD et CD
3
h'O Pl
3
H1
cr
CD HQ.
3
!-••
CD
3
ar
et CD
<
O. H-
"£ CD D. CD
3
s; o
3 Det
O, O 3 3
HO pi pi
3
co CD
H
CD
3
ar CD et
cx < CD
•o CD 3 PC et
« CC CD et
3 N CD et et CD
3
M
m
et CD
O 3
H-
3 Oq CO 1
•• 3 B
CD
3
Pi 3
cr
CD HD.
co o. Pl 1 et
Pi H1 H<-
3 Oq
co
CD
3
HCD rt i-^
CO
3
3
I-' CD CD 't» 1
oq
< O H'
CD M
!-••
C_i.
3
rt CD
PC CD
H-
o. CD 3 CO et CD O 3
o.
CD 3
%
e PC PC CD
Q B Cfl et
s
1
B
CD oq CD CD
°J5 CD
< o (-•
pr
CD 3 3 PC CD oq CD 3
<
Pi
3
ar
CD CD H
O. CD
3
3"
a CD
pi HJ et HPl
s
co CD
Pl
*
«5Q. O O 3 N CD CD 3 I-1 Pi Oq CD
k~> O
3
CO CD
!-"• N O CD
et
PC et
<
Pl
3
CO
S
e HPC CD 3 1
CD H-
CD 3 CO
a CD
3
• O CD
a CD 3
ffi B (-••
3
?
pi PC CD
fii et
3
O
»-"• 3
Oq CD
3 et CD
pi
ar (-• !-••
C_4.
« O
X
3
Q. CD N CD
3
O. CD
cr 3
O Oq CD M H1-
oq
3
!-•• CD Pi H1 ICD CD
3 N
O C
cr icr -"'
et CD Het
ffi 3
3
Pi PC CD
3 PC 3 l^£_..
3 Pl CO PC CD
oq
3
CD et
1
CD
3 3
C_i.
-•
CL O
ar o
Oq CD
3
< Pl 3 CX CD
(-" O 3
CD
3
*•
a PI 2j ar CD rt
Pi
3
CL
3
HCD et
<
CD 3 H« Pl Pl
«•
!-•• O
5
cr
oq
O 3
CD 3
3
H»
et
et
B
< O
ar CD
a pi
rt
3
O 3
B
o. CD
3
cH-
CD
PC
3
cs> (->• 3 C_i.
a pi
3
3
3 CX CD
PC l-1 Pl CO CO CD
S
3 CO
s; o
CD
3
CD et
CD
N
o c
<*
CD 3 PC
3 C 3 3
oq
CD CD M
3 CD
3
CD
CD CD Q. CD 3
cr CD
Pi
!-•• CO cr CD
s
s
oq «• CD O. ®
cr 32 CD HD. CD 3 CO
CD et pi pi l-1 O.
CD
Pi
3
cr
(D
ro -i -
3
V
e co !-"• -• CD e t cr 9o % rCDt B H-
CD CO CO
!-••
<• a < CD o N o CD 3
>-!> (-.. cr
CD 3 •
O.
O Tl N HO
CD
ar O
TJ
<_1.
pi 3 PC PC "O CD T M O
HO Pl
CD
e
o o PC
cr *-•>
3
H-
CD CD T CO et
T
et CD
H-
% a CD t - "
et CD CD
3
CD
3
~i
<;
3" o. pi O
CD T et PC O Oq O CD •a HO '. < et pi
< PI
•« CO < ePl *<: o 3 3 co
1
i
oq « o -i O Ciq Pl
C_i.
3
H-
l-
!-••
CD et CO
CD
a CD o 3
H
w
«5 et
CD et
CD
cr « CD CD
3
t-*
B
%
B
CD
3
* CD
«
s pi
•« et
N CD CD T
a
CD T
(-•• ar CD O >-»>
OCD
co
PC
3
O. HCD
1 CO
*-••
C_i.
C_i.
