saskia Woensdag 23 September 2015
Inhoud •
DE NIEUWE Saskia de Coster, Humo - 22 Sep. 2015
•
'Ik wil gewoon walgelijk optimistisch zijn', De Morgen - 23 Sep. 2015
Pagina 36 Twee jaar na de bestseller `Wij en ik', haar mokerende familiekroniek, bevestigt het nieuwe `Wat alleen wij horen' de lopende tendens: Saskia de Coster (39) is een schrijfster buiten categorie aan het worden. De vraag: wat is genie? Haar antwoord: `Onwetendheid combineren met hoogmoed: dát is de sleutel. Heb ik ... Pagina 37 De verwachtingen waren hooggespannen. Zou Saskia De Coster met haar nieuwe roman zichzelf overtreffen? Zou Wat alleen wij horen beter worden dan Wij en ik, het boek dat haar - ook internationale - doorbraak bij het grote publiek betekende? Wat ons betreft zeker.
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
DE NIEUWE Saskia de Coster Humo - 22 Sep. 2015 Pagina 36
Twee jaar na de bestseller `Wij en ik', haar mokerende familiekroniek, bevestigt het nieuwe `Wat alleen wij horen' de lopende tendens: Saskia de Coster (39) is een schrijfster buiten categorie aan het worden. De vraag: wat is genie? Haar antwoord: `Onwetendheid combineren met hoogmoed: dát is de sleutel. Heb ik onlangs geleerd uit een documentaire over Orson Welles, die blijkbaar ook geen benul had toen hij `Citizen Kane' maakte.' Tegenvaller: De Coster toont zich tijdens ons gesprek alweer stomweg scherpzinnig en bescheiden. Frederick Vandromme / Foto's Johan Jacobs `MENSEN DIE DOOR JOUW WOORDEN OVERGAAN TOT DE DAAD: HOGER KAN BIJNA NIET' Ze zoomt in haar zevende roman in op de bewoners van het Atlasgebouw, een woontoren in een West-Europese metropool, en hun afwisselend gespleten en bescheten verzet tegen de geplande onteigening van hun biotoop. De tomeloze Melanie, de schrijfster Erin, haar verdwaalde broer Anton, de kleine Claus en zijn geadopteerde opa George: De Coster vervlecht hun en andere levens tot een slim en verslavend gemonteerd tijdsdocument: over vastzitten in een razendsnel veranderende wereld en een mens moet toch íéts toch maar blijven zoeken naar vluchtroutes. Het kon niet anders of daar kwamen vragen van. Ja hoor, de tweede was nog niet gesteld, of daar is de eerste al: HUMO Over `Wat alleen wij horen' schreef je onlangs net voor de publicatiedatum dit: `Ik stuiter op en neer tussen totale verrukking over dit verhaal en vreselijke wanhoop.' Wanneer verwacht je uitgestuiterd te zijn? Saskia de Coster «Pas als ik het ooit nog eens opnieuw lees maar geen idee wanneer dat zal zijn. Ik vermoed: op het einde van mijn leven, als ik terminaal ben en al mijn boeken nog eens bij me roep: `Kom eens allemaal dag zeggen tegen mama.' Ik was maanden zeer intensief met `Wat alleen wij horen' bezig, maar nu het klaar is, is het echt wég. Als een lobotomiestuk dat uit mijn hoofd is gesneden. Ik weet bijna niet waar ik het straks met jou over zal moeten hebben. »Eigenlijk zou je niet mij moeten interviewen, maar mijn lezers. Ik heb het boek ten grave gedragen, aan anderen om het te reanimeren. Het boek is klaar om op zijn eentje de wereld in te trekken, ik moet daar niet paniekerig naast willen blijven lopen. De mening van de lezer is nu belangrijker en interessanter dan de mijne.» HUMO Praat je ooit zélf met je lezers? De Coster «Voor mij zit de dialoog vooral in mijn boeken. Alles wat ik wil zeggen, zit daarin.» HUMO Dat is de theorie, maar hoe gaat het in de praktijk? De Coster «Goh. Soms is het leuk als een lezer me één zin toewerpt. Iemand die me vanuit de anonimiteit toeroept en daarna snel weer verdwijnt, zodat het mysterie in stand wordt gehouden. Vluchtig contact in de darkroom van de literatuur. »Er zijn bijvoorbeeld de klassieke dingen: mensen die me laten weten dat ze mijn boek op de wc aan het lezen waren en zo lang bleven zitten tot ze nóg eens moesten. En ik hoorde dat iemand mijn vorige boek `Wij en ik' heeft meegenomen naar de Zuidpool en het daar aan een pinguïn heeft gegeven.» HUMO Weet je ook waarom? De Coster «Waarom niet? Dat boek ligt daar nu wellicht te niksen, maar het is een toffe gedachte dat de pinguïns zo toch op zijn minst de kans hebben gekregen over het Vlaamse verkavelingsleven te lezen. En wie weet ontstaat daar op termijn een nieuwe pinguïntaal, op basis van niets anders dan de woorden in mijn boek. »Nog over `Wij en ik' mailde iemand mij: `Stefaan, de vaderfiguur die zo tragisch eindigt? Dat ben ik. Ik ben er zeker van.' Ik wist niet of ik vereerd moest zijn, dan wel of ik moest ingrijpen en de bevoegde instanties verwittigen. Maar zolang men niet voorstelt om samen met mij in therapie te gaan, hebben lezersreacties waarde voor mij, ja.» HUMO Zijn