1
Schade door vossen : wettelijke bestrijdingsmogelijkheden Toe te passen wetgeving 1.
Jachtdecreet 24 juli 1991 (B.S. 07 09 1991)Æ JD
2. Besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 2008 betreffende de jachtopeningstijden in het Vlaams Gewest voor de periode van 1 juli 2008 tot 30 juni 2013 (B.S. 13 06 2008)Æ BVR-O 3. Besluit van de Vlaamse Regering van 30 MEI 2008houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend (B.S 13 06 2008) Æ BVR-V
jacht : vos wordt beschouwd als wild (art.3JD). De jacht is geopend van 1 oktober tot en met 14 februari (BVR-O art 6, 1°), onder de gebruikelijke voorwaarden van het jachtdecreet (jachtplan, voldoende bejaagbare oppervlakte, jachtvergunning/verlof…). De vossen mogen niet bejaagd worden in een straal van 50 meter rond vossen- en dassenburchten. Bijzondere veldwachters mogen wanneer ze geslaagd zijn voor een officieel jachtexamen gedurende het ganse jaar de stand van de vossen met het geweer reguleren, tussen zonsopgang en zonsondergang op het jachtterrein van hun aanstellers. Het schieten mag niet gebeuren binnen de straal van 50 meter rond de burchten, de burchten mogen bij de bestrijding niet uitgegraven, vergraven , onder water of onder enig andere stof (gas, vast of vloeibaar) gesteld worden.(art 20§1 BVR-V). De vossen moeten aangeboden worden aan het OCMW (art 20§6 BVR-V).
Dit zijn de twee mogelijkheden om het vossenbestand te beperken in bejaagbare zones. In bewoonde gebieden komt er nog de beperking bij dat men niet mag schieten tenzij er 150 meter vrij veld voor de jager ligt.(art8 §1 JD). In de zones waar niet met het geweer kan gejaagd worden (oppervlakte te klein, jachtrechten niet verhuurd…) regelen art 22 en 23 JD de bestrijding van schadelijk wild. Bestrijding van wild is gekoppeld aan een aantal voorwaarden maar het is belangrijk erop te wijzen dat in eerste instantie de benadeelde zelf moet trachten het wild dat schade aanbrengt terug te drijven. Het is ook de benadeelde die moet aantonen dat er geen andere bevredigende oplossing is om de schade te vermijden. Indien dit het geval is kan hij iemand aanduiden om het wild te doden onder volgende voorwaarden: 1. 2.
3. 4.
5.
De bestrijder moet een jachtexamen met vrucht afgelegd hebben (voorwaarde voor het verkrijgen van een jachtverlof) De eigenaar of grondgebruiker heeft een BA verzekering waarvan de waarborg van de overeenkomst minstens € 125.000 bedraagt voor elk verzekerd voorval. Het bedrag kan tot € 12.500 beperkt worden voor wat de materiële schade betreft. Dit is dezelfde BA verzekering die elke houder van een jachtverlof of jachtvergunning moet hebben. De bestrijding gebeurt tussen zonsop- en zonsondergang De houder van het jachtrecht van de grond waarop de bestrijding wordt uitgevoerd moet op voorhand en schriftelijk in gebreke gesteld worden en de woudmeester moet met een typeformulier verwittigd worden. Deze laatste kan de bestrijding zonodig beperken of verbieden Het gedode wild moet aangeboden worden aan het plaatselijke OCMW.
Opmerking : Wanneer een jachtrecht niet door een mondelinge of schriftelijke overeenkomst is verhuurd, komt het toe aan de eigenaar van de grond.
Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
2 Een belangrijke reden om de bestrijding van schadelijk wild stop te zetten of te beperken is het onvoldoende treffen van preventieve maatregelen. In geval van vossen is loslopend pluimvee een mogelijk argument dat door de jachtrechthouder kan gebruikt worden wanneer de schade eventueel op hem zou verhaald worden. Vossen kunnen ook gevangen worden met kastvallen met een maximumvolume van 1000 dm3, waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen en die, in gesloten toestand, in de zijwand ter hoogte van het maaiveld minstens één vrije opening hebben waarbinnen een cirkel met een diameter van ten minste 6,5 cm kan worden beschreven. Het gebruik van netten, strikken, stroppen en giftig lokaas is verboden.
