Een ander succes De keuzes van Marokkaanse meisjes
Carolien Bouw, Ans Merens Kitty Roukens, Leen Sterckx
SISWO/ SCP 2003
SISWO/SCP ISBN 90-6706-172-7 Foto omslag: Willem Rethmeier Vormgeving en desktop publishing: Peter de Kroon/SISWO © SISWO/SCP 2003 SISWO/Instituut voor Maatschappijwetenschappen Plantage Muidergracht 4 1018 TV Amsterdam www.siswo.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voorwoord Verslag doen van onderzoek onder etnische minderheden komt tegenwoordig neer op het schetsen van een gemengd beeld: kinderen van migranten boeken in het onderwijs en tot voor kort ook op de arbeidsmarkt flinke vooruitgang vergeleken met hun ouders, maar hun achterstand op autochtonen is nog lang niet weg gewerkt. Marokkaanse meisjes vormen in dat opzicht geen uitzondering. Daarom is Een ander succes geen eenzijdig succesverhaal. Wat het boek wel biedt, is inzicht in het hoe en waarom van de keuzes die de meisjes maken. Hoe verschilt hun leven van dat van hun moeders en van hun broers? Wat zijn hun toekomstdromen en ambities? Krijgen ze steun of tegenwerking? En wat staat ze te wachten als ze zowel succes willen boeken in de Nederlandse samenleving als in de eigen gemeenschap? De aanleiding voor het onderzoek was het vermoeden dat Marokkaanse meisjes het ‘beter’ doen dan de ‘lastige’ Marokkaanse jongens, aan wie de media zoveel aandacht besteden. De werkelijkheid bleek, zoals zo vaak, minder eenduidig dan dit simpele uitgangspunt. SISWO en SCP hebben hun expertise gebundeld om te laten zien met welke dillema’s Marokkaanse meisjes geconfronteerd worden, als zij in de maatschappij vooruit willen komen en toch aan de verwachting van hun eigen groep willen beantwoorden. De cijfers van het SCP en de beschrijvingen van SISWO vertellen daarbij elk een deel van het verhaal. Prof. dr. Erik de Gier Directeur SISWO/Instituut voor Maatschappijwetenschappen Prof. dr. Paul Schnabel Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau
Inhoudsopgave 1. Op weg naar volwassenheid
7
Aanleiding en probleemstelling Onze aanpak: cijfers en verhalen Het levensloopperspectief Het team en de informanten
De hoofddoek als symbool De ware Jacob Een andere toekomst Conclusie
5. De leerplicht voorbij 2. Later als ik groot ben
13
Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Zwarte scholen Tussen droom en daad Twee ambities Conclusie
3. Goed je best doen
29
Schoolloopbanen Meisjes in het vmbo Meisjes op havo en vwo Zelfbedacht De ouders Broers en zussen, ooms en tantes Conclusie
4. Oefenen in terughoudendheid Vanzelfsprekend Marokkaans Regels en reputaties
63
Diploma’s Hoog gegrepen De keuze voor doorleren Een familieproject Switchen en stapelen Vraag en aanbod Generaties Hoofddoeken en vooroordelen Conclusie
6. Tijd om te trouwen
89
Het huis uit Uitstel en afstel Wie is de ware De combinatie Conclusie
7. Moederen 47 Van de schoolbank naar het aanrecht Herintreden De ideologie van het moederschap
101
Kinderen als rem en drijfveer Tijden veranderen Importbruiden Vooruitkomen en vasthouden Conclusie
8. Een ander succes Verwende jongens Succesvolle meisjes De toekomst
117
1. Op weg naar volwassenheid Aanleiding en probleemstelling De beeldvorming over jongens van Marokkaanse herkomst wordt gedomineerd door overlast, criminaliteit, voortijdig schoolverlaten en werkloosheid. Tegelijk bestaat de indruk dat de Marokkaanse meisjes zich juist in gunstige zin onderscheiden. Hun schoolprestaties worden in lovende termen besproken; op de arbeidsmarkt zouden zij met succes concurreren met andere jongeren. Maar goed nieuws is geen nieuws en zo worden we door de media bestookt met berichten en analyses van de problemen die Marokkaanse jongens veroorzaken. De ‘brave’ Marokkaanse meisjes zijn alleen nieuws als zij op school een sluier willen dragen. De media hebben ook hun invloed op de onderzoeksagenda. Er zijn de nodige studies en onderzoeken naar schoolloopbanen, arbeidsmarktkansen en criminaliteit onder Marokkaanse jongens. Het realiteitsgehalte van de positieve beeldvorming over Marokkaanse meisjes is daarentegen veel minder onderzocht. Deze studie gaat, op zijn breedst geformuleerd, over de lotgevallen van Marokkaanse meisjes in hun gang naar de volwassenheid. Over de vaardigheden en voorkeuren die zij in de verschillende leeftijdsfasen na de basisschool ontwikkelen en de keuzes die zij in die periode (moeten) maken. Door de Marokkaanse meisjes te vergelijken met Marokkaanse jongens zoeken we uit wat er overeind blijft van de tegengestelde beeldvorming over beide groepen.
Onze aanpak: cijfers en verhalen Doen Marokkaanse meisjes het in het onderwijs en op de arbeidsmarkt daadwerkelijk zo goed als wordt gesuggereerd? Dat is de centrale vraag van dit SISWO-SCP-project. Deze vraag valt alleen te beantwoorden door systematische vergelijkingen van onderwijsprestaties, schoolloopbanen en arbeidsmarktpositie van de meisjes met een of meer relevante andere groepen. Welke groepen moeten dat zijn? Op het eerste gezicht lijkt een vergelijking met Marokkaanse jongens het meest voor de hand te liggen. Maar het is denkbaar dat meisjes in het algemeen beter presteren dan jongens. Dan zegt zo’n vergelijking niet zo veel. Ook is het mogelijk dat Marokkaanse meisjes succesvoller zijn dan de jongens, maar dat ze zich in vergelijking met meisjes uit andere minderheden niet onderscheiden. Om de analyse van het cijfermateriaal niet te complex te maken is in de statistische tabellen vooral met twee typen vergelijkingen gewerkt: de verschillen tussen Marokkaanse meisjes en jongens, en meisjes (soms ook jongens) van Turkse en van Nederlandse herkomst.
Op weg naar volwassenheid
7
Tegelijkertijd zijn gegevens verzameld over Marokkaanse meisjes, waarin het dagelijks leven en de eigen visie van de meisjes kleur krijgen. Dat was mogelijk door de combinatie van de werkwijzen van het Sociaal Cultureel Planbureau en SISWO/Instituut voor Maatschappijwetenschappen. Beschrijvende, statistische gegevens over grote aantallen worden afgewisseld met persoonlijke verhalen die inzichtelijk maken waarom de cijfers zo uitvallen en die ons een blik op de toekomst geven.
De cijfers Grootschalige onderzoeken onder bevolkingsgroepen bevatten veel gegevens over het onderwerp van onze studie. Deze gegevens gebruiken we in dit boek voor een globale beschrijving en vergelijking van de levenslopen van Marokkaanse meisjes. De belangrijkste bron van kwantitatieve gegevens in dit onderzoek is de survey Sociale Positie en Voorzieningengebruik van Allochtonen (SPVA). De SPVA is een periodiek onderzoek onder Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Nederlandse huishoudens. In de survey worden door middel van interviews gegevens verkregen van de hoofden van de huishoudens én van de andere leden van het huishouden van twaalf jaar en ouder. Daarnaast is gebruik gemaakt van het RUBS-bestand. RUBS (Registratie Uitstroom en Bestemming Schoolverlaters) is een schriftelijke enquête onder jongeren, anderhalf jaar na het verlaten van voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). In de bestanden van de vo-verlaters zitten te weinig Marokkaanse jongeren, maar het mbo-bestand is wel voldoende gevuld. Het biedt de mogelijkheid om de keuzes na het mbo van Marokkaanse, Turkse en autochtone meisjes en jongens te analyseren en met elkaar te vergelijken. Ten slotte is gebruik gemaakt van het Nationaal Scholieren Onderzoek, het NSO. Dit onderzoek bestaat uit een enquête onder scholieren in het voortgezet onderwijs en het mbo. In de jongste versie van het NSO zijn de respondenten op betrouwbare wijze naar herkomst te onderscheiden. Het bestand bevat voldoende Marokkaanse en Turkse leerlingen voor onze vergelijkingen.
8
De verhalen Voor een verklaring van de patronen die de cijfers opleveren, zijn we te rade gegaan bij de meisjes zelf. We zijn er daarbij vanuit gegaan dat hun levensloop wordt bepaald door de hulpbronnen waarover zij beschikken en door de voorkeuren en afwegingen die zij maken bij de keuzes die de levensloop bepalen. Op verschillende manieren, via gesprekken, opstellen en groepsdiscussies, hebben we geprobeerd zicht te krijgen op de eigen beleving en ervaringen van de meisjes en op de overwegingen, motieven en personen die een rol spelen op hun weg naar volwassenheid. Ook commentaren van anderen werden beluisterd. We hebben gesproken met leraren, schooldirecteuren, jongerenwerkers en andere sleutelinformanten over hun ervaringen met Marokkaanse meisjes en hun visie op de keuzes die de meisjes maken.
Op weg naar volwassenheid
Terwijl de statistieken van het SCP landelijke cijfers en trends weergeven, vonden de gesprekken die SISWO voerde, op zoek naar de verhalen achter de cijfers, uitsluitend in Amsterdam plaats. De meeste migrantenkinderen wonen immers in de grote stad en er is geen reden om aan te nemen dat hun ervaringen in Amsterdam wezenlijk anders zijn dan die van meisjes in een van de andere grote steden. Het voordeel van deze beperking is dat we sneller zicht kregen op de context: de scholen waaruit ze kunnen kiezen en de routes die ze door de stad volgen. Zo worden twee soorten gegevens met elkaar verweven: de beschikbare feitelijke informatie over Marokkaanse meisjes - schooltypen, trajecten, cijfers en statistieken - en de manier waarop de meisjes zelf naar hun verleden en toekomst kijken.
Het levensloopperspectief De weg die kinderen naar de volwassenheid doorlopen is op een groot aantal manieren in te delen. Ontwikkelingspsychologen onderscheiden een veelheid van stadia in de motorische, sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De sociale wetenschapper kijkt bij voorkeur naar de maatschappelijke instellingen waar kinderen en jongeren mee te maken krijgen: het gezin, de buurt, de school, de arbeidsmarkt. Deze instellingen vormen het milieu waarin het dagelijks leven zich afspeelt en waarvan kinderen en hun ouders invloeden ondergaan. Uitgangspunt van ons onderzoek is het levensloopperspectief: de gedachte dat in het leven van jongeren keuzes gemaakt worden, die sommige kansen afsnijden en andere accentueren: de beslissingen die jongeren nemen tijdens hun loopbaan in het onderwijs, bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt en, zeker in het geval van meisjes, de keuze voor huwelijk en kinderen. Vanzelfsprekend worden die keuzes niet puur individueel gemaakt: er zijn anderen die invloed uitoefenen en soms zelfs het laatste woord hebben. In ons onderzoek wordt daarom ook veel aandacht besteed aan die anderen en hun betekenis voor de levensloop van jonge Marokkaanse meisjes. De stappen op weg naar de volwassenheid zijn voor een deel verbonden met leeftijdsfasen. Vrijwel alle kinderen gaan naar de basisschool als ze vier jaar worden. De basisschoolperiode duurt voor de meeste kinderen tot hun twaalfde jaar. Na de basisschool lopen de wegen van de jongeren door het onderwijs uit elkaar. Deze overgang markeert het einde van het gezamenlijk optrekken van jongeren in één schooltype. De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs vormt dan ook het min of meer natuurlijke startpunt voor onze studie. De verschillen in vaardigheden en voorkeuren worden hier manifest. De keuze van een schooltype in het voortgezet onderwijs beperkt de vrijheid voor later voor een aanzienlijk deel van de leerlingen. Wie naar het vmbo gaat, kiest daarmee bijna altijd voor een onderwijsweg die uitzicht
Op weg naar volwassenheid
9
geeft op uitvoerend werk op ten hoogste middelbaar niveau. De leerlingen die voor havo of vwo kunnen kiezen hebben een veel langere onderwijsweg in het vooruitzicht die hen voorbereidt op beroepen met een hoger aanzien. Het tweede hoofdstuk van dit boek brengt de twaalfjarigen in beeld, aan het begin van hun gang door het voortgezet onderwijs. Alle jongeren, met uitzondering van een kleine groep hardnekkige spijbelaars, blijven tenminste tot hun zestiende jaar in het voortgezet onderwijs. Als ze zestien worden zijn ze niet langer volledig leerplichtig en een deel houdt het dan ook daadwerkelijk voor gezien in het volledig dagonderwijs. Een veel groter deel gaat nog door, in het middelbaar beroepsonderwijs of in het havo of vwo. In het derde en vierde hoofdstuk gaat het vooral over deze scholieren aan het eind van de leerplicht. Voor de mbo-ers kan de onderwijsloopbaan tussen het zestiende en twintigste jaar eindigen. De meeste mbo-verlaters gaan de arbeidsmarkt op, een minderheid vervolgt de opleiding op het hbo. De weg door het onderwijs van de havo- en vwo-leerlingen duurt langer. Hen wacht na het behalen van het diploma nog het hbo of de universiteit en zij maken de overstap naar de arbeidsmarkt pas na hun twintigste. De studerende en werkende meisjes komen aan bod in hoofdstuk vijf. Na hun zestiende maken jongeren niet alleen de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt mee, het is voor velen ook de leeftijdsfase waarin zij voor het eerst een vaste relatie met een partner aangaan en, vroeger of later, een eigen huishouden gaan vormen. In hoofdstuk zes kijken we hoe de inmiddels hoger opgeleide meisjes hun partnerkeuze maken en hoe ze dit in overeenstemming brengen met hun andere ambities. De volgende stap is het moederschap. Voor alle meisjes geldt dat ze uiteindelijk een keuze moeten maken over het krijgen van kinderen en het daadwerkelijk combineren van werken en zorgen. Het moederen staat centraal in het zevende hoofdstuk van dit boek. Door onze gang langs belangrijke keuzes die het verdere leven van opgroeiende meisjes bepalen, werpen wij tegelijkertijd een blik op de toekomst. Wat staat ons en hen later te wachten? Hoe zullen zij zich gaan onderscheiden van hun moeders en van autochtone vrouwen? Wat verwachten zij zelf van de toekomst? En welke kansen en hindernissen komen zij tegen bij het realiseren van hun ambities?
Het team en de informanten 10
Er is door een aantal mensen aan dit onderzoek gewerkt, tussen en naast andere werkzaamheden. Ans Merens heeft voor het Sociaal Cultureel Planbureau de bijdrage verzorgd en cijfers en statistieken geleverd en geanalyseerd1. Het SISWO-team dat contacten legde met Marokkaanse meisjes, gesprekken
Op weg naar volwassenheid
voerde en verantwoordelijk was voor het project, bestond uit Carolien Bouw, Kitty Roukens en Leen Sterckx2. We hebben verschillende ingangen gebruikt om Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen te benaderen. De brugklassers en de eindexamenleerlingen hebben we gevonden via hun school. We kregen daarbij veel hulp van enthousiaste docenten, schooldirecteuren en decanen, die op hun scholen ruimte en tijd vrijmaakten voor groepsgesprekken en die opstellen verzamelden. Een consequentie van de strategie scholen als ingang te kiezen is dat drop-outs, meisjes die voortijdig van school gaan, buiten het gezichtsveld blijven. Naast Amsterdamse scholen voor voortgezet onderwijs (in totaal acht) hebben we hoofdstedelijke jongerencentra en -organisaties benaderd die zich expliciet richten op Marokkaanse meisjes. Hier waren de reacties niet onverdeeld positief. Onder Marokkaanse jongeren of hun zaakwaarnemers proefden we hier en daar argwaan en onderzoeksmoeheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de respons van Marokkanen in de SPVA 2002 die slechts 44% bedroeg. Dat neemt niet weg dat wij bij twee centra voor Marokkaanse meisjes gastvrij zijn onthaald en gesprekken konden voeren met hun bezoeksters. Daarnaast zijn we via persoonlijke netwerken op zoek gegaan naar meisjes en jonge vrouwen die niet meer leerplichtig zijn en die studeren of werken. Tot slot hebben we contact gezocht met jonge moeders via consultatiebureaus, het schoolplein van een basisschool en een moedercentrum. We zijn alle docenten en begeleiders veel dank verschuldigd. In totaal hebben we met ruim zestig Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen gesproken over de beslissingen die zij hebben genomen of denken te gaan nemen in hun leven, over hoe zij die keuzes maken en wie daarbij een belangrijke rol spelen. Zij waren een dwarsdoorsnede van de jongeren die wij in dit boek Marokkaanse meisjes noemen: zelf geboren in Marokko of in Nederland opgegroeid met uit Marokko afkomstige ouders. Onze grootste dank gaat uit naar de meisjes en jonge vrouwen die ons te woord wilden staan. Zij worden veelvuldig geciteerd, meestal naamloos. Als er toch een naam gebruikt wordt, is dat om begrijpelijke redenen niet de werkelijke naam van de betrokkene. Wij zijn onder de indruk van de bereidwilligheid waarmee ze ons vertelden over hun visie op hun leven in Nederland.
1 2
Met dank aan Carlo van Praag, Paul Tesser, Mérove Gijsberts en Lex Herweijer. Met dank aan Suzanne van Hees en Marja Harms.
Op weg naar volwassenheid
11
2. Later als ik groot ben Het begin van het antwoord op de vraag of Marokkaanse meisjes het nu echt beter doen dan jongens is te vinden aan het eind van het basisonderwijs. De meeste kinderen in Nederland doen dan de zogenaamde Cito eindtoets. Die bestaat uit vier onderdelen: taal, rekenen, informatieverwerking en wereldoriëntatie. De uitslag van de Cito toets wordt geacht te voorspellen welk vervolgonderwijs voor de twaalfjarigen geschikt is: één van de leerwegen in het vmbo (de huidige aanduiding van wat vroeger mavo en lager of voorbereidend beroepsonderwijs heette), havo of vwo. Maar het is niet alleen het vervolgonderwijs dat een stempel drukt op de kansen van kinderen. Ook ambities zijn belangrijk. Immers, als grote ambities samen gaan met lager voortgezet onderwijs, dan wacht de leerling of een lange moeizame opleidingsweg of grote frustratie omdat dromen niet in vervulling kunnen gaan. In dit hoofdstuk komen daarom zowel statistieken over de Cito scores als toekomstfantasieën van brugklassers aan bod.
Basisonderwijs De Cito toets meet wat de kinderen in acht jaar basisonderwijs hebben geleerd. Hoe meer zij hebben geleerd, des te beter zullen zij het in het voortgezet onderwijs doen, zo is de achterliggende gedachte. Als Marokkaanse meisjes gemiddeld hogere scores op de toets hebben dan jongens, dan zouden ze op hun twaalfde al beter toegerust zijn voor een schoolloopbaan die uiteindelijk tot een hoger diploma kan leiden. In het algemeen gaan de eindtoetsscores in alle minderheidsgroepen sinds 1994 omhoog. En in 2000 blijken in de meeste etnische groepen meisjes het beter te doen dan jongens. Met één belangrijke uitzondering. Marokkaanse meisjes doen het al jaren juist slechter dan jongens en zij lopen hun achterstand niet in! In onderstaande grafiek wordt dit verschil zichtbaar door de weergave van Cito scores voor verschillende groeperingen. Bij de autochtone meisjes is daarbij onderscheid gemaakt naar het opleidingsniveau van de ouders. Laagopgeleid betekent dat beide ouders maximaal een opleiding op lbo-niveau hebben. Hoogopgeleid betekent dat minstens een van de ouders een diploma op mavo- of hoger niveau heeft behaald. Dat verschil is belangrijk, omdat de meeste Turkse en Marokkaanse ouders zelf een lage opleiding hebben en omdat de opleiding van de ouders van invloed is op de uitslag van de toets van hun kinderen.
13
Later als ik groot ben
Figuur 2.1 Cito-eindtoets basisonderwijs, naar etnische herkomst, geslacht en schooljaar, 1994-2000 (gemiddelde totaalscores) 540 1994
1996
1998
2000
535
530
525
520
Marokkaanse jongens
Marokkaanse meisjes
Turkse meisjes
Nederlandse meisjes laagopgeleide ouders
Nederlandse meisjes hoogopgeleide ouders
Bron: ITS/SCO/NWO (Prima ’94/’96/’98/’00) SCP-bewerking
De grafiek laat zien dat Marokkaanse meisjes in alle jaren lagere Cito scores halen dan de jongens. Vergeleken met Turkse meisjes deden zij het in 1994 en 1996 beter, maar in 1998 en 2000 slechter. En het niveau van autochtone meisjes, ook met laagopgeleide ouders, is in alle jaren veel hoger dan van de allochtone meisjes, ook al zien we in de loop der jaren een geleidelijke stijging van de scores van de laatsten. Bij het verlaten van de basisschool blijken Marokkaanse jongens dus meer geleerd te hebben dan Marokkaanse meisjes. Wij kunnen zelfs nog wat precieser zijn. De lage score van Marokkaanse meisjes hangt samen met hun slechte rekenprestaties en hun niet meer dan gemiddelde score op taal en informatieverwerking. In die laatste onderdelen wijken ze nauwelijks van de jongens af, terwijl bij alle andere groepen meisjes daarin (veel) beter zijn dan jongens (SCP 2003).
14
Naast de score op de Cito toets speelt het ‘schooladvies’ van de basisschool een rol bij de keuze voor het type vervolgonderwijs. In dit advies kunnen naast prestaties ook indrukken van docenten over motivatie en werkhouding van de leerling een plaats krijgen. Omdat er in de afgelopen tien jaar het nodige is
Later als ik groot ben
veranderd in de structuur van het voortgezet onderwijs, met name door het verdwijnen van mavo en vbo, is het voor een ontwikkeling in de tijd niet goed mogelijk de adviezen voor de ‘lagere’ schooltypes met elkaar te vergelijken. Daarom is alleen het percentage leerlingen dat een advies voor havo en hogere schooltypen heeft gekregen, in Figuur 2.2 weergegeven. Figuur 2.2 Havoplusadviezen naar etnische herkomst, geslacht en schooljaar, 1994-2000 (in procenten)
50 %
1988
1994
1996
1998
2000
40 % 30 % 20 % 10 % 0 Marokkaanse jongens
Marokkaanse meisjes
Turkse meisjes
Nederlandse meisjes laag opgeleide ouders
Nederlandse meisjes hoog opgeleide ouders
Bron: ITS/SCO/NWO (Prima ’94/’96/’98/’00) SCP-bewerking
De uitkomsten zijn minder eenduidig dan die van de Cito toets. Vergeleken met Marokkaanse jongens kregen de meisjes in sommige jaren vaker een havo-plus advies, maar in andere jaren minder vaak. Een trend is niet te ontdekken. Dat is opmerkelijk, omdat de meisjes op de Cito toets steeds lager scoorden dan de jongens. Kennelijk hebben onderwijzers meer vertrouwen in het vermogen van meisjes om een hoger type voortgezet onderwijs te kunnen volgen. Vergeleken met Turkse meisjes hadden de Marokkaanse meisjes alleen in 1988 en 1994 vaker een havoplusadvies, in 1996 ongeveer even vaak, hetgeen meer strookt met de verschillen in Cito scores. Die verschillen worden ook zichtbaar in het schooladvies voor autochtone meisjes. Die kregen in de gehele periode (veel) vaker een advies voor havo of hoger. Echter, de tijden veranderen snel. In het schooljaar 2000/2001 kregen Marokkaanse meisjes van alle scholieren het minst vaak een havo-plus advies (SCP 2003). Inmiddels stroken de schooladviezen dus beter met de Cito scores en hebben Marokkaanse jongens aan het eind van de basisschool gemiddeld meer kans dan meisjes op een hoger niveau voortgezet onderwijs. Overigens duurt de voorsprong van de Marokkaanse jongens niet lang. Binnen drie jaar hebben de meisjes hun oorspronkelijke achterstand
Later als ik groot ben
15
zelfs geheel weg gewerkt. Daar gaan wij later op in. Hier past de constatering dat Marokkaanse meisjes wat betreft hun leerprestaties in het basisonderwijs achterblijven bij Marokkaanse jongens en bij alle andere meisjes.
Voortgezet onderwijs Na Cito toets en schooladvies splitsen zich de wegen van de kinderen die schoolbanken deelden. Het merendeel gaat naar één van de verschillende leerwegen van een vmbo-school. De zogenaamde theoretische leerweg is een vervanging van de mavo, terwijl de kaderberoepsgerichte en basisberoepsgerichte leerwegen staan voor wat vroeger het vbo heette. In de verdeling over verschillende schooltypen blijken Turkse en Marokkaanse jongeren nog steeds een flinke achterstand te hebben op zowel autochtone scholieren als jongeren van andere etnische minderheden: we vinden de eersten veel vaker terug op vmbo-opleidingen. Wel is hun deelname aan hogere onderwijsvormen, met name havo, flink toegenomen sinds 1995. In zes jaar tijd verdubbelde de deelname van Marokkaanse leerlingen aan havo en vwo. Vooral de Marokkaanse meisjes deden het daarbij goed (SCP 2003). Omdat het begin van het voortgezet onderwijs samenhangt met het eindniveau dat een jongere uiteindelijk in het onderwijs bereikt of kan bereiken, is de overgang van basisschool naar vervolgonderwijs een belangrijk moment. Te kiezen hebben de leerlingen dan nog niet veel. Ook al wil iemand naar het gymnasium, de score op de Cito toets en het schooladvies kunnen zo uitpakken dat zo’n opleiding niet mogelijk is. Afgezien van een enkel meisje dat aangeeft de Cito toets niet goed gemaakt te hebben, ‘omdat ik niet wist dat dat belangrijk was’ of een enkel ouderpaar dat afwijkt van het schooladvies omdat een lager niveau volgens hen voldoende onderwijs voor hun dochter biedt, lijken de meeste meisjes en hun ouders de opleiding te accepteren die de school adviseert. Er is dus eerder sprake van selectie dan van keuze. Dat ligt anders bij een ander aspect van de overgang naar het voortgezet onderwijs: de keuze van een school. Zeker voor kinderen die opgroeien in een grote stad, bestaat immers de mogelijkheid om te kunnen kiezen uit een breed aanbod van scholen van een bepaald type. Wat opvalt is, dat die keuze meestal zo uitpakt dat een school in de nabije omgeving van het eigen huis de voorkeur krijgt. En dat heeft consequenties.
Zwarte scholen 16
De omgeving waarin kinderen opgroeien drukt een stempel op hun schoolloopbaan en hun levenskansen. Die omgeving is niet alleen sociaal, met al dan niet stimulerende ouders, maar ook heel letterlijk
Later als ik groot ben
de ruimte: de straat, buurt of stad waar de school staat. In een wijk met veel gezinnen van niet-Nederlandse herkomst, zijn de scholen meestal ‘zwart’. Ook zijn de verschillende schoolsoorten niet gelijkmatig gespreid over de grote steden. In Amsterdam bijvoorbeeld, zijn vwo-scholen en gymnasia vaker te vinden in stadsdelen met grote concentraties autochtone Nederlanders en vmbo-scholen in buurten met meer minderheden (Gramberg 2000). Alle ouders en kinderen staan voor een keuze. Welke school wordt het precies? En waarom? Houden leerlingen en hun ouders rekening met de samenstelling van de schoolbevolking en met de prestaties van de school? Bekend is, dat sommige scholen leerlingen beter aan het einddiploma kunnen helpen dan andere. Speelt dat een rol? En wat betekent het voor de taalvaardigheid van Marokkaanse meisjes, als in het gezin, de buurt en op school weinig informele contacten bestaan met autochtonen? De meeste Marokkaanse scholieren die wij spraken, volgen onderwijs op scholen die als ‘zwart’ kunnen worden aangeduid, met een groot aandeel allochtone leerlingen. Dat is de bijna vanzelfsprekende uitkomst van de afweging die zij maakten: een school in de buurt lag voor de hand. Mijn zus zat ook op deze school en die andere school was best wel ver weg. [vmbo] Ik had mijn Cito score gekregen. Ik wist dat ik vwo wilde doen, en deze school heeft vwo. Mijn broer zit ook op deze school. Het is dicht bij, ik kan met de fiets en ik hoef het openbaar vervoer niet te gebruiken. Dat is het eigenlijk. Ja, je hoort dat het een goede school is van kennissen en zo. [vwo] Op het eerste gezicht lijkt de manier waarop de schoolkeuze tot stand komt weinig af te wijken van de manier waarop autochtone scholieren en hun ouders kiezen: een school in de buurt met een goede reputatie, waar ook familieleden te vinden zijn, is de favoriete plek. En de meisjes suggereren dat zij in de schoolkeuze een belangrijke stem hebben (gehad): Ik ben naar de open dagen geweest en het beviel mij wel. Mijn ouders vonden het eigenlijk niet zo’n goed idee,…Omdat ze hadden gehoord dat het niet zo’n goede school is, dat er allemaal rottigheid gebeurt en zo. En dat is er wel wat. Maar toch ben ik er op gegaan, mijn nicht zat er ook op, dus…[vmbo] Dat de inbreng van ouders soms veel groter is dan uit deze verhalen van scholieren naar voren komt, althans in het verleden, blijkt uit een heel andere herinnering van een inmiddels wat ouder meisje: Mijn vader die wou dat ik naar een huishoudschool ging en dat ik leerde kleren maken zeg maar. Want er was een nicht van mij die zat op die huishoudschool en die kon heel mooie kleren maken en blablabla. En toen zei mijn vader…mijn moeder eigenlijk, die wou vooral dat ik dat ging doen. [brugklas mavo maar inmiddels universiteit]
Later als ik groot ben
17
Zo’n ingreep is uitzonderlijk vandaag de dag. Het gaat eerder om het vinden van een school met een ‘getolereerde route’, zoals een docent van een basisschool het uitdrukte. Ouders stellen er prijs op dat hun dochters in de eigen buurt op school gaan en zich niet bloot hoeven stellen aan de verlokkingen die op een langere weg naar school dreigen, maar dat kost nauwelijks moeite. Het merendeel van de Marokkaanse meisjes krijgt een advies voor een vmbo-school en die is, bijna vanzelfsprekend, in de buurt. En de brugklas delen ze met vriendinnen van het basisonderwijs, wat alleen maar prettig en gezellig is. Beluister het koor van Marokkaanse meisjes die ‘toevallig’ beland zijn op een vmbo-school, richting verzorging, zonder mannelijke klasgenoten: - Gezellig met alleen meisjes, dat is anders. - Vroeger was het ook wel leuk hoor, met jongens erbij. - Maar je mist niks hoor! - Nee! Ik bedoel, je zegt alles, je schaamt je niet. Je wil wel een beetje afstand eigenlijk. - Hier denk je alleen aan school en leren en zo. Met jongens erbij is het toch anders, van ‘oh, hij kijkt naar mij, oh’ weet je. Dus dat is wel een ander verhaal. Voor meisjes met een hoger schooladvies is de keuze beperkter. Ouders streven naar een veilige omgeving voor hun schoolgaande dochters, en die veiligheid wordt vooral geïnterpreteerd als dicht bij huis. Dat betekent meestal de brugklas van een brede ‘zwarte’ scholengemeenschap in de buurt, in plaats van een categoriaal gymnasium op afstand. Nadelig hoeft zo’n keuze niet uit te werken. Wij spraken gymnasiasten die ooit met een havo-advies op de school waren beland en via de brugklas doorstroomden naar een hogere opleiding. Het heeft echter wel gevolgen voor de samenstelling van de schoolbevolking: Bij ons in de klas zitten elf leerlingen: twee Turkse jongens, een Surinaams meisje, een Marokkaanse jongen en voor de rest allemaal Marokkaanse meiden. [6e klas gymnasium] Meestal wordt verondersteld dat dit soort grote concentraties minderheden in het onderwijs slecht zijn voor de prestaties van leerlingen. Inmiddels is voor het basisonderwijs voldoende aangetoond dat de samenstelling van de schoolbevolking slechts een geringe invloed heeft. Weliswaar presteren kinderen op dat soort scholen minder goed, maar dat komt eerder door kenmerken van de kinderen - ze hebben bijvoorbeeld laaggeschoolde ouders - dan door de kenmerken van de scholen (SCP 2003). Daar staat tegenover dat er aanwijzingen zijn dat zwarte basisscholen juist effectiever zijn in de bestrijding van taalachterstand (idem). Over de effecten van de zwarte scholen in het voortgezet onderwijs is minder bekend. Maar Marokkaanse moeders en oudere zussen maken zich bezorgd over de jonge scholieren van de tweede generatie:
18
Mijn school was een heel verschil met wat je nu ziet. Ik had veel Nederlandse kinderen en andere nationaliteiten in de klas maar niet veel Marokkaanse kinderen. Waar ik het heel erg bij zie is bij jongeren
Later als ik groot ben
die hier geboren zijn en die nu vijftien, zestien jaar zijn, dat die Nederlandse taal zo slecht is. Omdat ze constant alleen met buitenlanders om hun heen zijn. [moeder, 27 jaar] Bovendien versterken concentratiescholen de tendens, dat allochtone kinderen in het algemeen en Marokkaanse meisjes in het bijzonder steeds minder contacten hebben buiten de eigen groep. De statistische ontmoetingskans tussen Marokkaanse en Nederlandse scholieren wordt daardoor kleiner (SCP 2003).
Islamitisch College Amsterdam In Amsterdam-West – net als de andere scholen in de buurt op loopafstand van station Lelylaan – blijkt een katholiek bolwerk te liggen: een basisschool, een kerk en dan een gebouw met meer verdiepingen en zware vitrages voor de ramen. We weten het meteen zeker: dit moet het Islamitisch College zijn. Maar we vergissen ons. Dat blijkt het gebouw even verderop te zijn: in een carré gebouwd rond een afgesloten speelplein. Vanuit een klaslokaal op de eerste verdieping worden we vrolijk toegezwaaid door een meisje met een hoofddoek. Boven de ingang, ook op de eerste verdieping, vermoeden we de kamer van de directeur. Een gehoofddoekte jonge vrouw zit bij de balie en loopt met ons mee naar boven. Mooi ruime gangen, strak in de verf, warme kleuren, geel en oranje. Weinig leerlingen op de gang. Het gebouw ademt rust. Behalve directeur Bijkerk is een jonge docent aardrijkskunde bij het gesprek aanwezig. Ze vertellen ons uitgebreid over hun enthousiasme voor een Islamitische school en hoe het is om als niet-moslim op zo’n school te werken. ‘De kracht van de school’, stelt Bijkerk, ‘is integratie vanuit de eigen veiligheid’. Op het Islamitisch College krijgen moslimkinderen les in een omgeving die hun vertrouwd is, waar je niet steeds van alles hoeft uit te leggen. Dat idee kennen we vanuit andere scholen met een levensbeschouwelijke grondslag. De rust die ‘onder je eigen mensen zijn’ geeft, helpt tieners beter te presteren en maakt dat ze ook in de samenleving buiten de school met meer zelfvertrouwen participeren. Het ICA ging van start in augustus 2001, met 150 leerlingen verdeeld over zes eerste en tweede klassen. Nu draaien ze voor het tweede jaar en hebben 400 leerlingen: acht eerste, vijf tweede en drie derde klassen, van vbo tot atheneum. Er zitten meer meisjes dan jongens op de school. Dat komt volgens de directeur omdat de ouders een islamitische omgeving voor hun dochters belangrijker vinden dan voor hun zoons. Een jongen kan gemakkelijk moslim zijn in een niet-moslim omgeving en toch niet uit de toon vallen. Voor een meisje is dat moeilijker. Op het Islamitisch College zitten jongens en meisjes gescheiden in de klas. De jongens rechts, de meisjes links of omgekeerd.
Later als ik groot ben
19
Ook dragen alle moslimvrouwen en meisjes een hoofddoek. Zo staat het in de kledingvoorschriften (voor vrouwelijke, niet-moslim docenten geldt op dat punt een ontheffing). Jongens daarentegen, mogen juist geen petjes dragen. Dat is een kwestie van respect voor de docenten. Er werken zowel moslim als niet-moslim docenten, mannen en vrouwen, op het college. Voor de niet-moslims is het even wennen, maar daarna helemaal niet zo moeilijk, vertelt de aardrijkskundedocent uit ervaring. Er wordt van hen verwacht dat ze de islamitische gebruiken respecteren. Als voorbeeld noemt hij dat ze niet meedoen, maar wel stil aanwezig zijn bij het middaggebed. Ook mogen er geen afbeeldingen van dieren of mensen in het leslokaal hangen (je mag ze wel tonen, om iets uit te leggen, maar je mag ze niet achterlaten). Het gaat om subtiele regels, niet makkelijk na te volgen voor iemand die niet in de Islam is opgevoed, maar als het nodig is worden de niet-moslim docenten ‘met zachte hand gecorrigeerd’. Zo wandelde de docent op een middag tijdens ramadan langs een groep leerlingen met zijn broodje voor de lunch in een zakje in de hand. Hij kreeg onmiddelijk commentaar, van het groepje. Op zijn rondleiding voert Bijkerk ons langs de administratie, waar ruimte is voor meer bureaus en meer medewerkers, want de school rekent op een forse groei; de docentenkamer, waar de kerstverlichting – hier ramadanverlichting – hangt en ze afgelopen dinsdag met de docenten de ramadan gebroken hebben; langs de aula – met een oranje ster in het gele linoleum ingelegd, vrij naar de tegelvloer op de foto die Bijkerk vond in een boek over een moskee in Marokko - en tot slot de gebedsruimte. Wij mogen even in de meisjes badruimte en de meisjesingang tot de gebedsruimte kijken: laarzen op de vloer en binnen een paar vrolijke meisjes van wie een ons uitdagend haar nieuwe sokken toont. Bijkerk wacht discreet op de gang. In de gangen her en der oosterse tapijten en inderdaad nergens een afbeelding van mensen of dieren. Alleen op het speelplein staat nog een standbeeld uit het katholieke verleden van het pand. Zodra de eigendomsrechten geregeld zijn zal deze doorn in het oog van het bestuur verdwijnen.
Tussen droom en daad
20
Een van de verklaringen voor het geringere onderwijssucces van allochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs, is de grote discrepantie tussen hun ambities en de mogelijkheden die er in de praktijk voor hen zijn als zij hun diploma hebben gehaald. Dat zou tijdens de schoolloopbaan frustraties opleveren als blijkt dat idealen niet verwezenlijkt kunnen worden. Slechte prestaties en uitval zijn volgens deze verklaring het gevolg.
Later als ik groot ben
Het moment waarop de ambities nog min of meer onaangetast aanwezig zijn, is de brugklas. De leerlingen in zo’n klas hebben weliswaar al de eerste schifting doorstaan, maar zijn nog niet altijd echt doordrongen van de consequenties van de opleiding voor hun toekomst. Wij verzamelden opstellen van brugklassers van verschillende schooltypen, van vmbo tot vwo, waarin zij fantaseren over hun leven in 2015. Hoe zouden zij de dag besteden, met wie woonden ze en waar, waren de vragen die hen op gang brachten. Zo verzamelden wij meer dan 150 opstellen van jongens en meisjes van verschillende herkomst. Veertig van deze opstellen zijn geschreven door wat wij Marokkaanse meisjes noemen: meisjes die zelf in Marokko geboren werden, of van wie één van de ouders daar ter wereld kwam. Niet alle leerlingen hebben de opdracht even serieus genomen en de een is schrijfvaardiger dan de ander; de een laat zich meer leiden door fantasie en de ander meer door realistische afwegingen. Vooral in de opstellen van jongens figureren hier en daar privé helikopters, vliegende fietsen en auto’s, droombanen bij de NASA of het directeurschap van een ruimteschepenfabriek. Een Turks meisje uit een vmbo klas fantaseert erover met haar vliegende auto naar de maan te gaan en wel om …de maan schoon te maken. Dus ik moet elke dag de maan schoonmaken. Zo gaan er meer in de contramine en grijpen het opstel aan om af te rekenen met vooroordelen. Een Marokkaans meisje van dezelfde school: Ik woon in een villa in Beverly Hills met 20 mooie auto’s en een zwembad, 20 garages en 3 bubbelbaden. 4 verdiepingen 3 keukens 20 kamers 4 huiskamers 8 wc’s 8 baden een hele grote tuin voor en achter en om mijn huis is een hek. Ik woon daar met mijn 2 kinderen en met mijn lekker gespierde man (en hij heeft blauwe ogen) en natuurlijk bedieners. Ik breng de kinderen naar school en daarna ga ik naar mijn werk. Ik ben namelijk stewardess. P.S. Ik ben helemaal niet uitgehuwelijkt. Zo’n beschouwing, hoe weinig realistisch ook, biedt een aardig doorkijkje op de ambities van de brugklassers. Want het meisje is niet de enige met een droom. Zo staat een Turkse havist, over tien jaar …op het punt een bankchef te worden van het IMF (…) En dan duw ik Bil Gates van z’n troon af (…) Dan speel ik iedere week golf en drink thee met koning Willem Alexander en koningin Maxima (...) Dan heb ik een zoon van 9 die junior Mehmet heet. Zijn Marokkaanse klasgenoot is tegen die tijd klaar met zijn studie medicijnen of rechten, rijdt …een hele mooie zilveren mercedes en ik ga zo snel mogelijk met m’n vrouw met pelgrimstocht (…) Koop een huis in Marokko en in Nederland. Betaal de armenbelasting.
