,rwao
v nederlands - Vlaamse a c c re d ita tieo rg an is atie
Accreditatiebesluit met een positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de pedagogie van het jonge kind (professioneel gerichte bachelor) van de Karei de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen
datum 11 mei 2016 onderwerp
Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.
Accreditatiebesluit (004519) bijlage 4
Generieke kwaliteitswaarborg 1 - Beoogd eindniveau De visitatiecommissie (commissie) beoordeelt het beoogd eindniveau als voldoende voor het basistraject en het traject voor werkstudenten. De opleiding is een nieuwe opleiding die in 2011 is ontstaan, voornamelijk op vraag van Kind & Gezin, en vanuit een nood aan professionalisering in de sector van kinderopvang. Het beroepsprofiel en het competentieprofiel dat toen vorm kreeg, richtte zich vooral naar de kinderopvang. In nauw overleg met het werkveld heeft de opleiding bij de opstart besloten haar werkterrein uit te breiden van louter kinderopvang naar gezinsondersteuning en de vrijetijdscontext van kinderen van 0 tot 12 jaar. Deze beslissing verhoogde tevens de werkzekerheid van haar afgestudeerden. Het competentieprofiel van de opleiding kreeg toen een bredere invulling; de competenties bleven dezelfde maar de setting waarin ze toegepast worden is verbreed. De opleiding heeft een variant, met name het traject voor werkstudenten, hier de ‘verkorte’ opleiding genoemd. Werkende studenten stromen in dit traject in met de nodige vrijstellingen voor opleidingsonderdelen na het succesvol afronden van een EVC-procedure (Elders Verworven Competenties) of hebben reeds een bachelor- of masterdiploma in de studiegebieden onderwijs, sociaal-agogisch werk of gezondheidszorg op zak. De kwaliteit van de variant is evenwaardig met het basistraject. De opleiding werkt met opleidingsspecifieke leerresultaten die gebaseerd zijn op de vier verantwoordelijkheden of rollen van een pedagogisch coach waartoe de opleiding opleidt, met name de verantwoordelijkheid t.a.v. kinderen, gezinnen, medewerkers en de samenleving. Onder elke verantwoordelijkheid zitten twee leerresultaten. De laatste twee leerresultaten (reflecteren en innoveren en omgaan met diversiteit) zijn ‘dragend’ en dus ter ondersteuning van elke verantwoordelijkheid. De opleiding hanteert eveneens hogeschoolbrede internationale competenties waardoor zij 10% van het hele curriculum internationaal kan ‘merken’.
Parkstraat 28 | 2514 JK | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag
P. O. Box 85498 / 2508 CD The Hague / The Nethertands T + 31 (0)70 312 2300
[email protected] | www.nvao.net
Pagina 2 van 9
Generieke kwaliteitswaarborg 2 - Onderwijsproces De commissie beoordeelt het onderwijsproces als voldoende voor het basistraject en het traject voor werkstudenten. De commissie kan zich vinden in de keuze van de opleiding voor een thematisch programma, ingedeeld in vier periodes per academiejaar (met zes lesweken, een flexibele week en een examenweek). In elke periode staan twee leerresultaten centraal; de dragende leerresultaten komen in het hele programma voor. Per leerresultaat is eveneens een leerlijn uitgewerkt. De studielast van het programma is haalbaar. In het tweede studietraject kiest de student voor een profileringstraject rond kinderen, gezinnen of management. In het derde studietraject diept hij deze profilering uit of verbreedt zich d.m.v. een ander profileringstraject. Daarnaast zijn er nog andere keuzemogelijkheden en ook bij de stage en het uitwerken van een internationale studiereis spreekt een student zijn autonomie in het uitstippelen van zijn leerpad aan. De cursusmaterialen zijn over het algemeen in orde. De commissie staat achter het onderwijsconcept, bestaande uit vijf accenten, namelijk competentiegerichte opleiding, de sterke binding met het werkveld, onderwijs op maat, stage, leertrajectbegeleiding en portfolio als drie- eenheid en de focus op innovatie, onderzoek en internationalisering. De commissie stelde een waaier aan verschillende werkvormen vast, aansluitend bij de leerresultaten. Het werken in duo's van docenten per opleidingsonderdeel is een meerwaarde. Er moet wel over gewaakt worden dat het aandeel theorie en praktijk binnen