Vergoeding van schade door vossen (art 24 en 25 JD): Vaak krijgen wij ook de vraag hoe en waar de schade kan verhaald worden. De overheid komt alleen tussen ingeval van schade door wild waarop de jacht sinds 5 jaar niet meer geopend is (hier niet het geval) of wanneer dat wild afkomstig is uit een bos- of natuurreservaat waarin de jacht door de overheid volledig verboden is. Dit is voor ieder reservaat apart te bepalen. Alle andere schadeclaims volgen de gewone rechtsregels = procedure voor het vredegerecht.
Ter informatie vindt u hierbij de relevante artikels uit het jachtdecreet en van het actuele openingsbesluit voor de jacht van 2003-2008. HET JACHTDECREET
Art. 3. Dit decreet verstaat onder wild alle dieren die behoren tot de in dit artikel bedoelde soorten. Het wild wordt volgens volgende categorieën gerangschikt: a) Grof wild: edelherten (Cervus elaphus), reeën (Capreolus capreolus), damherten (Dama dama), moeflons (Ovis musimon), wilde zwijnen (Sus scrofa); b) Klein wild: hazen (Lepus europaeus), fazanten (Phasianus colchicus), korhoenders (Lyrurus tetrix), patrijzen (Perdix perdix); c) Waterwild: wilde eenden (Anas platyrhynchus), krakeenden (Anas strepera), slobeenden (Anas clypeata), kuifeenden (Aythya fuligula), tafeleenden (Aythya ferina), pijlstaarten (Anas acuta), wintertalingen (Anas crecca), smienten (Anas penelope), grauwe ganzen (Anser anser), rietganzen (Anser fabalis), watersnippen (Gallinago gallinago), meerkoeten (Fulica atra), toppereenden (Aythya marila), kolganzen (Anser albifrons), kleine rietganzen (Anser brachyrhynchus), Canadaganzen (Branta canadensis), waterhoenen (Gallinula chloropus), kieviten (Vanellus vanellus), zomertalingen (Anas querquedula), bokjes (Lymnocryptes minimus), goudplevieren (Pluvialis apricaria); d) Overig wild: houtduiven (Columba palumbus), konijnen (Oryctolagus cuniculus), vossen (Vulpes vulpes), verwilderde katten (Felis catus), bunzings (Putorius putorius), hermelijnen (Mustela erminea), wezels (Mustela nivalis), boommarters (Martes martes), steenmarters (Martes foina). Art. 19. Het is te allen tijde verboden, op straffe van een geldboete van honderd euro tot tweehonderd euro en van een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand, gebruik te maken van netten, strikken, stroppen, lokaas, giftige stoffen en van enig ander tuig geschikt om jaagbaar wild te vangen, te doden of om het vangen of doden van dat wild te vergemakkelijken. Art. 22. Het is, op straffe van een geldboete van vijftig euro, verboden op enigerlei wijze te jagen buiten de door de Vlaamse regering bepaalde tijden, onverminderd het recht van de eigenaar of de grondgebruiker om jaagbaar wild dat schade toebrengt aan zijn gewassen, teelten, bossen of eigendommen terug te drijven. De eigenaar of de grondgebruiker mag zijn inwonende familieleden daarmede belasten.
Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
3 Indien de eigenaar of de grondgebruiker kan aantonen dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, kan hij het jaagbaar wild eveneens doden of laten doden onder de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden. Het doden mag alleen gebeuren: - door personen die voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de Vlaamse regering tot het verkrijgen van een jachtverlof; - met vuurwapens en andere door de Vlaamse regering te bepalen middelen, eventueel zonder jachtverlof, op voorwaarde dat de eigenaar of de grondgebruiker een verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid heeft afgesloten, waarvan de waarborg gelijk is aan de waarborg opgelegd door de reglementering inzake de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het verkrijgen van een jachtverlof. De gebruikte vuurwapens moeten voldoen aan dezelfde voorschriften als de voorschriften opgelegd voor de wapens gebruikt voor de jacht op grond van artikel 21 van dit decreet; - tussen het officiële uur van zonsopgang en het officiële uur van zonsondergang; - na voorafgaande schriftelijke ingebrekestelling van de houder van het jachtrecht op de grond waarop de bestrijding gebeurt en na voorafgaande schriftelijke verwittiging van de ambtenaar die daartoe door de Vlaamse regering is aangewezen. Deze laatste kan, bij gemotiveerde beslissing, de bestrijding zo nodig beperken of verbieden. Het gedode wild dient aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waarin de bestrijding plaatsvindt te worden overhandigd. Art. 23. De grondgebruiker en de personen aan wie hij daartoe de opdracht geeft mogen te allen tijde wilde konijnen vangen en doden, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 22. Bovendien wordt bij besluit van de Vlaamse regering bepaald grondgebruiker, in afwijking van artikel 19, mag aanwenden.
welke verdelgingsmiddelen en -tuigen de
Elk beding dat strijdig is met de door dit decreet aan de grondgebruiker toegekende rechten is nietig. De houder van het jachtrecht of zijn gemachtigde mag, indien hij voorzien is van een jachtverlof, te allen tijde, een uur voor de officiële zonsopgang en een uur na de officiële zonsondergang, konijnen op de loer schieten. Het is verboden, behoudens machtiging van de Vlaamse regering, levende wilde konijnen of vossen uit te zetten, te verkopen, te kopen, te koop te stellen, te vervoeren of te venten met welk middel ook, op straffe van een geldboete van tweehonderd euro tot duizend euro en van een gevangenisstraf van acht dagen of van een van die straffen alleen. Met dezelfde straffen wordt gestraft degene die afsluitingen, geplaatst om het in- en uitgaan van wilde konijnen te beletten, kwaadwillig vernielt, beschadigt of daarin een opening maakt, ofwel het doorgaan van konijnen door, onder of boven de afsluitingen op enigerlei wijze vergemakkelijkt. Art. 24. De vergoeding van de belangrijke wildschade, behoudens de schade die veroorzaakt wordt door konijnen, wordt vastgesteld volgens de gewone rechtsregels.1 Onder wildschade wordt verstaan: de volledige schade veroorzaakt door de dieren die behoren tot de in artikel 3 bedoelde soorten. Op verzoek van eigenaars van gronden waarvan de aaneengesloten oppervlakte kleiner is dan veertig hectare, kan de houder van het jachtrecht van het aangrenzende jachtterrein bij afwezigheid van een minnelijke regeling, verplicht worden het jachtrecht op eerstvernoemde gronden te verwerven, zulks nadat de Vlaamse regering of de door haar aangestelde ambtenaar of de beheerder van de wildbeheerseenheid deze verwerving opportuun oordeelt in het kader van de doelstellingen van dit decreet en de voorwaarden heeft vastgesteld. Art. 25. De schade veroorzaakt door wild waarop de jacht sinds meer dan vijf jaar niet meer geopend is of dat afkomstig is uit een bosreservaat of een natuurreservaat waarin de jacht door de overheid volledig verboden is, wordt vergoed door de gewestdienst met afzonderlijk beheer Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur. Een proces-verbaal van plaatsbezoek dat vermeldt dat de voorwaarden die in het eerste lid worden gesteld, zijn vervuld, geldt voor de schadelijder als titel om de vergoeding van schade door voormeld Fonds te verkrijgen.