< pl 3
o. CD
3 pi et
H-
ISl CD et et CD 3
D. CD
3 CD oq CD 3 3
3*
HM et
O 3
3
•*
c
CD
(C— D
et
O-
3
Pi Pi et 3 CD Oq CD
M
•o
o
3
co
Oq 3 O CD •ö
ffi CD et
H-
et O et
CO
a c a o CD CD 3 3
o. CD
3
CO
O
cr !-<• Cj.
CO
3
3
H"
CL CD
3 O CD
3
pi 3
3
et HOq CD
•o
cr a p> CD
O O I-1 O
M pi 3 3 CD Oq CD
C_j.
N H-O 3-
CD
t_i.
3
<
CD 3
3
o o oq
•-••
N H-
3
o. »
(-••
O. CD 3 CO
et CD OQ CD
CD
s*
Pl 3
3 N CD et
O
3
co
<: CD
Pl 3 H-
co
CD 3 H3 Oq
CL
B' pi 3* N CD l-1 't» CO
< a a> CD 3 3" "O o 3 o O oq CL CL
e
PC et
B
i-"-
CD
< H-
o
et CD 1
3
et CO CO et H-
O 3
£_..
•
i- -
oq H-
3
oq
«
a CD 3
29 wat inhoudt dat zij weinig of geen maoht bezitten, noch ook op georganiseerde wijze over informatie, toegang of kennis kunnen beschikken. Hun belang bij de verandering ontbreekt, als de maatregel gericht is op hun vervanging door dominicaanse arbeiders. Als de gemodificeerde oogstmethode henzelf ten goede zou komen, zou hun belang evident zijn. Hier en daar ziet men ook pogingen om in kleine groepjes te werken en een zekere arbeidsverdeling door te voeren, zoals ook gebeurt als kinderen en soms vrouwen worden ingeschakeld. Maar deze geïsoleerde pogingen zijn dan niet ingekaderd in een hele reorganisatie van het oogstsysteem. Dominicaanse arbeiders; Op dit moment is dit een kleine groep, 10 tot 15 procent van de rietkappers. Evenals het geval is met de haïtiaanse seizoenarbeiders wordt hun organisatie belemmerd, in dit geval door systematisch onafhankelijke vakbonden te vernietigen. Juist die vakbonden zouden de belangen van dominicaanse arbeiders moeten behartigen, zowel van hen die nu op de plantages werken, als van degenen die bij dominicanisering daar zouden willen werken. Beide groepen zouden gebaat zijn bij een meer produktieve en beter betaalde werkgelegenheid op de suikerplantages. De dominicaanse arbeiders hebben dus wel belang bij modificatie van de traditionele werkwijze, maar dat is de enige voorwaarde waaraan in dit geval wordt voldaan. De Staat: heeft wel degelijk belang bij de betreffende innovatie vanwege de daaruit voortvloeiende reduktie van de kontraktering van haltiaanse trekarbeiders en vanwege de mogelijkheid arbeidsplaatsen ter beschikking te stellen van dominicaanse arbeiders en boeren. Formeel heeft de staat voldoende macht om de techniek in de staatsbedrijven te doen invoeren. CEA valt, zoals vermeld, onder het Ministerie van Financiën. Maar het ontbreken van een belang van de staatssuikerbedrijven bij de maatregel en het verzet van het personeel dat profiteert van de huidige situatie, beperkt de effektieve invloed van de Staat om de invoering van de modificatie te realiseren, omdat de organisatorische veranderingen de volledige medewerking van bedrijven en personeel vereisen. De dominicaanse arbeiders en de Staat zijn dus aktoren die belang hebben bij modificatie van de traditionele oogstmethode. Zo'n maatregel zou vanwege het effekt op de werkgelegenheid van dominicaanse landarbeiders en boeren kunnen worden gezien als een spreiding van de baten van de konfiskatie van de suikerondernemingen, dus als onderdeel van landhervorming in de suikersektor. De arbeiders bezitten, juist omdat hun organisatie wordt verhinderd, niet over enige macht om dit subjektief belang te kunnen behartigen. Kenmerkend is in dat verband dat de arbeidsvertegenwoordiging in CEA, dus de raad van beheer van