er ook complimenten die niet hadden gehoeven? De Coster «Soms krijg ik te veel details over hoe opwindend iemand een bepaalde scène vond: `Ik heb die ene seksscène toch een aantal keer na elkaar gelezen. In bed. Ik was alleen...' (lacht) Maar ook dát is een compliment. Mensen die door jouw woorden overgaan tot de daad: hoger kan bijna niet. (Denkt na) Of misschien niet dé daad, maar toch op zijn minst een daad.» LAMINAAT IS LAMINAAT HUMO Herinner je je de allereerste seksscène die je ooit schreef? De Coster «Ja. In het middelbaar hadden een paar artistieke vriendinnetjes en ik het idee opgevat om een soort nieuwe Factory te vormen. Andy Warhol was dood, het was tijd voor een revival. We deden van alles, we deden het zélf, en we gaven onder andere een eigen tijdschrift uit. Ik heb daarvoor tekeningen gemaakt, maar bijvoorbeeld ook een seksgedicht geschreven. Een heteroseksueel seksgedicht nog wel (lachje). Ik heb het laten lezen door één van mijn vriendinnen, maar haar reactie was: `Ah. (Lange pauze) Oké. (Lange pauze) Dus dát is de richting die je uit wil...' Daarna hoefde het voor mij ook niet meer. »Ik vind nog steeds dat het helemaal zo slecht niet was, maar goed: misschien zaten er iets te veel stieren in dat gedicht.»
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
HUMO Is in een erotisch gedicht niet élke stier er één te veel? De Coster «Ik bedoel: stierenmetaforen. Het oude Griekenland. Fallusvormige hoorns.» HUMO De Canadese auteur Douglas Coupland zei onlangs in Humo dat hij geen talent heeft voor seksscènes. Waar ben jij niet goed in? De Coster «Ik vind het strontvervelend om interieurs te beschrijven. Neem dat balkon daar, aan de overkant van de straat. Ik heb het vocabulaire niet om de technische benamingen van alle onderdelen ervan te beschrijven. Ik zou ervoor moeten studeren, en ik ben te lui. `Fuck it, dan maar niet.' Of bekijk de vloer in het café waar we nu zitten: ik maak er geen woorden aan vuil. Lelijke vloeren zitten qua kleur toch altijd tussen beige en spruitgroen in: snurk. Laminaat is laminaat, gedaan. »Misdaadverhalen zal ik ook nooit schrijven: ik zie ertegenop om uit te zoeken hoe het allemaal zit met DNA en labo's en zo. Mijn dialogen zouden potsierlijk zijn.» HUMO Ook de reden waarom Herman Brusselmans zijn lopende policier-trilogie `Zeik' in de jaren 60 situeert: `De meest gesofisticeerde onderzoeksmethode die men toen had, was: vingerafdrukken zoeken. Dat kan ik nog aan.' De Coster (lacht) «Ik voel me heel verwant met Brusselmans. Op dat vlak zijn er echt twee soorten schrijvers. De groep waartoe ik zelf niet behoor en van wie Jef Geeraerts in eigen land misschien de prominentste was smúlt van dat soort dingen: `Ik mag iets ingewikkelds beschrijven: joepie!' Terwijl ik net ben beginnen te schrijven opdát ik geen handleidingen zou moeten lezen.» HUMO Nog één keer Coupland. Toen hij onlangs in de Brusselse Bozar voor publiek een eigen kortverhaal voorlas, was hij op het einde hoorbaar geraakt: krop in de keel. De Coster «Echt? Ik vind het altijd mooi om dat soort dingen te horen.» HUMO Word jij vaak emotioneel bij het herlezen van je eigen woorden? De Coster «Het gebeurt, al heeft dat zelden te maken met het eigenlijke verhaal. Mijn boeken zijn voor een deel de container van mijn leven. Ik ben slecht in datums onthouden, maar ik weet wél nog perfect waar ik was toen ik die of die scène schreef, en vaak hangen daar ook andere gebeurtenissen en associaties aan vast. Tijdens het schrijven van `Wat alleen wij horen' heb ik bijvoorbeeld een maand op een eiland voor de westkust van Canada doorgebracht. Een heel idyllische plek: geen internet, en je moest er al met je gsm in de lucht springen om te kunnen bellen. Ik heb daar een kantelmoment in het schrijfproces meegemaakt, en ik zal dat voor altijd associëren met herten. Het zat er namelijk vol mee. Omdat ik me zorgen maakte over het verhaal ben ik vaak om vijf uur 's morgens opgestaan, om buiten af te koelen, en dan stonden daar gegarandeerd vier herten te dansen, of ruzie te maken. Een beeld dat je niet uit je hoofd krijgt.» HET COMPOSTHOOPPRINCIPE HUMO `Wij en ik', je vorige,werd je best ontvangen en meest verkochte boek tot nog toe, en dat bracht jou in een nieuwe situatie: ineens diende je bij het schrijven aan veel meer verwachtingen te voldoen dan voorheen. Ben je daardoor ongewild anders aan `Wat alleen wij horen' begonnen? De Coster «Je bedoelt dat `Wij en ik' mij minder maagdelijk in de wereld heeft gezet?» HUMO Nee, want je stond daarvóór ook al enige tijd niet meer in de schaduw. De Coster (lacht luid) «Natuurlijk wel. Bespaar jezelf de