SEIZOEN 4: 1958-'59, HET CHAMPAGNEVOETBAL VAN STADE DE REIMS 1. De weg naar de finale De belangrijkste gebeurtenis van het internationale seizoen geschiedde naast het veld. Na lang touwtrekken, administratief en diplomatiek, stelde Real Madrid op 1 augustus 1958 zijn nieuwste aanwinst voor: Ferenc Puskas! De Hongaarse baltovenaar vond na een odyssee va ruim één jaar eindelijk een nieuwe thuis. Puskas, die na het neerslaan van de democratische Hongaarse Herfst in november 1956 letterlijk aan een Europese zwerftocht zonder perspectief was begonnen, hield zich staande met demonstratiewedstrijden her en der. Zijn overgewicht kon hij niet verbergen. Bernabeu legde hem een streng trainingsregime op en Pancha eiste langzaam maar zeker zijn plaats op in het elftal. Di Stefano keek aanvankelijk, zijn reputatie getrouw, grimmig de kat uit de boom maar Puskas loste dat probleem op met een aantal assists in dienst van de Blonde Pijl. Di Stefano aanvaardde een minder diepe rol. De Heilige Drievuldigheid kreeg vorm: Gento-Puskas-Di Stefano. Puskas reisde in november 1956 naar Madrid om met Real tegen een Madrileense selectie te spelen. Een wedstrijd die door Franco's vrouw werd georganiseerd. Bernabeu bekeek ze met interesse. Puskas weigerde vervolgens terug te keren naar Hongarije en werd door de UEFA geschorst. Hij acclimatiseerde voorbeeldig en eiste in 1959 een belangrijke rol in de EC-serie van Real en tekende het beslissende doelpunt aan in de driewedstrijdenthriller tegen stadsgenoot Atletico – bij gelijke stand volgde een testmatch – maar raakte net voor de finale geblesseerd. De uit een Duits immigrantengeslacht stammende Puskas kreeg
rood in de uitwedstrijd tegen Wiener SC, maar de mediagenieke man bood zijn Oostenrijkse opponent bij aankomst op het vliegveld in Madrid een bos bloemen aan. Di Stefano genoot met volle teugen van de ouderwetse vrijheid als diepe spits die hij bij afwezigheid van Puskas incidenteel nog eens kreeg en stuurde met vier doelpunten de Weners naar een nachtmerriescenario: 7-1. Wiener Sportclub was nochtans tot dan dé sen satie van het toernooi en schakelde met speels gemak Dukla Praag uit en smeerde Juventus de grootste Europese nederlaag uit zijn geschiedenis aan: 7-0. In de finale nam Real relatief gemakkelijk de maat van de Franse kampioen. Het duel doorstond op geen enkel ogenblik de vergelijking met de zinderende partij van 1956. Raymond Kopa stond niet voor niets aan de andere kant. 2. Het verhaal Le Football Champagne! De provincieclub Stade de Reims verdoofde tussen 1949 en 1962 op een zoete manier voetbalminnend Frankrijk. Zij het niet zonder zurig nasmaakje. Na de Eerste Wereldoorlog gingen de Fransen op zoek naar een eigen sportieve identiteit. La Douce France haalde de neus op voor het fysieke Engelse 'spierenspel' en wilde het ideeëngoed van de Verlichting en de Franse Revolutie vertalen naar het voetbal: grandeur, goede smaak, improvisatie, schoonheid en genot. De ahaerlebnis volgde op het bezoek van het fantastische Uruguayaanse voetbalelftal aan de Olympische Spelen van Parijs in 1924. Het eerste veelkleurige elftal ter wereld – met topspelers José Leandro Andrade als zwarte vedette – ontbolsterde. In de halve finales van wat men vandaag min of meer als het wereldkampioenschap avant la lettre mag beschouwen – voor het eerst in de geschiedenis voetbalden
landenelftallen van verschillende continenten tegen elkaar, het officiële WK zag pas in 1930 het levenslicht – jongleerde Uruguay Frankrijk van de mat: 5-1. Het Latijns-Amerikaanse sambavoetbal ontstond in Montevideo en openbaarde zich in Parijs. Liefst 45.000 kijkers waren getuige van dit onwaarschijnlijke spektakel. Ze applaudisseerden vol verrukking bij de vernedering van hun geliefde Bleus! De Fransen wisten meteen welke voetbalstijl ze liefhadden. La plaisir du jouer: artistieke Latijnse levensvreugde, met ruimte voor flair, improvisatie, amusement en virtuositeit. Van een eigen invulling was niet meteen sprake. Stade de Reims brak na de Tweede Wereldoorlog eindelijk de ban. In de roes van de Libération, de bevrijding, timmerde de innoverende champagne-ondernemer Henri Germain aan een ambitieus plan. Germain stelde als liberaal de mens centraal: hij benaderde spelers op een afstandelijke maar correcte en vriendelijke wijze en investeerde in een lange termijnvisie. Hij droomde van technisch hogeschoolvoetbal met jongens uit migrantengemeenschappen als Raymond Kopa (Pools), Roger Piantoni (Italiaans) en Just Fontaine (Spaans/Marokkaans). Onder de vleugels van een vernieuwingsgezinde coach. Dat was Albert Batteux, in de late jaren veertig de intelligente spelmaker en aanvoerder van Stade én kampioen en bekerwinnaar in respectievelijk 1949 en 1950. In de zomer van 1950 kreeg Batteux, op dat ogenblik amper dertig, het blinde vertrouwen van Germain. In de late jaren vijftig rukte Stade de Reims zich los als Europese nummer twee, na het oppermachtige Real Madrid. Deze hoogconjunctuur liet ook bij het nationale elftal een eerste opleving opborrelen. Les Bleus speelden in 1958 onder leiding van Batteux een spectaculaire wereldbeker. Alleen de formidabele fantasieën van Garrincha, Didi en Pelé dwarsboomden een Franse finaleplaats. Fontaine scoorde dertien keer, nog steeds een record.
Hijexcellereerde met vier goals in de partij om het brons, waarin de uittredende wereldkampioen West-Duitsland met 6-3 een historisch pak voor de broek kreeg. Stade de Reims penseelde in de jaren vijftig voor het eerst de uitverkoren Franse huisstijl: le Football Champagne. Het elftal speelde in mooie donkerrode shirts en vlekkeloos witte broeken. De in 2003 overleden Albert Batteux mag worden geëerd als grondlegger van de Franse voetbalschool. Hij werd l'intellectuel genoemd en droeg zijn teams een zeer technisch, offensief, spectaculair spel van de korte combinatie op. In 1951 ontdekte hij de kleine dribbelaar Raymond Kopa in de mijnstreek rond Angers. Henri Germain legde zonder dralen 1,8 miljoen Franse Francs op tafel en troefde de rijke voetbalclubs uit de hoofdstad en het zuiden af. De investering loonde onmiddellijk. Kopa, le Napoléon du football, zonderde Reims af van de concurrentie met titels in 1953 en 1955. De nieuwe voetbalstijl koparémois floreerde ook internationaal. Volgens het boek La grande histoire des Champions de France (2001) vermoedde Frankrijk dat Stade de eerste Europese trofee in de wacht zou slepen. In 1953 raakten Kopa en Batteux in de roes van de Coupe Latino, de voorloper van de Europacup. Toen speelde Di Stefano nog niet op volle kracht bij Real Madrid. Toch kleurden de jaren vijftig ook in Europa champagnerood. Alleen de meesterlijke Madridista's barreerde het veeleisende concept van Stade. Het vertrek van Kopa naar de Koninklijke in de zomer van 1956 woog te zwaar. Kopa maakte wel zijn droom waar: Europacup in 1957, 1958 en 1959. Het wonden likken in Reims duurde niet lang en het herstel vlotte wonderbaarlijk met een titel in 1958 en een nieuwe finale in 1959. Het verlies tegen alweer Real mét Kopa in Stuttgart bleek te zwaar om dragen. De oude Napoléon keerde terug naar de kathedraalstad, leidde Reims naar kampioenschappen in 1960 en 1962, maar
verhinderde niet dat de club van dan af wegzonk. Zelfs voorzitter Germain weerstond de toenemende druk niet. Na dertien seizoenen ontsloeg hij met pijn in het hart Albert Batteux. In het besef dat zijn champagnevoetbalsprookje voorbij was. 3. Het portret: Raymond Kopa In zijn mémoires Mon Football (1972) vertelt Raymond Kopa met ontroering over zijn jeugd. 'Zelfs na veertig jaar herinner ik me precies die geur. De geur van het café, waar ik als kleine jongen, samen met mijn broer, voor het eerst door mijn moeder werd afgezet om af te dalen in de mijn. Het mijnwerkerscafé is mijn café geworden. Ik blijf me tot vandaag een mijnwerker voelen. Ik ken niets anders en kon niets anders. En omdat de geur van het café – het rook naar lekker vlees – me deed ontwaken, wist ik altijd letterlijk hoe laat het was: vier uur in de ochtend. Elke keer als ik wakker word, waar ook ter wereld, als ik mijn ogen open, zie ik de mijn voor mij. Ik proef de geur van het café. En ik ben een beetje bang. Altijd opnieuw. Het is deze angst die mij heeft veranderd van de mijnjongen Raymond Kopaszewski in de topvoetballer Kopa. Zonder de mijn zou ik zeker ook een goede voetballer zijn geworden. Maar niet diegene die ik nu ben geweest. Het verklaard dat ik, gedurende mijn hele leven, ben blijven vechten tegen de nederlaag. Ik gaf altijd het maximum dat ik in mij had. Zonder mijn vlucht uit de mijn naar het voetbal, was ik nog steeds Kopaszewski.' Kopa is geboren in de cité van Noeux-les-Mines op 13 oktober 1931. Zijn vader emigreerde op jonge leeftijd vanuit Polen naar Frankrijk. In de eerste vijfendertig jaar van de twintigste eeuw was twee derde van de mijnwerkers in Frankrijk Pools van afkomst. De Fransen oordeelden dat het werk in de mijnen te zwaar en te gevaarlijk was voor hen. Volgens
Kopa waren de leefomstandigheden in Polen nog slechter: 'Polen weken uit naar vele landen van Europa. Ze pasten zich goed aan in hun nieuwe situatie. Het zijn excellente Fransen geworden, harde werkers en loyaal. Op zijn zestiende ontmoette mijn vader Helena, de dochter van een andere Poolse mijnwerker. Zij werd zijn vrouw. Ons huisje lag over mijnterril, een typisch citéwoninkje met een kleine tuin. Daarachter stond het stadionnetje. Het waren wat trieste woonomstandigheden, tegenover ons lagen de briques noires. Maar binnen was het altijd zeer mooi, miniatuurtjes, artistiek, zoals Polen dat kunnen. Mijn cité, mijn stad, mijn huis, het leek allemaal zwart, melancholisch, stoffig. Gelukkig was er de bal! Van mijn zesde af raakte ik erdoor gefascineerd.' Hij veranderde tijdens zijn loopbaan zijn naam in Kopa. Daarmee duidde hij aan dat Polen voor hem verleden tijd was. Als een succesvolle migrantenzoon werd hij het symbool van het zich vernieuwende en liberale Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog. Hij koos op zijn éénentwintigste voor de Franse nationaliteit en diende zijn integratie vervolgens te bewijzen. Toch bleef de hoon hem niet bespaard. Als het tijdens wedstrijden van de nationale ploeg niet draaide, scandeerde het domste deel van het publiek: 'Kopa, retourne à la mine!' Kopa's jaren vijftig met Stade de Reims en het WK van 1958 – met een derde plaats – vormden uiteindelijk het enige lichtpunt in een halve eeuw Franse voetbalduisternis: le football champagne.