Later als ik groot ben
21
De jongens van de vmbo-scholen doen niet voor hen onder. Ook daar zijn er te vinden, die dromen van doorleren en de advocatuur. Of die filmster, olieworstelaar, of piloot denken te worden. Ambitie delen ze allemaal, onafhankelijk van het schooltype. En een zucht naar geld en de daarmee samenhangende consumptie. Vooral jongens hebben het in hun opstel vaak over het geld dat ze later denken te gaan verdienen: veel, liefst heel veel geld. Ook enkele meisjes dromen van een goed betaalde baan, zoals deze Turkse: Ik werk dan bij Price Waterhouse Coopers, ik werk daar dan als Accountant. Ik verdien dan per maand 10.000 euro helemaal voor mijzelf. Eigenlijk 15.000 euro maar 5.000 euro gaat naar mijn telefoonkosten en zo. Ik heb een cabrio, een hele mooie en dure BMW met een ingebouwde DVDspeler en mijn banken zijn van echt leer, de kleur is zeeblauw met een goeie alarminstallatie. Degenen met havo- of vwo-advies weten al dat ze eerst moeten studeren voordat zij hun ultieme droom kunnen realiseren. Soms zijn die studieplannen vaag. Een Marokkaanse jongen schrijft: Ik denk dat ik gewoon naar m’n studie ga en weer naar huis ga. Studeren; gewoon dingen leren die ik moet weten en dan ga ik terug naar huis. De meest genoemde studies zijn rechten en medicijnen, waarbij meisjes vaker dokter willen worden en jongens vaker dromen over een toekomst in de advocatuur. Meisjes zijn in hun opstellen over het algemeen realistischer over hun studie- en beroepskeuze dan jongens. Bovendien reikt hun ambitie verder dan studeren en een baan. Drie Marokkaanse meisjes: Dan studeer ik nog op het universiteit in mijn laatste jaar. Ik studeer om advocaat te worden. Ik woon dan nog bij mijn ouders, dan zijn mijn boers en zus getrouwd en alleen mijn zusje en ik wonen bij mijn ouders. Overdag ga ik naar school en als ik van daar kom ga ik misschien boodschappen doen, want ik ben dan de oudste thuis en mijn ouders zijn dan oud. En ik ga met mijn auto, ik denk een polo, naar mijn vriendje toe, want ik ben dan nog niet getrouwd.
22
Ik hoop dat mijn leven in 2012 heel leuk zal zijn. Ik hoop dat ik dan klaar ben met mijn studie voor dokter. Ik hoop dat ik een baan heb in een ziekenhuis. Ik zou graag in een ziekenhuis willen werken dat bij mij in de buurt is. Misschien ben ik getrouwd of misschien woon ik nog thuis bij mijn ouders. Als ik mijn studie helemaal af heb wil ik wel gaan trouwen en kinderen krijgen. Ik ga wel gewoon werken maar zal altijd klaarstaan voor mijn kinderen. Ik wil dus niet van 7 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds werken maar van ongeveer 9 uur tot 4 uur. Ik woon samen met mijn man in Amsterdam. En werk overdag en ben ’s avonds thuis bij mijn gezin.
Later als ik groot ben
Mijn dag zal er op 20 maart 2012 zonnig uitzien. Het is druk op straat, mensen doen boodschappen de anderen gaan naar hun werk. Kinderen gaan naar school. En ik ben net van de universiteit afgestudeerd. En ik heb een ruimte gevonden waar ik kan werken als dokter. Ik zal in Amsterdam wonen in een flat alleen. In een drukke straat met allerlei mensen en een heel groot winkelcentrum om de hoek. Ik zal overdag werken als dokter en zal altijd klaarstaan voor mijn patiënten. Ik zal werken tot ± 16.00 uur en daarna bijvoorbeeld boodschappen doen of op visite. Nadat ik m’n studie af heb en een baan heb, zou ik wel willen trouwen en een gezin stichten. Een enkeling geeft de voorkeur aan de omgekeerde volgorde: eerst de man en dan de bul. Over tien jaar, denk ik dat ik al in mijn eigen huis woon met mijn man. En dan begin ik de dag met ontbijten en dan naar mijn werk met mijn auto. Ik woon dan ergens in Amsterdam in een groot nieuw huis. En dan ga ik drie keer per week verder studeren om rechter te worden. En in mijn vrije tijd ga ik winkelen en uit. Hoe zij zich hun loopbaan ook voorstellen, het huwelijk en het moederschap is een thema dat vrijwel alle Marokkaanse meisjes in hun opstel aan de orde stellen, al is het maar, zoals in onderstaand citaat, om aan te geven dat ze niet of nog niet willen trouwen. Zoals gewoonlijk ben ik in 2015 op school aan het studeren. En na school ga ik naar huis om huiswerk te maken. Als ik thuis ben help ik mijn moeder met het eten, daarna ga ik bidden en studeren. Ik vind het niet belangrijk om te trouwen, studeren vind ik belangrijker. Mijn ouders denken daar hetzelfde over. Ik neem ook absoluut geen bijbaan. Mijn ouders werken dus hoef ik niet te werken voor mijn school. De ambitie om werkende moeder te worden is iets dat de vwo-brugklassers delen met de vmbo-scholieren. Ook voor hen is de standaardwens: een man, kinderen (twee) en een baan. Het huwelijk lijkt voor hen minder ver weg dan voor de vwo-scholieren. De meeste vmbo-meisjes gaan ervan uit dat ze over tien jaar getrouwd zullen zijn of samenwonen met hun vriend (dat laatste is de optie van veel autochtone en Surinaamse of Antilliaanse meisjes) en dat zij en haar partner allebei zullen werken. Het tweeverdienerschap lijkt onder de opstelschrijvers volkomen ingeburgerd, maar waarmee, in welk beroep, de meisjes hun geld zullen verdienen is niet altijd even duidelijk. Veel meisjes gaan in de beschreven doordeweekse dag in de toekomst gewoon ‘naar mijn werk’. Dat neemt niet weg dat ook de vmbo-brugklassers regelmatig een beroep noemen. Waar autochtone meisjes nogal eens fantaseren over een toekomst als schoonheidsspecialiste, medewerkster in een modezaak of het kappersvak, liefst met een eigen zaak (‘kapsalon Martina’) zijn bij hun Marokkaanse klasgenoten stewardess en secretaresse populaire beroepen.
Later als ik groot ben
23
Ik wil heeeel graag mbo volgen natuurlijk en (stuardes) stewardess worden. Ik ga er alles voor doen om stewardess te worden. Bijna altijd zie ik bij Lelylaan een stewardess. Ze hebben altijd blauwe kleren aan. En een soort koffer met wielen. Ik hoop het. Ik hoop het! Daarna wil ze trouwen, kinderen (‘ongeveer drie’) en blijven werken: ‘Mijn moeder werkt niet maar ik misschien later wel’. Ik moet om half 8 opstaan, omdat ik m’n hond moet uitlaten. En dan ga ik m’n man wakker maken omdat hij moet werken. Ik breng hem ontbijt op bed; we ontbijten samen op bed. M’n man heeft een eigen autobedrijf. Hij is de baas. Als ik m’n man naar z’n werk heb gebracht, dan ga ik naar m’n werk als stewardess (inshallah). Ik moet dan achter de computer zitten van alles doen en mensen helpen waar ze moeten zijn en tikets van de vliegtuigen aannemen. Als ik klaar ben met werken ga ik naar huis om te koken. En als m’n man thuis komt, dan gaan we gezellig samen eten. Ik ga de tafel opruimen en de vaatmachine aanzetten En dan huren we een paar films en eten iets lekkers (toetje). Mijn leven gaat er goed uitzien, hoop ik. Want als ik 25/30 ben, ben ik al getrouwd, heb kinderen en heb eigen woning en dan ga ik werken als secretaresse. Dat wil ik niet 5 dagen per week maar ongeveer 3 dagen. En ik wil de taken met mijn man verdelen, zoals de kinderen ophalen van school, schoonmaken enz. Jong moederschap is een vrij algemene wens van de vmbo-meisjes, ook van de autochtone. Dat moederschap lijkt vaak belangrijker dan het beroepsperspectief. Ook andere aspecten van een huisvrouwenbestaan komen uitvoerig aan de orde. Over het huis en de inrichting daarvan kunnen ze bijvoorbeeld heel concreet zijn. Een Marokkaans meisje neemt zich voor: Ik woon in Nederland in een eigen gezinswoning. Ik wil 4 kinderen. Ik wil een golf 4, een eigen auto. Ik wil mijn huis zalm/ crème kleurig maken. Ik wil een groot huis. Dit soort details vormt een ontroerend contrast met het gemak waarmee menig meisje heenstapt over kwesties als het beroep waarmee zij en haar man dat huishouden zullen bekostigen en hoe ze de opvang van de kinderen zullen regelen. Zoals gezegd, onderschrijven de meeste brugklassers het emancipatieideaal van het tweeverdienerschap. Maar hoe ze dat denken te organiseren is niet altijd even duidelijk en als het wel duidelijk is, getuigen de beschreven dagindelingen van de Marokkaanse vmbo-leerlingen niet altijd van evenveel realiteitszin.
24
Ik zou overdag werken, hopelijk als stewardess. Maar ik zou het liefst maar een halve dag willen werken. Want ik wil zelf koken en het huishouden doen. En ook aandacht aan mijn kinderen willen besteden.
Later als ik groot ben
Ik wil voor dat ik 20 ben al een baan hebben en mijn rijbewijs. (…) Ik denk dat ik eerst mijn kinderen naar de crèche breng en dan ga ik werken. Het liefst wil ik ongeveer om 3 uur beginnen te werken. Om 1 uur ben ik klaar met het eten en huishouden. Om 1 uur wil ik even naar mijn ouders gaan en om 3 uur ga ik werken. De opvang van de kinderen blijft een lastige kwestie en daar zijn ze vaak nog niet uit. De teneur van veel van de toekomstfantasieën van de Marokkaanse meisjes is dat tijd en aandacht voor de kinderen belangrijk is, zo niet het allerbelangrijkst, en dat het werk daaraan moet worden aangepast. Met grote vanzelfsprekendheid schrijven de meisjes over de combinatie van een baan buiten de deur en de zorgtaken thuis. Maar hoe meer zij zich verliezen in details over de kinderen, het huishouden en hun man, des te vager en onbestemder de tijd en ruimte die in dat schema nog rest voor een baan. Soms is de ambivalentie over het emancipatie-ideaal van de combinatie wel erg zichtbaar. Overdag werk ik. Of misschien doe ik gewoon wel wat leuks met mijn kinderen en met mijn man. Of misschien word ik wel huisvrouw. Ik weet nog niet zeker. Hoe ze hun leven precies gaan inrichten, weten veel meisjes van dertien nog niet. Maar dat ze het anders gaan doen dan hun moeder, staat menig Marokkaanse meisje helder voor ogen. Ik denk dat m’n leven een beetje anders zal zijn dan m’n ouders, dan heb ik b.v. 2 kinderen maar m’n ouders hebben 5 kinderen. Dan wil ik geen problemen met m’n man en zo. Mijn ouders waren jong getrouwd (hebben ook jong kinderen gekregen) dat wil ik niet. Ik doe het echt rustig aan pas als ik klaar ben met studeren en een vaste baan heb dan wil ik trouwen & kinderen baren. Ik wil een groot huis waar ruimte is, ik wil dicht bij mijn ouders wonen en familie en vrienden, maar het liefst het dichtst bij mij ouders. Als ik dan ben getrouwd dan moet mijn man ook helpen met huishouding, we doen het gewoon samen. Zo zie ik mijn toekomst voor me. Ongeveer. De wens het later anders te doen dan hun ouders, is bij deze meisjes duidelijk. Maar ook is duidelijk dat ze daarmee geen afstand doen van het leven van hun ouders: de loyaliteit aan generatie die hen heeft voortgebracht is groot. Ook de jongens schrijven, zij het minder standaard dan meisjes, over trouwen en kinderen. En een enkeling verwijst naar de consequentie daarvan: het kostwinnerschap. Ik wil automonteur worden of een architect. Ik wil werken voor mijn geld en ik hou wel van werken, want als ik later ga trouwen of als ik kinderen krijg moet ik extra hard gaan werken.
Later als ik groot ben
25
Sommige jongens laten zich uit over het aantal kinderen dat ze later zouden willen. Daarbij valt op dat Marokkaanse jongens, net als Marokkaanse meisjes, minder kinderen verwachten te krijgen dan hun ouders: Ik woon dan met mijn vrouw en twee kinderen, hoop ik een meisje. Ik heb het liefst niet meer dan twee of drie kinderen dat is veel makkelijker en gezelliger en prettiger. Dan kom ik van mijn werk en dan ga ik slapen, die ochtend wanneer ik op sta dan ga ik met mijn kinderen naar buiten. In de avond dan gaan we met z’n vieren uit. De volgende dag ga ik werken. Het is ook veel beter zo want dan besteed je tenminste aandacht aan je kinderen en je vrouw. Voor zover de jongens over tien jaar niet meer thuis denken te wonen bij hun moeder en vader, lijken ze tamelijk geëmancipeerd. Dat geldt niet alleen voor de Marokkaanse jongens. De moderne norm dat ook de man tijd en aandacht moet besteden aan de kinderen en meehelpt in het huishouden lijkt er aardig ingeramd. Al heeft niet iedereen daar evenveel vertrouwen in. Een Surinaams meisje schrijft strijdbaar: M’n man moet ook huishouden. Als hij dat niet doet, is daar het gat van de deur Dit emancipatie-ideaal over een eerlijke verdeling van huishoudelijke taken en betaalde arbeid wordt ook zichtbaar in een andere bron.
Twee ambities Een van de vragen in het Scholierenonderzoek van enkele jaren geleden betrof de in de toekomst gewenste verdeling van betaald werk. Van de Marokkaanse meisjes zegt de overgrote meerderheid in de toekomst samen het dagelijks brood te willen verdienen. De Marokkaanse jongens zijn daar nog niet allemaal aan toe, maar toch streeft al meer dan de helft naar een gelijke inbreng van de partners. Marokkaanse jongens en meisjes lijken hierin sterk op Nederlandse leeftijdgenoten. Turkse jongens hechten nog het meest aan de traditionele taakverdeling. Marokkaanse meisjes kiezen bovendien het minst voor afhankelijkheid van hun partner.
26
Deze moderne opvattingen zijn niet alleen te vinden bij de jeugd. Recent onderzoek laat zien dat er wat dat betreft grote verschillen bestaan tussen de eerste en de tweede generatie. Terwijl de eerste generatie nog erg behoudend is, bijvoorbeeld als het gaat om vrouwen die een eigen financiële inbreng hebben in het huishouden, is de tweede generatie, en dan vooral de vrouwen daarbinnen, progressiever. Marokkaanse huwelijksmigranten blijken qua opvattingen dichter bij de tweede dan bij de eerste generatie te staan (SCP 2003). Deze modernisering klinkt door in de meningen van scholieren en van de brugklassers
Later als ik groot ben
Tabel 2.1 Voor de toekomst gewenste verdeling van betaald werk (indien er kinderen zijn) onder scholieren naar herkomstgroepering en geslacht, 2001 (in %) liefst alleen
samen
partner
1999
2001
1999
2001
1999
Marokko
4
14
77
79
19
8
Turkije
2
14
78
65
21
22
Nederland
3
4
69
73
28
23
Marokko
52
33
42
57
7
11
Turkije
61
56
35
34
4
9
Nederland
47
40
51
56
2
4
2001
Vrouw
Man
Bron: NIBUD/SCP (Scholierenonderzoek 1999, 2001), gewogen resultaten.
die hun ambities met ons deelden. Als kinderen van ouders die al langer in Nederland geworteld zijn of van huwelijksmigranten tonen zij in hun fantasie over hun toekomst dat emancipatie-idealen, in theorie althans, vanzelfsprekend zijn geworden voor de jongste generatie. En omdat jongens en meisjes die idealen lijken te delen zijn die wellicht ooit, in de praktijk gemakkelijker te realiseren dan andere ambities die zij koesteren. Voor de Marokkaanse meisjes in de vwo-brugklassen die zichzelf als arts of advocaat zien, is het duidelijk: na de middelbare school volgt de universiteit, een vanzelfsprekende route die zij bij voldoende talent en doorzettingsvermogen kunnen afleggen. Dat is heel anders voor de Marokkaanse vmbo-brugklassers, die zo graag stewardess willen worden. Leerlingen die terechtkomen in de niet-theoretische leerwegen van het vmbo, moeten met zo’n toekomstdroom na hun eerste diploma naar een mbo-opleiding. Daar is ‘luchtvaartdienstverlening’ één van de studies. Maar een ‘laag’ vmbo-diploma geeft niet onmiddellijk toegang tot de studie. Daarvoor is meer nodig, bijvoorbeeld een ander mbo-diploma. Dat betekent dat een vasthoudend meisje nog jaren op school zal moeten doorbrengen voor zij haar droomberoep kan uitoefenen. Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor vmbo-jongens die zichzelf een toekomst als advocaat voorstellen.
27
Later als ik groot ben
Conclusie In het Nederlandse onderwijssysteem is niets onmogelijk. Door het stapelen van opleidingen kan iedereen worden wat hij of zij wil, maar de Marokkaanse meisjes starten daarbij wel helemaal onder aan de ladder. Op twaalfjarige leeftijd blijken zij, afgemeten aan formele criteria als gemiddelde score op de Cito eindtoets en schooladvies het minst te presteren, zowel vergeleken met Marokkaanse jongens als met alle andere meisjes. Net als andere allochtone scholieren hebben ze de laatste jaren een flinke inhaalslag gemaakt maar zij blijven toch nog achter. Volgens hun docenten zijn zij zich in het voorgezet onderwijs erg bewust van hun niveau: enerzijds levert een schoolleven in het ‘laagste’ vmbo-type gevoelens van schaamte op; anderzijds is er ook twijfel als het schooladvies ‘hoog’ is. Een advies havo/vwo betekent veelal de keuze voor een school waar pas na de brugklas de selectie wordt gemaakt. De terugkerende opmerking ‘kan ik dat wel?’ duidt het probleem aan waarmee de meest begaafde leerlingen worstelen. Zij onderschatten hun kansen als er geen familieleden zijn die als voorbeeld kunnen dienen. Omgekeerd zijn leerlingen op ‘lage’ opleidingen eerder geneigd hun mogelijkheden in de toekomst te overschatten. Dat blijkt uit de ongebreidelde ambities in de opstellen, waarin glanzende carrières en zorgzaam moederschap probleemloos samen gaan in een gedroomd bestaan. In de volgende hoofdstukken zal blijken wat er gebeurt als dat in de praktijk niet mee blijkt te vallen en als de onderwijsweg langer en moeizamer is dan de brugklassers kunnen bedenken.
28
Later als ik groot ben
3. Goed je best doen Onderwijs wordt in onze samenleving gezien als hét middel om sociaal te stijgen. In Nederland hoeft de dochter van een ongeschoolde huisvrouw haar moeders voorbeeld niet te volgen. Zij kan gaan studeren en rechter worden of psycholoog. Vanaf de basisschool heeft, in theorie tenminste, ieder meisje de kans om zich naar haar intellectuele vermogen te ontwikkelen. De democratisering van het onderwijs, na de tweede wereldoorlog, maakte dat kinderen van laaggeschoolde ouders konden doorleren en zo hogerop komen. En dat deden ze massaal: het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking steeg. Steeds meer jongeren volgden steeds langer onderwijs (SCP 1998). Door dit succes gingen we geloven dat de invloed van herkomst op schoolsucces minder belangrijk was; in plaats daarvan werden intelligentie, capaciteit en motivatie als doorslaggevend gezien. Als er talent verborgen zat in een kind, zou dat door het schoolsysteem worden gesignaleerd en gecultiveerd. Er is echter al jaren ook kritiek op die stelling. Geboorte in een arm of rijk, geschoold of ongeschoold milieu bepaalt nog steeds de kansen van een kind in het onderwijs. Nog altijd behalen kinderen van hoog opgeleide ouders gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan kinderen van laaggeschoolden. Vroeger was studeren voor veel kinderen gewoon te duur. Nu we het allemaal kunnen betalen, blijken andere dingen van belang: of je ouders je wel eens helpen met huiswerk en of je wel eens in een museum bent geweest. Of de verwachtingen die onderwijzers bij voorbaat van je prestaties hebben op grond van je geslacht of wie je ouders zijn. In dit hoofdstuk en het volgende onderzoeken wij de keuzes die Marokkaanse meisjes in het onderwijs maken. Als nazaten van gastarbeiders, meestal ongeschoold in het land van herkomst, zijn zij niet geboren in het ideale milieu voor succes op school. Wij laten aan de hand van statistieken en cijferreeksen zien hoe zij zich na het basisonderwijs verdelen over de typen scholen en welke diploma’s zij bemachtigen. Daarna richten wij het zoeklicht op de factoren die van invloed zijn op de keuzes die de meisjes maken in het voortgezet onderwijs. Groepsgesprekken en interviews maken duidelijk welke personen en aspecten belangrijk zijn voor de manier waarop zij zich hun toekomst in en buiten het onderwijs voorstellen. In dit hoofdstuk gaat het vooral om de keuzes die de meisjes maken tussen hun zestiende en achttiende jaar, op weg naar een diploma dat hen kansen op de arbeidsmarkt zal geven. Later volgen wij de oudere meisjes op hun levensweg.
Schoolloopbanen De meeste twaalfjarige kinderen, dus ook Marokkaanse meisjes, gaan na de basisschool naar het vmbo. Daar worden ze, afhankelijk van hun niveau, ingedeeld bij beroepsgerichte of meer theoretische leerwegen. De laatste leerweg heeft de vroegere mavo vervangen. Vmbo-leerlingen zijn rond de zestien jaar
Goed je best doen
29
wanneer ze hun eindexamen doen. Daarna moeten ze een beroepsopleiding kiezen: de meeste blijven onderwijs volgen omdat ze nog gedeeltelijk leerplichtig zijn. Bovendien levert een vmbo-diploma de leerlingen, in arbeidsmarkttermen, geen kwalificatie op; ze zijn dan nog steeds ongeschoolde arbeidskrachten met weinig zicht op betaald werk. Daarom bereidt elke vmbo-richting voor op een vervolgstudie in het twee- tot vierjarig middelbaar beroepsonderwijs. Het vmbo-examen waar ze voor werken markeert, zo is de bedoeling, dus wel het eind van hun verblijf op deze school maar niet het einde van hun schoolloopbaan. Havo- en vwo-leerlingen kunnen langer wachten met het maken van keuzes over hun toekomst. Zij zijn rond de achttien jaar als ze moeten beslissen wat ze na het eindexamen gaan doen. Die keuzemogelijkheden zijn dan, net als bij de vmbo-leerlingen, al wel ingeperkt door het vakkenpakket dat ze hebben gekozen. Terwijl vmbo-leerlingen al een paar jaar eerder voor een bepaalde richting hebben gekozen of daar in ieder geval zijn beland, kiezen kinderen op een havo- of vwo-school rond hun zestiende een vakkenpakket dat hun toekomstige studiemogelijkheden aardig afbakent. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat Marokkaanse meisjes aan het eind van de basisschool gemiddeld lager scoren op de Cito-toets dan de jongens. In onderstaande grafiek wordt echter zichtbaar dat ergens in de eerste jaren van het vervolgonderwijs een omslag plaatsvindt. In het derde leerjaar, wanneer een definitieve keuze voor een schooltype is gemaakt, blijkt dat Marokkaanse meisjes aan hogere schooltypen (vaker havo/vwo en minder vaak vbo) deelnemen dan de Marokkaanse jongens. Vergeleken met autochtone meisjes blijven ze echter duidelijk achter. Van de autochtone meisjes volgt meer dan de helft een havo-of vwo-opleiding; tegen net een vijfde deel van de Marokkaanse meisjes. Wat dat betreft verschillen de laatsten nauwelijks van de Turkse meisjes. Maar er is wel een ander verschil tussen beide allochtone groepen: Turkse meisjes zijn vaker te vinden op de mavo (inmiddels de theoretische vmboleerweg) en Marokkaanse op de vbo-scholen (inmiddels ‘lagere’ typen vmbo). De statistiek leidt tot de conclusie, dat Marokkaanse meisjes het tegenwoordig rond hun vijftiende inderdaad beter doen in het onderwijs dan Marokkaanse jongens. Maar meisjes zijn in het algemeen vaker dan jongens te vinden in de ‘hogere’ vormen van voortgezet onderwijs. Dus waarschijnlijk is er niets ‘Marokkaans’ aan deze verschillen en gaat het eerder om de doorwerking van een gender effect. Bovendien zegt de aanwezigheid van leerlingen op een bepaald soort opleiding nog niets over hun kans op het behalen van het diploma. Zijn ze van plan de school af te maken? En welke vervolgopleiding kiezen de scholieren met een vmbo-diploma? Hoe komt die keuze tot stand?
30
Sfeer op school De school is niet alleen een instituut waar leerlingen lessen volgen, de school vormt een belangrijke context waarbinnen leerlingen vormgeven aan hun identiteit. De school is een
Goed je best doen
Figuur 3.1 Definitieve schoolkeuze (schoolsoort in leerjaar 3) naar herkomst en geslacht, 2001/’02 (I)vbo
mavo
havo/vwo
Autochtone meisjes
Turkse meisjes
Marokkaanse meisjes
Marokkaanse jongens 0%
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %
Bron: CBS/GION (vocl 1999), SCP-bewerking
gelegitimeerde plek waar je onder leeftijdsgenoten verkeert en – binnen zekere marges – kunt experimenteren met omgangsvormen, vriendschappen, voorkeuren, uiterlijke stijlen. We bezochten verschillende Amsterdamse scholen waar we spraken met leerlingen en docenten en werden daar geconfronteerd met uiteenlopende soorten regimes. Tussen vmbo en vwo-scholen bestaan wat dat betreft werelden van verschil. Terwijl vwo-scholen – en zeker de geprivilegieerde categorale gymnasia – hun leerlingen streng kunnen selecteren, vangen de vmbo-scholen de leerlingen op die overblijven. Het aantal probleemkinderen op deze laatste scholen is groot, zeker in de grote stad. Docenten in het vmbo hebben het doorgaans moeilijker om op school en in de klas een prettige sfeer te scheppen waarin voldoende rust heerst en kinderen zich veilig en op hun plaats voelen. En juist een goede sfeer en veiligheid zijn essentieel voor de prestaties van leerlingen (cf Paulle 2003).
31
Goed je best doen
Zo bleek een van de vmbo-scholen waar Marokkaanse meisjes terechtkomen een deprimerende locatie; een somber en haveloos gebouw met een entree die bestond uit een armoedige deur, waarvan het glas is vervangen door spaanplaat. In de hal, naast de deur, hangt een prikbord met daarop een lijstje met tien begrippen, voor leerlingen verklaard. Een van de begrippen van deze week is ‘constateren’. ‘Constateren is vaststellen. De politie constateert dat de jongens dronken waren.’ De kapstokken voor de docenten hangen in een aparte ruimte die op slot gaat. We voeren een groepsgesprek met een paar meisjes uit een eindexamenklas in een gehorig noodlokaal. Gaande het gesprek wordt het op de gang steeds onrustiger. Een paar bronstige jongens proberen de toch al dunne wand van het noodlokaal te beklimmen. De ruimte waarin deze meisjes zich moeten bewegen, de omgeving waarin zij zich staande moeten houden is een heel andere dan die op de voormalige huishoudschool, waarop alleen maar meisjes zitten. Dit schoolgebouw oogt plezieriger, is beter onderhouden, sfeervoller en overzichtelijker. Hier geen kapotte ruiten, in de kamer van de conciërge hangen per klas de pasfoto’s van alle leerlingen en onze jassen gaan niet achter slot en grendel. Niet alleen de staat van het onderhoud verschilt, alles lijkt hier anders: de geluiden en geuren op de gangen (met dank aan de kookles) en de manier waarop leerlingen zich door het pand bewegen. Zowel het plein, de gangen als de lokalen ademen een beschermde en rustige sfeer. Waarmee niet gezegd is dat dit alleen maar komt door de afwezigheid van jongens. Jongens worden door de meisjes zelf in ieder geval niet per definitie als bedreiging gezien. Onze gesprekspartners op een volgende school, type vmbo voor de hogere niveau’s, schuiven kordaat een paar tafels in het klaslokaal tegen elkaar aan, voor het raam. Zo kunnen de meisjes in de tussentijd in de gaten houden wie er langs loopt en fietst. Af en toe wordt er gezwaaid, een keer heftig gegiecheld als een kennelijk interessante jongen langs loopt.
32
We hebben rondgekeken op verschillende scholen en kwamen zo in heel verschillende werelden terecht. We werden rondgeleid door directeuren, docenten en decanen die zich op die scholen met bevlogenheid inzetten voor een goede en veilige sfeer voor hun leerlingen. De directeur van het Junior College West vertelt hoe hij naar aanleiding van de tekst over het Junior College in de Parool onderwijsbijlage een groep leerlingen gevraagd had of ze de school herkenden in die tekst en wat hun beeld van de school was. Hun beeld was vooral: een allochtone school, een zwarte school. Een meisje vertelde het heel erg te vinden dat ze naar deze school moest maar dat het haar erg mee was gevallen. Waarom? Omdat ze zich hier al snel thuis voelde. Je hoefde niet zoveel uit te leggen. Over het sui-
Goed je best doen
kerfeest bij voorbeeld. Maar nu ze erover nadacht, er was toch iets dat haar niet beviel. De kipcorn uit de schoolkantine was niet halal. Ze at het wel, maar voelde zich daar toch niet prettig over. De volgende dag kwam ze terug bij de directeur, met de handtekeningen van 200 medeleerlingen: ze wilden islamitisch geslachte kip. Toen was hij gaan praten met de uitbater van de schoolkantine. Nog diezelfde dag was het geregeld: je moet je klanten serieus nemen. We lopen door de gangen die de school in Het Parool de gehate kwalificatie ‘leerfabriek’ opleverde. Aan het ‘opleuken’ wordt gewerkt. Hier en daar hangen werken van de kunstuitleen afgewisseld met poëzie door de leerlingen: ‘Een poesje en een hondje zaten op een hekje. Het poesje zei miauw miauw. Het hondje zei ik hou van jou’.
Meisjes in het vmbo De meisjes die wij spraken volgen en volgden verschillende richtingen in het voorbereidend beroepsonderwijs, op verschillende niveaus, variërend van verzorging op basisniveau tot economie op theoretisch (voorheen mavo) niveau. De eerste opleiding heeft aanzienlijk minder status dan de tweede en de eenmaal gekozen richting beperkt de keuzemogelijkheden voor de vervolgopleiding. Vbo verzorging is wat vroeger de huishoudschool was. Het is, veel meer dan vmbo-opleidingen op theoretisch niveau, een praktische opleiding: de meisjes leren er koken en schoonmaken, ze lopen stage en daarnaast krijgen ze ook vakken als Nederlands en wiskunde, om hun kansen op doorstroming naar een hoger onderwijstype te garanderen. Voor veel van deze meisjes gaat het leren niet van een leien dakje. Vaak geven ze aan geen zin te hebben in school. …Je gaat uittesten, kijken tot hoever je kan gaan bij de docent, soms wel te ver als je er uit wordt gestuurd of zo. Maar nu, okee, je wordt wel ouder en zo en als je zulke lage cijfers ziet en je vriendin van ja, ik heb een acht gehaald en…Dan ga je denken waarom kan zij dat wel en ik niet, we zitten toch in dezelfde klas? Dan ga je pas nadenken over je toekomst. Dan denk je, als ik zulke cijfers blijf halen, dan kom ik niet ver. [3e klas vmbo] Tegelijkertijd zijn ze doordrongen van de noodzaak door te leren. Dat geldt ook voor hun ouders. Migrantenouders hebben vaak hoge verwachtingen voor hun kinderen, die vooruit moeten komen in het leven. Ze dromen voor hun zoons en dochters een glorieuze toekomst. Dat legt een zware druk op de schouders van de kinderen. Nou, mijn moeder die heeft haar ideeën wel hoor! Die zou mij het liefst in de rechtbank zien, als advocaat. Maar ja, dat gaat niet verder he! Het is gewoon te lang. Al heel lang wil ze dat. Toen ik klein was, zeven of zo, zei ik dat ook: ik ga advocaat worden. Maar echt, het is veel te lang studeren.
Goed je best doen
33
En ik heb nu al geen zin meer. Dus zes jaar later…nee, dat niet. Veel leren ook. Al die wetboeken uit je hoofd leren. Doe maar niet [3e klas vmbo] Ook de docenten en decanen beamen dat ouders van Marokkaanse herkomst hoge ambities voor hun kinderen hebben. ‘Alle allochtone kinderen willen witte boorden opleidingen doen’, aldus een decaan van een vmbo-school in Amsterdam-West. Daarom kiezen zij, na het vmbo, voor middelbaar beroepsonderwijs in de economische, sociaal-pedagogische en administratieve sfeer. Als je een ‘laag’ vmbo-diploma hebt, ben je echter ook op het mbo veroordeeld tot het laagste niveau. En, ‘het laagste niveau administratie leidt op tot niks’ volgens diezelfde decaan. De oriëntatie op witte boorden werk maakt dat de meeste vmbo-leerlingen een onduidelijk beroepsperspectief hebben. Zij bezoeken de school om een bepaald niveau te halen en daarna zal er een vervolgopleiding aan te pas komen, maar waar die nu precies voor opleidt? Slechts een paar meisjes weten al zeker dat ze doktersassistente willen worden, of kinderleidster. De meeste komen echter niet verder dan ‘iets met kinderen’ of ‘mensen helpen’. Ook veelgehoord is dat er zoveel is om uit te kiezen of dat ze nog niet zo ver vooruitdenken. De enige echte confrontatie met een bepaalde beroepspraktijk is de stage die de meisjes tijdens hun vmbo opleiding moeten doen. Die helpt de keuze aan te scherpen. Al is het maar door: dat wordt het zeker niet. Sommige meisjes mogen eens een keer meelopen met hun oudere zus, nicht of tante, waardoor ze belangstelling opvatten voor een bepaald vak. Vervolgens wordt de vage voorkeur voor ‘cijferwerk’, ‘kinderen’ of ‘mensen helpen’ door de schooldecaan van een etiket voorzien en naar een specifieke studierichting toe geleid. Ik vond het wel leuk om mensen met papieren invullen te helpen. En toen dacht ik, zoiets zou ik wel willen doen. Eerst ging ik stagelopen bij een apotheek, eerst wou ik apotheekassistente worden. Maar dat was best wel saai werk en zo. En toen heb ik hier bij de decaan een keuzetoets gedaan. En daaruit bleek eigenlijk dat juridisch het best bij mij past. Toen ging ik folders lezen en zo, en toen bleek dat dat een goede opleiding was voor mij. [4e klas vmbo] De decanen gaan in hun voorlichting over vervolgopleidingen vooral uit van de capaciteiten en belangstelling van hun leerlingen. Het gaat ze erom, dat de meisjes de vervolgopleiding ‘leuk’ vinden en dat ze gemotiveerd blijven om naar school te gaan. Zo ondersteunen ze ongemerkt de hang naar witte boorden werk van de meisjes. De kansen op de arbeidsmarkt van jonge vrouwen met een bepaalde mbo-opleiding lijken in hun beschouwingen geen rol te spelen.
34
Deze trend blijkt een voortzetting van een ontwikkeling die al veel langer aan de gang is en die niet alleen geldt voor Marokkaanse meisjes. In het algemeen is er sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een verschuiving gaande onder de leerlingen tot vijftien jaar van (het begin van) beroepsopleidingen
Goed je best doen
naar algemeen vormende opleidingen (SCP 1998). Eerst ging het daarbij om een toenemende voorkeur voor mavo, havo, vwo in plaats van voor lager beroepsonderwijs (ooit betiteld als ambachtsschool en huishoudschool). Inmiddels is ook dit beroepsonderwijs getransformeerd tot het vmbo, waar algemene vorming en het behalen van een bepaald niveau een grotere plaats innemen dan de voorbereiding op een bepaald vak. Het is daarom niet verwonderlijk dat de populairste vervolgopleidingen voor Marokkaanse vmbo meisjes de mbo-opleidingen sociaal pedagogisch werk (spw), sociaal juridische dienstverlening (sjd), de opleiding tot directieassistente en mbo bedrijfsadministratie zijn. Ze laten daarbij zoveel mogelijk deuren naar een toekomstig beroep open: een meisje dat ‘iets met kinderen’ wil, kan haar mbo-diploma spw gebruiken voor een baan in de kinderopvang, maar ook de opleiding voor klassenassistent gaan volgen en, bij voldoende doorzettingsvermogen, zelfs via de pabo als onderwijzeres voor de klas terecht komen. Maar het is de vraag of deze meisjes, al hun huidige ambities ten spijt, zo ver komen. Misschien willen ze liever werken, of zijn ze inmiddels hun toekomstige man tegengekomen. Of zijn ze uitgekeken op een bestaan in de schoolbanken: Ik weet niet, af en toe heb ik helemaal geen zin, in niks. Gewoon effe geen school, ik weet niet. Vroeger was school, dat vond ik echt leuk, dan stond ik om zeven uur al op, dat mijn moeder zei: ‘ ga nog even wat slapen het is nog geen tijd ‘. Nee, ik ga er vast uit, ik ga naar school. Maar de laatste tijd, het laatste half uur sta ik op, na alles, dan pas kom ik naar school. Ik heb gewoon geen zin meer in school. [3e klas vmbo] Wat de verre toekomst betreft menen ze dat ‘ze altijd nog verder kunnen leren mochten ze daar zin in hebben’. Ja maar dat hangt er ook erg vanaf. Kijk, spw wil ik sowieso gaan doen. Zodra ik mijn diploma heb en ik heb zin om verder te studeren, ga ik verder studeren. Als ik geen zin heb om verder te studeren, ga ik werken. Kan ik nog altijd verder. Kan ik misschien een paar jaar gaan werken en als ik daarna nog zin heb om de hbo te gaan doen, nou dan ga ik de hbo doen.(…) Maar is het nu zo dat ik een leuke jongen tegen kom en ik vind hem leuk en ik wil met hem trouwen, trouw ik gewoon met hem. Als ik dan een paar jaar later mijn hbo nog af wil maken, dan doe ik dat. Maar mijn mbo wil ik sowieso afmaken. [3e klas vmbo] In deze fase van hun schoolloopbaan zien de meisjes het mbo-diploma als de ondergrens van hun ambities. Maar het einde van die opleiding ligt ver weg, eerst moet nog het vmbo diploma gehaald en voor de korte termijn is dat het belangrijkste doel. Stapsgewijs kunnen en willen ze daarna verder. Veel beroepsopleidingen lenen zich tot ‘stapelen’: je begint met een kort opleidingstraject, van één of twee jaar. Als
Goed je best doen
35
je dat haalt, en je wilt verder, plak je er nog één of twee jaar aan vast. In theorie kun je zo – als je maar lang genoeg volhoudt - doorstromen tot hbo niveau. Zo ambitieus is slechts een enkeling. Toch zien de meeste vmbo-meisjes als vanzelfsprekend een stapeltraject voor zich waarlangs ze hun uiteindelijke doel bereiken. Drie leerlingen uit een vierde klas vmbo leggen uit: -Bedrijfsadministratie, dat is drie jaar niveau 2, en dan niveau 3 boekhouden, ook drie jaar. -En dan accountancy niveau 4. En dan kunnen we nog doorstromen -Dan nog misschien HBO. We willen graag accountancy, maar dan moet je een beetje een hoge opleiding hebben. We zien wel. -Je begint misschien wel laag, maar als je verder gaat dan uiteindelijk… -Het is ook niet qua domheid, als je niveau 2 begint, je kan zo bij niveau 4 komen als je zelf wilt. Dat is gewoon een kwestie van zelf willen. Als je zelf wilt kan je heel ver komen, maar als je met je pet ernaar gooit dan blijf je op één lijn. Het voordeel van het stapeltraject is dat je de toekomst kunt opknippen in overzichtelijke eenheden. Maar hoe vager het einddoel, hoe groter de kans dat wat nu gedefinieerd wordt als een tussenstap in de praktijk de eindstreep blijkt te zijn. Bovendien lassen de vmbo leerlingen, pratend over hun schoolloopbaan, vaak al op voorhand een pauze in het traject in. Misschien neem ik wel een jaartje vrij of zo, leuke dingen doen. Een beetje uitrusten van school en zo. [4e klas vmbo] Het kan met deze meisjes – waarschijnlijk meer dan met autochtone meisjes op hetzelfde niveau – nog veel kanten op. Tussen de Marokkaanse vmbo-meisjes zitten er een paar die veel in hun mars hebben, die, als ze minder school- en taal achterstand gehad hadden toen ze de Cito toets maakten, op een hoger schooltype beland zouden zijn. Ze weten dat ook, koesteren in ieder geval ambities. Of ze die uiteindelijk ook zullen realiseren is van veel factoren afhankelijk. Maar er zijn voorbeelden van zulke succesvolle Marokkaanse meisjes, voorbeelden die besproken worden, niet alleen door de meisjes maar ook door hun docenten. Anderzijds kennen de vmbo-meisjes ook voorbeelden in hun omgeving van jonge vrouwen die ooit een andere keuze maakten. In onze gesprekken met wat oudere meisjes kwam aan de orde hoe zij ooit tot een beslissing kwamen. Wij spraken meisjes die zich al stapelend een weg hadden gebaand door het onderwijsstelsel, maar ook die snel afhaakten en jong moeder werden:
36
Ik had de administratie opleiding gedaan. Achteraf was dat niet zo’n slimme keuze. Dat was vbo. Nou ja, je moet wel verder gaan natuurlijk want met zo’n vbo-opleiding kom je er ook weer niet.
Goed je best doen
Dat wist ik wel. Ik was wel altijd van plan om door te gaan. Ik wist wel dat je dan wel een baan kon vinden maar dan zit je als telefoniste of typewerk te doen … Dat was dus niks voor mij. Ja wat ik toen wou…Ik wou dus echt met mensen in contact komen. [25 jaar, mbo-diploma sjd]. Ik had alleen maar goeie cijfers, wat ik mij kan herinneren. Nou op een gegeven moment toen ik in de derde van de mavo zat wou ik naar een andere school gaan, wou ik daar vanaf van die school omdat ik allemaal negens en tienen had, ik had eigenlijk te hoge cijfers weet je wel. Ik ben toen wezen kijken naar het Cartesiuslyceum heette dat toen. Nou en in mijn ogen zaten daar alleen maar Nederlanders, daar voelde ik mij helemaal niet prettig bij. Toen heb ik de mavo dus afgemaakt daar, en daarna de havo gaan doen en daarna het vwo. Zo is het gegaan. [27 jaar, bijna afgestudeerd aan de UvA] Ik was 9 jaar toen ik hier naar Nederland kwam. Ik heb op de lagere school gezeten, ben begonnen met de derde klas. Ik heb heel snel Nederlands geleerd, heel snel. Binnen drie maanden kon ik het al heel vlot. Na de lagere school, heb ik mijn diploma gehaald, lbo textiel. Dat is een heel grote fout van mij geweest. De cijfers waren wel goed hoor maar de richting die ik had gekozen was voor mij achteraf niks. Toen ben ik verloofd, een meisje van 17, 18, nou die hoort gewoon te trouwen. Die gaat trouwen. En een jaar later kreeg ik mijn eerste kind.. Sindsdien, na mijn trouwen, heb ik geen opleiding gevolgd of iets gedaan. Ik heb wel in een bejaardentehuis gewerkt als gewoon interieurverzorgster (gelach). [32 jaar, huisvrouw]
Meisjes op havo en vwo Marokkaanse meisjes die na het basisonderwijs op havo of vwo terechtkomen, hebben ook een hang naar witte boordenwerk, maar zij zullen in de toekomst minder moeite hebben met het realiseren van deze ambities en die van hun ouders. Toch worden ook hun mogelijkheden ingeperkt tijdens die opleiding, door het vakkenpakket dat zij rond hun zestiende moeten kiezen. De vwo-meisjes die wij interviewden, volgen het profiel ‘natuur en gezondheid’ of ‘economie en maatschappij’. ‘Cultuur en maatschappij’ scoort niet hoog omdat het te soft is en ‘natuur en techniek’ geldt als te zwaar. De meisjes die ‘natuur en gezondheid’ kozen, willen later dokter worden. Rachida is daarin zeer ambitieus: zij gaat voor gemiddeld een acht op haar eindlijst om zo vrijgesteld te zijn van de loting en gegarandeerd toegang te krijgen tot de studie geneeskunde. Ze wil later chirurg worden: Ik zou wel in een ander land willen wonen. Frankrijk, Spanje…misschien wel terug naar Marokko. Ik wil wel graag iets voor mensen betekenen. Ik wil wel graag een praktijk openen voor minderbedeelden of zo. Ik wil niet echt egoïstisch zijn, ik bedoel…echt armere mensen helpen. [6e klas vwo]
Goed je best doen
37
De meisjes die het profiel ‘economie en maatschappij’ volgen, hebben niet zozeer een specifiek beroep voor ogen als wel de sfeer waar ze in terecht willen komen. Ze kiezen bewust voor het wat hardere imago van economie in het pakket. Dat geldt ook voor hun keuze voor verdere studie, ‘iets met economie’ scoort wederom hoog. Bedrijfswetenschappen is een door velen als voorkeur genoemde studie. Wat je daar precies mee kunt worden is hen niet altijd even duidelijk: Nou, consultant. Of accountant of ook binnen een bedrijf. [6e klas vwo] Een ander wil juist niet verder in die richting maar wat het dan wel moet worden weet ze, terwijl ze toch al in de zesde klas zit, nog steeds niet: Economie, dat is alleen maar cijfertjes en zo en dat wil ik echt niet. Ik wil, nou…meer sociaal. En met talen en zo bezig zijn. Maar de hele dag achter je bureau bezig zijn met cijfertjes…Dat is niks voor mij. [6e klas vwo] Hoe sterk ze ook twijfelen over de studie die ze gaan volgen, dat ze gaan studeren staat voor de vwo-meisjes vast. Ook hun ouders steunen hen daarin, al hebben die er niet altijd goed zicht op wat de mogelijkheden zijn. Een van de meisjes vertelt dat haar vader nog steeds hoopt dat ze later dokter wordt. En als ze hem dan uitlegt dat de studie geneeskunde er met haar pakket ‘economie en maatschappij’ niet inzit, houdt hij vol: ‘kinderarts dan’. Vwo-meisjes weten niet alleen zeker dat ze door gaan leren, ze gaan ook naar de universiteit. Geen vwomeisje denkt er aan op hbo-niveau door te studeren. De algemene teneur is dat dit zonde is van je vooropleiding vwo. Ook vwo-docenten lijken deze houding te onderschrijven. Ze zijn trots op deze leerlingen en stimuleren hen vooral op universitair niveau verder te gaan. Als ik opnieuw kon beginnen weet ik niet of ik vwo had gekozen. Uiteindelijk is de havo vele malen makkelijker en kan je tegenwoordig ook vanuit het hbo makkelijk op de universiteit komen. Dan had ik mij al dat werk bespaard. Nu heb ik ook zoiets van ‘als je studeert, dan aan de universiteit. [ 6e klas vwo] Ik heb zoiets van, ik heb vwo gedaan, dus dan wil ik ook universiteit gaan doen. Want daar doe je het natuurlijk toch voor. Dus als het kan…ja. Als we er toch zo hard voor hebben gewerkt! [6e klas vwo]
38
Over het algemeen weten de meisjes ook al aan te geven naar welke universiteit ze willen. Ze hebben al een idee van de gang van zaken op de Amsterdamse universiteiten, waar ze naar open dagen zijn geweest. Bovendien heeft elke universiteit zijn imago. In Amsterdam is vooral de Vrije Universiteit populair
Goed je best doen
omdat het onderwijs daar strakker georganiseerd zou zijn. Aan de UvA word je vrij gelaten, moet je meer zelfstandig zijn en dat schrikt een aantal meisjes af, een enkeling trekt dat juist aan. Ook voor havo-meisjes is doorleren vanzelfsprekend. Voor hen wenkt het hoger beroepsonderwijs. De keuze voor een bepaalde hbo-opleiding lijkt onder hen even toevallig tot stand te komen als die voor een mbo-richting onder lager geschoolde meisjes. Er kwam iemand van de HvA in het laatste jaar van de havo voorlichting geven, en ik vond het wel boeiend klinken, dat juridische trok mij wel aan. [afgerond hbo sjd] Ik zit in mijn laatste jaar mondhygiëne, daarvoor heb ik de havo gedaan, en tijdens mijn eindexamens zat ik al te denken van, wat nu? Nou ik wist wel sowieso dat ik, daar was geen twijfel over dat ik iets ging doen, maar wat? Ik had een heel raar vakkenpakket, alles door elkaar. Want ik had zoiets van, dan heb ik van alles toch een beetje. Toen bleven er twee opties over, voor mij dan: mondhygiëne en de pabo. Dat waren twee dingen die ik dan zou doen en aangezien er voor de opleiding mondhygiëne een numerus fixus was, het hing er dus van af of je aangenomen zou worden of niet, heb ik sowieso voor beide ingeschreven toen. Uiteindelijk werd ik toch gekozen voor de mondhygiëne en dan ben ik dat maar gaan doen ook. [4e jaars hbo mondhygiëne] Ik ben tweedejaars bedrijfseconomie op de hbo. En hiervoor heb ik de havo gedaan. Op de havo heb ik dus in de 2e fase gezeten en toen heb ik economie en maatschappij gekozen. Dat waren tenslotte de vakken die ik wel leuk vond. In vier havo had ik er wel moeite mee een keuze te maken. Je ouders zeggen, het is jouw keuze, in principe, je moet doen wat jij leuk vindt. En jij ziet al die beroepen voor je…het is niet altijd makkelijk een keuze te maken. [2e jaars hbo bedrijfseconomie]
Zelf bedacht In het voorafgaande is al gebleken dat de meisjes niet geheel op eigen kracht tot hun beslissing komen over hun vervolgopleiding of het beroep dat zij ambiëren. Wie zijn de mensen die zij raadplegen of die ongevraagd een rol spelen bij hun keuzes? Als we de meisjes op de man af vragen, wie hen helpt bij het maken van beslissingen over de toekomst, over al dan niet doorleren, protesteren ze strijdvaardig dat ze dat soort beslissingen alleen nemen. ‘Nee, ik heb geen voorbeelden’ of ‘dat heb ik allemaal zelf bedacht’ zijn de meest courante antwoorden. Daarin zijn ze typische pubers die hun zelfstandigheid willen manifesteren. Daarnaast zijn ze zich ook bewust van het vooroordeel van Nederlanders dat Marokkaanse meisjes maar heel weinig zelf te beslissen hebben, vooral waar het hun toekomst aangaat. Die indruk willen ze absoluut vermijden.
Goed je best doen
39
En ze beslissen natuurlijk ook veel zelf. Een schooldecaan bevestigde dat de leerlingen veel zelf uitzoeken. Vaak hebben ze daarbij nog geen helder idee van wat ze precies willen of wat hun mogelijkheden zijn, wat ze moeten doen om op een bepaald punt te komen. ‘Dan hebben ze weer eens wat gehoord’ en dan komen ze bij de decaan vragen wat het betekent. Toch speelt de school geen prominente rol in hun verhalen over waar ze hun informatie vandaan halen. Als de school genoemd wordt, is dat inderdaad als bron van informatie. De invulling van die rol is eerder passief: de decaan is een vraagbaak. Hij helpt je keuze aanscherpen, plakt de naam van een opleiding op je nog vage belangstelling en interesse in een richting. Hij voorziet je van folders en organiseert een schoolreis naar de open dagen van de vervolgopleiding. Maar vrijwel nooit komt hij terug als bron van inspiratie, als degene die zei: dat moet je gaan doen, dat is iets voor jou. - Ja, ik ga zelf wel kijken wat het beste is. - En dan ga je puzzelen. Dan ga je kijken, en dan kom je tot iets dat je wilt worden, en wat goed is. Open dagen kijken bij scholen. En daar hebben ze informatie over een aantal beroepen. Bijvoorbeeld vorige donderdag ben ik naar het ziekenhuis geweest, daar was een open dag. En toen wilde ik wel wat in het ziekenhuis worden en toen heb ik vragen gesteld en hebben ze me informatie gegeven, informatieboekjes…want eerst wist ik niet welke richting, maar nu weet ik veel meer, ook welke richting. - Van de mensen in mijn omgeving die ik ken krijg ik ook wel eens informatie. En dan ga ik vragen, nou hoe is het op die school en op die school. Is het leuk, leer je daar goed? En dan ga je weer een ander meisje vragen over een andere school en zo ga je kijken. En je gaat zelf naar open dagen…zo ga je kijken. [groepsgesprek 4e klas vmbo] Natuurlijk komen de beslissingen van de meisjes – hoe graag ze ook zelfstandig willen zijn – niet geheel zonder invloed van derden tot stand. Als we doorvragen en de vraag anders stellen, krijgen we een beter idee van wie nog meer van invloed is op hun beslissingen, wie hun adviseurs zijn, wie de vertrouwelingen en wie hun voorbeelden zijn. Die vinden we vooral in de familie. Die is voor alle Marokkaanse meisjes, of ze nu een vmbo, havo of vwo school bezoeken, het belangrijkste referentiekader. De verschillende familieleden: ouders, broers en zussen, ooms en tantes, neven en nichten spelen daarbij een verschillende rol.
De ouders
40
Ook Marokkaanse ouders zijn vandaag de dag doordrongen van het belang van een goede opleiding voor hun dochters. Zoals in volgende hoofdstukken de dertigjarige vrouwen zullen getuigen, was studeren ‘in hun tijd’ geen prioriteit voor meisjes. Tenminste, niet in de ogen van de ouders. Meisjes moesten in de eerste plaats goede huisvrouwen en moeders worden. De tienermeisjes van nu vertellen daarentegen dat hun ouders er juist achteraan zitten dat ze hun best doen op school, en hen steeds voorhouden dat zij de
Goed je best doen
kansen moeten grijpen die de ouders zelf niet hebben gehad. Datzelfde verhaal is ook te beluisteren bij de Marokkaanse studentes aan universiteit en hogeschool van begin twintig. In korte tijd is kennelijk de mening van de ouders over het belang van de opleiding van hun dochters wezenlijk veranderd. Hoe komt dat? Liesbeth Coenen (2001) deed onderzoek naar een soortgelijke omslag in de houding tegenover onderwijs van Turkse migrantengezinnen in Nederland. De parallellen met Marokkaanse gezinnen zijn niet moeilijk te vinden. Beide groepen kwamen als gastarbeider uit een boerenomgeving naar Nederland. Lange tijd richtten ze zich op terugkeer en verwachtten ze van hun kinderen die vaardigheden die hen in het land van herkomst het meest van pas zouden komen. Voor meisjes lagen die toch in de huishoudelijke sfeer. Inmiddels veranderde het ‘gastarbeidersperspectief ’ van de ouders in een ‘migrantenperspectief ’. Steeds meer gezinnen verwachten hier te blijven en gaan zich richten op de samenleving hier. Omdat de ouders beseffen dat een goede opleiding en een diploma maatschappelijk aanzien met zich meebrengen, ook voor vrouwen, stimuleren zij hun dochters. De meisjes in ons onderzoek melden bovendien dat ouders erop aandringen dat dochters zich door middel van een opleiding een bestaansbasis verwerven. In hun omgeving zien ze dat huwelijken kunnen stranden, dat mannen voortijdig de arbeidsmarkt verlaten en dat de vrouw voor haar levensonderhoud en dat van haar kinderen op zichzelf is aangewezen. Een goede opleiding voor een meisje is dan een vorm van verzekering voor de toekomst. De overgang van het huisvrouwideaal naar dat van een zelfredzame vrouw is echter (nog) niet volledig. In de praktijk is het een constant schipperen tussen beide idealen, waarbij het laatste de afgelopen tien jaar duidelijk aan belang heeft gewonnen. - Mijn ouders willen echt dat ik doorga - Doorgaan zodat je een goeie baan hebt later. - Mijn ouders zijn erg blij voor me, want ze zijn zelf niet naar school geweest. Ze willen dat wij hoger halen. - Mijn ouders…ze hadden niet bepaalde dromen voor me, maar gewoon, wat ik wou worden, wat ik wil… zijn ze trots op me. Dat ik verder wil gaan. - Dat is mijn moeder bijvoorbeeld ook, ze heeft ook niet op school gezeten, maar ze ziet mij naar school gaan en dan…ze zit nu wel op school, gewoon voor Nederlandse cursus of zo, maar niet echt om iets te worden. Die kans heeft ze niet gehad en ik wel. Dus ze zegt: grijp je kans en ga er gewoon voor, want ik heb dat niet gehad. Alsof ik het doe in haar plaats weet je wel. - Ze willen ook niet dat je afhankelijk bent van iemand anders. Ze willen dat je het zelf alleen kan, zeg maar. Dat je zelf weet wat je moet doen en wat je te wachten staat. [groepsgesprek 4e klas vmbo] Er is tussen ouders echter een groot verschil in hoeverre ze hun ondersteuning met concrete daden kracht kunnen bijzetten. Een aantal van de door ons geïnterviewde meisjes heeft een moeder of een vader die in Nederland is geboren of op jonge leeftijd naar Europa is gekomen en die hier onderwijs heeft
Goed je best doen
41
gevolgd. Deze ouders kennen het onderwijssysteem uit eigen ervaring en kunnen hun kinderen tot op zekere hoogte begeleiden. Eerste generatie ouders hebben hier meer moeite mee. Marokkaanse ouders staan er bij onderwijzers om bekend dat ze niet komen opdagen bij ouderavonden, een van de meest rechtstreekse manieren voor de onderwijzer om voeling te houden met het thuismilieu van de leerlingen en omgekeerd. Toch hoeft dit niet te wijzen op een gebrek aan betrokkenheid van de Marokkaanse ouders bij de opleiding van hun kinderen. Ze stimuleren hun kinderen niet minder om hun best te doen op school, maar weten vaak zelf niet hoe in de praktijk succes moet worden behaald. Daarom ‘laten ze de school, de school’. De school is verantwoordelijk voor de opleiding van hun kinderen terwijl ze voelen – door hun eigen gebrek aan scholing – daar zelf niet veel aan te kunnen toevoegen. Over het algemeen komen in de verhalen van de meisjes de ouders terug als bron van mentale steun eerder dan als bron van informatie en daadwerkelijke begeleiding. Mijn ouders hebben altijd gezegd: als je blijft zitten is het je eigen schuld. Wij pushen je wel, ik bedoel mijn ouders kunnen niet lezen, of ze kunnen niet zo goed lezen, dus we kunnen je niet helpen met huiswerk en zo maar we pushen je wel. Je kan naar je zus gaan, je kan naar je broer gaan, je kan bijna naar iedereen gaan, maar waarom doe je het dan niet? Dus toen ik te horen kreeg dat ik een niveautje lager ging, ik vond dat in principe heel erg en toen zei mijn moeder ook: ik heb je zo vaak gewaarschuwd, van ga dan gewoon als je wat wilt weten, ga…maar ik deed mijn boeken gewoon nooit open. Ik denk dat haar woorden mij toen toch heel veel deden. Want ja mijn moeder heeft toch meestal heel erg gelijk. [3e klas vmbo] Maar er zijn ook andere Marokkaanse ouders met dochters die, misschien niet toevallig, op het gymnasium of de universiteit belanden. Soms gaat het om ouders die zelf meer scholing hadden dan de gemiddelde Marokkaanse migrant. Mijn vader is een wijs man. Hij had in Marokko de middelbare school gedaan voor hij hier kwam en hij kent alle wegen in het sociaal verkeer. Mijn vader is maatschappelijk geïnteresseerd; hij is heel goed op de hoogte, hij weet heel veel en hij kwam altijd op rapportavonden op school. [2e jaars student rechten]
42
Je ziet af en toe wel eens dat bijvoorbeeld…moeders die hebben niet geleerd, die kennen geen talen dus die kunnen hun kinderen niet helpen. Maar mijn moeder gelukkig wel, dus zij leest ook boekjes voor mijn broertjes, ze leert hem Nederlands en zo. Ik kan haar ook Franse dingen vragen, aan mijn vader kan ik vragen over Engels en zoiets, dat vind ik gewoon goed. Je moet je kinderen ook thuis kunnen leren. Ik zou het heel erg vinden als ik niet kon, nou ja, lezen en schrijven is misschien te erg, maar als ik mijn kinderen niet zou kunnen helpen met huiswerk of zo. Dat zou me echt erg lijken. [6e klas vwo]
Goed je best doen
Maar ook ongeschoolde ouders blijken hun steentje bij te kunnen dragen aan het schoolsucces van hun dochters: Mijn vader en moeder zijn niet geschoold, maar wat we wel vaak deden was samen huiswerk maken, de tv gewoon uit en dan in stilte werken, of samen met mijn moeder de koran lezen, dat is ook een vorm van educatie. In sommige gezinnen heeft moeder nooit sprookjesverhalen verteld, hebben ze nooit de koran gelezen, hebben ze nooit iets educatiefs gedaan samen. Dat heeft er heel veel mee te maken hoe je kinderen opgroeien. [Marokkaanse jongerenwerkster] En blijken inmiddels veel uitzonderingen op de regel te zijn dat Marokkaanse ouders zich nauwelijks bemoeien met de school van hun kinderen; de vmbo-leerlinge die verontwaardigd opstoof bij onze vraag of haar ouders wel eens met docenten spraken: ‘natuurlijk komt mijn moeder op school’ of de ongeschoolde vader van de studente rechten, die vanaf de basisschool altijd trouw acte de presence had gegeven op de rapportavonden van haar scholen. Echter, hoewel er uitzonderingen zijn en we mogen verwachten dat die regel worden als meer ouders uit eigen ervaring het Nederlandse schoolsysteem kennen, heeft veel van de ouderlijke steun en adviezen vooral een ritualistisch karakter: praktische hulp kunnen ze niet bieden. Die komt van anderen in de familie.
Broers en zussen, ooms en tantes Maurice Crul (1998) noemt de hulp van broers en zussen een belangrijke succesfactor in de schoolloopbaan van tweede generatie Turkse en Marokkaanse kinderen. Met name de meisjes profiteren van de raad en steun die ze krijgen van hun oudere broers en zussen. Volgens Crul verklaart die invloed zelfs een groot deel van de inhaalslag van de meisjes op de jongens, die de laatste jaren zou zijn waar te nemen. Ook wij constateren dat in de verhalen van de meisjes oudere broers en zussen vaker en op een andere manier dan de ouders de rol van informant krijgen toebedeeld. Ook ooms en tantes, neven en nichten worden in dit verband genoemd. De grote families waar de meisjes en hun ouders uit komen, maken dat de jongste broers en zussen van vader en moeder in leeftijd soms dichter bij de meisjes staan dan bij de eigen generatiegenoten. Samen met oudere broers en zussen hebben zij doorgaans de rol van ‘voorganger’ in het Nederlandse onderwijs. Zij kennen de taal van de school, ze weten welke kant je op kan met een bepaald schooladvies, kennen de reputatie van verschillende opleidingen en onderwijsinstellingen, kortom: ze kunnen optreden als gids en velen nemen die rol ook op zich. Vooral oudere zussen en tantes fungeren als voorbeeld voor de meisjes, niet alleen op het gebied van opleiding en beroep, maar ook op andere terreinen: vrijheid en zelfstandigheid, huwelijk en moederschap. Omdat ouders vaak aan zonen en dochters verschillende regels opleggen kunnen meisjes zich doorgaans makkelijker identificeren met hun zussen en de weg die zij hebben gevolgd.
Goed je best doen
43
En toen in de tweede klas zei mijn zus: kijk het is nog niet te laat. Dat was de eerste keer dat zij het erover had, en eigenlijk best wel positief. Zij zei: wat maakt het nou uit als je een niveautje lager bent. Je moet gewoon keihard je best doen om weer een niveautje hoger te komen. Je moet niet meer af gaan zakken, je moet gewoon je best blijven doen. Vooral met mijn zus kan ik best wel goed praten. Het is meer hoe ze het zegt hè. Kijk, mijn ouders zeggen het natuurlijk weer in het Marokkaans, en op dat moment heb je een hele andere manier om… maar mijn zus legt het weer heel letterlijk uit waarom ik mijn best moet doen en zo. [3e klas vmbo] Een andere nicht van mij, zij heeft haar diploma apotheekassistent gehaald. Zij zegt het is heel leuk. Ik dacht altijd apotheekassistent, je staat maar de hele dag in de apotheek, en er komt iemand en die geef je medicijnen en that’s it. Maar zij zegt: soms mag je zelf medicijnen maken en heel vaak komen er mensen en die willen wat weten en dan vertel je wat. En dat sprak mij echt aan, ik denk ook dat ik dat ga doen. Maar ik heb ook nog een andere, stiefnicht van mij, en die heeft doktersassistent gedaan. En zij zegt dat is ook heel leuk, dan mag je bij kleine ingrepen meehelpen. En afspraken maken…dat lijkt mij ook erg leuk. En mijn neef die doet juridisch, die heeft gezegd: dat vindt hij eigenlijk niets voor mij. [3e klas vmbo] Ook voor meisjes die inmiddels studeren bleken indertijd de praktische adviezen van familieleden doorslaggevend: Ook toen ik mijn schoolkeuze moest maken, heeft mijn oom mee gezocht naar een school. Mijn vader had helemaal geen idee hoe hier de scholen in elkaar zitten en ik al helemaal niet. Maar mijn oom die heeft dus alles gelezen en zo, en is met leraren gaan praten. Het is net een oudere broer. [drs. pedagogiek] De invloed van oudere zussen, nichten en tantes kan heel praktisch en concreet zijn. Maar gezins- en familieleden kunnen ook meer op afstand fungeren als inspiratiebron. Trots verwijzen sommige schoolmeisjes naar succesvolle familieleden:
44
Ja ik heb een voorbeeld! Ik heb een oom in Marokko, en hij gooide er ook met de pet naar. Hij had gewoon geen zin meer in school en zo. Op een gegeven moment had hij er toch wel zin in, en toen dacht iedereen ‘nou, dat is gewoon een dom jongetje, die redt het niet, dat kan gewoon niet’. En hij zegt, nee, ‘ik kan het, ik wil dokter worden’. En iedereen zegt, ‘nee, dat haal je niet, dat kan gewoon niet, je zit gewoon je tijd te verspillen’. En hij ‘let jij maar op’ en hij is verder gaan studeren, en verder, verder, verder…en nu is hij gewoon dokter voor het hart. Dus hij zegt ook tegen mij, het is gewoon een kwestie van zelf willen. [4e klas vmbo]
Goed je best doen
Hoe realistisch het is je te spiegelen aan dergelijke succesverhalen als je bezig bent met het laagste niveau van het voortgezet onderwijs is zeer de vraag. Maar zo’n oom voedt de hoop en het geloof dat verandering en vooruitgang mogelijk zijn en dat kan, als je nog een lang lijkende weg op school te gaan hebt, een belangrijke stimulans zijn. Anderzijds worden de keuzes die broers en zussen, ooms en tantes hebben gemaakt ook opgevoerd als voorbeeld van hoe het níet moet. Ik heb een tante die is nu pas 21 geworden, maar zij heeft havo gedaan, ze heeft op het Calland gezeten. Zij heeft ook (hbo) rechten gedaan, ze is best heel ver gekomen en ze was bijna klaar. En toen ging ze trouwen en heeft ze alles laten schieten. Dat was best zonde. Dus ik weet zeker dat ik aan haar geen voorbeeld moet nemen. Wèl hoe ze in het begin was, maar niet zoals ze daarna was. [3e klas vmbo] Jonge vrouwen als deze tante, maken uiteindelijk, nadat ze alle kans op een ander leven gehad hebben, toch de keuze voor het traditionele huisvrouwenbestaan. Een bestaan als dat van hun moeders waaraan de scholieren zich juist willen onttrekken. Althans, tot op zekere hoogte. In het voorgaande hebben we het steeds gehad over de ambities van de meisjes op het gebied van onderwijs en – in het verlengde daarvan – op dat van de arbeidsmarkt. Dat beroepsperspectief is, zoals we zagen, vaak nog tamelijk vaag, voorlopig gaat het vooral om het diploma halen en – met meer of minder overtuiging – doorleren op een vervolgopleiding. In volgende hoofdstukken komt aan de orde wat er gebeurt als die arbeidsmarkt naderbij komt.
Conclusie Marokkaanse meisjes krijgen de boodschap mee dat hun ouders niet voor niets huis, haard en alles wat vertrouwd is hebben achtergelaten. Zij wilden het beter krijgen en hun kinderen moeten het beter doen. Terwijl voor de ouders het inzicht en de middelen om daadwerkelijk sociaal te stijgen vaak ontoereikend zijn, zijn de ambities voor het nageslacht hoog. De reactie van hun dochters op deze ouderlijke wens wordt duidelijk uit de verhalen van de meisjes zelf. Zij beseffen wat hun ouders van hen verwachten en doen zo goed mogelijk hun best. Wat hen wordt voorgehouden betekent in de praktijk: doe je best zodat je, als dat nodig blijkt, een baan kunt krijgen op een kantoor, met net werk waarbij je je handen niet vies maakt. Hoofdarbeid, dat is het belangrijkste ideaal voor de kinderen. Er blijkt weinig verschil te bestaan tussen meer of minder geschoolde ouders wat betreft hun ambities voor hun kinderen. De meisjes die nu op school zitten, worden door hun ouders gesteund. Dat was in het recente verleden vaak anders: langdurig onderwijs werd voor meisjes niet nodig gevonden. Niet alleen de ouders spelen een rol bij de keuzes die Marokkaanse schoolmeisjes maken tijdens hun schoolloopbaan en over de vervolgopleiding die ze al dan niet zullen gaan volgen. De meisjes nemen hun beslissingen binnen de context van Marokkaanse tradities en idealen waarin familieleden een belangrijke
Goed je best doen
45
rol spelen: als inspirerend rolmodel, als afschrikwekkend voorbeeld van hoe het niet moet, of simpelweg als praktische gids in scholenland. Wij zullen later zien, dat de uitwisseling van informatie over scholing binnen de familie op latere leeftijd een nog belangrijker rol speelt. In de levensfase die wij in dit hoofdstuk bespraken, lijkt voor veel Marokkaanse meisjes ‘het goed willen doen’ een levensmotto te zijn. Er is weinig of niets te merken van puberale opstandigheid of generatieconflicten. Wat ze met dat goed doen of hun best doen in de sfeer van beroep en arbeidsmarkt precies willen bereiken is echter niet altijd even duidelijk. Veel van de schoolmeisjes die we spraken wilden wel graag zoveel mogelijk diploma’s halen, maar hadden geen duidelijk perspectief voor ogen waar die diploma’s voor zouden moeten dienen. Nu is het de vraag of dat zo typerend is voor Marokkaanse meisjes; ook veel andere scholieren van die leeftijd zullen dat allemaal nog niet zo precies weten. Een minstens zo belangwekkend onderwerp voor pubers, en zeker voor meisjes in deze leeftijdfase, zijn relaties en het andere geslacht. Het verschil tussen autochtone en Marokkaanse meisjes is dat de laatsten het daarbij hebben over huwelijk en moederschap. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.
46
Goed je best doen
4. Oefenen in terughoudendheid De meisjes die in het voorgaande hoofdstuk aan het woord kwamen, worden vaak gepresenteerd als de hoop voor de toekomst: zij worden door hun ouders gestimuleerd om onderwijs te volgen en diploma’s te halen en zij dromen zich een toekomst als werkende vrouw. Het lijkt alsof zij geheel voldoen aan de uitgangspunten van het Nederlandse emancipatiebeleid. In hun dromen over de toekomst blijkt echter ook, bijna onderhuids, een ander succes een belangrijke rol te spelen, een meer traditioneel waarin huwelijk, moederschap, een goede moslima zijn en de familie-eer hooghouden de belangrijkste rollen spelen. In dit hoofdstuk gaat het over dat tweeledige toekomstbeeld. Wat betekent het voor de scholieren dat zij zich niet alleen voorbereiden op een diploma, maar ook op huwelijk en moederschap? Hoe denken zij de twee doelstellingen te verenigen en wat betekent dat voor de keuzes die ze maken?
Vanzelfsprekend Marokkaans Ik heb eigenlijk een vraag. Waarom denken jullie meteen dat Marokkaanse meisjes…dat ze meteen… waar ik me echt aan irriteer is dat zodra ik met een Hollandse praat of wat dan ook, dat ze meteen zoiets hebben van… ja maar, ga je dan niet trouwen? Dan wil ik het over opleiding hebben of zo en dan gaan ze altijd meteen naar trouwen. Van wil je dan niet trouwen of zo? Of meteen: met wie wil je trouwen. Waarom? Waarom als het over Marokkaanse meisjes gaat dat het meteen over trouwen gaat? Wij Marokkaanse meisjes willen toch ook onze opleiding afmaken? [3e klas vmbo] Groot is de verontwaardiging over dergelijke ongenuanceerde opvattingen. En het probleem voor de meisjes die vooruit willen komen is, dat ze niet alleen geconfronteerd worden met dergelijke clichés bij Nederlanders maar ook met traditionele Marokkanen die er denkbeelden op nahouden die de basis vormen voor deze clichés. Dit betekent voor de meisjes een moeizame strijd op twee fronten: de generaliserende Nederlanders en de conservatieve Marokkanen. Deze volgens de scholieren ‘ouderwetse’, vaak ongeschoolde Marokkanen verwarren in de ogen van de schoolmeisjes achterhaalde tradities ten onrechte met de regels uit de koran. De Marokkaanse traditie is zo…als een meisje achttien wordt moet ze trouwen. Maar dat heb ik nergens in de koran zien staan. Dat bedoel ik. Of…het komt ook wel voor dat een meisje wordt uitgehuwelijkt, terwijl dat in de Islam haram is, dat mag gewoon niet. Ik maak wel onderscheid tussen een Marokkaanse traditie en een Islamitische zeg maar, hoe het moet. Ik bedoel, ik ben wel positief traditioneel. [6e klas vwo]
Oefenen in terughoudendheid
47
Die fixatie op het huwelijk en het gearrangeerde huwelijk is, zo wordt ons verzekerd, een vooroordeel, maar aan de andere kant onderschrijven ze net zo makkelijk dat ‘bij ons Marokkanen’ de regels nu eenmaal anders zijn. Ze willen, zoveel is duidelijk, later allemaal trouwen, alleen de termijn waarop varieert. En ze gaan er ook van uit, dat de toekomstige echtgenoot niet het zoveelste ‘vriendje’ is, dat ze al jaren kennen en waarmee ze al samen wonen. Bovendien speelt de goedkeuring van de bruidegom door de ouders een belangrijke rol in hun beschouwingen. Ter voorbereiding op het onvermijdelijke huwelijk houden de meisjes er rekening mee dat ze een zo sterk mogelijke positie kunnen opeisen aan de onderhandelingstafel. Een net, onbesproken meisje heeft meer te eisen en kan zich harder opstellen dan eentje met een twijfelachtige reputatie. Bekend is de eis van maagdelijkheid voor het huwelijk. Maar als de wens om door te leren ook voortkomt uit een verlangen naar meer vrijheid en zelfredzaamheid is een goed diploma niet per definitie een asset aan de onderhandelingstafel. Want zal een vrijgevochten, gestudeerde vrouw het moederschap wel op de eerste plaats zetten? Onder welke voorwaarden?
Regels en reputatie Ouders die hun dochters stimuleren om te leren en een zo hoog mogelijk diploma te halen, verwachten tegelijkertijd dat zij de reputatie van de familie niet beschamen. De Marokkaanse traditie en de koran leveren de regels waaraan de meisjes zich moeten houden om de familie-eer te waarborgen. Daarom hebben zij in de regel minder bewegingsvrijheid dan de jongens. Er zijn verschillende manieren om met deze beperkingen om te gaan.
48
Natuurlijk zijn er tienermeisjes die zich tegen de regels van de ouders verzetten, ook Marokkaanse meisjes. Ibrahim Yerden, die onderzoek deed naar Turkse meisjes in conflict met hun ouders, constateerde tijdens zijn gesprekken met deze meisjes dat zij de school inzetten als een middel om meer vrijheid voor zichzelf te creëren (Yerden, 2001). School is een ruimte en ook een tijd die ze redelijk autonoom kunnen invullen, terwijl de bezorgdheid van ouders zich eerder toespitst op hun gedrag in de vrije tijd. Ook de reis van en naar school kan zo een window of opportunity zijn om voor zichzelf meer bewegingsvrijheid te bewerkstelligen, zonder dat het de achterdocht en controle van de familie oproept. Die strategie: het zich niet openlijk verzetten, maar voorzichtig proberen de regels een beetje naar je hand te zetten, lijken de meeste Marokkaanse schoolmeisjes met wie wij spraken te volgen. Het openlijke conflict met hun ouders gaan ze uit de weg en de school is een bij uitstek geschikte plek om te schipperen tussen de traditionele idealen van hun ouders en de meer moderne, westerse idealen die in de klas gepredikt worden. Soms tegenstrijdige idealen die ze toch proberen in de praktijk te verenigen. Dat is de meest begrijpelijke en herkenbare strategie die eigen is aan alle generaties die opgroeien in een veranderende omgeving. Juist vanwege die mogelijkheden zouden meisjes zich, volgens sommige scholieren, meer dan jongens oriënteren op school en een opleiding.
Oefenen in terughoudendheid
- Meisjes hebben gewoon hun doel, jongens ook, maar meisjes omdat ze ook minder naar buiten gaan, of naar feestjes gaan. Dat ze zoiets hebben van, he, school is eigenlijk het enige lichtpuntje in m’n leven. - Dat is het ook, school is gezellig, maar je doet het uiteindelijk om je doel te bereiken. Het hoort eigenlijk een beetje bij elkaar. [groepsgesprek 3e klas vmbo] Er zijn gewoon heel veel regels, voor werken. Vooral voor vrouwen. Het is echt heel veel, dat een vrouw niet mag werken waar mannen bij zijn…Maar school is weer wat anders. Hoe zal ik het zeggen… ik weet niet hoe ik het moet uitleggen, maar dat heb je gewoon nodig. Om je te ontwikkelen. Maar ook als je op school bent, ja dan moet je niet met jongens gaan flirten of zo. Ik ga wel met jongens om. Lachen, grappen maken en zo. Maar daar blijft het bij. Ik heb een grens. [3e klas vmbo] De meeste ouders hebben er weinig moeite mee hun dochter toe te vertrouwen aan de school, die immers het diploma kan opleveren waar zij waarde aan hechten. Bovendien is de school iets waar kinderen en hun ouders zich niet aan kunnen onttrekken vanwege de leerplicht. De meisjes hebben inmiddels ontdekt dat hun opleiding mogelijkheden biedt hun bewegingsvrijheid te vergroten. Niet dat ze allemaal onbeperkt die mogelijkheden grijpen. Want behalve meisjes, die de regels voorzichtig oprekken, viel ons op dat bij meer meisjes de socialisatie in terughoudendheid volledig geslaagd leek: die meisjes zeggen zelf te kiezen voor beperkingen van hun bewegingsvrijheid. Zij worden niet gedwongen, ze willen zelf niet. Wij mogen gewoon veel minder dan de jongens, dat staat gewoon vast. In principe zie je wel dat mijn broer gewoon naar schoolfeestjes tot twaalf uur mag en ikke niet. Of ik dat oneerlijk vind? Nee want ik zou het niet eens zelf willen... Ja, ik ben niet echt iemand die feestjes… zelfs feestjes van drie tot zes, daar ga ik niet naartoe. Kijk, dat soort feestjes is altijd gebaseerd op rotzooi trappen. Ik ben een keer geweest en dan kom je op een gegeven moment op school, en dan is het ja, heb je het gezien, ze heeft met die en die gedanst…ja, en hij heeft haar gevraagd en zo. Allemaal blabla, gebaseerd op een feit die ze hebben gezien en dan heb ik zoiets van, wat heb ik daar te zoeken? Dan heb ik geen zin meer om te gaan. [3e klas vmbo] De zorg om de reputatie, het hoe dan ook zien te voorkomen ingedeeld te worden bij de categorie wereldse, beschikbare types, is een zorg die menig Marokkaans meisje met haar ouders lijkt te delen. De zelfbeperkingen die ze zich daarbij oplegt zijn voor een belangrijk deel ingegeven door de angst voor roddel. Het gaat niet alleen om het beeld dat je van jezelf hebt, maar vooral ook om de reputatie, het beeld dat anderen van je hebben. Ook de meisjes onderling blijken weinig geneigd om overtredingen met de mantel der liefde te bedekken. Ze zijn streng voor elkaar, maar ook voor zichzelf:
Oefenen in terughoudendheid
49
- Ik zit zelf liever thuis voor de TV dan tot drie uur in de disco te zijn. Dat hoort gewoon niet bij me! - Sommige meisjes willen naar de bioscoop, maar dat hoef ik niet - Als ik zou willen, dan zou ik wel naar de disco kunnen gaan en tegen mijn ouders zeggen dat ik bij een vriendin ben. Maar dat wil ik helemaal niet. - Ze vertrouwen me. En echt, ik heb liever een tante die me verraadt, dan eentje die me helpt met liegen. - Mijn moeder is wel heel streng, hoor… - Maar daar heb je het ook zelf naar gemaakt. [groepsgesprek Silver Sissors]
50
Silver Sissors Een grote etalageruit in een winkelstraat; opgesierd met een vrolijke slinger. Daarachter in de voormalige winkel een ruimte met aan de straatkant een tafel en minder zichtbaar een paar banken in hoekopstelling. Deze hangplek is het voorportaal van de keuken en het kantoor. Daar staan de computers. Tegenover de banken, hoog aan de muur, een TV. De muren zijn versierd met posters van popsterren, Marokkaans en Nederlands. Hier en daar is een briefje met mededelingen opgehangen, over de huiswerkklas en de thema’s die dit seizoen aan de orde komen in het buurthuis voor voornamelijk Marokkaanse meisjes. Silver Sissors startte in de jaren tachtig, voor jonge allochtone vrouwen die naailes wilden krijgen. Vandaar het grapje over scissors en sisters in de naam. Bij de les hoorde ook voorlichting: informatie over opleidingen bijvoorbeeld. Veel vrouwen waren zwanger. Dus kwam ook het moederschap aan de orde. Het centrum was en is niet per se gericht op Marokkaanse meisjes en vrouwen, maar in de praktijk vormen zij de meerderheid. Geleidelijk verdwenen de ‘oudere’ vrouwen; dat wil zeggen de getrouwde meisjes vanaf negentien jaar. Zij gingen op in hun gezin. Silver Sissors vormde zich om tot meidencentrum, als tegenhanger van het inloophuis voor Marokkaanse jongens in dezelfde buurt. Het is nu bedoeld voor meisjes van 12 tot 21 jaar, maar in de praktijk zijn niet veel klanten ouder dan zeventien. Daarna krijgen ze andere interesses en verliezen ze hun belangstelling voor wat het centrum te bieden heeft: ontmoetings- en huiswerkplek, kookmiddagen, soms thema-avonden. De jongerenwerkers waken over de reputatie van hun winkel: toen onlangs een avond veel langer duurde dan voorzien ging meteen een excuusbrief naar de ouders. Het zou niet meer voorkomen. Want alleen als de ouders het goed vinden, mogen de meisjes langs komen. Die meisjes zijn zonder uitzondering scholier van vwo tot vmbo. Het probleem van de huidige staf, twee jongerenwerksters, is dat veel informatie die voorheen via hen bij de meisjes terechtkwam, nu op de scholen wordt verspreid. Beroepskeuze is bijvoorbeeld een thema dat niet (meer) besproken wordt. Die ontwikke-
Oefenen in terughoudendheid
ling maakt het moeilijk om subsidie te krijgen: waartoe dient het centrum eigenlijk? De jongerenwerkster van Turkse afkomst heeft een antwoord op die vraag: het is een veilige plek, waar openheid centraal staat en onderling vertrouwen heerst. En omdat ze zelf uit de buurt afkomstig is, kan zij de ouders aanspreken als er iets met een meisje aan de hand is. Het is één van de weinige plekken waar jonge Marokkaanse meisjes na schooltijd mogen komen. Daarom worden jongens bijvoorbeeld strikt geweerd. Die ouderlijke controle lijkt nog heel traditioneel, maar er zijn toch veranderingen. Vijf jaar geleden kwam het wel voor dat een meisje op vakantie naar Marokko ging en getrouwd terug kwam. Nu maakt ze dat niet meer mee. De meeste meisjes die Silver Sissors bezoeken, hebben nog geen echt uitgesproken ideeën over wat ze later zullen worden of wat ze gaan doen. Pas in de eindexamenklas wordt dat belangrijk. Eigenlijk moeten ze er al eerder over nadenken, omdat ze een vakkenpakket moeten kiezen, maar toch doen ze dat niet. Misschien gaan ze wel een beetje niksen, zeggen ze nu. Voorlopig is het dringen rond de computers, om de verhaaltjes op maroc.nl te lezen en giechelend te chatten.
Oefenen voor later Het is voor alle pubers een moeilijke opdracht om in de westerse, geïndividualiseerde wereld de balans te vinden tussen ‘jezelf zijn’ en ‘erbij horen’. Marokkaanse meisjes maken daarin vaak andere keuzes dan meisjes van Nederlandse herkomst. Terwijl ze de schoolbanken delen met jonge vrouwen, die op weg naar volwassenheid experimenteren met seksualiteit, met onafhankelijkheid en vrijheid, bereiden de Marokkaanse meisjes zich op de toekomst voor door zichzelf juist een beperkte bewegingsvrijheid toe te staan. Dat blijkt als wij hun vrijetijdsbesteding vergelijken met die van andere scholieren. De verschillen in vrijetijdsbesteding tussen Marokkaanse meisjes en jongens zijn duidelijk zichtbaar, evenals de overeenkomsten tussen Marokkaanse en Turkse meisjes. Deze meisjes besteden, zoals kan worden verwacht door hun geringere bewegingsvrijheid, meer tijd aan hun huiswerk en helpen meer mee met huishoudelijk werk. Onduidelijk is, of de bijna twee uur die de meisjes gemiddeld per week besteden aan ‘baantjes/klusjes’ betaald werk buiten de deur betreft. Autochtone meisjes zijn wat meer uithuizig: ze besteden meer tijd aan baantjes/klusjes (meer ook dan de Marokkaanse jongens) en helpen minder mee in de huishouding dan de Marokkaanse en Turkse meisjes. Hoewel ze uithuiziger zijn besteden ze overigens ook meer tijd aan hun huiswerk, wat waarschijnlijk samenhangt met het feit dat ze ook op een hoger schooltype zitten. Wat wel opmerkelijk is, is dat Turkse meisjes meer tijd aan hun huiswerk zeggen te besteden dan Marokkaanse.
51
Oefenen in terughoudendheid
Tabel 4.1 Tijdsbesteding van scholieren in het voortgezet onderwijs aan diverse activiteiten naar herkomstgroepering en geslacht, 2001 (gemiddeld aantal uren per week) Marokkanen jongens
Turkse meisjes
autochtone meisjes
meisjes
huiswerk
4,2
5,8
6,8
6,9
baantjes/klusjes
2,9
1,9
1,5
3,2
vrijwilligerswerk
0,3
0,2
0,2
0,2
helpen in de huishouding
1,6
3,4
3,4
1,7
computer
16,4
10,7
10,1
9,1
n(=100%)
193
192
99
3721
Bron: NIBUD/SCP (Scholierenonderzoek 2001) gewogen resultaten
Ook uit de verhalen van de Marokkaanse scholieren wordt duidelijk wat een beperkte bewegingsvrijheid in de praktijk betekent. Hun vrije tijd wordt gevuld met het maken van huiswerk, de omgang met, meestal ook Marokkaanse, vriendinnen - bij voorkeur familieleden -, televisie kijken en moeder helpen. Zelfs de manier waarop zij zich over straat bewegen, staat in het teken van de eigen reputatie. Een brommer rijden is bijvoorbeeld uitgesloten, want: ‘dan ben je meteen een brommerhoer’. Naar een andere manier van vervoer kijken ze daarentegen hoopvol uit. Naast het schooldiploma is er voor alle meisjes één ander diploma waarnaar zij vurig streven: - Ik wil eerst mijn diploma halen. En mijn rijbewijs. - Dat is het eerste - Jaaa, zodra ik achttien word ga ik lessen - Ik ga deze vakantie al beginnen. - O, ik zou echt mijn rijbewijs wel willen, hoor. Leuk, zo’n eigen auto, niet meer aan de bushalte wachten een half uur. En dan in een bus die slingert. - Nee, een eigen auto, lekker doen waar ik zin in heb, overal naartoe... - Naar een ander land en zo. [3e klas vmbo]
52
Niet alleen de lager geschoolde meisjes zijn gebrand op het rijbewijs. Ook vwo-leerlingen vinden dat diploma begerenswaardig. Dat laat zien, dat de meisjes, ondanks alle verzekeringen van het tegendeel, toch niet helemaal opgewassen zijn tegen de beperking van hun bewegingsvrijheid. ‘Lekker doen waar ik
Oefenen in terughoudendheid
zin in heb, overal naartoe…’ blijkt uiteindelijk toch een diep gevoelde wens te zijn. Vandaar wellicht ook het succes van moderne communicatiemiddelen als mobiele telefoon en chatten via internet. Het zijn nieuwe mogelijkheden om je in de jongerenwereld te begeven zonder de controle van volwassenen, om je bewegingsvrijheid te vergroten binnen de marges die je ouders en de Marokkaanse gemeenschap stellen.
De hoofddoek als symbool Een groot deel van de Marokkaanse scholieren die wij spraken draagt een hoofddoek, wat wil zeggen dat ze zich op zijn minst uiterlijk tot de Islam bekennen. Toch verantwoordt slechts een enkeling haar keuzes met de koran in de hand. Vaak zijn het de meest mondige meisjes met de meest uitgesproken meningen, die ervoor gekozen hebben een hoofddoek te dragen. Met veel nadruk willen ze ons, als vertegenwoordigers van de niet-moslim Nederlanders, uitleggen hoe hun geloof hun emancipatie niet in de weg staat. Integendeel, ze ontlenen aan de koran juist argumenten die het studeren van meisjes legitimeren. Immers, elke moslim, man of vrouw, heeft de plicht zich te ontwikkelen. De meisjes staan een verlichte Islam voor die aan vrouwen dezelfde rechten toekent als aan mannen. Dat dit in de praktijk toch niet in alle gelovige gezinnen regel is, kunnen ze gemakkelijk verklaren: Marokkanen – en zeker ongeschoolde, ouderwetse mannen – baseren zich op regels uit de Marokkaanse cultuur en traditie en denken ten onrechte dat dit de regels van de Islam zijn. Nou, ik vind zelf dat ik heel modern ben. Ja, ik ben gelovig maar niet echt zo traditioneel. Begrijpt u wat ik bedoel? Maar er zijn heel veel jongens die nog echt traditioneel zijn. Maar kijk, het is in hun voordeel. Mannen zijn beter dan vrouwen. Ze zien het als een bedreiging als een vrouw gelijk is aan hun, bijvoorbeeld als ze meer verdient als hun of zo. [6e klas vwo] Dit bekende onderscheid tussen de ware leer en de verouderde tradities is een veelvuldig gevolgde strategie om te kunnen voldoen aan de vaak tegenstrijdige idealen waar ze zich mee geconfronteerd zien. Hoewel de meeste meisjes in ons onderzoek niet expliciet naar de Islam verwijzen als ze het over hun keuzes hebben, zijn er in elk groepje wel een of twee die erg bezig zijn met hun religieuze identiteit. Sommigen komen militant over, andere koketteren vooral met de uiterlijke symbolen van de moslima: de hoofddoek en het ingetogen gedrag. Voor een aantal meisjes lijkt hun moslimschap vooral een protestidentiteit te zijn, waarmee ze zich kunnen afzetten tegen autochtone volwassenen, die schrikken van hun soms ongenuanceerde uitspraken en gedrag, maar ook tegen hun ouders die het allemaal een beetje overdreven vinden. Met name de moeders van deze bevlogen meisjes staan – wellicht uit ervaring – soms heel wat pragmatischer tegenover het dragen van een hoofddoek dan hun dochter.
53
Oefenen in terughoudendheid
Mijn moeder had over mijn hoofddoek in het begin zoiets van, je bent nog te jong. Die had echt zo iets van je hoeft voor mij geen hoofddoek te dragen en eigenlijk wil ik het niet eens. Maar ja ik wil het gewoon zelf, weet je. En je gaat me niet tegenhouden en zeggen dat ik geen hoofddoek mag dragen… En ook als we in de winkel stonden en ik zoek een leuk sjaaltje uit dat mijn moeder zegt, ach het hoeft nog niet, dit en dat. Dat ik zeg, nee maar… ik draag het gewoon, ik wil het gewoon dragen, klaar. [3e klas vmbo] Mijn moeder had dat ook in het begin, toen ik vertelde kijk ik ga nu een hoofddoek dragen keek ze me lachend aan. Lachte ze me recht in mijn gezicht uit, maar toen kwam de dag dat ik hem voor het eerst ging dragen, en mijn vader was echt blij. Mijn moeder vond het niet echt nodig, die had zoiets van, je bent pas dertien, en niemand had op die leeftijd een hoofddoek. Maar ja, ik wel. Eens moet iemand de eerste zijn, zeg ik altijd. [3e klas vmbo] Ook klasgenootjes reageren verdeeld: aan de ene kant vinden ze het wel stoer en steken ze elkaar aan. Docenten vertellen dat als een dominante leerling begint met de hoofddoek, er altijd een aantal volgt. Anderzijds vinden ze blijkbaar ook dat het wat ver gaat bij sommige, getuige de bijnaam taliban die een van de door ons geïnterviewde meisjes op school heeft gekregen. Er is inmiddels vaker gewezen op de overeenkomsten tussen deze meisjes, met hun donkere, wijde lange rokken en sluiers en het punkmeisje van dezelfde leeftijd met haar paarse haar en tongpiercing. Beiden zoeken hun eigen identiteit en spelen en experimenteren met de uitingen daarvan. Het hoort er dan bij, de ‘gevestigde waarden’ af en toe een beetje te choqueren. Toch is daarmee niet het hele verhaal verteld: de hoofddoek of sluier kan zowel een symbool van volgzaamheid als van rebellie zijn. Dus toen ik werk ging zoeken, toen ik mijn moeder had verteld wat die man had gezegd zei mijn moeder ook, ga dan gewoon terug en doe die hoofddoek af. En dan had ik iets van, ja nee, alsjeblieft zeg. Ik heb zelf een nicht en als ze gaat werken doet ze haar hoofddoek af. Dat vind ik maar niks. Ik vind als je hem buiten draagt dan vind ik dat je hem ook op je werk moet dragen of wherever, waar dan ook. [3e klas vmbo]
54
Niet alleen door het dragen van een hoofddoek maken de Marokkaanse scholieren duidelijk dat zij nette moslima’s zijn. Het geloof blijkt ook een rol te spelen in de discussie met de ouders over doorleren en werken. Vooral waar ze willen bedingen nog een paar jaartjes te mogen studeren, biedt de koran een sterke positie. En omdat de regels van het geloof voor alles gaan, hebben ouders er weinig tegen in te brengen dat een vrouw wil studeren. Het ‘recht’ om buitenshuis te werken is echter moeilijker te onderbouwen. De meisjes staven hun wens om te werken met het voorbeeld van de vrouwen van de profeet Mohammed, die elk hun talent hadden dat ze inzetten om het inkomen en de welvaart van het huishouden te vergroten. Maar over de juiste interpretatie van deze overlevering, zeker vertaald naar vandaag de dag, zijn de menin-
Oefenen in terughoudendheid
gen van voor- en tegenstanders van werkende vrouwen verdeeld. En uiteindelijk heeft een vrouw een plicht die dit recht blijkbaar overstijgt: gehoorzaamheid aan haar ouders en haar man. Toch kunnen we ons deze strijdbare moslima’s moeilijk voorstellen als volgzame huisvrouwen ‘uit eigen overtuiging’. Naast brede principes als rechten en plichten, worden ook de meer concrete beslissingen soms een bepaalde richting opgestuurd, omwille van het geloof. Een aantal meisjes gaf aan dat ze weliswaar mogen studeren en werken, maar dat bepaalde studierichtingen of beroepen wenselijker zijn dan andere. Het gaat dan vooral om de omgang met mannen. Werken betekent in de beleving van Marokkaanse ouders veel meer dan studeren dat er risico bestaat op verboden contact met mannen. Dat risico bedreigt de jonge meisjes altijd en overal, maar er bestaan uitzonderingen waarin ‘gevaarlijk’ contact wel is toegestaan: in het kader van de eigen ontwikkeling, als leerling of in een helpend beroep, als zieken- of bejaardenverzorgster, waarbij de plicht van de naastenliefde voorrang heeft op het beschermen van de maagdelijkheid. In het algemeen gaat het er om dat de meisjes een werkbaar evenwicht vinden tussen de voordelen en de risico’s van werken of studeren en of ze hun ouders er van kunnen overtuigen dat ze zich tegenover hun mannelijke collega’s verantwoordelijk zullen gedragen. Er zijn gewoon heel veel regels, voor werken. Vooral voor vrouwen. Het is echt heel veel, maar… ik weet wel dat een vrouw niet mag werken waar er mannen bij zijn. Dus ik wou vroeger ook advocaat worden, maar toen had ik begrepen dat ik dan alleen advocaat zou mogen zijn voor vrouwen, niet voor mannen. Maar het is wel zo dat als je dan toch leerkracht zou worden, dat het dan toch handiger is als je niet les zou gaan geven voor de universiteit waar ook mannen lopen of zo…of als je dat toch doet dan…er zijn gewoon heel veel regels waar je je dan aan moet houden. Nee, apotheekassistent of doktersassistent is ook weer wat anders, want dan help je iemand. Het zijn mensen, die zijn gewoon ziek dus je moet gewoon helpen. [3e klas vmbo] We kunnen niet voorspellen of deze meisjes later, wanneer ze concreet voor de beslissing staan, deze argumenten echt in overweging nemen en welk gewicht hun geloof dan krijgt. Nu is alleen duidelijk dat zij geloofsopvattingen betrekken bij hun toekomstfantasie en dat zij denken er later rekening mee te zullen houden. Wel wordt in ander onderzoek zichtbaar dat er onder Marokkanen weinig verschil is tussen de eerste en de tweede generatie wat betreft het belang dat zij aan religie toekennen en hun religieuze identiteit (SCP 2003).
De ware Jacob Zoals hun bewegingsvrijheid van nu afhankelijk is van de regels die hun ouders hanteren en de interpretatie die ze daar zelf aan geven, zo wordt hun actieradius in de toekomst voor een belangrijk deel bepaald door de opstelling van de echtgenoot. Zowel hoog- als laaggeschoolde scholieren spreken opval-
Oefenen in terughoudendheid
55
lend zakelijk over de verwachtingen die zij koesteren over de opvattingen van hun toekomstige partner. Kernpunt van hun beschouwingen is, dat zij niet onaangenaam verrast willen worden. Daarom gaan zij ervan uit, dat zij voor hun huwelijk afspraken zullen maken. En als je het dan niet eens wordt over de regels, dan trouw je toch met iemand anders? - Als je kijkt naar de tijd toen mijn moeder met mijn vader is getrouwd, toen kenden ze elkaar niet eens voordat ze gingen trouwen. Ik bedoel, laten we eerlijk zijn… ze wisten haast niet van elkaar af. - Maar kijk, nu gaat dat gewoon anders. Ik wil hem eerst kennen, wat hij in zijn gedachten heeft, wie of wat hij is… mijn moeder en vader zeggen: jij moet er verder mee leven, dus jij moet maar bepalen met wie je gaat trouwen. [groepsgesprek 4e klas vmbo] Nog voordat ik überhaupt iets beslis. Dan is het van, kijk, ik heb mijn ideeën, jij hebt jouw ideeën, en jij gaat mij niet verbieden te werken of de dingen te doen die ik leuk vind. Ik bedoel, als jij het daar niet mee eens bent, of jij wil niet dat ik bepaalde dingen doe, zeg dat dan nu. Dan ga je maar weg… Sorry. Ik bespreek het liever, dan weet ik waar ik aan toe ben. [3e klas vmbo] Dat uitvoerige onderhandelingen voor het huwelijk noodzakelijk zijn, daarover zijn de meisjes het eens. Ook de hoger geschoolden zeggen hun partner uit te kiezen op ‘moderne’ opvattingen over rolverdeling en dit te bekrachtigen middels afspraken voordat de bruiloft gevierd wordt. Maar ze zijn minder optimistisch over het gemak waarmee zo iemand gevonden kan worden. Veel van de jongens op school houden er volgens hen traditionele opvattingen op na over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen, opvattingen die zij niet delen en die in ieder geval niet horen bij de ideale partner. Maar waar vind je dan de juiste man? De meisjes hopen een gelijkgestemde tegen te komen op de universiteit, en desnoods in een van de grote, moderne steden van Marokko of een ander Arabisch land. Drie vwo-leerlingen laten horen dat zij nu al weten waar de schoen gaat wringen:
56
- Hoe ik dat ga oplossen, als ik een baan heb en daarnaast kinderen? Deeltijd werken. En dan mag hij ook deeltijd gaan werken! Kom nou! Ja, ik denk dat de jongens die hier opgegroeid zijn, dat die ook wel zo willen. Dat hoop ik tenminste. - Nou ik geloof het niet. - Dan moet je een hele goeie uitpikken. - Dan mag je wel heel goed gaan zoeken. - Dat wordt een lange zoektocht. - Heel lang. Ze zitten hier niet op je te wachten. Van Marokkaanse afkomst? Ik denk niet dat je ze hier gaat vinden. - Maar als je iemand tegenkomt op de universiteit bijvoorbeeld. Dan heb je al zoiets van, die is serieus bezig zijn leven op te bouwen, dan weet je dat zo iemand serieus is en een bepaalde
Oefenen in terughoudendheid
manier van denken heeft of zo. - Nee. Ik denk niet dat ze er zijn. [6e klas vwo] Welke eisen de toekomstige partner aan henzelf gaat stellen, speelt voor alle meisjes een marginale rol. Dat is ook niet verwonderlijk: hij is voor vrijwel allemaal een ideaalbeeld, een fantasie en geen concrete persoon met een stem en een standpunt. Bovendien dekken ze zich in voor het feit dat de partner er andere wensen op nahoudt; ze gaan hem eerst leren kennen, dan onderhandelen over hun vrijheid om ambities als studeren en werken te realiseren en als daar geen aanvaardbaar compromis uit voortkomt, wordt er niet getrouwd. Tenminste: dat is het principe. Ze spreken over hun huwelijk in termen van onderhandeling, afspraken en contract. De invloed van de toekomstige partner op de levenswandel van de meisjes is niet zozeer die van een concreet of imaginair persoon, maar die van een onderhandelingspartner. Dat hangt samen met het ontbreken van de ‘vriendjes’-periode, die kenmerkend is voor dezelfde leeftijdsfase van meisjes van Nederlandse herkomst. Voor de Marokkaanse meisjes is het onmogelijk om, in het openbaar en met goedkeuring van hun ouders, met jongens op te trekken en die zo te leren kennen. Bovendien betekent de uitspraak, dat zij meer van hun bruidegom willen weten dan hun moeder indertijd van vader wist, niet dat een jarenlange verloving verwacht wordt. Of zij nu zelf een huwelijkskandidaat vinden of ingaan op een voorstel van derden, de periode tussen geaccepteerd aanzoek en huwelijk is meestal kort. Of de meisjes zich, als het eenmaal zo ver is, inderdaad zo hard en zakelijk opstellen, is nog maar de vraag. Als er emoties in het spel zijn, zoals verliefdheid dan wel de angst voor conflict, kiezen ze misschien eerder het compromis.
Een andere toekomst Dat de meisjes zich niet alleen voornemen om hun best te doen op school, maar ook in andere opzichten instemmen met de ambities van hun ouders, zoals het sluiten van een keurig huwelijk, betekent niet dat zij hun leven precies zo willen inrichten als dat van hun moeders. Met hoeveel respect de schoolgaande meisjes ook spreken over hun ouders, in hun verhalen over de toekomst zetten zich in één opzicht vaak af tegen hen. Zij zijn niet van plan het voorbeeld van hun moeder te volgen. ‘Ik ga het anders doen ‘ is het motto van veel pubers. Ze schamen zich niet voor de vaak onontwikkelde, fulltime huisvrouw die hun moeder is, want ze staat altijd klaar voor hen en heeft haar hele leven gewerkt onder moeilijke omstandigheden. Wat betreft betrokkenheid bij en toewijding aan de kinderen, nemen de meisjes nog steeds een voorbeeld aan hun moeder. Maar daar houdt het ook mee op. Want één ding gaan ze beslist anders doen: de verdeling van de taken binnen en buiten het huis. Manlief zal hen moeten bijstaan (voor zover mannen dat kunnen, uiteraard). En ze willen daarnaast ook nog iets anders: altijd binnenzitten bij de kinderen is niks. Ze willen naar buiten, zich ontwikkelen, misschien zelfs als werkende vrouw: ze hebben toch niet voor niets al die jaren op school gezeten? Daar ligt volgens hen ook het grote verschil met hun
Oefenen in terughoudendheid
57
moeder: de Marokkaanse meisjes vinden het vanzelfsprekend dat zij het anders zullen doen, omdat ze vaak van meet af aan andere kansen kregen. Of, zoals een Marokkaans meisje uit de brugklas het in haar opstel al zo radicaal beschreef: ‘Ik wil leren wat mijn moeder kookt, ze kookt zo lekker, maar voor de rest wil ik niks overnemen van mijn moeders leven’. De scholieren staan nog niet echt voor de keuze tussen moederschap en betaald werk, tussen religieuze voorschriften en maatschappelijk meedoen. Maar ze praten erover, alsof ze al precies weten wat het leven hen bieden zal. En dan gaat het zowel om het aantal kinderen – eerder twee dan elf – , het afmaken van een opleiding, het vinden van een echtgenoot, én, in deeltijd, het combineren van een baan en het zorgen voor kinderen. In hun schets van de toekomst lijken ze nog sprekend op de Marokkaanse brugklassers die hun toekomstfantasie formuleerden. Terwijl de scholieren zichzelf in de toekomst wel aan het werk zien gaan, hebben er maar weinig zelf een werkende moeder. Wie zien de meisjes dan als voorbeeld? Die zoeken ze toch dicht bij huis. Met name oudere zusters en tantes spelen een hoofdrol in hun verhalen over hoe ze hun leven als werkende moeder gaan inrichten. Mijn tante is doktersassistente. Ze verdient goed, heeft twee kinderen. Eentje gaat al naar school, die zit in groep 3. De andere is een jaar, die zit bij de kinderopvang. [3e klas vmbo] Een zus is zwanger, die werkt niet want die moest het rustig aan doen. De andere zus werkt parttime, ze heeft drie kinderen. Ik heb nog een zus, die heeft geen kinderen maar die werkt wel. En een broer, die heeft ook drie kinderen. En zijn vrouw werkt niet. [4e klas vmbo] Ze kennen voorbeelden van werkende zussen en tantes, die moeders en schoonmoeders gebruiken als oppas voor de kinderen, maar ook van verwanten die ophielden met werken toen zij zwanger werden. Hoewel de cijfers nog steeds wijzen op een relatief geringe arbeidsmarktparticipatie van vrouwen van Marokkaanse herkomst, blijkt dat niet uit de verhalen van de jonge scholieren. Zij maken zich eerder zorgen over het vinden van een echtgenoot die een deel van het huishoudelijk werk voor zijn rekening wil nemen dan over de combinatie van moederen en betaald werk. De enige kink in de kabel is de zorg voor heel jonge kinderen: kan je dat wel aan anderen toevertrouwen? Maar ook voor dat probleem zijn volgens hen oplossingen voor handen, zo blijkt uit de voorbeelden van wat oudere verwanten. Daardoor kunnen meisjes zich al heel precies voorstellen, hoe zij werkende moeder zullen zijn. Het meest concreet daarover zijn de vmbo scholieren. Voor deze lager geschoolde meisjes zijn huwelijk en moederschap geen onvoorstelbaar ‘verre’ toekomst meer.
58
Vmbo-scholieren Voordat zij het mbo-diploma op zak hebben, wordt er volgens de meisjes niet getrouwd. Dat diploma
Oefenen in terughoudendheid
beschouwen zij als een basis, waarmee je desnoods ook zelfstandig door het leven kunt. ‘Als het dan misgaat, heb je dat tenminste’. Ook uit de statistiek blijkt dat allochtone jongeren in het algemeen eerder dan autochtone vmbo-ers de stap naar het mbo maken (SCP 2003). Het is echter de vraag of de laaggeschoolde meisjes dat mbo zullen voltooien. Zij kennen allemaal voorbeelden van jonge vrouwen met een afgebroken opleiding en gezinnen waarin een jonge moeder nog op school zit. Die gelden hetzij als afschrikwekkend voorbeeld, hetzij als romantisch ideaal. En hoewel precieze cijfers ontbreken, is het rendement van het mbo waarschijnlijk niet erg hoog voor allochtone deelneemsters. Onbekend is welk aandeel van de instroom in het mbo van de meisjes daadwerkelijk een diploma haalt, maar erg groot zal dat niet zijn. Dit wijst erop dat voor deze meisjes het moment niet lang meer op zich zal laten wachten, dat er huwelijkskandidaten langskomen en er keuzes moeten worden gemaakt. Nee, kijk, het kan wel, maar je moet je verantwoordelijkheden …ik bedoel je krijgt wel zo’n hele last op je rug. Stel dat je een mbo diploma hebt en je gaat werken en je krijgt een huwelijk, dat is wel wat makkelijker dan als je bijvoorbeeld op school zit en je hebt nog geen diploma en je hebt ook nog een man. Ik bedoel, dat zijn een boel verantwoordelijkheden. Ik bedoel, je gaat toch helemaal stressen in je leven. Dat is toch geen leven? [3e klas vmbo] - Wat een goeie leeftijd is om te trouwen? Nou, eerst je diploma en dan… drieëntwintig. - Ja, rond de drieëntwintig, vierentwintig. - Dat vind ik een mooie leeftijd om te trouwen. Dan ben je afgestudeerd, dan ben je klaar of zo ongeveer en dat vind ik dan een mooie leeftijd om te trouwen. Ik zou niet op mijn achttiende willen trouwen! - Het is wel romantisch en zo als je op je achttiende gaat trouwen en zo. Dan is je gevoel nog heel erg…Ik bedoel, op je drieëntwintigste…oké is dat romantische gevoel er ook nog wel, maar op je achttiende, dan ben je echt… - Dat is een uitdaging zeg maar… - Dat je zo jong bent ja. [groepsgesprek 4e klas vmbo] Ik wil wel gaan werken…maar ik wil eigenlijk niet meer naar school. Dat is het meer. En ik zou wel… zelf zou ik vroeg willen trouwen…(de anderen giechelen)… Zo rond de 20… Ik wil zelf graag jong trouwen, en jong kinderen. En twee of drie kinderen. Ook allemaal snel, want ik wil gewoon dat mijn kinderen een jonge moeder hebben. Dan begrijp ik mijn kinderen gewoon beter…Ik wil niet overkomen als een echte moeder, maar meer als een vriendin. En als ik al zo oud ben dan… [3e klas vmbo] Vergeleken met de vwo-scholieren, die later aan bod komen, fantaseren de vmbo-meisjes vaker over het romantische ideaal van jong trouwen en jong kinderen krijgen. Ze stellen duidelijker dat ze thuis zullen
Oefenen in terughoudendheid
59
blijven zolang hun kinderen nog niet naar school gaan en zijn negatiever over de crèche als opvangoptie. Ze vinden dat je dat je kinderen niet aan kan doen, al zijn er heel wat bij die zelf van plan zijn in een kinderdagverblijf te gaan werken. Moeder als opvangoma is een alternatief, maar deze meisjes voelen al een beginnend schuldgevoel over het ‘dumpen’ van je kind, bij wie dan ook. Hoe ze het ook voor zich zien, de combinatie van werk en kinderen, het blijft een omstreden keuze. Niet in het minst omdat de omgeving, ook leeftijd- en lotgenoten, zijn mening over werkende moeders niet onder stoelen of banken steekt. Dus het liefst van al lossen de meisjes het zelf op: door te fantaseren op den duur in deeltijd te gaan werken en dit ook van hun man te vragen. En hij zal op zijn beurt een bijdrage aan het huishoudelijk werk moeten leveren. Volgens de lager geschoolde meisjes valt het wel mee met de opvattingen van de jongens over huwelijk en gezin. Zeker jongens die hier zijn opgegroeid hebben moderne gedachten; waar ze die niet in hun opvoeding hebben meegekregen, dwingt de realiteit ze wel. De jongens waar zij denken mee te zullen trouwen, verdienen in hun eentje niet genoeg om er een moderne levensstandaard op na te houden. Een huis, een auto, vakanties maken een tweede inkomen vrijwel noodzakelijk. Ze willen niet dat zij alleen hard moeten werken…voor een minimumloon weet je, dat ze ook nog voor jou moeten zorgen en voor hun zelf. En ik denk als je samen werkt, dan kan je de kosten gewoon verdelen weet je. Twee salarissen is altijd meer dan één. Dan kan je veel meer dingen doen. Alles is duurder nu. Je zal echt niet ver komen met één salaris. [4e klas vmbo] Dat de toekomstige huwelijkspartners het daar nog niet allemaal mee eens zijn, blijkt uit de resultaten van het Scholierenonderzoek 2001 (zie tabel 2.1). Overigens worden de verschillen tussen jongens en meisjes in de opeenvolgende Scholierenonderzoeken en dus tussen verschillende generaties scholieren steeds kleiner. Bovendien blijkt uit longitudinaal onderzoek onder autochtonen dat verschillen in opvattingen over de taakverdeling veranderen als jongeren een vaste relatie krijgen: meisjes worden traditioneler, jongens worden minder traditioneel (Du Bois-Reymond et al. 1990). Het is niet onwaarschijnlijk dat ook Marokkaanse jongeren als ze ouder worden op die manier naar elkaar toegroeien.
Vwo-scholieren Als zij zo rond de zestien zijn, blijken vwo-meisjes minder concreet in de uitwerking van hun toekomst dan de vmbo-scholieren. Trouwen en een gezin stichten liggen voor hen nog ver in het verschiet. Drie zesde klassers:
60
Eerst maar alles achter de rug van studie, en dan pas ga ik nadenken over werken en andere plannen. Maar die studie mag voor mij heel lang duren!
Oefenen in terughoudendheid
Ik heb daar wel over nagedacht. Over kinderen tenminste wel want dat is iets wat ik wel wil hebben. Maar ik denk dat ik eerst mijn opleiding af wil maken, en als ik dan vast werk heb of zo… Maar ik wil dus eerst zelf mijn eigen leven opgebouwd hebben. Ik wil wel eerst mijn eigen leven opbouwen en daarna pas het huwelijk. En kinderen. En dat je daarna deeltijd gaat werken. Ik wil trouwen als ik mijn studie heb afgerond. Dus als ik een studie doe van vier jaar, dan wil ik wel trouwen als ik 24 ben. Dat lijkt me een goede leeftijd. En een langere studie… ik weet niet. Ik wil liever een kortere studie, niet omdat ik wil trouwen, maar ik wil wel snel gaan werken. Ik wil weten hoe de maatschappij in elkaar zit en zo. Deze meisjes leggen veel nadruk op hun zelfstandigheid. Ze willen hun eigen leven opbouwen, wat zelfstandigheid proeven voor ze zich vastleggen in huwelijk en gezin. Ze gebruiken daarbij formuleringen als ‘eerst mijn eigen leven op orde krijgen’. Een echte baan vormt daarvan een onlosmakelijk onderdeel of, erg in trek, de combinatie van studie en werk. Voor een enkeling hoort daar ook het zelfstandig wonen bij. Maar voor de grote meerderheid niet. Bij moeder thuis is het wel druk, met al die broertjes en zusjes, het is er ook gezellig en het huishoudelijke werk wordt grotendeels door anderen voor je gedaan. Alle vwo-meisjes zeggen te willen werken na hun huwelijk, ook als ze kinderen hebben. Ze willen hun studie te gelde maken en de zorgvuldig opgebouwde vrijheid die ze voor ogen hebben niet kwijtraken. Werken is daarbij het ticket voor zelfstandigheid. Ze noemen vlot de crèche en vooral moeder als opvangmogelijkheden voor de kinderen. Toch knaagt daar de twijfel: - Ik stuur ze naar de crèche. Nee, ik ga in ieder geval niet thuiszitten. - Dat lijkt me heel erg zonde! - Of ik stuur ze naar mijn moeder. Of naar de crèche. Een van de twee. Maar ik wil wel blijven doorstuderen. En carrière maken natuurlijk, als ik kinderen heb. Ik wil wel voor ze zorgen. Misschien blijf ik het eerste jaar thuis om voor ze te zorgen. Want dat hebben ze nodig, de kinderen, voor de opvoeding. Maar later wil ik wel carrière blijven maken. [groepsgesprek 6e klas vwo] Er is zo’n reclame op tv, dan zie je zo een man en een vrouw, die kunnen bij hun baas aanvragen om hun werkrooster te combineren zeg maar. Zodat ze voor het kind kunnen zorgen. Want ja…ik zou niet graag mijn kind overlaten aan een ander. Dan zou ik me erg schuldig voelen. Dus ja…het zou gewoon ideaal zijn als die man daartoe bereid is. [6e klas vwo] Werk en zorg combineren gaat het best als je hulp en steun krijgt van je partner. De meisjes zijn het er wel over eens dat het moeilijk zal zijn een man te vinden met de juiste manier van denken. Ze hebben in
Oefenen in terughoudendheid
61
elk geval weinig vertrouwen in de jongens die ze om zich heen zien, op school. Die zijn nog minder dan de meisjes zelf, al toe aan serieuze overpeinzingen over hun getrouwde toekomst.
Conclusie De meisjes die in dit hoofdstuk aan het woord komen zijn pubers van zestien tot achttien jaar. Ze zijn volop bezig met het ontdekken van de wereld en het verleggen van hun grenzen. Ze fantaseren over hun toekomst waarbij ze verschillende idealen proberen te integreren. Hoe modern de scholieren zichzelf ook vinden, vergeleken met de ‘ouderwetse Marokkaanse traditie’ en de manier waarop hun moeder haar leven kon inrichten, in hun opvattingen over de wenselijke huwelijksleeftijd, de leeftijd waarop zij kinderen zullen krijgen en kinderopvang door ‘vreemden’, blijken zij nog dicht bij de opvattingen van hun ouders te staan. Dat zien wij ook terug in de beperkingen die zij zichzelf opleggen in hun bewegingsvrijheid en hun toekomstig beroep. Zelfdwang en disciplinering naar Marokkaanse norm blijken een tweesnijdend zwaard. In vergelijking met de meer vrijgevochten meisjes van Nederlandse herkomst zijn zij brave leerlingen, die goed hun best doen op school en voor wie docenten zich in willen spannen. Maar als het gaat om de toekomst is het risico groter dat schoolsucces niet wordt omgezet in succes op de arbeidsmarkt. Met name de lager geschoolde meisjes zien een bijna vanzelfsprekende aansluiting tussen het afronden van de opleiding, huwelijk en moederschap. Tegelijkertijd zijn ze inmiddels doordrongen van het Nederlandse emancipatie ideaal van het combineren van werken en zorgen en nemen dit braaf op in hun toekomstplannen. Het is hun manier om zowel volgens de Nederlandse als de Marokkaanse definitie een succes te zijn.
62
Oefenen in terughoudendheid
5. De leerplicht voorbij Voor de scholieren uit de vorige hoofdstukken lijkt de hele wereld nog open te liggen. De school vormt het centrum van hun bestaan. Jeugdig optimisme maakt dat ze denken te kunnen voldoen aan zowel het ideaal van het Nederlandse emancipatiebeleid als aan wat in de eigen Marokkaanse gemeenschap als succesvol vrouwenbestaan geldt. En tijdens de schooltijd is er nog niets dat die idealen onverenigbaar maakt. Gesteund door hun ouders en overige familieleden vormt de school een relatief veilige omgeving, waar ze zich, met of zonder hoofddoek, kunnen houden aan de regels die de reputatie van de familie hoog houden. Ook hun docenten stimuleren de meisjes: zij zijn trots op hun leerlingen. Dat de scholieren zo overtuigd zijn van hun kansen is niet helemaal uit de lucht gegrepen. De Marokkaanse meisjes zijn hard bezig hun traditionele achterstand op jongens in te halen. Het aantal meisjes dat kiest voor havo/vwo stijgt en ook het aandeel dat doorstroomt naar het middelbaar en hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. In dit hoofdstuk presenteren we enkele recente cijfers hierover. Vervolgens is de vraag of zij hun opleiding volhouden en of zij hun diploma’s kunnen en willen omzetten in kapitaal op de arbeidsmarkt. Welke overwegingen liggen ten grondslag aan dit soort keuzes? De meisjes die in dit hoofdstuk aan het woord komen zijn al weer een stap verder dan de scholieren uit de voorgaande hoofdstukken. Zij hebben inmiddels gekozen voor een vervolgopleiding en sommigen zijn al aan het werk. De richting die ze kozen was niet altijd meteen raak. In deze fase van hun bestaan wordt veel gestapeld en geswitcht. Dat blijkt uit hun verhalen, maar ook uit de statistiek. In dit hoofdstuk gaat het daarom ook over een belangrijke keuze aan het eind van de leerplicht: die tussen doorleren en werken.
Diploma’s Experts op het gebied van arbeidsbemiddeling spreken van een ‘startkwalificatie’ - het minimale opleidingsniveau dat iemand moet hebben om probleemloos in te stromen op de arbeidsmarkt - bij een afgeronde, tweejarige mbo opleiding of hoger. Een meerderheid van de Marokkaanse jongeren onder de dertig verlaat de schoolbanken voor ze in het bezit is van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Gezien het in vergelijking met autochtone meisjes groeiende maar nog bescheiden aantal jonge Marokkaanse vrouwen met een mbo opleiding of hoger, kunnen we diegenen die dat wel hebben, hoogopgeleid noemen. Uit figuur 5.1 kan worden afgeleid dat sinds 1988 het opleidingsniveau (gedefinieerd als het hoogste tot nu toe behaalde diploma) bij alle groepen is gestegen, maar bij Marokkaanse meisjes en vrouwen nog
De leerplicht voorbij
63
Figuur 5.1 Diplomabezit van 16-29 jarigen (autochtonen 15-29 jaar) naar etnische herkomst en geslacht, 1988-2002 bao
vbo/mavo
mbo+
Marokkaanse mannen
Marokkaanse vrouwen
1991 1994 1998 2002
1991 1994 1998 2002
Turkse vrouwen
Autochtone vrouwen
100 %
80 %
60 %
40 %
20 %
0
1991 1994 1998 2002 1991 1994 1998 2002
Bron: SCP (SPVA 1991-2002); CBS (EBB ’02) SCP-bewerking
64
meer dan bij anderen. Zij hebben in de loop der jaren heel wat van hun achterstand op de mannen en ook op andere groepen ingehaald. Het is moeilijk uit deze tabel op te maken hoe de ‘tussenscore’ precies is op dit ogenblik. Een deel van de Turken en Marokkanen uit deze bestanden (rond een kwart) is pas op volwassen leeftijd, als huwelijkspartner, naar Nederland gemigreerd. Hoewel zich onder hen ook hoger opgeleiden bevinden en sommigen in Nederland nog (verder) gaan studeren, is vastgesteld dat het opleidingsniveau van deze ‘importpartners’ beduidend lager is dan dat van de totale groep tot 30 jaar. Zo heeft tweederde van de Marokkaanse vrouwen die vanaf hun achttiende jaar naar Nederland zijn gekomen niet meer dan basisonderwijs gevolgd. Voor de Marokkaanse mannen en Turkse vrouwen gaat het om de helft, respectievelijk 44% . Omdat er zoveel Marokkaanse importbruiden zijn met een lage opleiding, moeten we er rekening mee houden dat cijfers over de onderwijsdeelname van de Marokkaanse vrouwen in het algemeen naar
De leerplicht voorbij
Figuur 5.2 Uitval uit het Nederlands voortgezet onderwijs, naar etnische groepering en geslacht, 1998-2002 (in %) 30 %
*1998
*2002
25 %
20 %
15 %
10 %
5%
0
Marokkaanse mannen
Marokkaanse vrouwen
Turkse vrouwen
Bron: ISEO/SCP (SPVA ’98); ISEO/SCP (SPVA ’02) gewogen gegevens
beneden worden gedrukt. De totale groep van 16 tot 30 jaar is niet alleen gemêleerd door deze huwelijksmigranten. Ook andere verschillen beïnvloeden de statistiek. De Marokkaanse twintigers die wel in Nederland zijn opgegroeid, wisten gemiddeld een lager diploma te bemachtigen dan hun jongere broers en zussen, die vaker instromen in hogere onderwijstypen. Een vertekening waar we rekening mee moeten houden, is dat een relatief groot aandeel (rond 40%) van de jongeren nog onderwijs volgt. Het uiteindelijke diploma kan daardoor hoger worden en ook de onderlinge verschillen kunnen nog veranderen. We zagen eerder immers dat Marokkaanse meisjes vaker dan Marokkaanse jongens deelnemen aan havo, vwo en mbo. Hier doen ze het dus beter dan de jongens. Aan de andere kant is ook de mogelijke uitval van de jongeren nog niet meegerekend. Dat een meisje nu op de havo zit, wil niet per se zeggen dat zij haar opleiding af zal maken. Wat dat betreft blijkt de situatie snel te veranderen. De drop-out van met name Marokkaanse en Turkse meisjes is in de afgelopen jaren enorm teruggelopen. De schooluitval onder Marokkaanse meisjes (13%) is momenteel lager dan onder Marokkaanse jongens (16%) en ook iets lager dan onder Turkse meisjes (15%) (SCP 2003). Drop-out is hierbij gedefinieerd als het aandeel zonder diploma, van degenen die in Nederland voortgezet onderwijs hebben gevolgd. Omdat we kunnen vermoeden dat schooluitval bij allochtone meisjes op deze leeftijd alles te maken
De leerplicht voorbij
65
heeft met de voorbereiding op het huwelijk, wijst deze ontwikkeling er waarschijnlijk wederom op dat door Marokkaanse meisjes en hun ouders steeds meer waarde wordt gehecht aan het afronden van een degelijke opleiding, voor er wordt getrouwd.
Hoog gegrepen Marokkaanse meisjes die op een hogeschool of universiteit terechtkomen vormen nog steeds een uitzondering, maar ze zijn wel de uitzondering die het beeld van Marokkaanse meisjes als succesvolle categorie bepalen. Zoals Marokkaanse jongens vooral geïdentificeerd lijken te worden met de minderheid van de slechtsten, zo lijken Marokkaanse meisjes eerder geïdentificeerd te worden met de minderheid van de besten. Toch zijn in het hoger en wetenschappelijke onderwijs inmiddels ook een groeiend aantal Marokkaanse jongens te vinden. Van alle Marokkaanse (en Turkse) meisjes én jongens met een vwo-diploma gaat de overgrote meerderheid (80 tot 90%) zelfs door in het wetenschappelijk onderwijs (SCP 2003). De meisjes die kozen voor de hoogst mogelijke opleiding, oogsten veel bewondering maar stuiten daarnaast ook op onbegrip en weerstanden. De belangrijkste barrière die ze moeten nemen is echter het gebrek aan vertrouwen in de eigen intellectuele vermogens: Ergens weet ik wel dat ik capaciteiten heb en best veel kan maar aan de andere kant meet ik mezelf natuurlijk ook aan Nederlandse studenten en dan heb je weer minder vertrouwen. Er zijn heel veel dingen die Nederlandse studenten gelijk meegekregen hebben en ik niet. Mijn kennis over maatschappij en christendom moet ik echt van boekjes hebben… Ik heb dat Latijn heel snel moeten inhalen en heb geen tijd om een stoomcursus Nederlands spellen en grammatica en mooie stijlvormen erin te krijgen. Dus dat zijn van die dingetjes dat je toch wel merkt dat je een achterstand hebt omdat je niet dezelfde weg genomen hebt als de andere studenten. [4e jaars student geschiedenis] Je spreekt wel Nederlands maar toen ik daar kwam, dat is gelijk een heel ander niveau. Nou, wat heb ik gedaan: ik heb echt woorden staan opzoeken joh, je zal het niet geloven maar dat heb ik gedaan. Je ziet toch een achterstand, ondanks dat je al van je geboorte in Nederland bent. Je zal het niet geloven maar die studiegids, het programma, dat heb ik staan lezen en toen kwam ik zoveel woorden tegen, ik heb gewoon een lijst gemaakt. En dat was dus nog voor ik begonnen was. En ook met Engels. Het was schrikken dat boeken echt in het Engels zijn. [drs. pedagogiek]
66
Ook andere studenten vertellen dat ze (taal)achterstanden ervaren, waardoor hun studietempo trager is. Maar dat is niet het enige verschil. Vaker voelen ze zich door medestudenten bekeken als een uitzondering: haar zal het waarschijnlijk niet lukken om de studie af te ronden.
De leerplicht voorbij
Je bent toch anders, je moet je ook constant verdedigen. Je bent altijd wel het zwarte eendje. [3e jaars student pedagogiek] Een Marokkaans meisje, nou we moeten nog zien of haar dat zal lukken. [2e jaars student rechten] De beschouwingen van hooggeschoolde meisjes onthullen een tamelijk eenzame positie. Ze signaleren veel verschillen met hun medestudenten, verschillen die ze vooral benoemen als achterstand. Ze zeggen kennis en vaardigheden te missen die voor hun overwegend autochtone medestudenten vanzelfsprekend zijn. En die achterstand gaat verder dan alleen taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse geschiedenis; ze verwijzen ook naar de geringere beschikbaarheid van culturele bagage, sociale netwerken en financiële steun. Mijn ouders steunen mij wel maar het zijn niet, je weet wel, twee tandartsen. Ook financieel niet. Dus dan sta ik weer boeken te kopiëren, om geld uit te sparen. Dat hebben Nederlandse studenten niet. Die kopen al hun boeken tegelijk, declareren dat bij pa en klaar is Kees. [3e jaars student pedagogiek] De verhalen van de meisjes laten zich soms lezen als de verhalen van autochtone arbeiderskinderen, die in het recente verleden door onderwijs opklommen. Nog meer dan de Marokkaanse herkomst lijkt de sociaal-economische positie van de ouders een rol te spelen in hun beleving van de verschillen met andere studenten. Het is ook moeilijk om aan analfabete of laaggeschoolde ouders uit te leggen wat een studie precies inhoudt. Een hbo-studente mondhygiëne, die door haar vader ‘onze dokter’ wordt genoemd, kan blij zijn met haar trotse ouders, maar weet zelf heel goed dat zij geen arts is en ook niet zal worden. Er is niet alleen een wereld van verschil met de ouders, maar ook met de meerderheid van de Marokkaanse jongeren, die immers lager geschoold zijn. Wie hogerop weet te komen in het onderwijs kan volgens de meisjes rekenen op bewondering maar ook op afgunst. Twee hbo studentes: Bij ons onderling is het ook een beetje zo, Marokkaanse meiden verwachten ook niet zozeer dat je een hogere opleiding hebt. Omdat je Marokkaans bent. Want ik heb dus meegemaakt, ik stond dus in de rij om boodschappen te doen, en daar stond een meisje dat ik heel lang niet had gezien. Op een gegeven moment zegt ze: ‘He, zit je nog op school? En werk je?’. Ik: ‘ja, ik werk bij het NLR’. Zij zegt: ‘O…? Als schoonmaakster?’… Zo door de hele rij. En ik zeg: ‘Nee, op de financiële afdeling’. ‘Oooh…’. Ik heb zoiets van: hoe stom kan je zijn, om zoiets te zeggen?
De leerplicht voorbij
67
Inmiddels wat ‘gewoner’ zijn de meisjes van rond de twintig die een mbo-opleiding met succes konden afronden. Maar ook zij beschrijven het gevoel dat zij op school extra hun best moesten doen: Wij waren de enige allochtonen in de klas. En ze waren allemaal stomverbaasd dat wij het haalden. In onderstaande grafieken wordt zichtbaar hoe ‘zeldzaam’ hooggeschoolde Marokkaanse meisjes (nog) zijn, maar ook dat er een duidelijk stijgende lijn zit in hun deelname aan hbo en wo. Wat betreft hun deelname aan het hoger onderwijs zijn er verrassend weinig verschillen tussen Marokkaanse meisjes en jongens van 19-23 jaar. In het hbo volgt een even groot percentage een opleiding. Op de universiteiten zijn iets meer Marokkaanse mannen dan vrouwen te vinden, maar dat verschil is gering. Dit in tegenstelling tot de algemene verwachting dat Marokkaanse meisjes in dit opzicht succesvoller zouden zijn dan Marokkaanse jongens. Daarnaast wordt uit de figuren duidelijk dat het aandeel hooggeschoolde Marokkaanse meisjes de percentages autochtone meisjes die naar hbo of universiteit gaan bij lange na niet benadert. Dat de meisjes zich uitzonderlijk voelen is dus niet zo vreemd. Het gevoel een eenling te zijn, extra je best te moeten doen omdat je zichtbaar bent als uitzondering en niet de vanzelfsprekende voordelen te hebben van autochtone medestudenten, maken de beslissing om Figuur 5.3 HBO deelname als % van de bevolking van 19-23 jaar 30
25 Autochtone vrouwen Marokkaanse mannen Marokkaanse vrouwen Turkse vrouwen
20
15
10
5
0
68
1995/'96
1996/'97
1997/'98
1998/'99
1999/'00
Bron: CBS Statline, SCP-bewerking
De leerplicht voorbij
2000/'01
2001/'02
Figuur 5.4 WO deelname als % van de bevolking van 20-24 jaar 30
25
20
Autochtone vrouwen Marokkaanse mannen Marokkaanse vrouwen Turkse vrouwen
15
10
5
0
1995/'96
1996/'97
1997/'98
1998/'99
1999/'00
2000/'01
2001/'02
Bron: CBS Statline, SCP-bewerking
door te leren moeilijk. Veel meisjes aarzelen dan ook, nadat zij een diploma halen dat toegang geeft tot het hoger onderwijs, terwijl ze het eerder, tijdens de schooltijd op de middelbare school, nog vanzelfsprekend vinden om door te gaan. Wie of wat geeft dan de doorslag?
De keuze voor doorleren
��������������
In de eerdere hoofdstukken zagen wij, dat de meisjes graag de indruk geven, dat zij vooral zelfstandig beslissen over de voortzetting van hun onderwijsloopbaan en de richting die zij inslaan. Dat wijkt niet veel af van de overwegingen die zij aanvoeren voor hun keuze voor een hogeschool of universiteit en een studierichting. Alleen worden ditmaal vaker docenten, decanen en voorlichters opgevoerd als personen die in negatieve of positieve zin van invloed zijn geweest, met name wat betreft de keuze van een bepaalde studierichting.
69
De leerplicht voorbij
Ik kwam een Marokkaanse student tegen, een jongen, die deed deze opleiding. En die zei, waarom ga je geen pedagogiek doen want daar zit wel werk in, je hebt gewoon niks te verliezen. En ook de decaan zei, je hebt nu vwo gedaan, het is toch zonde als je niet naar de universiteit gaat. [drs. pedagogiek] Ik heb geschiedenis altijd leuk gevonden, dat was op de middelbare school al. Dat is een van de vakken waar ik wel wat van heb opgestoken. Dat was een hele leuke docent. [4e jaars student geschiedenis] Soms hebben de meisjes een door de school georganiseerde beroepskeuzetest gedaan om een geschikte vervolgopleiding te vinden. Dat wil overigens niet zeggen dat zij zich iets aantrekken van de uitkomsten. Twee hbo-studentes: - Ik heb wel een test gedaan, om te kijken welk beroep het best bij je past. En daar kwam bij mij gewoon richting laboratorium uit of zo. Ik heb hem echt een paar keer gedaan, en echt altijd dezelfde uitkomst. Ik heb daar wel interesse voor of zo maar niet dat ik daar mijn beroep van wil maken. Wat grappig is, want ik heb er wel interesse voor. - Bij mij kwam er uit: handel. Maar toen ik daar zat had ik echt iets van, ‘okee, wat doe ik hier?’ Na een week…ik zag al mijn medestudenten om me heen druk pennen ‘omzet verhogen, goed, hoe doen we dat…turbo’. Ik hou wel van geld hoor, maar dit was toch… Om een hele dag in zo’n bedrijf rond te rennen… [groepsgesprek Chebba meidenplaza] Hoewel in de gesprekken met de meisjes opnieuw steeds de nadruk ligt op hun persoonlijke voorkeur voor een bepaalde richting, al dan niet aangewakkerd door een docent, blijkt dat op het punt van opleidingsrichting allochtone studenten in het algemeen een afwijkend patroon laten zien. In het hbo kiezen zij in vergelijking met autochtone studenten vaak voor economische opleidingen; gezondheidszorg en onderwijs zijn veel minder in trek. Op de universiteit hebben zij een voorkeur voor economie en rechten. Sociale wetenschappen, taal- of cultuurstudies komen er bekaaid af (SCP 2003). Dit is in overeenstemming met wat we eerder beluisterden in de opstellen van brugklassers en de groepsgesprekken met jonge tieners. Migrantenkinderen en -ouders die via scholing zich een betere toekomst in de Nederlandse samenleving proberen te verwerven, ambiëren beroepen die in hun ogen status en geld opleveren.
Een familieproject 70
Veel studerende meisjes blijken thuis wegbereiders zijn: ze zijn zelf een voorbeeld voor jongere broertjes en zusjes, die inmiddels begonnen zijn aan hun schoolloopbaan. Andere hebben een oudere broer, zus, oom of tante die het pad heeft geëffend. Wie als eerste van een gezin een hoog opleidingsniveau haalt,
De leerplicht voorbij
hoeft niet de enige te blijven. Meisjes die in het onderwijs succes boeken, komen vaak uit een studieus gezin: ze zijn niet het enige kind dat het goed doet op school, ook hun broers en zusjes kunnen goed leren en krijgen daar de ruimte voor. Bij ons zijn ze allemaal vwo, dus ik ben niet zo bijzonder. Ik heb nog vijf broertjes, die doen allemaal vwo, behalve de jongste die gaat naar de brugklas. Eentje heeft zijn vwo afgemaakt en die doet nu hbo, ik heb een broertje die studeert rechten aan de universiteit, eentje werkt bij de beurs en eentje zit nog in drie vwo. En ik heb nog een zusje, die doet hbo maatschappelijke dienstverlening. Mijn oudste zus die heeft mbo apotheekassistente gedaan, die is al getrouwd op haar negentiende en heeft twee kinderen. Ze werkt als apotheekassistente maar dat vindt ze niet leuk. Dus ze is pas begonnen aan de pabo en ze heeft het eerste jaar gehaald. [5e jaars student Arabisch] Ook andere studerende meisjes blijken uit gezinnen te komen, waar alle kinderen op de universiteit belanden of waar iedereen een voltooide mbo-opleiding heeft. Ik denk dat dat puur te maken heeft met het milieu, met het gezin waar je uitkomt (…) Ik denk niet dat je een gezin gaat vinden waar de meiden allemaal een universitaire studie doen, en de jongens allemaal crimineel zijn (…). [Marokkaanse jongerenwerkster] De situatie van dochters (en zonen) uit deze Marokkaanse gezinnen lijkt in veel opzichten op die van autochtone stijgers van één of twee generaties geleden. Bij de Nederlanders was er sprake van een ‘project’ van de familie (Brands 1992). Ambitieuze laaggeschoolde ouders die voor de hele familie sociale stijging nastreven, zien het belang in van zo hoog mogelijke opleiding. Het familieproject dat op die manier in gang gezet wordt uit zich uiteindelijk in steeds langduriger scholing van de kinderen en kleinkinderen. Dit proces is vergelijkbaar met migratie uit Marokko: de komst naar Nederland van de ouders en grootouders van de Marokkaanse meisjes kan begrepen worden als een project van de familie om het beter te krijgen. De ambitie om dat te vertalen in onderwijssucces laat zien dat sommige oorspronkelijke migranten goed begrijpen wat dat soort succes in de Nederlandse samenleving oplevert. In de SCP Rapportages Minderheden 2001 en 2003 is uitvoerig verslag gedaan van de invloed van kenmerken van ouders op schoolprestaties van hun kinderen. Een groot deel van de Marokkaanse ouders heeft nauwelijks onderwijs gevolgd en de thuistaal is eerder Berbers of Arabisch dan Nederlands. Dat is, zeker in het basisonderwijs, van invloed op het schoolsucces van hun kinderen. De kenmerken van de ouders lijken er echter minder toe te doen naarmate de opleiding vordert. Wij hebben echter de indruk dat, als het om hoger geschoolde meisjes gaat, de nadelen van de kenmerken van ouders al tijdens het basisonderwijs en zeker in het voortgezet onderwijs worden gecompenseerd door andere familieleden: de meisjes spreken thuis, met broers en zussen wel Nederlands en er zijn neven, ooms en tantes die de weg weten op universiteit en hogeschool. Bovendien zijn er ook steeds meer ouders die zelf tenminste enkele jaren in Neder-
De leerplicht voorbij
71
land school hebben gelopen (SCP 2003). Hun aantal zal in de toekomst verder toenemen. Op termijn zullen dus steeds meer ouders hun kinderen beter en langer kunnen begeleiden bij hun schoolcarrière.
72
Leergierig Ilhame is 24 jaar. Zij studeert pedagogische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Haar vader was al heel jong hier, op zijn 19e. Haar moeder kwam later, met de jongste kinderen. In totaal zijn ze met 11 kinderen thuis, waarvan de jongste 13, de oudste 32 jaar is. Haar oudste zus zorgde in Marokko voor de ‘tussen’kinderen, onder wie Ilhame, terwijl de ouders in Nederland hun overkomst voorbereidden. Omdat ze daardoor al twaalf jaar was toen ze hier kwam, heeft ze een groot deel van het basisonderwijs gemist. Dat compenseerde ze door ‘keihard’ te werken, met als gevolg dat ze na de Citotoets een havo advies kreeg. Na de havo/vwo brugklas kreeg ze vervolgens vwo-advies, en daar is ze naartoe gegaan. ‘In de vijfde klas zeiden ze: je mag kiezen maar het is beter dat je het jaar overdoet, dan kan je alles beter in je opnemen en dan kan je waarschijnlijk probleemloos door naar de zesde. Maar op die leeftijd wil je bij je vriendinnen blijven, ik had net een leuk groepje. Dus ik ging door naar de zesde, en haalde toen het eindexamen niet. Nu ik daar over nadenk – en dat is nu de eerste keer dat ik dat doe hoor – snap ik wel waarom: ik was traag. Je krijgt maar bepaalde tijd om zo’n nationale test te doen. Ik was heel langzaam met lezen. Ik kon het allemaal wel maar ik had nooit genoeg tijd. En Engels was fataal. Dat kon ik me maar niet eigen maken. Ik had al zoveel moeite met Nederlands als nieuwe taal’. Ilhame is trots op haar ouders, vooral wat betreft de opvoeding die ze heeft gekregen, zeker als ze dat vergelijkt met andere Marokkaanse gezinnen die ze kent. ‘Ik heb vaak zoiets van wau, mama, je doet het ontzettend goed. Mijn moeder heeft een heel apart karakter, heel positief, heel vrij in het opvoeden, maar aan de andere kant stelt ze toch heel duidelijke grenzen. Mijn moeder zit nu op school, ze leert Nederlands en Arabisch. Ze is heel leergierig, ze haalt als het ware nu haar schade in. Dat is uiteindelijk ook de reden waarom we hier naartoe kwamen. Mijn ouders hebben nooit de kans gehad om te leren. Dat zeggen ze nu ook voortdurend: luister kids, jullie hebben kansen, die moet je grijpen. Mijn moeder zegt: ik heb niet voor niks alles vol gehouden, jullie alles gegeven. Nu is het mijn beurt’. Hoe maakt Ilhame keuzes? ‘Mijn intuïtie is mijn eerste raadgever’ vertelt Ilhame, ‘voel ik me er wel helemaal goed bij. Of voel ik me er niet goed bij. In twijfelgevallen denk ik na wie daar het meeste kennis over heeft en die vraag ik dan. Bijvoorbeeld bij het kiezen van deze opleiding: eerst wou ik psychologie doen, ik was daar al voor ingeschreven. Toen zei mijn broer, je kan beter
De leerplicht voorbij
pedagogie gaan doen, dan staat vier jaar het kind centraal. Ik wist zeker dat ik sowieso wat met kinderen wou doen, kinderpsychologie of zo. Maar dan krijg je de eerste jaren algemeen en pas daarna ga je het specifiek over kinderen hebben. Terwijl pedagogiek helemaal over kinderen gaat. Dus dat wist mijn broer en het was een goed advies.’ Ilhame heeft twee getrouwde zussen en twee getrouwde broers. Thuis zijn ze nog met zes, een broer woont alleen. Een van de oudere zussen is juriste. Haar oudste zus, die na haar achttiende hier kwam, heeft een opleiding voor apothekersassistent gedaan in Nederland. Haar ene broer is econoom, haar andere broer psychiater. Een jongere broer studeert rechten. Dan is er nog een tweeling, van 17, die in de laatste klas van de havo zit. Ze willen allebei HBO gaan doen. ‘We doen beroep op elkaar. Medisch vragen we aan mijn broer, juridisch aan mijn zus, economisch aan mijn andere broer en pedagogisch doe ik. We hebben heel leuke gesprekken als we samen zijn, heel intellectueel. Dat doen we wekelijks’. Ilhame’s droom is om te trouwen en een paar kinderen te krijgen, maar tegelijkertijd te werken. ‘Ik wil de dingen die ik geleerd heb, vanuit mijn eigen opvoeding die ik heel goed vind en vanuit mijn eigen kennis, wat ik geleerd heb in mijn opleiding, gebruiken om mijn kinderen op te voeden. Eerst wil ik afstuderen, daarna een of twee kinderen, die bewust opvoeden en daarnaast ook parttime werken. Dan heb ik het niet over meteen hoor, maar over zes tot tien jaar. Ik wil dat niet plannen, wie weet kom ik nu al een leuke partner tegen. En als ik iemand vind met wie het klikt, dan zal ik daar een compromis tussen moeten zoeken. Ik wil voorlopig wel fulltime werken, maar als ik kinderen heb dan parttime…Je kan niet alles tegelijk bereiken. Je hebt misschien bepaalde doelen: een auto, een eigen huis… Maar het moet in evenwicht zijn, en je moet je er goed bij voelen’. Een half jaar na ons gesprek viert Ilhame haar bruiloft. Maar haar studie gaat zij afmaken, zo is het plan.
Ouders zijn niet alleen supporters langs de lijn; ze moeten hun dochter de ruimte geven om in haar opleiding te investeren. Dat betekent ook dat waar de dochter haar studie prioriteit geeft boven het vinden van een geschikte echtgenoot – zoals de Marokkaanse omgeving meestal wel van haar verwacht – haar ouders dit besluit moeten steunen wil het opleidingstraject succesvol eindigen. De studerende meisjes die we spraken geven vaak aan hoe dankbaar ze zijn dat hún ouders dat inzicht hadden. Al horen we ook dat een aantal ouders een poosje aan het idee heeft moeten wennen en dat ze de opleiding behandelen als een tijdelijk uitstel van de eigenlijke bestemming van hun dochter: een goed huwelijk. Want in mijn omgeving waren er allemaal mensen met huwelijksaanzoeken en ik dacht alleen maar: zo ver ben ik nog niet. Dat zag ik helemaal nog niet zitten. En ja, mijn ouders zeiden ook steeds: ‘ ze is
De leerplicht voorbij
73
nog met school bezig. Dus dat hebben ze wel altijd op afstand gehouden. En dat scheelt enorm, als je ouders achter je staan. Die weten dat school gewoon enorm belangrijk is. [drs. pedagogiek] Ik ken ook een paar meiden die klaar zijn met hun studie nu, die rond de 28-29 zijn, ongetrouwd. En waarvan ik ook wel weet dat de ouders graag willen dat ze zouden trouwen en kinderen krijgen, nog voor ze dood gaan weet je wel, zo van: dan maak ik het ook nog mee. [5e jaars student Arabisch] Zodra de meisjes hun opleiding hebben afgerond, staan opnieuw verschillende mogelijkheden open: de huwelijksmarkt, de arbeidsmarkt, of toch nog verder leren.
Switchen en stapelen Marokkaanse jongens en meisjes die het vmbo hebben doorlopen stromen in vrij grote mate door naar mbo-opleidingen (SCP 2003). De duur van deze opleidingen loopt uiteen. Voor de eenjarige ‘assistenten’ opleidingen is geen enkel diploma vereist. Dus ook meisjes die niet slaagden in het voortgezet onderwijs kunnen zo het einde van de leerplicht afwachten. Ze hebben dan echter geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Die heb je pas na een langere ‘basisberoeps’opleiding. Verder zijn er langere, drie- tot vierjarige mbo-opleidingen, die op hun beurt weer toegang geven tot het hbo.
74
Welke opleidingen Marokkaanse meisjes in het algemeen verkiezen is onbekend. Er zijn geen gegevens over de verdeling van etnische groepen over de verschillende mbo-niveaus. Wel is te beargumenteren dat de meeste meisjes op een laag niveau instromen, omdat hun einddiploma van het vmbo relatief laag is of omdat zij zonder diploma de school verlaten (SCP 2003). Zoals hiervoor bleek, betekent dat echter niet dat zij zich vanzelfsprekend neerleggen bij een kortdurende mbo-opleiding. De meisjes die de stap naar het mbo nog moeten maken, weten nu al dat zij ooit op een hbo-opleiding terecht kunnen komen. En zij zijn ervan overtuigd dat het halen van dat doel vooral samen hangt met eigen wilskracht. Of het ooit zover komt, weten we niet. Er zijn geen betrouwbare cijfers over de doorstroom van mbo naar hbo. Wel weten we iets over wat Marokkaanse scholieren in het recente verleden na hun mbo-opleiding gingen doen. Het zogenaamde RUBS – Registratie Uitstroom en Bestemming Schoolverlaters – bestand is één van de weinige bestanden met cijfers over de overgang van school naar werk. Die overgang is een proces en de dynamiek daarvan is alleen vast te stellen door te onderzoeken wat scholieren daadwerkelijk doen na hun opleiding. RUBS is een schriftelijke enquête onder jongeren die anderhalf jaar na het verlaten van het mbo wordt afgenomen en waarin wordt teruggeblikt op de schoolervaringen en het toetreden tot de arbeidsmarkt. Voor verschillende momenten (3, 6, 12 en 18 maanden) na het verlaten van de school wordt achteraf gevraagd naar de maatschappelijke positie. De cijfers stammen uit 1998, maar het beeld dat zij bieden wordt bevestigd door de verhalen van de meisjes die wij spraken.
De leerplicht voorbij
Tabel 5.1 Maatschappelijke positie van mbo-schoolverlaters 3 maanden na afstuderen, naar geslacht en herkomst, 1998 (in %) 1 Marokkanen
Turken
autochtonen
m
v
m
v
m
v
betaald werk (incl. leerlingwezen)
37
43
47
53
58
62
scholier/student
53
43
34
24
36
31
7
12
6
18
3
3
4
3
4
6
4
3
57
120
50
68
3305
4823
werkloos andere situatie
a
n
Bron: ROA (RUBS’98) SCP bewerking
a
vakantie, onbetaald werk, anders
Tabel 5.2 Maatschappelijke positie van mbo-schoolverlaters 6 maanden na afstuderen, naar geslacht en herkomst, 1998 (in %) Marokkanen
Turken
autochtonen
m
v
m
v
m
v
betaald werk (incl. leerlingwezen)
40
48
51
53
58
61
scholier/student
48
41
41
28
38
34
werkloos
9
9
6
13
2
2
andere situatie
#
#
#
#
3
3
58
117
51
68
3303
4840
n Bron: ROA (RUBS’98) SCP bewerking
# minder dan 10 respondenten
De bovenstaande tabellen laten zien dat Marokkaanse meisjes vaker een baan hebben dan de jongens en minder vaak een (vervolg)opleiding volgen. Daarin onderscheiden ze zich niet van autochtone meisjes
1
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van RUBS-gegevens 1998 van het ROA, die via het Wetenschappelijk Statistisch Agentschap zijn verkregen.
De leerplicht voorbij
75
met een mbo-diploma. Omdat de meisjes actiever zijn op de arbeidsmarkt, lopen ze ook meer risico op werkloosheid dan de jongens. Dat is zichtbaar in de eerste tabel, maar niet meer in de tweede. Marokkaanse jongens zijn dan even vaak werkloos. Tabel 5.3 Maatschappelijke positie van mbo-schoolverlaters 12 maanden na afstuderen, naar geslacht en herkomst, 1998 (in %) Marokkanen
Turken
autochtonen
m
v
m
v
m
v
betaald werk (incl. leerlingwezen)
52
59
58
65
69
71
scholier/student
31
27
24
15
25
24
werkloos
12
7
4
9
1
2
5
5
14
12
5
5
58
112
50
68
3300
4843
andere situatie n
Bron: ROA (RUBS’98) SCP bewerking
Tabel 5.4 Maatschappelijke positie van mbo-schoolverlaters 18 maanden na afstuderen, naar geslacht en herkomst, 1998 (in %) Marokkanen
Turken
autochtonen
m
v
m
v
m
v
betaald werk (incl. leerlingwezen)
48
56
60
57
63
66
scholier/student
42
40
33
25
35
31
werkloos
8
2
4
9
1
1
andere situatie
#
#
#
9
1
2
60
129
55
68
3493
5060
n
Bron: ROA (RUBS’98) SCP bewerking
# minder dan 10 respondenten
76
De leerplicht voorbij
In de tabellen is duidelijk te zien, dat de aandelen Marokkaanse meisjes die werken of studeren sterk wisselen. Naarmate de tijd vordert gaan er meer meisjes aan het werk, maar het aandeel dat als scholier/ student geboekstaafd wordt loopt uiteen van ruim een kwart tot veertig procent. Als we de Marokkaanse, Turkse en autochtone meisjes vergelijken, blijken de laatsten op alle momenten verreweg het vaakst een baan te hebben en het minst werkloos te zijn. Ook met een in principe waardevol diploma als het mbo blijken er dus duidelijke verschillen in kansen op werk tussen allochtonen en autochtonen. Met name in de eerste maanden na het afstuderen komen de allochtone jongeren veel moeizamer aan een baan. Een moeizame start op de arbeidsmarkt leidt er toe dat de jongeren uitkijken naar alternatieven, eerder dan zich door een zoveelste mislukte sollicitatieprocedure te laten frustreren. We zien in de tabellen dat Marokkaanse en Turkse meisjes verschillende alternatieven prefereren. Terwijl Turkse meisjes beduidend vaker dan Turkse jongens werkloos zijn, groeit bij hen ook al snel de categorie ‘andere situatie’. Deze dynamiek is te verklaren door de gemiddeld jonge leeftijd waarop Turkse meisjes in het huwelijk treden: de ‘andere situatie’ in de tabel betekent vermoedelijk dat zij huisvrouw zijn geworden. Op dezelfde leeftijd zitten de Marokkaanse meisjes nog op school of keren na een eerste verkenning van de arbeidsmarkt terug naar school. Die nieuwe opleiding kan overigens van alles zijn: een mbo-vervolgopleiding bijvoorbeeld, maar ook een studie aan een hogeschool. Het lijkt erop dat een behoorlijk aantal Marokkaanse meisjes met een mbo-diploma op zak eerst probeert betaald werk te doen, om daarna weer terug te keren naar school of na een paar schoolmaanden toch de arbeidsmarkt opgaat. Deze dynamiek is zichtbaar in de statistiek en blijkt ook uit de verhalen die meisjes met een mbo-diploma vertellen: Toen ik het diploma had, wilde ik rustiger werk. Gewoon op kantoor, want ik wilde het werk niet steeds mee naar huis hoeven nemen. In het jongerenwerk doe je dat toch al snel, je maakt veel mee. Dat wilde ik niet meer. Ik ben eerst via een uitzendbureau bij het bedrijf terechtgekomen, maar nu ben ik daar in dienst. Het bevalt me goed, maar het heeft niks te maken met mijn opleiding. Behalve dat je kunt organiseren en zo. Nu ben ik me ook aan het oriënteren op wat ik wil. Misschien wil ik voor mezelf beginnen of toch een hbo-opleiding p&o gaan doen [23 jaar, mbo sociaal-cultureel werk, nu werkzaam op een afdeling personeelszaken] Eerst dacht ik, na m’n mbo even werken, dan nemen we na de zomer wel de beslissing. Maar nu ben ik al een jaar aan het werk en het werken heeft me goed gedaan. En ook binnen het werk zijn er doorstroommogelijkheden. Ik kan zelf manager worden! Als ik nu naar het hbo ga, heb je na zoveel jaar studeren nog steeds geen praktijkervaring. En dan is het moeilijker om een baan te vinden [20 jaar, mbo sociaal-cultureel werk, nu managementassistent]
De leerplicht voorbij
77
Achter de cijfers kan ook een andere ontwikkeling schuil gaan. Er bestaat onder de stapelaars van opleidingen een voorkeur voor de combinatie van werk en studie. Dat betekent dat meisjes met een mbodiploma de keuze tussen doorleren of werken uitstellen. Zij werken én studeren bijvoorbeeld aan een deeltijd hbo-opleiding: Ik heb zo’n duale opleiding gekozen. Dat wil zeggen dat ik twee dagen per week naar school ga en drie dagen werk, om ervaring op te doen in een bedrijf. Het eerste jaar ben ik gewoon full time naar school geweest, en het tweede jaar ben ik begonnen met drie dagen in de week stage. Dat is in principe gewoon een baan. [20 jaar, 2e jaar hbo economie en bedrijfskunde] Toen had ik me ingeschreven voor de hbo, de vervolgopleiding. Maar ik wilde geen fulltime opleiding meer doen. Ik had me ingeschreven voor de deeltijdopleiding maar het is me niet gelukt om een parttime baan daarnaast te vinden. Ik was van plan om een jaartje te gaan werken en dan het jaar daarop weer mee te doen, en toen ben ik blijven hangen op de arbeidsmarkt. Nog steeds, elk jaar ga ik naar die voorlichtingsdagen om me in te schrijven, maar er komt elke keer wat tussen, heb ik het idee. [25 jaar, mbo sociaal-juridische dienstverlening, werkzaam bij de gemeente] In het algemeen geldt dat Marokkaanse meisjes met een mbo-diploma weinig ‘zitvlees’ hebben: zij springen van baan naar baan en van betaald werk naar vervolgopleiding en weer terug. Sommigen zijn gecharmeerd van interne bedrijfsopleidingen, anderen zien juist op tegen de verplichtingen die dat met zich meebrengt: Want dan ben je weer verplicht drie jaar te blijven en ik weet bij god niet wat ik morgen ga doen. Ja, misschien… ik weet het niet. Ik roep maar elke keer wat. Een winkel, dan verkoop je een product, dan denk ik, dan ben ik daar ook weer op uitgekeken. Dus misschien iets beginnen, een klein uitzendbureautje of zo, dat je echt ook met mensen te maken hebt en dat het ook een beetje afwisselend is. Want ik denk als je in een winkel staat en je verkoopt kleren… Ik heb zelf in een winkel gewerkt en dat had ik ook weer gezien. Ik weet het niet, ik heb geen idee. [25 jaar, mbo sociaal-juridische dienstverlening] Hoe lang de meisjes in een baan blijven hangen, of ze daarna terug gaan naar een studie of doorgaan op de arbeidsmarkt, lijkt afhankelijk van toevalligheden. Als ze ‘tijdelijk’ willen werken, dan is de weg naar het uitzendbureau gemakkelijk, terwijl ook vroegere stages tot werkplekken kunnen leiden. Soms blijkt de baan leuk genoeg om ermee door te gaan, maar er wordt even gemakkelijk naar iets anders gezocht als aspecten van het werk tegen vallen.
78
Anya, met mbo-diploma sociaal-cultureel werk, werkt krap een jaar full time. Ze blijkt een echte jobhopper: ‘Eerst werkte ik als receptioniste/telefoniste bij de ABN. Daar ben ik weg gegaan, voordat ze mij weg zouden bezuinigen. Ik hoorde over massa-ontslagen, dus dacht ik weg wezen. Toen ging ik
De leerplicht voorbij
werken bij een groothandel in sportartikelen. Dat werk vond ik niet zo leuk en het was ook elke dag lang reizen. Ik heb dat een paar maanden gedaan. Toen kreeg ik een tip van een vriendin van mij, die daar zelf ook werkt, dat er een tijdelijke baan bij een vermogensbeheerder op Schiphol was. Lekker in de buurt. Dat doe ik nu twee weken, als vervanging voor een zieke, maar ik heb uitzicht op verlenging. Dat werk is leuk; ik ben veel meer dan alleen secretaresse. Je moet van alles zelfstandig regelen voor de managers: agenda bijhouden, notuleren, maar ook zelfstandig reizen organiseren’. De keuze tussen doorleren of werken lijkt voor deze meisjes vooral bepaald te worden door de aantrekkelijkheid van het werk tegenover de mogelijke voordelen van verdere scholing. En als ze voor werk kiezen, dan wordt die keuze niet als definitief gepresenteerd. Ik ben nog steeds van plan om een opleiding te gaan doen, maar…Ik ben nog steeds aan het snuffelen overal. Ik heb best veel verschillende banen al gehad en ik ben nog niet echt een baan tegen gekomen waarvan ik zeg nou hier blijf ik zeker vijf jaar zitten. Ik ben nog aan het rondkijken. Ik ben best snel uitgekeken op. Nu zit ik bij de stedelijke woningdienst. Ik heb zo het idee dat het werk heel snel eentonig wordt en dan ga ik weer verder. Dus ik weet het nog niet echt…[25 jaar, mbo sociaal-juridische dienstverlening] Na de havo, toen heb ik een interne opleiding bij een bank gedaan. Dat was vier dagen werken en een dag naar school. Het was werk achter de balie, mensen helpen, geld storten, geld opnemen. Echt zo’n baan waarbij je altijd een glimlach op je gezicht moet hebben. Ik ben daar heel slecht in. Daarom heb ik besloten, ik ga nu iets doen wat ik echt leuk vind en toen ben ik geschiedenis gaan doen, een lerarenopleiding aan het hbo. [26 jaar, propedeuse hbo] Het ‘snuffelen’ aan werk: het overstappen van de ene baan naar de andere, het stapelen van opleidingen en het switchen tussen opleiding en baan, duidt eerder op onzekerheid en ambivalentie dan op een doelbewuste eerste stap in de richting van een echte loopbaan. Maar het kan ook wijzen op een ander aspect van de ‘flexibele’ arbeidsmarkt: de problemen die Marokkaanse meisjes ondervinden bij het zoeken naar werk.
Vraag en aanbod In arbeidsmarktonderzoek is het gebruikelijk de arbeidsmarktpositie van groepen aan te duiden en te vergelijken aan de hand van de bruto- en netto-arbeidsparticipatie en het werkloosheidspercentage. Met bruto-arbeidsparticipatie bedoelen we dat deel van de bevolking van 15-64 jaar dat tot de beroepsbevolking behoort, dat wil zeggen dat een baan heeft (van minstens 12 uur) of werk zoekt. De netto-arbeidsparticipatie is dan het aandeel dat feitelijk werk heeft voor minstens 12 uur per week.
De leerplicht voorbij
79
Tabel 5.5 Bruto- en netto-arbeidsparticipatie van personen van 16-29 jaar (autochtonen 15-29 jaar), naar etnische herkomst en geslacht, 1994-2002 (in procenten) Marokkaanse mannen
Marokkaanse vrouwen
Turkse vrouwen
bruto-arbeidsparticipatiea 1994 1998 2002
51 61 68
23 33 44
27 33 38
53 63 61
netto-arbeidsparticipatieb 1994 1998 2002
30 46 58
15 24 38
19 25 31
47 58 58
a b
autochtone vrouwen
werkenden en werkzoekenden (voor min. 12 uur p.w.) tesamen als % van de bevolking in de betreffende leeftijdscategorie werkenden (voor min. 12 uur p.w.) als % van de bevolking in de desbetreffende leeftijdscategorie
Bron: ISEO (SPVA’94); ISEO/SCP (SPVA’98); ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens; CBS (EBB ‘02) SCP-bewerking Tabel 5.5 laat zien dat Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen tot 30 jaar veel minder vaak actief zijn op de arbeidsmarkt (lagere bruto-participatie) en minder vaak een baan hebben (lagere netto-participatie) dan Marokkaanse jonge mannen. Wel zijn de onderlinge verschillen in de periode 1994-2002 duidelijk kleiner geworden doordat de bruto- en nettoparticipatie bij de Marokkaanse vrouwen in deze leeftijdsgroep veel sneller is gestegen dan bij de Marokkaanse mannen. Ook zijn zij ingelopen op Turkse vrouwen. Inmiddels is 44% actief op de arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt steeds weer dat de bruto- en netto-arbeidsparticipatie samenhangen met opleidingsniveau. Met name bij vrouwen geldt: hoe hoger de opleiding hoe groter de arbeidsparticipatie. Dat blijkt ook te gelden voor Marokkaanse jonge vrouwen. Zo is de bruto-participatie van Marokkaanse vrouwen met minimaal een mbo-diploma 63%, van degenen met niet meer dan basisonderwijs 27%.
80
Bij Turkse vrouwen zijn deze verschillen ongeveer even groot: respectievelijk 56% en 19% (SCP 2003). Als de scholing van de vrouwen uit deze groepen in het huidige tempo toe blijft nemen, kunnen we dus
De leerplicht voorbij
Tabel 5.6 Bruto- en netto-arbeidsparticipatie naar migratieleeftijd, etnische herkomst en geslacht, 2002 (in procenten) Marokkaanse mannen migratieleeftijd
Marokkaanse vrouwen
in Ned.geb. of < 6 jr
Turkse vrouwen
Ned.geb. 6-17 jr
18+
of < 6 jr
Ned. geb. 6-17 jr
18+
of < 6 jr
6-17 jr 18+
bruto-participatie 63
67
92
55
52
16
42
42
27
netto-participatie 53
58
79
47
45
13
35
37
19
n(=100%)
75
62
205
95
105
232
95
120
233
Bron: ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens
Tabel 5.7 Werkloosheid (=niet-werkzame personen als % van de beroepsbevolking) van personen van 16-29 jaar (autochtonen 15-29 jaar) naar etnische herkomst en geslacht, 1994-2002 Marokkaanse mannen
Marokkaanse vrouwen
Turkse
autochtone
vrouwen
vrouwen
1994
41
36
30
12
1998
24
26
25
7
2002
15
14
19
5
Bron: ISEO (SPVA’94); ISEO/SCP (SPVA’98); ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens; CBS (EBB ‘02) SCP-bewerking
verwachten dat meer vrouwen dan nu de ambitie en bereidheid hebben om betaald werk te gaan doen. Verder hangt de arbeidsparticipatie ook samen met migratieachtergronden. Tabel 5.6 laat zien dat de bruto- en netto arbeidsparticipatie van Marokkaanse en Turkse vrouwen die als volwassene zijn gemigreerd beduidend lager is dan die van de tweede generatie (in Nederland geboren of vóór het zesde jaar gemigreerd) en van de tussengeneratie (gemigreerd tussen hun zesde en achttiende jaar). Dat heeft niet alleen met het eerder genoemde lagere opleidingsniveau te maken, maar ook met het feit dat veel van deze huwelijksmigranten de taal niet spreken, de weg niet weten in de Nederlandse samenleving en
De leerplicht voorbij
81
Tabel 5.8 Hoofdactiviteit van personen van 19-24 jaar naar geslacht en etnische herkomst, 1998 (in %)
werkend >= 12 uur werkzoekend huisvrouw/man arbeidsongeschikt studerend anders totaal
Marokkanen m v
m
Turken v
47 15 # # 35 3
29 9 32 # 27 #
55 18 # 20 #
27 7 46 # 17 #
47 4 # # 47 #
55 4 2 37 #
169
226
210
278
77
92
Bron: SCP/ISEO (SPVA’98)
autochtonen m v
# minder dan 10 respondenten
Tabel 5.9 Hoofdactiviteit van personen van 19-24 jaar, naar etnische herkomst en geslacht, 2002 (in %) Marokkanen
werkend >= 12 uur werkzoekend huisvrouw/man arbeidsongeschikt studerend anders totaal
mannen
vrouwen
Turkse vrouwen
61 11 # 24 -
45 5 27 # 23 #
41 4 21 # 31 1
160
182
179
Bron: ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens
82
# minder dan 10 respondenten
bovendien kort na aankomst zwanger worden. In hoofdstuk zeven komen we terug op deze importbrui den en hun visie op hun toekomst in Nederland. Uit de statistieken valt verder op te maken dat de werkloosheid onder Marokkaanse en Turkse jongeren (veel) hoger is dan onder autochtone jongeren. In vergelijking met begin jaren negentig is de werkloosheid onder Turkse en Marokkaanse jongeren als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen
De leerplicht voorbij
wel fors gedaald, maar onder autochtone jongeren is dat evenzeer het geval. Voor de komende jaren verwachten we dat de werkloosheid van alle groepen weer zal oplopen. Een weer oplopende werkloosheid bij ongunstige economische conjunctuur, betekent dat de cijfers voor 2002 niet beschouwd mogen worden als een trend die zich door zal zetten. In 2002 zijn alle groepen, zowel mannen als vrouwen, aanzienlijk meer gaan werken, terwijl de werkloosheid terug liep. Omdat wij een wisselwerking vooronderstelden tussen slechte arbeidsmarktperspectieven en een terugkeer naar de schoolbanken dan wel de keuze voor een alternatieve loopbaan als huisvrouw en moeder, is het teruglopen van het aantal studenten en huisvrouwen in deze leeftijdscategorie wellicht voor een stuk te verklaren door de krapte op de arbeidsmarkt van 1999, 2000 en 2001. Dat betekent dat bij het keren van het economisch tij een opleiding of een huisvrouwenbestaan weer een alternatief wordt voor de Marokkaanse jonge vrouwen die nu aan het werk zijn.
Generaties Wij hebben gezien dat de kans dat iemand werkt of gaat werken, in het algemeen toeneemt bij een hoger opleidingsniveau (SCP 2003). Dat wordt nog eens bevestigd als wij kijken naar de verschillen tussen verschillende ‘typen’ Marokkaanse meisjes. De tweede generatie volgt beduidend langer onderwijs dan leeftijdgenoten van de eerste en de ‘tussen’ generatie en gedraagt zich anders op de arbeidsmarkt. In de Tabel 5.10 Hoofdactiviteit naar migratieleeftijd, etnische herkomst en geslacht, 2002 (in %)
migratie-
Marokkaanse mannen
Marokkaanse vrouwen
in Ned.geb.
Ned.geb.
leeftijd
of < 6 jr
6-17 jr
18+
< 6 jr
Turkse vrouwen Ned. geb.
6-17 jr
18+
< 6 jr
6-17 jr
18+
werkend >=12 uur
54
58
79
48
46
13
35
38
werkzoekend
10
16
11
#
#
#
#
#
#
huisvrouw/man
#
#
#
9
27
71
11
35
64
student
5
17
8
7
14
12
44
19
#
anders
#
#
#
#
#
#
#
#
#
230
75
62
205
92
103
230
93
118
n(=100%)
Bron: ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens
De leerplicht voorbij
20
# minder dan 10 respondenten
83
onderstaande tabel 5.10 zien we een belangrijk verschil tussen de generaties, tussen enerzijds participatie in onderwijs en arbeid en anderzijds het huisvrouwschap. Zelfs de jongste generatie Marokkaanse meisjes blijkt nog beduidend minder vaak te werken dan autochtone leeftijdgenoten Dat wordt ook zichtbaar in de verhalen van de wat oudere meisjes die in dit hoofdstuk aan bod komen. Hun houding ten opzichte van betaald werk blijkt nogal eens dubbelzinnig. Ze klagen bijvoorbeeld dat het werk in de praktijk tegenvalt of zwaar is. Hun klachten kunnen verklaard worden door het soort werk waar ze vooralsnog op aangewezen zijn. Marokkaanse vrouwen werken nog overwegend op lager en middelbaar niveau (SCP 2003). Ze werken minder vaak dan mannen op het laagste functieniveau (elementair niveau). Een voor de hand liggende verklaring daarvoor is dat Marokkaanse (en Turkse) vrouwen met de laagste opleidingen zich hebben teruggetrokken van de arbeidsmarkt toen zij gingen trouwen of kinderen kregen. Een ander kenmerk van het werk van Marokkaanse vrouwen is dat zij relatief vaak in tijdelijk dienst zijn, wat als minder aantrekkelijk wordt aangemerkt. Daarin lijken zij zowel op andere vrouwen, ook autochtone, als op allochtonen in het algemeen (Portegijs et al. 2002). Anderzijds moeten wij constateren dat tijdelijke contracten goed aansluiten bij de wisselvallige houding van de meisjes zelf, die blijkt uit hun neiging tot job-hoppen en switchen. Blijft de vraag wat hier oorzaak is en wat gevolg. Voortdurend wisselen van baan betekent ook voortdurend op zoek zijn naar werk. Het feit dat ze blijven steken in lager gekwalificeerde en tijdelijke banen zou ook te maken kunnen hebben met de manier waarop ze naar werk zoeken. Marokkaanse vrouwen, evenals de Marokkaanse mannen en Turkse vrouwen komen vooral via informele zoekkanalen aan werk. Daarnaast spelen intermediairs (arbeids- en uitzendbureaus) een rol. Van formele kanalen, zoals schriftelijk solliciteren naar aanleiding van advertenties wordt weinig gebruik gemaakt. En omdat voor hogere functies vaker via advertenties geworven wordt, komen die niet goed in beeld bij het zoeken naar werk.
84
Wat uiteindelijk de doorslag geeft voor de toenemende participatie van de Marokkaanse meisjes én hun hardnekkige achterstand: hun eigen opvattingen over werken of de economische conjunctuur, zal pas duidelijk worden als deze laatste dramatisch verslechtert. De hoogconjunctuur leidde er toe dat werkgevers ruimdenkender werden over het in dienst nemen van allochtonen. Nu de euforie over de economische vooruitgang is geluwd, leggen culturele verschillen en irritaties daarover op de werkplek, weer meer gewicht in de schaal. Dat kan weer nadelig zijn voor de arbeidsmotivatie van de jonge Marokkaanse vrouwen.
De leerplicht voorbij
Hoofddoeken en vooroordelen Terwijl op de meeste scholen geen punt meer wordt gemaakt van het dragen van een hoofddoek, tenzij in extreme gevallen zoals bij het incident in het voorjaar van 2003 waarbij meisjes een sluier wilden dragen die het hele gezicht bedekt, ligt dit op de werkvloer heel wat gevoeliger. Werkende jonge vrouwen met een hoofddoek vertellen steevast verhalen over onaangename reacties van niet-moslims. Alleen echt het cliché is dat mensen heel vaak, en daar moet ik echt om lachen, dat mensen heel krom Nederlands tegen je gaan praten. [hbo studente] Dus ik kom binnen, ik zeg: ‘dag mijnheer, ik kom even uw bloed afnemen, want mijn collega weet niet goed hoe dat moet.’ En hij: maar wat doet u dan hier? Ik: Ja, ik werk hier. O. Maar, en hij: hebt u hier dan een opleiding gevolgd, bent u hier geboren? En ik: mag ik uw bloed, ja of nee? Ik denk, nou ja! [hbo studente] Dus toen ik daar kwam om stage te lopen, was het echt van, o, dat hadden we niet verwacht. En meteen, heel stom, van binnen zat ik echt te koken. Het was meteen wel duidelijk dat ze me daar niet wilden hebben, maar dat recht hebben ze niet. Toen was het van, en ben je nu van plan om hier te gaan werken met je hoofddoek. En ik: ja, op de opleiding werk ik ook altijd met hoofddoek, ik ben niet anders gewend. [hbo studente] Door de keuze van de moslima’s voor andere kleedgewoonten en omgangsvormen creëren ze een afstand tussen zichzelf en hun collega’s. Zij zetten daarmee een ingewikkeld proces in gang van zichzelf buitensluiten en buitengesloten worden. Een werkgever legt uit hoe dit bij haar op de afdeling gaat. Tussen de andere collega’s zijn ze geneigd veel naar elkaar toe te trekken; er ontstaat dan zo’n sfeertje… In een verslag schreef een collega over een meisje: ‘Is ook nooit op feestjes, wat natuurlijk ook niet hoeft, maar al met al…’ Het verwijt van de collega’s was: het lijkt wel een Siamese tweeling en het verweer van de meisjes: dat komt omdat zij ons niet accepteren. Het is ook moeilijk om een balans te vinden. Zoals nu met de ramadan. Vinden ze dat ze er recht op hebben eerder naar huis te mogen vanwege de ramadan. Dat is een religieus iets en daar moeten wij respect voor hebben. Ze willen niet opvallen maar doen dat toch steeds. De twee meisjes waar deze afdelingschef het over heeft, hebben hun mbo-diploma gehaald en zijn het werk gaan doen waarvoor zij opgeleid zijn, zijn modern gekleed en dragen geen van beide een hoofddoek. Op het eerste gezicht is voldaan aan de basisvoorwaarden voor succesvolle integratie. Toch horen de meisjes er niet echt bij. Voor hen is het vanzelfsprekend dat zij geen alcohol drinken, zich aan de
De leerplicht voorbij
85
vasten houden en ’s avonds niet op eigen houtje verjaarsvisites afleggen bij collega’s in andere buurten. Dit soort sociale smeerolie, die zich niet in een formeel arbeidscontract laat vastleggen, blijkt van wezenlijk belang voor de dagelijkse omgang op kantoor. Het gevoel niet echt mee te doen, kan mede verklaren waarom de loopbanen van Marokkaanse meisjes vaak zo brokkelig zijn. In tegenstelling tot werknemers die zich thuis voelen in hun baan, zijn deze meisjes minder verbonden met het bedrijf. Dat maakt het gemakkelijk om van werkgever te veranderen, als het werk begint te vervelen. Dat het ook anders kan, vertelt Nadia, die op kantoor werkt bij een schoonmaakbedrijf: Mijn collega’s op kantoor zijn geen van alle Marokkaans, maar het schoonmaakpersoneel wel. Af en toe word ik erbij geroepen om te vertalen, maar daar moet ik niet te veel van hebben, daar ben ik niet voor aangenomen…. Mijn collega’s informeren naar de ramadan en soms doen ze zelfs een dagje mee, om te voelen hoe het is. Ze hebben veel respect voor me en ik sta ook open voor andere culturen. Mijn collega’s zijn heel open, ze leggen dingen uit en dat doe ik ook. Het is een kwestie van geven en nemen. Het hangt af van jezelf. Vaak is het onwetendheid die leidt tot problemen. Ik bén niet anders. Ik eet ook boerenkool! [mbo diploma sociaal-cultureel werk] Dit soort moeilijkheden ten spijt, zijn de meisjes die wij interviewden niet geneigd concessies te doen en de hoofddoek dan maar af te laten of de ramadan over te slaan. Voor hen is het volgen van de geloofsregels fundamenteel onderdeel van hun identiteit. Ze hebben er bewust, op de hoogte van de nadelen, voor gekozen. Als je meer opleiding hebt, ga je ook meer nadenken over het geloof. Als studentes een hoofddoek dragen, is dat juist omdat ze een bewustwording meemaken en verdieping zoeken. Ik ben daar zelf ook over bezig. Vasten doe ik al heel lang, en sinds mijn zestiende bid ik. Op een bepaald moment is de tijd rijp voor de hoofddoek. Het besluit nemen is een proces. Uit jezelf weet je wanneer je ‘m gaat dragen. Het gaat om geloof in het hart. [2e jaar student rechten] Deze oudere meisjes maken ook bezwaar tegen de meer opstandige keuze voor de hoofddoek van de jonge scholieren. De combinaties die zij soms zien bij ‘de jeugd van tegenwoordig’, een hoofddoek en strakke kleding bijvoorbeeld, wijzen er volgens hen op dat er geen serieuze moslima onder de hoofdbedekking schuilt. Als je een hoofddoek draagt, moet ook de rest van je gedrag daarbij passen. Tegenwoordig zie je meisjes met een hoofddoek en hele strakke kleding, dat kan niet. De hoofddoek dragen is een keuze. Ik was er op mijn negentiende klaar voor. [mbo-diploma sociaal-cultureel werk]
86
Sommige jonge vrouwen geven aan dat het dragen van een hoofddoek hen juist toelaat buitenshuis te werken. Hun ouders kunnen hun stap in de wereld beter accepteren, omdat duidelijk is dat de meisjes
De leerplicht voorbij
daarbij niet toegankelijk zijn voor mannen. Bovendien gaan moslim klanten en collega’s dan respectvoller met hen om. De bezorgdheid om de reputatie in eigen kring bereikt in deze leeftijdfase, waarin het diploma behaald is en de meisjes de huwbare leeftijd ruim bereikt hebben, een hoogtepunt. De druk van ouders om nu dan toch snel te trouwen neemt toe. Ook dat bepaalt het gedrag van de meisjes op de arbeidsmarkt: zij weten niet precies wat de toekomst hen brengen zal, dus de eerste baan wordt gezien als een tijdelijke bestemming totdat de echtgenoot op komt dagen.
Conclusie Steeds meer Marokkaanse meisjes leren door en gaan daarna werken. Zeker tussen eerste en tweede generatie zien wij grote verschillen. Het opleidingsniveau van Marokkaanse meisjes stijgt, ook ten opzichte van dat van de jongens. In sommige opzichten doen ze het beter, in andere niet. Het is moeilijk een eenduidig beeld te krijgen uit de cijfers: er is een vertekening naar boven door te optimistische adviezen en nog niet gerealiseerde uitval en vertekening naar beneden door huwelijksmigranten en tussengeneratie. Belangrijk is de constatering dat doorleren voor heel veel Marokkaanse meisjes en hun ouders een vanzelfsprekend doel geworden is. De eerste stappen op de arbeidsmarkt zijn daarentegen onzekerder en meer omkleedt met ambivalenties. Dat neemt niet weg dat zij veel vaker werk zoeken en vinden dan oudere Marokkaanse vrouwen. In dat opzicht hadden zij in het recente verleden het tij mee. Door schaarste aan arbeidskracht was het relatief gemakkelijk om een baan te vinden en als die niet beviel over te stappen naar een andere werkgever of terug te keren naar school. Als door economische recessie de werkgelegenheid afneemt, zal het verhaal anders worden. Waarschijnlijk zullen zij, met alle handicaps waar allochtonen in het algemeen mee kampen, meer moeite moeten doen om een baan te vinden terwijl ze toch al niet zo zeker weten of ze die wel willen. Het risico bestaat daardoor dat velen, vooral de lager opgeleide meisjes, voortijdig afhaken en hun bestemming zoeken in huwelijk en moederschap.
87
De leerplicht voorbij
88
De leerplicht voorbij
6. Tijd om te trouwen Een Marokkaans meisje kan altijd een derde weg bewandelen: behalve het voortzetten van de schoolopleiding of het toetreden tot de arbeidsmarkt kan zij een huwelijk sluiten. Dit hoofdstuk gaat over partnerkeuze van hoogopgeleide meisjes (mbo 3 of hoger). Die verloopt op jongere leeftijd en anders dan bij autochtone meisjes. Het jong trouwen en jong kinderen krijgen heeft consequenties voor de deelname aan opleiding en arbeidsmarkt. Maar het geanticipeerde huwelijk werpt zijn schaduw ook vooruit. Zodra ze niet meer leerplichtig zijn, wordt voor de meisjes het vinden van een geschikte partner een belangrijk nevenproject. Dit betekent een beperking van bewegingsvrijheid in de leeftijdsfase waarin autochtone meisjes juist hun vleugels uitslaan. We hebben sterk de indruk dat er nog steeds veel meisjes zijn die hun opleiding niet afmaken, jong trouwen en uit de wereld van werk en opleiding verdwijnen. Deze jonge huisvrouwen vormen waarschijnlijk het belangrijkste deel van de drop-out (13%) onder Marokkaanse meisjes. Terwijl van de Marokkaanse jongens die voortijdig het onderwijs verlaten (16%) een aanzienlijk deel in de criminaliteit belandt, dan wel overlast veroorzaakt. Zo zichtbaar als de jongens zijn, zo onzichtbaar zijn de meisjes. Het idee bestaat dat dit soort meisjes zich thuis voorbereidt op het huwelijk of een tijd in Marokko doorbrengt om te ontdekken wat van een Marokkaanse huisvrouw verwacht wordt. We hebben dit soort meisjes niet gesproken, omdat geen van onze informanten zulke meisjes kende. Daarom komt de partnerkeuze van laaggeschoolde meisjes in dit hoofdstuk niet aan bod. Wel hebben we gesproken met laagopgeleide moeders die inmiddels wat ouder zijn (rond de dertig) en die kunnen terugblikken op deze fase. Zij komen in het volgende hoofdstuk aan het woord.
Het huis uit De leeftijd waarop ze trouwen en een gezin stichten verschilt aanzienlijk tussen allochtone en autochtone meisjes. Ruim de helft van de laatsten woont op 21-jarige leeftijd niet meer bij de ouders, maar zelfstandig; meestal alleen, soms in groepshuisvesting (CBS/NGR 2001). Slechts een kleine groep autochtone jongeren gaat direct van huis uit samenwonen of trouwen. De Tabel 6.1 laat zien dat een aanzienlijk deel van de jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen (ongeveer een kwart) samen met partner en kind(eren) een huishouden vormt, terwijl dit bij autochtone vrouwen van begin twintig nauwelijks voorkomt. Het gaat daarbij zowel om importbruiden als wellicht om de ‘onzichtbare’ Marokkaanse meisjes die zonder kwalificatie voor de arbeidsmarkt het Nederlandse onderwijs verlaten.
De leerplicht voorbij
89
Tabel 6.1 Positie in het huishouden waartoe personen van 18-24 jaar behoren na ar geslacht en etnische herkomst, 2002 (in %) Marokkanen
Turken
m
v
v
inwonend kind
59
42
49
alleenstaande
10
6
#
met partner
#
14
12
met partner en kinderen
#
26
24
hoofd van eenoudergezin
-
#
#
anders
24
12
10
Totaal
188
223
225
Bron: SCP/ISEO (SPVA’02) gewogen gegevens
# minder dan 10 respondenten
Wat verder opvalt is dat een klein deel van de Marokkaanse mannen alleen woont, terwijl dat bij de Marokkaanse en Turkse vrouwen weinig voorkomt. Daarentegen komt alleen wonen niet alleen meer voor bij autochtone jongeren, maar doen de vrouwen dit juist vaker dan de mannen. Hieruit kan worden afgeleid dat voor vrijwel alle Marokkaanse en Turkse meisjes en voor de meeste Turkse en Marokkaanse mannen het uit huis gaan samenvalt met het gaan samen wonen. In de overgrote meerderheid van de gevallen betekent dat meteen een huwelijk. Turkse vrouwen verlaten het vroegst het ouderlijk huis: op 19-jarige leeftijd is de helft van hen al getrouwd (Samenleven 2001: 48) En zo’n huwelijk op relatief jonge leeftijd betekent meestal dat meisjes ook jong moeder worden. Zo blijkt uit het rapport Samenleven van het CBS en de Nederlandse Gezinsraad (2001) dat Turkse vrouwen jong hun eerste kind krijgen; de mediane leeftijd is 21 jaar. Marokkaanse vrouwen worden op iets oudere leeftijd moeder (mediane leeftijd 23 jaar). Autochtone vrouwen spannen in dit opzicht de kroon (gemiddeld rond 30 jaar). Maar als wij rekening houden met de generatie, dan blijkt dat meisjes van de tweede generatie het moederschap al langer uitstellen. En, daarmee samenhangend, dat zij (veel) minder kinderen krijgen dan hun moeder (SCP 2003).
90
Het belangrijkste verschil met autochtone meisjes blijft, dat die na het vertrek uit het ouderlijk huis alleen gaan wonen of, ongehuwd, met een partner. In die periode kan er van partner gewisseld worden. Dat is voor Marokkaanse meisjes uitgesloten. Als er al geëxperimenteerd wordt met vriendjes, dan moeten zij dat zorgvuldig verzwijgen voor vader en broers.
Tijd om te trouwen
In de Marokkaanse cultuur, zodra je achttien bent komen ze je hand al vragen alsof je dan al staat te popelen. Bij mij was dat niet zo op mijn achttiende, nee. Je wordt als meisje natuurlijk altijd wat strenger opgevoed dan een jongen, toch altijd dat beschermen. Je weet maar nooit. Er kan wat gebeuren. Er kunnen jongens zijn die je misleiden…Straks kom je met een zwangere buik terug. Dat soort dingen. Dat was altijd de bangheid. Dus daarom werden wij altijd ook wat thuisgehouden. [27 jaar, werkende moeder] Ondanks de stijging van de leeftijd waarop de meisjes het ouderlijk huis verlaten is het afzien van huwelijk en moederschap geen optie. In feite is er geen sprake van een keuze en uitstel van het huwelijk is zelfs voor de hoger opgeleide meisjes allesbehalve vanzelfsprekend. Ook zij noemen de leeftijd van 24 jaar – ‘meteen na mijn afstuderen, - als de ideale leeftijd om te trouwen en kinderen te krijgen. Terwijl de meeste studentes van Nederlandse komaf er op die leeftijd nog niet over piekeren zich te binden aan man en kind, horen Marokkaanse meisjes de sociale klok tikken: weldra zijn ze te oud en hebben zij zich uit de huwelijksmarkt gestudeerd. Ook al delen ze collegebanken en doen ze dezelfde tentamens, er blijkt een wereld van verschil te bestaan. Ja, ik hoor wel hun verhalen over samenwonen en vriendjes, maar dan denk ik niet, dat is een slecht meisje, want zo doen Nederlanders het gewoon. En als het een Marokkaans meisje was? Dan zou ik ook niet denken, dat is een slecht meisje.. ik persoonlijk niet, ik zou het eerder zien als iemand die afwijkt dan iemand die goed of slecht is. Maar iedereen zou er wel over praten… ik weet het zeker dat ze daar thuis wel over zouden spreken. [student rechten]
Uitstel en afstel De stijgende huwelijksleeftijd van de Marokkaanse meisjes heeft zonder twijfel te maken met het feit dat steeds meer van hen langer naar school gaan. Voor Marokkaanse ouders en wat traditioneler ingestelde jongeren is de leeftijd van een vrouw echter onderdeel van haar aantrekkingskracht (Hooghiemstra 2003). Jongens zijn juist wat ouder eer ze trouwen en liefst hebben ze met hun diploma en baan al een basis gelegd om een vrouw en een gezin te onderhouden. Dat geldt niet voor de meisjes. De taak van de ouders is volbracht als zij hun dochter als ongerepte bruid kunnen overdragen aan haar nieuwe echtgenoot. Dus als een meisje er voor kiest na de studie te gaan werken, komt in de ogen van haar ouders haar ‘vervaldatum’ naderbij. Ook de meisjes zelf zijn zich scherp bewust van hun dalende huwbaarheid naarmate zij de leeftijd van dertig jaar naderen. Het onderstaande relaas van Kaouthar, inmiddels 31 jaar, kan dienen als afschrikwekkend voorbeeld. Zij past perfect in het Nederlandse beeld van een geïntegreerde Marokkaanse: hoog opgeleid, een goede baan, geen hoofddoek, zelfstandig en nog niet gebonden.
Tijd om te trouwen
91
De opvoeding is altijd geweest: kinderen krijgen is voor een vrouw belangrijker. Een carrière, studie, waarom heb je dat nodig…? Dus dat heeft mij best wel een tijdje beïnvloed. Maar dat was toch niet iets wat ik wilde. Dus dan probeer je toch een beetje uit die cultuur te komen, dat heeft veel stress en spanningen gekost. Want je moet elke keer weer uitleggen waarmee je bezig bent en waarom. Vooral waarom. Want zij hebben toch heel andere normen en waarden. ‘Dat heb jij niet nodig, je bent gek. Dat is voor de Westerse vrouw weggelegd en niet voor jou.’ Ik heb ze niet echt kunnen overtuigen, maar ze kunnen er mee leven. Alleen, mijn moeder heeft altijd voorbeelden van leeftijdgenoten, meisjes die dan wel getrouwd zijn en kinderen hebben. Die geeft ze mij als voorbeeld, van moet je die zien, die heeft het pas bereikt, die heeft het goed voor elkaar... En ik ben het hopeloos geval dat nog een beetje zoekende, zwervende is. Nu nog steeds hebben ze iets van: goh, moet je niet trouwen? Ze zijn niet tevreden met mij, met mijn leven. In hun ogen ben ik niet echt geslaagd in het leven… Soms vraag ik het me ook wel eens af hoor, van goh, ben jij nou wel goed bezig. Dat heeft ook een beetje met innerlijke gevoelens te maken. Dan kom je toch in problemen met jezelf, ga je je toch afvragen, wat doe ik toch verkeerd, waar ben ik nu mee bezig. De ambivalentie van Kaouthar is herkenbaar in meer beschouwingen van Marokkaanse studentes, vooral van de stapelaars van diploma’s. Steeds een nieuwe opleiding en nog een diploma zonder aandacht voor huwelijkskandidaten betekent wegdrijven van de idealen van de ouders. En ook van hun eigen dromen en idealen als kind, over hoe hun leven er uit zou zien. Weliswaar zijn ouders bereid mee te helpen het huwelijk van hun dochter uit te stellen, door huwelijkskandidaten af te houden zolang haar opleiding duurt, maar als het diploma op zak is of als de opleiding langer duurt dan vooraf was voorzien, wordt de druk opgevoerd. Ook voor de meisjes zelf begint te tijd te dringen, zeker als ze bij hun afstuderen nog geen partner hebben gevonden.
Wie is de ware?
92
Veel hoogopgeleide meisjes hopen hun partner zelf uit te kiezen uit de hoogopgeleide, gelijkgestemde Marokkaanse jongens. Die denken ze tegen te zullen komen tijdens hun opleiding, aan de universiteit of de hogeschool, onder medestudenten. Maar daar blijkt dat deze wens nog niet zo gemakkelijk te vervullen is. De modern denkende, hoogopgeleide Marokkaanse man is ook aantrekkelijk voor vrouwen uit andere etnische groepen, terwijl het voor de Marokkaanse studentes doorgaans geen optie is een relatie te beginnen met een niet-Marokkaan. Overigens zijn de niet-Marokkaanse meisjes ook (veel) vrijer om op de man af te gaan. De Marokkaanse studente moet een moeilijk evenwicht houden: ze moet zich laten opmerken en tegelijk mag dat niet te veel in het oog lopen, anders verliest ze haar goede naam als ingetogen maagd. Er is nauwelijks ruimte om te experimenteren en eventueel te mislukken met relaties.
Tijd om te trouwen
Ik kom niet in aanraking met jongens die voldoen aan die eisen. Ik ben geen uitgaanstype. Ja, ik ga wel met vriendinnen eten en praten, maar dat is onder elkaar. Wij hebben het er wel vaak over hoor. Hoe hoger je komt, hoe minder je tegen komt. Vergeleken met die mbo-meisjes, tenminste. Misschien komt het omdat je voorzichtiger bent, meer eisen stelt. Ik wil niet zomaar ergens induiken. [22 jaar, student] Na het afstuderen wordt de zoektocht zo mogelijk nog moeilijker, omdat ouders de druk opvoeren en omdat het meisje na het verlaten van het onderwijs haar vrijbrief kwijtraakt om zich tussen grote concentraties mannelijke leeftijdgenoten te begeven. Vanaf nu moet zij uitkijken naar collega’s, vrienden van broers of broers van vriendinnen. Het is alleen moeilijk in contact te komen. Sommige zijn wel goed bezig, maar daarom zie je ze juist niet. Die komen op andere plaatsen en dat weet je soms niet. Je kan alleen maar of op school of op het werk, als je toch iemand regelmatig ziet, kijken hoe hij met andere mensen omgaat, hoe hij in zijn leven functioneert. Op minimale wijze kan je toch proberen zo veel mogelijk over iemand te weten komen, om hem in te schatten. [24 jaar, afgestudeerd, werkt] Eén van de kenmerken waar deze meisjes hun partner op uitzoeken, is of deze, ongeacht zijn eigen opleidingsniveau, om kan gaan met een ontwikkelde, moderne jonge vrouw. De opvattingen van een drietal studentes laten niets aan duidelijkheid te wensen over: Het moet iemand zijn op dezelfde golflengte, het liefst uit Nederland, maar uit Marokko kan ook. Diploma’s zijn voor mij geen graadmeter. Als ik verliefd zou worden op een magazijnmedewerker die capaciteiten heeft, intelligent en slim is, dan zou ik daarvoor gaan. [22 jaar student] Mijn toekomstige man die is ontzettend vrij opgevoed en hij vindt het oké hoor. Hij wil dat ik ga werken! Hij wil absoluut niet dat ik thuis ga zitten. Daar moest ik wel even aan wennen, aan dat idee. Hij wil een on-af-han-ke-lij-ke vrouw, zegt hij altijd. Hij vindt het wel lekker als we allebei een inkomen hebben, dan kunnen we ook een huis gaan kopen en zo. [27 jaar, student, bijbaan] Ik heb al een vriend gehad en qua intelligentie had hij best wel inzicht en zo, maar qua daden... Hij nam niet echt stappen. Hij berustte in die situatie, weet je. En je hoopt toch op iemand die een beetje meekomt, want anders dan krijg je zo’n gat. Je hoeft niet per se directeur te willen zijn, maar als jij niet begrijpt dat het normaal is dat je werk zoekt om jezelf te onderhouden, wordt het moeilijk. [24 jaar, afgestudeerd, werkt] Hoe overtuigd de hooggeschoolde meisjes ook zijn van de eisen die ze aan hun toekomstige echtgenoot zullen stellen, in de praktijk zijn zij meestal niet de enigen die daarover beslissen. Hoewel de meisjes zelf
Tijd om te trouwen
93
inspraak hebben in de partnerkeuze en iemand kunnen voorstellen, is de mening van de ouders heel belangrijk. En Marokkaanse meisjes zijn, zoals we al zagen, nogal eens geneigd braaf te zijn en conflicten met ouders te vermijden: Ik hoop dat het gewoon goed komt. Ik wil ook dat ze thuis blij met me zijn. We proberen thuis ook altijd op een vreedzame manier tot overeenkomsten te komen. Ik heb niet iets van, oh, dan loop ik maar weg. Want je komt toch uit een burgerlijk gezin. Je gaat niet rebelleren, hele gezinnen uit elkaar breken alleen omdat je zin wilt krijgen. [24 jaar, afgestudeerd, werkt] De meeste meisjes zullen met hun ouders onderhandelen over de ruimte die ze krijgen om zelf een partner te vinden en het tijdstip te bepalen waarop ze in het huwelijksbootje stappen: - Ik denk niet dat het een het ander uitsluit. Van als je niet gestudeerd had zou je nu al getrouwd zijn. Je ouders beseffen ook wel dat dat te maken heeft met de omstandigheden waarin je hier zit. Uiteindelijk duurt een universitaire studie gewoon jaren lang, en in de tussentijd had je heus wel iemand kunnen ontmoeten en trouwen, maar dat is niet gebeurd en dat ga je ook niet afdwingen, dat beseffen die ouders ook wel. - Ja. Op een gegeven moment beginnen ze dat wel te beseffen. - Maar ze halen wel opgelucht adem als je uiteindelijk trouwt. - Heel erg, ja. [groepsgesprek hbo-studenten] Een andere optie is zonder medeweten van ouders voorzichtig de markt te verkennen. Sommige oudere meisjes gaven toe al een paar ‘relaties’ achter de rug te hebben. Of al een keuze te hebben gemaakt, maar nog niet toe te zijn aan het formaliseren ervan. Dat kan veel voeten in de aarde hebben als je de lieve vrede wil bewaren: Arabische families kunnen bijvoorbeeld bezwaar maken tegen een Berber schoondochter, ook al komen alle betrokkenen uit Marokko. Of omgekeerd. De kandidaat van de ouders kan een ander zijn dan de kandidaat van de dochter en dan is het vaak een zaak van lange adem en doorleren. De dochters gaan er dan van uit, dat hun ouders op den duur zo verlangend zijn haar ongehuwde staat te beëindigen dat ook een volgens hen minder geschikte partner in aanmerking komt. Soms valt dat tegen:
94
En je ouders vinden het wel goed, of het nou een Nederlandse man is of niet, als je maar trouwt? Nee nee nee. Zij zijn daar echt heel erg op tegen. Zij moeten daar echt helemaal niets van weten. Nee dat is nog wel een gevecht. Ze staan daar echt niet voor open, willen er ook niets van weten. En dat…ja, is even moeilijk. Ik moet zeggen dat ze het nu wel weten, maar dat het nog niet opgelost is. Zij zeggen echt, jij bent verpest, jij bent een verloren zaak. Nou, dat is best wel slikken hoor, als je dat van je ouders moet horen. Iedereen wil natuurlijk dat zijn ouders trots op hem zijn. Maar bij mij is dat nu even anders. Ik wist het ook natuurlijk, ik had wel een beetje een idee hoe dat zou gaan. Ik
Tijd om te trouwen
ben niet verrast, ik had niet verwacht dat het er makkelijker op wordt. Maar het is de keus die ik heb gemaakt. [31 jaar, sinds zes jaar een relatie met een Nederlandse man] De meisjes hebben het misschien niet makkelijk met de beperkte ruimte die ze hebben hun eigen partner te kiezen, maar ze hebben ook opvallend veel begrip voor de achterliggende motieven van hun ouders om sturend te willen optreden. Daarmee geven ze wederom hun loyaliteit aan hun familie aan. Ik werk nou, ik woon nog steeds thuis…hij (vader) vindt het toch een enge gedachte, van wat als er straks een partner in beeld komt. Dat vindt hij heel moeilijk. Hij wil ook zijn keuze, uit veiligheid, iemand waar hij wel controle over heeft. Als ik een jongen van buitenaf voorstel, die kent hij dan niet. Hoe moet hij die dan aanspreken als hij zich misdraagt? Daar zit hij mee. Want, we zitten er nu voor te strijden dat hij het risico moet accepteren. Dat het ook goed kan gaan, en ook fout. Maar tegen je wil in: dat kan gewoon niet. Wat heb je dan? Dan heb je iemand die volgens jou wel oké is maar kan je dochter daar wel mee leven? Dat moet hij afwegen. [24 jaar, voltooide universitaire studie, werkt] Alle meisjes die wij spraken verzetten zich tegen het cliché dat Nederlanders er volgens hen op na houden dat alle Marokkaanse meisjes uitgehuwelijkt worden. Zij benadrukken dat het huwelijk een vrije keuze is. Maar uit een aantal verhalen blijkt dat die keuze niet zo zelfstandig was als zij graag suggereren. De meegaandheid met een beslissing van de ouders gaat soms heel ver, zoals blijkt uit het verhaal van Aïscha. Aïscha was al verloofd toen ze nog op school zat. Deze verloving was gearrangeerd door haar vader en zijn broer, met een man uit haar geboortestreek die daar nog woonde. Wij waren voor de Marokkaanse wet getrouwd en toen ik ging werken ook voor de Nederlandse wet. Maar binnen onze traditie kan je niet spreken van een huwelijk als het niet geconsumeerd is. Vandaar zeg ik verloving. Mijn vader had wel aangegeven, eerst studie, dan trouwen. Dat was bij mijn vader al wel doorgedrongen, mijn dochters moeten goed terechtkomen, echt afstuderen en een baan. En hoe wij dat invulden dat was aan ons. Kijk, zou ik na de havo inderdaad daar gebleven zijn bij die bank waar ik toen werkte, dan had hij dat misschien wel voldoende gevonden. Maar wij zijn allemaal door gegaan. Het was ook de bedoeling dat ik eerst helemaal de universiteit zou afmaken en alles. Maar mijn man vond dat hij te lang had gewacht. En dat studie en huwelijk best samen kon. Ik ben een heel braaf meisje dus heb ik ja gezegd. Ik heb geen nee durven zeggen want je bent natuurlijk wel erg bang dat je daarmee je ouders verliest. Twee jaar geleden is het ‘echte’ huwelijk met alle toeters en bellen in Marokko voltrokken en zijn we in Nederland samen gaan wonen. En toen is de bom gebarsten. Toen is het voor mij heel snel duidelijk geworden dat hij het niet was. Ik had wel ingestemd en daarmee voor mezelf besloten er het beste van te maken. Maar ik wist eigenlijk al dat ik niks voor hem voelde. Ik woon nu in de echtelijke woning, zeg maar, en hij is weg. Ik woon
Tijd om te trouwen
95
daar niet alleen. Ik woon daar met mijn oudste broertje. Dat is dan weer een compromis naar mijn ouders toe die willen niet dat ik op mezelf woon. Dus zo is het opgelost. Aïscha’s verhaal staat niet op zichzelf. Meer meisjes worden opgevoed met een dubbele boodschap van de ouders: doe je best op school en haal diploma’s, maar vergeet tegelijkertijd niet dat het huwelijk met een door ons goedgekeurde man een belangrijk, zo niet het belangrijkste, levensdoel is. Bovendien betekent het huwelijk van een dochter het sluitstuk van de opvoedingstaak van de ouders. Ze dragen de waakzaamheid en controle over de eerbaarheid van het meisje over aan de echtgenoot en zijn familie. Hoe groot haar onderhandelingsruimte is hangt sterk af van de denkbeelden van de man en zijn familie over werken en studeren en de bewegingsvrijheid om je buitenshuis te begeven. Een scheiding, zoals in het geval van Aïscha, kan de jonge vrouw ook vrijstellen van die controle. Ouders zullen altijd proberen ‘er een huwelijk van te maken’, waarbij het niet altijd even makkelijk is om te gaan met de eigenzinnige wensen van minder brave dochters. Zelfs dochters die zich in ieder opzicht afwijkend gedragen, kunnen daardoor op den duur weer ingekapseld worden in het familieverband. Zo’n uitzondering is Samira die een man koos zonder haar vaders toestemming. Het is eigenlijk zo gelopen. Ik had een vriend en daar wilde ik zo graag mee verder. En mijn vader die was er tegen, die wilde het helemaal niet. Hij is Marokkaans maar komt uit een ander deel van Marokko en dan heb je dat gezeik weer van die zijn heel anders. Ze discrimineren onderling ook nog wel eens…. Mijn vader wilde het niet en toen ben ik met hem samen gaan wonen. Ik mocht twee maanden het huis niet in … Ik had een oom die me heel veel steunde. Die bemiddelde eigenlijk tussen mijn vader en mij. Een broer van mijn moeder. En toen kreeg ik een keer een telefoontje van mijn oom: je vader vraagt of je een keertje langskomt. De eerste weken was het vreemd en raar maar nu lijkt het alsof er niets is gebeurd. Kijk, mijn vader zegt natuurlijk wel tegen anderen, ja ze is getrouwd.. [25 jaar, afgeronde mbo opleiding, werkt]
De combinatie En als het huwelijk gesloten is, het trouwfeest achter de rug? Het zijn de jonge vrouwen die in dit hoofdstuk aan het woord kwamen, die op het punt staan de emancipatie-idealen, die we bij jongere meisjes beluisterden, werkelijkheid te maken. Of niet? We vroegen hen hetzelfde als de scholieren. De wens om een lange opleiding te verzilveren, ook als er kinderen zijn, blijkt nog niet aan kracht te hebben ingeboet.
96
Tijd om te trouwen
Twee of drie kinderen, en dan niet meer full-time werken. Want ik wil niet helemaal stoppen met werken. Je kunt niet zomaar de knop omdraaien. Ik wil mijn leven niet zomaar opgeven voor iemand, dat gooi je niet zomaar overboord. Ik heb er hard voor geknokt [mbo-diploma, werkt]. Maar dan zou ik…niet thuis willen zitten…want zo ben ik gewoon niet. Dan zou ik toch een combinatie zoeken. Dan kan het dat ik op een plek zit waar ook kinderopvang is of dat je een studie kan nemen of een cursus. Als je maar bezig blijft. Ik zou niet ineens in een gat willen komen en dan: oké dat was het dan. Desnoods vrijwilligerswerk. Als ik maar actief blijf. En je hoopt natuurlijk ook op een beetje financiële zelfstandigheid. Ik hoef niet aldoor te werken. Al is het maar een paar uur per dag of per week. Ik moet er niet aan denken dat ik geïsoleerd zou raken. Ik kan altijd nog aan mijn broertje bijles geven, of aan studenten…[doctorandus pedagogie, werkt] Deze meisjes kennen in hun omgeving vaak ook andere jonge vrouwen met een opleiding, die al moeder zijn. Van hen kunnen ze de verschillende combinatie mogelijkheden afkijken. En een enkeling is zelf al moeder. Mijn zus is doktersassistente maar zit nu thuis. Die heeft een kind en is zwanger van een tweede en is gewoon huisvrouw geworden en dat is dan wel zonde vind ik. Haar man heeft een glasbedrijf en af en toe maakt ze wel eens facturen voor hem. Ze heeft zoiets van, ik wil mijn kind zelf opvoeden. Mijn twee schoonzusjes hebben ook kinderen. De een heeft hbo maatschappelijk werk, maar die doen allebei al jaren niets omdat ze hun kind zelf willen opvoeden. [één kind, mbo diploma, werkt in deeltijd] Of de nieuwe generatie beter geschoolde jonge Marokkaanse moeders gemakkelijker tot de combinatie van werk en gezin komt, zal samenhangen met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt, maar ook met het perspectief op het moederschap van de vrouwen zelf en de houding van hun sociale omgeving. Zo bestaat er ook bij de hoog opgeleide meisjes twijfel over de heilzaamheid van de crèche. Toch is het bezoek van Marokkaanse kinderen aan bijvoorbeeld peuterspeelzalen de laatste jaren snel toegenomen. Inmiddels bezoekt tegen de veertig procent van de kinderen zo’n voorschoolse voorziening, tegen tachtig procent van de autochtone peuters (SCP 2003). Op kinderdagverblijven zijn Marokkaanse kinderen echter veel minder te vinden. De druk om het kind, in ieder geval de eerste jaren, zoveel mogelijk zelf op te voeden komt niet alleen van ouders en schoonouders, maar ook van de eigen generatie: Ze (schoonzussen) zeggen niet dat ik een slechte moeder ben. Nee, wat ze wel zeggen is: ‘Dat je dat kàn, dat je haar durft over te laten aan anderen. Je hoort zo vaak dingen over crèches en zo… [27 jaar, één kind, werkt in deeltijd]
Tijd om te trouwen
97
Tabel 6.2 Hoofdactiviteit van personen van 25-29 jaar naar geslacht en etnische herkomst, 1998 (in %) Marokkanen
Turken
autochtonen
m
v
m
v
m
v
werkend >= 12 uur
73
27
74
28
92
77
werkzoekend
20
6
17
10
#
#
huisvrouw/man
#
63
-
57
#
11
studerend
#
#
#
#
#
#
anders
#
#
6
#
#
#
199
188
291
278
88
93
n(=100%)
Bron: SCP/ISEO (SPVA’98)
# minder dan 10 respondenten
Hoe het ook zij, met de stijging van het opleidingsniveau van de Marokkaanse jonge vrouwen, neemt ook het aantal dat na de opleiding gaat werken snel toe. Het aantal fulltime huisvrouwen neemt evenredig af. In de onderstaande tabellen vergelijken we de situatie in 2002 met die van vier jaar eerder. Voor Marokkaanse (en Turkse) vrouwen viel de komst van kinderen tot nu toe meestal samen met nietactief zijn op de arbeidsmarkt. We zien dat in 1998 nog een ruime meerderheid van de Marokkaanse vrouwen als haar hoofdactiviteit het huisvrouwschap opgaf. In 2002 doet nog slechts de helft van de vrouwen dat. Een even groot deel is actief op de arbeidsmarkt, als werkende of als werkzoekende. Bij de Turkse vrouwen zien we een dergelijke evolutie niet. Het aantal huisvrouwen is iets afgenomen, maar het gaat nog steeds om meer dan de helft van de vrouwen van 25-29 jaar en hun arbeidsdeelname is niet toegenomen. Hoewel wij niet weten of het bij de Marokkaanse vrouwen om werkende moeders gaat, is dat wel waarschijnlijk door de relatief jonge leeftijd waarop zij meestal hun eerste kind krijgen.
Conclusie
98
In tegenstelling tot de eerder besproken keuze: de opleiding voortzetten of tot de arbeidsmarkt toetreden, blijken Marokkaanse meisjes niet voor huwelijk en moederschap te kiezen: ze ervaren dat als hun natuurlijke bestemming. En als ze eenmaal moeder zijn, dan staan de kinderen centraal in hun bestaan. Ook dat is vanzelfsprekend voor alle betrokkenen. Deze definitie van succes kleurt uiteindelijk de ambities van de meisjes. Hoeveel prestige zijzelf, hun ouders en overige familieleden ook kunnen ontlenen aan het voltooien van een goede opleiding, dat stelt weinig voor als er geen goed huwelijk wordt gesloten. Het lijkt er soms zelfs op, dat naarmate de studie beter verloopt de zorg van de meisjes over het vinden
Tijd om te trouwen
Tabel 6.3 Hoofdactiviteit van personen van 25-29 jaar, naar etnische herkomst en geslacht, 2002 (in %) Marokkanen
Turkse
mannen
vrouwen
vrouwen
werkend >= 12 uur
76
39
28
werkzoekend
14
7
9
huisvrouw/man
#
49
54
arbeidsongeschikt
#
#
#
studerend
#
#
#
anders
-
#
#
149
148
180
n(=100%)
Bron: ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens
van een geschikte partner toeneemt. Als zij daar zelf niet in slagen, zullen de ouders op een bepaald moment het heft in handen nemen. En hoewel zij hun dochters niet kunnen en willen dwingen, is het moeilijk om als gehoorzaam meisje ongetrouwd te blijven. Toch kunnen we er niet om heen: de hoogopgeleide meisjes in dit hoofdstuk staan in het centrum van een cultuuromslag in de Marokkaanse gezinnen. Naargelang in een gezin meer belang wordt gehecht aan het succes van hun dochters in de Nederlandse maatschappij, te bereiken via opleiding en werken, moet de traditionele ambitie van jong trouwen en moeder worden het veld ruimen. De periode na het afstuderen, is een periode van onderhandelen, eerst met ouders en later met de beoogde echtgenoot, over de vrijheid om te werken en hoe dit te combineren met huishouden en gezin. Het is geen toeval dat we zo veel uitzonderingen op het standaardverhaal vinden in onze gesprekken met hoogopgeleide meisjes; zij zijn voorlopers. Voor de meeste Marokkaanse meisjes is er nog steeds weinig verschil tussen hun levensloop en die van hun moeders: ook zij worden uiteindelijk moeder. Maar vrouwen van de tweede generatie stellen het moederschap langer uit en krijgen veel minder kinderen. Dat laatste betekent dat zij op relatief jonge leeftijd ‘uit de kleine kinderen’ zijn. Op dat moment ontstaat er ruimte voor een nieuwe keuze: al dan niet (her)intreden op de arbeidsmarkt, beginnen met of afmaken van een opleiding, streven naar persoonlijke ontplooiing door het volgen van cursussen. Opnieuw zijn het vooral naaste verwanten die invloed op zo’n keuze hebben: de echtgenoot die toestemming moet geven en de familie die kan helpen bij naschoolse opvang.
99
Tijd om te trouwen
100
Tijd om te trouwen
7. Moederen Het moederschap is voor Marokkaanse meisjes een belangrijk levensdoel. In dit hoofdstuk komen jonge Marokkaanse vrouwen aan het woord die inmiddels moeder zijn. Hoe zien zij hun leven en toekomst en hoe kijken ze terug op de keuzes die ze hebben gemaakt? De moeders met wie wij gesproken hebben zijn rond de dertig jaar en hun oudste kinderen gaan onderhand naar de middelbare school. Ze zouden dus de moeders kunnen zijn van onze opstelschrijvers uit hoofdstuk 2. In die zin is hier een andere generatie aan het woord, zij het dat deze vrouwen in leeftijd dicht bij de meisjes en jonge vrouwen uit het vorige hoofdstuk staan. De moeders uit dit hoofdstuk blikken terug op hoe zij de overgang van schoolmeisje naar huisvrouw maakten en geven inzicht in hoe lager geschoolde meisjes deze beslissing nemen. Overigens zijn deze vrouwen stellig overtuigd van de - in hun ogen positieve - ontwikkelingen die zich de afgelopen tien tot vijftien jaar hebben voltrokken. Hun ouders vonden schooldiploma’s minder belangrijk, brachten (veel) eerder een huwelijkskandidaat ter sprake en betaald werk was meestal uitgesloten, zelfs als scholieren-bijbaan. De ‘meisjes van tegenwoordig’ hebben veel meer kansen en mogelijkheden. Deze moeders benadrukken dat de tijden veranderen, vooral voor de meisjes van nu, maar ook voor hen zelf en hun eigen moeders.
Van de schoolbank naar het aanrecht Vooralsnog is de standaardlevensloop van Marokkaanse meisjes dat zij vanuit het ouderlijk huis rechtstreeks in de echtelijke woning trekken en dat zij vervolgens snel zwanger worden. Dat geldt zeker voor de moeders van achter in de twintig, begin dertig, met wie wij spraken. Voordat zij zelfs hun schooldiploma op zak hadden, diende zich een acceptabele huwelijkskandidaat aan. Dat betekende het einde van de schoolloopbaan die vaak toch al niet vlekkeloos verliep. Deze meisjes deelden met hun ouders het idee dat het moeder- en huisvrouwschap de natuurlijke bestemming voor hen was. Een opleiding en een diploma waren volgens hen destijds geen prioriteit. Toen Hajat in het derde jaar zat, maakten haar ouders plannen om voorgoed terug te gaan naar het land van herkomst. Ze gingen het uitproberen: ze brachten maanden door in Marokko en kwamen toen weer terug. Hun dochter moest uiteraard mee. Hajat verloor het grootste deel van dat jaar en daardoor haalde ze te lage cijfers. Ze zou het jaar moeten overdoen. Dat zag ze niet zitten: ‘Ik was toen al achttien, ik rekende uit dat ik twintig zou zijn eer ik klaar was’. Dus ze stopte. Ze had er vrijwel meteen spijt van, want ze vond school eigenlijk altijd heel fijn. Maar haar vader hield haar
Moederen
101
voor ‘waarom zou je het afmaken, je gaat er toch niets mee doen’. Drie jaar lang deed ze letterlijk niets. Haar ouders wilden haar het liefst getrouwd zien, maar dat wilde zij zelf niet. Ze gingen een ‘competitie’ aan wie het het langst zou volhouden. Haar ouders werden er wanhopig van: ‘Wat wil je dan? De jongen die je komt vragen heeft een huis, een baan, een auto, hij heeft alles’. Maar dat wou Hajat allemaal niet. Toen Hajat twintig was kwam het aanzoek van de man met wie ze wel wilde trouwen. ‘Niet dat ik hoteldebotel was, zoals ze dat in Amsterdam zeggen. Maar het moment was gekomen of zo. Ik was ook de voortdurende strijd met mijn ouders moe’. Dus ze is op de traditionele manier getrouwd, met een man die aan haar werd voorgesteld door haar ouders? ‘Dat hebben ze altijd gezegd: we gaan het zo doen en niet anders. En ik was vooral bezig met te proberen het uit te stellen’. [33 jaar, twee kinderen, werkende moeder] Inmiddels kan voor jonge, ambitieuze meisjes doorleren een argument zijn om niet in te gaan op aanzoeken, maar voor veel van de moeders die een jaar of tien geleden voor die keus stonden was het eerder andersom: het huwelijk fungeerde als redding tijdens een dip in de schoolperiode. Niet dat ze het van tevoren zo bedacht en bedoeld hadden, het is meer zo gelopen. De grens tussen keuze en dwang, tussen besluit en samenloop van omstandigheden is vaak moeilijk te trekken. De grote vakantie, zitten blijven, het moeten kiezen van een richting, het vinden van een stageplek, kortom cesuren in het schoolleven vormen, vanuit het opleidingsperspectief, een risico. Hanan heeft haar mbo niet afgemaakt. Ze dacht dat ze was blijven zitten en is na de zomervakantie gewoon niet meer teruggegaan. Later hoorde ze dat ze toch had kunnen overgaan, maar toen was het schooljaar al begonnen en had ze er ook geen zin meer in want toen ging ze al trouwen: ‘Mijn man zei niets hoor, maar… En toen kwam er al gauw een kind, en dat maakte alles nog ingewikkelder’. [27 jaar, twee kinderen, wil ooit mbo afmaken] Najoua stopte met de mavo nadat ze was blijven zitten: Ik had het wel gezien, die school. Op een dag had ik er geen zin meer in zo vroeg op te staan. Toen heb ik tegen mijn man gezegd: ‘ga jij maar lekker voor mij zorgen’. [30 jaar, twee kinderen, fulltime huisvrouw] Malika (lbo diploma, mbo niet afgemaakt) gaat als ze op haar negentiende trouwt aanvankelijk nog wel naar school: Waarom ik gestopt ben? Ik wou even een jaartje niet meer. Die school was ook niet echt mijn richting en dan moet je weer veranderen. Toen ben ik er gewoon halverwege afgegaan. En daarna, toen ben ik zwanger geraakt. [27 jaar, drie kinderen, fulltime huisvrouw]
102
Het merendeel van deze moeders heeft geen diploma waarmee zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt zou hebben. Dat wil zeggen dat zij aangewezen zijn op ongeschoold werk of dat zij, als zij op een
Moederen
hoger niveau willen werken, opnieuw aan een opleiding moeten beginnen. Dat is een grote hindernis voor een eventuele herintreding op de arbeidsmarkt. Het werk dat deze moeders kunnen doen met hun opleidingsniveau, is vaak niet aantrekkelijk genoeg om op te wegen tegen het fulltime moederschap. Bovendien staat dat moederschap in de eigen gemeenschap in hoger aanzien dan tijd besteden aan laag gewaardeerd betaald werk. Als zij al een baan hebben, dan is het voor deze vrouwen pure noodzaak of een voorwaarde voor het behouden van uitkeringsrechten.
Herintreden? Hoewel deze moeders al op jonge leeftijd uit de kleine kinderen zijn, is het maar de vraag of zij nog in het arbeidsproces zullen herintreden. Of beter gezegd: zullen zij ooit hun entree op de arbeidsmarkt maken? De meeste van hen hebben voor hun huwelijk nauwelijks enige bruikbare werkervaring opgedaan. Tabel 7.1 Arbeidservaring in Nederland van werkenden van 16-29 jaar, naar etnische herkomst en geslacht, 2002 (in %) Turkse
Autochtone
Mannen
Marokkanen vrouwen
vrouwen
vrouwen
< 2 jaar
22
25
29
51
2-4 jaar
41
38
40
26
>= 5 jaar
37
37
31
23
gemiddeld (aantal jaren)
4,5
3,9
3,8
n(=100%)
228
182
169
Bron: ISEO/SCP (SPVA’02) gewogen gegevens; CBS (EBB ’02): SCP Bewerking
Ik wilde toendertijd, ik kan me nog heel goed herinneren, dat ik toen ongeveer zestien was dat ik mijn vader vroeg mag ik in Albert Heijn werken.. Maar hij zegt: echt niet, over mijn lijk niet. Ik mocht dat absoluut niet. Mijn vader had zijn trots, jij bent mijn dochter en ik werk voor jou, je komt niks tekort. [30 jaar, huisvrouw] De vrouwen vertellen dat meisjes vroeger niet hoorden te werken; een werkende dochter kon worden opgevat als een bewijs van onvermogen van de vader om voor haar te zorgen. Daarom zijn de vrouwen
Moederen
103
ook zwijgzaam over eventuele baantjes in het verleden, soms blijkt alleen bij toeval uit hun relaas dat ze hebben gewerkt. Bovendien gaat het nogal eens om informele baantjes. Het is daarom de vraag of die baantjes ooit in de statistiek terechtkomen. Marokkaanse vrouwen met een baan beschikken over iets minder arbeidservaring in Nederland dan Marokkaanse mannen en Turkse vrouwen. De verschillen zijn niet erg groot en bovendien niet significant. Deze uitkomsten zouden er op kunnen duiden dat de Marokkaanse vrouwen tot 30 jaar die een baan hebben, niet of nauwelijks hun loopbaan hebben onderbroken voor huwelijk en/of de zorg voor kinderen. Degenen die wèl uittreden of na school helemaal nog nooit hebben gewerkt, doen dat waarschijnlijk voor langere tijd of altijd. Wij verwachten niet dat deze vrouwen - juist omwille van hun gebrek aan werkervaring - aantrekkelijke kandidaten zullen zijn op de arbeidsmarkt. Omgekeerd vinden de jonge moeders de beschikbare banen weinig aantrekkelijk. Zij geven de voorkeur aan ID (in- en doorstroom)-banen, een vorm van gesubsidieerde werkgelegenheid. Dat is voor deze vrouwen een interessant alternatief voor het ongeschoolde schoonmaakwerk of inpakwerk waarvoor zij in aanmerking zouden komen. In het ID-werk in de sociale sector kunnen ze hun eigen ervaring inzetten, het sluit nauw aan bij het werk dat ze thuis doen. Om diezelfde reden is het ook voor de omgeving van de vrouw een acceptabele baan. Het is werk dat passend is en dat tegelijk ook een vleugje sociale bewogenheid heeft. Heel anders dus, dan het ongeschoolde werk dat iemand doet uit financiële noodzaak. Bovendien zien de vrouwen die een ID-baan bemachtigd hebben, zelf dat werk als een opstap naar iets anders. Ze willen het liefst nog een studie gaan volgen waardoor ze als volwaardig werknemer in dienst genomen kunnen worden en ze ook elders in dezelfde sector kunnen werken. Dat is echter een moeizaam traject dat niet zelden verzandt in combinatieproblemen: gezin, werken én studeren is vaak nog een brug te ver. Opnieuw zijn er struikelblokken als het niet halen van examens of het niet vinden van een geschikte stageplek, nu aangevuld met het niet vinden van kinderopvang. Ook familieleden die het niet eens zijn met de ambities van de vrouw grijpen deze momenten aan. Aan goede wil ontbreekt het de jonge moeders niet, maar al deze onderbrekingen leiden tot een brokkelige loopbaan waarin baantjes, vrijwilligerswerk en cursussen elkaar opvolgen en waarbij een stabiele baan uiteindelijk toch steeds uit het zicht blijft. Tot het op een keer wel lukt, zoals in het geval van Hajat, een welzijnswerkster.
104
Het heeft altijd door Hajats hoofd gespeeld dat ze meer wou met haar leven, dan alleen moeder zijn. Ze wou studeren en werken. Haar toenmalige echtgenoot was daar niet zo blij mee. Toch begon ze een opleiding (cursus gezinshelpende A, opgezet door Thuiszorg ism arbeidsbureau), inclusief stage. Het is erg zwaar, ook omdat haar echtgenoot weigert te helpen in het huishouden met twee kleine kinderen. Het wordt te veel en ze stopt met school. ‘Ik ben echt met mijn neus tegen de muur gelopen, ‘ Na zes jaar van spanningen en onenigheid loopt haar huwelijk op de klippen. Weer alleen besluit Hajat ‘Nu kan ik naar school, nu ben ik vrij’. Maar kinderopvang is moeilijk te regelen en een stageplek is
Moederen
niet te vinden. ‘Ik draag een hoofddoek en zo’. Hier en daar kan ze wel werken, als vrijwilliger. Of buren helpen met het invullen van formulieren. ‘Het gevoel dat je terugkrijgt – dat je iemand kan helpen – is heel fijn’. Hajat kan als vrijwilligster beginnen in een centrum voor Marokkaanse meisjes. Ze vindt het erg leuk en kan haar vrijwilligerswerk omzetten in een ID-baan. Ze werkt parttime, 19 uur per week, zorgt daarnaast voor de kinderen en voert zelfstandig een huishouden. Maar haar exechtgenoot blijft haar en de kinderen lastigvallen. Het wordt een moeilijke keuze tussen doorgaan met werken en bij haar gezin zijn. Ze zegt haar baan op en geeft ‘helaas maar waar’ haar opleiding ook op en doet weer een poosje ‘niets’. Niets is in dit geval: haar kinderen opvoeden, het huishouden, vrijwilligerswerk en klusjes hier en daar. Na twee jaar gaat ze opnieuw solliciteren. Dat gaat niet goed. Volgens haar geeft de combinatie van een hoofddoek, geen diploma en nauwelijks relevante werkervaring haar geen kans op een gewone baan. In de tussentijd werkt ze zwart, om haar uitkering wat aan te vullen en fungeert ze als mantelzorg voor haar neefje. Zo is ze in deze baan gerold. Een kennis vroeg haar of ze belangstelling had, ze kreeg een sollicitatiegesprek en het klikte van beide kanten. Voor dit werk heeft ze geen vooropleiding nodig. Wat ze doet deed ze ook al jaren voor haar buren en kennissen. ‘Bij eerdere baantjes ontbrak telkens iets, hier niet. Iemand kunnen helpen geeft een fijn gevoel’. Wanneer Hajat in het centrum voor Marokkaanse meisjes werkt, ziet ze voor het eerst Marokkaanse meisjes die het anders willen aanpakken: eerst de studie afmaken, dan een goede baan en dan nog eens gaan trouwen. Ze vindt het geweldig. Samen met de andere moeders kijkt ze een tikje afgunstig naar de jonge meiden, die in hun ogen als vanzelfsprekend een opleiding volgen en afstevenen op een echte loopbaan.
De ideologie van het moederschap De jonge Marokkaanse moeders zijn zich scherp bewust van het moderne, westerse ideaal van gelijkheid tussen de partners en de ruimte voor zelfontplooiing van de vrouw, ook buiten het moederschap. Deels belijden ze dat ook maar daarin zijn ze ambivalent. Ze zijn loyaal aan hun mannen: ‘wij doen dat zo, bij ons is dat zo’, maar maken zich daar ook van los: ‘ik wil iets voor mezelf ’. Hanan werkt niet en denkt er desgevraagd wel over alsnog haar mbo-opleiding af te maken, maar: Ik ben niet zo’n doorzetter. Als mijn man er nou nog achter zou staan. Maar die zegt ‘och, dat heb jij toch niet nodig’. Dat vind ik ook wel lekker hoor. Hij kan wel voor mij zorgen. Hij moet wel. Ook als ik werk zou hebben: hij moet voor ons zorgen, hij is de man! Zo zijn we getrouwd. [27 jaar, 2 kinderen, fulltime huisvrouw]
105
Moederen
Een zekere tweestrijd tussen oude idealen en nieuwe verwachtingen zal weinig vrouwen – ook autochtone vrouwen en met name de oudere en minder opgeleiden onder hen – vreemd zijn (cf. Van Stolk en Wouters 1983). Dat geldt ongetwijfeld ook voor mannen, maar die zijn nog meer geneigd vast te houden aan de traditionele idealen omdat zij bij de nieuwe meer te verliezen en minder te winnen hebben. Daar komt voor Marokkanen nog bij dat in de Marokkaanse huwelijkswet is vastgelegd dat de vrouw gehoorzaamheid verplicht is aan de man en dat hij de plicht heeft voor haar te zorgen. Marokkaanse moeders delen, net als menig autochtone moeder, het, zoals Van Stolk en Wouters dat zo mooi omschreven, ideaal van de harmonieuze ongelijkheid: de man beslist over het leven van zijn vrouw maar houdt daarbij rekening met haar wensen. Dit ideaal bestaat uit patronen van wederzijdse afhankelijkheid, gebaseerd op een als natuurlijk ervaren rolverdeling waarbij de man leidt en de vrouw volgt. De man treedt op als partner, maar ook als voogd van zijn echtgenote. Daarin lijkt het huwelijk op de relatie tussen vaders en dochters. Voor de geïnterviewde jonge moeders, net als voor hun echtgenoten en wederzijdse families geldt: de kinderen gaan voor, zeker als ze klein zijn. In de marges kan daaraan gemorreld worden maar de overheersende ideologie blijft ‘wij laten de kindjes niet alleen thuis, of in de opvang’ en ‘nee, daar neem je geen kinderen voor’. Die taakopvatting sluit werken of studeren niet uit maar bepaalt wel de context waarbinnen dat moet gebeuren. Nogmaals, ik wil heel graag werken maar hij wil een kind. Hij wil niet dat ik ga werken op dit moment. Hij zegt: ‘eerst een kind, want ik word een dagje ouder, want ik wil niet op mijn vijftigste nog luiers gaan verschonen. Eerst een kind en daarna, zie maar wat je daarna gaat doen’. En ik ben het daarmee eens. [31, drie kinderen, fulltime huisvrouw] Mijn kinderen zijn groot, ik heb mijn hele leven aan hen gewijd, nu wil ik voor mezelf gaan. Ik wil per se mijn mbo en dan werken. Ik weet ook zeker dat ik geen derde kind wil, dus het kan. Het probleem is een goeie stageplek vinden of een relevante baan. Ik ben een doorzetter, dus het gaat wel lukken. Ik vind, ik krijg nu een tweede kans. Mijn eerste kans heb ik verprutst, ik spijbelde te vaak. In mijn tijd was het ook nog taboe hè, een vrouw die ook naar school gaat of werkt. Toen ik aan mijn opleiding begon, vroeg mijn man: ‘wat ga je dan met je kinderen doen?’ Hij probeerde mij een schuldgevoel aan te praten over onze kinderen. Maar nu is hij trots, hij zegt ook tegen iedereen: ‘mijn vrouw gaat naar school’. [30 jaar, twee kinderen].
106
Het ‘nu wil ik voor mezelf gaan’ verwijst naar de moderne ideologie van gelijkheid en het recht op zelfontplooiing. De hierboven geciteerde moeder doet hierop een beroep waarbij ze tegelijkertijd aangeeft dat recht te ontlenen aan het feit dat zij immers haar traditionele plicht - de verzorging van de kinderen – gedaan heeft. De modernisering houdt dus in dat ze de zorg voor de kinderen alleen de eerste jaren tot haar exclusieve taak rekent. Op deze manier is het al dan niet mogen werken of studeren van Marok-
Moederen
kaanse moeders een kwestie van een heel persoonlijk evenwicht. En dat evenwicht wordt omzichtig in stand gehouden: We zoeken meer naar oplossingen, en houden niet zo van…. Wij houden niet zo van dat pusherige. Ook niet van dat onderdanige, maar ook niet van dat streberige, wel doorzetten, de motivatie om er wel iets van te maken, maar niet per se [Marokkaanse jongerenwerkster].
Moedercentrum Doeniazade Moeders leggen makkelijker contact met andere moeders. Over de bolletjes van hun peuters heen, herkennen ze elkaar. Ondanks de grenzen van een verschillende taal, cultuur, klasse of opleidingsniveau delen ze immers een hele reeks ervaringen, vragen en twijfels aangaande hun kind. Dat inzicht ligt aan de basis van de zogenaamde ‘moedercentra’. Sinds het idee vanuit Duitsland naar Nederland is overgewaaid, zijn er verschillende moedercentra opgericht over heel het land. Tijdens onze speurtocht naar jonge Marokkaanse moeders liepen wij een paar keer aan bij Moedercentrum Doeniazade in Amsterdam Noord. Wij spraken er met Arda Coldewijn, oprichtster en coördinator van het centrum. Amsterdam Noord is bij uitstek een multiculturele buurt, vrouwen van alle nationaliteiten komen wel eens bij het Moedercentrum over de vloer. Twee maal per week wordt in Moedercentrum Doeniazade Nederlandse conversatieles gegeven. Zo kunnen vrouwen die op de wachtlijst staan voor de inburgeringcursus al een beetje hun conversatievaardigheden oefenen. Een keer per week, op donderdagmiddag wordt er een meer algemene voorlichting gegeven. Daar worden opvoedkundige thema’s besproken, zoals straffen en belonen, maar ook andere onderwerpen komen aan bod. De moeders kunnen hun kinderen gewoon meenemen, die worden dan opgevangen in het naastgelegen lokaal, dat van de lesruimte kan worden afgescheiden door een houten schuifwand. Het geroezemoes van de spelende kinderen dringt door de dunne houten wand heen en een geoefend gehoor zorgt ervoor dat mama toch paraat staat als het haar zoon of dochter al te bar wordt. Het geheel kent zelden of nooit de geconcentreerde rust van een klaslokaal, maar voor moeders is dit blijkbaar de ideale leeromgeving. Konden ze hun kinderen niet meenemen, dan kwamen de meeste van deze vrouwen waarschijnlijk nooit naar enige les. Maar voorlichting en les geven is niet de enige functie van het moedercentrum. Vijf dagen per week is er ook een kinderopvangservice. Als een moeder er even niet uitkomt met de opvang en toch naar haar werk of cursus moet kan ze haar kind in principe een dagje naar het centrum brengen. Elke dag zijn er zo’n vijf à zes kinderen in de opvang en de belangstelling is groter, maar voorlopig kunnen er niet meer kinderen bij. Daarnaast kunnen de moeders met hun kinderen tot vier jaar op weekdagen altijd binnenlopen. Het kind kan
Moederen
107
spelen terwijl moeder koffie of thee drinkt met de andere moeders. Het Moedercentrum biedt vrouwen die wel zouden willen werken, ook een mooie kans om wat ervaring op te doen. Het centrum heeft verschillende plaatsen voor vrijwilligsters, met name in de kinderopvang. Arda stelt vast dat, als beginnende vrijwilligers eenmaal ervaren hebben wat het is om de poepluiers van andermans kinderen op te ruimen, het enthousiasme vaak bekoelt. Maar voor diegenen die de smaak te pakken hebben is er ook een kans om door te stromen. Er zijn namelijk ook een aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen op het centrum. Daarin kan je het werk eventueel ook combineren met een opleiding. Bovendien is het werk in de buurt, zonder drempel wat betreft opleidingsniveau en je doet iets waarbij je vaardigheden en ervaring als moeder en huisvrouw worden aangesproken. Het perfecte opstapje voor de veelal laag- of ongeschoolde moeders die nu hun kinderen op school zitten door de sociale dienst worden aangemoedigd buitenshuis te gaan werken. Heel wat vrouwen die op het Moedercentrum hebben gewerkt zijn doorgestroomd naar het ROC en zijn klasse-assistent geworden, of kinderverzorgster.
Kinderen als rem en drijfveer Zoals uit de statistieken over arbeidsparticipatie altijd weer blijkt is het krijgen van kinderen de belangrijkste belemmering voor de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Alle emancipatiebeleid ten spijt, kinderen zijn, vanuit arbeidsmarktperspectief, ook voor jonge Marokkaanse moeders een blok aan het been. Kinderopvang is een probleem, niet alleen in praktische zin: het gebrek aan opvangplaatsen, maar ook in ideologische zin: de weerstanden tegen professionele kinderopvang zijn groot. Toch zou het, zelfs vanuit het emancipatiebeleid geredeneerd, onterecht zijn kinderen alleen in termen van belemmering te definiëren. Zo vertelt een werkgeefster over haar Marokkaanse hulp, 35 jaar, moeder van drie kinderen tussen de zeven en tien, die een cursus Nederlands wilde gaan doen om haar kinderen beter te kunnen helpen: Ze schaamde zich voor de kinderen die haar steeds verbeterden. Overigens bleek het in de praktijk nog niet eenvoudig een plek op een cursus te krijgen. Nee, kreeg ze te horen, dat is alleen voor nieuwkomers. Diezelfde hulp had besloten dat ze haar rijbewijs wilde halen, ook met het oog op de kinderen, zodat ze die zelf kon halen en brengen. Het heeft haar kop en kont gekost, alleen de theorie al, maar ze heeft het gehaald.
108
Kinderen zijn dus niet alleen een obstakel voor deelname aan de arbeidsmarkt maar kunnen ook een stimulans zijn. Er zijn moeders die ambities hebben voor zichzelf en daarbij een beroep doen op het moderne recht op
Moederen
zelfontplooiing. De ambities van de meeste moeders zijn echter afgeleid van de idealen die ze voor hun kinderen hebben. Zij passen binnen de traditionele opvattingen over haar taak en kunnen een argument zijn om de echtgenoot of de schoonfamilie ervan te overtuigen dat haar aspiraties legitiem zijn. Steeds blijkt dat ‘het belang van de kinderen’ een overtuigend argument is als het gaat om het volgen van een cursus of het voortzetten van scholing. Jonge moeders zeggen bijvoorbeeld niet, dat zij zelf graag op Arabische les gaan, maar dat zij dat doen om hun kinderen ‘onze eigen taal’ bij te kunnen brengen. Dit soort ambities – al dan niet in het belang van de kinderen - zijn niet altijd even makkelijk te realiseren. Niet alleen echtgenoot en familie kunnen tegenwerken, ook officieel overheidsbeleid kan in de praktijk contraproductief uitpakken. Uitkeringsafhankelijke vrouwen met kinderen onder de vijf jaar zijn namelijk vrijgesteld van de plicht te werken of werk te zoeken. Voor Marokkaanse echtparen is het krijgen van meer kinderen een algemeen geaccepteerde strategie om vast te houden aan de traditionele taakverdeling. De werkloze man blijft solliciteren, terwijl zijn werkloze vrouw met een jong kind ontheven is van de sollicitatieplicht, terwijl zij misschien wel meer kans zou maken op de arbeidsmarkt. Het huidige overheidsbeleid stimuleert – al dan niet bedoeld – deze strategie, die overigens niet is voorbehouden aan Marokkaanse echtparen die op een uitkering aangewezen zijn. Een medewerkster van een Moedercentrum krijgt regelmatig jonge autochtone moeders op bezoek van wie de kinderen kleuter-af zijn en die door de overheid achter de vodden worden gezeten terwijl ze helemaal geen zin hebben in werken of studeren. Nou zeg ik dan: neem nog een kind, dan zit je weer voor vijf jaar safe. Dan kijken ze wel raar op, maar uiteindelijk is dat toch het leven dat ze willen. Ze snappen er niks van dat ze niet gewoon thuis kunnen blijven en voor de kinderen zorgen, dat hebben ze toch altijd zo gedaan? Wat is daar mis mee? Haar indruk is dat allochtone vrouwen wat dat betreft anders in elkaar te zitten. Die willen verder. Als dat al zo is, dan wordt het hen in ieder geval door de overheid niet gemakkelijk gemaakt. Malika heeft, na de geboorte van haar eerste kind, in de avonduren haar middenstandsdiploma gehaald maar daar vervolgens niets mee gedaan. Onlangs moesten zij en haar man, een werkloze ict-er, zich melden bij de Banenmarkt: ‘Ik had toen aangeboden, nou laat mijn man maar lekker studeren, ik ga wel werken. Was het: ‘Nee, blijf jij maar lekker thuis want jij hebt nog kinderen onder de vijf jaar’. Daar ben ik ook toen zo kwaad om geweest’. Wat niet wegneemt dat ze nu een vierde kind overweegt: Ja, dat kriebelt ook. [27 jaar, 3 kinderen, fulltime huisvrouw] En er zijn meer belemmeringen om naar een baan om te zien: de slechte gezondheid van de moeders zelf – het blijft schokkend hoe oud en door het leven getekend een vrouw van amper dertig jaar eruit kan zien – en de tanende gezondheid van de vaak oudere door zwaar werk versleten echtgenoot.
Moederen
109
Mijn man ligt in het ziekenhuis, die heeft heel veel zorg nodig, daar heb je extra werk aan. Ik kook eten, dat moet ik hem ook brengen. Zijn kleren moeten gewassen worden. Je moet hem opzoeken. Dan ben je echt 24 uur per dag bezig en dan ben je echt helemaal op. Een opleiding volgen, iets doen, wil ik heel graag. Maar ik heb er geen tijd voor. Ik denk als ik aan een opleiding ga beginnen, stel dat ik huiswerk krijg, dat ik het niet kan maken. Zoals ik erover nadenk is: doe ik het nu niet, doe ik het later wel. [32 jaar, 3 kinderen, mavo diploma, fulltime huisvrouw] Zeker nu de omstandigheden op de arbeidsmarkt minder gunstig worden, zijn er voor deze moeders wel heel veel handicaps om (formeel) betaald werk te doen: een gebrek aan scholing, aan werkervaring en een sociale omgeving die weinig waardering op kan brengen voor werkende moeders: Maar als je bij ons in onze omgeving kijkt, zie je er heel veel werken maar die houden het verborgen. Die zeggen liever niet dat ze werken. Onderling. Ja, die hebben bijvoorbeeld sleutelpanden, alfahulp, die hebben wel wat om handen maar die zeggen het liever niet. Omdat je zo opgegroeid bent. Vroeger mocht je niet werken. [31 jaar, 3 kinderen, lbo diploma, fulltime huisvrouw] Ook in onze gesprekken met moeders bleken zij te zwijgen over het werk dat zij ooit gedaan hadden. Soms hadden ze een tijdje achter de kassa gewerkt of schoongemaakt - maar daar heb je het niet over. Zelf zijn de moeders primair moeder en huisvrouw, daaraan ontlenen zij in eerste instantie hun status en identiteit. En als ze het over de toekomst hebben, dan spreken zij eerder over de scholing die nodig is om op de arbeidsmarkt terecht te kunnen, dan over een beroep dat zij graag zouden uitoefenen.
Tijden veranderen
110
De moeders met wie we spraken benadrukken dat de tijden veranderd zijn: voor de meisjes die nu jong zijn, voor hen zelf en ook voor hun moeders. Voor al die drie generaties veranderen de mogelijkheden, zo wordt ons voorgehouden. Meisjes van nu leren door en gaan werken; dat is heel gewoon geworden. De moeders kennen allemaal voorbeelden van jongere zusjes en schoonzusjes. Vroeger, in hun tijd, was dat heel anders. Meisjes van nu krijgen meer vrijheid en mogen langer jong zijn, dan zij, tien, vijftien jaar geleden. Maar dat heeft ook zijn prijs: op het huishoudelijke vlak kunnen die meiden niks meer: ze kunnen nog geen eitje bakken. Zelf ontlenen de moeders veel aan hun rol als huisvrouw en kennen daarin ook een zekere trots. Het voeren van een huishouden vereist veel kennis, kunde en vaardigheden en dat geldt vooral voor de tijdrovende Marokkaanse keuken. Met zichtbare trots plaatsen ze hun traditionele vakmanschap tegenover het moderne gemakskoken. Marokkaans eten is veel werk, meer dan een paar aardappels koken en jus uit een pakje, veel uitgebreider.
Moederen
De traditionele taakverdeling is een diep ingesleten patroon, zowel bij de mannen als de vrouwen van hun generatie. De angst voor roddel, voor afkeuring door schoonmoeder, zussen en schoonzussen zit er diep in, net als overigens het streven zich daarvan los te maken. De solidariteit met de eigen groep bestaat zowel uit het verdedigen van traditionele opvattingen als uit het bestrijden van vooroordelen dat Marokkaanse vrouwen niet dezelfde rechten zouden hebben als Marokkaanse mannen. Het voortdurend benadrukken dat de tijden veranderen is een uitweg uit die ambivalentie: we hebben wel zo onze eigen opvattingen en tradities maar we zijn niet achterlijk en gaan met de tijd mee. Daarin passen ook de verhalen over hoe hun moeder en schoonmoeder hun actieradius vergroten. Een actieradius die in het verleden erg beperkt kon zijn. Mijn schoonvader liet mijn schoonmoeder nooit naar buiten. Mijn schoonvader is nu overleden en als je mijn schoonmoeder ergens zet, als je haar hier bij het plein zet, weet ze niet welke richting ze moet om naar huis te gaan. Ze is altijd met haar dochter. Mijn schoonvader heeft haar altijd binnengehouden. Die vrouw weet echt niet wat links en wat rechts is. Maar we moeten echt niet denken dat dit nog steeds zo is of voor alle oudere vrouwen geldt. Dat verandert: die vrouwen zelf willen anders, hun mannen vinden het goed of maken geen bezwaar en ook de rol van de sociale dienst wordt hier weer genoemd. We horen verhalen over oudere vrouwen, vrouwen die al grootmoeder zijn, die taallessen volgen, Nederlandse les, Arabisch en die aan sport gaan doen. Mijn moeder gaat nu naar school, ja, vier dagen per week. Het komt ook een beetje door de sociale dienst. Wie een uitkering heeft wordt gewoon gedwongen om les te volgen. Dat is bij meerdere mensen het geval. Mijn moeder sport, heeft Arabische les en Nederlandse les. Die is de hele dag weg. De Nederlandse overheid speelt bij de emancipatie van de oudere vrouwen een rol, maar ook de eigen Marokkaanse gemeenschap. ‘Die mannen, vaders, worden ook makkelijker’, vindt de een en een ander vult aan: ‘die beginnen door te krijgen dat de vrouw meer op zich kan nemen’. Een derde legt uit: - Maar dat was ook vroeger zo, dat een heleboel mensen konden de Koran niet zo beheersen, ze wisten niet wat god allemaal heeft gezegd. Het was altijd: ik ben de man, ik ben de baas. Jij moet gewoon luisteren, jij moet gehoorzamen. - Nu gaan een heleboel mannen naar de moskee, ze weten wat god heeft gezegd over de vrouw: de vrouw heeft evenveel recht als de man. Begrijp je. De vrouw heeft recht om naar buiten te gaan: de winkel, te werken, om te leren. [groepsgesprek met moeders op basisschool] Juist nu binnen de Marokkaanse gemeenschap de opvattingen over de bewegingsvrijheid van vrouwen losser worden, nemen de vooroordelen binnen de Nederlandse samenleving over moslims en Marok-
Moederen
111
kanen toe. Deze verbittering klinkt regelmatig door. Malika die vorig jaar op de banenmarkt te horen kreeg ‘blijf maar lekker thuis, je hebt toch kinderen onder de vijf ’ zegt daar over: En dat hoor je nooit. Je hoort alleen over vrouwen die met hoofddoekjes lopen. Als ze over de Islam praten in de media halen ze alleen die mensen aan die zeggen wat zij willen horen. Wat ze willen horen is dat de vrouw onderdrukt en geslagen mag worden. Ondanks de tegenstrijdige ontwikkelingen die ze signaleren en de eigen ambivalenties overheerst het optimisme en het geloof in de vooruitgang. En dat geloof houden ze graag in stand. De moeders benadrukken dat ze in theorie meer kunnen, meer mogelijkheden hebben, maar het gros is in de praktijk tevreden met het moederschap. Ze weten heel goed – dat hebben ze steeds beter geleerd – wat de Nederlandse samenleving, de politiek, van hen verwacht. Zelf willen ze dat formeel ook en onderschrijven ze de moderne idealen. Maar de praktijk is vaak anders, net zoals dat voor veel autochtone moeders geldt. De wens om moederschap en een baan te combineren is nog steeds vooral een wens van de hoger opgeleiden. De rest is net zo lief afhankelijk van de man die de kost verdient of de staat die een uitkering verstrekt. Kinderen gaan voor en zo aantrekkelijk is werken niet als je weinig kwalificaties hebt.
Importbruiden Een andere categorie jonge Marokkaanse moeders vormen de meisjes die naar Nederland kwamen omdat hun bruidegom daar woonde. Voor hen is – meer nog dan voor de andere vrouwen – het ideaal en de verwachting van het moeder- en huisvrouwschap een hindernis voor een persoonlijke ontwikkeling op het gebied van werk en studie. 76 % van de gehuwde Marokkaanse mannen heeft een partner die tot aan het huwelijk in het buitenland, meestal Marokko, woonde (Hooghiemstra 2003). Dat wil zeggen dat achter de cijfers over jonge, gehuwde Marokkaanse vrouwen en moeders een aanzienlijk aantal importbruiden schuilgaat. We kunnen ons zoals eerder gezegd, afvragen of de algemene cijfers over arbeidsparticipatie en deelname aan het hoger onderwijs van Marokkaanse vrouwen niet ernstig worden gedrukt door de importbruiden. Zij zijn immers vrijwel per definitie fulltime huisvrouw. Wij waren benieuwd naar de keuzes die zij maken. Het huwelijk is al gegeven, daarom migreerden zij immers, maar gelden voor hen dezelfde argumenten als het gaat om de combinatie van moederschap en betaald werk?
112
Esma, 30 jaar, inmiddels moeder van twee kinderen en zwanger van de derde, vertelt hoe haar schoonvader haar tien jaar geleden met het vliegtuig naar Nederland bracht waar haar man haar van
Moederen
Schiphol kwam afhalen en naar hun huis bracht. Het eerste jaar was erg moeilijk: ‘ik was hier helemaal alleen, ik kende niemand. Ik kon niet boodschappen doen alleen, alleen met mijn man. In het eerste jaar sprak ik geen Nederlands. Dat was echt zwaar, altijd huilen. Ze wilde graag Nederlands leren maar dat vond haar man aanvankelijk niet goed. Pas twee jaar geleden gaf hij toestemming. Dat het nodig was voor de kinderen vormde daarbij een belangrijk argument: ‘‘ja, dan werd ik ziek, werd kind ook ziek en ja ik zeg, dat kan niet zo blijven, ik moet naar school. Ja ik moet de dokter bellen maar ik kan niet. Dan hij zegt: is goed ga maar naar school maar alleen met vrouwen. Nu mag het. Het helpt heel veel. Als de kinderen ziek ik moet naar dokter of naar ziekenhuis alleen. Of na school ik heb een afspraak met de juf of zo ik ga zelf ’. Hoewel ze ongetwijfeld uiteenlopende voorgeschiedenissen hebben, kunnen de importbruiden met hun Marokkaanse diploma, als ze dat hebben, hier niet automatisch aansluiting vinden bij Nederlandse banen en opleidingen. Bovendien wacht hen een jaar verplichte inburgering en een onbestemd aantal jaren om een nieuwe taal te leren, te wennen en zich aan te passen. Dat maakt dat ze een paar jaar lang niet, of enkel op een laag niveau kunnen werken of studeren. Bovendien zijn deze vrouwen naar Nederland gekomen in het kader van een huwelijk en zullen haar man en schoonfamilie in de eerste plaats van haar verwachten dat zij voor het nieuwe huishouden zorgt. Sommige importbruiden hebben een goede basis om ooit succesvol in te stromen op de arbeidsmarkt. Zo interviewden we twee jonge vrouwen die in hun eigen land een redelijk goede opleiding hebben gehad. Ze spreken vlot Frans en pikken snel genoeg het Nederlands op. Zo is daar Nabila, die in Marokko een paar jaar op de universiteit zat en die hier in Nederland, na tien jaar, eindelijk zo ver is dat ze in deeltijd kan werken, als assistent op de peuterspeelzaal. De familie waar ik uit kom, wij zijn geen analfabeten zoals veel Marokkanen hier. Mijn ouders kunnen lezen en schrijven en mijn vader heeft een eigen zaak. Mijn ene zus is getrouwd en werkt in Marokko, mijn andere zus heeft in Marokko universiteit gedaan en ging toen naar Spanje om haar opleiding af te maken en te werken. Mijn broer is op dezelfde manier in Spanje. Toen ik in Nederland kwam kende ik hier niemand behalve mijn man en ik sprak ook geen woord Nederlands. Gelukkig kon ik wel Engels en Frans, waar ik me mee kon behelpen. Maar ik was van in het begin tegen thuiszitten. Mijn schoonmoeder was het daar niet mee eens. Als vrouw hoor je namelijk thuis te zijn voor je kind en je man. Dus van in het begin was de relatie met mijn schoonouders niet zo goed. Het eerste jaar ging ik een jaar lang vijf ochtenden per week naar de Nederlandse taalcursus. ’s Middags was ik dan thuis. Toen kreeg ik mijn eerste kind. Mijn schoonmoeder maakte duidelijk dat zij niet voor oppas wou dienen, dus ik moest wel thuisblijven. Vier jaar later kreeg ik mijn tweede kind. Maar thuisblijven is niet wat ik wil, thuisblijven en boodschappen doen is niks voor mij… Op een gegeven moment kreeg ik thuis een briefje, dat ze nog iemand zochten die in de peuterspeelzaal wilde werken. Daar heb ik gesolliciteerd en ik werd meteen aangenomen... Volgend jaar wil ik
Moederen
113
beginnen met de opleiding spw, want ik wil als leidster gaan werken. [30 jaar, drie kinderen, sinds negen jaar in Nederland] Ook uit andere verhalen van importbruiden blijkt dat de houding van de schoonfamilie van cruciaal belang is. Ambities kunnen gemakkelijk ontmoedigd worden als kinderopvang ontbreekt. Ik heb gestudeerd, wiskunde gedaan en mijn baccalaureaat gehaald. Ik heb een paar maanden in een apotheek gewerkt en daarna ben ik hierheen gekomen. Ik heb altijd gedacht te werken. Maar ik heb hier niet zoveel informatie over wat er is. Misschien in de apotheek, dat wil ik wel als dat kan. Maar men heeft mij al gezegd dat dat niet kan, dat je daarvoor een speciale studie gevolgd moet hebben. Het eerste probleem is nu de taal. Als je de taal niet spreekt, dan kan je niets doen. Ik ben naar school gegaan, vijf weken, om een test te doen. Zo konden ze zien wat mijn niveau is. Na de vakantie, als ze een oppas hebben gevonden voor het kind, ga ik naar school, op mijn niveau. In Marokko is het zo. Als een meisje gaat trouwen dan blijft ze dicht bij haar moeder, en haar moeder zegt dan wat ze moet doen, ze helpt altijd. Maar hier zijn we alleen, moeten we voor onszelf zorgen. Ik heb altijd gezegd dat ik wou zijn als mama. Mijn moeder heeft altijd goed voor ons gezorgd, ze was altijd dicht bij. Maar daarbovenop wou ik ook werken. Mijn moeder heeft nooit gewerkt. Maar ik wil dat wel. Dat wou ik altijd: zoals mijn moeder worden, plus werken. [21 jaar, kind van 1 jaar, sinds 15 maanden in Nederland] De importbruiden verhalen van hun eerste jaren in dit land in termen van intense eenzaamheid en heimwee en wachten op een kind. Buitenshuis zijn ze hulpeloos zonder hun man. Het eerste kind brengt verlichting: dan hebben ze gezelschap wanneer hun man naar zijn werk is en bovendien komen ze via het consultatiebureau in contact met andere vrouwen in dezelfde situatie. Opnieuw fungeren de kinderen in de verhalen van de vrouwen als drijfveer en als rem. Maar ook het verplichte karakter van de inburgering wordt geprezen. Met name de Marokkanen die langer in Nederland zijn, loven de verplichte inburgering als een grote kans voor de nieuwkomers. Zelf hebben ze alles op eigen houtje moeten uitzoeken, wat meer tijd en goede wil kostte. Vooral dat laatste is belangrijk: de importbruiden die vandaag de dag het land in komen, kunnen door hun man of schoonfamilie er niet meer van weerhouden worden naar de Nederlandse les te gaan – ze hebben het recht aan hun kant.
Vooruitkomen en vasthouden 114
Marokkaanse moeders willen, net als alle moeders, dat hun kinderen vooruitkomen, dat ze het later goed zullen hebben, liefst beter dan zijzelf en dan hun ouders. Deze ouders hebben hoge verwachtingen van hun kinderen, soms veel te hoge, zoals we in voorgaande hoofdstukken zagen. Anders dan hun eigen
Op weg naar volwassenheid
ouders die voor zichzelf en hun kinderen nog een toekomst droomden in het vaderland, ligt de toekomst voor de kinderen van de jonge Marokkaanse moeders in Nederland. Dat neemt niet weg dat hun wortels, hun herkomst belangrijk blijven: ze mogen hun eigen taal en cultuur niet vergeten. Uit verschillende verhalen van moeders blijkt bezorgdheid over het verlies van de Marokkaanse identiteit. Ook al zijn hun kinderen (en sommige moeders ook zelf) in Nederland geboren, veel moeders en hun echtgenoten hechten aan kennis van de ‘eigen’ taal en kennis over het ‘eigen’ land. Het is natuurlijk mooi om je eigen taal te kunnen spreken. Als ik Arabisch ben en Marokkaans en ik kan mijn eigen taal niet eens spreken. Dat is een schande, vond ik zelf, dat vond ik echt niet leuk. Daar werd ik zo vaak om uitgelachen. ‘He, praat jij geen Arabisch?’ ‘ Nee, helemaal verleerd.’ [27 jaar, waarvan 26 jaar in Nederland, mbo-diploma, werkende moeder] Mijn kinderen thuis onderling, praten ook gewoon Nederlands, maar mijn man vindt dat wel erg. Niet zozeer erg de taal, maar… Hij wil gewoon dat ze wat meekrijgen van hun eigen taal. Want als ze op bepaalde leeftijd komen, spreken ze hun eigen taal ook niet meer. [31 jaar waarvan 25 jaar in Nederland, drie kinderen] Dat het voor het schoolsucces van de jonge kinderen verstandiger is om hun Nederlandse taalachterstand weg te werken, komt in de beschouwingen van de moeders niet of nauwelijks aan de orde. De kans bestaat dat daardoor, vooral bij laaggeschoolde kansarme ouders, achterstanden van generatie op generatie worden gereproduceerd. Nog steeds hebben kinderen van Marokkaanse ouders problemen in het basisonderwijs, met name op het gebied van taal. Marokkaanse leerlingen hebben, net als Turkse en Antilliaanse, gemiddeld een achterstand van twee leerjaren op autochtone niet-kansarme leerlingen. Wij hebben gezien dat zo’n aanvankelijke taalachterstand door kan werken tot op de universiteit en daar tot studievertraging leidt. De hang van de jonge moeders, al dan niet onder invloed van hun echtgenoot, naar het versterken van de wortels in het land van herkomst voor de kinderen, is weinig bevorderlijk voor de taalontwikkeling. Dat wordt onderschreven door een onderwijzeres van een kleuterklas met veel Marokkaanse kinderen: Die lange vakanties van ze, dat is echt een handicap. Ze blijven vaak twee maanden weg. En als ze terugkomen, dan zijn ze het Nederlands weer kwijt. Dan kun je weer helemaal opnieuw beginnen.
115
Op weg naar volwassenheid
Conclusie Voor Marokkaanse vrouwen gaat moederschap voor alles. Daarnaast onderschrijven ze in toenemende mate ook het ideaal van de zelfontplooiing. Omdat ze op jonge leeftijd kinderen krijgen, zijn ze ook al op relatief jonge leeftijd uit de kleine kinderen. Maar zullen ze dan herintreden? En hoe combineren zij dat met moederschap? De jonge moeders die in dit hoofdstuk aan het woord kwamen zijn over het algemeen nog laag opgeleid en voor zover zij ambities hebben op de arbeidsmarkt zijn die het beste te realiseren binnen de beschermde context van gesubsidieerde werkgelegenheid. De ID banen, die onder het huidige kabinetsbeleid zwaar onder druk staan, bieden deze vrouwen op twee manieren een kans. In de eerste plaats als werknemer, maar ook als gebruiker: veel organisaties die zich bezighouden met de ontwikkeling en emancipatie van deze vrouwen drijven op dit soort banen. Een voorbeeld is het Moedercentrum, waar vrouwen terechtkunnen voor kinderopvang en cursussen en waar ze ook zelf arbeidservaring kunnen opdoen. Bezuinigingen in deze sector zijn kortom dubbel nadelig voor deze vrouwen. Ook het emancipatiebeleid is dubbelzinnig: de op zichzelf begrijpelijke ontheffing van de arbeidsplicht voor uitkeringstrekkende vrouwen met kleine kinderen, zet onbedoeld een premie op het krijgen van een extra kind. Dit zijn inconsistenties in het beleid die herintreden en participatie van jonge, laaggeschoolde Marokkaanse moeders ernstig belemmeren. De Marokkaanse moeders zelf hangen hun emancipatie op aan de toekomst van hun kinderen. Net als hun moeders vóór hen, dromen zij voor hun kinderen nieuwe kansen en vooruitgang, waar ze een voorschot op nemen door te werken aan hun eigen scholing en ontwikkeling. Dat ze daarbij een voorkeur hebben voor het ‘beter leren van hun eigen taal’ geeft aan dat ze daarbij willen vasthouden aan hun eigen achtergrond. Net als het beleid zijn ook de vrouwen zelf ambivalent: zijzelf en hun kinderen moeten vooruitkomen, maar niet tegen elke prijs.
116
Op weg naar volwassenheid
8. Een ander succes De aanleiding van dit onderzoek was de vraag naar de juistheid van de alledaagse opvatting dat Marokkaanse meisjes meer dan Marokkaanse jongens, succes boeken op de (beleids)maatstaf voor maatschappelijke integratie van minderheden: onderwijs en arbeidsmarkt. Die opvatting leek geschraagd te worden door onderzoek naar de schoolprestaties van de meisjes (cf. Crul 2000). Inmiddels is duidelijk geworden, dat de verschillen tussen jongens en meisjes veel minder groot zijn dan meestal wordt aangenomen of zelfs niet bestaan (cf. Van der Zijde 2002, SCP 2003). Hoewel de cijfers, ook die in dit boekje, niet eenduidig in die richting wijzen, wint de idee van de succesvolle Marokkaanse meisjes nog steeds terrein. Op de scholen en in de jongerencentra die we bezochten gold dit beeld als een - weliswaar bijzonder - gegeven: voor leerkrachten, decanen, jongerenwerkers en ook voor de Marokkaanse meisjes zelf. Vast staat echter, dat de tegenstelling tussen de ‘criminele’ jongens en de ‘studieuze’ meisjes geen recht doet aan de manier waarop doorsnee Marokkaanse jongeren volwassen worden. We kunnen op basis van de beschikbare cijfers niet zeggen of meisjes het beter doen dan jongens. Wat we wel kunnen zeggen is dat meisjes hun achterstand veel harder hebben ingelopen dan jongens, maar niet of ze hen inmiddels zijn voorbijgestreefd. Deze inhaalslag op de jongens is spectaculair en in die zin zijn de meisjes zonder meer succesvol. Van grote verschillen is geen sprake meer. Het ‘grote verschil’ bestaat alleen in de beeldvorming. Maar naarmate die beeldvorming breder door de Marokkaanse gemeenschap wordt gedragen, krijgt ze wellicht echte consequenties. Doordat het geloof in het succes van de meisjes zo breed gedeeld wordt zou het bekende Thomas theorema in werking kunnen treden: if men define situations as real, they are real in their consequences. De succesvolle Marokkaanse meisjes die nu nog een voorhoede vormen, worden dan de norm. En dat legt een zware druk op de schouders van meisjes, nog steeds de meerderheid, die met een vmbo-advies het voortgezet onderwijs beginnen.
Verwende jongens En als je in de samenleving wat uitstraalt, omdat je een Marokkaanse meid bent met een hoofddoek en je zit op de universiteit, dan kom je in de belangstelling. En als je een jochie bent en je schopt rellen, dan kom je ook met je gezicht in de krant. De meisjes nemen geen blad voor de mond als ze gevraagd wordt verschillen te benoemen met jongens. Hun opmerkingen vallen uiteen in twee categorieën: gedrag binnenshuis en gedrag buitenshuis. Zo
Een ander succes
117
hoeven in de meeste gezinnen de zonen niet mee te helpen in het huishouden, terwijl dat voor dochters vanzelfsprekend is. Net zo min als vader bijdraagt aan het huishoudelijk werk, wordt dat van de jongens verwacht. En hoewel sommige moeders hun zonen wel aan de afwas zetten, weten de dochters dat dat uitzonderlijk is. Meer in het algemeen zien zij de vrijstelling van huishoudelijk werk als een uiting van een algemene toegeefelijke houding van vooral de moeder. Een van de redenen waarom deze meisjes denken dat weinig jongens in aanmerking komen als huwelijkskandidaat, is de manier waarop hun ouders onderscheid maken tussen de zoons en de dochters. Het is niet alleen dat, ze worden ook meer verwend, ze krijgen gewoon meer aandacht. Bijvoorbeeld zitten we samen in de kamer, komt mijn moeder binnen, vraagt ze aan mijn broer ‘heb je honger, wil je wat eten?’ Bij mij gaat ze ervan uit dat ik het zelf wel pak. Niet alleen krijgen ze meer aandacht, maar ze mogen ook veel meer buiten de muren van de woning: Jongens mogen een halve dag buiten rondlopen zonder dat iemand er wat van zegt. Een jongen kan alles maken, bijvoorbeeld een nacht helemaal niet thuiskomen. … Als mijn broer bijvoorbeeld om twaalf uur binnenkomt, o.k. ja, ze worden boos, maar als ik zo laat zou thuiskomen… Mijn moeder, in principe is het niet zo van hij wel en jij niet maar…In principe zie je wel dat hij gewoon naar schoolfeestjes tot twaalf uur mag en ikke niet. Dat de meisjes verschillen zien, wil niet zeggen dat zij het eens zijn met het negatieve stigma dat Marokkaanse jongens dragen. Ze ontkennen niet dat sommige jongens problemen veroorzaken, maar benadrukken dat een groter aantal, ‘dat nooit in het nieuws komt’, zijn best doet, geen overlast geeft, braaf naar school gaat of aan het werk is. Opvallend vaak worden mannelijke familieleden opgevoerd als voorbeelden van wat ze ‘goede’ jongens noemen. Broers, ooms en neven laten zien hoe het ook kan. Hun succes brengen ze in verband met de juiste opvoeding: Ja maar, ik ken heel veel Marokkaanse jongens zeg maar bij mij in de buurt, die hun ouders die hebben altijd commentaar op alles wat ze doen, ook op school en zo. En dan zeggen ze van wat nou, waarom zit ik dan op school, weet je? En dan halen ze ook nog slechte cijfers, en dan denken ze ‘waarom zou ik nog moeite doen om nog te gaan leren’? Maar de solidariteit reikt verder dan de eigen familie. Hoewel vooral scholieren het gedrag van sommige Marokkaanse jongens afkeuren, liggen de oorzaken volgens hen voor de hand: discriminatie en onbegrip.
118
Een ander succes
Die straatjongens worden ook vaak verkeerd begrepen hoor. De schuld komt altijd van twee kanten, ik bedoel ik denk dat mensen er naar grijpen, als er problemen zijn of zo dat ze zeggen, ja, het zijn toch maar Marokkanenjongens. Ze zijn toch al slecht dus waarom niet... dat zie je vaak met de politie dat die eerder grijpt naar een stok of zo in plaats van uit te praten. Dat zie je heel vaak, als die ruzie hebben dan komen daar weer andere Marokkaanse jongeren bij die vinden dat dat niet eerlijk is, omdat de politie een wapen heeft en hij niet. Jongens, die hebben al een stigma van o, je bent een Marokkaan, zou ik jou wel aannemen in mijn bedrijf want jullie zijn allemaal zo agressief, crimineel enzovoort.. Wij (meisjes) voelen ons onderdeel van de samenleving en geaccepteerd, zij voelen zich meer tegen. Zo van zij zijn tegen mij, en ik moet mij maar weer eens bewijzen, en waarom zou ik, en ik ga niet mijn best doen voor hem, en ‘hij’ is dan een Nederlandse baas of zo. Dat gevoel speelt ook wel een rol, vooral bij jongens die niet zo succesvol zijn. En zelfs de succesvolle, hoog geschoolde jongens krijgen volgens de meisjes te maken met onprettige situaties: Bijvoorbeeld mijn broertje, die heeft dan bij de Nederlandse ambassade in het buitenland gezeten, en toen gingen ze borrelen, en hij moest mee borrelen. En hij zegt, nee, ik doe niet mee, maar ik ga wel er bij staan, dat is geen probleem, ik praat wel mee. Maar: ach, hoe kom je erbij dat je niet meeborrelt, de meeste Arabieren doen dat wel, ook al staat het in de koran…Dat zijn dingen, die trekken ze zich aan en dan ontstaat er meteen zo’n scheiding, zelfs als je gestudeerd bent en een hoge functie hebt, dan nog is er een grote scheiding tussen de verschillende levensstijlen in de samenleving en ik denk dat jongens dan toch weer conservatiever zijn. Maar ondanks al deze inzichten en excuses, blijkt op andere momenten in de verhalen van de meisjes, bijvoorbeeld als het gaat om het vinden van een echtgenoot, dat zij er soortgelijke negatieve beelden op nahouden als aan Nederlandse ondernemers, politiemensen en ambtenaren worden toegeschreven. Dan worden de jongens omschreven als losers, zonder doel en ambitie, met conservatieve opvattingen over wat vrouwen al dan niet mogen en daarom niet erg geschikt als partner. En voor zichzelf blijken de meisjes tal van verklaringen te hebben waarom zij het beter doen dan de jongens. De verklaringen die de meisjes aandragen voor hun vermeend schoolsucces vallen in drie typen uiteen: de gevolgen van hun beperkte vrijheid om buiten school en thuis hun vertier te zoeken, de wens om het anders te doen dan moeder heeft gedaan en essentiële verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk (Marokkaans) gedrag.
119
Een ander succes
De beperkingen van de bewegingsvrijheid die hen worden opgelegd en die zij, naarmate zij ouder worden, zichzelf steeds meer opleggen, maken dat het leven van de meisjes saai is. Daardoor krijgt de schoolgang een groot belang: ‘dat we zoiets hebben van, he, school is eigenlijk het enige lichtpuntje in m’n leven’. Naar school gaan is een vorm van uithuizigheid die is toegestaan en die vanzelfsprekend is. Maar voor de meisjes betekent naar school gaan ook sociaal contact, met klasgenoten bij wie zij niet thuis (mogen) komen. Sommige meisjes praten over naar school gaan alsof het een plezierig uitje is. School is en was voor de meesten ‘leuk’. Dat zou voor jongens minder gelden, omdat die kunnen gaan en staan waar zij willen. Anderen zien de school als een manier om ambities te realiseren: Ik denk gewoon meisjes zijn meer ingesteld op school. En hoe dat komt? Omdat die ouders, die moeders waarschijnlijk huisvrouwen zijn. Die niets bereikt hebben. Dat je een voorbeeld neemt aan je moeder en die is huisvrouw en dat je denkt: zo wil ik het niet hebben, ik wil het beter hebben. Dat je daaraan vast houdt, van ik wil beter zijn dan dat. Ik denk dat het iets is wat tussen je oren zit. Als jij denkt dat je een kans hebt die je moet grijpen. Er zijn ook wel meisjes die dat niet doen hoor, er zijn best wel veel meisjes die ook herrie schoppen, net zoals jongens. Maar er zijn ook meisjes die inzien van kijk, ik heb hier een kans om iets van mijn leven te maken. Dan ga ik dat ook doen. Gewoon, maar dat ze niet zoals eventueel hun moeder thuis belanden. Dat ze wel voor zichzelf kunnen zorgen. Ook wat dit betreft zou er een verschil met de jongens bestaan. In de eerste plaats is er al minder contrast tussen vaders en zonen, omdat ze beide geacht worden te voorzien in het inkomen van het huishouden. Als jongens zich willen afzetten tegen hun vader, dan gaat het vooral om de omvang van dat inkomen. Jongens zouden er, volgens de meisjes, vooral op uit zijn om snel veel geld te verdienen. Daarom zouden zij van school afgaan zonder diploma, dat volgens hen weinig financieel voordeel oplevert in onze samenleving. Tenslotte zijn er meisjes, die menen dat het denkbeeld dat meisjes het beter doen, vooral te maken heeft met het feit dat zij minder problemen veroorzaken. Terwijl Marokkaanse jongens opvliegend zouden zijn, zijn de meisjes gewend de vrede te bewaren: Meiden die passen zich goed aan, die zijn emotioneel wat beter, communicatief wat beter, dus ze passen zich makkelijker aan aan de samenleving.
120
Ook dit zou dan weer een gevolg zijn van het verschil in opvoeding tussen jongens en meisjes. De laatsten krijgen tijdens hun jeugd de regels voorgeschoteld waaraan zij zich, als net Marokkaans meisje, te
Een ander succes
houden hebben. Omdat gehoorzaamheid de meeste beloning oplevert, leren zij zich al vroeg te schikken: thuis, op school en later in het werk of in het huwelijk.
Succesvolle meisjes De strategie van gehoorzaamheid maakt Marokkaanse meisjes tot geliefde leerlingen, maar maakt het hen ook tot succesvolle leerlingen? Van alle in dit boekje onderscheiden groepen, komen de Marokkaanse meisjes het slechtst uit het basisonderwijs: ze scoren het laagst op de Cito eindtoets en krijgen het laagste schooladvies. Maar omdat ze in de brugklas zo goed hun best doen, laten ze zich vaak selecteren voor een hoger onderwijstype dan hun oorspronkelijke advies aangaf. Na drie jaar voortgezet onderwijs hebben ze hun achterstand op de jongens ingelopen. Bovendien is het aantal meisjes dat het onderwijs zonder diploma verlaat de afgelopen jaren spectaculair gedaald. De motivatie van de meisjes voor hun inzet op school is de wens het goed te doen én het anders te doen dan hun moeder: migrantenouders houden hun kinderen voor de kansen te grijpen die ze zelf niet hadden. Veel praktische hulp kunnen de meeste ouders niet bieden, maar andere familieleden, generatiegenoten, des te meer: schoolsucces is vaak een familieproject. Omdat ze weten dat diploma’s in Nederland belangrijk zijn, stroomt een groeiend aantal meisjes door naar mbo, hbo en universiteit. De afgelopen tien jaar is het opleidingsniveau, gemeten als het hoogste behaalde diploma, van de Marokkaanse meisjes harder gestegen dan dat van welke categorie in onze vergelijking ook. Ook hun participatie op de arbeidsmarkt is spectaculair toegenomen. Door hun hogere opleidingsniveau koesteren meer meisjes de wens om die investering te gelde te maken. Nu was de economische groei van de laatste jaren van de vorige eeuw een geweldige katalysator voor de arbeidsdeelname in het algemeen: ook andere jongeren zijn vaker gaan werken en hun werkloosheid nam af. Dit relativeert het succes van de Marokkaanse meisjes. Vergeleken met autochtone meisjes zijn ze vaker werkloos, vinden ze moeizamer een baan als ze van school komen en werken ze vaker in tijdelijke baantjes. Hun werk biedt hen niet veel zekerheid, maar zelf zijn ze ook niet zo zeker van hun zaak: ze switchen makkelijk tussen banen en van werken naar een nieuwe opleiding. Ze laten zich enigszins teleurgesteld uit over het werken ‘in het echt’. Ze krijgen nu vaker dan op school te maken met vooroordelen en discriminatie. Hoe zwaarder het werken valt, des te aantrekkelijker wordt het alternatief: het stichten van een gezin. Het huwelijk en moederschap zijn vanzelfsprekende doelen voor alle Marokkaanse meisjes. Daarmee beantwoorden ze aan de verwachtingen die vanuit de Marokkaanse traditie aan hen worden gesteld. Een belangrijk deel van hun jeugd staat in het teken van het zich zo goed mogelijk presenteren op de huwelijksmarkt. Aan de andere kant willen de meisjes ook dit anders doen dan hun moeders: ze willen zelf een partner kiezen en met hem onderhandelen, een huwelijk uitstellen tot na hun opleiding, minder kinderen krijgen en een eigen leven buiten het gezin. Hoe jonger de meisjes zijn, hoe optimistischer ze zijn
Een ander succes
121
over de combineerbaarheid van die verschillende ambities. Op dit moment realiseren alleen enkele van de hoogst opgeleide meisjes dit moderne ideaal. Zullen zij trendsetters zijn of uitzonderingen blijven? Hoe succesvol de niet meer leerplichtige Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen op dit moment daadwerkelijk zijn, is op grond van statistieken moeilijk vast te stellen. Er bestaan vanzelfsprekend wezenlijke verschillen tussen meisjes die in Nederland geboren zijn, die in Marokko zijn geboren en in Nederland opgegroeid, en die pas als volwassen vrouw naar Nederland zijn gekomen. Een willekeurig Marokkaans meisje van vijfentwintig kan tot elk van deze drie ‘generaties’ behoren. Bovendien maakt het voor haar keuzes uit of ze een hoog of laag diploma heeft gehaald of helemaal geen, uit wat voor familie ze komt en in welke familie ze trouwt. Ondanks alle vooruitgang die Marokkaanse meisjes boeken zijn er nog steeds veel jonge vrouwen van tegen de dertig die vroeg van school zijn gegaan om te trouwen, die nooit of nauwelijks buiten de deur hebben gewerkt, voor hun kinderen hebben gezorgd en die inmiddels hun jongste kind naar school hebben gebracht. En ondanks het feit dat steeds minder meisjes een traditioneel huisvrouwenbestaan ambiëren stevent een aanzienlijk deel van hen daar toch nog steeds op af. Het tempo waarmee bovendien bruiden uit Marokko worden ingevlogen maakt dat de categorie traditionele huisvrouwen in deze leeftijdsgroep nog lang aanzienlijk zal blijven. Naarmate succes op de arbeidsmarkt of in het onderwijs verder buiten hun bereik ligt, zullen jonge vrouwen zich meer richten op het traditionele Marokkaanse ideaal: dat van de toegewijde moeder. Maar ook de meisjes die volgens de definitie van het emancipatie- en integratiebeleid succesvol zijn, geven daar hun eigen invulling aan. Zij doen het anders dan hun moeder, maar ook anders dan de Nederlanders. Ze trouwen jonger, krijgen meer kinderen op jongere leeftijd. Ze voelen weinig voor het autochtone patroon van jarenlang ‘oefenen’ in relaties en pas trouwen en moeder worden na je dertigste. Marokkaanse meisjes binden zich eerder aan man en kinderen en leggen zich daarbij eerder beperkingen op in hun participatie op de arbeidsmarkt. Zij hebben dan ook minder bruikbare arbeidservaring, nodig om succesvol her in te treden. Autochtone vrouwen hebben die arbeidservaring veel meer, stoppen minder vaak helemaal met werken maar zijn pas op veel latere leeftijd uit de kleine kinderen.
De toekomst
122
Integratie en maatschappelijke participatie zijn dé doelstellingen van het overheidsbeleid ten aanzien van etnische minderheden. De jonge Marokkaanse meisjes van de tweede generatie laten horen en zien dat zij wat dat betreft niet onder willen doen voor meisjes van Nederlandse herkomst. Hun opleidingsniveau is spectaculair gestegen en zij nemen voortvarend hun plaats in op de arbeidsmarkt. Hoewel zij het
Een ander succes
niet beter doen dan Marokkaanse jongens, is er sprake van een flinke vooruitgang. Toch ziet de toekomst er voor velen minder rooskleurig uit, dan men wellicht verwacht. Evenals overige Nederlanders zullen zij te maken krijgen met de gevolgen van de conjuncturele omslag. De kans bestaat dat degenen die het laatst de arbeidsmarkt betraden tijdens de hoogconjunctuur, daarvan weer het eerst zullen verdwijnen. Hoe zullen de laag- en hooggeschoolde meisjes reageren als het moeilijker wordt om werk te vinden, als herkomst en hoofddoek het solliciteren belemmeren? Voor de laaggeschoolde meisjes wordt een andere optie dan de arbeidsmarkt dan wel heel aantrekkelijk: huwelijk en moederschap en daarmee succes in eigen kring. Nu al konden wij verhalen beluisteren over jong getrouwde vmbo-meisjes en verloofde scholieren die als romantisch ideaal besproken werden. Als deze ontwikkeling inderdaad op gang komt, zullen deze meisjes gaan lijken op de ‘importbruiden’, met als enige verschil dat zij taalvaardiger zullen zijn. Herintreden op de arbeidsmarkt wordt voor hen een probleem. Scholingsprogramma’s die nu ontwikkeld worden voor de moeders van rond de dertig zullen naast vrouwenvakscholen bruikbaar blijven voor deze categorie. De keuze van meer intellectueel begaafde meisjes bij problemen op de arbeidsmarkt zal een andere zijn: zij zullen hun opleiding zo lang mogelijk rekken om zo een ander succes te behalen. Een succes dat zowel in de Marokkaanse gemeenschap als in de Nederlandse samenleving bewondering oplevert. Omdat de hoogte van de opleiding en kans op de arbeidsmarkt nog steeds samenhangen zal het vinden van werk voor hen minder problemen opleveren. Voor deze jonge vrouwen wacht echter een ander knelpunt: de combinatie van moederschap en betaald werk. In hun toekomstbeschouwingen gaan veel hooggeschoolde meisjes uit van een tijdelijke terugtrekking van de arbeidsmarkt, om zelf de eerste jaren voor de kinderen te zorgen, om later opnieuw in te treden in een deeltijdbaan. Daarin onderscheiden zij zich van hooggeschoolde autochtone vrouwen, die meer geneigd zijn gebruik te maken van de opvangplaatsen voor jonge kinderen en regelingen als ouderschapsverlof om te kunnen blijven werken. Voor de geschoolde meisjes is het daarom belangrijk dat binnen de Marokkaanse gemeenschap maatschappelijk succes voor vrouwen niet alleen gedefinieerd wordt in termen van diploma’s of van huwelijk en moederschap maar ook verbonden wordt met beroep en loopbaan. En hier wringt de schoen. Het feit dat in de afgelopen jaren Marokkanen van de eerste en de tweede generatie, in tegenstelling tot andere minderheden, positiever zijn gaan denken over de emancipatie van vrouwen (SCP 2003), staat haaks op andere ontwikkelingen: een sterkere identificatie met de eigen groep en een toenemende religiositeit. Dat heeft consequenties voor de partnerkeuze en voor opvattingen over een succesvol vrouwenbestaan. Ook in deze studie bleek hoe belangrijk de oriëntatie op de eigen gemeenschap en familie is voor de keuzes die de meisjes maken. Het is de vraag of er wat dat betreft grote veranderingen op til zijn. De vanzelfsprekendheid waarmee zelfs de allerjongste meisjes zich in hun opstellen uiten over Islam en moederschap, en de even vanzelfsprekende manier waarop de oudere meisjes over een Marokkaanse partner spraken, laten zien dat het overnemen van bepaalde Nederlandse opvattingen niet samen hoeft te gaan met ‘verwestersing’ in het algemeen. En dat betekent dat de Marokkaanse meisjes die in deze studie belicht werden, al hun onderhandelingsvaardigheden nodig zullen hebben om hun gedroomde bestaan voor zichzelf en hun kinderen te realiseren.
Een ander succes
123
124
Een ander succes
Bibliografie Alders, Marten en Wout Jansen Heijtmaijer, “Turkse en Marokkaanse gezinnen steeds kleiner”, CBSMaandstatistiek van de bevolking bevolking, november 2002, p. 4-7. Brands, Jan (1992) ‘Die hoeft nooit meer wat te leren’: Levensverhalen van academici met laaggeschoolde ouders, Nijmegen Coenen, Liesbeth (2001) ‘Wordt niet zoals wij!’ De veranderende betekenis van onderwijs bij Turkse gezinnen in Nederland, Amsterdam Crul, Maurice (1998) Onderlinge hulp en schoolsucces van Marokkaanse en Turkse jongeren. Een optimistische visie”, in: I.van Eerd en B. Hermes (eds.), Pluriform Amsterdam, Amsterdam Crul, Maurice (2000) De sleutel tot succes: over hulp, keuzes en kansen in de schoolloopbanen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de tweede generatie, Amsterdam Dashorst, Hyacintha en Milana van der Werf (1995) Tussen Djellaba en Disco. Marokkaanse meisjes aan het woord, Amsterdam: Stichting Kleur in ’t Werk Du Bois-Reymond, Manuela, Yolanda te Poel en Janita Ravesloot (1990) Jongeren en hun keuzes, Bussum: Coutinho Garssen, Joop, Joop de Beer, Andries de Jong en Peter Cuijvers (red.) (2001) Samenleven. Nieuwe feiten over relaties en gezinnen, Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek/Nederlandse Gezinsraad Gramberg, Peter (2000) De school als spiegel van de omgeving. Een geografische kijk op onderwijs, Amsterdam Hooghiemstra, Erna en Ans Merens (2001) Variatie in participatie. Achtergronden van arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Elsevier bedrijfsinformatie Hooghiemstra, Erna (2003) Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland”, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
Bibliografie
125
Janssen, Jacques (2002) Echtscheidingsrisico’s. In: CBS, Index, december 2002, p. 34-36. Jonkers, Marina (2003) Een miskende revolutie. Het moederschap van Marokkaanse vrouwen, Amsterdam Pels, Trees (1999) Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland, Assen: Van Gorcum Paulle, Bowen (2003) “Hoe belangrijk zijn ras en etniciteit? Visies op segregatie en desegregatie en het herdefiniëren van etniciteit op een ‘zwarte’ school in Amsterdam Zuidoost”, Beleid en Maatschappij, Volume 30 nr. 2, Meppel: Uitgeverij Boom Portegijs, Wil, Annemarie Boelens en Saskia Keuzenkamp (2002) Emancipatiemonitor 2002, Den Haag/ Voorburg: Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek ROA (2001) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2006, Maastricht Schapendonk-Maas, Helma (2001) Inwonende Turkse en Marokkaanse jongeren. In: CBSMaandstatistiek van de bevolking bevolking, september 2001, p. 8-9. SCP (2003) Rapportage minderheden 2003. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau SCP (1998) Sociaal en Cultureel Rapport 1998. 25 jaar sociale verandering verandering, Rijswijk Van der Zijde, Jasja (2002) The Impact of Ethnic and Gender Differences on Successfulness in Secondary Education: Turkish, Moroccan and Dutch Students, doctoraalscriptie, Utrecht Van Huis, Mila en Liesbeth Steenhof (2003) Echtscheidingskansen van allochtonen: specifieke groepen. In: CBS Bevolkingstrends, 1e kwartaal 2003, p. 54-57. Van Stolk, Bram en Cas Wouters (1983) Vrouwen in tweestrijd. Tussen thuis en tehuis. Relatieproblemen in de verzorgingsstaat, opgetekend in een crisiscentrum, Deventer: Van Loghum Slaterus Yerden, Ibrahim (2001) Ik bepaal mijn eigen lot. Turkse meisjes in conflictsituaties, Amsterdam
126
Bibliografie