illusies, literatuur is altijd een marginale business. »Het succes van `Wij en ik' heeft me vooral een fond van vertrouwen gegeven. Dat het boek nu in het Duits wordt vertaald, en volgend jaar voorgesteld wordt op de Frankfurter Buchmesse: dat is tof. Natuurlijk. Het brengt gerustigheid. En ik wil het boek hierna ook nog vertaald zien in China en Syrië. »Het is niet wat je bedoelde,maar de manier waarop ik aan `Wat alleen wij horen' begon, vloeide ook anderszins voort uit `Wij en ik'. Dat boek was een denkoefening: hoe verhoud ik mij ten opzichte van mijn genetische afkomst, mijn milieu, de tijd waarin ik leef, enzovoort. Dat heeft `Wat alleen' ook, maar dan: hoe verhoud je je als individu tot het geheel van een arbitrair samengebrachte groep mensen? Het is een idee waar ik ook in `Wij en ik' iets mee wilde doen, maar dat ik toen voor me uit heb geschoven omdat er geen plaats meer voor was. Het volgende vloeit vaak voort uit het vorige; het composthoopprincipe, noem ik dat. »Zo gaat dat verder. Ik ben nu vooral bezig met het volgende boek dat ik ga schrijven: over iets dat ik niet meer in `Wat alleen wij horen' gepast kreeg.» HUMO Noem eens een randfenomeen waaraan je concreet merkt dat `Wij en ik' je lezerspubliek vergroot heeft. De Coster «Toevallig hoorde ik gisteren dat een hele straat mijn boek gekocht heeft in het dorp waar `Wij en ik' níét over gaat, maar waarvan veel mensen denken dat dat wél het geval is. Omdat ze dachten zich erin te zullen herkennen. Eén van hen was de moeder van een oude schoolvriendin en zij moet na het lezen hebben gezegd: `Zeg, zo'n kwaaie moeder was ik nu toch ook weer niet?!' »Het bewijst dat ik een snaar geraakt heb, dat ik misschien toch een heel klein blind vlekje van Vlaanderen in kaart heb gebracht. Dat is de bedoeling, het uitgangspunt: de juiste toon vinden. Ik vertrek nooit bij de plot, ik zeg nooit: `Laten we het nu eens over een problematische moeder-dochterverhouding hebben...' De plot is slechts dat vervelende ding dat er onvermijdelijk bij komt.» HUMO Je hebt zelf ook ooit gewoond in het soort megaappartementsblok waar `Wat alleen wij horen' zich afspeelt. De Coster «Ja, interessant. Je gaat vanzelf je eigen ruimte opzoeken en afbakenen omdát je er zo dicht op elkaar zit. Je blijft je te allen tijde bewust van de anderen. En op basis van wat je door de muren heen hoort, ga je vanzelf het leven van je buren invullen, of raden. Het zet in elk geval je fantasie aan het werk.» HUMO Het heeft iets onwelvoeglijks om in een boek de overeenkomsten te turven met het leven van de schrijver: dat impliceert dat je verbeelding minderwaardig zou zijn aan je biografie. Maar in `Wat alleen wij horen' zijn de parallellen tussen de lesbische schrijfster Erin en jou zo opvallend dat het haast de bedóéling moet zijn geweest dat de mensen je erover aanspreken. De Coster «Dat is deel van het spel.» HUMO Er is ook George: een oude man die heelder dagen luistert naar zelfgemaakte opnames op cassette, én die langzaam dement wordt. Net de twee biografische gegevens die ik elders over jouw oom Heinz heb gelezen. De Coster «Elk personage
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
heeft ergens wortels, maar tegelijk is er bij mij ook altijd transformatie. Het is nooit één op één. Ik kan me niet aan de werkelijkheid houden, daar heb ik altijd problemen mee gehad. Ik zou jouw job bijvoorbeeld nooit kunnen doen: de antwoorden van een ander waarheidsgetrouw neerschrijven? Saai! En toen ik vroeger al eens een scriptie moest schrijven over pakweg een filosoof, liet ik me ook zelden tegenhouden door de feiten. Liever vond ik die hele Heidegger gewoon opnieuw uit. Ik ben te dom om mij te verplaatsen in hoe het echt geweest moet zijn, denk ik. Ik móét het naar mijn hand kunnen zetten. »Dat geldt trouwens ook voor voorwerpen. Als ik iets nieuws koop, moet dat een soort overgangsritueel door. Elke nieuwe laptop, trui of zetel: daar moet iets aan kapot, een vlek op, wat dan ook dan pas heb ik het me écht toegeeigend. Die bezitsdrang kan ik heel goed kwijt in mijn schrijven. »Kapotte stoelen vormen trouwens de meest typische randschade van mijn schrijven. Ik kan mij ongelooflijk kwaad maken als iets niet lukt, en dan moet onder meer mijn bureaustoel het ontgelden. Op mijn huidige exemplaar zit ik nog steeds te werken, maar de poot staat helemaal scheef. En er zitten littekens in het parket. Maar dat is een redelijk lage onkost. Stel dat ik nu schilder was en met gouden maskers werkte: dat zou veel duurder zijn dan af en toe wat nieuwe huisraad.» HUMO In `Wat alleen wij horen' wordt Melanie toegesproken door enkele van haar