1
Zie ook Jachtwet art. 7bis. Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
4 DE UITVOERINGSBESLUITEN BVR-Openingstijden Art. 6. De jacht op overig wild is open : 1° op konijnen en op houtduiven : van 15 september tot en met 28 of 29 februari; 2° op vossen : van 1 oktober tot en met 14 februari. BVR-Voorwaarden Art. 3. Volgende jachtmethoden en jachtmiddelen zijn verboden : 1° het gebruik van levende lokvogels; 2° het gebruik van duivencarrousels; 3° het gebruik van honden met het oog op vossenjacht binnen een straal van vijftig meter rond een vossen- of dassenburcht; 4° het gebruik van hazewindhonden; 5° het gebruik van meute en paarden; 6° het gebruik van veerklemmen; ook het bezit en de verhandeling van veerklemmen is verboden Art. 18. Vossen mogen niet bejaagd of geschoten worden binnen een straal van vijftig meter rond de vossen- en dassenburchten Art. 20. § 1. De verboden jachtmiddelen en jachtmethoden, vermeld in artikel 3, kunnen ook niet ingezet worden in het kader van bestrijding. De houtduif kan wel bestreden worden met behulp van duivencarrousels. Jaagbare wildsoorten worden eveneens bestreden met roofvogels. Het wild konijn mag eveneens bestreden worden met fretten en buidels. Vossen kunnen bestreden worden met kastvallen met een maximumvolume van 1000 dm3, waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen en die, in gesloten toestand, in de zijwand ter hoogte van het maaiveld minstens één vrije opening hebben waarbinnen een cirkel met een diameter van ten minste 6,5 cm kan worden beschreven. Vossen mogen niet bestreden worden binnen een straal van vijftig meter rond de vossen- en dassenburchten. De burchten mogen bij de bestrijding op generlei wijze betreden of verstoord worden, zoals het uitgegraven of vergraven worden of onder water of onder een andere stof in gasvormige, vaste of vloeibare toestand gezet worden. § 2. De bestrijding van grauwe ganzen, Canadese ganzen, konijnen en houtduiven onder de voorwaarden van artikel 22 van het decreet is het hele jaar toegestaan in de vogelrijke gebieden, voor zover er sprake is van ernstige schade aan gewassen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat. § 3. De bijzondere veldwachters die geslaagd zijn voor een officieel jachtexamen, mogen met het geweer de stand van houtduiven, wilde konijnen en vossen op het jachtterrein van hun aanstellers het hele jaar door reguleren. De bijzondere veldwachters die voor 1 juli 1992 zijn aangesteld om de stand van houtduiven, wilde konijnen en vossen met het geweer te reguleren op het jachtterrein van hun aanstellers, mogen die regulering blijven voortzetten zolang zij in dienst blijven op het jachtterrein van hun huidige aanstellers. § 4. De eigenaar of de grondgebruiker meldt elke bestrijdingsactiviteit vooraf per e-mail of fax, aan het agentschap, opdat dat het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en zo nodig de bestrijding zou kunnen verbieden. Deze melding kan betrekking hebben op afzonderlijke bestrijdingsactiviteiten of op een bestrijdingskalender. Voor deze melding wordt er een meldingsformulier gebruikt volgens een model, vastgesteld door het agentschap. De bestrijding mag op zijn vroegst een aanvang nemen hetzij 24 uur na de melding, hetzij na ontvangstbevestiging van deze melding. § 5. De ambtenaar, vermeld in artikel 22, tweede lid, en artikel 24, derde lid, van het decreet, wordt aangewezen door het agentschap. § 6. Het op grond van artikel 22 van het decreet gedode wild moet worden aangeboden tegen aanbodbewijs aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waarin de bestrijding plaatsvindt.
Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
5 Schade door vossen : inhoudelijke aspecten Tekst van wildbioloog Koen Van den Berge, INBO
Schade door vossen aan pluimvee : hoe te interpreteren en wat eraan te doen Schade aan kleine huisdieren veroorzaakt door vossen komt de laatste jaren regelmatig aan de orde, vooral in streken waar de soort tot voor kort nauwelijks of niet voorkwam. Inderdaad heeft de vos zijn verspreidingsgebied de laatste tien-vijftien jaar opmerkelijk uitgebreid en/of is zijn dichtheid toegenomen – een fenomeen dat zich zowat in geheel West-Europa op spontane wijze heeft voorgedaan. Precies omdat deze situatie relatief nieuw is, zijn deze klachten ook zo actueel. Het is enigszins begrijpelijk dat mensen die schade ondervinden door vossen dit bij een eerste benadering als onrechtvaardig ervaren, meer zelfs, als een gebrek aan verantwoordelijkheid vanwege de overheid die maar laat betijen. Aan het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW), wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap, loopt momenteel evenwel een meerjarig onderzoek naar het voorkomen van de vos in Vlaanderen. In opdracht van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, en meer bepaald van afdeling Bos en Groen, wordt tevens aan de universiteit van Antwerpen onderzoek naar de vos gedaan (parasitologie). Uit de voorlopige onderzoeksresultaten van het IBW blijkt dat de vossendichtheid in Vlaanderen, in vergelijking met buurlanden, niet als ‘ongewoon’ of ‘abnormaal’ dient beschouwd te worden, en dat de aantallen sinds enkele jaren min of meer gelijk blijven. Dit neemt niet weg dat vossen voor kleinveehouders onmiskenbaar te duchten rovers zijn, die uiteraard van de aanwezigheid van kleinvee als mogelijke voedselbron dankbaar gebruik zullen maken als de kans daartoe zich aandient. Precies op dit laatste dient men in te grijpen. Concreet betekent dit het voorzien in een degelijke afsluiting, een gesloten volière, of een afsluitbaar nachthok. Ingrijpen op de vossen zelf (door ze te doden) biedt hier gèèn goed alternatief, en wel om volgende redenen. Bij dit doden zijn twee mogelijke scenario’s te onderscheiden : 1) de doelstelling is dat er lokaal gèèn vossen leven, en 2) de doelstelling is dat er lokaal minder vossen leven.
Scenario 1 : géén vossen (“elders mag of kan, maar niet hier”) In dit scenario wil men lokaal de vos dus volledig weg. Nu dient men er zich rekenschap van te geven dat vossen territoriale dieren zijn, die dus m.a.w. een deel van het landschap gaan bezetten (grootte-orde van bv. 5 tot 10 km²) waarin zij in principe geen vreemde soortgenoten dulden. Zo’n terrritorium wordt in de regel bezet door een (familie)groep bestaand uit één mannetje en één of enkele wijfjes, en tijdelijk ook een aantal jongen (één nest per territorium). Men kan ervan uitgaan dat zowat het ganse Vlaamse grondgebied als het ware opgedeeld is in x-aantal vossenterritoria. Zorgen dat er lokaal geen vossen zijn, betekent dan ook dat men één of meerdere territoria leegmaakt. Lege territoria worden evenwel heel snel spontaan opnieuw ingenomen door andere, meestal jonge dieren uit de (wijdere) omgeving. Wil men dit beletten dan kan men best ook die naburige territoria leegmaken – jonge vossen op zoek naar een eigen territtorium verplaatsen zich immers makkelijk over vele (tientallen) kilometers. Het is evenwel duidelijk dat in het dichtbevolkte Vlaanderen nauwelijks of geen stukken landschap te vinden zijn ter grootte van een vossenterritorium, waarin niet tegelijkertijd ook kippenhouders wonen. Ook dezen kunnen dan, met evenveel recht, vragen dat ook hun (wijde) woonomgeving vrij wordt gemaakt en gehouden van vossen. Concreet komt dit er dan ook vrij snel op neer dat men de vos gewoon overal, d.i. in geheel Vlaanderen verwijdert.