30 dat de arbeidsvertegenwoordiging in CEA, dus de raad van beheer van het staatssuikerkomplex, die in de statuten wordt voorgeschreven, nooit is gerealiseerd. Het meer algemene belang van de Staat wordt ondergeschikt gemaakt aan dat van de suikerondernemingen. Daarbij speelt de surplusonttrekking door de Staat aan de suiker sektor in het algemeen en aan CEA in het bijzonder een kruciale rol. De prioriteit van de Staat ligt bij de surplusafroming en niet bij dominicanisering van de werkgelegenheid. 7. Konklusies De overname na de dood van Trujillo in 1961 van diens twaalf suikerondernemingen met ongeveer 230.000 ha. land, door de Staat, kan ten dele worden gezien als een onderdeel van de dominicaanse landhervorming. Niet alleen was er sprake van overname van land van de grootste landeigenaar, maar ook kan worden gezegd, dat deze grond daarna op zodanige wijze is gebruikt of volgens de beleidsintenties op zodanige wijze gebruikt zou worden, dat de voordelen van de veranderde grondbezitsverhoudingen ruimer werden gespreid dan vóór die overname. Deze spreiding van de baten in de rurale sektor zou gestalte krijgen in het toegang verlenen tot een deel van deze gronden aan 'outgrowers' en landhervormingsboeren, in de voorgenomen kwaliteitsverbetering en 'dominicanisering' van de werkgelegenheid in de verbouw van suikerrieten tenslotte in het onder kontrole van de Staat brengen van het surplus van de overgenomen suikersektor en het ten dele aanwenden daarvan voor beleid gericht op grotere rurale gelijkheid. Het surplus van de overgenomen sektor is inderdaad onder kontrole van de Staat gekomen. Niet verwonderlijk is, dat na beëindiging van de diktatuur het surplus als zodanig verminderde, omdat het voordien ten dele gevormd was op basis van repressie van met name de arbeiders, zowel op het veld als in de fabriek. De Staat heeft met betrekking tot de overgenomen suikersektor een sterke afroming toegepast, zo zelfs dat er sprake is van ernstige dekapitalisatie van CEA. De cyclische beweging van de suikerprijzen op de wereldmarkt leidt ertoe, dat in deze van export afhankelijke bedrijfstak een klein aantal jaren met hoge winsten gevolgd wordt door een veel groter aantal jaren waarin de suikerproduktie net kostendekkend of verliesgevend is. De afroming van de winst in het beperkte aantal goede jaren, zonder voldoende financiële ruimte te laten voor vervanging en vernieuwing, leidt tot dekapitalisatie en stagnatie. Dat was het geval met CEA. Begin van de jaren tachtig was de staatssuikersektor toe aan grondige rehabilitatie en diversifikatie, maar het komplex was zo sterk afgeroomd dat de nodige middelen daarvoor ontbraken. Op deze wijze wordt de foëkomstige omvang van het surplus van de staatssuikersektor aangetast.