deelpersoonlijkheden: mevrouwtje Correct, mevrouwtje Actie, mevrouwtje Zen... Welke afsplitsingen van je eigen karakter werken jou het vaakst op de zenuwen? De Coster (denkt lang na) «Mijn mevrouwtje Zen zou zich net wat méér mogen opdringen. Ik zou het bijvoorbeeld nooit aankunnen om een lange pauze te nemen, om mij eens een paar jaar te bezinnen en de dingen tot mij te laten komen.» HUMO Hoe kom je bij dat voorbeeld? Heb je er dan nood aan? De Coster (droog) «Ik ben kapót, jong... Nee, het liefst wil ik een extra leven, eentje als nietsnut, dat parallel loopt met het ding dat ik nu mijn leven noem.» UNIFORM VOOR VOLWASSENEN HUMO `Wat alleen wij horen' is ook een caleidoscopisch portret van de verbeelding in al haar vormen: kleine Claus die met de dieren praat, Anton en zijn erotische dagdromen, de verhalen van Abigail, George die steeds verder van de werkelijkheid wegdrijft... De Coster (opgetogen) «Ik ben heel blij dat je dat zegt; voor mij is dat namelijk een belangrijk deel van het boek. Ik ben ervan overtuigd dat de verbeelding onze enige redding is. Ze kan elke verandering, elk afscheid, elke pijnlijke gebeurtenis optillen of transformeren. Als de druk en de stress groter worden, heb je als mens verschillende opties: ofwel laat je je helemaal gaan, verdwijn je in de angst en de keuzeverlamming ofwel boor je iets anders aan,en ga je daarmee spelen. »'Verbeelding' is natuurlijk een erg vaag woord, maar het is wat de mensen voorttrekt. Zowel Marc Coucke als één of andere obscure undergroundkunstenaar. Het is wat ons allemaal met elkaar verbindt.» HUMO (Fronst de wenkbrauwen) De Coster «Er zijn zó veel mensen die mij zeggen: `Mijn leven? Daar kunt ge een boek over schrijven!' Heel veel mensen hebben een grote droom: ze weten dat het er nooit van zal komen, maar dat is niet erg. Ik zou bijvoorbeeld doodgraag een fantastische plaat maken: dat zal nooit gebeuren, maar dat dat verlangen daar zit, volstaat. Volgens mij heeft bijna iedereen zoiets. »De uitzondering wordt gevormd door die mensen die zeggen: `Ik ben geen pessimist. Ik ben een realist'. Als ik dat hoor, denk ik: `Ai.' Zeggen dat je een realist bent: dat is toch een noodkreet? Die mensen voelen zich verloren, hebben hulp nodig. Mensen die zich laten platwalsen door de wereld, de gebeurtenissen in hun leven... Ik hoor vaak: `Ach, de kunsten zijn een overbodige, veel te kritische stem in de maatschappij' terwijl net het omgekeerde geldt: het biedt een lichtvoetig alternatief voor het zwaarmoedige realistische denken.» HUMO In `Wat alleen wij horen' horen de bewoners van het Atlasgebouw een pieptoon die er wel of niet écht is, maar die door geen enkele buitenstaander waargenomen wordt. Heb je jezelf ooit betrapt op ietsb dat door andere mensen als massahysterie geduid werd? De Coster «Voortdurend. Dat zit in zoveel dingen. In banale zaken als mijn uiterlijk en mijn kleding, bijvoorbeeld. Ik laat mezelf aanpraten dat, als ik er goed wil uitzien, ik kleren moet kopen die min of meer modern ogen.» HUMO Is dat hysterie? De Coster «Ja. Omdat ik daar onnadenkend in meega, terwijl ik helemaal niet snap hoe mode werkt en ik het voornamelijk een erg bizar fenomeen vind. Soms denk ik dat het beter zou zijn dat we van staatswege allemaal verplicht worden een uniform te dragen. Het omgekeerde van een schooluniform: kinderen kunnen dragen wat ze willen, maar vanaf ons 21ste hangen we er allemaal aan: zoiets. »Hoeveel tijd ik al aan kleren verspild heb: als ik dat bijeenreken kom ik aan een nieuw boek.» HUMO Ik dacht eerder aan `Je suis Charlie'achtige fenomenen. Mijn vermoeden is dat jij daar te nuchter voor bent, dat jij je Facebookprofielfoto toen níét hebt aangepast. De Coster «Van dat soort bewegingen krijg ik inderdaad een lichte vorm van jeuk. Ik werd in de middelbare school nogal gepest: dat is allicht daarop terug te voeren. Dan zie je namelijk érg goed dat veel mensen meelopen zonder dat ze weten waaróm ze lopen. Dat massa's zich vaker wel dan niet onnadenkend in gang zetten. Als iemand wijst, begint iedereen te kijken. Mensen lopen zo graag mee, omdat ze dan een deel van hun identiteit buiten zichzelf kunnen leggen. Dat dat dan niet meer volledig hun eigen verantwoordelijkheid is, is vast een geruststellende gedachte. Wel zo gemakkelijk. Al wie ooit gepest werd, heeft een beter inzicht in dat soort dingen.» ELK ZIJN ZWAGERMAN-ANEKDOTE HUMO Iets anders: was je erg geschrokken toen je het nieuws vernam van de zelfdoding van Joost Zwagerman? Was hij als schrijver belangrijk voor je eigen literaire ontwikkeling? De Coster «Ik kende hem niet persoonlijk. Als enige op heel Facebook, zo leek het. En verder wil ik daar eigenlijk niets over kwijt. Ik heb het moeilijk met de lawine aan reacties, columns en verslagen van alle mensen die Joost ooit een paar keer ontmoet hebben. Ineens voelde iedereen de behoefte om zijn eigen Zwagerman-anekdote te vertellen... Ik