Scenario 1 is dan eigenlijk een uitroeiingscenario: de vos wordt als soort in Vlaanderen (en dan liefst ook tegelijkertijd buiten de gewestgrenzen) volledig uitgeroeid. Dit is echter een visie die niet meer van deze tijd kan zijn. Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
6 Scenario 2 : minder vossen (“een beetje mag, maar niet teveel”) In dit scenario wordt gepleit het aantal vossen per lokatie te verminderen, zonder ze allemaal te doden (beheersjacht). Gezien de samenstelling van territoriumgroep is dit op zich inderdaad denkbaar. Men wil echter bewust een minimum aantal vossen terplaatse in leven laten – zoniet vervallen we terug in het vorige scenario. Minder vossen op een bepaalde plaats zullen dan ook minder (frekwent) kippen kunnen gaan pakken, het aantal gedupeerde kippenhouders en het aantal klachten zal afnemen. Op het eerste zicht lijkt dit dus een goede oplossing. De vraag is echter VOOR WIE dit een goede oplossing is : voor een (lokale) beleidsverantwoordelijke, of voor een individuele kippenhouder ??? De eerlijkheid gebiedt duidelijk te stellen dat de individule kippenhouder absoluut géén garantie heeft dat zijn kippen vroeg of laat niet zullen gepakt worden. Een vos zal immers steeds de makkelijkste weg nemen om aan voedsel te geraken – onbeveiligde kippen zijn zo’n makkelijke voedselbron – en dit ongeacht of er nu vijf dan wel twee vossen in datzelfde territorium rondlopen. Je zou dit scenario kunnen vergelijken met het oppakken, na een regen van klachten, van een aantal inbrekers, waarbij er echter één (of enkele) niet gepakt raakt. Hoe zou de boodschap onthaald worden van een beleidsverantwoordelijke, mocht die aan de mensen zeggen dat het niet nodig is hun deur op slot te doen, gezien er vier inbrekers opgepakt zijn en er maar één meer vrij rondloopt ?!! Ongetwijfeld zullen ook hier de statistieken dalen van inbraken en ontevreden burgers (wat gunstig is voor de lokale overheid), maar zou een individuele burger niet zeer naïef zijn om zijn deur open te laten ??? Welke boodschap heeft hij er immers aan te weten dat de statistieken gunstig evolueren, als het precies hém overkomt die inbreker over de vloer te krijgen?
In scenario 2 is de boodschap dus duidelijk : of er één of vijf vossen rondlopen, je moet in beide gevallen zorgen voor een veilige huisvesting van het pluimvee. En omgekeerd : eens gezorgd voor een veilige huisvesting, maakt het niet uit of er één of vijf vossen rondlopen. Tenslotte ook nog dit. Heel vaak wordt gesteld dat men als mens wel moét ingrijpen in de vossenstand omdat de vos zelf geen ‘natuurlijke vijanden’ (wolven, beren, arenden,…) meer heeft. De stand van de vossen wordt evenwel géénszins door al dan niet verdwenen grotere roofdieren gereguleerd. Vossen doen immers aan ‘sociale regulatie’. Daarbij spelen precies de onderlinge territorialiteit én het aantal reeds aanwezige dieren een essentiële rol. De totale sterfte in een dierpopulatie is de som van de sterfte door verschillende oorzaken. Het is niet omdat één oorzaak wijzigt (hier de afwezigheid van grotere roofdieren als wolven e.a.) dat daardoor de totale sterfte zal wijzigen. Bij deze sociale regulatie zijn immers tal van interne terugkoppelingsmechanismen werkzaam. Zo zullen bij verhoogde sterfte (verdelging, ziekte,…) een groter aandeel wijfjes aan de voortplanting deelnemen en zullen méér jongen kunnen overleven dan zonder deze extra-sterfte. Sterfte van een of enkele dieren zorgt gewoon ook voor meer mogelijkheden en overlevingskansen van andere. Valt een vos(sennest) occasioneel ten prooi aan een arend of beer, dan zal deze sterfte binnen de kortste keren spontaan gecompenseerd worden, waarbij de vossenstand over de jaren heen min of meer gelijk blijft. Vossen staan ‘aan de top van de voedselpiramide’ – een top is een top, daar staat niks boven (welk superroofdier zou anders de beren en arenden dienen te reguleren ??). Overigens valt te bedenken dat nu reeds ongetwijfeld méér vossen door het verkeer gedood worden dan dat er anders