de opleiding in balans blijft. De opbouw van de stages is volgens de commissie doordacht en dit zowel in de (gradueel toenemende) tijd per stageperiode als in de verschillende settings waarin studenten stage kunnen lopen. Er is ook een luik interne stage dat peer coaching behelst. De begeleiding op stage (door de mentor op de stageplaats en de stagebegeleiders van de hogeschool) verloopt vrij vlot. Hierbij zijn de tweemaal per jaar georganiseerde mentorendagen een meerwaarde. De opleiding dient er blijvend over te waken dat ook de mentoren die niet op de mentorendagen aanwezig kunnen zijn, duidelijk op de hoogte zijn van de verwachtingen t.a.v. de studenten op stage én t.a.v. zichzelf als mentor bij dit proces. Refiectievaardigheid leren de studenten aan via verschillende reflectiemodellen. Reflecties worden, samen met andere opdrachten, bijgehouden in een leerportfolio. Studenten bouwen onderzoeksvaardigheden op via een leerlijn die nog verder geïmplementeerd dient te worden. De bachelorproef vertrekt in deze opleiding telkens vanuit een vraag van het werkveld, wat positief is aangezien de opleiding praktijkgericht is. De bachelorproef kan verschillende vormen aannemen: een literatuurstudie, een productontwikkeling of een praktijkonderzoek. Over dat concept en de uitsplitsing in deze drie oriëntaties moet nog verder worden nagedacht zodat bachelorproeven bijvoorbeeld én een literatuurstudie én een praktijkgerichte onderzoekskant bevatten en alle leerdoelen op die manier maximaal gerealiseerd kunnen worden. Door met drie oriëntaties te werken voor de bachelorproef bestaat volgens de commissie immers de kans dat bepaalde leerdoelen gereduceerd worden in één oriëntatie en andere meer naar de voorgrond gebracht worden. De opleiding investeert in internationalisering en internationalisation@home. Een good practice is de twee- tot vijfdaags studiereis naar het buitenland die verplicht is voor alle
Pagina 3 van 9
tweedejaarsstudenten en die ze zelf dienen te organiseren. Er is ook in internationale mobiliteit voorzien voor studenten en docenten. De lokalen van de campus zijn toereikend om het onderwijs te verzorgen. Een verhuis naar een nieuwbouw campus staat op de planning vanaf academiejaar 2016-2017. De commissie waardeert de faciliteiten in de mediatheek waar studenten het nodige ter beschikking hebben om individueel en in groep te kunnen werken en bronnen op te zoeken. In deze opleiding zijn studenten-, studie- en trajectbegeleiding degelijk uitgewerkt. De docenten zijn gemakkelijk bereikbaar en aanspreekbaar en studenten ervaren een laagdrempelig contact met hen. De functie van leertrajectbegeleleider die studenten gedurende een volledig academiejaar bijstaat doorheen hun groei in stage en portfolio wordt gewaardeerd. De commissie stelde vast dat het personeel capabel en gemotiveerd is en dat er ruimte is voor professionalisering. Positief is de teamdag voor de docenten samen met de docenten van de andere twee Vlaamse opleidingen Pedagogie van het jonge kind. Volgens de commissie is het een meerwaarde dat sommige docenten hun job op de hogeschool combineren met een job in het werkveld. Dit komt de professionele gerichtheid van de opleiding ten goede. De opleiding werkt eveneens aan kwaliteitszorg. De betrokken voelen zich gehoord. Generieke kwaliteitswaarborg 3 - Gerealiseerd eindniveau De commissie beoordeelt het gerealiseerde eindniveau als voldoende voor het basistraject en het traject voor werkstudenten. De opleiding streeft in haar toetsbeleid naar enkele basisprincipes: toetsvorm sluit aan bij de leerdoelen, toetsen van grote gehelen, keuze van student in toetsvormen, één beroepsproduct per toetsperiode en eenvormigheid. De gekozen toetsvormen zijn afgeleid van de leerresultaten. De commissie vindt het positief dat toetsen, net als de opleidingsonderdelen, in duo’s opgesteld worden. Er is een brede waaier aan toetsvormen en studenten hebben vaak keuze tussen enkele verschillende toetsvormen. Er wordt veel getoetst; de opleiding moet er aandacht voor hebben dat de balans niet teveel in één richting doorslaat. De studenten zijn op de hoogte van de evaluatiecriteria (via de ECTS-fiches, oefenvragen bij multiple choice of een voorbeeldcasustoets) en vinden