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
ben daar nogal absolutistisch in: verdriet kan zo groot en zo overweldigend zijn als elke halve collega daar publiekelijk in denkt te moeten delen, doet dat afbreuk aan de krater die zijn dood moet hebben geslagen voor de mensen die écht dicht bij hem stonden.» HUMO Ik vroeg het ook omdat de quote `Het liefst zou ik uit het echte leven verdwijnen en verder leven in mijn boeken' er één is die door jullie allebei vaak is uitgesproken. De Coster «Dat lijkt me evident voor iederéén die schrijft. De mooiste dingen zijn altijd die waar ik geen herinneringen aan heb, enkel het eindresultaat. »(Plots) Ik zag onlangs een heel straffe documentaire: `The Wolfpack', die loopt nu in de cinema in de States maar is hier nog niet uit, geloof ik. Dat is het verhaal van een familie: zes broers, één zus. Zij hebben hun hele leven in één appartement doorgebracht, zelden of nooit een voet buiten de deur gezet. Hun ouders wilden de kinderen zuiver houden en waren bang voor wat de slechte invloeden uit de grote boze buitenwereld met hen zouden doen. Wél voorzag vader hen voortdurend van films. Duizenden films hebben ze gezien en verslonden. Sciencefiction, comedy, horrorfilms, arthouse, Tarantino: alles. Het was hun enige venster op het leven buiten hun appartement, en dat heeft hen gevormd op een manier die ik nooit eerder zag.» HUMO Je klinkt jaloers. De Coster «Ben ik ook. Allee, uiteraard is het crimineel wat hun is aangedaan, en de totale waanzin. Maar anderzijds en om dat te kunnen begrijpen moet je wellicht de documentaire gezien hebben merk je ook dat die beperking van hun wereld iets geopend heeft in hun hoofd: een vakje van de verbeelding dat bij ons gesloten blijft. Niet alleen omdat zij voortdurend filmscènes naspelen, en bijna uitsluitend in filmquotes spreken. Ook omdat ze als het ware leven en verdwijnen in de fictie: 't is het enige wat ertoe doet, al de rest is bijzaak.» HUMO In 2007 verwoordde je het zo: `Echt leven zegt me niet zoveel. Anderen halen er al hun voldoening uit, met hun gezin, hun dit en dat, ik kan het niet, ik vind geen onderkomen in de wereld, ik kan me niet nestelen. Ik sta niet in de wereld, ik kijk ernaar.' Is dat veranderd nu je zelf ook een gezinnetje hebt, een zoon van anderhalf? De Coster (denkt lang na) «Voor een deel wel. Ik vind het bijvoorbeeld superontspannend om ik noem maar iets samen met Amos in de handen te klappen. Maar hij zit ook voortdurend andere mensen te verleiden, en speelt net zo graag met hén. Het draait altijd om Amos, nooit om mij. »Ik ga er verder niet onnozel over doen: ik vind het geweldig om een zoontje te hebben. Maar het blijft een feit dat het nooit in mij zou opkomen om zwanger te worden. Omdat ik met een vrouw samen ben, en die vrouw ons eerste kindje gedragen heeft, kijken mensen nu steeds nadrukkelijker naar mij: `Allee, nu is het uwen toer.' Maar nee: dat zal dus níét gebeuren. Ik kan dat niet. Dat is de ongelooflijke beperking in mijn geest, in sommige dingen ben ik extreem conservatief.» HUMO Die mag je uitleggen. De Coster «Ik sta met angst en beven in het leven. Ik moet mij laten leiden, in de rug laten duwen. Wat het krijgen van een kind betreft ben ik als een schoothondje achter Inge aan moeten stappen. Nu Amos er is, vind ik dat fantastisch en ik kan me de tijd vóór zijn geboorte al bijna niet meer voorstellen. Maar als er ooit een tweede kindje komt áls dan zal ik weer even bang zijn als voorheen.» Saskia de Coster, `Wat alleen wij horen', Prometheus `Ik voel me heel verwant met Brusselmans. Net als hij behoor ik niet tot de groep van auteurs die smúllen als ze iets ingewikkelds mogen beschrijven.' `MET `WIJ EN IK' HEB IK EEN SNAAR GERAAKT, EEN HEEL KLEIN BLIND VLEKJE VAN VLAANDEREN IN KAART GEBRACHT' `In het middelbaar hadden een paar artistieke vriendinnetjes en ik het idee opgevat om een soort nieuwe Factory te vormen. Andy Warhol was dood, het was tijd voor een revival!' `IK SNAP NIET HOE MODE WERKT. SOMS DENK IK DAT HET BETER ZOU ZIJN DAT WE ALLEMAAL VERPLICHT WORDEN EEN UNIFORM TE DRAGEN' `HET LIEFST WIL IK EEN EXTRA LEVEN, EENTJE ALS NIETSNUT, DAT PARALLEL LOOPT MET HET DING DAT IK NU MIJN LEVEN NOEM' `Ik krijg een lichte vorm van jeuk van Je suis Charlieachtige bewegingen. Dan zie je namelijk érg goed dat veel mensen meelopen zonder dat ze weten waaróm ze lopen.'
