Samenwerken, Samenleven Beleidsplan WMO 2015 - 2018
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
1
0. Samenvatting Op 8 mei 2014 heeft de gemeenteraad van Onderbanken de volgende algemene uitgangspunten voor het sociaal domein en de doelstellingen voor de WMO vastgesteld: Algemene uitgangspunten sociaal domein
Gemeente biedt vangnet Facilitering burgers dicht bij huis Preventie voor repressie en curatie Afstemmen zorg en ondersteuning Aansluiten bij het reeds bestaande
Doelstellingen WMO 2015(-2018)
(Nader uitgewerkt in de hoofdstukken: 3, 4 en 6)
Kwetsbare burgers met een beperking maken zo veel mogelijk zelfstandig gebruik van hun eigen netwerk. Voor deze burgers is een sociaal vangnet voorhanden De gemeente creëert een vangnet van algemene, collectieve en incidentele ook individuele voorzieningen, dat kan worden ingezet als de burger (tijdelijk) niet kan terugvallen op zijn eigen of het sociale netwerk De nieuwe taken worden zo efficiënt en dicht bij de burger uitgevoerd binnen de daarvoor beschikbare budgetten.’ Het WMO-platform wordt bij de uitwerking van de doelstellingen intensief betrokken. De uitvoering van de nieuwe taken vindt plaats binnen het door het Rijk daarvoor beschikbaar gestelde budget. Wanneer blijkt dat de kwaliteit van zorg onacceptabel achteruit gaat, zal getracht worden extra budget vrij te maken om de kwaliteit op een acceptabel niveau te handhaven.
Budgetten (Nader uitgewerkt in hoofdstuk 5)
In het voorliggend beleidsplan WMO zijn de volgende beleidskeuzes opgenomen Beleidskeuze 1
Hanteren van het beschreven model integrale toegang gemeente Onderbanken, zoals beschreven in paragraaf 4.1, pagina 10
Beleidskeuze 2
Beleidskeuze 3
Beleidskeuze 4
De werkwijze 1 gezin, 1 plan met 1 regisseur wordt toegepast voor alle leefgebieden en voor de invulling van de nieuwe taken. De werkwijze vormt samen met de zelfredzaamheidmatrix een belangrijke basis van de aanpak in de WMO (zie pagina 11) In de organisatie van hulp rondom het gezin wordt passende ondersteuning op maat gearrangeerd waarbij algemene voorzieningen (vrij toegankelijk) en individuele voorzieningen aanvullend aan elkaar kunnen worden ingezet indien dit nodig is (zie paragraaf 4.2, pagina 13) De gemeente en de huisartsen maken nadere werkafspraken met betrekking tot de toegang tot maatschappelijke ondersteuning en zorg. (zie pagina 10)
Beleidskeuze 5
Een kerngerichte aanpak met “servicegebieden”, ontmoetingscentra afgestemd op de kern en de behoefte van de burgers. (zie paragraaf 4.2, pagina 13,14)
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
2
Beleidskeuze 6
Beleidskeuze 7
Beleidskeuze 8
Beleidskeuze 9
Beleidskeuze 10
Beleidskeuze 11
Beleidskeuze 12
Aansluiten bij het op Zuid-Limburgse schaal georganiseerde AMHK voor de uitvoering van de wettelijke taken rondom kindermishandeling en huiselijk geweld. (pagina 12) Koppelen van ondersteunende servicediensten aan de participatiewet door de ontwikkeling van een “buurt beheerbedrijf”. (zie pagina 15) Het vervoer van doelgroepen dichtbij in de eigen buurt te organiseren. Het vervoer in te kopen als maatwerkvoorziening. (pagina 14) De samenwerking met ketenpartners borduurt verder op de samenwerking zoals die de afgelopen jaren tot stand is gebracht. Hierbij wordt gekozen voor een samenwerking op basis van partnerschap. (zie paragraaf 4.3 op pagina 15) Per 1 januari 2015 wordt het WMO-Platform Onderbanken uitgebreid tot een integrale adviesraad sociaal domein en wordt de ombudsfunctie nader onderzocht. (zie pagina 24) Voor 2015 zullen de kwaliteitseisen van het Rijk worden gehanteerd zoals deze in hoofdstuk 5.3 zijn geformuleerd. Na het eerste kwartaal 2015 wordt een evaluatie opgesteld en komen we samen met onze partners tot eventuele aanvullende kwaliteitseisen. (zie pagina 22) De in hoofdstuk 5.3 besproken risico’s en de daarbij benoemde mogelijke aanpak vormen het uitgangspunt voor de sturing en beheersing van de risico’s voor de komende jaren. (zie pagina 22, 23)
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
3
Inhoudsopgave 0.
Samenvatting .............................................................................................................................. 2
1.
Inleiding....................................................................................................................................... 5
2.
De uitgangspunten, kaders en visie voor de maatschappelijke ondersteuning ....................... 6 2.1 Wettelijke kaders....................................................................................................................... 6 2.2 Beleidskaders WMO .................................................................................................................. 6 2.3 Visie WMO ................................................................................................................................. 7
3.
De Ambitie .................................................................................................................................. 8 3.1 Thema 1: Participatie................................................................................................................. 8 3.2 Thema 2: Eigen verantwoordelijkheid....................................................................................... 8 3.3 Thema 3: Vangnet ..................................................................................................................... 8
4.
Van beleidskaders naar beleidsplan: hoe gaan we het doen? .................................................. 9 4.1 Het proces van toegang ............................................................................................................. 9 4.2 Kerngerichte aanpak: optimaliseren van voorzieningen in de kern/gemeente ...................... 13 4.3 Integrale benadering ............................................................................................................... 15 4.4 Versterken van informele zorg ................................................................................................ 17 4.5 Samenwerken, rollen en posities ............................................................................................ 18
5.
Financieel kader en bedrijfsvoering ......................................................................................... 20 5.1 Financieel kader....................................................................................................................... 20 5.2 Bestuurlijk aanbesteden .......................................................................................................... 20 5.3 Waarborgen kwaliteit .............................................................................................................. 22 5.3 Risicoanalyse ........................................................................................................................... 22
6.
Communicatie en Inspraak ....................................................................................................... 24 6.1 Communicatieplan .................................................................................................................. 24 6.2 Inspraak ................................................................................................................................... 24
7.
Bijlagen ...................................................................................................................................... 25 7.1 Bijlage 1: Schematisch verband wetgeving en kaders naar beleidskeuze .............................. 25 7.2 Bijlage 2: Model Integrale toegang gemeente Onderbanken ................................................. 26 7.3 Bijlage 3: De zelfredzaamheidsladder ..................................................................................... 27 7.4 Bijlage 4: Doelstellingen project “Voor elkaar in Parkstad” .................................................... 28 7.5 Bijlage 5: Redenen voor kerngericht werken .......................................................................... 29 7.6 Bijlage 6: Toelichting Vrijwilligerswerk en mantelzorg............................................................ 31 7.7 Bijlage 7: Wettelijke taken beleidsvisie ................................................................................... 34 7.8 Bijlage 8: Lijst met afkortingen ................................................................................................ 35
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
4
1. Inleiding De kosten, gemoeid met de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn de afgelopen jaren enorm gegroeid. Het Rijk heeft daarom besloten tot een omvangrijk decentralisatieopgave waaronder de overheveling van de functie begeleiding en persoonlijke verzorging naar de nieuwe wet WMO 2015. In mei 2014 heeft de gemeenteraad het richtinggevend kader voor het sociaal domein in Onderbanken vastgesteld. Het voorliggende beleidsplan bouwt hierop voort. Er wordt bewust niet gekozen voor een volledig nieuw plan aangezien in het vorige beleidsplan 2012-2015 al de nodige relevante zaken zijn beschreven. Het beleidskader WMO 2015 – 2018 bouwt voort op wat met succes is ingevoerd en vormt een aanvulling op de nieuwe wetgeving. De focus is gericht op de komende 2 jaren, waarbij 2015 een overgangsjaar is, gericht op de transitie. In het verlengde van de transitie zal, vanaf 2015, nader invulling worden gegeven aan de transformatie om te komen tot de fundamentele (gedrags)verandering in het sociaal domein. De afgelopen maanden bent u inhoudelijk geïnformeerd over de aanleiding en de ontwikkelingen in het kader van de decentralisatie in het sociaal domein. In deze beleidsnota WMO worden deze kaders globaal aangehaald ter onderbouwing van het voorgestelde beleid. In de afgelopen jaren is er veel aandacht besteed en energie gestoken in het opbouwen van het sociaal netwerk in de kernen van de gemeente Onderbanken. Door de ingezette, gekantelde, werkwijze is hiermee ingezet op het stimuleren van de eigen kracht van de burger. De toegangsfunctie werd versterkt door het voeren van een ‘eerste vraaggericht gesprek aan de keukentafel’. Hierdoor werd de omslag gemaakt van ‘het afhandelen van een aanvraag voor een voorziening’ naar ‘luisteren naar de vraag van de burger’. Er wordt niet meer gedacht in beperkingen of in beschikbare voorzieningen, maar in termen van het ‘het samen bedenken van oplossingen voor een probleem’. Dichtbij de burger met een ‘eerste gesprek’ is een belangrijke doelstelling van deze gekantelde werkwijze die naadloos aansluit op de nieuwe kaders en wetgeving. In dit beleidsplan worden de uitgangspunten vanuit de wetgeving, geformuleerde kaders en doelstellingen van de gemeenteraad (hoofdstuk 2) vertaald naar een visie met bijbehorende ambities (hoofdstuk 3). Vanuit dit kader wordt er nadere uitwerking gegeven aan het nieuw beleid dat wordt geïntegreerd in het reeds bestaande beleid, samenwerkingverbanden en lopende projecten. Een schematisch overzicht met daarin de beleidsonderwerpen afgezet tegen de wettelijke kaders, algemene kaders en doelstellingen van de gemeenteraad treft u aan in bijlage 1.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
5
2. De uitgangspunten, kaders en visie voor de maatschappelijke ondersteuning 2.1 Wettelijke kaders Met de invoering van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in 2015 is de taak van de gemeente met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning formeel gewijzigd. Naast het wegvallen van de in prestatieveld 2 genoemde preventieve jeugdzorg, (die opgenomen is in de nieuwe jeugdwet) zijn de overige 8 prestatievelden vervangen door een drietal taken waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligers werk, de toegankelijkheid van voorzieningen diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente alsmede het voorkomen van en bestrijden van huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met een chronisch psychisch of psycho-sociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Het bieden van beschermd wonen en opvang. Hiermee vervalt de zorgplicht waarmee de nieuwe WMO insteekt op het ‘maatschappelijk ondersteunen’ in de vorm van een maatwerkvoorziening. Qua zekerheid (amendement 89 op de Wet) maakt dit geen verschil met het huidige compensatiebeginsel.
