SEIZOEN 5: 1959-'60: FABELACHTIG WIT BALLET MET EEN ZWARTE RAND 1. De weg naar de finale Niet Real Madrid maar wel FC Barcelona maakte tot aan de kwartfinale de beste indruk. Met de komst van Helenio Herrera, en vooral na de bouw van het nieuwe stadion Camp Nou, achtte de Catalaanse hoofdstad zich klaar om de aanval te openen op Madrid. In de schaduw van de internationale witte heerschappij, sloop Barça in 1959 op kousenvoeten naar titel én beker. Herrera deed beroep op het onvoorspelbare spitsenspelmakertrio Czibor-KubalaSuarez. AC Milan, finalist in 1958 en opnieuw Italiaans kampioen in 1959, schoot ver te kort en kreeg een opzienbarend pak voor de broek: 0-2 en 1-5. De Engelse vaandeldrager Wolverhampton Wanderers, dat de fakkel overnam van de Busby Babes, onderging hetzelfde lot: 4-0 en 5-2. Met een totaalscore van 8-4 tegen CDNA Sofia meerde Barça aan in de halve finale. Het lot koppelde Spaanse tenoren aan elkaar. Real laveerde met gemak langs Jeunesse Esch en OGC Nice. Het accent lag op Barcelona bij de bookmakers, vooral omdat het in de competitie een voorschot had genomen op verlenging van de titel. Real schoot pas dan furieus uit de startblokken en toonde dat een incidenteel Spaans succes geen garantie vormt voor Europese dominantie. Real overklaste Barcelona en het combinatiespel Di Stefano-Puskas smaakte naar meer. Geen club of speler evenaarde de demonstratie van beide toppers op leeftijd in Glasgow tegen Eintracht Frankfurt. De Duitsers rolden met sprekend gemak de Rangers op in de halve finale maar kreeg geen voet aan de
grond tegen de giganten uit Madrid. Na de wedstrijd vormden ze een erehaag en overrompelden voornamelijk Schotse gelegenheidsfans het veld en droegen Di Stefano en Puskas op hun schouders langs de feestelijke tribunes. Het koninklijke voetbaldelirium was bereikt. 2. Het verhaal Het in 1929 tot 'Koninklijke' gekroonde Real trok extravagantie aan. Zoals de supportersclub El Hongo. Elf keurig uitgeselecteerde en lichtjes verwaande vooraanstaanden tooiden zich met peperdure bolhoeden. Dit uitgelezen gezelschap van parvenu's liet zich in peperdure limousines naar de wedstrijden van Real voeren. Zij symboliseerden het succesverhaal van Real en dat wekte stilaan overal ergernis. Bernabeu's arrogante entourage irriteerde de concurrentie die elke gelegenheid te baat nam om de val uit te zetten. Volgens de Nederlandse chroniekschrijver Ed van Opzeeland stuurde Besiktas Istanboel de avond voor de match een elitekorps buikdanseressen naar het Realhotel: 'Maar Di Stefano en co moesten knarsetandend toezien hoe hun coach de frivole dames stoïcijns doorschoof naar de Bolhoedenclub, die dit wellustige geschenk dankbaar in ontvangst nam.' De bolhoedenclub liet zich niet pramen en doorstond met glans alle vernederingen. Eén jaar eerder prijkte Atletico-Real op de affiche van de halve eindstrijd. Of een voetbaloorlog tussen de burgerij uit het rijke noorden van de stad en het proletariaat van de arme zuidflank. In het kolkende Atleticostadion toonde El Hongo zich verheven boven elke stroomstoot onder en boven de gordel. Haar aanwezigheid tartte de Atleticofans dermate dat ze in hun zegeroes, Atletico versloeg Real met 1-0, de elf bolhoeden hoog door de tribune keilden. De heren lieten zich in vier Rolls Royces
naar het beslissingsduel in Zaragoza brengen, met speciaal uit Engeland overgevlogen nieuwe bolhoeden: Puskas stuurde Real naar de finale. In het seizoen 1959-'60 zette de Witte Brigade de kroon op het werk. De status van Alfredo di Stefano reikte naar het zenith. Op zijn 34 ste verbleekte zijn ster geenszins. De intussen kalende Blonde Pijl eiste totale discipline van de spelersgroep, bekwaamde zich in atletiek en keurturnen, maar dwong de toestemming tot roken af. Di Stefano was een kettingroker en coach Munoz trad hem bij: 'Waarom zou ik het roken verbieden, als de spelersvorm recht evenredig stijgt met de rook?' Di Stefano peperde zijn maats het pure professionalisme in. Kameraadschap kende hij niet. Na de training en de wedstrijd stoof iedereen weg in zijn eigen dure sportwagen. De nieuwste modellen van Jaguar, Mercedes, Porsche en Ford pronkten onder de hoofdtribune. Di Stefano diste zijn team zijn voorkeursbehandeling op. Hij stuurde Didi het bos in en liet versatan niet van Kopa gediend te zijn. Met Puskas klikte het wonderwel. Real kocht Didi, de briljante Braziliaanse veldheer van het WK '58. Di Stefano hoonde hem weg: 'Ik hoor dat je mijn opvolger bent? Dat zal niet zijn, je bent te oud en te slecht.' Aan de Duitse journalist Fritz Hack vertelde hij in 1963 (Alfredo Di Stefano, 20 Jahre Weltklasse) over zijn voorliefde voor kunst, literatuur en muziek. Hij bezocht geregeld het Museo del Prado, verslond boeken van Ernest Hemingway, Spaanse flamencogitaar en Argentijnse tango ontroerden hem. Op zijn 38 ste levensjaar kreeg hij een straat naar zich genoemd: Calle Alfredo di Stefano, vlakbij het Bernabeustadion. In de volksmond gonsde het gezegde: 'Na Di Stefano is Franco de machtigste man van Spanje.' Op het moment dat Real Europees zijn allerhoogste ogen gooide, tijdens de lente van 1959, kniesde Didi in Brazilië. Hij hield het soort intriges van Di Stefano voor bekeken. In de halve finale voerde FC Barcelona een aanval op de