Copyright © 2015 De Vijver Media. Alle rechten voorbehouden
'Ik wil gewoon walgelijk optimistisch zijn' De Morgen - 23 Sep. 2015 Pagina 37
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
De verwachtingen waren hooggespannen. Zou Saskia De Coster met haar nieuwe roman zichzelf overtreffen? Zou Wat alleen wij horen beter worden dan Wij en ik, het boek dat haar - ook internationale - doorbraak bij het grote publiek betekende? Wat ons betreft zeker. Er zit een gelukkige, glunderende vrouw voor me. "Soms heb je het gevoel dat je de juiste snaar te pakken hebt - of net niet natuurlijk", zegt ze. "Toen Wij en ik verscheen, had ik er wel een paar zaken op aan te merken. Over Wat alleen wij horen ben ik veel tevredener. Dit zit goed, ik voel het." En inderdaad, dit zit goed, al heeft Saskia De Coster (°1976) het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. In haar nieuwe boek volgen we de bewoners van het Atlasgebouw, een vooroorlogs woonblok dat volgens de firma die er eigenaar van is zijn tijd heeft gehad en dus plaats moet maken voor nieuwbouw. In hoofdstukken die aftellen van zeven maanden voor de afbraak tot het moment dat de springstof tot ontploffing wordt gebracht en het gebouw instort, focust De Coster op vijf personages: Anton, de eenzame, een beetje autistische conciërge en bewaker in een warenhuis; Erin, zijn zus, die aan haar tweede roman werkt en verliefd wordt op buurvrouw Lou; Melanie, die bij de openbare omroep research doet voor een praatprogramma maar wegens een mogelijke burn-out aan de kant wordt geschoven; Claus, haar zoontje, dat de veranderende wereld met reuzenogen gadeslaat; en zijn opa George, die in feite zijn opa niet is maar de dementerende buurman, die hem iedere dag van school afhaalt en die nog een keer zijn oude geliefde wil ontmoeten. En dan zijn er nog de anderen, bewoners die even in beeld verschijnen en kleine verhaaltjes opleveren. Zoals twee meisjes die iedere dag een beetje meer afscheid nemen van elkaar, of een man die op een datingsite begint te schelden tegen een vrouw en ontdekt dat ze buren zijn. "Ik wist dat dit boek heel snel kon ontsporen", vertelt De Coster. "Het kwam erop aan niet verloren te lopen in de veelheid van stemmen. Ik heb de neiging om mijn taal alle kanten op te laten schieten, maar door die vele personages zou dat hier tot een onbegrijpelijke brij geleid hebben. Om alles overzichtelijk te houden maakte ik uiteindelijk een plan op de muur. 'Wat heb ik mezelf aangedaan?', dacht ik toen, maar het vergroot natuurlijk ook de voldoening als het boek eenmaal klaar is. Wij en ik schreef bij wijze van spreken zichzelf. Wat alleen wij horen was zwoegen en zweten." Doordat het boek aftelt, gaat er ook een zekere fataliteit van uit. Dit loopt ten einde, weten zowel de personages als de lezer. "Dat was een grote uitdaging. Het aftellen legt een dwingend verloop op, als een tikkende tijdbom. Het leven is één en al aftellen. Vanaf de dag van je geboorte tel je af naar je dood en veel anders dan verval staat je niet te wachten. Een gebouw vervalt en verdwijnt ooit, samen met alle verhalen die het heeft voortgebracht. Dat is een natuurlijke, organische cyclus. "Iets tegen heug en meug in stand willen houden, is niet altijd positief. Dat wijst er alleen maar op dat je de realiteit niet aankunt. Want er komt ook iets nieuws voor in de plaats. Het leven is een cyclus en ieder einde kan een nieuw begin zijn. Ik vind dat mooi en hoopvol. Voor mij is er dan ook eerder sprake van verandering dan van verval. "Ik geloof sterk in de individuele vrije keuze, maar dat betekent niet dat we ons leven altijd en overal in de hand hebben. Kijk naar Erin, die vastbesloten is haar tweede boek te schrijven maar haar plan onderuitgehaald ziet door de liefde." 