Inhoudsopgave
Samenvatting
4
Summary
6
Hoofdstuk 1 Inleiding
8
1.1
Onderwerp
8
1.2
Doelstelling en probleemstelling
9
1.3
Toerisme in Marokko
11
1.4
Cultureel toerisme, erfgoed en de culturele toeristensector
12
1.5
Methodologie
15
1.6
Leeswijzer
16
Hoofdstuk 2 Historie en erfgoed
17
2.1
Berbersamenleving met Punische invloeden (prehistorie – 40)
18
2.2
Onderdeel van het Romeinse rijk (40 – derde eeuw)
20
2.3
Arabische verovering en het rijk van de Idrissieden (670 – 920)
22
2.4
Berberdynastieën: Almoravieden, Almohaden en Marinieden
26
(1040 – vijftiende eeuw) 2.5
Saädieten (zestiende eeuw – 1660)
32
2.6
Alawieten (1660 – 1820)
34
2.7
Rond het protectoraat (1820 – 1956)
36
Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van de Marokkaanse toeristensector
39
3.1
Eerste reizigers
40
3.2
Het Franse protectoraat
43
3.3
Culturele instellingen
47
3.4
Oriëntalisme en de invloed van West-Europa
49
3.5
Toerisme in de onafhankelijke staat
52
2
Hoofdstuk 4 De hedendaagse Marokkaanse culturele toeristenindustrie
54
4.1
Omvang van de toeristische sector en samenstelling van toeristen
55
4.2
Positie van de toeristische sector
58
4.3
UNESCO in Marokko
61
4.4
Casestudy Fes
63
Hoofdstuk 5 Conclusie
66
5.1
Antwoord op de probleemstelling
67
5.2
Hypothese 1
69
5.3
Hypothese 2
71
5.4
Aanbevelingen
73
Literatuurlijst
74
3
Samenvatting Deze scriptie is het resultaat van een onderzoek dat is verricht naar de Marokkaanse culturele toeristensector. Het doel was te onderzoeken hoe deze sector zich in een aantal decennia heeft ontwikkeld tot een geduchte concurrent voor gevestigde culturele bestemmingen en hoe erfgoed daarbij wordt ingezet. Er is speciale aandacht besteed aan de invloed van West-Europa op dit ontwikkelingsproces. Bij cultureel toerisme speelt erfgoed een belangrijke rol. Aan de hand van een indeling in perioden is de geschiedenis van Marokko en het bijbehorende erfgoed beschreven. Zij is daarbij opgedeeld in zeven perioden, gebaseerd op de verschillende dynastieën die het land hebben geleid. Uit deze beschrijving blijkt dat het Marokkaanse erfgoed divers van aard en herkomstperiode is. Het omvat Punische objecten, maar ook overblijfselen uit de Romeinse tijd, voorbeelden van hoogstaande islamitische en Moorse architectuur en verschillende historische stadskernen. Vanaf het begin van de twintigste eeuw, toen Marokko een deels Frans en deels Spaans protectoraat was, is er in het land sprake van een toeristische sector. De invloed van de Fransen op Marokko en haar erfgoed is groot. Zij voerden een oriëntalistisch beleid om het erfgoed te conserveren en restaureren, waarbij de toeristische potentie een belangrijke rol speelde. Marokko werd door hen op de markt gepositioneerd als ‘lusthof voor vermoeide Europeanen’. Na de Marokkaanse onafhankelijkheid raakte het belang van erfgoed binnen de toeristische sector op de achtergrond. Economische doelen werden leidend in het culturele overheidsbeleid. Er werd groot belang gehecht aan de toeristensector en dit leidde in 1965 tot de oprichting van een Ministerie van Toerisme. Sindsdien is de toeristische sector in gestaag tempo uitgegroeid tot een miljardenindustrie, met jaarlijks meer dan 9 miljoen buitenlandse bezoekers. In 2001 heeft de Marokkaanse koning de ontwikkeling van het toerisme uitgeroepen tot speerpunt van nationaal beleid en kreeg het de hoogste prioriteit. Er zijn in Marokko vier hoofdgroepen toeristen te onderscheiden: westerse toeristen, Marokkaanse migranten, islamitische buitenlandse toeristen en binnenlandse toeristen. De belangrijkste doelgroep om verdere groei in de toeristensector te realiseren zijn westerse toeristen. De invloed vanuit West-Europa op de Marokkaanse toeristensector is daardoor tweeledig; de Fransen hebben de Marokkaanse samenleving van binnenuit gestuurd, terwijl de behoeften en perceptie van West-Europese toeristen, als voornaamste doelgroep voor de 4
toeristische sector, van buitenaf een sturende werking hebben gehad. Op praktisch niveau heeft de toeristische sector nog een aantal stappen te maken om aan de kwaliteitseisen van Europese toeristen te voldoen. Daarnaast speelt de inzet van het rijke Marokkaanse erfgoed een rol bij het positioneren van het land als toeristische bestemming. UNESCO heeft in Marokko acht plekken tot werelderfgoed uitgeroepen. Dit erfgoed wordt actief ingezet in de promotie van het land, net als het erfgoed dat door de Fransen als belangrijk werd beschouwd. Ander erfgoed blijft echter onderbelicht, waardoor geen optimaal gebruik wordt gemaakt van de diversiteit en potentie van het gehele Marokkaanse erfgoed.
5
Summary This thesis is the result of research carried out on Moroccan cultural tourism. The goal was to examine how this sector has developed over several decades into a formidable competitor of the established cultural destinations and how heritage was used in this process. Special attention is paid to the influence of Western Europe on this development. In cultural tourism heritage plays an important role. The history of Morocco and its heritage is described using a division of seven periods. These periods are based on the different dynasties that ruled the land. This description shows that Moroccan heritage is diverse both in nature and time of origin. It includes Punic objects, but also remains from the Roman era, examples of distinguished Islamic and Moorish architecture and several historical urban centres. From the beginning of the twentieth century, when Morocco was partly French, partly Spanish protectorate, the country has had a tourist sector. The influence of the French on Morocco and its heritage has been huge. They ran a policy of oriëntalism to preserve and restore heritage, in which tourist potential played an important role. Morocco was promoted as ‘a haven for tired Europeans'. After the Moroccan independence the importance of heritage within the tourist industry diminished. Economic goals became leading in cultural governmental policy. Great importance was attached to the tourist sector and this led to the establishment of the Ministry of Tourism in 1965. Since then, tourism grew steadily into a sector of industry where billions were made, with over 9 million foreign visitors every year. In 2001 the Moroccan king proclaimed the development of tourism a vanguard of national policy, and it became the highest priority. In Morocco one can discern four main groups of tourists; western tourists, Moroccan migrants, Islamic foreign tourists and domestic tourists. The main target group for further growth in the tourist industry is western tourists. The influence from Western Europe on the Moroccan tourist sector is thereby two-fold; the French have guided Moroccan society from within, whereas the needs and the perception of Western European tourists - being the most important target group for the tourist industry - have had a guiding influence from outside. On a practical level, the tourist industry has still some steps to make to meet the requirements of European tourists. Furthermore the use of the rich Moroccan heritage has a 6
role in positioning the country as a tourist destination. UNESCO proclaimed eight Moroccan places world heritage sites. These are actively used in promotional campaigns, as is the heritage the French thought significant. Other heritage remains under exposed. As a result there is no full employment of the diversity and potential of the entire heritage of Morocco.
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Onderwerp
Er zijn veel landen met een bloeiende toeristensector. Sommige landen en streken staan bekend om hun zonnige ligging. Andere toeristische gebieden zijn populair vanwege het aanbod aan sportieve activiteiten. Op basis van attracties die een land of gebied te bieden heeft valt de toeristenstroom te categoriseren; bijvoorbeeld als strandtoeristen of wintersporters. In deze scriptie ligt de focus op cultureel toerisme. Culturele toeristen komen naar een gebied voor de lokale cultuur en erfgoed. Veel landen met een culturele toeristensector bogen op overblijfselen uit een rijk verleden. Hoewel West-Europa een klein gebied is en daardoor slechts een klein deel van de culturele steden herbergt, bevinden zich daar de meeste pioniers en prototypen op dit gebied.1 Steden als Rome en Parijs gelden al eeuwen als culturele toeristenbestemming. Deze toeristengebieden zijn in de loop van de tijd ver doorontwikkeld. In de laatste decennia zijn er, met name in derdewereldlanden, culturele toeristensectoren ontstaan die zich in hoog tempo ontwikkelen tot een serieuze concurrent voor gevestigde culturele bestemmingen. Men is hier bezig met het maken van een inhaalslag en zo komen er nieuwe, invloedrijke spelers op de culturele toeristenmarkt. Het is de vraag hoe het toerisme in deze landen van een onderontwikkelde sector in een aantal decennia kon uitgroeien tot wat het nu is. Wat zijn de stuwende krachten achter dit ontwikkelingsproces? En welke rol speelt erfgoed hierbij?
1
Ashworth & Tunbridge 2000: p. 147.
8
1.2
Doelstelling en probleemstelling
De doelstelling voor het onderzoek luidt als volgt: Analyseren hoe een culturele toeristensector ontstaat en tot ontwikkeling wordt gebracht.
Om dit proces te analyseren is een land centraal gesteld als casestudy. Er is gekozen om toeristische ontwikkelingen in Marokko als uitgangspunt te nemen. Het is een goed voorbeeld van een derdewereldland waar het fenomeen van de snel ontwikkelende toeristensector is waar te nemen. Hier is gedurende een korte periode een culturele toeristensector van de grond af opgebouwd en deze is nog volop in ontwikkeling. In Marokko kan deze ontwikkeling in de praktijk worden geobserveerd. Het onderzoek richt zich op zowel het ontstaan van de Marokkaanse toeristensector als de ontwikkeling hiervan tot de hedendaagse situatie. Daarbij wordt de manier waarop erfgoed wordt ingezet uitgelicht.
Hier vloeit de volgende probleemstelling uit voort: Hoe ontwikkelt zich een culturele toeristensector in Marokko?
Naast de probleemstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd: - Wat is een culturele toeristenindustrie? - Waaruit bestaat het Marokkaanse erfgoed? - Hoe heeft het (culturele) toerisme zich in Marokko ontwikkeld en welke rol heeft WestEuropa hierbij gespeeld? - Op welke manier wordt erfgoed ingezet in de Marokkaanse toeristenindustrie? - Hoe ziet de samenstelling van toeristengroepen in Marokko eruit? - Is er verschil in behoeften, percepties en doel van het bezoek tussen Marokkaanse en Westerse toeristen? - Hoe ziet de culturele toeristensector in Marokko eruit? - Welke invloed heeft toerisme op Marokkaanse steden? - Welke invloed hebben internationale culturele organisaties in Marokko?
9
Tot slot zijn er twee hypothesen geformuleerd, deze luiden als volgt: 1. De Marokkaanse culturele toeristensector is gedeeltelijk een product van het Westen. Voor de Marokkaanse toeristenindustrie vormen toeristen uit West-Europa een belangrijke doelgroep. Mijn hypothese is dat zowel de belangstelling van West-Europese toeristen voor Marokko en de belangstelling van deze toeristen voor cultureel erfgoed in het algemeen, als de nauwe historische en politieke banden tussen Marokko en West-Europa, ertoe leiden dat er sprake is van invloed van West-Europa op de ontwikkeling van de Marokkaanse culturele toeristenindustrie.
2. Marokkaans erfgoed kan effectiever worden ingezet om cultureel toerisme te stimuleren. Marokko is een land met een rijk verleden, dat verschillende (over)heersers heeft gekend. Hierdoor beschikt het over erfgoed dat divers van aard is. Deze diversiteit in erfgoed komt weinig naar voren in toeristisch promotiemateriaal. Hierin ligt de nadruk op een aantal regelmatig terugkerende thema’s, zoals de koningssteden met hun dicht bebouwde medina’s en beelden van kamelen in de Sahara. De hypothese is dat erfgoed, wanneer het breder wordt ingezet, er toe kan bijdragen dat cultureel toerisme naar Marokko verder toeneemt.
Tot slot is het belangrijk om te realiseren dat deze scriptie geschreven is door een westerse schrijfster, aan de hand van westers bronnenmateriaal en dus vanuit een westers perspectief.
10
1.3
Toerisme in Marokko
Toerisme is wereldwijd een van de belangrijkste economische sectoren.2 Dit geldt inmiddels ook voor Marokko. Het is een sector waar veel geld in omgaat en waar binnen Marokko belang aan wordt gehecht. Zo kent het land zelfs een Ministerie van Toerisme en zijn er ambitieuze doelen gesteld om de toeristensector verder uit te breiden. Er is in een aantal decennia een succesvolle toeristenindustrie opgebouwd. De potentie van het land reikt verder; Marokko lijkt op koers om een toeristische bestemming van formaat te worden. Het ontwikkelen van en investeren in de toeristensector heeft in Marokko inmiddels de hoogste prioriteit gekregen. In 2001 kende koning Mohammed VI de sector deze status toe. Hij sprak als doel uit dat Marokko in de top-20 van de wereldranglijst van vakantiebestemmingen zou komen.3 Gezien de groei van de Marokkaanse toeristensector lijkt dit doel haalbaar. Wellicht ligt het succes van de Marokkaanse toeristensector in de aantrekkingskracht van het land, zoals beschreven door de Engelse schrijfster Edith Wharton, die in 1919 een van de eerste reisgidsen over Marokko schreef: ‘To touch the past with one’s hands is realized only in dreams; and in Morocco the dreamfeeling envelopes one every step.’ 4
2
Driessen 2008: p. 101. http://www.hic-Marokko.nl 4 Wharton 1920: p. 77. 3
11
1.4
Cultureel toerisme, erfgoed en de culturele toeristensector
In deze paragraaf wordt een theoretisch kader geschetst over cultureel toerisme en de rol die erfgoed daarbij speelt. Daarna is een gedeelte opgenomen dat ingaat op een aantal kenmerken van de culturele toeristensector.
Zoals eerder genoemd richt dit onderzoek zich op cultureel toerisme in Marokko. Om deze vorm van toerisme te onderzoeken, is het allereerst noodzakelijk de term cultureel toerisme te definiëren. Over de invulling van het begrip ‘cultuur’ bestaat discussie. Bij een smalle benadering van het begrip wordt het beperkt tot materiële zaken en culturele producten. Cultuur wordt dan vaak gerelateerd aan de voor net zoveel interpretaties vatbare term kunst. De reikwijdte van het begrip cultuur wordt steeds vaker breed getrokken. Het wordt dan gerelateerd aan de manier waarop een samenleving functioneert; het onderliggende karakteristieke gedrag.5 Cultuur bestaat, als tegenhanger van natuur, uit aangeleerde gedragskenmerken en wordt wel kortweg gedefinieerd als: ‘datgene wat mensen denken, hebben en doen.’ 6 In deze scriptie wordt de definitie die de United Nations Educational Scientific and Cultural Organization (UNESCO) voor cultuur hanteert overgenomen:
‘ the set of distinctive spiritual, material, intellectual and emotional features of society or a social group (…) encompassing (…) in addition to art and literature, lifestyles, ways of living together, value systems, traditions and beliefs.’ 7
De culturele toerist is geïnteresseerd in het in aanraking komen met een andere cultuur. De mate van onbekendheid van die cultuur is daarbij niet van belang, het kan ook gaan om regionale culturele verschillen. Het gaat om de behoefte aan het proeven van het andere, dit is het hoofdmotief. Ook binnen de hoofdgroep culturele toeristen vallen allerlei subgroepen te onderscheiden, namelijk op basis van kennis, duur en invulling van het verblijf en submotieven voor het verblijf. Zo valt een kunsthistoricus in een andere behoeftegroep dan een willekeurige dagtoerist, en heeft een culturele toerist die twee weken in een stad
5
Donders 2008: p. 3. Lentjes 1981: p. 38. 7 Donders 2008: p. 4. 6
12
verblijft andere behoeften dan iemand op doorreis. Iedere toerist heeft behoefte aan faciliteiten als overnachtingsmogelijkheden, infrastructuur, restaurants en winkels. Voor een culturele toerist is daarnaast het aanbod van culturele activiteiten van aanzienlijk belang. Veel toeristen bereiden zich voor op het bezoeken van een plek en vormen zich een beeld van hoe het op die plek zal zijn. Daarbij spelen markeringspunten een belangrijk onderdeel van herkenning. Voor culturele toeristen zijn deze markeringspunten culturele attracties. Bijvoorbeeld gebouwen, monumenten of standbeelden.8 Markeringspunten vormen vaak de reden van het bezoek van de toerist aan deze plek. Markeringspunten vallen onder het bredere begrip erfgoed. Dit omvat niet uitsluitend materiële, maar ook immateriële zaken, zoals culinaire tradities en muziek. Erfgoed wordt hier breed gedefinieerd als: ‘een waardevol overblijfsel uit het verleden’.9 Wat als erfgoed wordt beschouwd staat niet vast en verschilt per gemeenschap. De factor tijd is hierbij van belang. Er wordt vanuit een eigentijds perspectief invulling gegeven aan het verleden. Hierbij wordt er gefilterd, waardoor een selectief beeld ontstaat van het verleden en de overblijfselen daarvan; het erfgoed. Daardoor kan het per periode en leefomgeving verschillen wat men als ‘waardevol overblijfsel’ en dus als erfgoed beschouwt.10
Wanneer een land of gebied door culturele toeristen wordt bezocht, is er sprake van een culturele toeristensector. Deze vormt een onderdeel van de toeristensector als geheel. Erfgoed is een belangrijke motivatie voor internationaal toerisme en daarmee van vitaal belang voor de toeristische sector.11 Erfgoed is een marketingtool om een stad of gebied aantrekkelijk te maken voor toeristen.12 Bij cultureel toerisme speelt plaatsgebondenheid een belangrijke rol. Het meeste erfgoed is intrinsiek verbonden met een fysieke plaats. Historische gebeurtenissen, archeologische resten en gebouwen hebben een standplaats, die deel uitmaakt van het erfgoed. Hoewel objecten mobieler zijn, worden ook zij meestal met een bepaalde plek geassocieerd.13 De culturele toeristenindustrie ontstaat niet op natuurlijke wijze maar wordt gecreëerd en 8
Suvantola 2002: p.169. Ronnes 4-2-2011. 10 Graham, Ashworth &.Tunbridge 2000: p. 2. 11 Idem: p. 20. 12 Ronnes 4-2-2011. 13 Graham, Ashworth &.Tunbridge 2000: p. 197. 9
13
gevormd.14 Bij dit ontwikkelingsproces speelt de economische functie van erfgoed binnen een stad of gebied een belangrijke rol. Historisch gezien wordt de economische waarde en functie van erfgoed als ondergeschikt beschouwd aan de immateriële waarde. Deze immateriële waarde is essentieel bij het classificeren van erfgoed, het geeft betekenis. Wanneer erfgoed als zodanig is geclassificeerd wint de economische functie ervan aan betekenis, deze is van primair belang bij het in stand houden van erfgoed.15 Dit is een kostbaar proces dat in de praktijk vrijwel alleen wordt volgehouden wanneer het erfgoed zelf geld genereert. Daarom wordt erfgoed grootschalig ingezet als middel bij toeristische promotie.16 De toerist betaalt voor secundaire voorzieningen in de commerciële toeristenindustrie als hotels, winkels en restaurants.17 Dankzij de trekpleisterfunctie die erfgoed vervult is het economisch rendabel om erfgoed te beschermen en behouden.