de toetsing transparant. De docenten hebben antwoordsleutels ter beschikking. Voor de beoordeling van onder andere stages, portfolio, beroepsproducten en de bachelorproef werkt de opleiding met criterialijsten. Een belangrijke opmerking hierbij is dat deze criterialijsten duidelijker het niveau zes van de Vlaamse kwalificatiestructuur - en dus het niveau van een professioneel gerichte bacheloropleiding - zouden mogen weerspiegelen. Ze zijn veelal nog te algemeen geformuleerd. Een concretisering dringt zich op. De commissie heeft enkele bachelorproeven ingekeken en is van mening dat de kwaliteit ervan wisselend is. Sommige werken zijn aan de maat maar bij andere komen de onderzoeksvaardigheden van de studenten te weinig aan bod en is het niveau zes van de Vlaamse Kwalificatiestructuur niet duidelijk. Volgens de opleiding zijn er na de eerste
Pagina 4 van 9 afgewerkte reeks bachelorproeven al een aantal verbeteracties geweest, zoals met betrekking tot de begeleiding van de keuze van bachelorproeven, het verhogen van de onderzoeksvaardigheden en de hierboven vermelde aanpassingen voor het beoordelen ervan. Het concretiseren van de criteria en het explicieter maken van niveau zes is hierin een aandachtspunt. De afgestudeerden vormen als pedagogisch coach een brugfunctie en die meerwaarde werd door het werkveld meermaals benadrukt. De meeste afgestudeerden zijn aan het werk in de sector waartoe ze opgeleid zijn, zij het hier vooral in de sector van de kinderopvang. Sommigen zijn aan het werk als kindbegeleider en werken dus nog niet op hun beoogde niveau. Er zijn nog kansen tot uitbreiding voor de opleiding wat de tewerkstelling betreft. De commissie benadrukt het belang van blijvend de opleiding in de kijker te zetten en het potentiële werkveld en de overheid te overtuigen van de waarde van deze afgestudeerden op de arbeidsmarkt, gezien de nieuwigheid die de opleiding is. Eindoordeel commissie De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding Bachelor in de pedagogie van het jonge kind (professioneel gerichte bachelor) voldoet aan alle generieke kwaliteitswaarborgen. Ze beoordeelt de kwaliteit van de opleiding als voldoende. Aanbevelingen commissie De NVAO onderschrijft de aanbevelingen van de commissie, in het bijzonder de aanbevelingen m.b.t. het aandeel van theorie en onderzoeksvaardigheden in het opleidingsprogramma en het concretiseren van de evaluatiecriteria van de stage en de bachelorproef, met als doel studenten werken op niveau zes van de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Bevindingen NVAO - Het visitatierapport is opgesteld en onderbouwd overeenkomstig het toepasselijke Kader voor de opleidingsaccreditatie 2de ronde (8 februari 2013); - De commissie heeft voor de externe beoordeling het visitatieprotocol gevolgd zoals vastgesteld door de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (augustus 2013); - Het visitatierapport geeft inzicht in de samenstelling van de commissie; - Het visitatierapport bevat een onderzoek ten gronde naar de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen.
Pagina 5 van 9
Besluit1 betreffende de accreditatie van de Bachelor in de pedagogie van het jonge kind (professioneel gerichte bachelor) van de Karei de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen. De NVAO, Na beraadslaging, Besluit: Met toepassing van de Codex Hoger Onderwijs, in het bijzonder de artikelen 11.133-11.149, besluit de NVAO accreditatie te verlenen aan de opleiding Bachelor in de pedagogie van het jonge kind (professioneel gerichte bachelor) georganiseerd door de Karei de GroteHogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen. De opleiding wordt aangeboden te Antwerpen zonder afstudeerrichtingen. De kwaliteit van de opleiding is goed. De accreditatie geldt vanaf 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2024. Den Haag, 11 mei 2016 De NVAO Voor deze:
1
Het ontwerp van accreditatiebesluit werd aan de instelling bezorgd voor eventuele opmerkingen en bezwaren. Van deze gelegenheid
heeft de instelling geen gebruik gemaakt.
Pagina 6 van 9
Bijlage 1: Globale oordelen NVAO De onderstaande tabel geeft per generieke kwaliteitswaarborg het globaal oordeel van de NVAO weer, alsook het eindoordeel.