macht uit. In Catalonië ervoer men de onderdrukking van het Francoregime elke dag aan den lijve zodat de dubbelde confrontatie ook in het teken stond van democratie versus dictatuur. Maar Barcelona enterde zichzelf omdat de eigenzinnige coach Herrera overhoop lag met de Hongaarse topspitsen Czibor en Kubala en zelfs van zijn sterspelers geen tegenspraak duldde. Fantastische bevliegingen van Di Stefano in Madrid en van Puskas in Barcelona zetten Barça het mes op de keel: 3-1 en 1-3. Heerszuchtiger kon Real zijn absolutisme niet ten toon spreiden. Sinds de Inquisitie van Keizer Filips II werd van 1561 af alles wat naar ondernemingskracht en intellectuele vrijheid neigde meedogenloos vervolgd. Toch ontkiemde in dit muffe Madrileense culturele klimaat ook kunst van wereldformaat. Francis Goya schilderde er zijn Derde Mei 1808, een universele aanklacht tegen oorlog en dictatuur. De schrijver Gabriel Garcia Lorca zong er met zijn Romance Gitane een lofdicht op de openhartige Andalousische zigeunercultuur, die volgens hem haaks stond op het verkrampte Spanje. Met énige zin voor overdrijving kunnen we Real Madrid – Eintracht Frankfurt 7-3 toevoegen aan deze hoogtepunten van de goede smaak. 130.000 kijkers raakten niet meer los van de bekoring van Puskas (4) en Di Stefano (3). De paradox van de geschiedenis: de laatste dictatuur van het democratische West-Europa serveerde het artistiekste voetbal. Fabelachtig wit ballet, zij het met een zwarte rand. 3. Het portret: Ferenc Puskas In 1953 kantelde een tijdperk. Stalin stierf. Aan de Donauboorden kwam de zachtaardige Imre Nagy aan de top. Hij lanceerde een sociaal-democratische koers en ontmantelde de communistische strafkampen. Boedapest fleurde op. In de kroegen klonken opnieuw jazzklanken en
bluesakkoorden. De euforie van het nieuwe beleid deed ook de voetbalkoorts stijgen. Onder invloed van Ferenc Puskas, kind van naar Boedapest uitgeweken Duitse ouders, door de machtelozen liefkozend Oczi genoemd: de broer van de kinderen met wie hij op straat bleef voetballen. Omdat hij vrij van geest was. Puskas veranderde de typische trage Hongaarse fantasie. Hij werd het gezicht van het vermaarde Gouden Team, het Hongaarse nationale elftal dat tussen 1950 en 1954 letterlijk onklopbaar bleek. Het Gouden Team teerde op technische rijkdom, tactisch vernuft en improvisatorische verbeelding. Hongarije won de Olympische Spelen van 1952. Puskas dicteerde het tempo en doceerde het spel. Boszik, Hidegkuti, Kocsis en Czibor bereikten eveneens wereldniveau. In de aanloop naar het WK van 1954 presteerde Het Gouden Team bovenmaats met zeges in Rome (0-3), Stockholm (2-4), Praag (1-5) en Wenen (2-3). Toen volgde de bijzonderste wedstrijd van de twintigste eeuw: Engeland-Hongarije. Met omwentelingsgezind voetbal bezorgden Puskas en co de Engelsen hun allereerste thuisnederlaag tegen een continentaal elftal: 3-6. 'Labour versus kunst', stak de Britse pers haar bewondering niet weg. Het Gouden Team bevatte alle elementen van het historische Boedapest: dissidentie, melancholie, cultuur. In deze aangename smeltkroes van maatschappelijke en sportieve euforie waande Hongarije zich al wereldkampioen. Op het Zwitserse WK leed het Gouden Team zijn enige nederlaag in 50 wedstrijden (216 goals voor, 50 tegen). De stemming in Boedapest sloeg om. Premier Nagy werd afgezet door het Kremlin. In 1956 kwamen de schrijvers als eersten tegen de dictatuur in opstand. De stalinisten vermoordden Nagy. Puskas sloeg op de vlucht, doolde door Europa, kreeg een schorsing van de FIFA en arriveerde, na een door Franco's vrouw opgezette oefenpartij en door Real betaalde afkoopsom van 720.000
gulden in de zomer van 1958 in Madrid, 31 jaar oud. Hij was de volgende topper in het ambitieuze rijtje Di Stefano, Kopa, Santamaria. Real snoepte hem weer eens voor de neus van andere topclubs weg. Hij won nog vijf landstitels en droeg in belangrijke mate bij tot de EC-zege van 1959, maar miste de finale wegens blessure. De absolute roem was voor hem weggelegd in 1960, na het gesmeerde samenspel met Di Stefano. Hij tekende vier goals aan in de tot vandaag als wonderbaarlijkst omschreven Europacupfinale. Medespeler Gento vertelde in zijn memoires: 'Overal waar we speelden kwamen Hongaren kijken, gevluchte mensen zonder hoop, steeds gaf hij hen iets weg. Ik denk dat Puskas geen medaille meer over heeft gehouden.' Uiteindelijke maakte Canoncito – het kleine kanon – voor Real 240 doelpunten in 260 wedstrijden. Hij was de architect van twee van de merkwaardigste aller voetbalwedstrijden: EngelandHongarije 3-6 en Eintracht Frankfurt – Real Madrid 3-7.