14
Ashworth & Tunbridge 2000: p. 136. Graham, Ashworth &.Tunbridge 2000: p. 129-131. 16 Idem: p. 17. 17 Ashworth & Tunbridge 2000: p. 66. 15
14
1.5
Methodologie
Het onderzoek is grotendeels uitgevoerd aan de hand van schriftelijk bronnenmateriaal. Het literatuuronderzoek is onder te verdelen in theoretische publicaties over toerisme en erfgoed en publicaties specifiek gericht op Marokko en de toeristensector aldaar. Boeken, reisverslagen, wetenschappelijke artikelen en reisgidsen vormen een belangrijke bron van informatie. Daarnaast is een gedeelte van het onderzoek gebaseerd op cijfers en beleidsstukken van het Marokkaanse Ministerie van Toerisme. Internationale culturele organisaties die in Marokko actief zijn vormen tevens een informatiebron. Naast literatuuronderzoek is veldonderzoek een bron van informatie. In het kader van dit onderzoek is een zevendaagse studiereis naar Marokko ondernomen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in Fez, waarbij ook de steden Meknes en Tanger zijn bezocht. Daarnaast zijn ervaringen van een eerdere studiereis naar Marokko (2009) en het daar vergaarde materiaal in het onderzoek verwerkt. Tijdens dat verblijf zijn de steden Casablanca, Marrakech, Meknes en Fez aangedaan. Na het verzamelen van informatie is deze geordend op onderwerp, thema en subthema, aan de hand van de inhoudsopgave. Voor veel onderwerpen geldt dat de informatie op verschillende manieren is ingewonnen. Er is voor gekozen om bovengenoemde soorten informatie niet gebundeld in afzonderlijke hoofdstukken, maar door elkaar verweven te gebruiken.
15
1.6
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgen drie inhoudelijke hoofdstukken. Er volgt eerst een gedeelte waarin aan de hand van historische periodes een overzicht wordt gegeven van de Marokkaanse geschiedenis en het bijbehorende erfgoed. Hoofdstuk drie bevat een overzicht van de verschillende ontwikkelingsstadia van toerisme in Marokko en de rol die erfgoed daarbij heeft gespeeld. In dit hoofdstuk wordt tevens beschreven welke invloed WestEuropa heeft gehad op de Marokkaanse toeristensector. Dit wordt gevolgd door een hoofdstuk waarin de huidige Marokkaanse toeristensector onder de loep wordt genomen en er wordt belicht hoe men in Marokko inspeelt op behoeften van de westerse toerist. Er wordt afgesloten met een conclusie en aanbevelingen. Tot slot is een literatuurlijst opgenomen.
16
Hoofdstuk 2 Historie en erfgoed In dit hoofdstuk wordt aan de hand van opeenvolgende historische periodes de geschiedenis van Marokko en het bijbehorende erfgoed beschreven. Het land heeft door de eeuwen heen verschillende grenzen en benamingen gekend. Omwille van het lezersgemak wordt het gebied wel steeds als Marokko aangeduid. De Marokkaanse geschiedenis is hier ingedeeld in zeven perioden, op basis van verschillende heersers en dynastieën die het land hebben geleid. De volgende perioden zijn onderscheiden en vormen ieder het onderwerp van een paragraaf van dit hoofdstuk:
2.1
Berbersamenleving met Punische invloeden (Prehistorie – 40)
2.2
Onderdeel van het Romeinse rijk (40 – derde eeuw)
2.3
Arabische verovering en het rijk van de Idrissiden (670 – 920)
2.4
Berberdynastieen: Almoravieden, Almohaden en Marinieden (1040 – 15e eeuw)
2.5
Saädieten (16e eeuw – 1660)
2.6
Alawieten (1660 – 1820)
2.7
Rond het protectoraat (1820 – 1956)
Er wordt steeds een beknopte beschrijving gegeven van de periode en de ontwikkelingen die daarin hebben plaatsgevonden. Aansluitend wordt een overzicht gegeven van het erfgoed dat uit deze periode bewaard is gebleven.
17
2.1
Berbersamenleving met Punische invloeden (Prehistorie – 40)
In de prehistorie vormde Noord-Afrika een geheel met de rest van Afrika. Het oudste bewaard gebleven Marokkaanse erfgoed is uit deze periode afkomstig. Het gaat om archeologische vondsten, zoals bewerkte pijlen. De eerste aanwijzingen van een georganiseerde samenleving dateren in dit gebied van ongeveer 20.000 v. C..18 Er zijn uit deze periode op grote schaal rotstekeningen en gravures gevonden, vooral in de uitlopers van de Hoge Atlas.19 Omstreeks 6000 v.C. vond een migratiegolf plaats vanuit het oosten naar Noord-Afrika. Teruggevonden potten en skeletten tonen overeenkomsten met archeologisch materiaal uit Noordoostelijk-Afrika en het Midden-Oosten. Vermoedelijk waren de migranten uit deze regio’s afkomstig.20 Geschat wordt dat rond het jaar 1000 v.C. een stabiele beschaving tot stand kwam, die wordt aangeduid als Libyco-berber. Dit zijn de rechtstreekse voorouders van de huidige Berbers, die worden beschouwd als de oorspronkelijke bewoners van Marokko. Waar zij precies vandaan kwamen is onduidelijk. Zij kunnen afstammen van de bewoners uit de steentijd, maar het is ook mogelijk dat er een invasie heeft plaatsgevonden vanuit Europa of het Midden-Oosten. Arabische geschiedschrijvers beschouwen deze voorouders van de Berbers als een Semitisch volk, afkomstig uit Palestina. Hier is geen archeologisch bewijs voor gevonden. Het eerste bewijs van joodse aanwezigheid in Marokko stamt uit de Romeinse tijd. Er is in ieder geval beïnvloeding geweest vanuit het Midden-Oosten, wat blijkt uit de in die tijd aangebrachte opschriften van grafstenen, die overeenkomsten vertonen met uit deze periode bewaard gebleven grafopschriften in Jemen.21 Door klimaatsverandering ontstond rond 4000 v. C. de Sahara. Deze vormde de komende vijf millennia een voor mensen ondoordringbare barrière en zorgde voor een culturele scheiding tussen gebieden ten noorden en ten zuiden van de zandzee. Door de uitbreidende Sahara verdreven, trokken nomaden vanuit het zuiden naar noordelijkere gebieden.22 Met de oprukkende Sahara werd de Middellandse Zee voor Marokko steeds belangrijker als handelsroute. Vanaf 700 v. C. deden Punische handelsexpedities vanuit het toen
18
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 19/20. Idem: p. 24. 20 Idem: p. 19/20. 21 Idem: p. 20-26. 22 idem: p. 19/20. 19
18
machtige Carthago de kusten van Marokko aan. De oudste Punische nederzettingen op Marokkaans grondgebied dateren van deze periode. In de daarop volgende eeuwen stond de Marokkaanse kust onder gezag van de Puniërs. In de kuststeden werd de Punische bestuursvorm doorgevoerd; in Volubilis zijn Punische inscripties gevonden met de namen van stadbestuurders. Het waren de Puniërs die het eerste schrift in Marokko introduceerden.23 Na de val van Carthago in 146 v.C. kwam er een stroom Punische vluchtelingen naar Marokko op gang. De Puniërs zochten er hun toevlucht en drukten hun stempel op het culturele leven. Hierdoor nam de invloedssfeer van de Punische beschaving toe en breidde zich uit van de kuststrook richting het binnenland. In het binnenland bestonden Berbervorstendommen met een eigen cultuur en bestuursvorm. De Punische leefwijze werd hier na de val van Carthago gedeeltelijk overgenomen, wat blijkt uit archeologisch materiaal. Hier zijn, net als in de kuststreken, potscherven, munten en Punische inscripties gevonden.24
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - pijlpunten en bewerkte pijlen - rotstekeningen en gravures - potscherven - grafstenen met Punische inscripties - archeologische opgravingen van Punische nederzettingen - Punische munten en potscherven
23 24
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 26. Idem: p. 25/26.
19
2.2
Onderdeel van het Romeinse rijk (40 – derde eeuw)
Vanaf de val van Carthago, in 146 v.C., namen de Romeinen de machtspositie van de Puniërs in de voorheen door hen gecontroleerde gebieden over. Aanvankelijk was hun invloed op en interesse in Marokko gering. De Romeinen voerden een soort beschermheerschap over Marokko uit. In het jaar 40 kwam hier verandering in. De semi-onafhankelijkheid van NoordAfrika verdween na een vierjarige oorlog, waarna de Romeinen het gebied aan hun gezag onderwierpen. Het veroverde gebied werd opgesplitst in twee provincies: Mauretania Tingitana en Mauretania Caesariensis.25 Het grootste deel van Marokko maakte deel uit van eerstgenoemde provincie, met Tanger als hoofdstad.26 Net als de Puniërs controleerden de Romeinen vooral de kustgebieden. Ze konden de Berberstammen niet onder hun invloedssfeer brengen en sloten daarom verdragen met hen. De Berbers vormden desondanks een constante bedreiging voor de Romeinen en de stabiliteit in de provincies.27 Bij de komst van de Romeinen was Volubilis al een bloeiende nederzetting. Onder de Romeinen kreeg het stadsrechten en werd het een van de belangrijkste en rijkste steden van de provincie. Volubilis is de stad met de rijkste overblijfselen uit de vroege geschiedenis van Marokko. De archeologische resten van de stad zijn te bezoeken en zijn verdeeld over de historische ‘site’ en het archeologisch museum in Rabat.28 In de derde eeuw brokkelde het gezag van de Romeinen over hun omvangrijke grondgebied af. In 285 werd Volubilis vreedzaam ontruimd en trokken de Romeinen zich terug uit Marokko. Alleen de kuststrook rond Tanger bleef onder Romeins bewind staan. De Romeinse overheersing heeft, op de archeologische opgravingen in Volubilis na, weinig sporen achtergelaten in Marokko. In feite beperkte de macht van de Romeinen zich tot een aantal steden, waarvan de bewoners geen contact hadden met andere bewoners van het gebied. Op het platteland leefde de bevolking net als tevoren in een stammenstructuur.29 Over de periode direct na het vertrek van de Romeinen is weinig bekend. In de vijfde eeuw zijn de Vandalen Marokko binnengetrokken, maar zij hebben geen sporen achtergelaten. Ze lijken in de bevolking te zijn opgenomen, of verder te zijn getrokken. Volubilis bleef een druk
25
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 26-29. Stuart 1955: p. 2. 27 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 30. 28 Idem: p. 29. 29 Idem: p. 31. 26
20
bevolkte stad.30
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - archeologische ‘site’ van de stad Volubilis, met onder andere mozaïeken, tempels en baden (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO31) - archeologische voorwerpen uit Volubilis, zoals gebruiksvoorwerpen, bronzen beelden en mozaïek32
30
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 31. http://www.unesco.nl 32 http://www.maroc.net 31
21
2.3
Arabische verovering en het rijk van de Idrissieden (670 – 920)
In de tweede helft van de zevende eeuw trokken de Arabieren vanuit het Midden-Oosten Noord-Afrika binnen om het te veroveren en het islamitische geloof te verspreiden. Aanvankelijk boden Berberstammen verzet tegen de Arabische veroveraars. Met de stichting van de stad Kairouan33 in centraal Tunesië beschikten de Arabieren over een versterkte uitvalsbasis in Noord-Afrika. Aan het begin van de achtste eeuw werd NoordAfrika definitief veroverd, evenals het zuiden van Spanje.34 De nieuwe Spaanse provincie kreeg de naam al-Andalus en werd voor een aanzienlijk deel bevolkt door Berbers, die vanuit Marokko de oversteek maakten.35 De door de Romeinen ingevoerde systemen en regels, die in Noord-Afrika de maatschappij regelden, werden door de Arabieren aan de kant geschoven. Zij voerden hun eigen godsdienst, de heilige koran en de Arabische taal in. De islam werd, naast religieuze leidraad, fundament van het openbare leven en vormde de bron van wettigheid en autoriteit.36 De Berberbevolking bestond op dat moment uit drie hoofdgroepen, met ieder een eigen taal. In het noorden leefden de Riffijnen, in de Midden-Atlas en Hoge-Atlas de Chleuns en in het zuid-westen de Soussi. Deze hoofdgroepen waren onderverdeeld in talloze stammen. 37 Verschillende Berberstammen bekeerden zich in zijn geheel tot de islam, al gaven ze vaak een eigen interpretatie aan het geloof en stonden zij open voor verschillende onorthodoxe stromingen binnen de islam. De bekering bracht als voordeel mee, dat ze als moslims werden gevrijwaard van belastingen die voor christenen en joden wel golden. De mate van islamisering verschilt in Noord-Afrika sterk per regio en tijdsperiode. Vooral in afgelegen gebieden drong de islam nauwelijks door en bleven er onder andere grote joodse gemeenschappen bestaan.38 Met de komst van de Arabieren, een woestijnvolk, werd de Sahara niet langer beschouwd als een onneembare barrière. De Arabieren droegen hun kennis van het overleven in de woestijn over aan de autochtone bevolking. Het toegankelijk maken van de Sahara is een van de grootste omwentelingen geweest in de Marokkaanse geschiedenis en gaf een grote 33
Kairouan is vandaag de dag nog steeds een belangrijke stad. Het is op Mekka, Medina en Jeruzalem na de heiligste stad voor moslims. Het fungeert in Afrika als een bedevaartsoord voor gelovigen. 34 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 35/36. 35 Menocal 2006: p. 10. 36 Lewis 2004: p. 242/243. 37 Sarneel 2008: p. 57. 38 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 38.