'De tijd proberen tegenhouden is als een wesp proberen strelen,' schrijf je, 'je zult het je berouwen, hoe zachtaardig je die ook benadert.' "Dat is iets autobiografisch. Ik heb een maand op een verlaten eiland voor de westkust van Canada gewoond om aan dit boek te werken. Mijn zoontje van anderhalf was aan het spelen toen hij een wesp zag zitten en ze wou strelen. Dat is natuurlijk niet goed afgelopen. "Maar nee, je kunt de tijd niet tegenhouden, en alles wat je meemaakt, verandert je. Ik vraag me weleens af hoeveel mensen je tijdens je leven ontmoet. Dat moeten er best veel zijn, en allemaal dragen ze bij aan je vorming. De grote beweging nu lijkt me inwaarts te gaan. Onze geest lijkt steeds belangrijker te worden en we moeten daar volgens mij ook op inzetten. Ons leven wordt digitaler. We kijken vaker op een scherm dan vroeger. Dat zorgt voor verinnerlijking. Het grootste deel van ons leven speelt zich in ons hoofd af." En dat terwijl we tussen steeds meer mensen wonen. "Precies daardoor: je zoekt een plek waar je je eigen ding kunt doen. Als je beperkt bent qua ruimte ga je naar binnen. We zijn geestelijk tot veel meer in staat dan vroeger. Je moet de huidige tv-reeksen eens naast die van twee generaties geleden leggen. Vandaag gebeurt er veel meer in een aflevering. En er komen ook veel meer personages in voor. Veertig jaar geleden had men dat gewoonweg niet begrepen of had men dat psychotisch gevonden of zo. "En kijk naar Facebook. Niemand heeft er een probleem mee om op zijn startpagina over te schakelen van het lot van de vluchtelingen naar de dood van Joost Zwagerman en een grappig filmpje over een kind dat ik weet niet wat doet." Dat we alleen nog met onszelf bezig zijn op Facebook en daardoor geen tijd meer hebben voor werkelijk menselijk contact vind je
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
positief? "Als dat zo negatief zou zijn, waarom doet iedereen er dan aan mee? Ik vind sociale media een vooruitgang. We hebben nu veel meer opties dan vroeger. De wereld is heel groot en divers geworden. Als ik een vriendschapsverzoek krijg van Eddy die op zijn foto met een Cara-pils in de hand en in een marcelleke in zijn zetel zit en die daar zelf hartjes rond heeft getekend, aanvaard ik dat graag." Na het verschijnen van Wij en ik zei je dat die roman in feite langer had moeten worden. Het deel dat over het heden en de toekomst van dochter Sarah ging, had je geschrapt, omdat het niet bij de rest paste. Is Wat alleen wij horen uit dat deel gegroeid? "Niet echt, al is er wel een band tussen de twee boeken. Wij en ik ging over mijn positie tegenover mijn afkomst, milieu en tijd. Datzelfde ik staat nu tegenover de gemeenschap waarin het gedropt wordt. Als je dicht op elkaar zit, zoals in een flatgebouw, moet je je wel tot de anderen verhouden. Het interessante daaraan vind ik hoe mensen in elkaars leven binnenkomen, of juist niet, hoe ze elkaar kruisen zonder meer. En dat geplaatst tegen een achtergrond die meer of minder banaal kan lijken: een gedwongen verhuizing." Zo banaal is dat toch niet? "Voilà, dat bedoel ik nu net. Voor de één is dat een ramp, maar voor de ander is het een uitdaging. Terwijl Melanie zich opeens kan ontpoppen als actievoerster, waardoor ze een doel krijgt in het leven, ziet George er bijna een weerspiegeling in van zijn eigen psychische verval. "En ik zie hier een parallel tussen mens en gebouw. Achter ieder deurtje zit een ander individu, maar dat geldt ook voor een mens. Wij zijn samengesteld uit verschillende kleine stukjes, waarvan we het bestaan niet weten tot ze op bepaalde prangende momenten naar boven komen. Waar komen die stukjes vandaan, vraagt de schrijver zich dan af: is het nature of nurture? "Ten dele is dat natuurlijk een onbeantwoordbare vraag, maar toch moeten we ze stellen, omdat die verschillende facetten binnenin onszelf ons in staat stellen te veranderen. Als we één groot monolithisch blok zouden zijn, zouden we altijd hetzelfde denken en doen. Ken je het Vier-programma Karen & De Coster? Daarin komt een rubriek voor waarin mensen geconfronteerd worden met hun eigen agressieve Twitter-berichten. Zo bellen ze bijvoorbeeld aan bij iemand die heeft getweet dat alle vluchtelingen op de boot moeten worden gezet terug naar Afrika - of erger - en confronteren ze hem met die uitspraak. Sommigen hebben het daar heel moeilijk mee. Die mensen worden voor hun eigen gespletenheid geplaatst. "Om verandering toe te laten in een maatschappij heb je die veelheid van stemmen nodig. En dat mensen verplicht worden om te praten over hun standpunten is op zich al goed." En misschien zorgt zo'n programma er ook wel voor dat mensen in het vervolg twee keer nadenken voor ze iets tweeten? "Er zit inderdaad een didactisch kantje aan, maar het werkt. Ik ken ook van die klootzakjes die op alles wat je doet met smerigheid reageren, in de trant van: 'Gij vieze lesbische hoer.' Twitter