31
Een klein gedeelte van het surplus is als winstdeling uitgekeerd aan de suikerarbeiders, het grootste gedeelte echter is overgeheveld naar de algemene middelen van de staat. Er is, zoals uiteengezet, sprake geweest van een zekere verruiming van de toegang tot de grond van de staatssuikerondernemingen. Maar slechts op beperkte schaal. Van het totaal van ongeveer 230.000 ha is slechts een klein 8 procent verpacht of in eigendom overgedragen. De nadruk heeft daarbij vooral gelegen op het verpachten van grond aan zgn. 'outgrowers', kommerciële producenten die onder kontrakt riet produceren op grond van en ten behoeve van de staatssuikerbedrijven. Van de verbetering van de kwaliteit van de werkgelegenheid en van de 'dominicanisering' die daarop gebaseerd moest worden, is weinig terechtgekomen. De gehele suikersektor, zowel staatsbedrijven als partikuliere ondernemingen, beschikken over zeer goedkope arbeid van haïtiaanse seizoenarbeiders, die op grond van nationaliteit en raskenmerken een duidelijk marginaal segment van de arbeidsmarkt vormen. Mechanisatie van de suikeroogst is het sluitstuk van de mechanisatie van de suikerrietteelt. Zolang over de goedkope" haïtiaanse arbeid kan worden beschikt is deze slotfase naar verwachting niet rendabel. Wel zijn tijdige voorbereidingen noodzakelijk omdat mechanisatie een langdurig proces is, maar met de invoering zelf wordt gewacht tot een verandering in de prijs van de arbeid intreedt. Dit was de - aangekondigde - strategie van Central Romana, de suikeronderneming die toebehoorde aan het Gulf en Western concern. Het staatssuikerkomplex beschikte niet over de middelen om de mechanisatie voor te bereiden, en was daar ook nauwelijks mee bezig. Een belangrijke vraag is, waarom de zgn. 'gemodificeerde traditionele oogstwijze' niet is ingevoerd, een arbeidsproduktiviteitsverhogende innovatie die weinig investeringen vraagt en met sukses is uitgeprobeerd. Het antwoord lijkt te zijn, dat de staatssuikerondernemingen geen subjektief belang hebben bij verhoging van de arbeidsproduktiviteit, omdat de winst ervan zou moeten worden doorgegeven aan dominicaanse arbeiders en men bovendien te maken zou krijgen met een klasse van arbeiders die alleen al door de organisatie van het werk in teamverband niet dezelfde behandeling zou verdragen als die ie haïtiaanse trekarbeiders krijgen. Een deel van het personeel van de suikerondernemingen, gewend extra inkomsten te verwerven uit het bedrog bij wegen, afrekening en uitbetaling van de haïtiaanse arbeiders, mag verwacht worden weinig geneigd te zijn tot medewerking aan de 'dominicanisering'. De staat die de 'dominicanisering' steeds opnieuw aan de orde stelt,
32
blijkt in laatste instantie meer belang te hechten aan de surplusonttrekking dan aan het scheppen van produktieve werkgelegenheid voor dominicaanse landarbeiders en boeren. Het herverdelend karakter van de hervorming van de suikersektor sinds 1961 is dan ook zeer bescheiden gebleven. Overigens heeft de bevordering van het 'outgrowers' - of 'colono'systeem in de rietverbouw duidelijk bijgedragen tot het versterken van de kapitalistische produktiewijze in de landbouwsektor.
o
33
LITERATUURLIJST Bookers, HVA, ILACO-BHI ( 1 9 7 5 ) , Study on t h e R e h a b i l i t a t i o n and Exp a n s i o n of t h é Sugar I n d u s t r y : Consejo E s t a t a l d e l Azucar, London. Boin, J . , en J . S e r u l l e Ramia (1981), El Proceso de D e s a r r o l l o d e l C a p i t a l i s m o en l a Repüblica Domlnicana (1844-1930), Tomo Segundo, El D e s a r r o l l o d e l C a p i t a l i s m o en l a A g r i c u l t u r a (1875-1930), Santo Domingo, Ediciones Gramil. Cassé, R. ( 1 9 8 2 ) , C a p i t a l i s m o y D i c t a d u r a , Santo Domingo, E d i t o r a de l a Universidad Autonoma de Santo Domingo. Del C a s t i l l o , J. ( 1 9 8 1 ) , 'Problemas S o c i a l e s y C u l t u r a l e s en e l Sector " A z u c a r e r o ' , p p . 123-38, i n La I n d u s t r i a Azucarera y e l Desa r r o l l o Dominicano, San Pedro de Macoris, U n i v e r s i d a d Cent r a l del E s t e . Carrefïo, N. ( 1 9 8 4 ) , ' E l s i s t e m a de e x p l o t a c i ó n a g r i c o l a : La o r g a n i z a c i ó n técnico-económica de l a producción c a n e r a en l a Repiiblica Dominicana 1 8 8 7 - 1 9 2 5 ' , R e v i s t a E s t u d i o s Dominicanos 1 ( 1 ) , p p . 109-35. Delgado Sanchez, 0. ( 1 9 8 0 ) , Informe t o Domingo.