Generieke kwaliteitswaarborg
Oordeel basistraject
Oordeel traject voor werkstudenten / verkort traject
1. Beoogd eindniveau
V
V
2. Onderwijsproces
V
V
3. Gerealiseerd eindniveau
V
V
Eindoordeel opleiding
Voldoende
Pagina 7 van 9
Bijlage 2 Basisgegevens
Naam instelling
Karei de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen
Adres instelling
Brusselstraat 45 2018 Antwerpen
Aard instelling
ambtshalve geregistreerd
Naam associatie
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen
Naam opleiding (Graad, kwalificatie, specificatie)
Bachelor in de pedagogie van het jonge kind
Niveau en oriëntatie
Professioneel gerichte bachelor
Bijkomende titel
geen
Opleidingsvarianten: - Afstudeerrichtingen - Studietraject voor werkstudenten
- Studietraject voor werkstudenten
Onderwijstaal
Nederlands
Vestiging(en) opleiding
Antwerpen
Studieomvang (in studiepunten)
180
Vervaldatum accreditatie, tijdelijke erkenning of erkenning nieuwe opleiding
30 september 2016
Academieja(a)r(en^ waarin opleiding wordt aangeboden2
2015-2016
(Delen van) studiegebied(en) ISCED benaming van het studiegebied
2
Onderwijs Gezondheidszorg Sociaal-agogisch werk Education Social siences, Business and Law Health and welfare
Betreft het lopende academiejaar, op het ogenblik van de accreditatieaanvraag
Pagina 8 van 9
Bijlage 3: Domeinspecifieke leerresultaten Verantwoordelijkheid t.a.v. de kinderen in de voorziening 1. De bachelor creëert een positief, veilig, gezond, hygiënisch en gestructureerd leefklimaat met zorg voor elke baby en elk kind in de groep. Tevens creëert hij bij elk kind basisvertrouwen door vanuit een sensitieve houding gericht te zijn op het vervullen van basisbehoeften. 2. De bachelor ondersteunt de totale persoonlijkheidsontwikkeling van elke baby en elk kind door middel van een stimulerende interactie in een rijke omgeving en het begeleiden van een aanbod op basis van observatie van hun leefwereld en ontwikkelingsbehoeften. Verantwoordelijkheid t.a.v. de gezinnen 3. De bachelor waarborgt voor kinderen de continuïteit tussen thuis- en opvangmilieu maximaal door vanuit visie en met het team de kinderopvang zo vorm te geven dat ouders er zich in herkennen. 4. De bachelor bouwt in het belang van het kind een vertrouwensrelatie op met de ouder en verbindt zijn eigen professionele deskundigheid met de ervaringsdeskundigheid van de ouder. Verantwoordelijkheid t.a.v. het eigen team en de opvangvoorziening 5. De bachelor stimuleert en motiveert divers geschoolde medewerkers tot professionele ontwikkeling op vlak van ‘opvoeden van kinderen’, ‘ontwikkeling van kinderen ondersteunen’ en ‘partner zijn van de gezinnen van de kinderen’, door het zelf vervullen van een modelfunctie, door het geven en ontvangen van feedback in een open verstandhouding en door het creëren van een gunstige professionaliseringscontext voor de medewerkers. 6. De bachelor draagt samen met een team van divers geschoolde collega’s verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijk sociaal-pedagogisch project van de voorziening en creëert daarvoor actief de randvoorwaarden. Verantwoordelijkheid t.a.v. de opvangsector en de brede maatschappij 7. De bachelor werkt zelf proactief in de lokale maatschappelijke context en neemt daarvoor initiatief tot samenwerking met externe partners. 8. De bachelor volgt actief de relevante ontwikkelingen in de samenleving, het overheidsbeleid, het vak/expertisedomein en in de internationale context om zodoende de maatschappelijke relevantie van het eigen professioneel handelen te duiden. Twee leerresultaten overstijgen dit geheel en zijn voor elke rol belangrijk. 9. De bachelor bouwt nieuwe pedagogische kennis op en integreert deze in het beleid van de voorziening; samen met het team verzamelt, analyseert en interpreteert hij relevante complexe situaties in de beroepspraktijk, gebruikt resultaten van onderzoek en neemt initiatief en verantwoordelijkheid om de bestaande pedagogische praktijk te innoveren. 10. De bachelor handelt vanuit bewustzijn van het eigen referentiekader met respect voor de identiteit van anderen (kinderen, ouders, team, externe partners) en ondersteunt de identiteitsontwikkeling van de kinderen en hun respect voor anderen.
Pagina 9 van 9
Bijlage 4: Samenstelling commissie Voorzitter: - Carla Nelissen, doctor in de psychologie, voormalig onderwijskundig adviseur, Xios hogeschool. Leden: - Sigrid Van Sever (domeindeskundig lid), regiocoördinator kinderopvang Felies vzw.; - Corrie Priems (onderwijsdeskundig lid), teammanager/opleidingscoördinator HBOopleiding Pedagogisch Management in de Kinderopvang, Fontys Hogeschool, ’s Hertogenbosch; - Tina Schuermans (student-lid), Bachelor in het Sociaal Werk (afstudeerrichting SociaalCultureel Werk), UCLL (voorheen Katholieke Hogeschool Leuven). De commissie werd ondersteund door Evelien Vandenhaute en Klara De Wilde, secretaris.