DE BOER, Minne Gerben. ‘De zoete en minder zoete geuren van Patrick Süskind:
een contrastieve studie over het lexicale veld van de reuk’. Hoofdstuk 16 van Woordstudies II. ITALIANISTICA ULTRAIECTIN 6. Utrecht: Igitur, Utrecht Publishing & Archiving Services, 2010. ISBN 978‐90‐6701‐029‐0. 321‐330. SAMENVATTING In dit hoofdstuk wordt een nieuw lexicaal veld op de agenda van de contrastieve semantiek gezet, namelijk het veld van de reuk. Dit veld, interessant omdat het een betrekkelijk arm veld is, wordt bestudeerd aan de hand van een Duitse roman met zijn Italiaanse vertaling.
RIASSUNTO In questo capitolo si pone un nuovo campo lessicale nell’agenda della semantica contrastiva, il campo dell’olfatto. Questo campo, interessante perché piuttosto impoverito, viene studiato mediante un romanzo tedesco e la sua traduzione italiana.
SUMMARY In this chapter a new lexical field is put on the agenda of contrastive semantics, the field of smelling. This field is interesting because it is relatively impoverished; it is studied on the basis of a German novel and its Italian translation.
KEY‐WORDS contrastive analysis, German‐Italian, lexical fields: smell
© Minne G. de Boer De bundel Woordstudies II vormt het zesde deel van de reeks I TALIANISTICA U LTRAIECTINA . STUDIES IN ITALIAN LANGUAGE AND CULTURE, uitgegeven door Igitur, Utrecht Publishing & Archiving Services, ISSN 1874‐9577 (http://www.italianisticaultraiectina.org).
321
16. DE ZOETE EN MINDER ZOETE GEUREN VAN PATRICK SÜSKIND EEN CONTRASTIEVE STUDIE OVER HET LEXICALE VELD VAN DE REUK
Inleiding Het onderwerp dat hier aan de orde komt kan gemakkelijk geïllustreerd worden met het volgende citaat, dat ik in Italiaanse en Duitse versie weergeef: (1) Lʹodore di un cavallo sudato per lui era come lʹodore delicato e acerbo delle gemme di rosa in fioritura, il puzzo acre di un cimice equivaleva allʹodore di vitello lardellato che usciva dalle cucine dei signori. (2) Der Duft eines schweißenden Pferdes galt ihm ebensoviel wie der zarte grüne Geruch schwellender Rosenknospen, der stechende Gestank einer Wanze nicht weniger als der Dunst von gepicktem Kalbsbraten, der aus den Herrschaftsküchen quoll.
In deze passage staan twee Italiaanse woorden, odore en puzzo, tegenover vier Duitse woorden: Duft, Geruch, Gestank en Dunst. Hoe komt dat zo? Voor een eerste poging tot een contrastieve analyse van het lexicale veld van de geuren heb ik een tekst uitgezocht die verzadigd is van geuren, namelijk de roman Das Parfüm van Patrick Süskind en de Italiaanse vertaling Il Profumo door Giovanna Agabio. Het onderwerp garandeert dat de geurtermen er zeer frequent zijn. Het eerste deel van het boek, dat wil zeggen zoʹn honderd bladzijden, heb ik voor beide talen onderworpen aan het concordantieprogramma Microconcord. Het semantische veld van de geur Geuren behoren tot een veld van waarneming, en wel volgens specialisten in de semantiek zoals George Miller en Philip Johnson‐Laird (1976, 600) een van de armste waarnemingsvelden, vooral als je het vergelijkt met het gezicht en het gehoor. Deze armoede heeft twee kanten: een systematische en een historische kant. Systematisch gezien hangt ze samen met de betrekkelijk geringe betekenis die de reuk voor de mens heeft. Daarom beschikt de taalgemeenschap over minder termen om de werkelijkheid te benoemen. Dat feit is ook Süskind niet ontgaan, die Grenouille, het wonderkind op het gebied van het ruiken, laat zeggen: (3) daß Rauch, daß ein von hundert Einzeldüften schillerndes, minuten‐ ja sekundenweis sich wandelndes und zu neuer Einheit mischendes Geruchsgebilde wie der Rauch des Feuers nur eben jenen einen Namen ʺRauchʺ besaß… daß Erde, Landschaft, Luft, die von Schritt zu Schritt und von Atemzug zu Atemzug von anderem Geruch erfüllt und damit von andrer Identität beseelt waren, dennoch mit jenen drei plumpen Wörtern bezeichnet sein sollten – all diese groteske Mißverhältnisse zwischen dem Reichtum der gerüchlich wahrgenommen Welt und der Armut der Sprachen, ließen den Knaben Grenouille an Sinn der Sprache
Dit hoofdstuk is de Nederlandse versie van een bijdrage aan het AIPI‐congres te Soave (1998), gepubliceerd als I soavi e meno soavi odori di Patrick Süskind: studio contrastivo sul lessico degli odori in de Handelingen, Soavi sapori della cultura italiana. Firenze: Franco Cesati, 2000.
322
überhaupt zweifeln: und er bequemte sich zu ihrem Gebrauch nur, wenn es der Umgang mit anderen Menschen unbedingt erförderlich machte.
Ook anderszins is de taal van de reuk minder gestructureerd dan die van de andere zintuigen. Volgens Miller en Johnson‐Laird wordt het verschil tussen statische en actieve waarneming, dat zien van kijken en horen van luisteren onderscheidt, in vele talen geneutraliseerd voor de armere velden. Zo kunnen het Engelse to smell en het Duitse riechen zowel statisch als actief zijn. Ook de syntaxis is in dit veld minder ontwikkeld: naast ik zie hem komen en ik hoor hem komen klinkt ik ruik hem komen minder gewoon. En ik heb hem ruiken komen is in het Nederlands totaal onmogeliijk. Ten slotte kan men met ruiken minder gemakkelijk abstracte betekenissen vormen dan met zien en horen: zinnen als ik hoor dat jij ziek bent, waar horen staat voor vernemen, en ik zie dat ik me vergist heb, waar zien beseffen betekent, zijn gewoner dan een soortgelijk abstract gebruik van ruiken. 1 Toch denk ik dat Miller & Johnson‐Laird hier een te absoluut standpunt innemen. Het Duitse woord Gerücht, dat ik wel niet toevallig tegenkwam toen ik zocht naar voorbeelden met Geruch en samenstellingen, is daar een aanwijzing voor. 2 En ook het Italiaanse werkwoord sentire, waarop ik nog terugkom, lijkt zowel de syntactische als de semantische overweging tegen te spreken. Maar er is ook een historische reden waarom de taal van de reuk armer is. De Duitse scheikundige Artur Kutzelnigg, die zich na zijn pensionering op de taalkunde geworpen heeft, heeft een kwantitatief onderzoek gedaan naar de reuktermen van het Oudhoogduits via het Duits van de klassieke periode naar de moderne tijd. Dat onderzoek wees uit dat de huidige standaardtaal ongeveer driekwart van de reuktermen van het Oudhoogduits kwijtgeraakt is. Dit verklaart Kutzelnigg met de constatering dat de moderne mens de reuk niet langer nodig heeft. Vroeger was het reukzintuig der Wächter über das Atemholen und die Ernährung: het waarschuwde de mens als de lucht verpest was en het voedsel verrot. In de moderne wereld, met de ontwikkeling van de hygiëne en het conserveren van voedsel, is die bewakings‐ functie teloorgegaan. Het contact met vieze geuren is sterk afgenomen.
Miller & Johnson‐Laird (1976, 600/1): ʹOur own hypothesis is that verbs [scil. of ʹtasteʹ and ʹsmellʹ] lack an abstract representation because of the conceptual impoverishment of the world of tastes and smells. If, for example, messages could be coded in a succession of perfumes, the language might very well be extended to include such utterances as ʹHe smelled that the Dow Jones index had fallenʹ. In een ingezonden stuk in Onze Taal van december 2008 wordt melding gemaakt van iemand die een geparfumeerde brief op de deurmat ʺrook liggenʺ. Wel met de aanhalingstekens die het marginale karakter van de constructie benadrukken. 2 Volgens het etymologische woordenboek van Hermann Paul (1991) is Gerücht in de eerste plaats afgeleid van rufen, maar er treedt versmelting met Geruch op als er sprake is van de betekenis ʹreputatieʹ, die voorkomt in enkele klassieke citaten. Ook volgens het Nedserlandse etymologische woordenboek is ʹlawaaiʹ de eerste betekenis, die we nu nog vinden in burengerucht. 1
323
De basiselementen van het systeem Voor de moderne periode geeft Kutzelnigg een korte beschrijving van het essentiële systeem van het Duitse reuklexicon. In de eerste plaats hebben we het werkwoord riechen, dat zoals we al zagen de beide betekenissen heeft van das Aussenden von Gerüche (die Blumen riechen) en die entsprechende Geruchswahrnehmung (ich rieche dei Blumen). Naast dit werkwoord bestaat het zelfstandige naamwoord Geruch, niet alleen in de beide genoemde betekenissen van das, was ausgesendet, beziehungsweise wahrge‐ nommen wird, maar ook voor het zintuig zelf, dat verder ook nog met de samen‐ stelling Geruchssinn aangeduid kan worden. Verder heeft het werkwoord riechen een neutrale fuinctie, waarbij het geflan‐ keerd wordt door twee meer specifieke werkwoorden: duften en stinken, die opnieuw het begrip ʹgeuren uitwasemenʹ weergeven, maar dan respectievelijk verrijkt met het kenmerk (goed) en (slecht). 3 Voor de historische ontwikkeling is het interessant te zien dat het werkwoord stinken pas in de moderne periode zijn negatieve connotatie heeft gekregen. In de oude taal was het voorbeeld mogelijk dat ik hier in moderne spelling en uitspraak weergeef als Die Rosen und die Lilien stinken süß. Ook in het Nederlands heeft een soortgelijke ontwikkeling plaatsgehad. Ook bij deze specifieke werkwoorden bestaan er overeenkomstige zelfstandige naamwoorden: Duft voor de aangename geur en Gestank voor de onaangename geur. Zo heeft het Duits een evenwichtig systeem, dat niet noodzakelijkerwijs in alle talen even evenwichtig hoeft te zijn. Het Nederlands bijvoorbeeld onderscheidt ook de werkwoorden ruiken en geuren, corresponderend met riechen en duften, maar op het niveau van het substantief treedt er neutralisatie op: de term geur komt zowel met Geruch als met Duft overeen. Kutzelnigg voltooit zijn basissysteem met de opmerking dat er voor de speci‐ fieke geuren, die individuelle Gerüche, twee woordvormingswijzen bestaan: samen‐ stellingen van het type Rosenduft, in het Nederlands uiteraard rozengeur, en syntac‐ tische uitbreidingen (dat wil zeggen mit Hilfe von Fügungen), zoals nach Knoblauch riechend. Het basissysteem bevat dus de naam van het zintuig, het werkwoord en het substantief die het waarnemen en het uitwasemen van geuren aanduiden, de positieve en negatieve nuances van deze begrippen en de morfologische en syntactische middelen om geuren te onderscheiden door ze te vergelijken met een standaard. Ook hier wordt weer de verarmde status van het veld bevestigd: terwijl kleuren beschikken over specifieke woorden als rood, blauw of groen voor de kleur van het bloed, de lucht of het gras, is er niets dergelijks voor de geuren van rozen of knoflook. 4 3
Voor de positieve en negatieve waarde van het kenmerk gebruik ik (goed) en (slecht). Deze begrippen worden uiteraard in het Nederlands gelexicaliseerd als lekker en vies. 4 In hun samenvatting van de psychologische literatuur noemen Miller & Johnson‐Laird als voornaamste geureigenschappen: putrid, ethereal, fragrant, burned, resinous en spicy. Ik zal me niet aan vertalingen van deze termen wagen, want deze adjectieven lijken erg op de adjectieven die voor
324
Het reuksysteem in het Italiaans Hoe is nu de situatie voor het Italiaans? Laten we beginnen met de naam van het zintuig. In de grammatica van Buommattei (1643) heb ik een hoofdstuk gevonden waarin de auteur de vijf zintuigen opnoemt: de reuk is hier lʹodorato. Deze term komt niet in mijn corpus voor; ik vond alleen maar lʹolfatto, meestal als vertaling van Geruchssinn. Bij de specialisatie van de medische terminologie heeft men kennelijk teruggegrepen op termen ontleend aan de klassieken. Het grootste voordeel van olfatto is echter dat het afleidingen toelaat, namelijk het adjectief olfattorio in anato‐ mische zin 5 en olfattivo als alledaagse verwijzing naar het zintuig. Het werkwoord riechen kan uitgesplitst worden in sentire un odore en avere/dare un odore. Een fraai voorbeeld waarin we de beide betekenissen van riechen tegen‐ komen is de zin die gaat over Madame Gaillard, die tengevolge van een ongeluk haar reukvermogen had verloren, en de baby Grenouille, die de magische eigenschap heeft dat hij geen enkele geur verspreidt: (4) Sie roch ja nicht, daß es nicht roch (5) Infatti non sentiva che lui non aveva odore
Het Italiaanse sentire heeft alleen de statische waarde van riechen. Voor de dyna‐ mische waarde bestaan er verschillende woorden, waaronder annusare en fiutare. 6 Een voorbeeld: (6) Das ist die erste Regel, Baldini, alter Schafskopf: Rieche, wenn du riechst, und urteile, wenn du gerochen hast! (7) Questa è la prima regola, Baldini, vecchio imbecille! Annusa, quando stai annusando, e giudica dopo aver annusato
Fiutare heeft de sterkste betekenis en komt overeen met het Duitse wittern: (8) La zecca aveva fiutato il sangue (9) Der Zeck hatte Blut gewittert 7
Een andere oplossing voor het contrast tussen riechen en wittern is te zien in de volgende zin: (10) Das er dies alles freilich nicht mit den Augen sah, sondern mit seiner immer schärfer und präziser riechenden Nase erwitterte
wijnen gebruikt worden, waarover Adrienne Lehrer (1975) zegt dat hun betekenis het resultaat is van onderhandelingen tussen kenners. 5 Bij Plinius wordt het zintuig zowel met olfactus als met odoratus weergegeven. In het Italiaans is odorato oorspronkelijk de normale term, terwijl olfatto opkomt in de 18e eeuw. In de Italiaanse versie van dit artikel worden tegenovergestelde citaten gegeven van de gebroeders Verri, respectievelijk uit 1775 en 1781. 6 Het Nederlands heeft in deze sfeer (op)snuiven en het frequentatief snuffelen. 7 Het Nederlands heeft in deze combinatie het neutralere ʹbloed gerokenʹ.
325
(11) Il fatto che lui non vedesse tutte queste cose con gli occhi, ma le fiutasse con il suo naso sempre più raffinato e preciso nel cogliere odori
Hier komt het actieve riechen dus overeen met cogliere gli odori (= de geuren opvan‐ gen). Vervolgens is er een soepele overgang naar de werkwoorden die het ademen aangeven: aspirare, inspirare, respirare. Twee voorbeelden: (12) Grenouille stava curvo sopra di lei e aspirava il suo odore (13) Grenouille stand über sie gebeugt und sog ihren Duft ein (14) Inspirò a fondo il caldo odore di latte (15) Er nahm noch einen Atemzug von der warmen Milchdunst
De voorbeelden laten zien dat we hier te maken hebben met metaforische toepassin‐ gen van termen die behoren tot het veld van het ademen, en daarbij gaat het meer om het stylistische gebruik van een auteur dan om een taalfeit. 8 Sentire is een polyseem werkwoord. Het wordt gebruikt voor het gehoor, het gevoel en de reuk, maar het heeft ook een abstracte betekenis, zoals in mi sento bene qui ʹik voel me hier prettigʹ. De basis van deze veralgemening zal wel het gevoel zijn, gezien de equivalenten in andere talen (voelen/fühlen/feel). Vaak is het moeilijk om vast te stellen wat de exacte waarde van sentire is. In mijn corpus heb ik 56 voor‐ beelden van sentire, waarvan er negen betrekking hebben op hören, 22 op fühlen, 18 op riechen, terwijl zeven voorbeelden moeilijk onder te brengen zijn. Misschien is het deze polysemie die verklaart waaarom in de meeste gevallen waarin sentire een vertaling van riechen is het werkwoord vergezeld gaat van het lijdend voorwerp odore/profumo/aroma, terwijl in het Duits het werkwoord al voldoende duidelijk is. Onder de voorbeelden zijn echter enkele intrigerende gevallen. Het eerste is de zin: (16) Dʹun tratto Terrier si sentì puzzare
Gaan hier de waarneming (sentì) en de uitwaseming (puzzare) samen? Nee, want uit de contekst blijkt dat het werkwoord hier de abstracte betekenis van waarnemen heeft. Dat blijkt vooral uit de vervolgzin met sentire: (17) il bambiono Grenouille lo fiutava [es witterte ihn]. E dʹun tratto Terrier si sentì puzzare, di sudore e di aceto, di crauti e di vestiti non lavati [ʹvoelde dat hij stonk naar zweet en azijn, naar zuurkool en ongewassen klerenʹ]. Si sentì nudo e brutto.
Het Duits luidde: (18) er kam sich stinkend vor […]. Er kam sich nackt und häßlich vor.
In deze roman komen ook verschillende synesthetische metaforen voor. Hierbij wordt een parfum vergeleken met een orkest, een beeld dat overigens ook in de parfumerieindustrie gebezigd wordt. Met dank aan Ulla Musarra‐Schrøder en Harriët van den Heuvel voor deze noot. 8
326
Ook het andere voorbeeld vertaalt een ander Duits werkwoord: (19) Baldini chiuse gli occhi e sentì che i ricordi più sublimi si ridestavano dentro di lui (abstracte betekenis van sentire) (20) Baldini schloß die Augen und sah sublimste Erfahrungen in sich wachgerufen
Voor de andere betekenis van riechen wordt gen specifieker werkwoord gebruikt. Ik heb maar één keer het werkwoord profumare gevonden, in een gebruik dat wat litterair aandoet. Het staat trouwens naast een werkwoord dat komt uit de sfeer van de smaak: sapere di (ʹsmaken naarʹ). Het fraaie Ovidius‐citaat luidt: (21) Sa di capro il giovinetto, la vergine in boccio profuma come bianco narciso (22) Es böckelt der Jüngling, es duftet erblühend die Jungfrau wie eine weiße Narzisse
Voor het overige vinden we alleen maar avere un odore, dare un odore, emanare un odore. Als we nu kijken naar de gebruikte substantieven, dan valt op dat er een neutraal woord bestaat, en wel odore, met daarnaast een woord voor het kenmerk (slecht), namelijk puzzo, en twee woorden voor het kenmerk (goed), namelijk profumo en aroma. In sommige gevallen kunnen de woorden naar dezelfde referent verwijzen: sento lʹodore del caffè, il profumo del caffè, lʹaroma del caffè. Waarin onderscheidt zich aroma van profumo? Op grond van mijn corpus kan ik zeggen dat aroma gebruikt kan worden voor eenvoudige geuren, terwijl profumo complexe geuren aanduidt. Het is dan ook juist de kunst van de parfumier om parfums te vormen op grond van de vele onderscheiden aromaʹs. We zagen al de Einzeldüfte, de afzonderlijke aromaʹs. die Grenouille in de rook kon ontwaren. Verwante velden Hier wil ik nog drie uitweidingen maken: De eerste is dat het veld van de reuk erg dicht ligt bij het veld van de gassen die verspreid worden als men iets verbrandt, dus dat van de rook. Niet voor niets bevat het woord profumo het basiswoord fumo. De etymologische woordenboeken zijn er een beetje vaag over, maar in de Dictionnaire étymologique van Dauzat vond ik dat het woord parfum afgeleid is van een Italiaans perfumo, een variant van profumo. De afleiding wordt gemotiveerd met de transparantie in het Italiaans: de basis is fumo en niet fumée. 9 Wie weet wat Germanisten boven water kunnen krijgen over de ver‐ houding tussen riechen en Rauch? 10 De eerste attestaties stammen uit het begin van de 16e eeuw, van Rabelais en Robert Estienne. Ik ben niet nader ingegaan op dit onderzoeksveld, maar om duidelijkheid te krijgen zouden we eerst een minutieuze speurtocht moeten houden naar de eerste attestaties in beide talen. 10 De mij toegankelijke bronnen maken zowel voor het Duitse Rauch ten opzichte van riechen als voor het Nederlandse rook tegenover ruiken gewag van een apofonische formatie, dat wil zeggen een afleiding die variatie in de vokaal van het werkwoord vertoont. De oorspronkelijke betekenis lijkt te zijn geweest: ʹrook, geur of damp uitwasemen; de betekenis van ʹeen geur opvangenʹ is volgens Paul 1991 secundair alhoewel hij al aanwezig is in het Middelhoogduits. Het woordenboek van Paul geeft ook een citaat ʹden Braten riechenʹ uit Luther 1566. Wat deze opmerkingen suggereren is dat de velden 9
327
Tweede uitweiding: er is ook verband met het veld van het verspreiden van vloeistoffen. Daarvoor kunnen we te rade gaan bij het substantief Dunst, waarvan de grondbetekenis is het verspreiden van water. Dit kan uitgebreid worden binnen het veld van de geuren. Voor de Kalbsbraten ligt de zaak niet erg duidelijk, maar ik heb ook een Dunst van de melk gevonden, en dat doet al wat natter aan. 11 De derde, belangrijke, uitweiding. Een geur is de eigenschap van een substantie: een olfactieve eigenschap, zoals de kleur een visuele eigenschap is. Maar die eigenschap kan gereïficeerd worden en dat is juist waar de kunst van de parfumier in bestaat. Hij haalt de geuren uit een substantie en maakt daar een eigen substantie van. Deze nieuwe substantie krijgt de naam profumo (in het Frans parfum), dat daardoor een tweede betekenis krijgt: niet langer een geurige eigenschap, maar nu ook een geurige substantie. Het Duits kiest hier voor een andere oplossing: het aarzelt tussen een samen‐ stelling, namelijk Riechwasser (ouderwets Nederlands reukwater), en een leenwoord uit het Frans, namelijk Parfüm (de weg die ook het Nederlands gekozen heeft). Dit laatste woord is ook de titel en het onderwerp van het boek van Süskind. Op deze wijze splitst zich een nieuw veld af van het veld van de geuren, namelijk dat van producten die men kopen en verkopen kan. Het begrip parfumier (Italiaans: profumiere) maakt deel uit van dit nieuwe veld, en niet van het oude van de geuren. Grammatikale opmerkingen Twee korte punten over de morfologische en syntactische creativiteit van de ge‐ bruikte woorden. In mijn corpus heb ik een groot aantl samenstelluinge n gevonden die Geruch of Duft als eerste lid hebben. Deze samenstellingen krijgen in het Italiaans haast altijd de vorm van een substantief‐met‐adjectief combinatie, waarbij: Met odore het geleerde adjectief olfattivo correspondeert; Met profumo het voltooid deelwoord profumato correspondeert; Met aroma het adjectief aromatico correspondeert: een normaal adjectief, ook al is het een tikkeltje geleerd in nzijn vormingswijze. Inzake de syntactische uiitbreidingen beperk ik me tot de beide middelen die gebruikt worden om de vergelijkingsnorm aan te duiden: 1) een Duits (of Nederlands) bijwoord, dat in het Italiaans een adjectief wordt: (23) süß riechen (zoet ruiken) – avere un odore dolce
van de reuk en de verwante velden oorspronkelijk nog niet gescheiden waren, wat ook voor de Germaanse talen een diepgaande diachronische studie zou rechtvaardigen. 11 Paul 1991 legt een etymologisch verband met het Engelse dust. Ook hier moet de oude betekenis heel wat algemener zijn. Op het gebied van de geuren is mijn hypothese dat (doordringend) het meest saliente kenmerk is, wat ook verklaart dat Dunst voor ʹdampʹ gebruikt wordt.
328
2) een voorzetselbepaling, met nach in het Duits, di in het Italiaans: (24) nach Bratwurst riechen – avere un odore di salsiccia
Een paar speciale gevallen Er zijn nog veel andere dingen die uitgediept zouden kunnen worden. Ik beperk me tot twee opmerkingen: Malodorante is de vertaling van stinkend, terwijl het Duitse woord Wohlgeruch, in de zin over het meisje dat door Grenouille gedood is (25) sie überschwemmte ihn mit ihrem Wohlgeruch
samenhangt met een woord dat nog niet in de discussie is voorgekomen, namelijk fragrante: (26) lo sommerse con la sua fragranza
Een tweede punt dat nog opheldering vereist is de rol van de lucht, aria in het Italiaans. In het Nederlands kan lucht gebruikt worden in de zin van ʹgeurʹ, en schertsend ook luchtje voor ʹparfumʹ. Maar vieze lucht kan niet vertaald worden met ʹmalariaʹ, aangezien aria in het Italiaans niet tot het veld van de geuren hoort, maar tot het verwante veld van de ziekteverwekkende uitwasemingen. Conclusie In dit artikel heb ik een eerste analyse gemaakt van een semantisch veld dat nog maar weinig onderzocht is. De aanpak was onomasiologisch van aard; dat wil zeggen dat er een veld van begrippen uit de ervaringswereld geïsoleerd en ingedeeld werd, waarbij de vraag was hoe in verschillende talen dat veld gelexicaliseerd wordt. De methode was contrastief, waarbij een tekst gekozen werd die dit veld als onderwerp heeft, met vertalingen in andere talen. Een bestseller is dan een goede keuze. De resultaten die hier bereikt zijn kunnen gebruikt worden als hypotheses voor verder onderzoek.
329
Bibliografie Buommattei, Benedetto. Della lingua toscana [1643]. Milano: Società Tipografica deʹ Classici Italiani, 1807. Dauzat, Albert. Dictionnaire étymologique de la langue française. Larousse, 1938. Kutzelnigg, Artur. ʹDie Verarmung des Geruchswortschatzes seit dem Mittelalterʹ Muttersprache 94 (1984): 328‐345. Lehrer, Adrienne. ʹTalking about wineʹ Language 51 (1975): 901‐923. Microconcord. Oxford: Oxford University Press, 1993. Miller, George A. & Philip N. Johnson‐Laird. Language and Perception. Cambridge: Cambridge University Press, 1976. Paul, Hermann. Deutsches Wörterbuch, 9. Vollständig neu bearbeitete Auflage von Helmut Henne und Georg Objartel unter Mitarbeit von Hedrun Kämper‐Jensen. Tübingen: Niemeyer, 1992. Süskind, Patrick. Das Parfüm. Die Geschichte eines Mörders. Zürich; Diogenes, Detebe 22800, 1994 [eerste editie Zürich: Diogenes, 1985]. Süskind, Patrick. Il profumo. Italiaanse vertaling van Giovanna Agabio. Milaan: TEADUE 112, 1992 [eerste Italiaanse editie Milaan: Longanesi, 1985].
330