del
Consultor TCP/DOM/8903, San-
E d q u i s t , Ch. ( 1 9 8 5 ) , C a p i t a l i s m , S o c i a l i s m and Technology, a comparat i v e study of Cuba and Jamaica, London, Zed Books L t d . F i t z G e r a l d , E.V.K. ( 1 9 8 5 ) , 'The Problem of Balance i n t h e Small P e r i p h e r a l Economy', p p . , i n K. Martin ( e d . ) , Readings i n C a p i t a l i s t and N o n - C a p i t a l i s t Development S t r a t e g i e s , London, Heinemann. G a r c i a , C. ( 1 9 8 1 ) , 'Evaluación de l a I n d u s t r i a Azucarera Dominicana', p p . ' 1 9 - 3 4 , i n La I n d u s t r i a Azucarera y e l D e s a r r o l l o Dominic a n o , San Pedro de Macoris, Universidad C e n t r a l d e l E s t e . GEAPLACEA ( 1 9 8 3 ) , Foro s o b r e D e s a r r o l l o y P e r s p e c t i v o d u s t r i a Azucarera, Mexico DF, Mexico. INAZUCAR,
Boletin Estadistico, verschillende mingo .
de l a Agroin-
jaargangen,
Santo
Do-
L a t o r r e . E . ( 1 9 8 1 ) , ' P o l i t i c a A z u c a r e r a ' , p p . 245-59, i n La I n d u s t r i a Azucarera y e l D e s a r r o l l o Dominicano, San r e d r o de Macoris, U n i v e r s i d a d Cental del E s t e . L a t o r r e , E. e t a l . ( 1 9 8 4 ) , ' P r o p u e s t a p a r a l a dominicanización de l a z a f r a a z u c a r e r a ' , Ciencia y Sociedad, 9 ( 1 ) , p p . 138-54.
34
Lipton, M. (1974), 'Towards a Theory of Land Reform', pp. 269-315, in David Lehmann (ed.), Agrarian Reform & Agrarian Reformism, London, Faber and Faber. Morales Troncoso, C A - (1981), 'Comentario', pp. 40-48, in La Industria Azucarera y el Desarrollo Dominicano, San Pedro de Maoorfs, Universidad Central del Este. Murphy, M.F. (1983), 'Significación de la Industria Azucarera Dominicana en Terminos Socio-Antropologioos', pp. 331-56, in Problematioa Rural en Repüblica Dominicana, Santo Domingo, Editora Alfa y Omega. ONAPLAN (1968), Plataforma para el desarrollo económico y la Repüblica Dominicana, 1968-1985, Santo Domingo.
sooial de
ONAPLAN (1981), Partlcipación de la Mano de Obra Haitiana en el Mercadö Laboral: Los Casos de la Cana y el Café, Santo Domingo, Editorama. ONE, Censo Agropecunario 1960, Santo Domingo. ONE (1984), Repüblica Dominicana en Cifras mingo .
1984,
Vol. XI, Santo Do-
Roques Roman, E.R. (1981), Derecho Agrario Domingo, ONAP.
Dominicano,
Secretaria del Estado de Finanzas, Boletin de jaargangen, Santo Domingo.
Estadlstico, verschillen-
Tomo I, Santo
Vega, B. (1980), Evaluación de la Administración de las Empresas de CORDE 1962-1977, Santo Domingo, Fondo para el Avance de las Ciencias Sociales. Vicens, L. (1982), Crisis Economica 1978-1982, ria Alfa y Omega. World Bank (1978), Dominican Republic, lts Problems, Washington.
Main
Santo
Domingo, Edito-
Economie Development