22
economische impuls. Er ontstond een netwerk van handelswegen en de zuidgrens van het islamitische rijk verschoof steeds verder naar het zuiden, tot in donker Afrika. De oases aan de noordgrens van de Sahara werden belangrijke handelsposten, vanwaar slaven, zout en goud werden doorgevoerd. De grootste handelspost in Zuid-Marokko was Sijilmassa.39 Het handelsknooppunt ten zuiden van de Sahara was de stad Timboektoe. Een belangrijk handelsproduct van de stad was goud, afkomstig uit Ghana en Guinea. Goud was op dat moment zowel in Noord-Afrika als in Europa het wettige betaalmiddel. Het andere belangrijke handelsproduct van Timboektoe waren slaven, die vanuit het gebied ten zuiden van de Niger over de rivier werden aangevoerd. Naar schatting werden er vanaf de periode van de islamisering van Marokko tot aan het eind van de negentiende eeuw, tussen de negen en dertien miljoen slaven via Timboektoe naar Marokko getransporteerd. Daar aangekomen werden de slaven voornamelijk ingezet voor huishoudelijk werk en in het leger.40 Ondertussen werd het grote Arabische rijk, waar Marokko onderdeel van uitmaakte, geregeerd vanuit Damascus door de dynastie van de Oemajjaden. Tegenstanders van de Oemajjaden en aanhangers van dissidente richtingen in de islam kozen er regelmatig voor om naar het ver weg gelegen Noord-Afrika te vluchten, een uithoek van het rijk. Daardoor hebben verschillende dissidente stromingen, zoals het sji’isme41, hun stempel op de NoordAfrikaanse samenleving gedrukt. 42 In 740 begonnen in Marokko, als reactie op de heerschappij van de Oemajjaden, de Berberopstanden. De Berbers beriepen zich in hun verzet tegen de machtspositie van de Arabieren op religieuze gronden. Ze lieten zich inspireren door het denken van de charidjieten, een richting binnen de islam die absolute gelijkheid onder moslims predikte. De opstandelingen staakten na enkele decennia hun verzet na de val van de Oemajjaden in Damascus.43 Onder de nieuwe heersers, de Abbasieden, werden de banden tussen Marokko en het machtscentrum in het Midden-Oosten losser. De Abassieden verplaatsten hun hoofdstad
39
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 40. Valkhoff 04-03-2011 41 In het sji’isme staat de politieke en religieuze opvolging van de profeet Mohammed door zijn schoonzoon Ali centraal. Sji’ieten geloven dat Mohammed Ali als zijn opvolger heeft aangewezen. 42 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 40. 43 Ibidem. 40
23
naar Bagdad en Noord-Afrika kreeg een meer autonoom bestuur met eigen leiders.44 Daar ontstonden verschillende vorstendommen, die werden geregeerd door gevluchte leden van de dynastie van de Oemajjaden. Wegens hun prestige als afstammelingen van de eerste moslims en hun autoriteit als geestelijk leiders erkenden de recent bekeerde Berbers hen als superieuren. Een van deze gevluchte leiders, Idris ibn Abdoellah, stichtte de eerste grote dynastie in Marokko; de Idrissieden.45 Idris ibn Abdoellah was een afstammeling van de profeet Mohammed en vluchtte na een massamoord op zijn familie in 786 naar Volubilis.46 Daar trouwde hij een Berberprinses en heerste over een gebied rond deze stad. In opdracht van de Abassidische kalief in Bagdad werd hij in 791 vergiftigd. Zijn zoon volgde hem op als Idris II.47 Als hoofdstad van zijn nieuwe rijk koos Idris II de stad Fes. Volgens de legende werd de stad in 808 door hem gesticht. Het bestaan van munten uit Fes uit 801 en 805 wijst erop dat de stad al voor die tijd bestond. Vermoedelijk werd de stad bevolkt door Berbers uit de omgeving en werd van daaruit de strategische doorgang tussen de bergen in het oosten gecontroleerd. Na de komst van een stroom Arabische vluchtelingen uit Kairouan begin negende eeuw, zou Idris II een nieuwe wijk voor hen hebben gesticht op de oever van de rivier, tegenover het oude Fes. In deze Arabische wijk bouwde Idris II voor zichzelf een paleis en tevens de eerste grote moskee van de stad.48 Idris ibn Abdoellah was niet de enige overlevende van de Oemajjadenfamilie die naar Marokko vluchtte. Ook Abd ar-Rahman, wiens Berberse moeder uit deze streek afkomstig was, legde die route af.49 Hij trok verder naar al-Andalus om daar aan de macht te komen.50 Hij maakte het zuidelijk gelegen Cordoba tot hoofdstad van zijn rijk, waardoor hij nauwe contacten met Noord-Afrika kon onderhouden.51 Cordoba groeide uit tot een cultureel centrum, met als middelpunt de grote moskee. De voor dat gebouw zo kenmerkende hoefijzervormige bogen werden later in Marokko veelvuldig toegepast.52 Al-Andalus werd naar de voor die tijd geldende maatstaf een zeer tolerant gebied, waar 44
Lewis 2004: p. 87. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 41/42. 46 Idem: p. 29. 47 Idem: p. 41/42. 48 Idem: p. 42. 49 Menocal 2006: p. 9. 50 Idem: p. 12. 51 Fletcher 2000: p. 64. 52 Kleiner & Mamiya 2005: p. 364. 45
24
joden, christenen en moslims samenleefden.53 De voertaal in het gebied was Arabisch, dat ook door joden en christenen werd gesproken.54 Vanwege deze tolerante houding jegens anders gelovigen worden de Oemajjadenvorsten in Noord-Afrika en al-Andalus door islamitische historici regelmatig beschouwd als inferieure moslimheersers.55 Tijdens het bewind van de idrissieden in Marokko werden er intensieve contacten onderhouden met al-Andalus. Na een opstand onder de armen in Cordoba in 817, waarbij veel rijken de stad verlieten, vestigde een groep vluchtelingen zich in het oude stadsdeel van Fes. De komst van deze ontwikkelde migranten gaf de stad een sterke groei-impuls. Mede door hun komst, groeide de stad uit tot een belangrijk economisch, wetenschappelijk en religieus centrum. Onder leiding van een Arabische elite uit Kairouan werd in 857 de Karawijien-moskee, tevens islamitische universiteit, gesticht. Daardoor werd Fes het intellectuele centrum van Marokko.56 Het lukte de Idrissieden om een ongedeelde staat op te bouwen die tot aan de Sahara reikte. Zij zijn de grondleggers van het onafhankelijke Marokko en worden in Marokko gezien als de werkelijke verspreiders van de islam. Door onderlinge twisten tussen erfgenamen verzwakte de machtspositie van de Idrissieden in de loop van de negende en het begin van de tiende eeuw.57 Het graf van Idris I in Moulay Idriss is een van de belangrijkste heilige plaatsen van het land.
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - ruïnes van de stad Sjilmassa - islamitische religie, staatsvorm en samenleving - Fes El Bali; het oude gedeelte van de stad Fes (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO58) - Karawijien-moskee - graf van de heilige Idris I, in het dorp Moulay Idriss - de riad, een vierkant gebouw rondom een afgesloten binnentuin, als woonvorm
53
Menocal 2006: p. 15. Idem: p. 32. 55 Idem: p. 25. 56 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 43. 57 Idem: p. 43. 58 http://www.unesco.nl 54
25
2.4
Berberdynastieën: Almoravieden, Almohaden en Marinieden (1040 – 15e eeuw)
Rond het jaar 1000 verloor het centrale bestuur in Bagdad definitief alle invloed in Marokko.59 De van oorsprong Arabische Idrissieden konden hun machtspositie niet veiligstellen en in de daarop volgende eeuwen kwamen verschillende Berberdynastieën aan de macht. Het land werd tussen 1040 en 1470 achtereenvolgens geregeerd door de Almoravieden, de Almohaden en de Marinieden.60
Almoravieden Deze dynastie is afkomstig uit de westelijke Sahara, aan de oever van de rivier de Senegal.61 Hier leefden verschillende nomadenstammen, die een strijdbare islam beleden. Een van de leiders van de nomadenstammen ondernam een bedevaartstocht naar Kairouan. Van daaruit nam hij de malikitische62 hervormer en prediker Abdallad ibn Jasien mee om de leden van zijn stam te onderwijzen. Deze trok zich terug in een religieuze gemeenschap en bouwde een schare volgelingen op, Almoravieden genaamd.63 De Almoravieden hadden een sterke drift om het geloof te verspreiden. In 1053 veroverden zij de belangrijke handelsplaats Sjilmassa, waardoor ze de handel in de Sahara onder controle kregen. Vanuit deze stad werd het land veroverd. Rond 1100 was het hele gebied aan hun gezag onderworpen. Daarmee werden zij de eerste heersers van een islamitisch rijk, zonder van Arabische oorsprong te zijn. Aan de rand van de Hoge Atlas stichtten zij een nieuwe hoofdstad; Marrakech. Dit werd de rivaal van het meer Arabische Fes.64 In dezelfde periode was al-Andalus uiteengevallen in verschillende kleine staatjes, die door christelijke vorsten werden bedreigd. Om niet onder de voet te worden gelopen, riepen de islamitische vorsten de hulp in van de machtige Almoravieden. Deze maakten van de situatie gebruik om de christenen terug te drijven naar het noorden van Spanje en al-Andalus als provincie in te lijven bij hun Marokkaanse rijk. Daarmee verloor al-Andalus zowel haar
59
Menocal 2006: p. 88. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 32. 61 Idem: p. 32. 62 Het Malikisme is een van de vier rechtsscholen van de soennitische islam. Maliki wordt beschouwd als de school van Noord-Afrika. Op dit moment hangt nog steeds 35% van de moslims deze stroming van de islam aan, het grootste gedeelte van deze volgelingen bevindt zich in Noord-Afrika. 63 Hattstein & Delius 2006: p. 245. 64 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 45. 60
26
onafhankelijkheid als haar tolerante samenlevingsvorm voorgoed.65 De Andalusiërs beschouwden de Almoraviden als islamitische fundamentalisten.66 De Almoraviden verachtten op hun beurt de religieuze tolerantie van de Andalusiërs, maar ondernamen geen stappen om joden en christenen uit het gebied te verdrijven.67 Hun sterke religiositeit was een stimulans voor de Almoravieden om het grote rijk bij elkaar te houden. Zij wilden een pure en orthodoxe vorm van de islam invoeren. Voor ketterse stromingen als het charidjisme was geen plek meer. De rechtsschool van het malikisme werd in hun rijk tot norm verheven.68 De Almoravieden legitimeerden hun machtspositie op basis van hun vroomheid, maar de mate van decadentie aan het hof nam steeds verder toe. Ze voldeden niet aan hun eigen ideaal van een vroom en sober bestaan. Dit stuitte op verzet onder de bevolking. Vooral aanhangers van een pure, strenge islam namen aanstoot aan hun levenswijze. Daardoor brokkelde hun macht begin twaalfde eeuw af en was er ruimte voor de opkomst van een nieuwe dynastie.69
Almohaden Deze nieuwe dynastie vond haar oorsprong, evenals de Almoravieden, in de periferie van het rijk, namelijk in de ontoegankelijke bergketens van de Hoge Atlas.70 Ook de Almohaden waren volgelingen van een geestelijke en fundeerden hun machtspositie op religieuze gronden. De Almohaden waren volgelingen van Ibn Toemart; een uit Zuid-Marokko afkomstige Berber. Hij studeerde in Cordoba en Bagdad en sprak zich na zijn terugkeer in Noord-Afrika uit tegen de zedenloosheid aan het hof van de Almoravieden. Hij trok zich gedwongen terug in de Hoge Atlas en openbaarde zich daar als de Mahdi; de verlosser die zich aan het eind van de tijden zou openbaren. Onder de Berberstammen bouwde hij een schare volgelingen op. Typerend is dat Ibn Toemart predikte in het Berber, in plaats van in het Arabisch; de taal van de islam.71 Na een aantal mislukte pogingen slaagde een volgeling van Ibn Toemart er rond 1145 in 65
Menocal 2006: p. 46/47. Idem: p. 40. 67 Fletcher 2000: p. 78. 68 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 46. 69 Idem: p. 46. 70 Idem: p. 32. 71 Idem: p. 46. 66
27
om Marokko te veroveren. Een aantal jaren later waren de Almohaden heer en meester in Noord-Afrika. Voor het eerst sinds de heerschappij van de Romeinen stond het hele gebied weer onder centraal bestuur. De machtsbasis lag nu echter in het zuiden van Marokko, buiten het voormalige Romeinse gebied, en bij vorsten uit Noord-Afrika zelf.72 De houding ten opzichte van de provincie al-Andalus veranderde drastisch onder de Almohaden. Er werden verschillende veranderingen doorgevoerd, waarvan het verdrijven van de joden uit de steden een van de ingrijpendste was.73 De meeste van hen trokken naar het christelijke noorden, maar er vestigde zich ook een groep intellectuele joden in Fez, waar de machtsbasis van de Almohaden minder sterk was dan in de rest van het rijk. De gevaarlijke keuze van deze joden om in Marokko te blijven valt te verklaren uit het feit dat wetenschap en literatuur in het Arabische taalgebied verder waren ontwikkeld dan in de christelijke wereld – klassieke werken werden pas later vanuit het Arabisch in het Latijn vertaald – en dat Arabisch hun Andalusische voertaal was.74 Aangezien de machtsbasis van de Almohaden in het zuiden lag, bleef Marrakech de hoofdstad van het rijk, die zij naar eigen inzicht herbouwden. Het door de Almoravieden achtergelaten erfgoed werd met de grond gelijk gemaakt. Zowel Marrakech als Fes werden door de Almohaden verrijkt met paleizen, fonteinen en moskeeën.75 Bouwwerken uit deze periode gelden als hoogtepunten van architectuur en tonen veel verwantschap met de Andalusische bouwstijl.76 Het bekendste bouwwerk uit deze periode is de Koutoebia moskee in Marrakech, die, hoewel meerdere malen herbouwd, tot op de dag van vandaag bepalend is voor het stadsbeeld. De vorm en decoraties van de minaret zijn typerend voor de architectuur van de Almohaden en werden door het hele rijk gekopieerd.77 Deze culturele bloeiperiode viel samen met toenemende welvaart. Onder de Almohaden heerste er vrede in het rijk, waardoor de handel floreerde. Handelsroutes tussen Europa en Zwart-Afrika liepen, omdat verkeer over zee nog geen optie was, via de door Marokko gecontroleerde Sahara. Ondanks deze gunstige handelspositie groeide de Marokkaanse economie nauwelijks. De zwakke binnenlandse infrastructuur en de kameel als enige vervoersmiddel stonden dit in de weg. De handel met Europa, via de Middellandse Zee, werd 72
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 48. Menocal 2006: p. 217-219. 74 Idem: p. 236/237. 75 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 47-49. 76 Barrucand & Bednorz 2007: p. 141. 77 Hattstein & Delius 2006: p. 261/262. 73
28
voornamelijk door Europese kooplieden uitgevoerd, aangezien Marokko niet over een handelsvloot beschikte.78
Marinieden Begin dertiende eeuw brokkelde de macht van de Almohaden af. Delen van het rijk verklaarden zich onafhankelijk en grote delen van Spanje vielen in handen van de christenen.79 Er diende zich een nieuwe heerser aan, opnieuw vanuit een uithoek van het rijk. Ditmaal vanuit de oostelijke steppe, het huidige grensgebied met Algerije.80 Berber nomaden van de Beni Marien bezetten rond 1245 het noordelijke en oostelijke deel van het rijk. Daarmee werd Marrakech afgesloten van de handelsroutes uit de Sahara. Twee decennia later viel ook de hoofdstad zelf en waren de Marinieden heersers over heel Marokko.81 Anders dan de Almoravieden en de Almohaden beriepen de Marinieden zich niet op religieuze superioriteit. Zij hadden meer aardse motieven, zoals het vergaren van macht en rijkdom, om het land te veroveren. Mede hierdoor zijn zij nooit zo succesvol geworden als hun voorgangers. Zij konden hun machtspositie niet op religieuze gronden legitimeren.82 De Marinieden voelden zich niet thuis in Marrakech en verplaatsten het hof terug naar Fes. Daar stichtten zij in 1276 naast de oude stad een nieuwe stad, Fes Djedied. Bij de nieuwe stad werd een grote joodse wijk aangelegd; de mellah.83 Deze mellah lag vlak bij het koninklijke palies, zodat deze onder de bescherming van de koning viel.84 Fes werd het bestuurlijke centrum van het rijk. Tijdens de heerschappij van de Marinieden gingen de laatste delen van al-Andalus verloren. Vanaf dat moment bestond er in Spanje alleen nog een kleine moslimstaat rond Granada, waar de Arabische dynastie van de Nasriden heerste.85 Hierdoor kwam een grote stroom vluchtelingen richting Marokko op gang. Het rijk werd in Afrika zelf aanzienlijk vergroot en in 1346 viel heel Noord-Afrika weer onder Marokkaans gezag.86 78
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 48-51. Idem: p. 51. 80 Idem: p. 32. 81 Idem: p. 53. 82 Idem: p. 53-55. 83 Burckhardt 1992: p. 74. 84 Sarneel 2008: p. 59. 85 Kleiner & Mamiya 2005: p. 367. 86 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 56. 79
29
De Marinieden stimuleerden culturele en godsdienstige ontwikkeling. Onder hun heerschappij kwam de universiteit van Fes tot bloei en werden er verspreid over het rijk verschillende theologische centra gesticht, waar malekitisch recht werd onderwezen. Hun gebrek aan religieus prestige probeerden de Marinieden te compenseren door op grote schaal moskeeën en medersa’s – religieuze opleidingsinstituten – te bouwen. Onder hun bewind bestond er religieuze tolerantie, waardoor onorthodoxe vormen van de islam, zoals het soefisme, floreerden.87 Het soefisme, gericht op de herbeleving van de extase van de profeet Mohammed, groeide uit tot een beweging met verschillende broederschappen. De soefi-leiders probeerden de kloof tussen mens en god te overbruggen en traden op als raadslieden. Het soefisme kreeg een grote aanhang onder het volk. In tegenstelling tot het traditionele islamitische gebed, waren hun erediensten extatisch en werd er gebruik gemaakt van zang, muziek en dans. Dit werd gezien als hulpmiddel voor het vinden van god en een mystieke vereniging met god.88 Door deze religieuze tolerantie ontstonden er in sommige streken, vooral op het platteland, bewegingen rond de verering van overleden heiligen. Bloedverwanten en volgelingen van een dergelijke heilige worden zawia’s genoemd. Deze zawia’s fungeerden als geestelijk leiders en namen op het platteland de rol van de typisch stedelijke medersa’s over. Leerlingen van de zawia’s trokken door het rijk om aanhangers te werven onder de vaak oppervlakkig geïslamiseerde plattelandsbevolking. Berbertradities als voorouderverering, bezweringsrituelen en amuletten tegen onheil werden door de zawia’s met de islam verweven. Na verloop van tijd groeiden zij uit tot heersers over verschillende regio’s. 89 Er ontstond halverwege de veertiende eeuw een machtsstrijd binnen de vorstenfamilie, waardoor grote delen van het rijk aan anarchie ten prooi vielen. De regering in Fes kon de veiligheid in het land niet langer waarborgen en de karavaanroutes vielen stil. In deze periode scheidden verschillende gebieden zich af en ontstond de definitieve driedeling in Marokko, Algerije en Tunesië.90 Met de val van Granada in 1492, verdween de laatste moorse enclave in Spanje. Het gebied stond vanaf toen geheel onder christelijk bewind en moslims en joden werden verdreven. Velen van hen zochten in Noord-Afrika een veilig heenkomen, waar men zich, in 87
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 56. Lewis 2004: p. 237. 89 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 60. 90 Idem: p. 54. 88
30
tegenstelling tot twee eeuwen eerder, toleranter opstelde tegenover joden dan in christelijke gebieden.91 Spanje en Portugal zetten hun strijd tegen de moslims in Marokko voort. Niet vanuit godsdienstige, maar vooral met economische beweegredenen. De internationale handel had zich tegen die tijd, in verband met de ontdekking van de nieuwe wereld, verplaatst van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan en de Marokkaanse havens waren van strategisch belang. De Marinieden waren niet opgewassen tegen de christelijke indringers, waardoor andere verzetsbewegingen ontstonden. Deze stonden vaak onder leiding van de zawia’s.92
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - het oude gedeelte van de stad (medina) van Marrakech en Tetouan (beiden benoemd tot werelderfgoed door UNESCO93) - rechtsschool van het malekisme - bouwwerken van de Almohaden in Marrakech en Fes; zoals de Koutoebia moskee - de stad Fes Djedied en de aangrenzende mellah - religieuze centra en de geschriften die daar zijn vervaardigd - moskeeën en medersa’s uit de tijd van de Marinieden, zoals de medersa Saffarin en de medersa Attarin in Fes - moors en joods erfgoed - Berberse motieven en patronen voor aardewerk en textiel
91
Mackay 2000: p. 78. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 57-61. 93 http://www.unesco.nl/themas/cultuur/werelderfgoed-1 92
31
2.5
Saädieten (zestiende eeuw – 1660)
Na een onrustige periode kwam er, wederom vanuit een afgelegen gebied, een nieuwe machtshebber. Deze keer een stam vanuit de Draa valei, ten zuiden van de Hoge Atlas. De Beni Saäd waren in de twaalfde eeuw vanaf het Arabisch schiereiland naar de Draa vallei getrokken. De lokale bevolking beschouwde hen als afstammelingen van de profeet en accepteerde hen als heersers. Toen de macht van de Marinieden tanende was vormden de Beni Saäd, met hulp van de zawia’s, hun streek om tot een autonoom rijk en stelden zich aan het hoofd van het verzet tegen de Portugezen, die het nabijgelegen Agadir als voornaamste Marokkaanse basis hadden.94 In 1525 veroverden de Beni Saäd, ofwel Saädieten, Marrakech en maakten het tot hun hoofdstad. Aanvankelijk erkenden zij het gezag van de sultan in Fes, maar deze voelde zich al snel door de Saädieten bedreigd. De sultan vroeg zijn nieuwe oosterburen, de Ottomanen, om hulp bij het verslaan van zijn interne vijand.95 Het Ottomaanse rijk strekte zich op dat moment uit over een gigantisch gebied dat in het noorden tot aan Polen reikte, in het oosten tot Irak, het omvatte een deel van het Arabische schiereiland en van Noord-Afrika; met uitzondering van Marokko. Het succes van de Ottomanen valt te verklaren door de geavanceerde organisatie van het rijk, met goed opgeleide ambtenaren en een leger van getrainde beroepssoldaten.96 De Ottomanen maakten zich in Marokko door hun ruige optreden zeer ongeliefd onder de bevolking. Daardoor verloor de sultan in Fes de steun van het volk, dat het gezag van de nieuwe heersers in Marrakech erkende. Het duurde tot 1554 voordat ook Fes in handen viel van de Saädieten.97 Het hoogtepunt van de macht van de Saädieten wordt gevormd door de regeerperiode van Ahmed al-Mansoer (de Overwinnaar) van 1578 tot 1603. Hij richtte zich op uitbreiding van het rijk in zuidelijke richting. Het gebied tot aan Timboektoe werd bezet, waardoor de Saharahandel weer grotendeels via Marokko liep. Dit bracht een geldstroom op gang en er verrezen door het rijk heen imposante gebouwen. Een van de bekendste gebouwen uit deze periode is de Bab al-Mansoer in Meknes; een enorme overwinningspoort aan de rand van de oude stad.98 Daarnaast is het grafcomplex van de Saädieten in Marrakech bewaard gebleven.