door beren, arenden e.d. samen zouden kunnen gedood worden. De natuurlijke vijanden van de vos zijn dan inderdaad misschien niet meer aanwezig, er is een wellicht efficiëntere ‘onnatuurlijke vijand’ in de hoedanigheid van het autoverkeer in de plaats gekomen. Net zo min als de verdwenen natuurlijke vijanden dat zouden gedaan hebben, oefent het verkeer evenwel geen wezenlijke invloed uit op de vossenstand : die reguleert zichzelf. Opm. : prooi-roofdier relaties mogen niet zomaar veralgemeend worden. Bij bladluizen bv. oefenen de individuele dieren geen onderlinge invloed uit op elkaars aanwezigheid (ze zijn bv. in het geheel niet territoriaal). De aantallen bladluizen worden dan ook door toevallige en onvoorspelbare factoren bepaald, zoals de weersomstandigheid. Wordt een deel van de luizen opgegeten door een roofinsect, dan blijven er gewoon zoveel minder over. Er treedt hoegenaamd geen compensatie van sterfte-oorzaken of van voortplantingssucces op. Aanwezigheid van natuurlijke vijanden – of verdelging door de mens – zal hier dan ook wél tot een effectieve aantalsvermindering van de prooisoort leiden. In de ‘biologische bestrijding’ kan hier soms gebruik van gemaakt worden. Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
7 Samenvattend kan gesteld worden dat de aanwezigheid van de vos in Vlaanderen een relatief nieuw feit is waar de kleinveehouders mee moeten leren leven. De enige oplossing (behoudens totale uitroeiing, hetgeen niet het beleid is) bestaat erin gepaste voorzorgen te nemen opdat de vos bij het kleinvee niet kan komen (degelijke omheining, gesloten ren, afsluitbaar nachthok, …). Verhoogde verdelging creëert slechts een vals gevoel van veiligheid, en is voor de individuele kippenhouder daarom niet de goede oplossing. De eerlijkheid gebiedt hier inderdaad onderscheid te maken tussen, enerzijds, het belang van de individuele burger tegenover, anderzijds, het belang van een (lokale) beleidsvoerder.
Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be
8
Pluimveeschade door vossen en hoe dit te voorkomen ‘Een vos is als een kat in een hondenjas’ is een treffende uitdrukking om duidelijk te maken dat vossen zeer behendig zijn. Een draadafsluiting van twee meter hoog is nauwelijks een probleem om over te springen, of, zeker als de draad niet echt strak is gespannen, gewoon over te klauteren. Wie een vos van zijn pluimvee wil weghouden dient dan ook voor één van de volgende oplossingen te kiezen : - voorzien in een degelijke omheining : -
strak gespannen en minimum twee meter hoog, onderaan afgewerkt met een betonplaat (of de draad een halve meter ingraven), bovenaan hetzij met een naar buiten overhellend gedeelte, hetzij met een aan de buitenzijde aangebrachte elektriciteitsdraad ;
- een gesloten ren of volière bouwen, d.i. mét een ‘dak’ (hetzij vast, hetzij in tralie of net) ; - voorzien in een afsluitbaar nachthok, en elke avond consequent de toegang afsluiten. Hoewel er een aantal piekmomenten schijnen te zijn – enerzijds bij aanhoudende vorst of sneeuw, anderzijds tijdens de opgroeiperiode van de vossenjongen, nl. april-juni – moet benadrukt worden dat schade in principe het ganse jaar door kan optreden. Verwarring met schade aangericht door honden is echter absoluut niet ondenkbeeldig. Pluimvee met afgebeten kop is in de meeste gevallen wel een goede aanwijzing op vossenschade. Dat daarbij niet alle gedode dieren effectief meteen ook worden meegenomen is een klassiek beeld. Het treedt op als een gecombineerd effect van, enerzijds, de gewoonte van vossen om voorraden aan te leggen, en, anderzijds, een specifiek gedrag dat ‘surplus killing’ genoemd wordt. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat het instinct van een roofdier ‘abnormaal’ sterk wordt geprikkeld bij confrontatie met meerdere paniekerige prooien die niet kunnen wegvluchten. Koen Van Den Berge Wildbioloog - INBO
Agentschap voor Natuur en Bos – Waaistraat 1 – 3000 Leuven tel. 016-21 12 20 – fax 016-21 12 30 – e-mail
[email protected] – web www.natuurenbos.be