2.2 Beleidskaders WMO De gemeenteraad heeft in mei 2014 de volgende beleidskaders vastgesteld: Algemene uitgangspunten voor het sociaal domein: Gemeente biedt vangnet Facilitering burgers dicht bij huis Preventie vóór repressie en curatie Afstemmen zorg en ondersteuning Aansluiten bij het reeds bestaande Doelstellingen WMO 2015: Kwetsbare burgers met een beperking (chronisch/psychisch/psychosociaal) maken zo veel mogelijk zelfstandig gebruik van hun eigen netwerk Voor deze burgers is een sociaal vangnet voorhanden De gemeente creëert een vangnet van algemene, collectieve en incidenteel ook individuele voorzieningen, dat kan worden ingezet als de burger (tijdelijk) niet kan terugvallen op zijn eigen of het sociale netwerk De nieuwe taken: begeleiding/dagbesteding en de niet medische persoonlijke verzorging worden zo efficiënt mogelijk en dicht bij de burger uitgevoerd binnen de daarvoor beschikbare budgetten. Het WMO-Platform wordt bij de uitwerking van de doelstellingen intensief betrokken. Budgetten: De uitvoering van de nieuwe taken vindt plaats binnen het door het Rijk daarvoor beschikbaar gestelde budget. Wanneer blijkt dat de kwaliteit van zorg onacceptabel achteruit gaat, zal getracht worden extra budget vrij te maken om de kwaliteit op een acceptabel niveau te handhaven.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
6
Integrale benadering sociaal domein De decentralisatie van het sociaal domein vraagt om een integrale benadering binnen de maatschappelijke ondersteuning en de publieke gezondheidzorg. In algemene zin zetten we in op een brede sociale samenhang, waarbij burgerinitiatieven worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Informele zorg, in de vorm van mantelzorg en vrijwilligerswerk, nemen hierbij een belangrijke plaats in. Wij zorgen ervoor dat de burger waarvan de zelfredzaamheid in het gedrang komt, de maatschappelijke ondersteuning krijgt die nodig is. Deze ondersteuning wordt ingezet nadat is gebleken dat een goed en degelijk vangnet voor die burgers niet beschikbaar is. Onderbanken hanteert voor het brede terrein van maatschappelijke ontwikkeling een integraal kader met als ambitie: De gemeente streeft er naar kwetsbare burgers, jong en oud, in staat te stellen om in de omgeving die zij verkiezen, zelfstandig te kunnen leven met eigen regie over hun dagelijkse leven. Binnen deze ambitie staan drie thema’s centraal waarlangs de toekomst ter hand genomen wordt: participatie, eigen verantwoordelijkheid en vangnet. (zie hoofdstuk 3.) In het verlengde van bovenstaande algemene kader staat de gemeente voor de volgende opgaven in het kader van de nieuwe WMO: Het realiseren van toekomstbestendige oplossingen voor de toename van de zorgvraag, resulterend in betaalbare, toegankelijke en duurzame zorg, met steeds participatie en zelfredzaamheid als centrale doelstelling; Het realiseren en regisseren van samenwerking tussen en met alle relevante partijen, om versnippering en verspilling te voorkomen en synergie te realiseren; Er voor zorg te dragen dat eenieder de zorg krijgt die hij nodig heeft (‘lever een klant wat hij nodig heeft, niet wat hij vraagt’) en naar vermogen bijdraagt aan de kosten; in de werkwijze betekent dit een overstap van indiceren naar adviseren.
2.3 Visie WMO Onderbanken beschikt in elke kern over een zorgzame gemeenschap, waar mensen in het algemeen bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar. Een kernwaarde in ons WMO-beleid. Een zorgzame gemeenschap ontstaat niet vanzelf. De zorgzame gemeenschap is ingebed in een tweetal andere ‘gemeenschappen’: 1. De actieve gemeenschap, waar iedereen zoveel mogelijk zijn leven vorm kan geven naar eigen inzicht en zelfredzaam is. 2. De sociale gemeenschap, waar het prettig leven is omdat iedereen onderdeel kan zijn van sociale verbanden, zich thuis voelt en meedoet. Visie: De gemeente Onderbanken hecht groot belang aan leefbare en veilige kernen. Wij investeren daarom in sociale verbanden, van sportclub tot fanfare, van wijkvereniging tot jongerenclub, van zelforganisatie tot aan vrijwilligers omdat wij de cruciale waarde hiervan erkennen voor onze gemeente in het algemeen en haar kwetsbare inwoners in het bijzonder. Dit vullen wij onder andere in door aandacht voor en de ondersteuning van mantelzorgers. Wij werken aan een gemeente waarin iedereen zijn steentje bijdraagt vanuit een eigen verantwoordelijkheid. Doelende op zowel de gemeente, de burgers die voor zichzelf of anderen zorgen als ook voor organisaties – ook de professionele en commerciële – die in onze gemeente actief zijn. De gemeente Onderbanken zet in op het versterken van de eigen kracht van de burger. Een burger die kan participeren in de samenleving en gebruik kan maken van zijn eigen netwerk. Daar waar de burger (tijdelijk) geen beroep kan doen op het eigen netwerk, springt de gemeente (ook tijdelijk) in en ondersteunt zij. Deze steun is primair gericht op het herstellen van de eigen kracht.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
7
3. De Ambitie 3.1 Thema 1: Participatie Doel: actieve burgers die zich inzetten voor de samenleving vormen de basis voor een zorgzame gemeenschap in Onderbanken. Participatie geven wij vorm door: • Volop ruimte te bieden voor particulier initiatief en waardering te tonen voor succesvolle initiatieven door publieke ondersteuning. • Burgers te stimuleren en te ondersteunen om zich in te zetten voor elkaar in sociale netwerken (in de vorm van hobby, vrijwilligerswerk, woonservicediensten, incl. toezicht en onderhoud van collectieve voorzieningen). • Burgers te stimuleren en uit te dagen om deel te nemen aan participatie bevorderende activiteiten (bijv. koppeling WWB-WMO). 3.2 Thema 2: Eigen verantwoordelijkheid Doel: inwoners van Onderbanken zijn in staat zolang mogelijk zelfstandig te blijven functioneren en te participeren Eigen verantwoordelijkheid bereiken we als we constateren dat: • Mensen zelf verantwoordelijkheid kúnnen nemen voor hun eigen leven en doen dat uitgaande van hun individuele mogelijkheden - ook. • Iedere inwoner van Onderbanken gebruik kan maken van alle voorzieningen die hij/zij nodig heeft, waaronder mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk. • Verschillen tussen mensen en kernen bestaan, maar voor alle burgers en voor alle kernen is een minimum kwaliteitsniveau gerealiseerd. • Burgers zich bewust zijn van de kostprijs van voorzieningen en betalen in principe een eigen bijdrage om dit kosten bewustzijn te stimuleren. Niemand zal echter onder een minimum-inkomensniveau zakken, omdat de gemeente de draagkracht van hen, waarvoor dat dreigt, repareert.
3.3 Thema 3: Vangnet Doel: aandacht voor inwoners die niet zelfredzaam zijn. Het centraal stellen van actieve participatie mag niet betekenen dat we geen oog hebben voor de beperkingen van onze meest kwetsbare burgers. Met het benoemen van deze groepen burgers beogen wij niet een nieuw doelgroepenbeleid te introduceren. Integendeel. We erkennen onze ambitie om voor deze bijzondere en vaak kwetsbare groepen speciale aandacht te hebben.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
8
4. Van beleidskaders naar beleidsplan: hoe gaan we het doen? 4.1 Het proces van toegang Vroegsignalering Hoe eerder iemand kan worden bijgestaan, wanneer zich de eerste tekenen van problemen aandienen, hoe groter de kans is dat het beroep op voorzieningen kan worden verminderd, voorkomen of kan worden uitgesteld. Vanuit de gemeenschap, onder andere vanuit de basisschool of de algemene voorzieningen, komen veel signalen die als ze worden opgevangen en worden verbonden ertoe leiden dat burgers in vroeg stadium kunnen worden bijgestaan. Als gemeente zetten wij, in het kader van het vroegtijdig signaleren, in op een goede samenwerking tussen de WMO-consulent en de medewerkers van CMWW. Zij gaan het gesprek aan met inwoners waarvan de zelfredzaamheid in de knel raakt en met mantelzorgers waar overbelasting dreigt. Als aanspreekpunt vormen zij, samen met andere vrijwilligers en professionals zoals huisartsen, fysiotherapeuten, woonconsulenten en thuiszorgmedewerkers, het brede verband dat signalen opvangt in de kernen van Onderbanken. Deze benadering vraagt van de betrokken medewerkers: - De verleiding weerstaan om snel een hulpvraag af te handelen en een oplossing te bieden; - De opgave om mensen in hun eigen kracht te laten; - Niet alles te willen overnemen; - Preciezer verdiepen in de hulpvraag en de achtergronden daarvan; - Het gesprek als gezamenlijk proces; - Het aanspreken van de eigen netwerken/activeren van de sociale omgeving; - Gedegen kennis van de lokale en regionale sociale kaart. Het is van groot belang dat zij over de benodigde gesprekstechnieken en methodieken beschikken om in een één op één-gesprek met burgers op een effectieve manier oog te hebben voor preventie. De gemeente zal investeren in de kennis, de kunde en de competenties van de betrokken medewerkers. Niet alleen de burgers die signalen afgeven hebben onze aandacht. Ook de grote groep die zich niet meldt, geeft signalen af die ons moeten bereiken. Vaak is er nog geen sprake van ondersteuning of een netwerk die deze signalen opvangt. Wij moeten ervoor zorgen dat deze signalen, die vanuit de gemeenschap komen, worden opgevangen en daaropvolgend op een geaccepteerde manier worden geactiveerd. Welzijn nieuwe stijl Met de “Kanteling” is enkele jaren geleden een start gemaakt om vernieuwend om te gaan met vraaggerichte ondersteuning. De Kanteling gaat niet alleen over het anders omgaan met de vragen van burgers. Het moet ook leiden tot nieuwe oplossingsarrangementen, nieuwe vormen van hulp en ondersteuning. Hierin vindt de noodzakelijke vernieuwing van het voormalige ‘zorgdenken’ plaats met oog voor het nieuwe welzijn. De ‘kanteling’ behelst naast het anders omgaan met een vraag ook een meer persoonlijk oplossingsgericht denken. Een omslag in denken en doen van zowel de burger als de gemeente. In plaats van het verstrekken van (individuele) voorzieningen en hulpmiddelen ontstaat er een beweging naar vraagverheldering bij de burger en het ontwikkelen van ‘nieuwe oplossingen’.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
9
De nieuwe aanpak wordt helder en concreet verwoord in de volgende 8 ‘bakens’ van het landelijk programma “Welzijn Nieuwe Stijl”. Deze zijn erop gericht de WMO gemeenschappelijk, professioneler/effectiever en efficiënter uit te voeren: Gericht op de vraag achter de vraag; Gebaseerd op de eigen kracht van de burger; Snelle interventie en opvolging, ‘direct er op af’; Formeel en informeel in optimale verhouding; Doordachte balans van collectief en individueel; Integraal werken, werk samen met de keten (en netwerk) partners, waarin de regie goed is geregeld om te komen tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning; Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht; Gebaseerd op ruimte voor de professional. Integrale toegang Wij realiseren via een groeimodel één integrale toegang voor hulpvragen op het terrein van opgroeien opvoedingsondersteuning, WMO-voorzieningen of ondersteuning op het gebied van werk en inkomen. Als eerste stap hiertoe voegen wij per 1 januari 2015 het huidige WMO-loket en het huidige CJG-loket samen. We noemen dit het ‘sociaal team Onderbanken’. De integratie van het loket werk en inkomen volgt in een later stadium en is mede afhankelijk van de toekomstige positionering van de sociale dienst. De integrale toegang wordt georganiseerd op basis van de variant met 4 cirkels. Dit model treft u aan in bijlage 2. Ondersteuning op maat In onze aanpak wordt de klant, uitgaande van zijn of haar zelfredzaamheid, ondersteund bij de verduidelijking van de hulpvraag. Er wordt ingestoken op het versterken van het eigen sociale netwerk en, waar nodig, het actief ontwikkelen hiervan. Een goed netwerk rondom de klant voorkomt immers een sociaal isolement en maakt het deelnemen aan activiteiten een stuk eenvoudiger. Wij zetten hierbij in om de situatie van de klant samen in kaart te brengen. Daarbij wordt ook de omgeving nadrukkelijk betrokken. Het Sociaal Team Onderbanken Op het niveau van de gemeente vindt, op uitvoerend niveau, afstemming plaats tussen de kerndisciplines op het vlak van wonen, welzijn en zorg rondom de individuele cliënt wanneer sprake is van complexe problematiek. De inzet is om daarbij een integrale aanpak vorm te geven waarbij ook de toegang voor begeleiding en dagbesteding, via een multidisciplinair team, een plaats moet krijgen. Het sociaal team functioneert onder regie van de gemeente Onderbanken. De vaste kern bestaat uit de WMO-consulenten en medewerkers van het CMWW. Daarnaast is er, op basis van de met betreffende organisaties gemaakte afspraken, expertise beschikbaar van Bureau Jeugdzorg en MEE-Zuid Limburg. Het sociaal team kan bovendien, op afroep, een beroep doen op specialistische expertise die bovenlokaal respectievelijk regionaal wordt georganiseerd. Wij zijn in gesprek met de huisartsen uit Onderbanken om werkafspraken te maken over de toegang tot de maatschappelijke ondersteuning en zorg. Wij hebben de principe afspraak gemaakt elk kwartaal beleidsmatig overleg te voeren met de huisarts. De praktijkondersteuner neemt deel aan het casuïstiekoverleg. Hiervoor kunnen de structurele contacten, die het CMWW nu al met de huisartsenpraktijken heeft, als basis dienen. Daarnaast is het van groot belang dat door de sterke toename van dementie in onze samenleving deze expertise in het sociaal team is geborgd. Hiervoor worden gesprekken gevoerd met het steunpunt ketenzorg dementie.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
10
1 Gezin, 1 Plan, 1 Regisseur Bij het werken conform 1 Gezin, 1 Plan, 1 Regisseur, geldt de volgende leidraad: Versterk de zelfregulering van gezinnen; Draag concreet bij aan het “herstel van het gewone leven”; Werk met diverse systemen; Betrek en versterk het sociaal netwerk; Werk planmatig en doelgericht; Zorg voor continuïteit; Draag zorg voor een zorgvuldige afronding en overdracht. De zelfredzaamheidsmatrix en zelfredzaamheidsladder Tijdens het gesprek met de burger inventariseert de medewerker van het sociaal team wat er nodig is bij het realiseren van de mogelijkheden in participatie- en zelfredzaamheid. Hierbij houdt hij/zij rekening met hetgeen van de burger mag worden gevraagd in het kader van de eigen verantwoordelijkheid. Dit principe is opgenomen in de systematiek van de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) en de zogenaamde verantwoordelijkheid- of zelfredzaamheidsladder. Dit hulpmiddel ondersteunt in het gesprek bij de beoordeling in welke fase de participatie- en de zelfredzaamheid van de klant kan worden ingeschaald. Hierbij wordt uitgegaan dat mensen eerst zelf zo optimaal mogelijk invulling geven aan hun eigen mogelijkheden tot compensatie van participatieen zelfredzaamheidbelemmeringen. Als blijkt dat dit niet mogelijk is, wordt verwacht dat mensen een beroep doen op hun sociale netwerk en/of op het informele zorgcircuit van de gemeente. In het geval dat blijkt dat hierin onvoldoende mogelijkheden aanwezig zijn, heeft de gemeente een duidelijke verantwoordelijkheid om individuele voorzieningen aan te bieden. Een schematische voorbeeld met uitleg treft u aan in bijlage 3. De Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) heeft elf domeinen waarop de mate van zelfredzaamheid wordt beoordeeld. Deze domeinen hangen sterk met elkaar samen. Ze hebben alle betrekking op het dagelijks leven, maar zijn zo gedefinieerd dat ze elkaar niet of nauwelijks overlappen. De domeinen van de ZRM zijn: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Naar aanleiding van de resultaten uit de Zelfredzaamheidmatrix worden de hulpvragen gerangschikt en maakt men een keuze voor de volgorde van aanpak, die vervolgens in een ondersteuningsplan worden beschreven. Loslaten Een belangrijk onderdeel van adequaat helpen, is loslaten. Het vraagt een omslag in denken en handelen om in de hulpverlening uit te gaan van eigen kracht van burgers. De ondersteuning die aanvullend op de eigen kracht nodig is, moet ook weer worden afgebouwd zodra dat mogelijk is. Die cultuurverandering is nodig om niet te vlug ‘op te schalen’ (problematiseren) en durven te gaan koersen op datgene wat de burger met zijn sociale netwerk zélf kan doen. Het accepteren dat burgers terugkeren in de zorg alsmede het feit dat er altijd incidenten zullen blijven bestaan, zijn een voorwaarde om te komen tot verantwoord loslaten en/of afschalen. Op- en afschalen van de geboden zorg krijgt mede hierdoor een positieve impuls. Zo zal ook de instroom, doorstroom en uitstroom kunnen worden versneld. De verwachting is dat het bewust omgaan met de afbouw van hulpverlening zal leiden tot een besparing. De omvang van deze besparing is vooralsnog moeilijk in te schatten.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
11
Samenvoeging Advies en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld Het Rijk verplicht de gemeenten om één regionaal Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) te organiseren. Vanwege de verwevenheid tussen huiselijk geweld en kindermishandeling is het van belang dat deze in samenhang worden georganiseerd. De 18 gemeenten in Zuid-Limburg dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor één AMHK (samenvoeging van AMK met SHG) waardoor de volgende voordelen worden behaald: Eén centraal advies- en meldpunt voor geweld in afhankelijkheidsrelaties met één telefoonnummer voor burgers en professionals; Een systeemgerichte en integrale aanpak waarin vanaf het begin gestart wordt met één plan, een ongedeelde werkwijze en een systeemgerichte benadering gericht op alle gezinsleden; Het vergroten van expertise; De beide organisaties hebben veel ervaring met geprotocolleerd werken, risicotaxaties, het centraal stellen van kind en gezin , onderzoek, voorlichting, monitoring en zijn laagdrempelig; Versterken van de ketenaanpak; Door de samenvoeging ontstaat een intensieve samenwerking en afstemming met de veiligheidshuizen.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
12
4.2 Kerngerichte aanpak: optimaliseren van voorzieningen in de kern/gemeente De levensloopbestendige kern Een centraal doelstelling is het integreren van wonen, zorg en welzijn op kern-niveau: de levensloopbestendige kern. Vanuit onze ambitie is het cruciaal dat mensen zelfstandig kunnen blijven wonen, zelfstandig functioneren en participeren. In het geval dat zij hiertoe niet meer in staat zijn, zorgen wij voor een dekkend voorzieningenaanbod dat mensen hierin ondersteunt. Te beginnen vanuit de ‘samen voor elkaar’ projecten in de diverse kernen. Een centrale doelstelling bij de aanpak van het realiseren van een levensloopbestendige kern: "Het inrichten van de kernen op een zodanige manier, dat alle mensen op een prettige en veilige manier in hun eigen huis en woonomgeving kunnen blijven wonen, ook als zij minder mobiel worden, (fysieke en/of verstandelijke) beperkingen krijgen, en hun zorgvraag toeneemt. Zij moeten worden gefaciliteerd om zo lang mogelijk vanuit een zelfstandige leefsituatie te kunnen blijven deelnemen aan de samenleving." Wonen In een bepaald ‘servicegebied’ zou idealiter een bovengemiddeld percentage van de woningvoorraad levensloopbestendig of aanpasbaar moeten zijn. Dit betekent dat personen met veel voorkomende lichamelijke handicaps hun woning moeten kunnen blijven bewonen en bezoeken. Hierover zijn met woningcorporaties afspraken gemaakt. Aanpasbaar betekent dat de woning op relatief eenvoudigeen goedkope wijze levensloopbestendig kan worden gemaakt en dat de woning, die op deze manier is aangepast, ook beschikbaar blijft voor de meest kwetsbare burgers. Organisatie van zorg en welzijn / kerngerichte aanpak Om ervoor te zorgen dat burgers, ook met een intensievere zorgvraag, zo lang mogelijk zelfstandig in de kern kunnen blijven wonen, zullen er in elk geval de volgende voorzieningen aanwezig moeten zijn: Een voorziening waar haal- en brengfuncties zijn ondergebracht; Een centraal loket waar brengfuncties geregistreerd en gecoördineerd worden; Een voorziening waar zorg- en dienstverlening intern worden geleverd. (beperkte groep) De haalfuncties worden ondergebracht in de diverse ontmoetingscentra, waarin een mogelijkheid voor huiskamerprojecten, recreatieve en culturele activiteiten, aanwezig is. (Bijvoorbeeld in Jabeek en Bingelrade) De schaalgrootte en de breedte van het aanbod hangt af van de kern, de locatie en de doelgroep. Hoe meer doelgroepen het centrum gebruiken, hoe breder het aanbod. Als spil in het sociaal domein worden hiervoor de brede maatschappelijke voorzieningen in Schinveld en Merkelbeek ontwikkeld. In het project “Samen voor elkaar in Onderbanken” is gestart met het betrekken van burgers bij hun ideeën over een zelfsturende gemeenschap. Door het organiseren van een aantal bijeenkomsten werden de eerste stappen gezet die ertoe hebben geleid dat in de verschillende kernen een samenwerkingsverband is ontstaan waarbij de betrokken partijen, in de vorm van werkgroepen, aan de slag zijn gegaan. Als een kern niet voldoet aan de criteria van een ‘servicegebied’ wordt het zwaartepunt gelegd op de organisatie van ‘brengfuncties. In de brengfuncties zijn opgenomen: zorgverlening, woningonderhoud, klussen in en om de woning, maaltijdservice, alarmering- en boodschappendiensten. Er zal worden bekeken welke taken kunnen worden ingepast in de ontwikkeling van een “buurtbeheerbedrijf”. (zie ook paragraaf 4.3)
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
13
Invullen van de functie ontmoeten Een ontmoetingscentrum in een kern kan worden omschreven als: Een samenwerkingsverband van tenminste twee organisaties op het gebied van wonen, zorg, welzijn met een op een wijk gericht aanbod van diensten en activiteiten (waarin en waarbij de burgers elkaar kunnen ontmoeten) met minimaal de volgende doelen: het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kwetsbare bewoners uit een kern; het stimuleren van ontmoeting van kwetsbare burgers met een beperking met elkaar en met andere al dan niet kwetsbare bewoners uit een kern; waarbij de exploitatie van een gezamenlijk gebouw een onderdeel is van de strategie waarmee men het beoogde doel wil bereiken. De woonkern vormt de grens voor de burger met beperkte mobiliteit om nog zelfstandig een ontmoetingcentrum of het kernsteunpunt te kunnen bezoeken met eventuele gebruikmaking van rollator, rolstoel of scootmobiel. Bij het inrichten van een ontmoetingscentrum dienen de breng- en/of haalfuncties functies aanwezig te zijn die elkaar aanvullen en versterken. De functies moeten zich (mede) richten op de doelgroep (gezondheidszorg, ontmoetingsmogelijkheden, diensten en informatievoorziening), zodat er veel burgers, als vanzelfsprekend, over de vloer komen. Door de overheveling van de functie begeleiding en/of dagbesteding zal moeten worden bekeken in welke mate het mogelijk en rendabel is om in deze ondersteuning in de eigen kern te realiseren. Kortdurend verblijf zal op gemeentelijk niveau moeten worden georganiseerd. Nadere informatie en verdieping van de kerngerichte aanpak treft u aan in bijlage 5. Vervoer De gemeente wordt, als direct gevolg van de decentralisatie, verantwoordelijk voor een groot deel van het doelgroepenvervoer (leerlingenvervoer, huidig WMO vervoer en vervoer van- en naar de dagbesteding). De bezuinigingen op de vervoersbudgetten nopen de gemeenten om te komen tot een efficiëntere organisatie van het doelgroepenvervoer. De gemeente Onderbanken heeft de ambitie om het vervoer van deze doelgroepen zo dicht als mogelijk in de eigen buurt te organiseren. Hierbij is het van belang dat er een integrale aanpak is die aansluit op de behoefte van de doelgroepen en invulling geeft aan een efficiënte uitvoering van het vervoer van deze doelgroepen. In de regio Zuid-Limburg wordt momenteel gewerkt aan de voorbereidingen voor de inkoop van het doelgroepenvervoer met het doel een efficiencyslag te maken. Parallel hieraan worden door de Provincie Limburg de voorbereidingen getroffen voor de nieuwe aanbesteding voor het openbaar vervoer die op 1 januari van start gaat. Gezien de voorgenoemde ontwikkelingen wordt ervoor gekozen om tot de tijd dat de voorbereidingen en de inkoop op regionaal- en provinciaal niveau zijn uitgewerkt, het vervoer met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning in te kopen als integraal onderdeel van een maatwerkvoorziening in de WMO.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
14
4.3 Integrale benadering Aansluiten op “Samen voor elkaar in Parkstad” Het project “Samen voor elkaar in Onderbanken” (als pilot binnen ‘Samen voor elkaar in Parkstad’) is gestart vanuit ambitie enerzijds en urgentie anderzijds. De urgentie komt voort uit een breed gedragen gevoel van betrokken samenwerkende partners in Parkstad waarbij men constateerde dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg tegen de eigen grenzen aanloopt en daardoor op korte termijn niet langer houdbaar zal zijn. (nadere informatie zie bijlage 4) Relatie WMO tot het project ‘Samen voor elkaar in Parkstad (VeiP)’ De gemeente Onderbanken is sinds 2012 kartrekker van een project binnen het samenwerkingsproject ‘Samen voor elkaar in Parkstad’. De betreft de pilot: ‘De zelfsturende gemeenschap’. Hierin wordt gewerkt naar een integrale benadering in de vorm van projecten en activiteiten die nodig zijn om de vitaliteit en identiteit van een kern te behouden en waar nodig te versterken. Deze samenwerking en projecten sluiten aan bij de doelstellingen en kaders van de nieuwe wet WMO en de decentralisatie in het algemeen. Hiertoe zijn een 4-tal pilots/werkgroepen gestart, te weten: ‘Samen voor Elkaar in Schinveld’, ‘Samen voor Elkaar in Jabeek’, ‘Samen voor Elkaar in Merkelbeek’ en ‘Bingelrade ontmoet’. Integreren van WMO- Participatiewet - Jeugdwet De decentralisatieopgave vraagt om een integrale benadering van de verschillende aandachtsgebieden die worden overgeheveld. Op de verschillende beleidsterreinen zijn diverse raakvlakken waarbij een gemeenschappelijke doelstelling centraal staat namelijk: participatie. De gemeente wordt de belangrijkste speler bij het welzijn en (maatschappelijke) ondersteuning van burgers, in de meest brede zin. Van jeugdgezondheidszorg, via jeugdzorg, leerplicht en het behalen van een startkwalificatie naar werk, naar inkomensondersteuning voor alle mogelijke kwetsbare doelgroepen. Welzijn en ondersteuning in alle facetten, zowel financieel, in voorzieningen, de hulp bij het huishouden en begeleiding van iedereen met beperkingen. Bij deze taakuitbreiding hoort een passende positie van de gemeente: namelijk centraal, als beleidsmaker, regievoerder, financier, opdrachtgever, uitvoerder kortom, als de spin in het web. De gemeente gaat straks over zo ongeveer alle facetten van het sociaal domein. Deze positie brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee, maar biedt een tot nu toe ongekend perspectief op de verwezenlijking van een integrale aanpak. Koppelen van ondersteunende diensten aan de Participatiewet (“buurtbeheerbedrijf”) Bepaalde welzijns- en servicediensten, zoals het doen van de was en het wassen van ramen, maakten tot voor kort nog deel uit van de individuele voorziening ‘Hulp bij het Huishouden’ (Hbh). Door deze diensten, evenals enkele aanverwante diensten (zoals het doen van boodschappen en tuinonderhoud), collectief in een buurtbeheerbedrijf te organiseren, wordt ervoor gezorgd dat de kosten van individueel gerichte persoonlijke ondersteuning zo laag mogelijk blijven. Het biedt daarnaast extra kansen om burgers die nu niet actief zijn op de arbeidsmarkt te kunnen laten participeren. Burgers die onder de participatieregeling vallen (WWB cliënt), krijgen een intensieve begeleiding en een opleiding met ‘training on the job’. Op deze wijze ontwikkelen zij extra vaardigheden waarmee de kans op daadwerkelijke uitstroming op termijn naar de reguliere arbeidsmarkt wordt vergroot. Met de inzet van reïntegratie- (WWB) en begeleidingsmiddelen (WSW, AWBZ) kan er een zeer aantrekkelijke kostprijs worden gerealiseerd en worden middelen efficiënt en effectief ingezet.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
15
Overzicht activiteiten en projecten in relatie tot in te voeren beleid Beleid (onderwerp) Vroegsignalering
Ondersteuning op maat Toegangsfunctie
Inrichten kernen Kerngerichte aanpak
Versterken informele zorg
Activiteit – project Welzijn nieuwe Stijl Verbinden sociale cohesie, voorzieningen en Sociaal Team Onderbanken (Door) ontwikkeling Sociaal team Onderbanken Gebruik zelfredzaamheidsmatrix Levensloopbestendige wijk wonen Ontwikkeling Buurtbeheerbedrijf Ontwikkelen en versterken kernsteunpunt Uitbreiden voorziening(en) zorg en welzijn Samen voor Elkaar in Onderbanken
Inbedden ondersteuning op maat en vroegsignalering Ontwikkelen Vouchersysteem respijtzorg Ontwikkelen digitale hulpwijzer Uitbreiden WMO-platform naar cliëntenraad met ombudsfunctie Communicatieplan
Samen voor Elkaar in Parkstad VONSS
Communicatie en informatie
(Intergemeentelijke) Samenwerking
Toelichting Gekantelde werkwijze doorontwikkelen Faciliteren signalering en preventie Nadere invulling / uitwerking toegangsteam Versterken integrale aanpak van ondersteuning op maat Optimaal inrichten kern gericht op voorzieningen die het zo lang mogelijk deelnemen in eigen omgeving faciliteren Invullen functie ontmoeten en servicediensten Pilots in 4 kernen (Samen voor Elkaar in Schinveld, Merkelbeek, Jabeek en Bingelrade ontmoet Cizop – Mantelzorg Ontlasten zorgdruk Focus-groepen
Verbeteren sociale kaart en actieve informatie Verbreden inspraak en klachtenprocedure Informeren en communiceren met burgers over inrichting en gedrag Versterken zelfsturende gemeenschap Versterken samenwerking Behoud lopende projecten en samenwerking
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
16
4.4 Versterken van informele zorg Mantelzorg - Respijtzorg Mantelzorg neemt een belangrijke positie in bij het realiseren van onze ambities. De bijdrage van mantelzorger is cruciaal en veroorzaakt een zware mentale- en fysieke belasting, waarvoor bijzondere aandacht is vereist. Communicatie en informatieverstrekking is een belangrijke pijler en loopt als rode draad door de aanbevelingen heen. De belangrijkste speerpunten bij de ondersteuning van mantelzorgers zijn: Mantelzorgers informeren over wat de term mantelzorg inhoudt zodat zij zichzelf kunnen herkennen en zich ervan bewust worden dat ze tot de doelgroep behoren; Informatie verstrekken op plaatsen die bereikbaar zijn voor alle doelgroepen. Mantelzorgers zijn niet alleen mensen van 65 jaar en ouder. Ook schoolgaande jongeren kunnen mantelzorg verlenen; Alle hulp- en dienstverleners goed informeren over mantelzorg en de mantelzorgondersteuning in de gemeenten. Er moet bekendheid worden gegeven aan de sociale kaart; Zowel hulpverleners als burgers informeren over de noodzaak signalen af te geven over mogelijk overbelaste mantelzorgers. Van belang is dat bekend is waar ze deze signalen kunnen afgeven en hoe overbelaste mantelzorgers te herkennen zijn; Hulp- en dienstverleners bewust laten worden van het feit dat mantelzorgers op te sporen zijn via zorgvragers. Bij het in kaart brengen van de situatie van de zorgvrager kan/moet dus ook gekeken worden naar hoe hij/zij de zorg op dat moment ontvangt (dus of er een of meerdere mantelzorgers in beeld zijn); Mantelzorgers informeren over de mogelijkheid het mantelzorgcompliment aan te vragen; Het invoeren van en het werken met een vouchersysteem. Het systeem is erop gericht dat een mantelzorger, door middel van een ‘tegoedbon’, periodiek de mogelijkheid krijgt respijtzorg (tijdelijke opname van de cliënt ten behoeve van het ontlasten van de zorg) in te zetten. De Parkstad gemeenten verlenen reeds subsidie aan het CIZOP (Centrum voor informele zorg in Parkstad). Het CIZOP is een koepelorganisatie van diverse instellingen die informele zorg leveren (Ruggensteun, Horizon, Steunpunt Mantelzorg, Toon Hermans Huis). Tot de taken van het CIZOP behoort het uitvoering geven aan de basisfuncties te weten: advies en begeleiding, informatieverstrekking, financiële tegemoetkoming, praktische hulp, educatie, emotionele steun, materiële hulp en respijtzorg bij mantelzorgers. In het samenwerkingsverband van de VONSSgemeente is gestart met het project Focusgroepen. In dit project wordt samen onderzoek gedaan naar de behoefte in ondersteuning van mantelzorgers om op deze wijze vorm te kunnen geven aan maatwerkvoorzieningen. Vrijwilligerswerk Nederland is op weg naar een participatiesamenleving. Daarin wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van alle burgers. Speciale aandacht is er daarbij voor het ondersteunen van kwetsbare burgers. De nadruk ligt op het “meedoen” en de éigen verantwoordelijkheid. Dit betekent dat vrijwillige inzet steeds meer gezien wordt als een middel om het beroep op zorg te verminderen, het reactiveren en integreren van burgers te vergroten en de problematiek rondom eenzaamheid te verminderen. Steeds meer blijkt dat vrijwilligers kortdurend en flexibel aan de slag willen. Omgaan met de calculerende en veeleisende vrijwilligers betekent dat organisaties op nieuwe manieren vrijwilligers moeten vinden en binden en dat ze hun organisatie wellicht op een andere manier moeten inrichten.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
17
Samen kunnen zij inspelen op de vele en snelle ontwikkelingen op het terrein van vrijwillige inzet in de lokale samenleving door vrijwilligers en verenigingen te ondersteunen bij het uitbreiden van hun netwerk. De inzet van vrijwilligers heeft een directe relatie naar de participatiewet door hun activiteiten te koppelen aan de inzet in de buurt (buurtbeheerbedrijf). 4.5 Samenwerken, rollen en posities
De doorontwikkeling van de WMO vraagt véél van gemeenten, professionals én burgers. Het is meer dan enkel een verandering van de uitvoeringsorganisatie! Het gaat nadrukkelijk om een nieuwe manier van denken bij het compenseren van beperkingen. Gemeenten en professionals zullen de omslag moeten maken van een aanbod- naar een resultaatgerichte benadering en burgers de omslag van een claim- naar een vraaggerichte instelling. Een cultuuromslag in denken en doen. (transformatie) Het zwaartepunt in deze visie ligt bij de ‘kracht van de gemeenschap’. Als gemeente Onderbanken willen we de kracht van de gemeenschap optimaal benutten. Om deze omslag te realiseren gaan we samenwerken, ruimte geven en regie voeren. We spreken burgers en organisaties aan op hun verantwoordelijkheid. Onderstaande kaders maken duidelijk wat wij van burgers, sociale verbanden en professionele organisaties verwachten. Van de burgers verwachten wij dat zij: • Hun eigen leven actief vorm geven; • De eigen mogelijkheden actief benutten en kansen pakken, ook vanuit een kwetsbare situatie; • Er naar streven deel uit te maken van sociale netwerken; Van de vele (vrijwillige) sociale verbanden verwachten wij dat zij: • Hun eigen ambities actief nastreven door er tijd en energie in te investeren; • Open staan voor alle inwoners, ook zij die ‘bijzonder’ zijn; • Zoveel mogelijk op eigen benen staan en zich niet afhankelijk maken van gemeentelijke subsidies; Van de professionele organisaties voor wonen, welzijn en zorg verwachten wij dat zij: Burgers activeren en faciliteren bij het zelf oplossen van problemen; Burgers – ook kwetsbare – stimuleren om niet alleen te participeren, maar ook zelf het voortouw te nemen en initiatief te tonen; Burgers waar nodig ondersteunen en een vangnet bieden; Focus hebben op samenwerking en synergie in plaats van concurrentie en keuzevrijheid; Bereid zijn mee te denken en te werken vanuit maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wat mogen de burgers en organisaties van de gemeente verwachten? Als burgers, sociale verbanden en professionele organisaties hun verantwoordelijkheid nemen, dan kan de gemeente zich richten op wat haar verantwoordelijkheid is, namelijk: • Het voeren van de regie (creëren van randvoorwaarden en samenhang); • Overzicht hebben en houden (o.a. door monitoring, onderzoek, overleg); • Organiseren van samenwerking (o.a. mobiliseren, verbinden); • Uitzetten of organiseren van beleidslijnen; • Verantwoording afleggen over het geheel; • Het investeren in preventie; • Het materieel en immaterieel ondersteunen van sociale verbanden; • Het faciliteren van ondersteuning door professionele organisaties; • Het organiseren en financieren van compensatie en participatie voor hen die dat nodig hebben.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
18
Samenwerking tussen gemeente en maatschappelijke partners Er is landelijk discussie gaande over de vraag of de in het kader van de WMO gehanteerde aanbestedingstrajecten effectief zijn. Veel aanbieders zijn van mening dat in de huidige werkwijze van de WMO en AWBZ afstemmings- en efficiëntie problemen door wettelijke regels worden veroorzaakt. Door het concurrerend inkoopbeleid bij de aanbesteding van gemeenten (en de inkoopsystematiek van zorgkantoren) zou er onvoldoende effect worden gesorteerd voor de klant. Anderzijds wil de gemeente de aanwezige professionele wonen-, welzijn- en zorgaanbieders niet alleen aanspreken als zakelijk partner, maar ook als maatschappelijke partner. Samen voelen zij zich met de gemeente verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en de ondersteuning bij participatie. Om samen vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid te willen investeren. Dit laatste is soms moeilijk verenigbaar met de huidige, op de korte termijn gerichte, aanbestedingen. Vanuit met name de zorgaanbieders worden de volgende uitgangspunten genoemd voor een nieuwe, professionele inkoop-leveranciers-relatie: Langlopende contracten tussen gemeenten en zorgaanbieders; Afkopen van functies, vast bedrag onafhankelijk van productie; Proceskwaliteit en serviceniveau als resultaatsafspraak; Verantwoord maatschappelijk zorgondernemer en gemeente met als “shared value”, namelijk: kwaliteit van leven van de inwoners van het gebied. Het doel van marktwerking is om, via concurrentie, de dienstverlening voor de burger goedkoper en beter te maken. Het is maar zeer de vraag of marktwerking de zorg ook beter en goedkoper zal maken. Marktwerking kan namelijk ketenzorg en samenwerking in de weg staan, waardoor de zorg eerder slechter en duurder wordt dan beter. Concurrentie mag niet leiden tot versnippering, verspilling en verstoring van de keten en het systeem. Dit laat echter onverlet dat de weg terug naar monopolisme óók niet wenselijk is. Een burger die ontevreden is over de dienstverlening van een zorgaanbieder, en waarbij klagen niet helpt, moet de mogelijkheid hebben om te switchen. Willen we naar een duurzaam en betaalbaar systeem voor maatschappelijke ondersteuning en zorg toe dan hoort daar ook een meerjarig perspectief voor de deelnemende organisaties bij. Er zal immers geïnvesteerd moeten worden in mensen, opleidingen, infrastructuur en systemen. Deze investeringen moeten zich terug kunnen verdienen, en daar horen meerjarige overeenkomsten bij. Ook in de relationele sfeer zal er wat moeten veranderen: bij de nieuwe manier van werken hoort geen traditionele klant-leverancier relatie, maar veeleer een vorm van partnership, waarbij financiers en ketenpartners voor elkaar kiezen en, vanuit een gezamenlijke koers en ambitie, aan het werk gaan. Een belangrijk aandachtpunt is het intensiveren van de samenwerking met lokale aanbieders. Samenwerking met bedrijfsleven Bij de integrale benadering in het sociaal domein neemt het belang van een goede samenwerking met het (lokale) bedrijfsleven steeds meer toe. Bedrijven en instellingen kunnen complementair zijn in de diensten en doelstellingen die binnen de nieuwe WMO en participatie zijn gesteld. De gemeente Onderbanken wil daarom in gesprek gaan met het bedrijfsleven om aanknopingspunten in de samenwerking en het partnerschap te onderzoeken en verder uit te werken. Hierbij zal, net als bij de samenwerking met maatschappelijke partners, het lokale bedrijfsleven nadrukkelijk worden betrokken. Één belangrijk thema in deze samenwerking is het verknopen van mogelijkheden in de ondersteuning van mantelzorgers, vrijwilligers en de doelgroepen van de WMO- en participatiewet.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
19
5. Financieel kader en bedrijfsvoering 5.1 Financieel kader Het uitgangspunt en doelstelling van het financieel kader is de uitvoering van de taken binnen de daarvoor gestelde budgetten. Op basis van de huidige cijfers wordt aan begeleiding/dagbesteding ongeveer € 1,7 miljoen per jaar uitgegeven. Ongeveer 160 cliënten ontvangen gemiddeld 4,4 dagdelen zorg. Dit komt neer op een budget per cliënt van ongeveer € 8.000 tot € 10.000 per jaar. Exactere cijfers op basis van cliënt gegevens zijn nog niet beschikbaar. De WMO 2015 is onderdeel van het gemeenschappelijk budget, het zogenaamde Sociaal Deelfonds. Hieronder vallen, naast de overige WMO uitgaven, ook de Jeugdwet (€ 2,1 miljoen) en de Participatiewet (€ 2,6 miljoen). Vanaf 2015 vormen deze drie nieuwe taken een substantieel bestanddeel van de gemeentelijke begroting. Kaders Sociaal Deelfonds Het Sociaal Deelfonds is een tijdelijk ingestelde bijzondere uitkeringsvariant binnen het gemeentefonds die na drie jaar vervalt. De gemeenteraad mag de middelen over de drie aandachtsgebieden vrij besteden binnen de kaders van dit fonds. Daarmee zijn de gelden binnen de deelkaders van het fonds uitwisselbaar. Er mogen echter geen middelen buiten het fonds worden gebracht. De gemeente Onderbanken ontvangt de uitkering vanuit het gemeentefonds gebaseerd op een verdeelmodel. Voor de WMO 2015 op basis van het historisch verdeelmodel.
5.2 Bestuurlijk aanbesteden In de context van onze visie op samenwerking, zoals verwoord in paragraaf 4.5, wordt er gekozen voor een bestuurlijke aanbesteding, regionaal, op basis van een WMO-convenant (2b-regime). Hierbij zijn de mogelijkheden het grootst om in de nabije toekomst vormt te kunnen geven aan de meest optimale samenwerking.
Persoonsgebonden Budget Om de keuzevrijheid van de burger te waarborgen wordt de mogelijkheid voor een persoonsgebonden budget (PGB) gecreëerd. Het doel hiervan is om de burger de vrijheid te geven zelf te kiezen welke zorgverleners, tijdstip of zorg zij wenst te ontvangen. Door de beschikbaarheid van het PGB versterken we de eigen kracht van de burger om in eigen regie de benodigde zorg te kunnen regelen. Het vergroot tevens het aanbod van aanbieders die niet door de gemeente zijn gecontracteerd. Trekkingsrecht Om het oneigenlijk gebruik van een persoonsgebonden budget te beperken wordt het trekkingsrecht ingevoerd. Het trekkingsrecht WMO houdt in: De cliënt houdt zijn PGB en kan nog steeds zelf zijn zorgverlener(s) kiezen; De cliënt krijgt het geld niet meer op zijn eigen rekening. De gemeente betaalt het PGB rechtstreeks uit op een rekening beheert door de Sociale Verzekeringsbank; De cliënt geeft SVB aan met welke zorgverleners een zorgovereenkomst is overeengekomen en stuurt periodiek de facturen voor geleverde diensten aan SVB; De SVB betaalt maandelijks de facturen en declaraties aan de zorgverleners; De gemeente en de cliënt ontvangen een overzicht van het uitgegeven budget en resterend bedrag;
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
20
De SVB stuurt na afloop van het kalenderjaar een totaaloverzicht van alle betalingen die namens de cliënt zijn gedaan. Het overzicht dient voor de gemeente als verantwoording; De Svb meldt bij de belastingdienst welke betalingen vanuit het PGB zijn gedaan per zorgverlener; Het PGB dat aan het einde van het jaar niet wordt besteed, wordt door het SVB teruggestort aan de gemeente.
Wettelijke voorwaarden In de wetgeving zijn de voorwaarden beschreven waaraan burgers moeten voldoen indien zij aanspraak willen maken op een persoonsgebonden budget: De cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk dan wel een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren (vermogen); De cliënt dient zich gemotiveerd op het standpunt te stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend worden geacht (passendheid); Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn (kwaliteit). Inzet sociaal netwerk De gemeente mag bij verordening nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder een PGB mag worden ingezet bij ondersteuning uit het sociaal netwerk. Het nut en de noodzaak van de inzet kan door de gemeente in samenspraak met de cliënt worden beoordeeld. Doelstelling is dat de inzet van het PGB ten behoeve van de inzet van niet-professionele hulpverleners beperkt blijft tot die gevallen waarin het aantoonbaar tot betere, efficiëntere en doelmatige ondersteuning leidt. Als randvoorwaarde kunnen worden gesteld: Dat de persoon uit het sociale netwerk voor zijn diensten maximaal het op de grond van de Wet langdurige zorg geldende PGB-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt vergoed; Dat een tussenpersoon of belangenbehartiger niet uit het PGB mogen worden betaald; Dat de benodigde ondersteuning de gebruikelijke ondersteuning en/of zorg van het sociale netwerk dient te overstijgen en dit tot aantoonbare en betere ondersteuning leidt. Uitsluiting Het uitsluiten van een mogelijkheid voor een PGB is alleen mogelijk indien de algemene voorziening volledig toereikend is om passende ondersteuning aan te bieden aan de individuele aanvrager. Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd wanneer: Blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; De cliënt niet voldoet aan de aan het PGB verbonden voorwaarden; De cliënt het PGB niet of voor een ander doel gebruikt. Wanneer de ondersteuning die wordt gefinancierd uit het PGB duurder blijkt dan de zorg in natura, mag het PGB niet op voorhand worden geweigerd. De extra kosten om de maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp te contracteren dient in dat geval te worden bijbetaald door de cliënt. In de verordening zullen de voorwaarden verbonden aan het persoonsgebonden budget worden gespecificeerd.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
21
5.3 Waarborgen kwaliteit
Kwaliteit is een belangrijk speerpunt in de klantvriendelijke dienstverlening die de gemeente Onderbanken nastreeft. In relatie tot de kaders van de WMO en het budget, wordt de gemeente Onderbanken verantwoordelijk voor invulling van het kwaliteitsniveau van de ondersteuning. De kwaliteit wordt in dit kader hierdoor in meerdere mate bepaald hoe de burger geholpen wordt of in welke mate voorzieningen aanwezig zijn. Van overheidswege wordt ervoor gekozen om de kwaliteitswetten die van toepassing zijn op zorgaanbieders niet van toepassing te verklaren op de nieuwe WMO. De inspectie voor de gezondheidszorg wordt belast (en is dat nu overigens ook) met de directe toezicht op de zorgaanbieders. Vanuit dit kader wordt landelijk een kwaliteitsstandaard voor maatwerkvoorzieningen ontwikkeld. Naast de algemene kwaliteitseis zijn enkele algemene nader af ontwikkelen standaarden benoemd: Een voorziening is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht ingericht en is daarbij afgestemd op de reële behoefte van de cliënt; De borging van kwaliteit is verankerd in de kaders, het beleidsplan en de verordening voor maatschappelijke ondersteuning. In de contracten met (zorg)aanbieders worden eisen aan kwaliteit van voorzieningen en beroepskrachten gesteld. Afstemming op de landelijk in ontwikkeling zijnde kwaliteitseisen zal moeten plaatsvinden. Monitoren en evaluatie worden periodiek ingezet om het kwaliteitsniveau adequaat inzichtelijk te hebben en te kunnen bijstellen indien hiertoe aanleiding bestaat. 5.3 Risicoanalyse
Bij de transitie en transformatie, die veel burgers raken en waarmee veel geld is gemoeid, bestaan ook veel risico’s. Hieronder zijn de meest belangrijke risico’s op een rijtje gezet met bijbehorende mogelijk aanpak:
1.
Risico’s Politiek Mislukken of vertragen samenwerkingsverbanden
2.
Discontinuïteit in beleid
3.
Heftige reactie op klachten / incidenten
4.
Onvoldoende rolvasthoudendheid college van B&W en de gemeenteraad
Aanpak Juridisch correct vastleggen van de samenwerkingsafspraken. Oog hebben voor continuerend draagvlak samenwerkingsafspraken. Rollen en verantwoordelijkheden en taken uitgebreid vastleggen. Beleidskaders vastleggen in een meerjarig plan. Bestuurders intensief informeren over decentralisatietaken WMO en reeds gelopen traject. Het besef creëren bij alle bestuurders dat klachten en/of incidenten niet altijd te voorkomen zijn. Vooraf afspraken maken hoe om te gaan met incidenten. Afspraken maken over communicatie in geval van klachten/incidenten. Introduceren van een ombudsfunctie voor klachtenafhandeling. Rollen en verantwoordelijke beschrijven Intensief betrekken van de raad.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
22
5.
Financieel Te weinig budget om WMO te kunnen betalen. (zorgcontinuïteit te realiseren)
6.
Zorgvraag is groter dan begroot
7.
Hoge overheadkosten instellingen en wankele continuïteit instellingen Met minder budget grote verandering realiseren
8.
9.
10.
Niet tijdig de beschikking hebben over de benodigde stuurinformatie Zorginhoudelijk Discontinuïteit van zorg
11.
Onvoldoende specialistische zorg beschikbaar
12.
Onvoldoende aandacht voor basiszorg en preventie
13.
Stapeling van effecten van de 3 decentralisaties (integrale risico’s) Overtreding privacywetgeving
14.
Strikt monitoren verplichtingen/uitgaven via sluitend systeem. Tijdig melden budgetoverschrijdingen aan raad. Analyseren herkomst budgetoverschrijding en opvolgen door plan van aanpak. Investeren in nieuwe werkwijze/transformatie die resulteert in minder lange en minder zware inzet. Regionale inkoopafspraken tegen scherpe (realistische) marktprijzen. Lobby bij het rijk voor een eerlijk verdeelmodel. Regionaal afspraken maken over risicodeling en/of lokale risico-buffers. Investeren in nieuwe werkwijze/transformatie die zorgt voor lagere inzet- en minder inzet van zorg en ondersteuning. Investeren in preventie en vroegsignalering. Afspraken en innoveren toegang zorg. Evalueren beleid en uitvoering en waar nodig bijstellen Risicospreiding door regionale inkoop.
De focus op de transitie in 2015 en daarna op de transformatie. Verder implementeren werkwijze toegang zorg en in preventie. Conservatief ramen. Voldoende flexibiliteit opnemen in inkoop. Aanpak ontwikkelen om betere sturingsinformatie te verkrijgen. Afspraken rondom zorgcontinuïteit vastleggen. Investeren in partnerschap en samenwerking. Faseren in transitie- transformatie. Vangnet creëren. Door lokale inkoopafspraken risico’s verminderen. Op basis van huidig gebruik inkopen: niet te optimistisch zijn over verschuiving op korte termijn. Gebruik maken van de zelfredzaamheidsmatrix. Meenemen in beleidsplan. Baten – kosten analyse maken om effect van investering aan de voorkant aan te tonen. Samenhangend en integraal beleid en uitvoering op de 3 D’s formuleren. Heldere protocollen opstellen rondom gegevensuitwisseling, implementeren in de uitvoering. Periodiek laten checken door privacymedewerkers / juristen.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
23
6. Communicatie en Inspraak 6.1 Communicatieplan
Het realiseren van de in deze nota geformuleerde ambities vergt een breed gedragen communicatieplan. Het proces van invoeren en veranderen kan de gemeente niet alleen. Samen met de inzet van de maatschappelijke partners, zorgaanbieders, cliëntvertegenwoordigers en inwoners is de kans van slagen groot. Goede informatie en communicatie is hierbij van groot belang. In eerste instantie zal het zorgvuldig formuleren van gewenste communicatiedoelen, gewenste veranderingen in doelgroepovertuigingen (attitudes) inzet van middelen en media, alle aandacht verdienen. De praktijk van eigen verantwoordelijkheid zal weerbarstig zijn. Het zal immers her en der tot teleurstelling, onvrede, scepsis en kritiek leiden. Onze burgers zijn niet opgevoed met "zelf kunnen". Uitgangspunt blijft, te allen tijde, dat iedere burger de ondersteuning krijgt die nodig blijkt. De transformatie kan alleen succesvol zijn wanneer de gemeente en alle betrokken maatschappelijke partners dezelfde boodschap (conformiteit) afgeven. Alle partijen steken daarbij in op de eigen kracht, het eigen netwerk en de sociale omgeving. Feitelijk moet over langere termijn geïnvesteerd worden in een mentaliteitsverandering. Een wezenlijk probleem! Samen met de samenwerkende partners zal, middels een communicatieplan en een professionele uitvoering daarvan, worden afgestemd op welke manier vorm wordt gegeven aan een gemeenschappelijk uit te dragen boodschap. Digitale hulpwijzer Burgers moeten doorlopend op een laagdrempelige manier zelfstandig de weg kunnen vinden naar ondersteuning en zorg. Hierbij wordt bekeken of het ontwikkelen van een digitale hulpwijzer haalbaar is. Een digitale toegangspoort met een fysiek “backoffice”, gekoppeld aan de ondersteuning van het sociaal team Onderbanken. Burgers kunnen via de hulpwijzer informatie opvragen over de sociale kaart, instellingen, activiteiten en voorzieningen. Ook kan men, als onderdeel van het invullen van vroegsignalering, een verzoek tot ondersteuning indienen. 6.2 Inspraak
Naast het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek wordt de stem van de burger in de beleidsvorming betrokken door middel van het WMO-Platform. Dit is een afvaardiging vanuit verschillende (advies)organisaties. Hiermee worden de verscheidene doelgroepen vroegtijdig betrokken bij de opmaak van het maatschappelijke- en sociale beleid in de gemeente Onderbanken. Het platform geeft gevraagd en ongevraagd adviezen en komt minimaal 5 keer per jaar bij elkaar. Daarnaast is er regelmatig zowel ambtelijk- als ook bestuurlijk overleg. Hiertoe willen wij per 1 januari 2015 het WMO-platform Onderbanken uitbreiden tot een integrale adviesraad sociaal domein. In overleg met het WMO-platform wordt hiervoor een profielschets ontwikkeld. Daarnaast wordt bezien of het WMO-platform een ombudsfunctie kan vervullen. Wettelijke regeling en beleid De Wet Maatschappelijke Ondersteuning is onderhevig aan wettelijke regelingen voor inspraak en de vorming van beleid. Een nadere uitwerking hiervan treft u aan in bijlage 7.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
24
7. Bijlagen 7.1 Bijlage 1: Schematisch verband wetgeving en kaders naar beleidskeuze Deze schematische weergave beoogt een totaal overzicht te verschaffen waarin de context wordt weergegeven van de beleidsonderwerpen in relatie tot de kaders van de wet en uw raad alsmede de doelstellingen van de gemeenteraad. Het is als algemene beeldvorming ter aanvulling bedoeld. Prevente voor repressie en curatie
Bevorderen sociale samenhang
Faciliteren vroegsignalering
Afstemmen zorg en ondersteuning
Aansluiten bij het reeds bestaande
Koppelen ondersteunende diensten in buurtbeheerbedrijf
Communicatie en informatie, helpdesk en communicatie plan
Levensloopbestendige kern
Inrichting algemene en collectieve voorzieningen
Samenwerken met bedrijfsleven Sociaal Maatschappelijk team, ondersteuning op maat
Ondersteunen van de zelfredzaamheid
Participatie voor personen met een beperking in eigen leefomgeving
Facilitering dichtbij
Coördinatie van ontmoeten Organisatie zorg en welzijn
Bevorderen veiligheid en leefbaarheid
Bevorderen toegankelijkheid voorzieningen en ruimte voor mensen met een beperking
Gemeente biedt vangnet
Aansluiten op Samen voor elkaar in Parkstad
Zelfredzaamheid ladder
Samenwerking met maatschappelijke partners
Integrale benadering Wmoparticipatiewet en jeugdwet
Mantelzorg ondersteuning incl. respijtzorg
Bevorderen mantelzorg en vrijwilligers
Bieden van beschermd wonen
Afstemmen woongebied / servicegebied
Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld
Ondersteuning vrijwilligerswerk
Verwachtingmanagement in rollen en posities
Inspraak, Wmo platform naar cliëntenraad
Budgetbeheersing, strategisch aanbesteding beleid
Voor kwetsbare burgers is een vangnet beschikbaar
Nieuwe taken worden zo efficiënt mogelijk dichtbij de burger uitgevoerd
Kwetsbare burgers met beperking maken zo veel mogelijk gebruik van eigen netwerk
Er is een vangnet van algemene, collectieve en incidentele voorzieingen
Wmo- platform, wordt betrokken bij uitwerking doelstellingen
Legenda Wettelijke kaders
Algemene kaders gemeenteraad
Doelstelling Gemeenteraad
Beleid en keuzes WMO 2015
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
25
7.2 Bijlage 2: Model Integrale toegang gemeente Onderbanken
4. Expertisenetwerk
3. Sociaal Team Toegangsteam Onderbanken 2. Basisstructuur
1. Burger
Burger (gezin/ kind centraal) Basisstructuur/ voorliggend veld PSZ/KDV Scholen BMV’s CJG CMWW Ouderenadviseurs Samen voor Elkaar Vrijwilligersorganisaties Verenigingen Sociaal Team Onderbanken bestaande uit: - WMO consulenten - Medewerkers CMWW - Consulent werk en inkomen - Jeugdzorg expertise
-
MEE expertise
Link met huisarts, praktijkondersteuner, wijkverpleegkundige Expertisenetwerk bestaande uit o.a.: - GZ psycholoog - GGD-arts - Zorgaanbieders
Wij kiezen ervoor om de integrale toegang te organiseren op basis van de variant met 4 cirkels:
In de eerste cirkel, in het midden, stellen wij de burger centraal; Cirkel twee bevat de basisstructuur ofwel de voorliggende voorzieningen rondom de burger. In het kader van preventie wordt ingezet op het versterken van de al aanwezige basisstructuur; In de derde cirkel bevindt zich één gemeentelijk georganiseerd ‘sociaal team Onderbanken’. De basisstructuur en het sociaal team bestaan uit organisaties en beroepskrachten waar burgers van nature hulpvragen neerleggen of waar van nature de eerste signalen worden opgevangen dat er ‘iets’ mis is. Zij vormen gezamenlijk hét toegangspunt voor burgers. Wanneer een consulent van het sociaal team constateert dat er meer specialistische expertise nodig is, of dat er sprake is van multiproblematiek die niet binnen het sociaal team opgepakt kan worden, dan kan de consulent de benodigde expertise erbij halen vanuit het expertisenetwerk. Het expertisenetwerk is veelal bovenlokaal georganiseerd en bevindt zich in de vierde cirkel.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
26
7.3 Bijlage 3: De zelfredzaamheidsladder (collectief waar het kan, individueel waar het moet)
Deze benadering kan ook in de volgende stappen worden verwoord: Stap 0 Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4
Preventie/gezond leven Je bent voor jezelf verantwoordelijk We zijn voor elkaar verantwoordelijk Benutten collectieve en algemene voorzieningen Individuele verstrekkingen vanuit de WMO en ZVW en WLZ.
Het centraal stellen van participatie (sociale redzaamheid) én het beheersen van de kosten van de WMO zijn beide gebaat bij een beweging van individuele naar collectieve en algemene voorzieningen. We willen daarom kiezen voor een forse investering in algemene, collectieve en welzijnsvoorzieningen en -diensten. Dat doen we in de overtuiging dat dit participatie, sociale netwerken en contacten bevordert. Maar ook vanuit de gedachte dat dit type voorzieningen de druk op (budgetten voor) individuele voorzieningen kan verlichten, zodat we te allen tijden in staat zullen blijven om mensen die dat echt nodig hebben op een fatsoenlijk niveau (eventueel individueel) te ondersteunen.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
27
7.4 Bijlage 4: Doelstellingen project “Voor elkaar in Parkstad” De doelstelling voor de samenwerkende zorgverleners is het organiseren, financieren en beleidsmatig inbedden van een samenhangend ondersteuningsaanbod voor ouderen in kwetsbare posities, dat bijdraagt aan de realisering van levensloopbestendige buurten. Om deze beide doelstellingen te kunnen bereiken werken alle partners vanaf het begin samen om in dialoog te zoeken naar oplossingen voor de knelpunten die zich tijdens dit ontwikkeltraject voordoen en om gezamenlijk de kansen te benutten. Van de zorgverzekeraars en de gemeenten wordt verwacht dat zij de financiering en regelgeving beïnvloeden zodanig dat voorzieningen op het snijvlak van welzijn, preventie, cure en care mogelijk worden gemaakt. Van de vertegenwoordigers namens de ouderen wordt verwacht dat zij de wensen en behoeften van hun achterban inbrengen. Van de private en publieke zorgpartijen wordt verwacht dat zij met grote creativiteit afstemmingsproblemen en domeinkwesties oplossen. Hoe dan ook wordt een actieve inbreng van alle partners gevraagd bij het realiseren van de beoogde transitie. De transitieagenda van ‘Voor Elkaar in Parkstad’ kent zeven pijlers : 1. We zetten de burger centraal; 2. We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven; 3. WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder; 4. Er wordt in principe ingezet in op een kerngerichte aanpak; 5. Preventie van beperkingen én van (onnodige) zware arrangementen bij beperkingen; 6. We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is; 7. We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen én burgers in hun WWZ- arrangement willen en kunnen investeren. Samenwerkende organisaties in regio Parkstad: Academisch Centrum voor Zorginnovatie Zuid-Limburg (ACZIO) Onderzoeksinstituut Caphri Universiteit Maastricht Gemeenten Parkstad Limburg GGD Zuid Limburg Hogeschool Zuyd Huis voor de Zorg MeanderGroep Sevagram Huisartsen Organisatie Oostelijk Zuid Limburg Fysiotherapeuten Oostelijk Zuid Limburg MEE Mondriaan Stichting Alcandar Atrium Cicero Zorgverzekeraar CZ Provincie Limburg Woningcorporaties
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
28
7.5 Bijlage 5: Redenen voor kerngericht werken 1. Beperkte verhuismobiliteit De krimp in Parkstad heeft een verstorend effect op de woningmarkt. Als gevolg van het afnemend aantal inwoners in de regio is het moeilijker om de eigen woning te verkopen. Wanneer men echter de eigen woning verkoopt zal men in de regel moeten verkopen met verlies. Voor veel mensen is dit een reden om zolang mogelijk thuis te blijven wonen of worden door dit mechanisme gedwongen om thuis te blijven wonen. In het sociale huursegment worden woningcorporaties geconfronteerd met niet rendabele investeringen bij nieuwbouw. Hierdoor wordt onder woningcorporaties weinig nieuwbouw gepleegd en staan ook hier de verhuismogelijkheden onder druk. Te verwachten is dat er wel een beweging ontstaat van mensen die van een huur woning naar een (in waarde gedaalde) koopwoning zullen verhuizen. Door de effecten op de koop en huurwoningmarkt ontstaat er een afnemende verhuismobiliteit. Het verhogen van eigen bijdragen in de intramurale AWBZ-zorg zal naar verwachting het verhuismoment van een huur of eigen woning naar een verpleeghuisplaats nog verder vertragen. Hierdoor richt zich het leven van mensen met beperkingen en in het bijzonder ouderen in een kwetsbare positie, op de wijk. Hier wordt zorg ontvangen, hier moeten activiteiten plaatsvinden, hier zal voor elkaar en met elkaar gezorgd moeten worden. 2. Sociale netwerken Sociale netwerken zijn nodig voor het goed laten functioneren van de Community. Dagelijks sociaal contact zorgt voor sociaal vertrouwen. Door gezamenlijke activiteiten binnen wijken kunnen sociale netwerken worden versterkt. Het “elkaar geven van een gezicht” leidt tot versterkte verbondenheid met elkaar waarbij men sneller “een boodschap” voor elkaar doet of elkaar te hulp schiet. Tevens werkt de wederzijdse bekendheid tot een gevoel van veiligheid en verkleint de drempel om elkaar aan te spreken op onwenselijk gedrag waardoor wijken die sterke netwerken hebben er netjes en veilig uitzien. De sociale netwerken zijn de bron voor informele zorg binnen de Community. Deze informele zorg stelt mensen met een (potentiële) ondersteuningsbehoefte in staat zo goed mogelijk te functioneren in hun maatschappij. Op wijkniveau moet gewerkt worden aan de bekendheid met en van elkaar om deze sociale netwerken op te bouwen en te versterken. In het rapport “vertrouwen in de buurt” van de WRR 2005, wordt gesproken over 4 burgerschapsstijlen waarbij potentie van het sociaal netwerk te vinden is in de categorie afwachtende burgers. Deze burger wordt niet uit zichzelf actief maar als hij wordt gevraagd of gestimuleerd is er bereidheid tot activiteiten binnen het sociale netwerk. 3. Beperkte vervoers-mobiliteit Zoals hierboven al vermeld werd is de belevingswereld van mensen sterk afhankelijk van de actieradius die mensen hebben. De actieradius wordt bepaald aan de hand van de mogelijkheden die mensen hebben (ondervindt men belemmeringen in de mobiliteit) en in de mate waarin de fysieke omgeving zich daar voor leent. Een openbare ruimte die zodanig is ingericht dat ondanks het ervaren van beperkingen er geen belemmeringen in de mobiliteit optreden kan helpen de actieradius van mensen zo ruim mogelijk te houden. Echter mensen die beperkingen in mobiliteit ondervinden zullen de meeste vervoersbewegingen in hun eigen huis en in hun eigen wijk maken. Hierdoor is het inrichten van het maatschappelijk ondersteuning- en zorgsysteem op wijk niveau het best aansluitend bij de belevingswereld van veel ouderen. Wel kan per wijk gekeken worden hoe obstakels voor mensen met beperkingen zo klein mogelijk gehouden kunnen worden door in de fysieke (her)inrichting hier rekening mee te houden.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
29
4. Hogere efficiëntie door samenwerking op wijkniveau Door concentratie van zorg en ondersteuning in wijken te organiseren ontstaat er een dusdanige concentratie waardoor het rendabel is om deze zorg ook te leveren. Hierdoor kan efficiënte planning en logistiek plaatsvinden en kan op langere termijn gewerkt worden aan uitbreiding van diensten en verbetering van kwaliteit doordat in de bedrijfsvoering van leverende organisaties de ruimte tot innovatie en verbetering blijft bestaan. 5. Community Care Zorg in en door de gemeenschap kan worden vormgegeven wanneer mensen zich onderling met elkaar verbonden voelen. Deze samenhang is het sterkst op het niveau van (een gedeelte van) een straat maar kan afhankelijk van welke thema’s het betreft ook plaatsvinden op buurt of wijk niveau. Het verschil tussen wijken en buurten bestaat er in dat een wijk een administratieve eenheid is die zeer gebruikelijk is voor het ontwikkelen van allerhande voorzieningen terwijl de buurt een uitdrukking is van een bundeling van sociale factoren. De beleving van de buurt wordt tevens bepaald door de actieradius die men heeft, eventueel met behulp van simpele hulpmiddelen (rollator, e.d.). Afhankelijk van het thema, moet het niveau van de buurt worden opgerekt of worden ingekrompen. Zo is een thema als veiligheid als snel een aangelegenheid voor de gehele wijk terwijl sociaal kapitaal in de zin van buren hulp, moet worden ingestoken op straat niveau. De verwachting bestaat dat naar mate de ondersteuning een grotere inbreuk maakt op de persoonlijke ruimte van mensen de sociale cohesie sterker moet zijn. Anders gezegd: familieleden zullen eerder helpen bij persoonlijke verzorging dan de buren, laat staan een wijkgenoot. Wanneer het gaat om hulp bij het huishouden ligt dit al weer anders en bij het vervullen van een alarmeringsfunctie zou gedacht kunnen worden dat de community care op niveau van de wijk/kern mogelijk te realiseren is. 6. Ruimtelijke ordening Nederland De zesde reden om te kiezen voor een wijk/kernaanpak is dat de Nederlandse bebouwing van oudsher wordt gekenmerkt door een wijk/parochiestructuur. In tegenstelling tot andere landen waar vaak sprake is van lintbebouwing enerzijds en eindeloze (sub)urbane gebieden anderzijds, kent de Nederlandse bebouwing altijd de opzet van een beperkt aantal woningen die in cirkels om een centrum met voorzieningen (school, winkels, kerk, horeca) liggen. Dat geldt niet alleen voor dorpen. Ook onze stedelijke wijken zijn op deze manier opgezet. Dat maakt dat het relatief eenvoudig is om vanuit WWZ-perspectief aan te sluiten met een (WWZ-)voorzieningenkern die een functie vervult voor een omliggend gebied.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
30
7.6 Bijlage 6: Toelichting Vrijwilligerswerk en mantelzorg Strategische keuzes en samenwerking binnen de vrijwilligerscentrales in Parkstad De Vrijwilligerscentrales in Parkstad zien de volgende trends die invloed hebben op onze strategie: bevolkingskrimp en vergrijzing participeren moet c.q. mag de zelfredzame burger beroep op collectieve voorzieningen verandert behoefte aan coördinatie en afstemming tussen partijen en ketens nieuwe doelgroepen: met name de kwetsbare burgers economische crisis en als gevolg daarvan toename nieuwe vrijwilligers terug naar de buurt c.q. wijk: wijkgericht werken vrijwillig wat kan, professioneel wat moet vrijwilligers willen kort en flexibel aan de slag: incidenteel en/of projectmatig vrijwilligers stellen hogere eisen aan het vrijwilligerswerk en de begeleiding de calculerende vrijwilligers: wat heb ik eraan strakkere afspraken: contracten en vrijwilligersbeleid De consequenties van deze ontwikkelingen voor de Vrijwilligerscentrales in Parkstad zijn als volgt: vrijwillige inzet zal meer en sneller als middel tot participatie worden ingezet; organisaties hebben meer vragen die met name op het terrein van binding van vrijwilligers, flexibilisering van de organisatie en samenwerking met andere partijen liggen; vrijwillige inzet kent steeds meer vormen; voorlichting, werving, bemiddeling en begeleiding gaan steeds meer op maat plaatsvinden; de uitbreiding van vormen van vrijwillige inzet betekent dat ondersteuners van die vrijwillige inzet zich niet langer kunnen beperken tot het werkgebied van vrijwillige inzet zelf, maar dat ze ook in de bredere context van de versterking van de ‘civil society’ een rol dienen te spelen om van waarde te zijn. De Vrijwilligerscentrales in Parkstad stimuleren en faciliteren een zelfredzame ‘civil society’. Hiermee bedoelen wij dat alle burgers naar vermogen meedoen aan de samenleving. Waar mensen dat vermogen (nog) ontberen, zien zij het als hun taak hen te ondersteunen om dat vermogen te ontwikkelen; dit binnen de grenzen van de aan hen verstrekte opdracht. Vrijwillige inzet in al zijn vormen zetten zij daarbij in. In onze ogen draagt een zelfredzame ‘civil society’ bij aan meer sociale cohesie. Hiermee bedoelen we dat burgers, informele en formele organisaties elkaar ondersteunen. Strategische keuzes: De eerste strategische keuze die opgesloten zit in de ambities, is de beweging van vrijwillige inzet naar participatie. Dit is een logische ontwikkeling als gekeken wordt naar de plek van vrijwillige inzet binnen de WMO. Bij het voormalige aparte prestatieveld 4 is de laatste jaren duidelijk geworden dat vrijwillige inzet in alle prestatievelden een wezenlijke rol kan/zal spelen. Daarmee gaat vrijwilligerswerk niet langer alleen over het toe leiden van individuen naar vrijwilligersorganisaties en het bekendmaken van de mogelijkheden voor vrijwillige inzet, maar steeds meer over vrijwillige inzet als één van de manieren om de participatiesamenleving tot stand te brengen. Ze krijgen op deze wijze meer en andere kansen om te werken aan hun missie. De logische consequentie van de onder de hierboven geschetste beweging, is dat de Centrales in hun werk minder Vrijwilligersgericht en meer Organisatie- en Samenlevingsgericht zullen opereren. Vanuit de overtuiging dat vrijwillige inzet een bijdrage levert aan een vitale civil society, kan het niet anders dan dat die lokale samenleving hoofdingang wordt om te kijken naar onze bijdrage.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
31
En aangezien het vooral de vrijwilligersorganisaties zijn die in de praktijk bezig zijn met vrijwillige inzet, willen zij hen ondersteunen om deze inzet zo effectief mogelijk vorm te geven. Nadere informatie Vrijwilligerswerk In het Trendrapport Vrijwillige Inzet 2011 van Movisie worden de volgende constateringen gedaan m.b.t. vrijwilligers(-organisaties) i.r.t. de WMO. Het aantal organisaties dat aangeeft een bijdrage te willen leveren aan de WMO is volgens het trendrapport duidelijk afgenomen. Er bestaat het volgende beeld over de betrokkenheid van vrijwilligersorganisaties bij de WMO: Ongeveer vijftien procent van de organisaties geeft aan met haar activiteiten een actieve bijdrage te leveren aan de WMO. Nog eens zes procent is in de toekomst van plan om dit te gaan doen. De overige tachtig procent geeft aan nauwelijks bekend te zijn met de WMO (22 procent), wel bekend te zijn met de WMO maar niet te weten of men een bijdrage wil leveren (30 procent) of men zegt duidelijk nee op deze vraag (27 procent). Deze conclusies onderschrijven de conclusie van het WMO Trendrapport 2009 dat de ‘civil society’ organisaties en daarbinnen met name de vrijwilligersorganisaties niet actief betrokken zijn bij de WMO. Werving van leden, deelnemers, cliënten, bestuursleden of andere vrijwilligers blijkt voor vrijwilligers de belangrijkste opdracht voor het komende jaar. De organisaties hebben daarbij vooral behoefte aan ondersteuning bij fondsenwerving en promotie van het vrijwilligerswerk. Ook is er behoefte aan cursussen en trainingen van vrijwilligers. Krijgen ze die ondersteuning? Bijna de helft (45 procent van de 4446 organisaties) zegt van niet. De andere helft krijgt steun van de landelijke bond of koepel (37,7 procent) of van een regionale of lokale organisatie. In Breda mogen bedrijven alleen meedingen in een aanbestedingsprocedure als ze maatschappelijk betrokken ondernemen. Woningcorporatie Trudo biedt nieuwe huurders een korting van honderd euro op de woonlasten als ze in ruil daarvoor vrijwilligerswerk doen. Deze regeling geldt voor nieuwe huurders van de achterstandswijk Woensel-West in Eindhoven. Ze krijgen deze korting als ze zich inzetten voor de wijk om daarmee de leefbaarheid te versterken. Het vrijwilligerswerk professionaliseert. Er worden door burgers en subsidieverstrekkers steeds meer eisen gesteld aan zowel de organisaties als aan de vrijwilligers. Ze vragen om transparantie en professionaliteit. Om hun hoofd boven water te houden, moeten organisaties hiermee zien te om te gaan. Een logische reactie is dat ze eisen gaan stellen aan de interne werkwijze en de capaciteiten van de mensen die binnen de organisatie werkzaam zijn, als betaalde of vrijwillige kracht. Maar meer eisen stellen aan organisaties betekent ook meer eisen stellen aan vrijwilligers die zich aanmelden. Denk aan startkwalificaties of verplichte trainingen voordat men kan beginnen met het vrijwilligerswerk. Uitdagingen voor gemeenten. De grote uitdaging voor de gemeente is om vrijwillige inzet meer te benutten voor de realisering van beleidsdoelen, zonder dat burgers of organisaties het idee hebben voor het karretje van een ander te worden gespannen. Dat betekent dat de gemeente moet investeren in relatieopbouw met burgers, vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties en het bedrijfsleven. De Netwerkbijeenkomsten in Landgraaf zijn daarvan een goed voorbeeld.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
32
Onderzoek Mantelzorg. De gemeenten Landgraaf, Brunssum, Simpelveld en Nuth hebben in 2010 een onderzoek laten uitvoeren naar het aantal mantelzorgers, naar de vraag in welke mate het mantelzorgen als belastend wordt ervaren en naar de ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers. Het aantal mantelzorgers van 18 jaar en ouder dat meer dan acht uur per week en meer dan drie maanden zorg verleent ligt voor de 4 gemeenten tussen 3394 en 4991. Het aantal jonge mantelzorgers (11 tot 18 jaar) in de vier gemeenten bedraagt tussen de 348 en 511. In het onderzoek onder mantelzorgers in de vier gemeenten geeft 33% aan dat zij de mantelzorg als “vaak te zwaar” of “overbelastend” ervaren. Het aantal ernstig belaste mantelzorgers in de vier gemeenten zal volgens deze berekening dus tussen de 1142 en 1680 liggen. Veel mantelzorgers weten niet dat ze mantelzorger zijn of willen liever niet hebben dat anderen dit weten. Dit komt doordat de term mantelzorg vaak overkomt als “zakelijk en afstandelijk” terwijl het voor de mantelzorger zelf gaat om “familiaire ondersteuning”. Vaak is het ook een bewuste keuze van mantelzorgers om zaken op te lossen in de eigen omgeving zonder hulp van derden. Het feit dat men mantelzorg verleent, vindt men vanzelfsprekend en voortkomend uit de relatie die men heeft met de zorgvrager. Het potentieel aan mantelzorgers in de vier gemeenten zal in de toekomst gaan afnemen. Het aantal zorgvragers zal op basis van de demografische gegevens in de komende twintig jaar in absolute aantallen toenemen. Bijna 45% van de mantelzorgers geeft aan dat zij geen behoefte aan ondersteuning hebben, 29% twijfelt hierover. Bij de ernstig belaste mantelzorgers geeft 25% aan dat zij geen behoefte aan ondersteuning hebben. Van de groep mantelzorgers die aangeven dat zij graag ondersteuning willen hebben geeft meer dan tweederde aan dat zij op dit moment al ondersteuning ontvangen. Ondersteuning voor de zorgvrager wordt belangrijker gevonden dan ondersteuning voor de mantelzorgers. Als deze goed is geregeld wordt de belasting voor de mantelzorger zelf ook als minder ervaren. Als concreet aan mantelzorgers gevraagd wordt aan welke ondersteuning men behoefte heeft, dan wordt met name “advies en begeleiding bij de contacten met instellingen” genoemd. Ook “informatie/voorlichting”, “tegemoetkoming in de onkosten” en “vervoer” worden relatief veel genoemd. In tegenstelling tot vergelijkbare onderzoeken is het aantal respondenten dat aangeeft dat ze niet bekend zijn met aanbod van een of meerdere ondersteuningsvormen klein. Men is vaak huiverig voor het tijdelijk laten overnemen van zorg door anderen. Dit doordat men dan het gevoel heeft de controle uit handen te geven, maar ook in veel gevallen omdat de zorgvrager dit niet wil. De gesprekken met groepen mantelzorgers die, vanuit de focusgroepen in de pilot van de VONSSgemeenten, in het voorjaar 2014 hebben gevoerd, bevestigen deze uitkomsten. Veel deelnemers (een groter aantal dan 45%) gaven aan behoefte te hebben aan ondersteuning waarbij maatwerk noodzakelijk is. De behoefte aan ondersteuning is hierin zeer divers. Een aantal aanbevelingen komt samen rond het thema signaleren en registreren van mantelzorgers en advies en begeleiding. Preventief te werk gaan om overbelasting te voorkomen is belangrijk. Het is daarom noodzakelijk om mantelzorgers actief te benaderen en niet te wachten tot zij zelf hulp inroepen. Veel mantelzorgers weten niet dat ze mantelzorger zijn. Naast de algemene voorlichting is het van belang om mantelzorgers “op te sporen”. Mantelzorg is altijd gekoppeld aan een zorgvrager. Deze zorgvrager heeft in de meeste gevallen contact met een of meerdere hulp- of dienstverleners. Als zij constateren dat er sprake is van een problematische mantelzorgsituatie kunnen zij, na overleg met de mantelzorger, de gegevens van de mantelzorger doorgeven aan de medewerkers van het project vroegsignalering/preventie. Van hieruit wordt vervolgens telefonisch contact opgenomen met de mantelzorger. Indien er sprake is van zware belasting of overbelasting kan, na een gesprek, ondersteuning op maat worden geboden. De medewerkers van het project preventie/vroegsignalering zijn op de hoogte van alle ins en outs van mantelzorg en hebben goede contacten en afspraken met het regionale steunpunt.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
33
7.7 Bijlage 7: Wettelijke taken beleidsvisie Ingevolge de WMO betrekt de gemeente de ingezetenen van de gemeente en de, in de gemeente, belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de Raad te doen, vraagt het College over de ontwerp-visie advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (WMO-platform). De beleidsvisie kan tussentijds worden gewijzigd door de gemeenteraad. De wet zegt in artikel 2.1.2 van de WMO onder andere het volgende: de gemeenteraad stelt één visie vast, die richting geeft aan de door de Raad en het College te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning; De beleidsvisie geldt voor ten hoogste vier jaar en kan tussentijds gewijzigd worden; De visie bevat de hoofdzaken van het door de door de gemeente gevoerde WMO-beleid; in de visie wordt in ieder geval aandacht gegeven aan: • wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende prestatievelden; • hoe het samenhangende beleid wordt uitgevoerd en welke acties worden ondernomen in de periode die de beleidsvisie bestrijkt; • welke resultaten de gemeente wenst te behalen in de periode die de visie bestrijkt; • welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om de kwaliteit te borgen van de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning; • welke maatregelen worden genomen om de keuzevrijheid te bevorderen voor degenen aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend. Daarnaast moet de visie de resultaten van het meningvormende totstandkomingsproces met burgers en organisaties beschrijven. De beleidsvisie omvat dus het lokale, samenhangende beleid gericht op mensen met beperkingen of problemen. De visie geeft invulling aan de verruimde verantwoordelijkheden voor gemeenten als het gaat om het versterken van de sociale samenhang, het voorkómen van problemen en het bevorderen van deelname van alle inwoners aan de samenleving. WMO-Platform. In overleg met de WMO-Platform wordt vastgesteld op welke wijze de WMO-ketenpartners (professionele instellingen met een functie voor de WMO-doelgroep) worden betrokken bij de totstandkoming van de beleidsvisie. Klanttevredenheidsonderzoek. Voor de gemeente is het belangrijk om te weten hoe de burger de dienstverlening van de gemeente ervaart en waardeert. Om dit meetbaar te maken wordt jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek gehouden.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
34
7.8 Bijlage 8: Lijst met afkortingen Afkortingen:
WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten WWB: Wet Werk en Bijstand WSW: Wet Sociale Werkvoorziening Hbh: Hulp bij het huishouden CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin PGB: Persoonsgebonden Budget SVB: Sociale Verzekering Bank ZRM: Zelfredzaamheidmatrix CMWW: Centrum voor Maatschappelijk en Welzijn Werk Cizop: Centrum voor informele zorg in Parkstad GGD: Gemeenschappelijke Gezondheid Dienst AMHK: Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling AMK: Advies en Meldpunt Kindermishandeling SHG: Steunpunt Huiselijk Geweld WWZ: Wonen, Welzijn en Zorg
Begrippen: Preventie
(vroeg) Signalering
Zelfredzaamheid
AMHK
Bestuurlijk aanbesteden
Op preventie gerichte ondersteuning van cliënten met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking. Het opvangen van en betekenis toekennen aan gebeurtenissen binnen en buiten de beroepspraktijk, die de sociale omstandigheden van de (potentiele) cliënten negatief kunnen beïnvloeden. Het vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen bijvoorbeeld wassen, aankleden en koken alsmede het vermogen om sociaal te kunnen functioneren, zo nodig met hulp van anderen. Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling als bedoeld in Artikel 12a van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De huidige adviesen meldpunten kindermishandeling en de steunpunten huiselijk geweld worden samengevoegd tot AMHK’s. Een model van financiering dat werkt met twee niveaus van contracteren. Er wordt een basisovereenkomst gesloten tussen gemeenten en aanbieders over communicatie, overleg en besluitvorming. In deelovereenkomsten wordt besproken welke effecten men wil bereiken, met wie en voor welk budget.
Samenwerken, samenleven 26-08-2014
35