vraagt er bijna om dat het op zo'n manier misbruikt wordt. Het is een soort roddel 2.0. "Al heb ik op zich niets tegen roddelen. Het is een perfecte manier om een gemeenschap bij elkaar te houden, omdat het een vorm van verhalen vertellen is. Vandaar ook het succes van de sociale media, denk ik. Ook zij voldoen aan een primaire behoefte. We willen allemaal vertellen. Het is zoals dat meisje dat een brief achterlaat in haar kamer waarin ze schrijft: 'Dag papa, alles gaat goed met mij. Ik ben er met Ahmed vandoor. Hij is de grote liefde van mijn leven. Samen hebben we een wiet-business opgezet, al gebruiken we zelf liever cocaïne. Ik ben zo blij dat ik zwanger ben. Bid tot Allah dat alles goed komt.' Zo gaat het nog een tijdje door, tot ze eindigt met: 'Zie je wel dat het veel erger kan zijn dan een slecht rapport. Het ligt op mijn bureau.' "Dat meisje maakt haar slecht rapport acceptabel door er een verhaal rond te bouwen. Onze nood om verhalen te vertellen wijst op een gemis. Het is een manier om een aantal gaten of blinde vlekken in onszelf te dichten. Als schrijver komt dat falen mij natuurlijk goed uit. Zolang dat er is, is mijn toekomst als verhalenverteller verzekerd." Vandaar het motto van T.S. Eliot: 'Go, go, go, said the bird: human kind cannot bear very much reality'? "Er zijn veel mensen die zich realistisch en nuchter noemen en daar ook trots op zijn. Voor mij zijn ze maar halve mensen. Er bestaat een hiërarchie in menselijkheid, en zij die zeggen dat ze niet pessimistisch zijn maar wel realistisch, zijn voor mij mensen die iets hebben losgelaten. Ze durven niet meer buiten het bestaande te treden, en dat is jammer. "Maar ik kan het ook wel begrijpen. Als je heel lang in een bepaalde leefwereld zit waar je geen tegenstemmen hoort, krijg je een enge kijk op de zaak. En dan ga je je bijvoorbeeld afvragen waarom cultuur in feite nodig is en waarom we daar met zijn allen voor moeten betalen. Mensen hebben de neiging weg te lopen van de werkelijkheid. Dat kun je hen niet kwalijk nemen." Claus is zes. Zelf heb je een zoontje van anderhalf. Maakt zo'n jongen een schrijfster milder? "Eeuwige roem, mijn derde boek, vind ik zelf mijn meest optimistische en hoopvolle. Ik denk dat optimisme onze enige optie is. Als je ergens in gelooft, iets maakt of een kind op de wereld zet, kun je toch niet anders dan positief zijn? Ik vind het interessant om de menselijke geest uit te pluizen in al zijn tegenstellingen, en dus ook de donkerste hoekjes ervan te verkennen, maar negativiteit vind ik uiteindelijk een zwaktebod. Ik wil gewoon walgelijk optimistisch zijn."
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden
Ook vandaag, met alle economische, milieu- en andere crisissen die ons overvallen? Het was in de jaren zeventig toch een stuk makkelijker om optimistisch te zijn? "Misschien, maar vind je het niet opmerkelijk dat de generatie die het toen heel makkelijk had vandaag getekend wordt door gezanik en zuurpruimerij? Alle anderen zijn profiteurs, terwijl zij wellicht het meest van al geprofiteerd hebben. "Vandaag zie ik een generatie aankomen die wel over mildheid beschikt en de noodzaak voelt om in een gemeenschap te leven en te kunnen geven. Verstedelijking is een feit. Over twintig jaar leeft 70 procent van de wereldbevolking in een stad. Steden zijn plaatsen waar heel veel mensen dicht op elkaar zitten. Wat is dan de optie? Dat we elkaar gaan uitmoorden? Ik dacht het niet. We zullen veel conflicten en confrontaties aangaan, maar uiteindelijk zal toch een bepaalde vorm van solidariteit moeten overwinnen. "Ik weet het, sommigen zullen de geborgenheid van het dorp missen, maar de anonimiteit van een stad kan ook heel mooi zijn. Je loopt over straat. Iemand struikelt, lacht daar zelf om en glimlacht naar jou. Jij glimlacht terug en jullie vervolgen jullie weg. In een dorp zou je dan moeten zeggen: "Oei, Jefke, gaat het? Heb je weer last van je knie?'" Van 22 september tot 29 oktober is Saskia De Coster gastcurator van Bang!, een festival van KultuurKaffee in Brussel. Het programma in Bozar heeft aandacht voor literatuur (in de breedste zin van het woord), maar ook voor andere kunstvormen. www.kultuurkaffee.be.
MARNIX VERPLANCKE Copyright © 2015 De Persgroep Publishing. Alle rechten voorbehouden
Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden