Schooluitval voorkomen in Nederland
Speerpunten huidige aanpak en doorkijk naar vervolgbeleid Resultaat schooljaar 2009-2010 (voorlopige cijfers)
Schooluitval voorkomen in Nederland Speerpunten huidige aanpak en doorkijk naar vervolgbeleid Resultaat schooljaar 2009-2010 (voorlopige cijfers) Productie: Projectdirectie Voortijdig Schoolverlaten www.aanvalopschooluitval.nl www.vsvverkenner.nl Ontwerp: Balyon, www.balyon.com Bron: DUO, www.ocwduo.nl Uitgave: April 2011 Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.
Reductie
30 % of meer
w w w. a a n v a l o p s c h o o l u i t v a l . n l
2
4
3 6
5 23 24 25
22
29
8
10
18 17
12
20 27
28
7 9
21
26
1
11 16
19
14
15
30
13
36 32
34 31
35 37
38
33
Overzicht RMC-regio’s Nederland Bron: DUO
39
RMC-regio
Contactgemeente
1 Oost-Groningen
Veendam
2 Noord-Groningen Eemsmond
Delfzijl
3 Centraal en Westelijk Groningen
Groningen
4 Friesland Noord
Leeuwarden
5 Zuid-West Friesland
Sneek
6 De Friese Wouden
Smallingerland
7 Noord- en Midden Drenthe
Assen
8 Zuid-Oost Drenthe
Emmen
9 Zuid-West Drenthe
Hoogeveen
10 IJssel-Vecht
Zwolle
11 Stedendriehoek
Apeldoorn
12 Twente
Enschede
13 Achterhoek
Doetinchem
14 Arnhem/Nijmegen
Nijmegen
15 Rivierenland
Tiel
16 Eem en Vallei
Amersfoort
17 Noordwest-Veluwe
Harderwijk
18 Flevoland
Lelystad
19 Utrecht
Utrecht
20 Gooi en Vechtstreek
Hilversum
21 Agglomeratie Amsterdam
Amsterdam
22 West-Friesland
Hoorn
23 Kop van Noord-Holland
Den Helder
24 Noord-Kennemerland
Alkmaar
25 West-Kennemerland
Haarlem
26 Zuid-Holland-Noord
Leiden
27 Zuid-Holland-Oost
Gouda
Alle gemeenten in Nederland moeten (potentiële) voortijdig schoolverlaters registreren en ervoor zorgen dat zij via een passend onderwijs- of arbeidstraject alsnog een startkwalificatie halen (minimaal diploma op havo-, vwo- of mbo2niveau). Een jongere is volledig leerplichtig tot en met het schooljaar waarin hij of zij 16 jaar wordt. Daarna geldt voor alle jongeren tot 18 jaar de kwalificatieplicht. Dit is een gemeentelijke taak. De 18plussers vallen onder de RMCwetgeving, een regionale taak.
28 Haaglanden
Den Haag
29 Rijnmond
Rotterdam
Gemeenten participeren in één van de 39 RMC-regio´s (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie). Per RMC-regio is er één contactgemeente die de melding en registratie van voortijdig schoolverlaters door scholen coördineert tussen overheid, onderwijs, jeugdzorg, justitie en arbeid. RMC-regiospecifieke informatie vindt u op www.aanvalopschooluitval.nl bij ‘RMC-regio’.
De Bijlage bevat kaarten op landelijk- en regionaal niveau. Bovenstaande kaart dient samen met de RMC-regiolijst als navigatiehulpmiddel bij het gebruik van de Bijlage.
30 Zuid-Holland-Zuid
Dordrecht
31 Oosterschelde regio
Goes
32 Walcheren
Middelburg
33 Zeeuwsch-Vlaanderen
Terneuzen
34 West-Brabant
Breda
35 Midden-Brabant
Tilburg
36 Noord-Oost-Brabant
’s-Hertogenbosch
37 Zuidoost-Brabant
Eindhoven
38 Gewest Limburg-Noord
Venlo
39 Gewest Zuid-Limburg
Heerlen
www.aanvalopschooluitval.nl
Inhoudsopgave 1
De aanpak voor het voorkomen van schooluitval in Nederland 3 1.1 Voorkomen van schooluitval 3 1.2 Speerpunten om schooluitval tegen te gaan 3 1.3 Hoe doen we dit? 4 1.4 Voorlopige resultaten convenantjaar 2009-2010 4 1.5 Doelstelling van 35.000 vsv’ers in 2012 5 1.6 Verscherpte doelstelling: 25.000 vsv’ers in 2016 7
2
Resultaat 10 2.1 Nationaal perspectief 10 2.2 De RMC-regio’s 11 2.3 De gemeenten 15 2.4 De onderwijsinstellingen 18 2.5 Onderwijskenmerken nieuwe vsv’ers 24 2.6 Achtergrondkenmerken nieuwe vsv’ers 27 2.7 Bronnen en berekeningswijze 31
3
1 De aanpak voor het voorkomen van schooluitval in Nederland 1.1
Voorkomen van schooluitval
Sinds begin jaren ’90 staat het terugdringen van voortijdige schooluitval expliciet op de politieke agenda. In die tijd stonden vooral de instituties, de systemen, de procedures en de instrumenten centraal. De jongere zélf die afhaakt, om wat voor reden dan ook, is in geen velden of wegen te bekennen. Toen kwam ‘Lissabon’, de EU-top van 2001. Eén van de ‘Lissabon-doelstellingen’ was halvering van schooluitval van 15,5 % naar ca. 8% in 2010. De Europese Unie heeft inmiddels besloten om deze periode te verlengen tot 2020. De nationale doelstelling in Nederland is het halveren van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters1: van ruim 5% jaarlijks in 2002 naar 2,5% in 2012, ofwel van 71.000 naar 35.000 voortijdig schoolverlaters per jaar. We willen de jongeren die van school gaan perspectief op blijvend werk bieden. Voor voortijdig schoolverlaters geldt: ■■ 35 % van de voortijdig schoolverlaters werkt niet (bijvoorbeeld wegens psychische en sociale problemen en zorgtaken); 65% heeft een tijdelijke en meestal eenvoudige baan. ■■ De kans van voortijdig schoolverlaters op werkloosheid is tweemaal zo hoog als van andere jongeren. ■■ Voortijdig schoolverlaters zijn vijf keer zo vaak verdacht geweest van een misdrijf als niet-voortijdig school verlaters. Meer dan ooit daagde het besef: Schooluitval is een groot maatschappelijk en sociaal probleem én een individueel probleem. Vandaar dat we niet alleen in systemen en instituties moeten blijven denken - maar ook die jongere zélf centraal moeten stellen. Met keuze voor de benadering waarbij de jongere zelf centraal staat, kwamen we uit bij de Kafkabrigade. Dit is een door de universiteit van Leiden bedachte vorm van praktijkonderzoek, waarbij vanuit het perspectief van de burger knelpunten in het functioneren van de overheid aan de kaak worden gesteld. De Kafkabrigade luisterde aandachtig naar het verhaal van Daniël, Rabi, San, Lisa en nog meer jongeren. Hun verhalen lieten zien dat de sturing en instrumentatie in die tijd, alle goede bedoelingen ten spijt, de 1
schooluitval eerder deed voortbestaan dan afnemen. Veel instanties met telkens verschillende methodieken bemoeiden zich met de jongeren. Hun verhalen lieten ook zien dat veel jongeren méér problemen hadden (psychische problemen, leerproblemen, problemen thuis) die sámen tot schooluitval leidden. De belangrijkste les van de Kafkabrigade was dan ook: blijf zo dicht mogelijk bij de jongeren, dring bestuurslagen en bureaucratie zoveel mogelijk terug. Lever maatwerk (het kind centraal) en zorg voor specifieke zorg waar dat nodig is. Zorg voor één casemanager die zich over de leerling ontfermt bij de intake op school. Kortom: praat niet alleen óver maar ook mét de jongeren. Met die aanbeveling in het achterhoofd startte het toenmalige kabinet in 2006 de strijd tegen de schooluitval. Belangrijke stappen zijn inmiddels gezet. Zo is de leerplicht uitgebreid van 16 tot 18 jaar en kwalificatieplicht ingevoerd, in samenhang met versterking van de zorg in en om de school. Ook de registratie van schooluitval en school verzuim is sterk verbeterd. In 2007 gaf het vorige kabinet hoge prioriteit aan het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten met het programma Aanval op Schooluitval. In alle 39 RMC-regio’s zijn meerjarige resultaatafspraken gemaakt met gemeenten en scholen. Deze convenanten hebben in combinatie met een prestatiesubsidie en met transparante cijfers in veel regio’s geleid tot concrete resultaten. In 2010 scherpte het kabinet Rutte-Verhagen de doelstelling aan tot maximaal 25.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2016.
1.2 Speerpunten om schooluitval tegen te gaan De basisprincipes van het programma ‘Aanval op schooluitval’ zijn: ■■ Extra aandacht voor de overgang van vmbo naar mbo; ■■ Meer en betere zorg op school; ■■ Meer ruimte voor leerlingen die liever met hun handen werken en maatwerk;
E en jongere is een nieuwe voortijdig schoolverlater als hij of zij op 1 oktober van een schooljaar stond ingeschreven aan een onderwijstelling en op die datum ouder dan 11 maar nog geen 22 jaar was en vervolgens op 1 oktober van het daarop volgende schooljaar niet meer bij een onderwijsinstelling staat ingeschreven en niet in het bezit is van een startkwalificatie, dat wil zeggen een havo, vwo of mbo-2,3 of 4 diploma.
4
■■
toren de resultaten, houden continu bij wat wél werkt en wat niet, met feiten en cijfers, en wisselen goede voorbeelden tussen de regio’s uit.
1.3
Een sluitend proces rond het melden en aanpakken van verzuim is een voorwaarde om schooluitval bij de bron aan te pakken. Daarom is, naast het onderwijsnummer, een landelijk digitaal ‘verzuimloket’ ingevoerd vanaf het schooljaar 2008-2009. Dit verzuimloket maakt het melden voor scholen makkelijker én sneller, want iedereen meldt via hetzelfde loket, op één manier. Zo blijft er meer tijd over voor waar het echt om gaat: het binnen boord houden van de jongeren die dreigen uit te vallen.
Betere loopbaanoriëntatie, studiekeuze en begeleiding; Aantrekkelijker onderwijs, met sport en cultuur, om jongeren op school te houden; ■■ 20.000 trajecten voor ‘eerder verworven competenties’ en afspraken met grote werkgevers, gericht op het halen van een startkwalificatie, voor voortijdig schoolverlaters in de leeftijdscategorie van 18 tot 23 jaar. ■■
Hoe doen we dit?
Betere registratie, betere analyse Tot een aantal jaar geleden ontbrak een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van het probleem schooluitval. Gegevens waren gebrekkig, onvolledig, verouderd. Een onderwijswethouder noemde al haar inspanningen om uitval terug te dringen ‘schieten op bewegend wild’, Ze wist niet wie de voortijdig schoolverlaters waren en waar ze zaten. Juist op dit punt is een geweldige slag gemaakt door gebruik te maken van het zogenaamde ‘Onderwijsnummer’, een systeem dat volledige en betrouwbare cijfers over schooluitval biedt: landelijk, regionaal, per gemeente, per wijk. Deze gegevens hebben we gekoppeld aan sociaal economische gegevens per regio, per stad en per wijk (o.a. bevolkingssamenstelling, autochtonen, allochtonen, werkloosheid, uitkeringsgerechtigden etc). Hiermee hebben we een schat aan informatie in handen om het beleid uit te voeren én bij te sturen als dat nodig is. Werkt iets in Amsterdam wel en in Maastricht niet? Werpt een maatregel geen of juist veel vruchten af? Dan sturen we bij. We moni-
Inmiddels is op 1 augustus 2009 het wetsvoorstel Verzuim melding in werking getreden. Dit houdt in dat alle scholen in het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie verplicht zijn om gebruik te maken van het verzuimloket.
De regio is aan zet De inzet van professionals uit de regio (scholen, gemeenten, jeugdzorg, bedrijfsleven etc) is onmisbaar om schooluitval op maat aan te pakken. Immers juist zij weten wat er in hún regio met hún leerlingen aan de hand is. Van problemen thuis tot de plaatselijke vraag naar technici tot het voetbalveld om de hoek. OCW heeft daarom afspraken met gemeenten, regio’s en scholen gemaakt voor de periode 2008-2011 en deze vastgelegd in convenanten. Met als inzet:
5
de helft minder voortijdig schoolverlaters in 2012. Per regio mogen gemeenten, scholen, zorginstellingen zelf bepalen welke maatregelen ingezet worden. De reeds genoemde of wellicht nieuwe maatregelen. Het resultaat telt. Elke school die het lukt om een vsv’er minder te realiseren ten opzichte van het referentiejaar ontvangt € 2.500,-. Daarnaast zijn er aanvullende middelen beschikbaar voor onderwijs programma’s om zo het aantal vsv’ers te verminderen. De inzet van deze convenanten is: ■■ Halvering van het aantal nieuwe voortijdig school verlaters per 2011/2012: oploop van 10% in 2008 naar 40% in 2011 (10% is al bereikt). ■■ Geld van de convenanten gaat alleen naar de scholen (school is vaak zowel vindplaats van problemen als werkplaats bestrijding van de schooluitval). Scholen kunnen zorginstanties, politie, justitie inschakelen via de gemeente. ■■ Regiogemeente is regisseur van de convenanten. ■■ Het ministerie van OCW steunte partijen zoveel mogelijk om de resultaatafspraken te halen. 2000
2009
Luxemburg
Wat levert het op?
In het afgelopen schooljaar 2009-2010 is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters gedaald naar 39.600 op landelijk niveau, op basis van de voorlopige cijfers. De daling is dit jaar kleiner dan vorige twee jaren. Om de doelstelling van 35.000 volgend jaar te halen is een versnelling nodig: een daling van 4.600. Van de nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2009-2010 vertrekt 75% uit het mbo, 22% uit het voortgezet onderwijs en 3% uit het vavo. Het resultaat op landelijk niveau is geboekt ondanks de demografische groei van het aantal jongeren, net als vorig jaar. Als het aantal jongeren in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs niet zou zijn toegenomen sinds 2005-2006, dan zou het aantal voortijdig schoolverlaters in 2009-2010 lager zijn, namelijk 37.600, in plaats van 39.600 (een verschil van 2.000). Met name de demografische toename van de 18- en 19-jarigen (+18.000 in de periode 2006-2010) heeft een grote invloed. De groei van het aantal 18- en 19-jarigen zal landelijk naar verwachting over enkele jaren omslaan in een lichte daling. Ook op schoolniveau en regioniveau kan groei en krimp het beeld vertekenen.