94
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 57-62. Idem: p. 63. 96 Becker 2011: p. 26. 97 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 63. 98 Idem: p. 65/66. 95
32
Bijgeloof weerhield latere vorsten ervan de graven te ruineren, zoals met veel andere Saäditische gebouwen wel is gebeurd.99 Na de dood van al-Mansoer braken er twisten uit over de opvolging, waardoor het rijk in crisis raakte. Uiteindelijk werd het gesplitst in twee afzonderlijke rijken. Vervolgens liep door aanvoer van goederen uit de nieuwe wereld de Saharahandel terug en viel de economie stil. De overgebleven handelsroutes, van Timboektoe naar de Atlantische kust, werden door de Turken omgebogen richting de Middellandse Zeekust van het Ottomaanse rijk. Tot overmaat van ramp voor de sultan werden de Marokkaanse havens bezet door de Portugezen. Pas toen het de Portugezen lukte om over zee West-Afrika te bereiken, verloren de Marokkaanse havens hun strategische positie en werden verschillende havens door de Portugezen verlaten. Tanger, Ceuta en Magazan bleven in Portugees bezit. De andere handelsposten werden vrijwel direct ingenomen door Spanjaarden, Engelsen en Nederlanders; die geen erfgoed nalieten. Het Marokkaanse rijk bevond zich tegen deze tijd in een diepe politieke en economische crisis.100
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - bouwwerken van de Saädieten in Meknes, zoals de Bab al-Mansoer (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO101) - het Saäditische grafcomplex in Marrakech - Portugees erfgoed, zoals de havenstad Magazan (nu El Jadida) (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO102)
99
Dijk-Jonkhoff 2010: p. 24/25. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 64-66. 101 http://www.unesco.nl 102 Ibidem 100
33
2.6
Alawieten (1660 – 1820)
Het machtsvacuüm dat ontstond bij het uiteenvallen van het rijk van de Saädieten werd opgevuld door de Arabische dynastie van de Alawieten. De Alawieten stammen af van Ali, schoonzoon van de profeet Mohammed. Dit gaf hen veel religieus prestige. Zij woonden al eeuwen in het zuiden van Marokko toen ze, rond 1660, het land onder hun gezag wisten te krijgen en de meeste kustplaatsen op de Europeanen heroverden.103 De eerste grote leider van de Alawieten was Moulay Ismaïl, die meer dan vijftig jaar regeerde. Hij breidde zijn macht uit naar het zuiden, waardoor de Saharahandel weer door Marokko werd gecontroleerd. Ook de lucratieve kaapvaart, die vanuit een aantal Marokkaanse havens werd ondernomen, kwam onder centraal gezag te staan. Dit bracht veel geld in de schatkist. Daarnaast werden bij de kaapvaart regelmatig Europeanen gevangengenomen en tot slaaf gemaakt. Dit versterkte de onderhandelingspositie van de sultan ten opzichte van de Europeanen en maakte Moulay Ismaïl voor hen tot een gesprekspartner van formaat.104 Moulay Ismaïl was een tijdgenoot van de Franse vorst Lodewijk XIV, waar hij goede contacten mee onderhield. Ten tijde van de bouw van het beroemde paleis in Versailles liet Moulay Ismaïl zijn nieuwe hoofdkwartier bij Meknes verrijzen. De paleizen aldaar doen, volgens reisverslagen uit de tijd dat ze van binnen te bezoeken waren, qua pracht en praal niet onder voor hun Franse equivalent.105 In 1727, na de dood van Moulay Ismaïl, brak een periode van anarchie en onveiligheid aan. Pas in 1757 kwam er een nieuwe sterke vorst aan de macht; Sidi Mohammed. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste vorsten van Marokko, vanwege zijn effectieve buitenlandse politiek en de handelsbetrekkingen met Europa die hij versterkte. Daardoor bloeide de handel over zee, waarmee vele malen meer werd verdiend dan met de Saharahandel. Als eindpunt voor de handelsroutes vanuit de Sahara werd een nieuwe havenstad aangelegd; Essaouira. Dit werd de belangrijkste haven van Marokko. 106 Begin negentiende eeuw rees er in Marokko vanuit religieuze kringen protest tegen de omvangrijke handel met niet-islamitische handelspartners. Onder druk vaardigde de sultan een verbod uit op de uitvoer van verschillende producten en de import vanuit Europa werd 103
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 79-81. Idem: p. 81-86. 105 Wharton 1920: p. 58. 106 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 89-93. 104
34
beperkt door een belastingheffing van 50% op alle goederen in te stellen. Hiermee verzekerde de sultan zich van de steun van zijn volk, maar Marokko verdween door deze maatregelen als handelspartner van de wereldmarkt. Daardoor raakte de sultan in geldnood en kon het leger niet langer betalen. Als gevolg daarvan plunderden soldaten de steden Fes en Meknes. Fes was op dat moment de grootste en rijkste stad van het land. Het was nog steeds een politiek en religieus centrum, al was Meknes de officiële hoofdstad van het rijk. Deze plunderingen hebben een gedeelte van het erfgoed uit eerdere periodes verwoest.107 Ondanks tegenslagen die zij ondervonden, gaven de Alawieten hun rijk niet op. In de daarop volgende eeuw, waarin de onafhankelijkheid van het land afnam, was hun functie vooral symbolisch. Na die tijd namen de Alawieten hun oude positie als vorsten weer in en zij regeren tot op de dag van vandaag over Marokko.108
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - koninklijke paleizen in Meknes - de Ksar van Ait-Ben-Haddou, een post voor de Saharahandel uit de zeventiende eeuw (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO109) - Havenstad Essaouira (benoemd tot werelderfgoed door UNESCO110)
107
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 96-99. Idem: p. 79. 109 http://www.unesco.nl 110 Ibidem. 108
35
2.7
Rond het protectoraat (1820 – 1956)
Doordat de economische positie van Marokko in de negentiende eeuw verder verslechterde, raakte het land steeds afhankelijker van buitenlandse steun. De Alawieten waren genoodzaakt handelsverdragen te sluiten, waardoor de invloed van Europese mogendheden in Marokko werd vergroot. Sommige havensteden, zoals Ceuta en Melilla, waren toen al eeuwen in Europese, in dit geval Spaanse, handen. De havenstad Tanger vormde een vrijhandelszone, met een internationaal bestuur.111 Tanger was een smeltkroes met vooral Europese inwoners. Vanuit deze stad werd het drinken van thee geïntroduceerd in Marokko. Begin twintigste eeuw groeide muntthee uit tot de nationale drank.112 In 1912 werd Marokko als een van de laatste Afrikaanse landen definitief bezet. Het werd geen kolonie, zoals voor de rest van het continent gold, maar een Frans en Spaans protectoraat. Marokko bleef in naam een soevereine staat met een eigen staatshoofd en de Fransen en Spanjaarden zouden het land begeleiden tot een moderne staat. In praktijk waren zij echter de nieuwe machthebbers en stelden zij zich ook zo op.113 De noordelijke kuststrook en het uiterste zuiden vielen onder Spaans bewind; de rest van het land behoorde toe aan de Fransen114. Er vestigden zich veel Fransen en Spanjaarden in Marokko, maar ook grote groepen Portugezen, Italianen en Grieken. 115 Tegen de oude Marokkaanse steden aan verrezen nieuwe, Europese wijken. Deze groeiden uit tot zelfstandige steden, die sterk contrasteerden met de omgeving.116 De Marokkaanse bevolking verzette zich tegen de machtsovername door de Fransen en Spanjaarden en kwam al snel in opstand.117 Om het verzet te breken probeerden de Fransen verdeeldheid te zaaien onder de bevolking. Dit werd gedaan door een campagne op te starten om verschillen tussen Berbers en Arabieren te benadrukken. Daarbij werden stedelingen als Arabisch beschouwd en overige bewoners als Berbers.118 Een scheiding tussen Berbers en Arabieren was in Marokko in die periode nauwelijks meer te maken. Er was 1200 jaar verstreken sinds de Arabische verovering van Noord-Afrika en beide bevolkingsgroepen hadden zich vermengd tot een Marokkaans volk. Er is daarnaast nooit 111
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 136-139. Idem: p. 109. 113 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 123. 114 Ribbens, Schenk & Eickhoff 2008: p. 76. 115 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 141. 116 Ashworth & Tunbridge 2000: p. 97. 117 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 123-126. 118 Idem: p. 123-126. 112
36
sprake geweest van een eenduidig Berbervolk. Berbers leefden in een stammencultuur, met per stam eigen gebruiken en rituelen. Culturele verschillen waren eerder regionaal dan etnisch bepaald. Alleen in geïsoleerde gebieden was nog sprake van een vorm van Berber cultuur.119 Wel zijn er duidelijke Berberelementen herkenbaar, die de Marokkaanse cultuur mede bepalen en onderscheiden van islamitische landen buiten Noord-Afrika. Zo worden, naast het Marokkaans-Arabisch, verschillende Berbertalen gesproken en verschilt de Marokkaanse keuken sterk van de Arabische keuken. Op religieus vlak wordt belang gehecht aan pre-islamitische gebruiken als voorouderverering en het dragen van talismannen. Daarnaast worden in Marokkaans aardewerk, textiel en sieraden veelvuldig Berbersymbolen en Berberpatronen gebruikt.120 Toen de Fransen in 1930 probeerden Berberregio’s van het land af te scheiden stuitte dit op heftig protest en kwam er een nationalistische beweging op gang.121 Daarbij werd de koning, Mohammed V, het symbool van verzet tegen de Fransen. In 1953 werd de koning verbannen naar Madagascar. In 1955 zagen de Fransen zich onder internationale druk genoodzaakt hem terug te laten keren. Vlak daarna kreeg Marokko haar onafhankelijkheid terug.122 Slechts een aantal enclaves bleven in Europese handen.123 De stad Tanger verloor haar status als vrijhandelszone en werd weer onderdeel van Marokko.124 De Marokkaanse cultuur is sterk beïnvloed door de protectoraatperiode. Er is in die tijd een proces van Europeanisering op gang gekomen.125 De Fransen hebben onder andere westerse begrippen als erfgoed, esthetiek en kunst in Marokko geïntroduceerd.126 Ook werden er voorheen onbekende instellingen als musea gesticht.127 Voor deze musea werden collecties aangelegd vanuit een westers perspectief op kunst en erfgoed.128 Deze Europeanisering is terug te vinden in alle sectoren van de samenleving in Marokko. In hoofdstuk drie wordt hier dieper op ingegaan.
119
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 21/22. Lentjes 1981: p. 43. 121 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 130. 122 Cohen & Jaidi 2006: p. XV. 123 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 123. 124 Idem: p. 139. 125 Lentjes 1981: p. 38. 126 Damme, Van 1996: p. 39. 127 Besselink 2009: p. 76/77. 128 Damme, Van 1996: p. 49. 120
37
Het volgende erfgoed uit deze periode is bewaard gebleven: - muntthee als nationale drank - Europese instellingen, zoals musea - 20e eeuwse stadskernen ter uitbreiding van de historische steden (de medina en de nieuwe stadskern van Rabat zijn als combinatie benoemd tot werelderfgoed door UNESCO129) - internationaal karakter van de stad Tanger
129
http://www.unesco.nl
38
Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van de Marokkaanse toeristensector In het voorgaande hoofdstuk is de geschiedenis van Marokko en het uit verschillende periodes afkomstige erfgoed dat het land rijk is beschreven. Daaruit blijkt dat het Marokkaanse erfgoed divers van aard en herkomstperiode is. Het omvat Punische objecten, maar ook overblijfselen uit de Romeinse tijd, voorbeelden van hoogstaande islamitische en Moorse architectuur en verschillende historische stadskernen. Dit hoofdstuk is gericht op de ontwikkeling van toerisme in Marokko en de inzet van erfgoed voor toeristische doeleinden. Er wordt een historisch overzicht gegeven, waarbij de nadruk ligt op de twintigste eeuw. Daarbij wordt aandacht besteed aan de invloed van West-Europa, in het bijzonder van de Fransen, op de ontwikkeling van de Marokkaanse toeristensector.
39
3.1
Eerste reizigers
Deze paragraaf beschrijft de ontwikkeling van toerisme in Marokko tot aan de twintigste eeuw. In deze periode was geen sprake van toerisme zoals we dat vandaag de dag kennen. Wel waren er reizigers die Marokko bezochten, met verschillende motieven. Deze reizigers hadden een economisch, politiek of religieus doel. Aangezien in Marokko de begrippen toerisme en erfgoed in deze periode nog onbekend waren, was er geen sprake van het bewust inzetten van erfgoed voor toeristische doeleinden. Hoewel toerisme in Marokko tot aan de Franse bezetting een onbekend fenomeen was, geldt dit dus niet voor reizen. Behalve dat reizigers Marokko aandeden, reisden Marokkanen zelf ook. Verschillende ontdekkingsreizigers zijn afkomstig uit Marokko, zoals de bekende veertiende eeuwse Ibn Battuta. Sinds de Arabisering van Marokko is reizen onderdeel uit gaan maken van de maatschappij en is het meest gangbare reismotief religieus van aard. 130 Een van de vijf peilers van de islam is het deelnemen aan de hadj, wat letterlijk ‘een inspanning leveren’ betekent. De hadj bestaat uit het maken van een pelgrimstocht naar Mekka, de meest heilige stad van de islam, die alleen voor moslims toegankelijk is.131 Van alle moslims wordt verwacht dat zij minstens een keer in hun leven aan de hadj deelnemen. Wanneer omstandigheden het een gelovige niet mogelijk maken naar Mekka te reizen, kan de bestemming worden vervangen door een heilige plek dichter bij huis. Voor Marokkanen is dat de stad Kairouan, in Tunesië, of in Marokko zelf, het dorp Moulay Idriss. Terwijl haar inwoners buitenlandse religieuze reizen ondernamen, ontving Marokko ook religieuze reizigers. Deze groep reizigers werd gevormd door islamieten uit zowel de Arabische als uit de christelijke wereld. Dankzij haar ligging aan de rand van de Arabische wereld en de tolerante religieuze opstelling van de machthebbers, was Marokko een reisdoel voor islamitische politieke en religieuze vluchtelingen, zoals soeffies. Door naar Marokko te vluchten konden zij binnen de islamitische wereld leven, maar bevonden zij zich op een veilige afstand van de minder tolerante machthebbers in het oosten. In het bijzonder de stad Fes, met haar invloedrijke universiteit, oefende aantrekkingskracht op hen uit. De universiteit van de stad was sinds de tiende eeuw een wetenschappelijk centrum, waar een aanzienlijk aantal buitenlandse studenten en docenten verbleef.132 De docenten in Fes
130
Driessen 2008: p. 34/35. Coleman & Elsner 1995: p. 53-56. 132 Balen 1919: p. 136-138. 131
40
hadden contact met vakgenoten in de West-Afrikaanse rijken, islamitische centra in het Midden-Oosten en de belangrijkste steden van de christelijke wereld.133 Fes vormde daardoor een reisdoel voor islamitische geleerden uit alle windstreken.134 Een Nederlandse reiziger die Fes in de achttiende eeuw bezocht schrijft over de stad:
‘Fez (…) als zynde de Hoofdstad des voormaals machtigen Koningryks van dien naam, word verdeeld in de Oude en de Nieuwe Stad. De eerste is der opmerkinge meest waardig; zy word gerekend op negen mylen in den omtrek, en is de meest bevolkte, rykste, grootste en best bestuurde Stad in gantsch Afrika. De onmeetelyke schatten, van allerlei soort, welke de Mooren uit Spanje derwaarts overvoerden, hielpen niet weinig tot herstellinge van dezelve in haare voorgaande grootheid, nadat een lange reeks vernielende oorlogen haar tot den laagsten peil had doen daalen. De groote toeloop van jongelingen, die, uit alle Gewesten van Afrika, hier samenvloeiden, om zich in de Mohamedaansche Wet te doen onderwyzen, bevorderde tevens den rykdom en het getal haarer inwooneren (…) ’135
Een andere reden voor reizigers om naar Marokko te gaan was het drijven van handel. Het land voerde goederen door vanuit Afrika naar het Middellandse Zeegebied. Behalve met islamitische partners dreven Marokkanen handel met verschillende Europese mogendheden. Deze handelscontacten werden in de loop van de tijd steeds intensiever. Vanaf de zestiende eeuw verbleven grote groepen Europese handelsreizigers in de Marokkaanse kuststeden, waar een deel van hen zich voor korte of langere tijd vestigde. Zo ontstonden er kleinschalige Europese gemeenschappen.136 Christelijke reizigers beperkten zich tot het bezoeken van de kuststroken. In steden als Tanger en Alcazar was de bevolking gewend aan hun aanwezigheid.137 De Marokkaanse binnenlanden waren voor christenen te gevaarlijk. Buiten de kuststeden liepen ze het risico gevangen genomen en verkocht te worden op de slavenmarkten. In de tweede helft van de negentiende eeuw deden zich bij vlagen moordpartijen voor op Europeanen, ook in de
133
Lentjes 1995: p.10. Lentjes 1981: p. 48. 135 Hedendaagsche historie 1786: p. 670. 136 Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 87. 137 Balen 1919: p. 125/126. 134
41
kuststeden.138 De Engelsman Lawrence Harris, die in deze periode onder bescherming van de Marokkaanse sultan een aantal maanden in het land verbleef, schreef in zijn verslag:
‘Morocco is a land of corruption, tyranny, and unscrupulous oppression, and no country is so entirely beyond and outside the purview of European ideas and standards. Of literature there is none, music and learning exist only in a most elementary and barbaric state. The Mohammedan religion with its enervating doctrine of preordained future is fatal to progress. In Turkey and other Mohammedan countries, close contact with Europeans has resulted in agitation for reform, but the policy of the Moorish Sultans in excluding all strangers from the interior of Morocco has had the effect of completely isolating the country from all reform. The innumerable traditions and fables with which their religion is augmented and polluted has enhanced the fanatical hatred to all Europeans or European innovations.’ 139
138 139
Harris 1909: p. 98. Idem: p. VI/VII.
42
3.2
Het Franse protectoraat
De omvorming van Marokko tot een protectoraat leidde tot het ontstaan van een Marokkaanse toeristische sector. Hoewel Marokko begin twintigste eeuw werd opgedeeld in twee protectoraten, een Frans en een Spaans gedeelte, was de invloed van de Spanjaarden beperkt. Zij bestuurden de kuststrook aan de Middellandsezee en het woestijngebied in het zuiden van Marokko. Een grote meerderheid van de Marokkaanse bevolking leefde in het Franse gebied en hier lagen ook de belangrijke steden van het land. Daardoor is de invloed van de Fransen op Marokko veel groter geweest dan de invloed van de Spanjaarden. Deze paragraaf, over de invloed van de bezettingsperiode op erfgoed en toerisme, beperkt zich daarom tot de Franse gebieden. De Fransen benaderden Marokko en haar erfgoed vanuit hun westerse perspectief. Zij zagen een land dat sterk verschilde van West-Europese landen, met exotische gewoonten en gebruiken. Volgens generaal Hubert Lyautey, die aan het begin van de protectoraatperiode het gezag voerde over Marokko, hadden de Fransen hier de overblijfselen van een ‘bewonderenswaardige beschaving uit een groots verleden ontdekt’. Daarom moesten naar zijn idee veel pre-protectorale instituten en gebouwen bewaard blijven zoals de Fransen ze hadden aangetroffen.140 Marokko werd door de beleidslijn van Lyautey gepositioneerd als een groot openluchtmuseum, waardoor voorbij werd gegaan aan de dynamiek van de samenleving. Het land had zich door de eeuwen heen voortdurend ontwikkeld en nu probeerden de Fransen de tijd op dit punt in de geschiedenis stil te zetten. Dat doorbrak de natuurlijke ontwikkelingscyclus die het land kende en betekende serieuze beperkingen voor haar bevolking. Zo richtten de Fransen zich in eerste instantie op het behoud van de oude medina’s. De levensstandaard in deze stadskernen lag laag en door het Franse beleid, waarbij de medina’s van ontwikkelingen als het aanleggen van elektriciteit en stromend water werden uitgesloten, werden deze plekken steeds onaantrekkelijker om te bewonen. 141 De meeste maatschappelijke functies werden de oude steden ontnomen en in de nieuwe Franse steden ondergebracht, waardoor de medina’s fysiek intact bleven, maar hun economische, intellectuele en sociale kracht verloren. De medina was voor de Marokkanen, door het vervallen van deze functies, geen centrale plek meer. Wie het zich kon veroorloven 140 141
Porter 2007: p. 64. Idem: p. 71.
43
verhuisde naar de nieuwe steden en de aller armsten bleven achter.142 In het Franse beleid van conserveren en restaureren speelde toerisme een belangrijke rol. Al vroeg in de protectoraatperiode werd de toeristische waarde van Marokkaanse steden erkend. Er werd een Service de Beaux-arts opgericht, een instituut dat zich onder andere bezighield met het ontwikkelen van de toeristische aspecten van het Marokkaanse erfgoed. De hoofdtaak van het instituut bestond uit het goedkeuren van architectonische plannen voor gebouwen, pleinen en straten. Daardoor bepaalde dit instituut het aanzicht van de nieuwe Franse steden, maar ze was ook verantwoordelijk voor de restauratie en verbouwing van bestaande steden.143 Waar de ontwikkeling van bestaande steden kunstmatig werd stilgelegd, verrezen tegen deze steden aan moderne stadskernen naar Frans model.144 De medina van Fes werd door de Fransen in 1918 als eerste stadskern benoemd tot historisch monument.145 In 1923 volgde een benoeming van alle Marokkaanse medina’s tot nationaal erfgoed.146 Een groep sociale wetenschappers die voor de Service de Beaux-arts werkte werd belast met het conserveren van de medina’s. Daarbij moesten constant keuzes worden gemaakt over wat authentiek was, wat bewaard moest blijven, wat werd gerestaureerd en wat verloren ging. Deze wetenschappers creëerden de medina’s naar het beeld dat zij voor ogen hadden bij een historische islamitische stadskern.147 Onder de Fransen kwam in Marokko de ontwikkeling van een toeristische sector op gang. Het land werd in een paar jaar tijd ontsloten voor toeristen. Edith Wharton schrijft in haar reisgids, een van de eerste over Marokko, uit 1921:
‘Not till within the last year has Morocco been open to travel from Tangier to the Great Atlas, and from Moulay Idriss to the Atlantic. Three years ago Christians were being massacred in the streets of Sale, the pirate town across the river from Rabat, and two years ago no European had been allowed to enter the Sacred City of Moulay Idriss, the burial-place of the lawful descendant of Ali, founder of the Idrissite dynasty. Now, thanks to the energy and the imagination of one of the greatest of colonial administrators, the country, at least in the French zone, is as safe and open as the opposite shore of Spain. All that remains is to tell 142
El-Ghazaly 2008: p. 9/10. Porter 2007: p. 67. 144 Lentjes 1995: p.16. 145 Porter 2007: p. 67. 146 Ashworth & Tunbridge 2000: p. 97. 147 Porter 2007: p. 64. 143
44
the traveler how to find his way about it.’ 148 Al in 1921 werd voor rijke Europeanen een luxe hotel gebouwd in Marrakech. 149 Behalve bij Europese toeristen, werd het hotel ook populair onder Amerikanen.150 Een decennium later verrees in Marrakech een luxe hotelwijk, de Hivernage, voor overwinterende Europeanen. 151 Dit paste binnen de doelstelling van de koloniale politiek onder het motto ‘Marokko als lusthof voor vermoeide Europeanen’. Onder dit motto verrezen er ook vaste residenties, in de vorm van luxe villa’s, die door Europeanen werden bewoond.152 Dat Marokko voor Europeanen nog niet zo toegankelijk was als de Fransen zouden willen, blijkt uit het advies van een toerist uit deze periode:
‘Maar Marokko levert zich niet zoo gemakkelijk, wel ziet eenieder terstond de schoonheid harer kolossale forsche stadsmuren, de pracht der hooge, diepe poorten, het charme der rijkversierde moskeeën, de teere slankheid der minaretten. Wel geniet eenieder van de kleurenpracht, de rijkheid van licht en schaduw. Maar elke stad heeft slechts enkele monumenten die nog voortstralen uit het verleden. (…) alleen die een geheel ander gezichtspunt op ’t bestaan wil ondervinden; die in de wijde uitgestrektheden, rust en vrede vindt en bij een volk dat nog ongecompliceerd leeft en denkt, ontspanning zoekt, zou ik aanraden om naar Marokko te gaan.’153
In 1937, toen toerisme was opgeklommen tot de op vier na grootste inkomstenbron van Marokko, vond er een koerswijziging plaats in het toeristische beleid. Tot die tijd werd behoud van medina’s gelegitimeerd op politieke gronden en werd de toeristische waarde beschouwd als secundair. Met de nieuwe koers werden toeristische motieven hoofddoel van het behoud van medina’s. Dit leidde onder andere tot musealisering van traditionele ambachten die uit dreigden te sterven. Er werden ambachtsscholen opgezet om de productie van traditionele goederen op peil te houden. In Marokko zelf was er geen 148
Wharton 1920: p. 21/22. Lentjes 1981: p. 62. 150 Buysse & Barbardiston 1929: p.135. 151 Lentjes 1981: p. 63. 152 De bekendste villa werd ontworpen door Jacques Majorelle. Deze Franse kunstenaar ontwierp de in Marrakech gesitueerde villa voor eigen gebruik, in een typische blauwe kleur. De kleur werd later naar de kunstenaar vernoemd en staat bekend als Majorelleblauw. 153 Buysse & Barbardiston 1929: p.143/144. 149
45
afzetmarkt voor deze goederen, de productie richtte zich op Europese toeristen. Deze ‘traditionele’ ambachtslieden stelden zichzelf en hun producten tentoon in de medina’s. Ironisch genoeg werd de voor Europeanen belangrijke authenticiteit van de producten getoetst door een commissie van Franse deskundigen.154
154
Porter 2007: p. 67-71.
46
3.3
Culturele instellingen
Naast het conserveren en reconstrueren van erfgoed hebben de Fransen in Marokko verschillende culturele instellingen geïntroduceerd. In hoofdstuk twee is aangestipt dat de Fransen in Marokko de eerste musea hebben gesticht en dat er vanuit een westers perspectief op kunst en erfgoed museale collecties zijn samengesteld.155 Westerse toeristen vormden de doelgroep voor musea en zijn dat met de tijd gebleven. Het is niet verwonderlijk dat Marokkanen deze instellingen als een Europees fenomeen beschouwen.156 Door het samenstellen van museale collecties hebben de Fransen bepaald wat Marokkaans erfgoed is en de collecties worden tot op de dag van vandaag vrijwel ongewijzigd tentoongesteld in Marokkaanse musea. Ze bestaan uit wapens, sieraden, handschriften, aardewerk, koperwerk, zilver, tapijten en textiel.157 De meeste objecten zijn niet ouder dan de negentiende of twintigste eeuw. Collecties onderscheiden zich, op archeologische musea na, nauwelijks van elkaar. Dit valt te verklaren vanuit de manier waarop de collecties zijn ontstaan. Basis voor de collecties zijn, naast erfstukken van de koninklijke familie, bruidsschatten van Berbervrouwen. Velen van hen raakten verarmd aan het begin van de twintigste eeuw en zagen zich gedwongen hun waardevolle bezittingen, in de vorm van hun bruidsschat, aan de Fransen te verkopen. Dankzij deze manier van collectievorming bestaat onder traditionele Berbervrouwen een zekere mate van interesse voor musea. Zij vormen in het huidige Marokko, naast schoolkinderen, de enige autochtone bezoekers van musea. 158 Naast het opzetten van musea werden in de protectoraatperiode archeologische opgravingen uitgevoerd en archeologische ‘sites’ gecreëerd. De bekendste daarvan zijn de ruïnes van de Romeinse stad Volubilis. Direct aan het begin van het protectoraat werd begonnen met het opgraven van de ruïnes. Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was een groot deel van het terrein blootgelegd. Dit gebeurde door Franse archeologen en zij bleven later exclusief verantwoordelijk voor het beheer van de site. Tot het eind van het protectoraat had de Marokkaanse bevolking geen enkele zeggenschap over het beheer van de opgravingen.159 Ook werden er galeries opgezet, voor handel in wat de Fransen als kunst beschouwden.
155
Damme, Van 1996: p. 49. Besselink 2009: p. 77. 157 Hattstein & Delius 2006: p. 322. 158 Besselink 2009: p. 76/77. 159 Wharton 1920: p. 49. 156
47
Daar vielen voornamelijk schilderijen, tekeningen en sculpturen onder, geproduceerd door Europeanen. Als Marokkaanse equivalent werden kunstnijverheidscentra opgericht. De verkoop van goederen was zowel bij de galeries als bij de kunstnijverheidscentra gericht op westerse toeristen. Belangrijke leveranciers voor de kunstnijverheidscentra waren de eerder beschreven ambachtslieden die onder druk van de Fransen ‘traditionele’ goederen voor de toeristenmarkt produceerden.160 Daarnaast werden aardewerk en tapijten met traditionele geometrische, van oorsprong Berberse, motieven verkocht.161 Naast deze in Marokko geïntroduceerde instellingen hebben de Fransen bestaande Marokkaanse instellingen een toeristische functie gegeven. Een voorbeeld hiervan zijn de traditionele islamitische scholen; de medersa’s. Deze religieuze scholen zijn onder de Fransen een toeristische rol gaan vervullen. Tot 1918 waren de medersa’s uitsluitend spirituele plekken en gesloten voor niet-moslims. In dat jaar zijn de Fransen begonnen met het restaureren van de vaak eeuwenoude gebouwen en kwamen ze in de belangstelling te staan van toeristen.162 Net als bij de rest van de oude medina’s gold dat de medersa’s werden gerestaureerd in hun min of meer oorspronkelijk staat, waarbij moderne ontwikkelingen als de aanleg van elektriciteit en verwarming werden uitgesloten. Islamitische wetenschap had de interesse van westerse toeristen. Deze wilden, behalve dat de scholen er traditioneel uitzagen, bewijs zien van het islamitische erfgoed en de levendigheid van de traditie. Mede daarom werd het onderwijs aan de meest prestigieuze medersa van het land, de Karawijien moskee in Fes, door de Fransen gestimuleerd. In 1947 kwamen de docenten van deze moskee in opstand. In die tijd bezochten zo veel toeristen de medersa’s, dat het volgens hen niet langer mogelijk was om les te geven. Zij verzochten de Marokkaanse koning om de toeristenstroom te reguleren en in ieder geval richtlijnen op te stellen voor het nemen van foto’s van de studenten.163
160
Porter 2007: p. 71. Sarneel 2008: p. 65. 162 Wharton 1920: p. 92. 163 Porter 2007: p. 67-69. 161
48
3.4
Oriëntalisme en de invloed van West-Europa
Zoals uit voorgaande paragrafen blijkt, heeft West-Europa grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van Marokko en haar toeristische sector in het bijzonder. Deze invloed is tweeledig; de Fransen hebben de Marokkaanse samenleving van binnenuit gestuurd, terwijl de behoeften en perceptie van West-Europese toeristen, als voornaamste doelgroep voor de Marokkaanse toeristische sector, van buitenaf een sturende werking hebben gehad. In deze paragraaf wordt een theoretisch kader geschetst omtrent het benaderen van het oosten vanuit een westers perspectief. Vervolgens wordt een vertaling gemaakt naar de Marokkaanse praktijk. Het denken over het oosten vanuit een westers perspectief is door de Palestijns/Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Saïd gevat in de term oriëntalisme. Oriëntalisme is een achttiende en negentiende eeuws voortvloeisel uit Brits en Frans kolonialisme in de Oriënt. Het is een constructie van de werkelijkheid, maar niet de werkelijkheid zelf. De koloniale machthebbers schetsten hun eigen westerse beeld van de landen die ze bezetten. Het gaat dus om een westerse representatie van de Oriënt. Said zegt hierover: ‘I think it needs to be made clear about cultural discourse and exchange within a culture that what is commonly circulated by it is not “thruth” but representation.’164 Deze ideeën vanuit het westen over de Oriënt zijn invloedrijk vanwege de machtsverhoudingen tussen het westen en het oosten. Deze zijn niet gelijk, maar onevenwichtig. Er is sprake van een culturele hegemonische situatie. Hegemonie is een machtssituatie gebaseerd op toestemming, of vanzelfsprekende acceptatie, van de onderdrukten.165 Anders gezegd, beide partijen zijn het eens over de manier waarop de verhoudingen liggen en beschouwen dit als juist. Saïd verklaart deze hegemonische verhouding tussen het westen en het oosten als volgt: ‘The major component in European culture is precisely what made that culture hegemonic both in and outside Europe: the idea of European identity as a superior one in comparison with all the non-European peoples and cultures.’166 De hegemonische verhouding tussen het westen en de Oriënt, betekent dat kennis over de Oriënt altijd beïnvloed is door de westerse samenleving. Het is geen kennis over de
164
Saïd 1978: p. 21. Delhaye 19-10-2010. 166 Saïd 1978: p. 7. 165
49
werkelijke Oriënt, maar een westerse perceptie van wat de Oriënt is, waarbij consequent dezelfde stereotypen worden gebruikt. Het westen is modern, deugdzaam, seculier en vooruitstrevend. Het oosten is in contrast primitief, seksueel verdorven, religieus en achterlijk. Naast de negatieve eigenschappen die de Oriënt worden toegekend, wordt deze positief gekenmerkt als romantisch, avontuurlijk en mysterieus. Behalve deze kennis en stereotypen, vloeien uit oriëntalisme meer tastbare zaken voort. Bijvoorbeeld in de vorm van boeken, schilderijen en koloniale strategieën. Via wetenschap en kunst wordt het westerse beeld van de Oriënt verspreid onder een breed publiek, waardoor dit beeld zichzelf versterkt.167 In het geval van Marokko is de hegemonische verhouding met West-Europa duidelijk zichtbaar. Europa en het leven aldaar worden door Marokkanen geïdealiseerd. Sinds de protectoraatperiode is het vizier van de Marokkanen gericht op het Europese continent. Na de onafhankelijkheid van het land bleef in het onderwijs en het culturele leven een dominante plaats ingeruimd voor de westerse, in het bijzonder de Franse, cultuur.168 Het is opvallend dat nog steeds een groot deel van de Marokkaanse bevolking Frans spreekt en dat veel Marokkaanse studenten naar Franse universiteiten gaan.169 Voor veel Marokkanen belichaamt Europa het beloofde land. Uit onderzoek blijkt dat aan het eind van de vorige eeuw zeventig procent van de jonge Marokkaanse mannen het liefste in Europa of de Verenigde Staten wilde gaan werken en wonen.170 Binnen de Marokkaanse erfgoedsector is de invloed van het westen duidelijk zichtbaar. De Franse bezetters hebben bepaald wat erfgoed is en welke objecten zijn opgenomen in museale collecties. Er heeft selectie plaatsgevonden, waarbij sommige culturele plekken en objecten zijn uitgekozen en waarbij anderen als minder belangrijk zijn afgedaan. De Fransen hebben tijdens dit selectieproces de nadruk gelegd op erfgoed dat zij met de Marokkanen delen, zoals uit het Romeins verleden. Voor erfgoed uit de islamitische periode was ook aandacht, maar dit werd in een ander daglicht geplaatst; het werd gepositioneerd als middeleeuws, achtergebleven ten opzichte van de ontwikkelingen die Europa heeft doorgemaakt. Islamitisch erfgoed werd bestempeld als een product van de Oriënt, waarbij het erfgoed via de gebruikelijke stereotypen als primitief en achtergesteld werd aangemerkt. 167
Delhaye 19-10-2010. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 208. 169 Sarneel 2008: p. 60. 170 Driessen 2008: p. 70. 168
50
Dit heeft ertoe geleid dat Marokko wereldwijd het imago heeft van een mysterieus en middeleeuws vakantieland. Van dit beeld wordt door reisorganisaties gebruik gemaakt om toeristen voor een vakantie naar Marokko te interesseren. Deze scheiding tussen Marokkaans erfgoed en het gezamenlijke of eigen Franse erfgoed, komen naar voren in reisliteratuur uit deze periode. Veel reisgidsen werden geschreven door medewerkers van het protectoraat, die via dit genre het romantische en mysterieuze beeld van Marokko onder een breed publiek verspreidden.171 Dit lijkt te hebben gewerkt, gezien de opvallende toonverandering van reisverslagen van Nederlandse reizigers in de twintigste eeuw, van zakelijk naar meer beschrijvend, over de romantiek van het reizen en kennismaking met nieuwe, vreemde culturen. 172
171 172
Porter 2007: p. 65. Steenbrink-Maas 1990: p. 9.
51
3.5
Toerisme in de onafhankelijke staat
Bij het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1956, beschikte Marokko over een omvangrijke toeristische infrastructuur. Er waren internationale vliegvelden, grote havens, goed begaanbare verbindingswegen en over het land verspreid lagen 240 hotels, met een capaciteit van 7300 kamers.173 Daarnaast was Marokko in de voorgaande decennia in Europa als toeristische bestemming op de kaart gezet. Het was voor Europeanen een goedkope toeristische bestemming en van de Noord-Afrikaanse landen het meest populair.174 De toeristische sector en de erfgoedindustrie waren een vrijwel geheel Frans product, dat tot op dat moment exclusief door Fransen werd geleid. Marokkanen waren uitsluitend werkzaam in de lagere segmenten van de sector. Nu kwam de sector grotendeels in Marokkaanse handen, waarbij de aandacht werd gericht op groei van het toerisme en de component erfgoed naar de achtergrond verdween. De zuidoostkust van Frankrijk, toen al een bloeiend toeristisch gebied, werd het voorbeeld voor de toeristische ontwikkeling van de Marokkaanse zandkusten.175 Dat Marokko onafhankelijk werd, betekende niet dat westerse landen geen invloed meer uitoefenden op haar culturele beleid. De invloed van westerse toeristen, als belangrijkste doelgroep voor de toeristenmarkt, bleef bestaan. Ook aan de aanbodzijde bleven westerse landen in Marokko invloed uitoefenen. Frankrijk was nog steeds een belangrijke culturele speler, maar er waren meer landen die interesse toonden. Met name Italiaans cultureel beleid was succesvol in Marokko. Dit richtte zich op Romeins erfgoed en het uitvoeren van archeologische opgravingen. Daarbij lag de nadruk niet op Italiaanse superioriteit, zoals bij de Fransen, maar op een gezamenlijke beschaving en historie.176 Ook de Verenigde Staten lanceerden in de jaren vijftig een culturele campagne, gericht op de islamitische wereld. De Amerikanen oefenden invloed uit op het Marokkaanse culturele beleid door kunstexposities te financieren, concerten te organiseren, archeologische missies te sturen en academische uitwisselingsprojecten op te zetten.177 Het onafhankelijke Marokkaanse cultuurbeleid was vooral gericht op het trekken van zo veel mogelijk toeristen, waarvoor de oriëntalistische stereotypen van een mysterieus en
173
Lentjes 1981: p. 62. Tadema-Sporry 1955: p. 11. 175 Driessen 2008: p. 95. 176 Medici 2008: p. 316-319. 177 Idem: p. 309. 174
52
avontuurlijk oosten ingezet bleven worden. Daarnaast werd Marokko in Europa gepositioneerd als een ideale plek voor het doorbrengen van een zonvakantie en werd de door de Fransen aangelegde toeristische infrastructuur op peil gehouden. Toerisme werd in Marokko gezien als een belangrijke inkomstenbron, die de tekorten op de betalingsbalans van het land kon opvangen. Daarnaast creëerde het toerisme werkgelegenheid in streken die buiten de economische kerngebieden lagen, zoals het Atlasgebergte en de oases aan de rand van de Sahara.178 Vanaf 1965 is ontwikkeling van de toeristische sector een speerpunt in het Marokkaanse overheidsbeleid. In alle economische ontwikkelingsplannen sindsdien, neemt toerisme een prominente plaats in. Dit resulteerde in een stijging van het aantal toeristen dat Marokko jaarlijks verwelkomde naar bijna anderhalf miljoen in 1973. Na een aantal mindere jaren bleef het aantal toeristen vanaf 1977 op dit niveau gehandhaafd.179 In de jaren tachtig groeide dit aantal weer en steeg naar jaarlijks 4,5 miljoen toeristen begin jaren ’90.180 Een stimulerende factor voor de toeristische sector was de oprichting van het Marokkaanse ministerie van toerisme, in 1985.181 In paragraaf 4.2 wordt het beleid van dit ministerie toegelicht. Een andere factor die een stimulerende werking had op het toerisme, was de benoeming van de medina van Fes als het eerste Marokkaanse werelderfgoed door UNESCO, rond dezelfde periode. Dit gaf een impuls aan het beheer en behoud van erfgoed in Marokko. In paragraaf 4.3 wordt dieper ingegaan op de invloed van UNESCO op Marokkaans erfgoed.
178
Lentjes 1995: p.46. Lentjes 1981: p. 62/63. 180 Lentjes 1995: p.46. 181 http://www.hic-marokko.nl 179
53
Hoofdstuk 4 De hedendaagse Marokkaanse culturele toeristenindustrie In voorgaande hoofdstukken heeft de geschiedenis van toerisme en erfgoed in Marokko centraal gestaan. Dit hoofdstuk is gericht op de invloed hiervan op de huidige Marokkaanse toeristische sector. Hoe ziet de sector er op dit moment uit? Welk erfgoed wordt voor toeristische doeleinden ingezet? Wordt daarbij op de gelaagdheid van het Marokkaanse erfgoed ingespeeld? En welke rol spelen westerse landen?
54
4.1
Omvang van de toeristische sector en samenstelling van toeristen
De toeristische sector is uitgegroeid tot een van de grootste economische sectoren van Marokko. Toerisme behoort tot de top-3 inkomstenbronnen van het land en er wordt veel in geïnvesteerd. Sinds de jaren ’80 zijn de inkomsten van de Marokkaanse toeristensector sterk gegroeid. In 1982 bedroegen deze 200 miljoen euro; twintig jaar later lag dit bedrag, met 2,1 miljard euro per jaar, ruim tien keer zo hoog.182 De inkomsten uit toerisme bleven na die tijd groeien en in 2011 stegen ze naar een hoogte van 5,3 miljard euro.183 Met de inkomsten groeide ook het aantal toeristen dat Marokko bezocht. In 2001 ging het om ruim 4, 3 miljoen toeristen184, tegenover 9,3 miljoen bezoekers in 2011.185 In deze cijfers zijn binnenlandse toeristen niet meegenomen. Uit cijfers uit 2009 blijkt dat bijna de helft van de buitenlandse toeristen bestaat uit Marokkaanse migranten. De andere helft bestaat voor het merendeel uit Europese toeristen. Met 22% van het totaal vormen Fransen de grootste groep Europese toeristen. Zij worden gevolgd door de Spanjaarden, met 8%. Van de overige 20% buitenlandse toeristen is de meerderheid uit andere Europese landen afkomstig. Daarnaast komt een deel uit Amerika of het Midden-Oosten.186 De buitenlandse toeristenstroom is in Marokko onder te verdelen in drie categorieën: Marokkaanse migranten, westerse toeristen en islamitische toeristen. Vrijwel alle toeristen die Marokko bezoeken vallen onder een van deze categorieën. Deze toeristengroepen en hun kenmerken zullen kort worden omschreven, gevolgd door een toelichting op de groep binnenlandse toeristen. Marokkaanse migranten behouden de Marokkaanse nationaliteit en hechten vaak veel belang aan het in stand houden van de banden met hun herkomstland. Dit is goed zichtbaar tijdens de zomermaanden, wanneer tienduizenden voor een aantal weken naar Marokko afreizen.187 Veel reizigers kiezen voor een route over land, zodat ze veel goederen mee kunnen nemen op hun reis. Algeciras is de belangrijkste transithaven voor Marokkaanse migranten in Europa. In de zomer varen meer dan een miljoen reizigers vanuit deze haven over naar Tanger of Ceuta, waarvan de grote meerderheid bestaat uit Marokkaanse
182
Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p.208. http://www.bladna.nl 184 http://www.tourisme.gov.ma 185 http://www.bladna.nl 186 http://heymorocco.com 187 Strijp 2007: p. 82. 183
55
migranten.188 Eenmaal aangekomen in Marokko bezoekt deze groep familie, gaat naar het strand om van de zon te genieten en winkelt. Uit een onderzoek onder Marokkaanse migranten in Nederland, blijkt dat de speciaal voor de toeristenmarkt vervaardigde ‘ambachtelijke’ souvenirs, bij hen populair zijn.189 Het bekijken van erfgoed vormt voor deze groep toeristen geen motief om Marokko te bezoeken.190 Voor westerse toeristen ligt dit anders. Erfgoed vormt voor een deel van hen de belangrijkste motivatie voor een bezoek aan Marokko. Daarnaast vormen de Marokkaanse stranden, winkels en de natuur redenen voor deze groep toeristen om een vakantie naar Marokko te boeken. Onder de winkeltoeristen bevinden zich veel dagjesmensen, die vanuit Spanje naar Ceuta of Tanger overvaren om inkopen te doen.191 Westerse toeristen krijgen in Marokko te maken met cultuurverschillen. Een praktisch voorbeeld is dat men in Marokko geen openbare afvalbakken heeft, afval wordt op straat gedeponeerd en ’s nachts opgeruimd. Ook omgangsvormen verschillen van hun westerse equivalenten. Zo is het niet gebruikelijk om als man een onbekende vrouw aan te spreken of als vrouw met een onbekende man te praten. In publieke gelegenheden als restaurants en winkels is het, bij een gemengd gezelschap, de taak van de man om het woord te voeren. Daarnaast zijn er publieke gelegenheden waar alleen mannen te vinden zijn. Zo is het voor vrouwen ongepast om plaats te nemen op een terras, maar zij kunnen wel neerstrijken in het park.192 Een ongemak voor westerse toeristen is dat bewegwijzering in de oude steden vrijwel geheel ontbreekt. Van de oude Marokkaanse steden bestaan geen gedetailleerde plattegronden en bezienswaardigheden worden minimaal aangegeven. De kans is aanwezig dat de bordjes die naar een bezienswaardigheid leiden wanneer men in de buurt komt ophouden. Daarnaast zijn toeristische informatiepunten zelden geopend en werken zij niet volgens de genoemde openingstijden. Dit geldt ook voor veel culturele instellingen. Daar staat tegenover dat de Marokkaanse bevolking zeer hartelijk en behulpzaam is en een toerist graag helpt. Er is altijd iemand te vinden die zich, al dan niet tegen betaling, over het lot van
188
Driessen 2008: p. 57. Buitelaar 2007: p. 100. 190 Besselink 2009: p. 74/75. 191 Driessen 2008: p. 57. 192 Besselink 2009: Studiereis. 189
56
een toerist wil ontfermen.193 Voor islamitische toeristen uit het buitenland is Marokko vooral een tolerante bestemming. Veel van deze toeristen zijn afkomstig uit het Midden-Oosten en welvarend. Met de conservatieve oliestaten van het Midden-Oosten onderhoudt Marokko traditioneel goede relaties. Onder de prinsen en andere rijke inwoners van deze staten is Marokko een geliefd vakantieland. Dit hangt samen met de tolerantie die in Marokko heerst, vergeleken met de situatie in hun land van herkomst. Tijdens de vakantie in Marokko verblijven zij in luxe accommodaties, leven zich uit en gaan zich te buiten aan (verboden) middelen als alcohol.194 Het Marokkaanse erfgoed vormt voor hen geen motief voor het bezoeken van het land. Voor binnenlandse toeristen vormt erfgoed wel weer een motivatie voor hun reis of uitstapje. Door de groeiende middenklasse neemt het binnenlandse toerisme de laatste jaren toe. Voor deze doelgroep is het heilige dorp Moulay Idriss een van de meest bezochte plekken. Daarnaast brengen veel Marokkanen een bezoek aan de medina’s van Marrakech en Fes. Deze verschillen, door de conservatiepolitiek van de Fransen, van die in de rest van het land en vormen daardoor ook voor Marokkanen een toeristische attractie. Deze toeristen doen in de medina’s dezelfde dingen als buitenlandse toeristen, al zijn zij vooral gericht op erfgoed uit de protectoraatperiode.195 Tijdens die periode woonde in de medina van Fes de Marokkaanse elite, die de nationalistische onafhankelijkheidspartij opzette. Voor Marokkanen heeft de medina een duidelijke historische connectie met deze periode.196
193
Besselink 2012: Studiereis. Obdeijn, De Mas & Hermans 2002: p. 202. 195 Porter 2007: p. 84/85. 196 Idem: p. 63. 194
57
4.2
Positie van de toeristische sector
De toeristensector fungeert als motor van de Marokkaanse economie en is een van de belangrijkste inkomstenbronnen van het land. Vanwege deze economische positie is in het overheidsbeleid veel aandacht voor de ontwikkeling van toerisme. Marokko kent zelfs een speciaal ministerie van toerisme. Het belang van de sector komt tevens naar voren in de rivaliteit die heerst tussen Marokkaanse toeristische steden. Zo beschrijven inwoners van Marrakech Fes als een toeristenval met inferieure toeristische voorzieningen, terwijl inwoners van Fes benadrukken dat juist Marrakech een toeristenval is en dat de stad minder ‘authentiek’ is dan Fes.197 Dat het toerisme in Marokko zo’n belangrijke economische functie vervult komt mede dankzij het beleid van het ministerie van toerisme. Het beleid is ambitieus en de groei van de sector wordt vanuit de overheid al enkele decennia sterk gestimuleerd. Er is veel geld geïnvesteerd om de toeristische sector tot bloei te laten komen. In 2001 heeft de Marokkaanse koning de ontwikkeling van het toerisme uitgeroepen tot speerpunt en kreeg het de hoogste prioriteit in het nationale beleid. Als gevolg daarvan heeft het ministerie van toerisme in 2001 het Plan Azur opgesteld; een tienjarenplan met als streven de capaciteit en de inkomsten van de sector te verdubbelen. De doelstellingen voor 2010 waren onder andere: het jaarlijks trekken van tien miljoen toeristen, de aanleg van zes nieuwe badplaatsen, het creëren van zeshonderdduizend nieuwe banen en de groei van het aandeel aan inkomsten uit toerisme tot twintig procent van het BNP.198 Het Plan Azur werpt zijn vruchten af, al zijn de doelstellingen nog niet volledig gerealiseerd. De ontwikkeling van de toeristische sector blijft ook het komende decennium een zaak van nationale prioriteit. De nieuwe ambitie van het ministerie van toerisme is om in 2020 twintig miljoen toeristen in Marokko te kunnen verwelkomen.199 Deze groei moet vooral worden gerealiseerd door het stimuleren van Europees toerisme. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor binnenlands toerisme. Om toerisme vanuit Europa te stimuleren, worden er verschillende maatregelen getroffen, die met name de Marokkaanse hygiënestandaard moeten verhogen. Deze ligt lager dan in
197
Besselink 2012: Studiereis. http://www.hic-marokko.nl 199 http://www.bladna.nl 198
58
Europa, waardoor Europese toeristen in Marokko een verhoogde kans hebben op gezondheidsproblemen. Een van deze maatregelen is dat voor openbare plekken waar veel toeristen komen, zoals vliegvelden en treinstations, een nationale schoonmaakdienst in het leven is geroepen die permanent de toiletten bemant.200 Daarnaast bestaat er een nationale reinigingsdienst die, met het oog op de volksgezondheid, ’s nachts alle straten en pleinen in de grote steden schoon spuit.201 Een andere manieren waarop men in Marokko probeert de juiste omstandigheden te creëren voor Europese vakantiegangers, is het verbeteren van de infrastructuur. Inmiddels zijn alle regio’s voorzien van internationale luchthavens, waardoor Europese toeristen in de meeste gevallen direct op hun bestemming kunnen vliegen. Ook in de infrastructuur over land wordt veel geïnvesteerd. De grote steden zijn met elkaar verbonden via redelijk onderhouden asfaltwegen en er is een dicht openbaar vervoer netwerk. Via trein, bus, taxi en minibus kunnen toeristen, tegen een gunstig tarief, naar iedere gewenste bestemming afreizen.202 De toegankelijkheid van het land wordt ook verhoogd door het aanbod aan westerse producten te vergroten. Marokko profileert zich op de westerse toeristenmarkt als authentiek en middeleeuws, maar ook als toegerust met moderne faciliteiten. Grote modemerken hebben in de Marokkaanse steden winkels geopend en steeds meer internationale ketens vestigen zich in het land. Toeristen kunnen vanuit de ‘middeleeuwse’ medina’s de moderne stadscentra betreden met hun Europese uitstraling en aanbod aan westerse winkels en restaurants.203 Naast het aanpassen van de Marokkaanse samenleving aan de behoeften van toeristen, speelt de inzet van het rijke Marokkaanse erfgoed een rol bij het positioneren van het land als toeristische bestemming. In de voorgaande paragraaf is naar voren gekomen dat beide toeristengroepen die in het overheidsbeleid extra aandacht krijgen, Europese toeristen en binnenlandse toeristen, tevens de groepen zijn die belangstelling tonen voor erfgoed. Het is om die reden dat erfgoed veelvuldig wordt ingezet bij de werving van deze toeristen. De focus ligt daarbij op een select gedeelte van het Marokkaanse erfgoed, dat overeenkomt met wat de Fransen tijdens de protectoraatperiode als belangrijk hebben geclassificeerd. De 200
Besselink 2012: Studiereis. Lentjes 1995: p.6. 202 Besselink 2012: Studiereis. 203 Besselink 2009: Studiereis. 201
59
Fransen hebben hun aandacht vooral gericht op erfgoed uit drie historische perioden: de Romeinse tijd, de periode van de Berberdynastieën en erfgoed en instituten uit de protectoraatperiode zelf. Erfgoed uit deze perioden is terug te zien in de wervingscampagnes van het Marokkaanse ministerie van toerisme. Een instituut dat wereldwijd invloed uitoefent op het benoemen en beheren van erfgoed is UNESCO; een organisatie die op mondiaal niveau erfgoed classificeert. Deze classificatie werkt in de praktijk als keurmerk, waarbij door UNESCO benoemd erfgoed op grote schaal in reisprogramma’s van zowel reisorganisaties als individuele toeristen wordt opgenomen. In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de activiteiten van UNESCO in Marokko. Er zijn twee historische perioden die zowel buiten het door UNESCO geselecteerde erfgoed als het door de Fransen beschermde erfgoed vallen. Dit zijn de perioden van de vroege Berbers en de Puniërs. Het is opvallend dat het erfgoed uit deze perioden vergeten lijkt te zijn en voor geen enkele toeristengroep wordt ingezet.
60
4.3
UNESCO in Marokko
Zoals eerder omschreven, is UNESCO een invloedrijk instituut dat zich op mondiaal niveau inzet voor erfgoed. UNESCO benoemt erfgoed dat van buitengewone universele waarde is, waarvoor de internationale gemeenschap als geheel verantwoordelijkheid moet dragen.204 Het door UNESCO geselecteerde erfgoed komt op de werelderfgoedlijst te staan. Alleen erfgoed dat in deze lijst is opgenomen mag het keurmerk ‘werelderfgoed’ dragen. Dit betekent dat het door UNESCO onvervangbaar en uniek is bevonden.205 Een benoeming door UNESCO zorgt ervoor dat erfgoed voor de toeristenmarkt in belang stijgt, omdat dit als van universeel belang wordt geclassificeerd en dus voor iedereen interessant zou kunnen zijn. Naast het definiëren van erfgoed, stelt UNESCO zich de taak om erfgoed te beschermen en te promoten.206 Gezien de verschillende nationale en locale economische en politieke prioriteiten, heeft de benoeming tot werelderfgoed in de praktijk niet automatisch het behoud van erfgoed als resultaat. Daarvoor is het van essentieel belang dat de plaatselijke bevolking en autoriteiten het belang dat aan als werelderfgoed benoemd erfgoed wordt gehecht, delen.207 Het erfgoed blijft hun eigendom en zij hebben er zeggenschap over. Bij het beheren en conserveren van erfgoed speelt geld een belangrijke rol. Het is een duur proces, waarvoor armere landen het geld vaak niet op kunnen brengen. Veel conserveringwerk wordt daarom geregeld en gefinancierd door rijkere landen. Daarmee oefenen deze landen macht uit over wat er in armere landen bewaard wordt uit het verleden, en zij geven hier een eigen interpretatie aan.208 Deze machtspositie levert UNESCO, een van oorsprong westers instituut, kritiek op. Het wordt door sommigen beschouwd als een organisatie die voortborduurt op het culturele kolonialisme van de vorige eeuwen.209 In dit kader is de gelijkenis opvallend tussen wat de Fransen in Marokko als belangrijk erfgoed beschouwden en wat later door UNESCO is geselecteerd als Marokkaans werelderfgoed. In totaal herbergt Marokko negen plekken die zijn uitgeroepen tot werelderfgoed. De eerste daarvan was de medina van Fes, die in 1981 als zodanig werd bestempeld. Dit was 204
Harrison 2010: p. 115-117. http://www.unesco.nl 206 Harrison 2010: p. 115-117. 207 Graham, Ashworth &.Tunbridge 2000: p. 239. 208 Ashworth & Tunbridge 2000: p. 145/146. 209 Idem: p. 36. 205
61
tevens een van de eerste steden in de derde wereld die door UNESCO tot werelderfgoed werd benoemd.210 Daarna volgde in Marokko de benoeming van de medina’s van Marrakech, Meknes, Tetouan, Essaouira en Rabat. Ook de archeologische opgravingen van het Romeinse Volubilis, de Ksar van Ait-Ben-Haddou in het zuiden van het land en de voormalige Portugese stad Mazagan, nu El Jadida, kregen het keurmerk werelderfgoed.211 In de volgende paragraaf wordt aan de hand van een casestudy onder andere ingegaan op de invloed van een benoeming door UNESCO op erfgoed. Tegenwoordig heeft UNESCO een vestiging in Marokko, met een afdeling in Rabat. Deze heeft als doelstelling om cultureel toerisme in de Maghreb212 te stimuleren en te helpen om de culturele sector in deze landen verder te ontwikkelen. UNESCO heeft ook een permanente Marokkaanse ambassadeur voor de regio.213
210
Graham, Ashworth &.Tunbridge 2000: p. 243. http://whc.unesco.org 212 Aanduiding voor de landen Marokko, Algerije en Tunesië. 213 http://portal.unesco.org 211
62
4.4
Casestudy Fes
In deze paragraaf wordt aan de hand van een casestudy ingezoomd op de toeristische praktijk in Fes. Wat zijn de gevolgen van een benoeming door UNESCO tot werelderfgoed? In hoeverre wordt de stad beïnvloed door het beeld dat westerse toeristen van haar erfgoed hebben? En welke bedreigingen kent de toeristenindustrie in Fes? De medina van Fes is een belangrijke Marokkaanse bestemming voor cultureel toerisme. Het dagelijkse leven in de medina is grotendeels gericht op toeristen en haar inwoners zijn afhankelijk van het geld dat zij via deze weg verdienen. De oorspronkelijke functie van de medina als commercieel en wetenschappelijk centrum van de stad is met de komst van het massatoerisme verschoven naar nieuwere stadsdelen.214 Zonder het toerisme zouden ambachtslieden en winkeliers in de medina hun zaken moeten sluiten, waardoor de oude stad ook haar economische en sociale functies zou verliezen.215 Aan het begin van de twintigste eeuw werd de medina, zoals beschreven in paragraaf 3.2, onder leiding van wetenschappers van de Service de Beaux-arts geconserveerd en gereconstrueerd naar het beeld dat zij voor ogen hadden bij een historische islamitische stadskern.216 Na de onafhankelijkheid verslapte de binnenlandse aandacht voor het behoud van erfgoed, net als de interesse van de internationale gemeenschap. Dit veranderde in 1981, met de benoeming van de medina van Fes tot werelderfgoed. Sindsdien zijn verschillende restauratieprojecten van start gegaan en zijn er zowel binnenlandse als internationale instanties die interesse tonen in het behoud van de stad. Er is dankzij de kwalificatie door UNESCO opnieuw een proces van conservering op gang gekomen. Dit wordt onder andere gefinancierd door mecenassen, lokale investeerders en internationale instellingen als de Wereldbank.217 Begin jaren ’80 is een tweede belangrijke stap gezet in het restauratieproces. De Marokkaanse overheid, die tot dan toe weinig aandacht besteedde aan erfgoed, raakte actief betrokken bij het proces. Aanleiding hiervoor vormde in de voorafgaande periode geuite kritieken op de religieuze positie van koning Hassan II als geestelijk leider van het land, die zowel nationaal als internationaal werden geformuleerd. Om zijn gezag te herstellen heropende hij de Karawijien-medersa, het hoogste islamitische instituut van het 214
El-Ghazaly 2008: p. 5. Porter 2007: p. 85. 216 Idem: p. 64. 217 El-Ghazaly 2008: p. 3. 215
63
land. Zo toonde hij zijn verbondenheid met de maliki islam.218 Sinds de onafhankelijkheid van Marokko was de medersa in verval geraakt en gesloten voor studenten. Onder leiding van de overheid werden de medersa en aangrenzende moskee nu gerestaureerd, zodat het traditionele onderwijs kon worden hervat.219 De betrokkenheid van de Marokkaanse overheid bij het restauratieproces van de Karawijien-medersa, leidde in 1989 tot de oprichting van de Association pour la Dedensification et Rehabilitation de Fes-Medina220, bekend als ADER-Fes. Het quasi gouvernementele instituut werd opgericht door de Marokkaanse overheid en is onder andere bestuurd door de minster van buitenlandse zaken en de minister van cultuur. 221 De organisatie heeft als taak om de medina te behouden en de plannen van UNESCO te realiseren. Deze plannen omvatten onder andere de aanleg van drie inmiddels gerealiseerde toeristische circuits door de stad. Helaas worden deze slecht onderhouden, waardoor toeristen er niet optimaal gebruik van kunnen maken.222 Het slechte onderhoudsniveau van gerealiseerde projecten is exemplarisch voor de situatie in Fes. Er zijn de afgelopen decennia verschillende initiatieven ondernomen om de medina te restaureren en toegankelijk te maken voor toeristen. Ondanks de benoeming door UNESCO tot werelderfgoed is hier relatief weinig geld voor beschikbaar gekomen, waardoor restauraties slecht of gedeeltelijk zijn uitgevoerd. 223 Een bijkomende moeilijkheid vormt de financiële situatie van veel particuliere huizenbezitters in de medina. Deze behoren tot de armsten van het land, waardoor zij zelf weinig geld op kunnen brengen voor onderhoud aan hun huis.224 Naast nadelige effecten van armoede op het restauratieproces, biedt de staat van de medina kansen op toeristisch gebied. Het vervallen karakter van de medina draagt bij aan haar aantrekkingskracht op westerse toeristen. Deze aantrekkingskracht bestaat eruit dat de medina niet hedendaags en modern is, maar voldoet aan een oriëntalistisch beeld van een primitieve islamitische stad, waar men teruggaat in de tijd. Toeristen beschouwen de medina als authentiek en onaangepast. Dit is een resultaat van de inspanningen van de 218
Porter 2007: p. 80. Idem: p. 78. 220 Ibidem. 221 El-Ghazaly 2008: p. 20. 222 Porter 2007: p. 78. 223 D’Ayala & Copping 2007: p. 39 224 El-Ghazaly 2008: p. 13. 219
64
Service de Beaux-arts, onder wier leiding de medina aan het begin van de twintigste eeuw sterk is geconstrueerd en gerestaureerd, om aan het oriëntalistisch beeld te voldoen. De huidige vervallen staat van de medina ondersteunt dit beeld.225 De slechte staat van onderhoud van de medina heeft dus een zekere aantrekkingskracht op toeristen, maar vormt ook een bedreiging voor het toerisme. De afgelopen jaren hebben er verschillende verzakkingen plaatsgevonden, waarbij huizen zijn ingestort. Op den duur zullen naar verwachting steeds meer panden gesloten moeten worden in verband met de veiligheid. Tijdens dit proces kan een omslagpunt worden bereikt, waarop toeristen de medina niet langer beschouwen als een karakteristieke, charmante plek maar als een vervallen en verpauperd gebied. Andere bedreigingen op toeristisch gebied worden gevormd door de gebrekkige informatiestructuur. De overheid probeert dit te verbeteren door de informatievoorziening te reguleren. Zo is er in Fes een toeristenbureautje geopend van waar uit het ministerie van toerisme informatie verstrekt. Daarnaast vormen gidsen tegenwoordig een beschermde beroepsgroep. Gidsen mogen alleen indien in het bezit van een officiële identiteitskaart van het ministerie hun diensten aanbieden aan toeristen. Zo moet de kwaliteit van de gidsen gewaarborgd worden. In de praktijk heeft dit weinig effect, aangezien er weinig controles plaatsvinden. Er bestaat nog steeds een wildgroei aan gidsen, vaak werkloze mannen, die hun diensten aan toeristen aanbieden. Een ander voorbeeld is de recente aanleg van zes thematische wandelingen door de stad. Er wordt gewerkt met een kleursysteem en naast wegwijzers zijn langs de route informatieborden geplaatst. Helaas wordt de route niet onderhouden, waardoor een gedeelte van de borden onleesbaar is geworden of ontbreekt. Dit maakt de routes onbruikbaar voor toeristen.226 Concluderend heeft Fes een positief en sterk imago. Het oriëntalistische, geromantiseerde beeld van de stad spreekt westerse toeristen aan en wordt door zowel de westerse media als het Marokkaanse toerismebureau versterkt. Op praktisch niveau heeft de toeristische sector nog een aantal stappen te maken om aan de kwaliteitseisen van Europese toeristen te voldoen. In het volgende hoofdstuk wordt dieper op deze stappen ingegaan en worden aanbevelingen gedaan voor verbetering.
225 226
Porter 2007: p. 60/61. Besselink 2012: Studiereis.
65
Hoofdstuk 5 Conclusie In dit hoofdstuk wordt, aan de hand van het voorgaande, een antwoord gegeven op de probleemstelling van het onderzoek. Vervolgens wordt ingegaan op de twee hypothesen die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd: 1. De Marokkaanse culturele toeristensector is gedeeltelijk een product van het Westen. 2. Marokkaans erfgoed kan effectiever worden ingezet om cultureel toerisme te stimuleren. Tot slot is een paragraaf met aanbevelingen opgenomen. Zoals eerder beschreven, gaat het om een onderzoek vanuit westers perspectief. Dit betekent dat ook de conclusies vanuit een westers standpunt worden getrokken.
66
5.1
Antwoord op de probleemstelling
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de probleemstelling: Hoe ontwikkelt zich een culturele toeristensector in Marokko? Uit het onderzoek is gebleken dat deze ontwikkeling in vier verschillende fasen is verlopen, waarbij verschillende factoren een rol hebben gespeeld. Allereerst voldeed Marokko aan de randvoorwaarden om uit te groeien tot een toeristisch gebied. Het land beschikte zowel in landschappelijk als cultureel opzicht over de potentie om een bloeiende toeristensector op te bouwen. Marokko wordt gekenmerkt door een divers landschap met laagvlaktes, hooggebergten, woestijn en ongerepte natuur. Daarnaast heeft het land een gunstig klimaat voor toeristen, met veel zonuren. Ook de geografische ligging van Marokko ten opzichte van Europa, een van de belangrijkste herkomstgebieden van toeristen, is gunstig. Op cultureel vlak kan Marokko bogen op een rijke historie, met erfgoed uit verschillende perioden en van grote diversiteit. De opbouw van een Marokkaanse culturele toeristensector is gestart rond 1900. Er vond toen een intensivering plaats van de contacten met Europa, die leidde tot de omvorming van Marokko tot een deels Frans, deels Spaans protectoraat. Onder de Fransen kwam de ontwikkeling van een toeristische sector op gang. In deze beginfase speelde erfgoed een belangrijke rol. De Fransen waren ingenomen met de cultuurschatten die zij in Marokko aantroffen en hun culturele beleid was gericht op behoud en restauratie van dat erfgoed. De impuls om in Marokko een culturele toeristensector op te bouwen kwam dus vanuit de westerse wereld, waar toerisme op dat moment verder ontwikkeld was dan in Noord-Afrika. De tweede fase van het ontwikkelingsproces begint rond 1937, wanneer accenten in het protectorale beleid verschuiven. Toerisme is dan de op vier na grootste inkomstenbron van Marokko. Behoud en restauratie van erfgoed staan niet langer centraal, maar de ontwikkeling van toerisme wordt het hoofddoel. Erfgoed blijft hierbij belangrijk, maar wordt nu gezien als middel en niet als doel op zich. De Fransen introduceren voor Marokkanen nieuwe culturele instellingen als musea en galeries en bestaande instellingen, zoals medersa’s, krijgen een toeristische nevenfunctie. Daarnaast wordt er een toeristische infrastructuur aangelegd met hotels, restaurants en luchthavens. Ook worden er marketingcampagnes gelanceerd om Marokko in Europa op de kaart te zetten als vakantieland. Hierbij wordt ingezet op een oriëntalistische benadering, waarbij Marokko wordt gepresenteerd als lustoord voor vermoeide Europeanen. De volgende ontwikkelingsfase begint in 1956, met de onafhankelijkheid van Marokko. Het 67
belang dat aan de toeristische sector wordt gehecht verslapt aanvankelijk, net als de interesse in erfgoed en het behoud daarvan. De Marokkaanse overheid beschouwt de toeristensector primair als inkomstenbron. Al snel wordt de potentie van de sector en de werkgelegenheid die deze kan bieden door de overheid erkend. Vanaf 1965 wordt de ontwikkeling van het toerisme zelfs een hoofdpunt van het overheidsbeleid. Vanaf dat moment wordt er structureel in het toerisme geïnvesteerd en groeit de sector gestaag. De laatste ontwikkelingsfase breekt aan rond 1980, wanneer UNESCO werelderfgoed aanwijst in Marokko. Er komt dan meer internationale aandacht voor het Marokkaanse erfgoed. In 1985 wordt het Marokkaanse Ministerie van Toerisme opgericht, dat zich primair blijft richten op groei van het toerisme, maar ook aandacht toont voor beheer en behoud van erfgoed. Vanaf 2001 roept de Marokkaanse koning de ontwikkeling van toerisme uit tot nationaal speerpunt en volgen er ambitieuze plannen van het Ministerie van Toerisme, voor verdere groei van de sector. Daarbij richt de overheid zich vooral op de groei van toerisme vanuit Europa.
68
5.2
Hypothese 1
In deze paragraaf wordt de hypothese getoetst dat de Marokkaanse culturele toeristensector gedeeltelijk een product is van het Westen. Het idee vooraf was dat zowel de belangstelling van West-Europese toeristen voor Marokko en de belangstelling van deze toeristen voor cultureel erfgoed in het algemeen, als de nauwe historische en politieke banden tussen Marokko en West-Europa, ertoe hebben geleid dat er sprake is van invloed van West-Europa op de ontwikkeling van de Marokkaanse culturele toeristenindustrie. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat deze verbanden inderdaad zijn gevonden. Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt, heeft West-Europa grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van Marokko en haar toeristische sector in het bijzonder. Deze invloed is tweeledig: de Fransen hebben de Marokkaanse samenleving van binnenuit gestuurd; terwijl de behoeften en perceptie van West-Europese toeristen, als voornaamste doelgroep voor de Marokkaanse toeristische sector, van buitenaf een sturende werking hebben gehad. In de eerste ontwikkelingsfase van het toerisme in Marokko, aan het begin van de protectoraatperiode, hebben de Fransen veel invloed uitgeoefend. Dit is de start van directe invloed vanuit Europa op het Marokkaanse toeristenbeleid. Marokko werd door de Fransen gedeeltelijk gemoderniseerd en omgevormd naar Europees model, wat de Marokkaanse cultuur sterk heeft beïnvloed. Er is in die tijd een proces van Europeanisering op gang gekomen. De Fransen hebben onder andere westerse begrippen als erfgoed, esthetiek en kunst in Marokko geïntroduceerd. En er zijn onder leiding van de Service de Beaux-arts culturele instellingen naar Europees model gesticht, zoals musea, met vanuit een Europees perspectief aangelegde collecties. Daarnaast werden door de Fransen in Marokko archeologische opgravingen uitgevoerd en archeologische sites gecreëerd. Zo ontwikkelde zich een netwerk van culturele instellingen, waarin ook traditionele Marokkaanse instellingen een toeristische functie kregen. De beeldvorming werd tijdens de Franse periode gedomineerd door oriëntalisme. Er werd gedacht in stereotypen, waarbij het oosten religieus, achtergebleven, romantisch, mysterieus en avontuurlijk was. Dit oriëntalistische beeld is na de onafhankelijkheid van Marokko niet losgelaten en domineert tot op heden het Marokkaanse promotiemateriaal voor westerse toeristen. Ook de hegemonische verhouding met West-Europa is in Marokko 69
duidelijk zichtbaar. Europa en het leven aldaar dienen als voorbeeld voor veel Marokkanen en worden door hen geïdealiseerd. Europeanen oefenen op dit moment vooral als consument invloed uit op de Marokkaanse toeristensector. Zij vormen de omvangrijkste toeristengroep en Europa is tevens de belangrijkste groeimarkt voor de Marokkaanse toeristensector. De ambitieuze plannen die het Marokkaanse Ministerie van Toerisme heeft opgesteld zijn dan ook primair gericht op toeristengroei vanuit Europa.
70
5.3
Hypothese 2
In deze paragraaf wordt de hypothese getoetst dat Marokkaans erfgoed effectiever kan worden ingezet om cultureel toerisme te stimuleren. Het aanvankelijke idee was dat de diversiteit van het Marokkaanse erfgoed onvoldoende naar voren komt in toeristisch promotiemateriaal. Wanneer het erfgoed breder wordt ingezet, zou het er toe bij kunnen dragen dat cultureel toerisme naar Marokko verder toeneemt. Uit het onderzoek komt naar voren dat het Marokkaanse erfgoed in de toeristensector in de breedte inderdaad niet optimaal wordt ingezet. Er kan beter worden ingespeeld op de gelaagdheid van het Marokkaanse erfgoed. De nadruk ligt nu op erfgoed uit een aantal perioden, waarbij erfgoed uit andere perioden wordt uitgesloten. Dit is nadelig, want zo wordt de potentie van erfgoed uit deze laatste perioden niet benut. De huidige inzet van erfgoed in de Marokkaanse toeristensector hangt samen met een historisch selectieproces dat heeft plaatsgevonden. De sector is opgebouwd ten tijde van het protectoraat, onder leiding van de Fransen. Tijdens een selectieproces wordt vanuit een eigentijds perspectief invulling gegeven aan het verleden. Hierbij wordt er gefilterd, waardoor een selectief beeld ontstaat van het verleden en de overblijfselen uit die tijd; het erfgoed. De Fransen hebben tijdens dit selectieproces in Marokko de nadruk gelegd op erfgoed dat zij met de Marokkanen delen. Dit verklaart waarom bijvoorbeeld het Romeinse erfgoed in Marokko veel wordt ingezet, terwijl voor het Punische- en vroege Berbererfgoed weinig aandacht is. Voor Marokkanen vormt islamitisch erfgoed de kern van hun nationale erfgoed. Zij beschouwen dit als de verfijnde hoogtepunten van hun beschaving. Als zodanig wordt islamitisch erfgoed onder binnenlandse toeristen gepromoot. Voor erfgoed uit de islamitische periode hadden ook de Fransen aandacht, maar dit werd als inferieur aan het gezamenlijke erfgoed beschouwd. Het werd gepositioneerd als middeleeuws en achtergebleven ten opzichte van de ontwikkelingen in Europa. Islamitisch erfgoed werd bestempeld als een product van de Oriënt, waarbij het erfgoed via de gebruikelijke stereotypen als primitief en mysterieus werd aangemerkt. Dit oriëntalistische beeld schemert nog altijd door in de westerse toeristische promotie van islamitisch erfgoed. Islamitisch erfgoed vormt, gecombineerd met wat de Fransen in Marokko verder als erfgoed hebben bestempeld en wat door UNESCO is aangewezen als werelderfgoed, de combinatie van erfgoed die momenteel wordt ingezet in de toeristensector. 71
Bij Europese toeristen is er, naast de acht plekken die door UNESCO tot werelderfgoed zijn uitgeroepen, vooral veel aandacht voor musea, de islamitische medersa’s en natuurlijk erfgoed zoals het Atlasgebergte en de woestijn. Bij binnenlandse toeristen is er vooral aandacht voor islamitisch erfgoed, zoals de oude medina’s, medersa’s en moskeeën. Daarnaast is het heilige stadje Moulay Idriss een van de meest populaire toeristische bestemmingen onder Marokkanen, net als het Saaïdische grafcomplex in Marrakech. Dit soort heilige plekken spreken binnenlandse toeristen aan, maar worden nauwelijks bezocht door Europese toeristen. Uit een vergelijking tussen het totale Marokkaanse erfgoed en het daadwerkelijk ingezette erfgoed, blijkt dat erfgoed uit twee historische perioden niet is vertegenwoordigd, met name archeologisch materiaal en rotstekeningen uit de tijd van de vroege Berbers, en Punisch erfgoed, zoals grafstenen, opgegraven nederzettingen en munten. Daarnaast wordt er nauwelijks iets gedaan met het Moorse en joodse erfgoed van de culturele elite, die tijdens het bewind van de Marinieden vanuit Spanje naar Marokko vluchtte. Ook de connectie tussen Marokko en Afrika wordt weinig belicht, bijvoorbeeld de rol die Marokko heeft gespeeld als doorvoerplek voor slaven.
72
5.4
Aanbevelingen
1. Om Marokko voor Europese toeristen aantrekkelijker te maken is het belangrijk om, naast de kwantitatieve doelstellingen die het Ministerie van Toerisme stelt, aandacht te besteden aan kwalitatieve verbetering van de sector. Gestelde criteria om de kwaliteit te waarborgen van bijvoorbeeld toeristische informatiebureaus en gidsen, worden op dit moment onvoldoende gehandhaafd. Daarnaast is het aanbod aan achtergrond- en historische informatie beperkt. Ook met een hoger onderhoudsniveau van toeristische infrastructurele hulpmiddelen zoals route- en informatieborden kan relatief simpel een kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd.
2. Bevorder het toerisme niet uitsluitend vanuit een westers perspectief. De Marokkaanse overheid legt in haar beleid sterk de focus op de groei van Europees toerisme. Het potentieel van de toeristische sector is echter groter en door in te zetten op een bredere doelgroep kunnen de ambitieuze doelstellingen die voor de toeristische sector zijn gesteld worden gerealiseerd. Zet bijvoorbeeld in op toerisme vanuit Afrika, Azië en de islamitische wereld. Zeker vanuit het Midden-Oosten en Azië komt, met de stijging van het welvaartsniveau, steeds meer interesse in toerisme. Dit zijn potentiële groeimarkten voor Marokko.
3. Zet ander erfgoed in om een breder publiek te trekken. Door aandacht te besteden aan Marokkaans erfgoed dat op dit moment niet voor toeristische doeleinden wordt ingezet, zal de diversiteit van het Marokkaanse erfgoed beter tot zijn recht komen. Vervolgens kan een bredere inzet van dit Marokkaanse erfgoed ertoe bijdragen om ook een bredere groep toeristen te bereiken. Zo kan het islamitische erfgoed, dat nu vooral voor binnenlands toerisme wordt ingezet, breder worden gepromoot om toeristen uit het Midden-Oosten en islamieten vanuit Azië te interesseren voor het rijke islamitische erfgoed van Marokko. Een andere optie is het belichten van de grootschalige slavenhandel die in Marokko heeft plaatsgevonden en waar de voormalige Portugese stad El Jedida, nu benoemd tot werelderfgoed, sporen van toont. Ook kan het joodse erfgoed, zoals de historische joodse wijken en de vele synagogen die Marokko telt, worden ingezet om een brede toeristengroep aan te spreken.
73
Literatuurlijst
Ashworth, G. & J. Tunbridge. The tourist-historic city; retrospect and prospect of managing the heritage city. Amsterdam: Pergamon, 2000.
D'Ayala, D. & A. G. Copping. “Holistic Approach to the Rehabilitation of Foundouks in Morocco”. APT Bulletin, 38:2 (2007): 39-46.
Balen, J.H. van. Onder de Mooren : avonturen in Marokko. Alkmaar: Gebroeders Kluitman, 1919.
Barrucand M. & A. Bednorz. Moorish architecture in Andalusia. Keulen: Taschen, 2007.
Becker M. Atatürk. En Turkije’s weg naar Europa. Soesterberg: Aspekt, 2011.
Besselink, L. “Hajja binaa ila el-mathaf. Laten we naar het museum gaan.” BA scriptie. Reinwardt Academie Amsterdam, 2009.
Besselink, L. Studiereis naar Fez, Meknes, Marrakech en Casablanca. 2009.
Besselink, L. Studiereis naar Fez, Meknes en Tanger. 2012.
Buitelaar, M. Uit en thuis in Marokko : antropologische schetsen. Amsterdam: Bulaaq, 2007.
Burckhardt, T. Fez : city of Islam. Vert. W Stoddart. Cambridge: The Islamic Texts Society, 1992.
Buysse, C. & M.L.A. Barnardiston. Wat wij in Spanje en Marokko zagen. Bussum: Van Dishoeck, 1929.
Cohen, S. & L. Jaidi. Morocco: globalization and its consequences. New York: Routledge, 2006. 74
Coleman, S. & J. Elsner. Pilgrimage. Past and present in the world religions. Cambridge: Harvard University Press, 1995.
Damme, Van W. Beauty in context. Towards an anthropological approach to aesthetics. Leiden: Brill, 1996.
Delhaye, C. College aan de Universiteit van Amsterdam. 19-10-2010.
Dijk-Jonkhoff J. Van. (red).100 mooiste schatten van de islamitische architectuur. Een reis langs adembenemend mooie kunst- en cultuurschatten. Lisse: Rebo productions bv, 2010.
Donders, Y. “The History of the UNESCO Convention on the Protection and Promotion of the Diversity of Cultural Expressions”. Protection of Cultural Diversity from an International and European Perspective. (red.) P. v.d. Bossche. Antwerpen: Intersentia, 2008. 1-30.
Driessen, H. Tussen oude continenten; De vele gezichten van de Middellandse zee. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2008.
El-Ghazaly, S. “Reclaiming culture: the heritage preservation movement in Fez, Morocco.” MA scriptie. University of Tennessee Knoxville, 2008.
Fletcher, R. “The Early Middle Ages, 700-1250”. Spain A history. (red.) R. Carr. Oxford: Oxford University Press, 2000. 63-89.
Graham, B., G. Ashworth, & J. Tunbridge. A geography of heritage : power, culture and economy. Londen: Arnold, 2000.
Harris, L. Mulai Hafid at Fez. Londen: 1909.
Harrison, R. Understanding the politics of heritage. Manchester: Manchester University Press, 2010. 75
Hattstein, M. & P. Delius. Islam; kunst en architectuur. Groningen: Könemann, 2006.
Hedendaagsche historie of het vervolg van de algemeene historie (...) behelzende de historie van de Goud-, Yvoor-, en Greinkust; Sierra Leona; de binnenlandsche gewesten van Afrika; en van Barbarye, inzonderheid van Marokko en Fez. Amsterdam: Schalekamp, 1786.
Kleiner F. & C. Mamiya. Gardner’s art through the ages. Twelfth edition. Wadswordt: Thompson, 2005. Lentjes, W. Marokko als ontwikkelingsland. 1e druk. Den Bosch: Malmberg, 1981.
Lentjes, W. Marokko. Mensen, politiek, economie, cultuur. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1995. Lewis, B. Het Midden Oosten. 2000 jaar culturele en politieke geschiedenis. 6e druk. Amsterdam: Forum, 2004.
Mackay, A. “The Late Middle Ages, 1250 – 1500”. Spain A history. (red.) R. Carr. Oxford: Oxford University Press, 2000. 90-115.
Medici, L. “Western cultural policy in the Mediterranean during the 20th century”. L’Europe mediterraneenne. Mediterranean Europe. (red.) M. Petricioli. Brussel: 2008. 305-321.
Menocal, M. De gouden eeuw van Andalusië. Amsterdam: Bulaaq, 2006. Obdeijn, H., P. De Mas & P. Hermans. Geschiedenis van Marokko. 2e druk. Amsterdam: Bulaaq, 2002.
Porter, G. D. “The city's many uses: cultural tourism, the sacred monarchy and the preservation of Fez's Medina”. The journal of North African studies, 5:2 (2007): 59-88.
76
Ribbens, K., J. Schenk & M. Eickhoff. Oorlog op vijf continenten : nieuwe Nederlanders & de geschiedenissen van de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam: Boom, 2008.
Ronnes, H. College aan de Universiteit van Amsterdam. 04-02-2011.
Saïd, E. Orientalism. Londen: Routledge, 1979.
Sarneel, M. Insight guide Marokko. Zeewolde: Cambium, 2008.
Steenbrink-Maas, P. Nederlandse reizigers in Marokko: ooggetuigen sinds 1650. Leiden: 1990. Stuart, G. H. The international city of Tangier. 2e druk. Stanford: Stanford Univrsity Press, 1955.
Strijp, R. “Niet als de Marokkanen van hier”. Uit en thuis in Marokko: antropologische schetsen. (red.) M. Buitelaar. Amsterdam: Bulaaq, 2007. 81-94.
Suvantola, J. Tourist’s experience of place. Burlington: Ashgate, 2002.
Tadema-Sporry, B. & A. Tadema. "Christenhond" in Afrika : zwervend door Marokko (…). Den Haag: Stok, 1955.
Valkhoff, R. College aan de Universiteit van Amsterdam. 04-03-2011.
Wharton, E. In Morocco. Century publishing. London: 1920.
77
Webpagina’s
Forum Bladna. ‘Marokko 20 miljoen toeristen’. Bladna. 07-09-2012. http://www.bladna.nl
Handels en investeringscentrum Marokko. ‘Sectorinformatie, toerisme’. Hic Marokko. 07-022012. http://www.hic-marokko.nl
Hey Morocco. ‘Moroccan tourism insights top visitors by country and tourism receipts’. Heymorocco. 14-12-2012. http://heymorocco.com
Marokkaans ministerie van toerisme. ‘Museums’. Maroc. 07-09-2012. http://www.maroc.net
Marokkaans ministerie van toerisme. ‘5 tourisme chiffres, chiffres cles’. Tourisme. 09-022012. http://www.tourisme.gov.ma
Marokkaans ministerie van toerisme. ‘5 tourisme chiffres, capacite hoteliere’. Tourisme. 0902-2012. http://www.tourisme.gov.ma
UNESCO. ‘themas, cultuur, werelderfgoed’. Unesco. 04-02-2012 en 26-01-2013. http://www.unesco.nl
UNESCO. ‘list’. Unesco. 04-02-2012. http://whc.unesco.org
78
UNESCO. ‘Member States and National Commissions advising UNESCO on its future programmatic orientations’. Unseco. 14-12-2012. http://portal.unesco.org
Afbeeldingen
Afb. 1 – Lauri Besselink. Tegelwerk in de medersa Ben Youssef, Marrakech. 2009.
79