Nederland blijft goed scoren in Europa
Oostenrijk
Nederland heeft het aandeel voortijdig schoolverlaters teruggedrongen van 15,4% in 2000 tot 10,9% in 2009.1 Dit is gemeten naar de Europese definitie. Deze indicator beweegt tamelijk traag omdat het de totale groep van uitgevallen jongeren betreft: (oude en nieuwe) voortijdig schoolverlaters tussen de 18 en 25 jaar. Het gemiddelde in de EU daalde van 17,6% naar 14,4%. Het Nederlandse resultaat ligt dus op een lager niveau en het aantal voortijdig schoolverlaters is sneller gedaald en kan zich meten met buurlanden. Verschillende landen hebben het afgelopen jaar belangstelling geuit voor onze integrale aanpak en nauwkeurige meetsystematiek. De Europese Commissie heeft de termijn voor het streefniveau van 10% voor de EU-gemiddeld onlangs opgeschoven van 2010 naar 2020. Daarom zal de termijn voor het oorspronkelijke Nederlandse streefniveau van 8% eveneens op 2020 gezet worden.
Finland Denemarken Zweden Nederland België Duitsland Ierland Frankrijk Gemiddelde EU Griekenland Verenigd koninkrijk
1.5 Doelstelling van 35.000 vsv’ers in 2012
Italie Spanje Portugal 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Figuur 1: De ontwikkeling van het percentage van de totale groep vsv’ers in Europa, 2000 en 2009 Bron: Eurostat 1
1.4
Staff working paper, reducing early school leaving [SEC (2011)96], EU
De doelstelling van maximaal 35.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2012 wordt haalbaar geacht. Maar alleen met ieders inzet en optimale afstemming op regionaal niveau is de benodigde versnelling in de daling te realiseren. Hieronder de uitleg over hoe dit wordt aangepakt.
6
Regionale analyses voor behoud en herstel van resultaat Bij de meeste scholen in het voortgezet onderwijs en bij een deel van de mbo-instellingen zijn de resultaten goed. Hen wordt gevraagd om zich structureel in te zetten voor behoud en uitbouw van het resultaat. Om de betreffende regio’s in staat te stellen het verlies snel om te zetten in winst, worden regionale analyses opgesteld op basis van gegevens van DUO. Aan de hand hiervan kunnen de betrokken wethouders, de colleges van bestuur van mbo-instellingen en besturen van vo-scholen gezamenlijk de vinger op de zere plek leggen. Vervolgens moeten de convenantpartners in de regio snel en gericht actie ondernemen.
Geen begrenzing aan verblijfsduur in vmbo Om jongeren in het vmbo alle kans te geven het diploma te halen en goed voorbereid in het mbo te starten, is het plan om de maximale verblijfsduur van vijf jaar in het vmbo af te schaffen. Dit helpt vmbo èn mbo uitval te voorkomen. Het 1
2
wetsvoorstel is in voorbereiding. De beoogde inwerkingtreding is augustus 2011.
Ondersteuning voor achterblijvende mbo-instellingen Aan de MBO-instellingen die in schooljaar 2009-2010 goed resultaat hebben geboekt, wordt gevraagd hun aanpak te delen met andere mbo-instellingen waar resultaten achterblijven. In diezelfde geest zijn in het afgelopen jaar met twintig roc’s kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd over de aanpak van schooluitval. Samen is geconstateerd dat het cruciaal is dat iedereen werkt met goede sturingsinformatie zoals maandrapportages van DUO, dat knelpunten snel worden gesignaleerd en dat vervolgens op het juiste niveau wordt ingegrepen. Het allerbelangrijkst is natuurlijk dat de kwaliteit van onderwijs goed is. Deze kennisdelings bijeenkomsten zullen dit schooljaar effect hebben op het resultaat.
Maandrapportages: DUO brengt maandelijks onder andere voor gemeenten in kaart hoeveel jongeren op dat moment (eerste van de maand) sinds 1 oktober 2010 zijn uitgeschreven zonder startkwalificatie. Tweede Kamer, 2010-2011, 26695 nr. 73
7
Digitaal Verzuimloket en verbeterd verzuimbeleid Spijbelen is dé voorbode van uitval. In de evaluatie van het Digitaal Verzuimloket die op 1 februari 2011 naar de Tweede Kamer is gestuurd2, wordt aangegeven dat sinds september 2010 nog altijd bijna de helft van de mbo-instellingen onvoldoende meldt via het Digitaal Verzuimloket. En zonder deze melding weet een gemeente (RMC en leerplicht) niet welke jongere moet worden aangesproken. Op korte termijn wordt een onderzoek uitgevoerd naar de ‘best practices’ van verzuimbeleid op mbo-instellingen. Onvoldoende melden kan leiden tot sancties van de Inspectie.1 Elke instelling heeft de wettelijke taak om spijbelgedrag van leerlingen te melden.
1.6 Verscherpte doelstelling: 25.000 vsv’ers in 2016 De doelstelling om maximaal 25.000 voortijdig schoolverlaters in 2016 te realiseren, is ambitieus. Dichterbij de 25.000 zijn de uitvallers vaker jongeren met een opeenstapeling van problemen: de ‘harde kern’. Deze uitval is niet eenvoudig te voorkomen. Er wordt alles op alles gezet om deze doelstelling te realiseren. Om de aangescherpte doelstelling te halen, wordt in de eerste plaats gerekend op de vruchten van het beleid tot nu toe. Daarom wordt vastgehouden aan het ingezette beleid. Ten tweede wordt inhoudelijk ingezet op structurele verbeteringen van het onderwijs, gezamenlijke ondersteuning vanuit zorg, veiligheid en arbeidsmarkt en op scherp toezicht en strakke handhaving. Deze drie pijlers in combinatie met een sterke coördinerende rol van de contactgemeente zorgen voor regionaal succes. Deze aanpak vraagt om meerjarig beleid en de bijbehorende zekerheid van structurele middelen. Voor de vormgeving van het beleid wordt opnieuw gekozen voor meerjarige, prestatiegerichte convenanten en transparantie in cijfers.
Beter onderwijs Het onderwijs kan beter. Op de niveaus 3 en 4 in het mbo is recent de daling van het aantal voortijdig schoolverlaters gestagneerd. Het gaat om bijna 12.000 jongeren. Juist op de niveaus 3 en 4 kan met goed en goedgeorganiseerd onderwijs resultaat worden behaald. Deze deelnemers worden minder gehinderd door ‘privé-redenen’ en geven vaker schooloorzaken aan voor hun vertrek: verkeerde opleidingskeuze, organisatie en kwaliteit van het onderwijs.2 Dit kabinet reserveert daarom € 150 miljoen voor kwaliteits verbetering in het mbo vanaf 2013. Door intensivering van de onderwijstijd in het eerste leerjaar, intensieve begeleiding, loopbaanoriëntatie en coaching moet de schooluitval in het mbo verder worden teruggedrongen. 1 2 3
Tevens is structureel € 30 miljoen beschikbaar om plusvoorzieningen en wijkscholen voort te zetten vanaf 2012. Plusvoorzieningen zijn gericht op intensieve begeleiding van jongeren met een opeenstapeling van problemen, maar die cognitief wel in staat zijn een startkwalificatie te behalen.3 Een integrale aanpak voor het voortzetten van de plusvoorziening vanaf het schooljaar 2012-2013 wordt uitgewerkt. De subsidie voor de plusvoorzieningen wordt samengevoegd met de prestatiebeloning voor scholen en de subsidie voor onderwijsprogramma’s.
Gezamenlijke ondersteuning vanuit zorg, veiligheid en arbeidsmarkt Als de jongere met zijn problemen centraal staat, is een bijdrage nodig van scholen en instellingen, het regionale bedrijfsleven, leerplicht/RMC, reclassering, jeugdzorg, schuldhulpverlening en jongerenloketten voor werk en inkomen. Het kabinet wil daarom een goede intersectorale afstemming. In de ene regio is dit nu beter georganiseerd dan in de andere. Vanuit het Rijk worden initiatieven ontplooid om de samenwerking voor deze groep jongeren in de regio te verbeteren. Vanaf 2010 ontvangen 35 grote gemeenten jaarlijks € 21,7 miljoen uit de Decentralisatie-Uitkering Jeugd. Hiermee wordt sluitende zorg en hulp voor overbelaste jongeren gerealiseerd. De zorg voor de jeugd zal de komende jaren flink veranderen. De voorgenomen stelselherziening Jeugd moet de benodigde hulp en ondersteuning eerder en dichter bij de jongeren en hun ouders brengen, met name in en om de school. Zowel voor de jeugdzorg als voor het arbeidsmarktbeleid komen uitvoeringstaken bij de gemeenten te liggen. Gemeenten krijgen dus meer handvatten om de jongere centraal te stellen. Voor het verbeteren van de veiligheid op school is een wetsvoorstel in voorbereiding om scholen vanaf schooljaar 2012-2013 te verplichten incidenten te registreren. Beter inzicht in de eigen veiligheidssituatie kan leiden tot een verdere verbetering van de veiligheid op school. Ten slotte heeft dit kabinet met ‘Werken naar Vermogen’ hetzelfde doel voor ogen als met ‘Aanval op Schooluitval’. Jongeren moeten voorbereid worden om zelfstandig aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt. Samenwerking in de regio tussen scholen, gemeenten, werkpleinen en het bedrijfsleven is belangrijk om geen jongeren tussen de wal en het schip te laten vallen.
Wetsvoorstel Verzuim en Voortijdig schoolverlaten, 2010-2011, 32 356 nr.2 ROA, ‘Voortijdige schoolverlaters: aanleiding en gevolgen’, september 2010. De WRR heeft in het adviesrapport ‘Vertrouwen in de school, over de uitval van overbelaste jongeren’ de vorming van plusvoorzieningen voorgesteld.
8
Een noodzakelijke grote stap om de regionale samenwerking goed van de grond te krijgen is een geharmoniseerde regio-indeling op de terreinen onderwijs, arbeidsmarkt, zorg en veiligheid. Hiervan profiteert ook de doelgroep ‘jeugd’. De bestaande verschillen in regio-indelingen met verschillende aanspreekpunten en overleggen werken inefficiëntie in de hand en hinderen het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. Er wordt naar gestreefd om dit met de collega-ministers van VWS, BZK en SZW op te lossen.
Scherp toezicht en strakke handhaving door inspectie en gemeenten Het verder uitbouwen van het toezicht op en de handhaving van het uitvoeren van goed vsv-beleid door scholen en instellingen, heeft een lange doorlooptijd. De inzet van vandaag zal over enkele jaren bijdragen aan een goed resultaat. Met het aangenomen wetsvoorstel Verzuim en Voortijdig schoolverlaten krijgt de inspectie bij haar toezicht op het melden van verzuim en uitval op scholen ook de mogelijkheid bestuurlijke boetes op te leggen. De handhaving van de leerplicht en de begeleiding van spijbelaars en potentiële uitvallers vereist voor de mbo-sector
vermelding van een locatiecode in bron. Dan wordt het voor gemeenten en de inspectie duidelijk waar en in welk gebouw een mbo-deelnemer zijn opleiding volgt en is eenvoudiger contact te leggen met de opleiding, bijvoorbeeld in geval van verzuim. Hiervoor wordt wetsvoorstel voorbereid. De beoogde inwerkingtreding is 1 augustus 2012. Tot slot breidt de inspectie haar Toezichtkader uit met een nieuwe prestatie-indicator voor voortijdig schoolverlaten, voor de mbo-sector in 2012 en voor de vo-sector op iets langere termijn. Met deze nieuwe indicator wordt het toezicht op de prestaties van scholen en instellingen met betrekking tot voortijdig schoolverlaten versterkt en geborgd in aanvulling op de huidige risicoanalyses.
Doorgaan met prestatiegerichte convenanten en transparante cijfers Voor de vormgeving van het beleid wordt opnieuw gekozen voor meerjarige, prestatiegerichte convenanten en transparantie in cijfers. Voor het voortzetten van de prestatiegerichte convenanten is € 80 miljoen structureel beschikbaar. Het lopende schooljaar, 2010-2011, is het vierde en laatste jaar van de huidige vsv-convenanten. De positieve dyna-
9
miek bij de convenantpartners wordt vast gehouden. Het lopende convenant biedt ruimte om nog één jaar langer door te gaan. Die ruimte wordt benut in het schooljaar 20112012. De bijbehorende uitvoeringsregeling1 wordt met één jaar verlengd. Deze verlenging geeft de gelegenheid om zorgvuldig een vernieuwd convenant op te stellen voor de jaren 2012 tot en met 2015. Deze convenanten zullen in ieder geval op drie punten worden vernieuwd. Ten eerste zullen de doelstelling en de resultaten geformuleerd worden op basis van een procentuele norm. Dit doet meer recht aan instellingen en regio’s die een laag vsv-percentage hebben en aan groeiende scholen, instellingen en regio’s. Ten tweede zal conform het advies van de commissie Oudeman2 ook hier het mbo-1 apart in beeld worden gevracht en beoordeeld. Een deel van de deelnemers aan het mbo-1 is cognitief niet in staat een startkwalificatie te halen. Daar wordt in de toekomst rekening mee gehouden. Ten derde zal vanaf schooljaar 2012-2013 de meetsystematiek nauwkeuriger zijn, vooral voor het voortgezet onderwijs. Op dit moment is erneen overschatting van 5 tot 10% van het aantal voortijdig schoolverlaters, vooral in het voortgezet onderwijs. Om deze overschatting met behulp van het bron
1 2
te corrigeren, worden onder andere twee wetsvoorstellen voorbereid. Het eerste wetsvoorstel betreft de aansluiting op het bron van het erkende niet-bekostigde onderwijs. Dit wetsvoorstel ligt voor advies bij de Raad van State. Het tweede wetsvoorstel betreft de landelijke registratie van vrijstellingen, die op grond van de Leerplichtwet 1969 door de gemeente, worden afgegeven. Dit wetsvoorstel wordt nu vorm gegeven. U ontvangt voor de zomer meer informatie. Daarnaast wordt ook gewerkt aan de koppeling van brongegevens met SUWI-gegevens om jongeren met een mbo1diploma en een baan in beeld te brengen. Deze jongeren worden nu ten onrechte geteld als voortijdig schoolverlater. Bij het formuleren van de doelstelling van 25.000 is de aangescherpte meetsystematiek als uitgangspunt genomen. Bovenstaande wetsvoorstellen zijn dus een randvoorwaarde voor het kunnen realiseren van de doelstelling van 25.000.
Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie Naar meer focus op het mbo! Advies Commissie Onderwijs en Besturing BVE, 2010
10
2 Resultaat 2.1
Nationaal perspectief
De focus in Nederland ligt op het voorkómen van schooluitval. De doelstelling van kabinet Balkenende IV was het aantal nieuwe vsv’ers in 10 jaar terugbrengen van 71.000 in 2002 tot 35.000 in 2012, gemeten over schooljaar 20102011. Het kabinet Rutte heeft deze doelstelling aangescherpt: maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016. Hieronder worden op landelijk niveau het vsv-percentage, het absolute aantal vsv’ers en de ontwikkeling ten opzichte van schooljaar 2005-2006 getoond.
Nieuwe voortijdig schoolverlater (vsv’er): leerling van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of minimaal mbo-niveau 2) in een bepaald schooljaar het onderwijs verlaat.
Figuur 2: nationale doelstelling en realisatie absoluut aantal nieuwe vsv’ers Bron: DUO
Realisatie
Doelstelling
80.000 70.000
Het vsv-percentage staat voor het aantal vsv’ers als percentage van het aantal onderwijsdeelnemers aan het begin van het schooljaar.
60.000 50.000 40.000 30.000 20.000
Op landelijk niveau bedraagt het aantal nieuwe vsv’ers dat er tussen 1 oktober 2009 en 1 oktober 2010 bij is gekomen 39.600. Dit cijfer is gebaseerd op een scherper beeld dan voorheen, zie voetnoot 2. Het landelijk gemiddelde nieuwe vsv’ers is in schooljaar 2009-2010 ten opzichte van 20052006 gedaald naar 3,0%.
10.000
2010-2011
2009-2010
2008-2009
2007-2008
2006-2007
2005-2006
2004-2005
2003-2004
2002-2003
2001-2002
0
De cijfers tot en met 2008-2009 betreffen de definitieve cijfers. Voor 2009-2010 wordt hieronder het voorlopige cijfer weergegeven. In november 2011 wordt het definitieve cijfer verwacht. In eerdere jaren lag het definitieve cijfer enigszins lager dan het voorlopige cijfer.
Tabel 1: nationale realisatie nieuwe vsv’ers in aantallen en percentages Bron: DUO
2002 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2014-2015 Realisatie % vsv
71.000
58.600
52.700
50.900
46.800
41.8001
39.6002
5,5%
4,6%
4,0%
3,9%
3,6%
3,2%
3,0%
35.000
25.000
Dit betreft het definitieve cijfer 2008-2009. In februari 2010 is het voorlopig cijfer 42.600 gemeld aan de Tweede Kamer betreffende het schooljaar 2008-2009 (TK 26 695, nr.67). 2 De invoering van het onderwijsnummer (BRON) is bijna afgerond in het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Op basis van de eerste onderzoeksgegevens uit BRON-vso kan een betere, statistische inschatting worden gemaakt van de doorstroom van leerlingen uit het regulier voortgezet onderwijs naar het vso voor het jaar 2009/2010. Dit resulteert in een correctie van -1600 in 2009-2010 tot het aantal van 39.600. Er zijn geen correcties mogelijk voor eerdere jaren. Zodoende ontstaat er in 2009-2010 een kleine breuk in de tijdreeks. Het verscherpen van de meetsystematiek is onderdeel van het vsv-beleid. Deze correctie heeft geen invloed op het gegeven uit 2002 van 71.000 voortijdig schoolverlaters, noch op de resultaten uit de convenanten. 1
11
2.2 De RMC-regio’s In de convenanten Aanval op Schooluitval is met alle 39 RMC-regio’s afgesproken het aantal nieuwe vsv’ers in de school jaren 2007-2008 tot en met 2010-2011 te verminderen met 40% t.o.v. het jaar 2005-2006. De uitval moet jaarlijks cumulatief met 10% verminderen; 10% in schooljaar 2007-2008, oplopend naar 30% in 2009-2010 en 40% reductie in 2010-2011. 3 regio’s (8%) hebben de convenantdoelstelling van 20092010 van 30% gehaald: Oost-Groningen, Zuid-West Friesland en Walcheren. Daarentegen is in 13 regio’s (33%) de daling minder dan 20%. In geen enkele regio is sprake van een stijging van het aantal vsv’ers; ■■ 12 regio’s (31%) hebben een reductie van 25 tot 30% behaald; ■■
Figuur 2 RMC-regio's realisatie reductie nieuwe vsv-ers in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006
Het vsv-percentage ligt het hoogst in de regio’s Rijnmond, Agglomeratie Amsterdam, Flevoland en Haaglanden; ■■ De regio’s Rijnmond, Agglomeratie Amsterdam en Haag landen hebben absoluut gezien het grootste aantal vsv’ers; ■■ Zuid-West Friesland, Zuid-West Drenthe en Noord- en Midden Drenthe hebben procentueel de laagste uitval. ■■
Figuur 3: RMC-regio's percentage nieuwe vsv-ers in 2009-2010
Figuur 3: RMC-regio’s, realisatie reductie nieuwe vsv’ers in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006
Figuur 4: RMC-regio’s, percentage nieuwe vsv’ers in 2009-2010
Bron: DUO
Bron: DUO
Reductie
30 % of meer 25 - 30 % 20 - 25 % minder dan 20%
vsv-percentage 2009-2010
minder dan 2,6% 2,6% - 3,1% 3,1% - 3,6% 3,6% of meer
12
Tabel 2: RMC-regio’s, ontwikkeling nieuwe vsv’ers in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
01 Oost-Groningen
11.985
492
4,1%
11.878
321
2,7%
-34,8%
05 Zuid-West Friesland
10.203
335
3,3%
10.426
221
2,1%
-34,0%
9.352
440
4,7%
9.165
297
3,2%
-32,5%
RMC-regio
32 Walcheren 04 Friesland Noord
21.846
888
4,1%
21.849
626
2,9%
-29,5%
21 Agglomeratie Amsterdam
91.246
5.790
6,3%
93.521
4.177
4,5%
-27,9%
28 Haaglanden
72.070
3.999
5,5%
72.535
2.885
4,0%
-27,9%
12 Twente
51.006
1.770
3,5%
51.430
1.286
2,5%
-27,3%
08 Zuid-Oost Drenthe
13.818
558
4,0%
14.017
406
2,9%
-27,2%
39 Gewest Zuid-Limburg
46.430
2.207
4,8%
43.804
1.608
3,7%
-27,1%
34 West-Brabant
52.939
2.306
4,4%
53.628
1.684
3,1%
-27,0%
24 Noord-Kennemerland
21.599
1.018
4,7%
21.697
744
3,4%
-26,9%
02 Noord-Groningen-Eemsmond
9.228
327
3,5%
8.806
239
2,7%
-26,9%
09 Zuid-West Drenthe
10.614
318
3,0%
10.557
235
2,2%
-26,1%
23 Kop van Noord-Holland
13.707
649
4,7%
13.778
482
3,5%
-25,7%
25 West-Kennemerland
27.216
1.373
5,0%
28.251
1.023
3,6%
-25,5%
36 Noord-Oost-Brabant
52.565
1.923
3,7%
53.629
1.444
2,7%
-24,9%
35 Midden-Brabant
29.864
1.493
5,0%
30.032
1.123
3,7%
-24,8%
13 Achterhoek
26.409
886
3,4%
26.713
680
2,5%
-23,3%
29 Rijnmond
96.478
5.575
5,8%
95.152
4.294
4,5%
-23,0%
27 Zuid-Holland-Oost
31.329
1.180
3,8%
30.711
912
3,0%
-22,7%
26 Zuid-Holland-Noord
31.758
1.254
3,9%
31.359
978
3,1%
-22,0%
11 Stedendriehoek
34.269
1.387
4,0%
34.503
1.087
3,2%
-21,6%
19 Utrecht
60.556
2.731
4,5%
61.136
2.169
3,5%
-20,6%
16 Eem en Vallei
49.778
1.999
4,0%
50.905
1.588
3,1%
-20,6%
30 Zuid-Holland-Zuid
40.477
1.733
4,3%
40.499
1.378
3,4%
-20,5%
31 Oosterschelde regio
13.531
539
4,0%
13.828
429
3,1%
-20,4%
07 Noord- en Midden Drenthe
15.587
468
3,0%
16.252
377
2,3%
-19,4%
06 De Friese Wouden
22.893
804
3,5%
23.103
655
2,8%
-18,5%
22 West-Friesland
16.975
770
4,5%
17.437
629
3,6%
-18,3%
10 IJssel-Vecht
37.480
1.121
3,0%
36.881
929
2,5%
-17,1%
15 Rivierenland
20.118
696
3,5%
20.862
581
2,8%
-16,6%
03 Centraal en Westelijk Groningen
21.769
830
3,8%
22.246
696
3,1%
-16,1%
38 Gewest Limburg-Noord
38.288
1.398
3,7%
38.194
1.197
3,1%
-14,4%
33 Zeeuwsch-Vlaanderen
7.762
313
4,0%
7.829
268
3,4%
-14,4%
20 Gooi en Vechtstreek
18.784
853
4,5%
19.080
732
3,8%
-14,2%
14 Arnhem/Nijmegen
52.522
2.075
4,0%
54.041
1.796
3,3%
-13,5%
17 Noordwest-Veluwe
17.071
580
3,4%
17.108
511
3,0%
-11,9%
37 Zuidoost-Brabant
57.404
2.202
3,8%
57.845
1.984
3,4%
-9,9%
18 Flevoland
33.364
1.554
4,7%
34.000
1.433
4,2%
-7,8%
13 2%
Zuid-West Friesland
Zuid-West Drenthe Noord- en Midden Drenthe
Figuur 5: de ontwikkeling, het vsv-percentage en absolute aantal vsv’ers per RMC-regio in 2009-20101
Twente
IJssel-Vecht Achterhoek
Bron: DUO Oost-Groningen
Noord-Groningen-Eemsmond Rivierenland
Noord-Oost-Brabant Zuid-Oost Drenthe Zuid-Holland-Oost
De Friese Wouden
Friesland Noord
Oosterschelde regio Centraal en Westelijk Groningen
Noordwest-Veluwe
3%
Gewest Limburg-Noord
Procentuele ontwikkeling
0%
ZuidHollandNoord
Eem en Vallei
Arnhem/Nijmegen
West-Brabant Walcheren
Stedendriehoek
-5%
-10%
-15%
ZeeuwschVlaanderen
-20%
-25%
ZuidHollandZuid
-30%
-35%
-40%
Noord-Kennemerland Kop van Noord-Holland West-Kennemerland
Zuidoost-Brabant West-Friesland
Gewest Zuid-Limburg
Utrecht
Midden-Brabant Gooi en Vechtstreek
4% Haaglanden
Flevoland
Agglomeratie Amsterdam Rijnmond
vsv%
5%
De grootte van de cirkel geeft de omvang van het
Toelichting figuur 5 Per RMC-regio worden voor het schooljaar 2009-2010 drie relevante dimensies getoond: het absolute aantal nieuwe vsv’ers, het vsv-percentage en de procentuele ontwikkeling van het absolute aantal vsv’ers t.o.v. 2005-2006. De grootte van de cirkel geeft het aantal vsv’ers weer; ■■ De horizontale positie van elke cirkel geeft de procentuele ontwikkeling weer van het aantal nieuwe vsv’ers in het schooljaar 2009-2010 t.o.v het schooljaar 2005-2006. ■■
aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Regio’s rechts van de as hebben het aantal vsv’ers met meer dan 25% teruggedrongen. Regio’s links van de as hebben een kleinere afname. ■■ De verticale positie van elke cirkel geeft het vsv-percentage weer. Het middelpunt van de grafiek ligt bij het gemiddelde van de convenantcijfers van de regio’s. Regio’s onder de as hebben een hoger percentage vsv’ers t.o.v. het gemiddelde percentage. Regio’s boven de horizontale as hebben een lager percentage vsv’ers dan het gemiddeld percentage.
Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio’s. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio’s. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van minder dan 25% gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio’s. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van minder dan 25% gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio’s. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's.
In de afgesloten vierjarige convenanten met regio's, scholen en instellingen is de reductiedoelstelling voor het jaar 2009-2010 gelijk aan -30%. In deze grafiek wordt de grens tussen "groen" en "rood" gelegd bij -25%. Zo zijn de goede resultaten van de koplopers met een reductie van 25% of meer beter zichtbaar en wordt op globale wijze rekening gehouden met de witte vlekken.
1
14
Verdeling schooluitval naar 18– en 18+ per RMC-regio Jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie vallen onder de Leerplichtwet. Dit is een gemeentelijke taak. Het uitvalpercentage onder jongeren tot 18 jaar loopt uiteen van 0,5% van de deelnemers in Noord-Groningen-Eemsmond tot 1,7% in Gooi en Vechtstreek en 1,8% in Agglomeratie
Amsterdam. Jongeren van 18 jaar of ouder vallen onder de RMC-regelgeving. De uitvalpercentages onder deze doelgroep lopen uiteen van 5,1% in regio Zuid-West Friesland en 5,4% in Zuid-West Drenthe tot 10,1% in regio Agglomeratie Amsterdam en 10,2% in regio Rijnmond.
Tabel 3: nieuwe vsv’ers naar 18- en 18+
RMC-regio
aantal 18vsv’ers
% 18- vsv’ers binnen populatie
aantal 18+ vsv’ers
% 18+ vsv’ers binnen populatie
01 Oost-Groningen
64
0,8%
257
6,2%
02 Noord-Groningen-Eemsmond
31
0,5%
208
6,9%
03 Centraal en Westelijk Groningen
138
1,0%
558
7,2%
04 Friesland Noord
123
0,9%
503
6,7%
05 Zuid-West Friesland
48
0,7%
173
5,1%
156
1,0%
499
6,4%
07 Noord- en Midden Drenthe
75
0,7%
302
5,8%
08 Zuid-Oost Drenthe
77
0,8%
329
7,0%
06 De Friese Wouden
09 Zuid-West Drenthe 10 IJssel-Vecht
47
0,7%
188
5,4%
189
0,8%
740
6,0%
11 Stedendriehoek
266
1,1%
821
7,3%
12 Twente
339
1,0%
947
5,6%
13 Achterhoek
178
1,0%
502
5,8%
14 Arnhem/Nijmegen
397
1,1%
1.399
8,0%
15 Rivierenland
149
1,0%
432
6,7%
16 Eem en Vallei
393
1,1%
1.195
7,8%
17 Noordwest-Veluwe
108
0,9%
403
7,4%
18 Flevoland
349
1,5%
1.084
9,5%
19 Utrecht
522
1,2%
1.647
8,8%
20 Gooi en Vechtstreek
233
1,7%
499
9,3%
1.128
1,8%
3.049
10,1%
22 West-Friesland
192
1,6%
437
8,1%
23 Kop van Noord-Holland
116
1,2%
366
8,3%
21 Agglomeratie Amsterdam
24 Noord-Kennemerland
203
1,3%
541
8,1%
25 West-Kennemerland
281
1,4%
742
8,8%
26 Zuid-Holland-Noord
236
1,1%
742
7,7%
27 Zuid-Holland-Oost
218
1,0%
694
7,5%
28 Haaglanden
744
1,5%
2.141
9,3%
29 Rijnmond
993
1,6%
3.301
10,2%
30 Zuid-Holland-Zuid
311
1,1%
1.067
8,4%
31 Oosterschelde regio
132
1,4%
297
7,1%
59
1,0%
238
8,0%
32 Walcheren 33 Zeeuwsch-Vlaanderen 34 West-Brabant
84
1,6%
184
7,4%
406
1,1%
1.278
7,6%
35 Midden-Brabant
231
1,1%
892
9,0%
36 Noord-Oost-Brabant
356
1,0%
1.088
6,3%
37 Zuidoost-Brabant
554
1,4%
1.430
7,7%
38 Gewest Limburg-Noord
379
1,5%
818
6,4%
39 Gewest Zuid-Limburg
468
1,6%
1.140
7,9%
15
2.3 De gemeenten Iedere RMC-regio is een verzameling van grotere en kleinere gemeenten. Met het onderwijsnummer zijn ook op gemeentelijk niveau verschillen aan te geven. Tabel 4 op pagina 16 toont de procentuele reductie van de 31 grootste gemeenten (G31), beginnend met Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4). Daarnaast bevat de tabel ook cijfers per Ortega-gemeente en naar gemeentegrootte.
Vsv in de gemeenten
Overzicht G4 en G9
31% van de gemeenten (130 gemeenten) heeft de 30% reductie behaald; ■■ 12% van de gemeenten (52 gemeenten) laten een stijging zien; ■■ Van de 31 grootste gemeenten (G31) en de 5 Ortega gemeenten heeft gemeente Haarlem een reductie behaald van meer dan 30%. Tien gemeenten hebben een reductie tussen de 25 en 30% behaald. Alleen Lelystad laat een stijging van het aantal nieuwe vsv’ers zien.
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de vier grootste gemeenten van Nederland en hebben te maken met een specifieke situatie en problematiek. Samen met de gemeenten Eindhoven, Enschede, Arnhem, Groningen en Maastricht vormt de G4 de G9. ■■ Het percentage nieuwe vsv’ers ligt in de 4 grootste gemeenten hoger dan het landelijk gemiddelde; ■■ Zowel Amsterdam als Den Haag laten binnen de G4 de grootste daling zien ten opzichte van 2005-2006. Rotterdam en Utrecht hebben een daling van minder dan 25%; ■■ 14% van de deelnemers woont in de G9, terwijl 24% van alle vsv’ers uit de G9 komt.
■■
Gemeentegrootte Circa 10% van het totaal aantal deelnemers woont in de G4. Terwijl 16% van de vsv’ers uit de G4 komt. Het vsvpercentage ligt hier boven het gemiddelde (5,3%); ■■ De grootste groep deelnemers woont in gemeenten kleiner dan 100.000 inwoners. Hier komen ook de meeste vsv’ers vandaan (62%). Het vsv-percentage is hier met 2,9% iets lager dan gemiddeld. ■■
Figuur 6: totale groep vsv’ers naar gemeentegrootte in 2009-2010 Bron: DUO <100.000 inwoners
16%
≥100.000 inwoners G4
22%
62%
De krachtwijken Het kabinet Balkenende IV heeft 40 krachtwijken benoemd. De 40 krachtwijken zijn gedefinieerd op basis van een aantal sociaaleconomische kenmerken. Het percentage vsv is daarbij buiten beschouwing gebleven. In tabel 5 is te zien wat de vsv-cijfers en ontwikkeling zijn in de 40 krachtwijken. ■■ Het percentage vsv varieert tussen de 4,5% en de 10,1% en ligt daarmee in alle krachtwijken hoger dan het landelijk gemiddelde (3,0%); ■■ 10 krachtwijken (25%) hebben een reductie van 30% of meer behaald. 3 krachtwijken laten een toename zien; ■■ 4% van de deelnemers woont in een krachtwijk, terwijl 9% van alle vsv’ers uit een krachtwijk komt; ■■ Het aantal deelnemers is gemiddeld genomen met 5% afgenomen in de krachtwijken.
16
Tabel 4: gemeenten, ontwikkeling nieuwe vsv’ers in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006 Bron: DUO
2005-2006 Gemeente G4
G31
Aantal vsv
Deel% vsv nemers
Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
Utrecht
15.407
906
5,9%
16.112
735
4,6%
-18,9%
Amsterdam
45.077
3.532
7,8%
44.317
2.539
5,7%
-28,1%
s-Gravenhage
31.275
2.207
7,1%
31.861
1.482
4,7%
-32,9%
Rotterdam
45.318
3.183
7,0%
43.368
2.483
5,7%
-22,0%
Groningen (G9)
9.840
469
4,8%
10.079
424
4,2%
-9,6%
Leeuwarden
6.819
372
5,5%
7.031
326
4,6%
-12,4%
Emmen
8.655
392
4,5%
8.851
275
3,1%
-29,8%
Almelo
5.742
270
4,7%
5.771
234
4,1%
-13,3%
Deventer
7.233
369
5,1%
7.487
264
3,5%
-28,5%
11.079
572
5,2%
11.434
405
3,5%
-29,2%
Hengelo Ov
6.411
236
3,7%
6.442
198
3,1%
-16,1%
Zwolle
8.959
375
4,2%
8.969
330
3,7%
-12,0%
Enschede (G9)
Arnhem (G9)
9.752
573
5,9%
10.111
473
4,7%
-17,5%
Nijmegen
10.220
526
5,1%
10.206
434
4,3%
-17,5%
Amersfoort
10.434
484
4,6%
11.400
414
3,6%
-14,5%
Alkmaar
7.260
418
5,8%
6.829
355
5,2%
-15,1%
Haarlem
9.712
561
5,8%
9.677
382
3,9%
-31,9%
Zaanstad
10.303
581
5,6%
10.927
414
3,8%
-28,7%
Dordrecht
9.644
560
5,8%
9.588
491
5,1%
-12,4%
Leiden
7.261
368
5,1%
7.199
318
4,4%
-13,6%
Schiedam
Ortegagemeenten
Deelnemers
2009-2010
5.569
352
6,3%
5.755
252
4,4%
-28,4%
Breda
12.027
610
5,1%
12.456
455
3,7%
-25,5%
Eindhoven (G9)
13.589
731
5,4%
13.674
668
4,9%
-8,6%
Helmond
6.250
340
5,4%
6.648
295
4,4%
-13,1%
s-Hertogenbosch
9.654
499
5,2%
9.854
404
4,1%
-19,0%
Tilburg
14.366
834
5,8%
14.453
619
4,3%
-25,8%
Heerlen
6.500
407
6,3%
6.076
287
4,7%
-29,5%
Maastricht (G9)
7.191
423
5,9%
6.676
346
5,2%
-18,2%
Venlo
8.043
403
5,0%
7.821
296
3,8%
-26,6%
Lelystad
5.885
304
5,2%
5.809
319
5,5%
4,9%
Sittard-Geleen
7.228
338
4,7%
6.845
263
3,8%
-22,2%
Almere
16.970
863
5,1%
17.772
808
4,5%
-6,4%
Apeldoorn
12.659
552
4,4%
12.438
433
3,5%
-21,6%
9.487
352
3,7%
9.552
300
3,1%
-14,8%
Haarlemmermeer
10.478
498
4,8%
11.248
351
3,1%
-29,5%
Zoetermeer
11.113
526
4,7%
10.588
494
4,7%
-6,1%
Ede
Naar gemeentegrootte minder dan 20.000 inwoners
174.862
5.757
3,3%
176.889
4.373
2,5%
-24,0%
20.000 tot 50.000 inwoners
494.670
17.723
3,6%
498.400
13.766
2,8%
-22,3%
50.000 tot 100.000 inwoners
252.245
11.774
4,7%
252.767
9.192
3,6%
-21,9%
100.000 tot 250.000 inwoners
231.438
11.753
5,1%
234.973
9.534
4,1%
-18,9%
meer dan 250.000 inwoners (G4)
137.077
9.828
7,2%
135.658
7.239
5,3%
-26,3%
17
Tabel 5: Krachtwijken, een overzicht van de nieuwe vsv’ers in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
Totaal krachtwijken Alkmaar
Overdie
2009-2010
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
59.437
4.928
8,3%
56.534
3.681
6,5%
-25,3%
595
52
8,7%
517
43
8,3%
-17,3%
Amersfoort
De Kruiskamp
310
25
8,1%
340
20
5,9%
-20,0%
Amsterdam
Amsterdam Noord
1.862
161
8,6%
1.778
116
6,5%
-28,0%
Amsterdam
Amsterdam Oost
1.474
110
7,5%
1.316
94
7,1%
-14,5%
Amsterdam
Bijlmer
1.915
165
8,6%
2.125
157
7,4%
-4,8%
Amsterdam
Bos en Lommer
2.913
252
8,7%
2.654
187
7,0%
-25,8%
Amsterdam
Nieuw West
9.138
750
8,2%
8.665
531
6,1%
-29,2%
Arnhem
Het Arnhemse Broek
638
49
7,7%
680
55
8,1%
12,2%
Arnhem
Klarendal
508
36
7,1%
403
30
7,4%
-16,7%
Arnhem
Malburgen/Immerloo
1.153
103
8,9%
1.030
60
5,8%
-41,7%
Arnhem
Presikhaaf
710
58
8,2%
674
45
6,7%
-22,4%
Deventer
Rivierenwijk
434
51
11,8%
316
21
6,6%
-58,8%
Dordrecht
Wielwijk/Crabbehof
905
96
10,6%
865
78
9,0%
-18,8%
Eindhoven
Bennekel
522
44
8,5%
472
33
7,0%
-25,3%
Eindhoven
Doornakkers
394
32
8,1%
393
25
6,4%
-21,9%
Eindhoven
Woensel West
212
20
9,4%
206
15
7,3%
-25,0%
Enschede
Velve-Lindehof
334
26
7,8%
337
21
6,2%
-19,2%
Groningen
De Hoogte
142
13
9,2%
157
7
4,5%
-46,2%
Groningen
Korrewegwijk
299
35
11,7%
272
16
5,9%
-54,3%
Heerlen
Meezenbroek
536
34
6,3%
475
27
5,7%
-20,6%
Leeuwarden
Heechterp/Schieringen
263
27
10,3%
235
17
7,2%
-37,0%
Maastricht
Maastricht Noordoost
875
67
7,7%
719
59
8,2%
-11,9%
Nijmegen
Hatert
469
26
5,5%
414
30
7,2%
15,4%
Rotterdam
Overschie
542
33
6,1%
508
27
5,3%
-18,2%
Rotterdam
Bergpolder
283
24
8,5%
291
23
7,9%
-4,2%
Rotterdam
Oud Zuid
6.133
508
8,3%
6.096
410
6,7%
-19,3%
Rotterdam
Rotterdam Noord
3.225
246
7,6%
2.762
179
6,5%
-27,2%
Rotterdam
Rotterdam West
5.522
480
8,7%
5.201
345
6,6%
-28,1%
Rotterdam
Vreewijk
1.085
68
6,3%
1.031
67
6,5%
-1,5%
Rotterdam
Zuidelijke Tuinsteden
1.769
156
8,8%
1.610
103
6,4%
-34,0%
Schiedam
Nieuwland
1.090
101
9,3%
1.109
58
5,2%
-42,6%
s-Gravenhage
Den Haag Z-West
2.954
254
8,6%
3.053
164
5,4%
-35,4%
s-Gravenhage
Schilderswijk
3.195
247
7,7%
3.253
192
5,9%
-22,3%
s-Gravenhage
Stationsbuurt
859
81
9,4%
854
44
5,2%
-45,7%
s-Gravenhage
Transvaal
822
73
8,9%
804
42
5,2%
-42,5%
1.594
111
7,0%
1.548
114
7,4%
2,7%
408
44
10,8%
318
32
10,1%
-27,3%
2.150
182
8,5%
1.948
128
6,6%
-29,7%
Utrecht
Kanaleneiland
Utrecht
Ondiep
Utrecht
Overvecht
Utrecht
Zuilen Oost
520
35
6,7%
439
28
6,4%
-20,0%
Zaanstad
Poelenburg
686
53
7,7%
666
38
5,7%
-28,3%
18
2.4 De onderwijsinstellingen In de volgende figuren en tabellen wordt aandacht besteed aan de resultaten van vo-scholen en mbo-instellingen1. Belangrijk hierbij op te merken is dat diverse factoren van invloed kunnen zijn op het aantal vsv’ers. Zo zijn er verschillende sociaaleconomische kenmerken op regioniveau die van invloed zijn op het vsv-risico van de onderwijspopulatie. Dit zijn factoren als het aandeel huishoudens met uitkeringen, lage inkomens en niet-westerse allochtonen in een regio. Ook het onderwijsniveau speelt een rol. Onderwijsinstellingen die verhoudingsgewijs meer leerlingen in niveau 1 en 2 van het mbo hebben dan andere onderwijsinstellingen kennen daardoor een hoger uitvalpercentage.
Figuur 7: totaal van mbo-instellingen naar % ontwikkeling in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006 Bron: DUO
≤ -30%
14%
18%
15%
De uitval in het vo (gemiddeld 1,0%) is lager dan in het mbo (7,5%). In deze paragraaf wordt daarom ook uitgebreider ingegaan op de uitval in het mbo.
-25 tot -30%
Tabel 6 bevat een overzicht van de vsv-cijfers van alle mboinstellingen en de procentuele ontwikkeling ten opzichte van 2005-2006.
-20 tot -25%
Nieuwe vsv’ers op mbo-instellingen 14% van de mbo-instellingen heeft een reductie van 30% of meer behaald; ■■ 18% van de mbo-instellingen heeft een toename van het aantal vsv’ers; ■■ 15% van de mbo-instellingen laten een daling van 25 tot 30% zien; ■■ 75% van het aantal nieuwe vsv’ers in 2009-2010 stroomt uit op het mbo (zie figuur 10). In het peiljaar kwam 69% van het aantal nieuwe vsv’ers uit het mbo. ■■
0 tot -20% > 0% 8% 45%
Nieuwe vsv’ers naar mbo-niveau Tabel 7 geeft aan dat het aandeel mbo-1 deelnemers gering is. Per mbo-instelling loopt het aandeel mbo-1 deelnemers uiteen van 0% tot 7%; ■■ De uitval op mbo-4 niveau is het laagst en loopt op de ROC’s uiteen van 1,8% tot 8,4%. ■■
Figuur 8: totaal van vo-scholen naar % ontwikkeling in 2009-2010 Bron: DUO
≤ -30%
48% van de scholen laat een daling zien van 30% of meer; 6% van de scholen laten een daling van 25 tot 30% zien; ■■ 23% van de scholen heeft een toename van het aantal vsv’ers. ■■
23% -25 tot -30% 48% -20 tot -25% 0 tot -20% > 0%
19%
4%
1
Nieuwe vsv’ers op vo-scholen
6%
Onder mbo-instellingen wordt verstaan ROC's, AOC's en vakinstellingen.
■■
19
Tabel 6: Totaal overzicht vsv-cijfers mbo-instellingen1 Bron: DUO
2005-2006
1
2009-2010 Aantal %vsvvsv-reductie ontwikkeling t.o.v t.o.v. % vsv 2005-2006 2005-2006
ROC’s
Hoofdvestiging in RMC-regio
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
Deelnemers
Aantal vsv
ROC Drenthe College
Zuid-Oost Drenthe
6.499
633
9,7%
6.157
401
6,5%
-232
-36,7%
ROC Koning Willem I
Noord-Oost-Brabant
9.255
909
9,8%
9.238
593
6,4%
-316
-34,8%
ROC Friesland College
Friesland Noord
ROC Mondriaan
Haaglanden
ROC Arcus College
Gewest Zuid-Limburg
ROC van Twente
Twente
ROC Gilde Opleidingen
Gewest Limburg-Noord
ROC Menso Alting
Centraal en Westelijk Groningen
Hoornbeeck College
Eem en Vallei
ROC Midden Nederland
Utrecht
ROC Nova College
8.794
744
8,5%
7.433
510
6,9%
-234
-31,5%
14.234
1.890
13,3%
13.493
1.326
9,8%
-564
-29,8%
5.557
653
11,8%
5.268
459
8,7%
-194
-29,7%
13.942
1.165
8,4%
13.766
828
6,0%
-337
-28,9%
8.850
718
8,1%
8.524
512
6,0%
-206
-28,7%
564
21
3,7%
511
15
2,9%
-6
-28,6%
3.989
186
4,7%
4.470
133
3,0%
-53
-28,5%
13.876
1.703
12,3%
12.601
1.222
9,7%
-481
-28,2%
West-Kennemerland
9.604
1.130
11,8%
9.601
813
8,5%
-317
-28,1%
ROC Friese Poort
Friesland Noord
9.489
701
7,4%
9.888
507
5,1%
-194
-27,7%
ROC Zaanstreek-Waterland
Agglomeratie Amsterdam
4.371
553
12,7%
4.232
410
9,7%
-143
-25,9%
ROC Albeda College
Rijnmond
16.658
2.487
14,9%
16.338
1.859
11,4%
-628
-25,3%
ROC Tilburg
Midden-Brabant
6.670
926
13,9%
6.849
702
10,2%
-224
-24,2%
ROC de Leijgraaf
Noord-Oost-Brabant
4.593
389
8,5%
5.087
299
5,9%
-90
-23,1%
ROC West-Brabant
West-Brabant
11.993
1.447
12,1%
11.915
1.124
9,4%
-323
-22,3%
ROC Leeuwenborgh
Gewest Zuid-Limburg
6.554
658
10,0%
6.299
516
8,2%
-142
-21,6%
ROC Zeeland
Walcheren
6.433
566
8,8%
6.261
461
7,4%
-105
-18,6%
ROC Onderwijsgroep A12
Eem en Vallei
6.564
520
7,9%
5.635
425
7,5%
-95
-18,3%
Noorderpoort
Centraal en Westelijk Groningen
10.585
917
8,7%
10.446
761
7,3%
-156
-17,0%
ROC van Amsterdam
Agglomeratie Amsterdam
18.960
2.890
15,2%
20.357
2.433
12,0%
-457
-15,8%
ROC Graafschap College
Achterhoek
6.467
451
7,0%
6.635
380
5,7%
-71
-15,7%
ROC Ter AA
Zuidoost-Brabant
ROC Horizon College
Noord-Kennemerland
SG De Rooi Pannen ROC AVENTUS
2.920
305
10,4%
3.096
259
8,4%
-46
-15,1%
10.072
1.106
11,0%
10.181
944
9,3%
-162
-14,6%
Midden-Brabant
4.763
335
7,0%
5.631
287
5,1%
-48
-14,3%
Stedendriehoek
9.816
790
8,0%
9.296
696
7,5%
-94
-11,9%
ROC Leiden
Zuid-Holland-Noord
6.418
774
12,1%
6.704
682
10,2%
-92
-11,9%
Zadkine
Rijnmond
14.306
1.658
11,6%
13.771
1.483
10,8%
-175
-10,6%
ROC Nijmegen eo
Arnhem/Nijmegen
6.724
743
11,0%
7.372
666
9,0%
-77
-10,4%
ROC Kop v Noord-Holland
Kop van Noord-Holland
1.804
182
10,1%
2.146
164
7,6%
-18
-9,9%
ROC Eindhoven
Zuidoost-Brabant
12.116
1.122
9,3%
11.930
1.014
8,5%
-108
-9,6%
ROC Alfa-college
Centraal en Westelijk Groningen
8.155
576
7,1%
8.820
521
5,9%
-55
-9,5%
ROC Deltion College
IJssel-Vecht
10.173
829
8,1%
10.895
750
6,9%
-79
-9,5%
ROC Amarantis
Agglomeratie Amsterdam
14.297
1.808
12,6%
15.229
1.636
10,7%
-172
-9,5%
ID College
Haaglanden
8.438
919
10,9%
9.193
837
9,1%
-82
-8,9%
Rijn IJssel
Arnhem/Nijmegen
8.718
892
10,2%
9.577
813
8,5%
-79
-8,9%
Exclusief instellingen met minder dan 70 deelnemers
20
2005-2006
ROC’s
Hoofdvestiging in RMC-regio
Landstede
2009-2010 Aantal %vsvvsv-reductie ontwikkeling t.o.v t.o.v. % vsv 2005-2006 2005-2006
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
Deelnemers
Aantal vsv
IJssel-Vecht
8.083
544
6,7%
8.134
505
6,2%
-39
-7,2%
ROC Westerschelde
Zeeuwsch-Vlaanderen
1.631
145
8,9%
1.722
142
8,2%
-3
-2,1%
ROC Rivor
Rivierenland
1.819
155
8,5%
1.769
153
8,6%
-2
-1,3%
ROC Da Vinci College
Zuid-Holland-Zuid
6.583
721
11,0%
6.844
733
10,7%
12
1,7%
ROC Flevoland
Flevoland
4.547
468
10,3%
4.580
544
11,9%
76
16,2%
749
103
13,8%
844
53
6,3%
-50
-48,5%
1.127
111
9,8%
1.102
63
5,7%
-48
-43,2%
880
105
11,9%
939
62
6,6%
-43
-41,0%
AOC’s Edudelta Onderwijsgroep
Oosterschelde regio
AOC Friesland
Friesland Noord
Lentiz
Rijnmond
AOC Oost
Achterhoek
1.832
138
7,5%
1.770
95
5,4%
-43
-31,2%
AOC Groenhorst College
Eem en Vallei
2.125
165
7,8%
2.257
132
5,8%
-33
-20,0%
AOC De Groene Welle
IJssel-Vecht
1.064
62
5,8%
1.128
51
4,5%
-11
-17,7%
AOC Terra
Centraal en Westelijk Groningen
1.882
113
6,0%
1.722
94
5,5%
-19
-16,8%
Clusius College
Noord-Kennemerland
1.208
121
10,0%
1.331
106
8,0%
-15
-12,4%
Wellantcollege
Utrecht
3.145
277
8,8%
3.464
287
8,3%
10
3,6%
AOC West Brabant
West-Brabant
1.113
76
6,8%
1.146
79
6,9%
3
3,9%
CITAVERDE College
Gewest Limburg-Noord
1.033
90
8,7%
1.470
111
7,6%
21
23,3%
Helicon Opleidingen
Arnhem/Nijmegen
3.197
210
6,6%
3.870
274
7,1%
64
30,5%
Hout en Meubileringscollege
Rijnmond
1.941
153
7,9%
2.118
103
4,9%
-50
-32,7%
STC
Rijnmond
2.622
319
12,2%
3.178
248
7,8%
-71
-22,3%
Vakscholen
CIBAP
IJssel-Vecht
1.229
54
4,4%
1.235
53
4,3%
-1
-1,9%
Nimeto SGM v Mbo Kmbo
Utrecht
1.138
51
4,5%
1.083
51
4,7%
0
0,0%
SintLucas - De Eindhovense sch
Zuidoost-Brabant
2.180
83
3,8%
2.538
83
3,3%
0
0,0%
Grafisch Lyceum R'dam
Rijnmond
2.820
190
6,7%
3.489
196
5,6%
6
3,2%
Grafisch Lyceum Utrecht
Utrecht
1.450
84
5,8%
1.799
93
5,2%
9
10,7%
Mediacollege Amsterdam Ma
Agglomeratie Amsterdam
1.672
122
7,3%
2.161
140
6,5%
18
14,8%
SVO Opleidingen
Utrecht
782
92
11,8%
1.147
122
10,6%
30
32,6%
Leidse Instr Makers Sch
Zuid-Holland-Noord
134
3
2,2%
171
7
4,1%
4
133,3%
Berechja College
Flevoland
70
3
4,3%
86
8
9,3%
5
166,7%
SOMA College
Noordwest-Veluwe
597
14
2,3%
710
38
5,4%
24
171,4%
21
Figuur 9: de relatieve ontwikkeling, het vsv-percentage en het absoluut aantal nieuwe vsv’ers per mbo-instelling in 2009-2010 t.o.v. 2005-2006 Bron: DUO 2%
Hoornbeeck College
3% ROC Menso Alting
SintLucas - De Eindhovense sch
4%
CIBAP AOC De Groene Welle
Hout en Meubileringscollege SG De Rooi Pannen
Nimeto SGM v Mbo Kmbo
5%
AOC Terra
Grafisch Lyceum Utrecht
ROC Friese Poort
AOC Groenhorst College
ROC Graafschap College ROC Alfa-college Grafisch Lyceum R'dam
AOC Oost
ROC Gilde Opleidingen
6% Mediacollege Amsterdam Ma
ROC Koning Willem I
ROC Drenthe College
ROC Deltion College
Lentiz
Noorderpoort
ROC Friesland College
7% ROC Zeeland
CITAVERDE College ROC AVENTUS ROC Kop v Noord-Holland ROC Westerschelde
40%
30%
20%
10%
0%
Clusius College
STC
ROC -10% Leeuwenborgh -20%
ROC Onderwijsgroep A12
8%
-30%
ROC Ter AA
Rijn IJssel
Procentuele ontwikkeling
Edudelta Onderwijsgroep
ROC de Leijgraaf
Landstede
AOC West Brabant
Helicon Opleidingen
AOC Friesland
ROC van Twente
Wellantcollege
-40% ROC Nova College
ROC Eindhoven ROC Nijmegen eo
ROC Rivor ID College
ROC Arcus College
9% ROC Zaanstreek-Waterland
ROC Horizon College ROC West-Brabant ROC Leiden
10%
ROC Mondriaan
ROC Midden Nederland ROC Tilburg SVO Opleidingen
11%
ROC Da Vinci College Zadkine
ROC Albeda College
ROC Amarantis
12% ROC Flevoland ROC van Amsterdam
13%
14%
vsv%
1
15%
In de afgesloten vierjarige convenanten met regio’s, scholen en instellingen is de reductiedoelstelling voor het jaar 2009-2010 gelijk aan -30%. In deze grafiek wordt de grens tussen “groen” en “rood” gelegd bij -25%. Zo zijn de goede resultaten van de koplopers met een reductie van 25% of meer beter zichtbaar en wordt op globale wijze rekening gehouden met de witte vlekken.
-50%
22
Toelichting figuur 9
De grootte van de cirkel geeft de omvang van het aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
aantal vsv’ers met 25% of meer teruggedrongen. Mbo-instellingen links van de as hebben een lagere afname dan 25% en een aantal mbo-instellingen links van de 0%-lijn laat een toename van het aantal vsv’ers zien;
Per mbo-instelling worden voor het schooljaar 2009-2010 drie relevante dimensies getoond: het absolute aantal nieuwe vsv’ers, het vsv-percentage en de procentuele ontwikkeling van het absoluut aantal vsv’ers t.o.v. schooljaar 2005-2006.
Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt lager dan het gemiddelde voor MBO-instellingen. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor MBO-instellingen. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
■■
■■
De grootte van de cirkel geeft het aantal vsv’ers;
■■
De horizontale positie van elke cirkel geeft de procentuele ontwikkeling weer van het aantal nieuwe vsv’ers in schooljaar 2009-2010 t.o.v. 2005-2006. Mboinstellingen rechts van de as hebben het
De verticale positie van elke cirkel geeft het vsv-percentage weer. Het middelpunt van de grafiek ligt bij het gemiddelde van de mbo-instellingen. Mbo-instellingen onder de as hebben een hoger dan gemiddeld percentage vsv’ers. Mbo-instellingen boven de horizontale as hebben een lager dan gemiddeld percentage vsv’ers.
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan De grootte van de cirkel geeft de omvang van het het gemiddelde voor RMC-regio's. aantal nieuwe vsv-ers in de RMC-regio weer.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van minder dan 25% gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor MBO-instellingen. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan Er is t.o.v. 2005/2006 een vsv-afname van 20% of meer het gemiddelde voor RMC-regio's. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
Er is t.o.v. 2005/2006 geen vsv-afname van 20% of meer
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van minder dan 25% gerealiseerd, en het vsv- percentage ligt lager dan het gemiddelde voor MBO-instellingen. gerealiseerd, en het het vsv-percentage ligt lager dan
het gemiddelde voor RMC-regio's.
Tabel 7: Nieuwe vsv’ers naar niveau in het mbo Bron: DUO
Totaal % vsv
Totaal aantal deelnemers
% vsv
% Deelnemers
MBO4
% vsv
% Deelnemers
MBO3
% vsv
ROC’s
MBO2 % Deelnemers
MBO1
% vsv
RMC-regio
% Deelnemers
Instelling
ROC Drenthe College
Zuid-Oost Drenthe
3
34,7%
29
11,8%
24
3,6%
44
2,6%
6.157
6,5%
ROC Koning Willem I
Noord-Oost-Brabant
2
45,4%
22
12,2%
20
4,7%
56
3,2%
9.238
6,4%
ROC Friesland College
Friesland Noord
3
35,0%
23
12,9%
27
3,5%
47
4,1%
7.433
6,9%
ROC Mondriaan
Haaglanden
3
32,6%
27
15,3%
27
7,5%
43
6,2%
13.493
9,8%
ROC Arcus College
Gewest Zuid-Limburg
5
38,8%
28
13,4%
18
5,4%
48
3,9%
5.268
8,7%
ROC van Twente
Twente
3
32,2%
26
10,6%
30
3,7%
41
2,9%
13.766
6,0%
ROC Gilde Opleidingen
Gewest Limburg-Noord
2
33,3%
24
12,9%
38
3,9%
37
2,4%
8.524
6,0%
ROC Menso Alting
Centraal en Westelijk Groningen
0
-
7
13,5%
25
1,5%
67
2,0%
511
2,9%
Hoornbeeck College
Eem en Vallei
0
22,2%
15
8,3%
33
2,3%
51
1,8%
4.470
3,0%
ROC Midden Nederland
Utrecht
4
39,4%
28
15,9%
27
6,1%
42
5,3%
12.601
9,7%
ROC Nova College
West-Kennemerland
3
40,4%
24
14,2%
30
6,2%
43
4,7%
9.601
8,5%
ROC Friese Poort
Friesland Noord
2
29,6%
23
9,9%
29
4,0%
46
2,4%
9.888
5,1%
ROC Zaanstreek-Waterland
Agglomeratie Amsterdam
6
29,1%
29
14,6%
28
5,6%
36
5,4%
4.232
9,7%
ROC Albeda College
Rijnmond
6
35,7%
28
17,1%
31
7,7%
35
5,8%
16.338
11,4%
ROC Tilburg
Midden-Brabant
4
34,7%
28
18,3%
24
5,7%
44
5,3%
6.849
10,2%
ROC de Leijgraaf
Noord-Oost-Brabant
3
39,6%
27
11,0%
19
2,6%
52
2,7%
5.087
5,9%
ROC West-Brabant
West-Brabant
5
38,4%
28
15,3%
23
5,1%
44
4,7%
11.915
9,4%
ROC Leeuwenborgh
Gewest Zuid-Limburg
2
58,7%
16
16,2%
31
6,4%
50
4,2%
6.299
8,2%
ROC Zeeland
Walcheren
1
25,3%
22
14,8%
21
7,1%
56
4,1%
6.261
7,4%
ROC Onderwijsgroep A12
Eem en Vallei
2
29,0%
24
13,1%
19
6,2%
55
4,9%
5.635
7,5%
Noorderpoort
Centraal en Westelijk Groningen
4
37,2%
28
12,1%
21
3,6%
47
3,5%
10.446
7,3%
ROC van Amsterdam
Agglomeratie Amsterdam
3
36,8%
25
19,3%
24
8,3%
48
8,4%
20.357
12,0%
ROC Graafschap College
Achterhoek
2
30,7%
25
12,3%
26
3,4%
47
2,3%
6.635
5,7%
ROC Ter AA
Zuidoost-Brabant
2
37,9%
27
15,3%
22
6,2%
49
4,3%
3.096
8,4%
23
Noord-Kennemerland
5
37,6%
33
13,9%
23
4,2%
39
4,6%
10.181
Totaal % vsv
Totaal aantal deelnemers
% vsv
% Deelnemers
MBO4
% vsv
% Deelnemers
MBO3
% vsv
MBO2 % Deelnemers
ROC’s ROC Horizon College
MBO1
% vsv
RMC-regio
% Deelnemers
Instelling
9,3%
SG De Rooi Pannen
Midden-Brabant
1
30,4%
21
9,3%
29
4,7%
50
3,2%
5.631
5,1%
ROC AVENTUS
Stedendriehoek
2
38,3%
27
12,9%
23
5,4%
48
4,3%
9.296
7,5%
ROC Leiden
Zuid-Holland-Noord
3
39,8%
33
16,4%
27
5,6%
37
5,7%
6.704
10,2%
Zadkine
Rijnmond
3
31,4%
30
17,9%
25
8,8%
42
5,6%
13.771
10,8%
ROC Nijmegen eo
Arnhem/Nijmegen
3
37,5%
26
16,5%
36
6,1%
35
3,7%
7.372
9,0%
ROC Kop v Noord-Holland
Kop van Noord-Holland
3
41,7%
34
12,6%
20
3,1%
43
3,6%
2.146
7,6%
ROC Eindhoven
Zuidoost-Brabant
3
45,8%
21
16,8%
28
4,8%
47
4,4%
11.930
8,5%
ROC Alfa-college
Centraal en Westelijk Groningen
3
29,1%
25
11,1%
26
3,9%
46
2,8%
8.820
5,9%
ROC Deltion College
IJssel-Vecht
1
31,4%
21
13,2%
22
5,4%
56
4,5%
10.895
6,9%
ROC Amarantis
Agglomeratie Amsterdam
3
31,2%
25
17,9%
22
6,9%
50
7,6%
15.229
10,7%
ID College
Haaglanden
2
40,1%
22
16,0%
28
7,6%
48
5,7%
9.193
9,1%
Rijn IJssel
Arnhem/Nijmegen
3
39,0%
23
13,9%
30
6,4%
44
5,2%
9.577
8,5%
Landstede
IJssel-Vecht
1
41,6%
20
12,0%
26
4,7%
53
3,9%
8.134
6,2%
ROC Westerschelde
Zeeuwsch-Vlaanderen
5
37,9%
27
13,8%
35
3,7%
33
4,0%
1.722
8,2%
ROC Rivor
Rivierenland
7
36,6%
32
10,7%
36
5,8%
25
2,5%
1.769
8,6%
ROC Da Vinci College
Zuid-Holland-Zuid
5
35,2%
33
15,8%
30
7,2%
32
5,2%
6.844
10,7%
ROC Flevoland
Flevoland
4
39,9%
32
20,5%
27
6,1%
38
6,0%
4.580
11,9%
AOC’s Edudelta Onderwijsgroep
Oosterschelde regio
2
38,1%
27
12,8%
38
4,4%
33
0,7%
844
6,3%
AOC Friesland
Friesland Noord
4
25,5%
24
7,7%
23
6,6%
49
2,6%
1.102
5,7%
Lentiz
Rijnmond
1
78,6%
14
6,0%
13
14,4%
71
3,7%
939
6,6%
AOC Oost
Achterhoek
3
41,5%
21
10,7%
29
3,3%
47
1,9%
1.770
5,4%
AOC Groenhorst College
Eem en Vallei
2
32,4%
14
13,6%
26
5,9%
58
3,1%
2.257
5,8%
AOC De Groene Welle
IJssel-Vecht
0
50,0%
21
7,3%
34
3,7%
45
3,5%
1.128
4,5%
AOC Terra
Centraal en Westelijk Groningen
4
20,9%
24
10,9%
25
4,5%
48
2,0%
1.722
5,5%
Clusius College
Noord-Kennemerland
2
45,0%
22
20,1%
28
4,8%
49
3,2%
1.331
8,0%
Wellantcollege
Utrecht
4
42,3%
26
14,4%
36
5,6%
34
2,6%
3.464
8,3%
AOC West Brabant
West-Brabant
2
-
20
10,6%
22
4,3%
56
4,0%
1.146
6,9%
CITAVERDE College
Gewest Limburg-Noord
2
44,0%
20
15,2%
31
5,7%
47
4,2%
1.470
7,6%
Helicon Opleidingen
Arnhem/Nijmegen
1
65,5%
16
12,6%
27
6,8%
55
4,1%
3.870
7,1%
Hout en Meubileringscoll
Rijnmond
0
-
18
8,7%
10
3,3%
72
4,1%
2.118
4,9%
STC
Rijnmond
1
27,9%
26
18,1%
14
5,8%
58
3,2%
3.178
7,8%
CIBAP
IJssel-Vecht
0
-
9
7,1%
0
-
91
4,0%
1.235
4,3%
Vakscholen
Nimeto SGM v Mbo Kmbo
Utrecht
0
-
14
12,0%
0
-
86
3,5%
1.083
4,7%
SintLucas - De Eindhovense sch
Zuidoost-Brabant
0
-
2
6,0%
6
4,3%
92
3,2%
2.538
3,3%
Grafisch Lyceum R'dam
Rijnmond
0
-
7
15,5%
10
7,6%
83
4,5%
3.489
5,6%
Grafisch Lyceum Utrecht
Utrecht
1
33,3%
6
12,9%
12
4,1%
81
4,5%
1.799
5,2%
Mediacollege Amsterdam Ma
Agglomeratie Amsterdam
0
-
6
9,4%
8
4,8%
86
6,4%
2.161
6,5%
SVO Opleidingen
Utrecht
0
60,0%
72
13,9%
27
1,6%
1
0,0%
1.147
10,6%
Leidse Instr Makers Sch
Zuid-Holland-Noord
0
-
0
-
0
-
100
4,1%
171
4,1%
Berechja College
Flevoland
0
-
33
7,1%
56
10,4%
12
10,0%
86
9,3%
SOMA College
Noordwest-Veluwe
0
-
2
26,7%
94
5,1%
4
0,0%
710
5,4%
24
2.5 Onderwijskenmerken nieuwe vsv’ers Het vavo heeft het hoogste percentage vsv’ers (13,3%). Dit is absoluut echter maar een kleine groep; ■■ Het grootste deel van de uitvallers komt uit het mbo (75%); ■■ Het vo heeft ten opzichte van 2005-2006 een reductie boven het landelijk gemiddelde behaald van 41,6%. Het mbo heeft een afname van 18,2%; ■■ 41% van de nieuwe vsv’ers vanuit het vo heeft wel een vmbo-diploma behaald. Van de totale groep nieuwe vsv’ers heeft 60% een vmbo-diploma; ■■ 13% van de nieuwe vsv’ers vanuit het mbo heeft een mbo-1 diploma behaald. Van de totale groep nieuwe vsv’ers heeft 10% een mbo-1 diploma.
Figuur 10: totale groep nieuwe vsv’ers naar schoolsoort in 2009-2010
■■
Bron: DUO
3% vo 22%
mbo Vavo
75%
Tabel 8: nieuwe vsv’ers naar onderwijsniveau en diplomakenmerken in 2009-2010 Bron: DUO
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
2009- 2005- 2009- 2005- 2009- 2005- 2009- 2005- 2009- 2005- 20092010 2006 2010 2006 2010 2006 2010 2006 2010 2006 2010
20092010
Deelnemers 20052006 Totaal
1.306.767 1.314.725
vsv met vmbo diploma
30.379
23.573
vsv met mbo1 diploma
2.828
3.813
vsv zonder diploma
19.474
12.171
Aantal vsv
52.681
39.557
4,0%
3,0%
-24,9%
vo
908.652
910.033
6.733
3.675
59
72
8.427
5.134
15.219
8.881
1,7%
1,0%
-41,6%
mbo
389.711
397.072
23.028
19.293
2.762
3.723
10.484
6.648
36.274
29.664
9,3%
7,5%
-18,2%
vavo
8.404
7.620
618
605
7
18
563
389
1.188
1.012
14,1%
13,3%
-14,8%
25
Nieuwe vsv’ers in het mbo
Figuur 11: totale groep nieuwe vsv’ers naar onderwijssoort mbo in 2009-2010
De grootste groep vsv’ers komt uit bol2, bol4 en bbl2. Gezamenlijk zijn deze niveaus verantwoordelijk voor bijna tweederde van het aantal vsv’ers in het mbo; ■■ Op niveau 1 is het percentage vsv het hoogste (35%). Dit is absoluut een kleine groep. Een deel van deze jongeren heeft echter wel zijn mbo-1 diploma behaald; ■■ De grootste procentuele reductie is gerealiseerd in de bol (-21,4%). Het vsv-percentage binnen bbl (-9,5) ligt lager dan het landelijke mbo-percentage. Wat opvalt is de reductie in de bbl. Vorig jaar was op twee niveaus (niveau 1 en 2) nog een stijging in aantal vsv’ers te zien.
Bron: DUO
■■
4%
1% 2%
3%
10%
18% 25%
bol 1
bbl 2
bol 2
bbl 3
bol 3
bbl 4
bol 4
examenleerlingen
bbl 1
vavo
4%
12%
21%
Tabel 9: nieuwe vsv’ers in het mbo per onderwijssoort in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Aantal deel nemers
Aantal vsv
389.711
36.274
bol 1
12.592
bol 2
63.160
totaal (exclusief vavo)
% vsv
Aantal deel nemers
Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
9,3%
397.072
29.664
7,5%
-18,2%
4.577
36,3%
8.920
2.947
33,0%
-35,6%
9.382
14,9%
58.895
7.500
12,7%
-20,1%
bol 3
67.919
4.586
6,8%
72.618
3.651
5,0%
-20,4%
bol 4
169.605
7.762
4,6%
173.430
6.579
3,8%
-15,2%
bbl 1
3.095
1.306
42,2%
2.811
1.161
41,3%
-11,1%
bbl 2
37.219
5.810
15,6%
38.992
5.437
13,9%
-6,4%
bbl 3
24.893
1.559
6,3%
27.763
1.274
4,6%
-18,3%
bbl 4
7.026
452
6,4%
8.435
385
4,6%
-14,8%
Examenleerlingen 1
134
81
60,4%
221
81
36,7%
0,0%
Examenleerlingen 2
1.413
385
27,2%
1.764
345
19,6%
-10,4%
Examenleerlingen 3
1.655
235
14,2%
1.849
146
7,9%
-37,9%
Examenleerlingen 4
1.000
139
13,9%
1.374
158
11,5%
13,7%
vavo
8.404
1.188
14,1%
7.620
1.012
13,3%
-14,8%
Tabel 10: nieuwe vsv’ers in het mbo per sector in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Deelnemers
Aantal vsv
MBO (exclusief vavo) totaal
389.711
36.274
9,3%
397.072
29.664
7,5%
-18,2%
economie
142.857
15.474
10,8%
139.911
11.550
8,3%
-25,4%
techniek
109.273
11.001
10,1%
114.719
9.900
8,6%
-10,0%
zorg en welzijn
117.796
8.337
7,1%
119.456
6.681
5,6%
-19,9%
19.785
1.462
7,4%
21.453
1.277
6,0%
-12,7%
1.533
256
16,7%
landbouw combinatie
% vsv Deelnemers
Aantal vsv
% vsv ontwikkeling % vsv t.o.v. 2005-2006
26
Nieuwe vsv’ers in het vo
Figuur 12: totale groep nieuwe vsv’ers in het vo naar onderwijssoort in 2009-2010
De grootste groep vsv’ers (55%) komt uit het vmbo 3-4 en havo 3-5. Een deel hiervan heeft wel zijn vmbo-diploma; ■■ De grootste afname van vsv’ers is bewerkstelligd in lwoo 1-2, lwoo 3-4 en vmbo 3-4; ■■ De vsv-percentages binnen havo 3-5 en vwo 3-6 liggen ruim beneden het vo- en landelijk gemiddelde. Binnen het vo komt ruim een kwart van het aantal nieuwe vsv’ers uit havo 3-5 en vwo 3-6.
Bron: DUO
■■
1%
10%
brug 1-2
15%
lwoo 1-2 4%
brug 3
18%
lwoo 3-4 vmbo 3-4
15%
havo 3-5 vwo 3-6 vm2
37%
Tabel 11: nieuwe vsv’ers in het vo naar onderwijssoort in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Aantal deel nemers
Aantal vsv
vo totaal
908.652
15.219
brug 1-2
337.038
lwoo 1-2
54.627
% vsv
Aantal deel nemers
Aantal vsv
1,7%
910.033
8.881
1,0%
-41,6%
1.817
0,5%
327.506
1.348
0,4%
-25,8%
1.080
2,0%
51.155
344
0,7%
-68,1%
6.444
19
0,3%
6.787
37
0,5%
94,7%
lwoo 3-4
43.845
2.814
6,4%
47.753
1.300
2,7%
-53,8%
vmbo 3-4
181.890
6.773
3,7%
157.306
3.272
2,1%
-51,7%
havo 3-5
136.097
1.774
1,3%
151.948
1.589
1,0%
-10,4%
vwo 3-6
148.711
942
0,6%
164.978
938
0,6%
-0,4%
2.600
53
2,0%
brug 3
vm2
% vsv ontwikkeling % vsv t.o.v. 2005-2006
27
2.6 Achtergrondkenmerken nieuwe vsv’ers Leeftijd
13 of Het aantal 18-jarige deelnemers is net zoals 13jonger of voorgaande jaren het meest gegroeid in absojonger 14 jr lute aantallen t.o.v. 2005-2006; 14 jr ■■ In 2009-2010 was 51% van het aantal nieuwe 15 jr vsv’ers 18 of 19 jaar; 15 jr ■■ De grootste procentuele reductie is binnen de 16 jr 16 jr groep jonger dan 18 jaar (57,7%) behaald. 17 jr 17 jr 18 jr 18 jr 19 jr 19 jr 20 jr 20 jr 21 jr 21 jr 22 jr 22 jr
2005-2006 2005-2006 2009-2010 2009-2010
■■
181818+ 18+ 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% Figuur 13: ontwikkeling percentage nieuwe vsv’ers naar leeftijd in 2009-2010 Bron:DUO
Tabel 12: nieuwe vsv’ers naar leeftijd in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Deelnemers Aantal vsv totaal
1.306.767
52.679
% vsv
Deelnemers
Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
4,0%
1.314.725
39.557
3,0%
-24,9%
13 of lager
150.227
467
0,3%
152.231
252
0,2%
-46,0%
14
188.583
1.095
0,6%
178.867
415
0,2%
-62,1%
15
192.014
1.450
0,8%
182.309
537
0,3%
-63,0%
16
189.645
4.181
2,2%
184.111
1.956
1,1%
-53,2%
17
179.552
10.759
6,0%
183.599
4.427
2,4%
-58,9%
18
150.361
11.465
7,6%
163.114
11.813
7,2%
3,0%
19
105.113
8.796
8,4%
110.140
8.449
7,7%
-3,9%
20
76.565
6.358
8,3%
79.369
5.760
7,3%
-9,4%
21
47.002
4.632
9,9%
49.979
3.626
7,3%
-21,7%
22
27.705
3.476
12,5%
31.006
2.322
7,5%
-33,2%
18-
900.021
17.952
2,0%
881.117
7.587
0,9%
-57,7%
18+
406.746
34.727
8,5%
433.608
31.970
7,4%
-7,9%
28
Etniciteit1 Van alle deelnemers is 22% allochtoon en 78% autochtoon, terwijl van alle nieuwe vsv’ers 37% allochtoon en 63% autochtoon is; ■■ Het vsv percentage is onder allochtonen hoger dan onder autochtonen (respectievelijk 5,0% en 2,4%); ■■ De afname van vsv’ers ligt bij autochtonen hoger (27,5%) dan bij allochtonen (20%). Het percentage vsv ligt bij nietwesterse allochtonen hoger dan bij westerse allochtonen (5,1% t.o.v. 3,9%); ■■
Het aantal nieuwe vsv’ers is sterk gedaald onder deelnemers met een Surinaamse achtergrond (28,4%). Het percentage vsv’ers met Arubaans/Antilliaanse achtergrond is het hoogst (6,8%) en daalt het langzaamst (9,5% t.o.v. het landelijk gemiddelde van 24,9%); ■■ Onder de niet westerse allochtonen hebben de deel nemers met een Turkse achtergrond het laagste percentage vsv, 4,7%. ■■
Tabel 13: nieuwe vsv’ers naar etniciteit in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Deelnemers Aantal vsv
% vsv Deelnemers Aantal vsv
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
totaal
1.306.767
52.681
4,0%
1.314.725
39.557
3,0%
-24,9%
Autochtoon
1.020.389
34.319
3,4%
1.023.521
24.874
2,4%
-27,5%
286.378
18.362
6,4%
291.204
14.683
5,0%
-20,0%
Allochtoon Westerse allochtonen Niet westerse allochtonen Onbekend
81.626
4.131
5,1%
78.372
3.090
3,9%
-25,2%
201.658
13.349
6,6%
210.160
10.675
5,1%
-20,0%
3.094
882
28,5%
2.672
918
34,4%
4,1%
% vsv
% vsv ontwikkeling t.o.v. 2005-2006
Tabel 14: nieuwe vsv’ers naar niet-westerse achtergrond in 2009-2010 Bron: DUO
2005-2006
2009-2010
Deelnemers Aantal vsv totaal
1
% vsv Deelnemers Aantal vsv
201.658
13.349
6,6%
210.160
10.675
5,1%
-20,0%
Suriname
38.557
2.671
6,9%
36.028
1.912
5,3%
-28,4%
Aruba/Ned. Antillen
15.479
1.183
7,6%
15.763
1.071
6,8%
-9,5%
Turkije
44.734
2.672
6,0%
48.557
2.275
4,7%
-14,9%
Marokko
41.153
2.723
6,6%
42.646
2.400
5,6%
-11,9%
Overig niet westerse allochtonen
61.735
4.100
6,6%
67.166
3.017
4,5%
-26,4%
Autochtoon: Persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar iemand zelf is geboren. Allochtoon: Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Niet-westerse allochtoon: Allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in de werelddelen: Afrika, Latijns-Amerika en Azië (excl. Indonesië en Japan) of Turkije. Westerse allochtoon: Allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan.
29
Verdacht van een misdrijf In de totale groep vsv’ers zijn procentueel meer jongeren verdacht van een misdrijf 1 in zowel de vo als de mbocategorie; ■■ Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen de diverse leerjaren en leerniveaus. In het vmbo leerjaar 3 is 30% van de vsv’ers verdacht geweest van een een misdrijf in de 3 jaren voorafgaand aan de schooluitval. Van de vsv’ers in niveau 1 van het mbo is 39% verdacht geweest van een misdrijf; ■■
■■
In de vier grootste gemeenten van Nederland (G4) liggen de percentages voor de hele groep onderwijsdeelnemers hoger, 29% van de nieuwe vsv’ers is verdacht geweest van misdrijf, terwijl dit bij de niet-vsv’ers 8% is.
Tabel 15: Percentage vsv verdacht van een misdrijf naar leerjaar/niveau in 2008-2009 (voorlopige cijfers)2 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek / Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), 2008, 2007, 2006.
vsv'ers verdacht van een misdrijf Totaal Nederland
9.650
22,3%
57.690
4,6%
1.650
15,6%
22.760
2,6%
Vo leerjaar 1-2
370
14,1%
4.690
1,3%
Vo vmbo leerjaar 3
360
30,0%
6.040
5,7%
Vo vmbo leerjaar 4
770
17,1%
7.020
7,0%
Vo havo 3-5/vwo 3-6 (incl. algemeen leerjaar)
150
6,5%
5.010
1,6%
Totaal mbo
7.610
24,9%
33.680
9,2%
Mbo niveau 1
1.690
38,9%
2.220
27,4%
Mbo niveau 2
4.050
28,8%
13.720
15,5%
Mbo niveau 3
770
15,6%
7.540
8,0%
Mbo niveau 4
1.110
15,3%
10.190
5,8%
390
18,8%
1.250
9,9%
Totaal vo
Vavo
1
2
niet vsv'ers verdacht van een misdrijf
Verdacht van misdrijf (CBS): Een leerling is verdacht van een misdrijf als de leerling met een proces-verbaal is geregistreerd in het Herkenningsdienst Systeem (HKS) van de politie, in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het moment waarop wordt vastgesteld of de leerling die in het basisjaar stond ingeschreven een voortijdig schoolverlater is (namelijk, 1 oktober van het daar op volgende schooljaar). Bij het schooljaar 2008-2009 gaat het over de kalenderjaren 2008, 2007 en 2006. De tabel betreft een onderzoekspopulatie van leerlingen jonger dan 23 jaar en behorende tot de Nederlandse bevolking. Aantallen zijn afgerond op tientallen, hierdoor kan een optelling afwijken van het totaal. Percentages zijn berekend op de onafgeronde aantallen.
30
Jeugdwerkloosheid Jongeren zonder startkwalificatie hebben vaker te maken met jeugdwerkloosheid dan jongeren met startkwalificatie. Het percentage ligt circa twee keer zo hoog. Ook fluctueert het percentage werklozen onder de groep vsv’ers meer; ■■ De gevolgen van de economische recessie zijn zichtbaar vanaf het 1e kwartaal van 2009. De jeugdwerkloosheid is gedurende 2009 flink toegenomen. Vanaf het tweede kwartaal 2010 neemt de jeugdwerkeloosheid af; ■■ Jongeren zonder startkwalificatie zijn het sterkst getroffen. In het eerste kwartaal van 2010 was 21% werkloos. Dit betreft een stijging van 4,5%-punt vergeleken met het voorgaande jaar. De stijging is aanzienlijk minder (2,7%punt) in datzelfde kwartaal onder jongeren met een startkwalificatie; ■■
14,9% van de mannen zonder startkwalificatie (15 tot 23 jaar) was in het tweede kwartaal van 2010 werkloos. Bij de mannen met een startkwalificatie (15 tot 23 jaar) was 9,4% werkloos; ■■ 16,7% van de vrouwen zonder startkwalificatie (15 tot 23 jaar) was in het tweede kwartaal van 2010 werkloos. Dit is een stijging van 7,9%-punt t.o.v. het jaar daarvoor. Bij vrouwen met een startkwalificatie ligt het werkloosheidspercentage aanzienlijk lager (5,5%). ■■
Tabel 161: Jeugdwerkloosheid 15 tot 23-jarigen in percentages en veranderingen in procentpunt ten opzichte van het voorgaand jaar, zelfde kwartaal Bron: CBS, EBB 2005-2010
Verschil t.o.v. gelijk kwartaal voorgaand jaar Totaal
Met startkwalificatie
Zonder startkwalificatie
Met startkwalificatie
Zonder startkwalificatie
2006 1e kwartaal
14,0%
9,5%
19,1%
-0,8%
-2,7%
2007 1e kwartaal
10,2%
6,2%
14,7%
-3,3%
-4,5%
2008 1e kwartaal
9,0%
6,4%
12,4%
0,2%
-2,2%
2009 1e kwartaal
12,3%
9,1%
16,8%
2,7%
4,4%
2010 1e kwartaal
15,3%
11,9%
21,3%
2,7%
4,5%
2006 2e kwartaal
9,1%
6,0%
12,6%
-3,0%
-6,2%
Periode
2007 2e kwartaal
8,1%
5,2%
11,5%
-0,8%
-1,1%
2008 2e kwartaal
7,8%
5,3%
10,5%
0,1%
-1,0%
2009 2e kwartaal
11,9%
8,6%
16,6%
3,3%
6,1%
2010 2e kwartaal
10,7%
7,3%
15,5%
-1,3%
-1,1%
2006 3e kwartaal
10,9%
7,9%
14,5%
-3,4%
-2,9%
2007 3e kwartaal
8,8%
6,4%
11,6%
-1,5%
-2,9%
2008 3e kwartaal
8,4%
6,7%
10,8%
0,2%
-0,8%
2009 3e kwartaal
14,0%
9,0%
21,2%
2,3%
10,3%
2010 3e kwartaal
12,0%
9,8%
16,6%
0,9%
-4,6%
2006 4e kwartaal
9,9%
6,5%
14,1%
-3,4%
-2,0%
2007 4e kwartaal
9,0%
5,9%
13,3%
-0,7%
-0,8%
2008 4e kwartaal
8,5%
5,5%
12,9%
-0,4%
-0,4%
2009 4e kwartaal
13,3%
10,5%
17,4%
5,0%
4,5%
In juli 2010 heeft het CBS een nieuwe methode ingevoerd voor het maken van de werkloosheidscijfers. Met deze nieuwe methode is het CBS voor het eerst in staat om maandcijfers te maken over de werkloosheid. Om de kwartaal- en jaarcijfers uit de EBB te laten aansluiten op deze nieuwe werkloosheidscijfers, is een verbetering van de weging doorgevoerd. Dit betekent dat alle kwartaal- en jaarcijfers op basis van de EBB vanaf 2001 zijn herzien.
1
31
2.7 Bronnen en berekeningswijze Onderwijsnummer Elke jongere die in Nederland bekostigd onderwijs volgt heeft een persoonsgebonden nummer onderwijs dat het volgen van leerlingen en hun persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, etniciteit en onderwijsniveau) mogelijk maakt. Deze gegevens zijn opgeslagen in het Basisregister Onderwijs Nummer (BRON). Op basis van dit onderwijsnummer wordt voortijdig schoolverlaten op landelijk, regionaal en instellingsniveau in kaart gebracht. Met deze berekeningsmethode is vanaf 2005 een constante en betrouwbare vergelijking tussen jaren mogelijk en zijn trends goed zichtbaar. De convenanten Aanval op Schooluitval 2008-2011 zijn op basis van deze berekeningsmethode afgesloten.
Voorlopige en definitieve cijfers Het ministerie van OCW informeert jaarlijks in het voorjaar de Tweede Kamer over de voorlopige vsv-cijfers van het voorgaande schooljaar. De inhoud van deze bijlage is gebaseerd op de voorlopige cijfers van het schooljaar 2009-2010. De vsv-cijfers zijn pas ‘definitief’ wanneer er op de - door de onderw ijsinstellingen aangeleverde - in- en uitschrijvinggegevens een accountantsverklaring is afgegeven.
Landelijke en regionale cijfers Een beperkte groep jongeren wordt meegenomen als vsv’er in de berekeningsmethode terwijl ze een opleiding volgt. Dit omdat de onderwijssectoren waar deze leerlingen onderwijs volgen (nog) niet met het persoongebonden nummer onderwijs werken. Het landelijke vsv-cijfer kan voor een gedeelte van deze jongeren worden gecorrigeerd omdat er op landelijk niveau aanvullende informatie over bekend is. Deze correcties zijn niet mogelijk op de cijfers op regionaal, gemeentelijk en onderwijsinstellingniveau. Het landelijk vsv-cijfer wordt gecorrigeerd met het aantal leerlingen dat binnen een schooljaar overstapt naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Op basis van de eerste onderzoeksgegevens uit BRON-vso kan een betere, statistische inschatting worden gemaakt van de doorstroom van de leerlingen uit het regulier voortgezet onderwijs naar het vso voor het jaar 2009-2010. Er zijn geen correcties mogelijk voor eerdere jaren. Zodoende ontstaat er in 2009-2010 een kleine breuk in de tijdreeks. Het verscherpen van de meetsystematiek is onderdeel van het vsv-beleid. Het landelijke vsv- cijfer wordt verder gecorrigeerd met het aantal examendeelnemers, overige niet-bekostigde mbo-deelnemers en vavo-deelnemers. Examendeelnemers en overige niet-bekostigde mbo-deelnemers zijn deelnemers die wel onderwijs volgen aan een mbo-instelling, maar waarvoor 1
2
Wanneer een leerling gedurende een schooljaar het onderwijs verlaat, zonder startkwalificatie, dan wordt deze leerling gerekend tot voortijdig schoolverlater. Jaarlijks wordt er op 1 oktober (T) gekeken welke leerlingen het voorgaande jaar (T-1) stonden ingeschreven. Wanneer een leerling op 1 oktober (T) niet meer ingeschreven staat en nog niet in het bezit is van een startkwalificatie, dan is dit volgens de definitie een voortijdig schoolverlater. Leerlingen die gedurende het schooljaar uitvallen, maar op 1 oktober weer zijn ingeschreven worden niet aangemerkt als schoolverlater1. de instelling geen bekostiging aanvraagt. De cijfers in de VSV-Cijferbijlage op landelijk niveau zijn volgens de landelijke berekeningsmethode tot stand gekomen. De cijfers in de VSV-Cijferbijlage op regionaal, gemeente en instellingsniveau zijn volgens de regionale berekeningsmethode tot stand gekomen; uitsluitend op basis van de in- en uitschrijvingen die onderwijsinstellingen aanleveren aan DUO voor bekostiging. De correcties zoals toegepast op landelijk niveau zijn hier niet toe te passen2. Het ontbreken van de examendeelnemers, de overige nietbekostigde deelnemers en de vavo deelnemers in de berekening voor de convenanten verlaagt het aantal nieuwe vsv’ers, omdat deze deelnemers aan het begin van het schooljaar niet worden meegeteld en daardoor ook geen nieuwe voortijdig schoolverlaters kunnen worden. Aan de andere kant worden de deelnemers die, zonder een startkwalificatie, doorstromen als examendeelnemer, als overige niet-bekostigde deelnemer of als deelnemer aan het vso geteld als nieuwe vsv’er. Dit geeft een verhogend effect op het aantal vsv’ers. Het verhogende effect is groter dan het verlagende effect, zodat per saldo op regio-, gemeente- en instellingsniveau meer nieuwe vsv’ers worden geteld dan op landelijk niveau.
Dit is de berekeningswijze van vsv’er zoals gedefinieerd in de convenanten 2008-2011. Binnen de RMC- wetgeving geldt echter dat een leerling als vsv’er wordt gemeld en geregistreerd zodra deze een maand ongeoorloofd afwezig is geweest van een opleiding. Hierbij moet wel worden aangetekend dat voor regio’s, instellingen en sectoren geldt dat indien in het peiljaar reeds sprake was van een laag percentage van voortijdig schoolverlaters, dit vervolgens invloed heeft op de reducties
32
Witte vlekken Bij de interpretatie van de vsv-cijfers moet worden bedacht dat de schoolcarrière van een kleine groep jongeren (0,2%0,3% van de 1,3 miljoen jongeren in het vo en mbo) nog niet volledig in beeld is. Anders gezegd, er is sprake van een overschatting van het aantal nieuwe vsv’ers. Een aantal redenen leiden tot deze overschatting, dit zijn de zogenaamde “witte vlekken”. Deze zijn: algemeen particulier VO-onderwijs, particulier mbo-onderwijs, de politieschool, opleidingen bij Defensie (niet via een ROC), onderwijs aan gedetineerde jongeren, overstap naar onderwijs in België tijdens of na het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs, een deel van de zogenaamde “nieuwkomers” die na een periode op school in Nederland terugkeren naar het land van herkomst, jongeren die tijdens het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs een vrijstelling van inschrijving krijgen van de leerplichtambtenaar op basis van hun lichamelijke of psychische gesteldheid en tot slot de jongeren die na hun mbo-1 diploma een baan hebben gevonden van enige omvang.
In 2010 zijn enkele onderzoeken uitgevoerd om de omvang van deze witte vlekken in beeld te krijgen. Deze overschatting blijkt met name de vo-cijfers te beïnvloeden. Wetgeving wordt voorbereid om via het Basisregister Onderwijs Nummer en via een landelijke registratie van de vrijstellingen Leerplichtwet de correctie van de vsv-cijfers mogelijk te maken op regionaal en schoolniveau. Het streven is om over schooljaar 2012-2013 de verbeterde meet systematiek op instellingsniveau te presenteren. Aangezien deze situatie op regionaal niveau al aanwezig was in de nul-meting van het lopende convenant (2005-2006), heeft dit voor de berekening van de prestatiesubsidie geen gevolgen gehad.
Tabel 17: Categorieën deelnemers die wel/niet worden geteld als vsv’ers in de verschillende berekenwijzen
Landelijke cijfers
Regionale cijfers
Leerlingen ouder dan 22 jaar (t+1)
Nee
Nee
In buitenland wonende
Nee
Nee
Emigratie
Nee
Nee
Overledenen
Nee
Nee
Personen uitgeschreven uit GBA
Nee
Nee
Leerlingen in het Praktijkonderwijs
Nee
Nee
Ja
Nee
Examendeelnemers en overige niet voor bekostiging aangemelde mbo-deelnemers Uitval vanuit vavo Internationaal Baccalaureaat/Engelse stroom Inschatting doorstroom naar VSO en declaratie- PRO
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
2
4
3 6
5 23 24 25
22
29
8
10
18 17
12
20 27
28
7 9
21
26
1
11 16
19
14
15
30
13
36 32
34 31
35 37
38
33
Overzicht RMC-regio’s Nederland Bron: DUO
39
RMC-regio
Contactgemeente
1 Oost-Groningen
Veendam
2 Noord-Groningen Eemsmond
Delfzijl
3 Centraal en Westelijk Groningen
Groningen
4 Friesland Noord
Leeuwarden
5 Zuid-West Friesland
Sneek
6 De Friese Wouden
Smallingerland
7 Noord- en Midden Drenthe
Assen
8 Zuid-Oost Drenthe
Emmen
9 Zuid-West Drenthe
Hoogeveen
10 IJssel-Vecht
Zwolle
11 Stedendriehoek
Apeldoorn
12 Twente
Enschede
13 Achterhoek
Doetinchem
14 Arnhem/Nijmegen
Nijmegen
15 Rivierenland
Tiel
16 Eem en Vallei
Amersfoort
17 Noordwest-Veluwe
Harderwijk
18 Flevoland
Lelystad
19 Utrecht
Utrecht
20 Gooi en Vechtstreek
Hilversum
21 Agglomeratie Amsterdam
Amsterdam
22 West-Friesland
Hoorn
23 Kop van Noord-Holland
Den Helder
24 Noord-Kennemerland
Alkmaar
25 West-Kennemerland
Haarlem
26 Zuid-Holland-Noord
Leiden
27 Zuid-Holland-Oost
Gouda
Alle gemeenten in Nederland moeten (potentiële) voortijdig schoolverlaters registreren en ervoor zorgen dat zij via een passend onderwijs- of arbeidstraject alsnog een startkwalificatie halen (minimaal diploma op havo-, vwo- of mbo2niveau). Een jongere is volledig leerplichtig tot en met het schooljaar waarin hij of zij 16 jaar wordt. Daarna geldt voor alle jongeren tot 18 jaar de kwalificatieplicht. Dit is een gemeentelijke taak. De 18plussers vallen onder de RMCwetgeving, een regionale taak.
28 Haaglanden
Den Haag
29 Rijnmond
Rotterdam
Gemeenten participeren in één van de 39 RMC-regio´s (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie). Per RMC-regio is er één contactgemeente die de melding en registratie van voortijdig schoolverlaters door scholen coördineert tussen overheid, onderwijs, jeugdzorg, justitie en arbeid. RMC-regiospecifieke informatie vindt u op www.aanvalopschooluitval.nl bij ‘RMC-regio’.
De Bijlage bevat kaarten op landelijk- en regionaal niveau. Bovenstaande kaart dient samen met de RMC-regiolijst als navigatiehulpmiddel bij het gebruik van de Bijlage.
30 Zuid-Holland-Zuid
Dordrecht
31 Oosterschelde regio
Goes
32 Walcheren
Middelburg
33 Zeeuwsch-Vlaanderen
Terneuzen
34 West-Brabant
Breda
35 Midden-Brabant
Tilburg
36 Noord-Oost-Brabant
’s-Hertogenbosch
37 Zuidoost-Brabant
Eindhoven
38 Gewest Limburg-Noord
Venlo
39 Gewest Zuid-Limburg
Heerlen
www.aanvalopschooluitval.nl
Schooluitval voorkomen in Nederland
Speerpunten huidige aanpak en doorkijk naar vervolgbeleid Resultaat schooljaar 2009-2010 (voorlopige cijfers)
Schooluitval voorkomen in Nederland Speerpunten huidige aanpak en doorkijk naar vervolgbeleid Resultaat schooljaar 2009-2010 (voorlopige cijfers) Productie: Projectdirectie Voortijdig Schoolverlaten www.aanvalopschooluitval.nl www.vsvverkenner.nl Ontwerp: Balyon, www.balyon.com Bron: DUO, www.ocwduo.nl Uitgave: April 2011 Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.
Reductie
30 % of meer
w w w. a a n v a l o p s c h o o l u i t v a l . n l