Rotterdam, "BGS vult datum in".
Aan : de gemeenteraad
Onderwerp: Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015
Gevraagd besluit: Samenvattend stellen wij u voor: het vaststellen van de Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015
Waarom dit voorstel? / Waarom nu voorgelegd? De verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015 vloeit voort uit de verplichting op grond van artikel 2.9 van de Jeugdwet, om bij verordening regels te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen voor jeugdigen, de wijze van afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor jeugdhulp wordt vastgesteld, de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, alsmede de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Op grond van artikel 12.4, tweede lid, van de wet dient de verordening voor 1 november 2014 te worden vastgesteld om op 1 januari 2015 in werking te kunnen treden.
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 1
Relatie met het coalitieakkoord/collegewerkprogramma/eerder aangenomen moties en gedane toezeggingen: Deze verordening sluit aan bij de uitgangspunten zoals beschreven in het Beleidsplan Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2015 – 2018. Hiermee beoogt Rotterdam de volgende doelstellingen te realiseren: meer Rotterdamse jeugdigen groeien op tot zelfredzame Rotterdammers, meer Rotterdamse opvoeders zijn zelfredzaam, jeugdhulp is passend in de zin van niet te licht en niet te zwaar, jeugdhulp is sneller beschikbaar en de kosten van jeugdhulp zijn aanvaardbaar. De doelstellingen van het NRJ sluiten aan op het beleidsspeerpunt Zorg voor jeugd en ouderen in de wijk uit het Coalitieakkoord 2014-2018 'Rotterdam, volle kracht vooruit'. Zo moet de zorg minder bureaucratisch worden gemaakt door meer op professionals te vertrouwen, moeten kinderen veilig en kansrijk opgroeien en door problemen te voorkomen moeten de zorgkosten in de hand worden gehouden. In essentie moeten de kansen die de decentralisatie van de jeugdzorg biedt, worden benut via het maximaal invulling geven aan het principe '1 kind, 1 gezin, 1 aanspreekpunt en 1 plan'. Tegelijkertijd dient er een versnelde doorgroei naar integrale wijkteams voor jeugd en volwassenen plaats te vinden. Voorts zal in de Nadere regels die separaat ter invulling van artikel 4 van de verordening worden opgesteld, invulling worden gegeven aan de aangenomen motie 13gr3638 Vastlegging keukentafelgesprek. In de Nadere regels zal worden opgenomen dat de afspraken die worden gemaakt in het keukentafelgesprek tussen de jeugdige en zijn ouders en de jeugd- en gezinscoach altijd schriftelijk worden vastgelegd in een gespreksverslag en/of ondersteuningsplan. Het verslag en/of plan wordt door beide partijen ondertekend en aan de jeugdige en zijn ouders verstrekt. Eenzelfde werkwijze wordt voorzien ten aanzien van de WMO. De motie kan evenwel nog niet worden afgedaan totdat ook de Verordening WMO voor vaststelling aan de gemeenteraad wordt aangeboden.
Toelichting Hoe Rotterdam per 2015 zijn jeugdhulpplicht gestalte geeft Tot 1 januari 2015 hebben ouders en jeugdigen recht op jeugdzorg krachtens de Wet op de jeugdzorg. Deze krijgt vorm door subsidiëring van aanbieders door provinciale c.q. stadsregionale overheden. Tevens hebben zij recht op bepaalde vormen van zorg krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de AWBZ, waarbij zorgaanbieders door zorgverzekeraars worden gecontracteerd. Vanaf 1 januari 2015 hebben gemeenten een voorzieningenplicht voor wat dan in de Jeugdwet is gedefinieerd als jeugdhulp Hieronder vallen ook vormen van zorg die voorheen onder de AWBZ en de Zvw vielen. Tevens worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De gemeente dient daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie,
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 2
een voorziening te treffen op het gebied van jeugdhulp. Uitgangspunt hierbij blijft echter de eigen kracht van de jeugdige en zijn ouders. Het college is alleen gehouden een voorziening te treffen, als de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Vervolgens beslist de gemeente of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft. Via het voorliggende voorstel voor de wettelijke vereiste verordening, voorzien wij deze nieuwe verantwoordelijkheid van een regelgevend kader. In het traject hiernaartoe hebben wij contacten gehad en afstemming gepleegd met veel partijen, zoals hierna verder wordt toegelicht. . Afstemming met de VNG Deze verordening is vooral gericht op de Rotterdamse situatie zoals beschreven in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (NRJ). Op onderdelen die een meer algemeen karakter hebben komt de verordening echter in belangrijke mate overeen met de modelverordening van de VNG. Rotterdam heeft geparticipeerd in de VNG-werkgroep die aan deze modelverordening heeft gewerkt. Consultatiereacties Deze verordening Jeugdhulp Rotterdam die wij u thans ter vaststelling aanbieden, is van 17 februari tot 14 maart 2014 als concept vrij gegeven voor consultatie. Van deze consultatiemogelijkheid hebben diverse partijen gebruik gemaakt door een schriftelijk reactie uit te brengen. Het betreft: de (voormalige) deelgemeente Prins Alexander, de Nederlandse Vereniging voor Autisme, de Gemeentelijke Ombudsman, Spa 22, Kinder- en Jeugdpsychiaters en ouderkoepel TJO, (L)VG-aanbieders, Lucertis, Per Saldo, CJG Rijnmond, aanbieders jeugd- en opvoedhulp, Bureau Jeugdzorg, William Schrikker Groep, GGZ-aanbieders Antes, Erasmus MC, Parnassia, Riagg Rijnmond en Yulius, Advocatencollectief, De Waag forensische zorgspecialisten en de Raad voor de Kinderbescherming. Tevens hebben meerdere van deze partijen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om mondeling te reageren tijdens de informatiebijeenkomsten die zijn georganiseerd. Zowel de schriftelijke als mondelinge reacties zijn zorgvuldig gewogen en hebben geleid tot aanpassingen in de conceptverordening en de toelichting daarop. Waar aan de orde zijn enkele reacties meegenomen in de Nadere regels die wij separaat zullen vaststellen nadat uw raad de Verordening heeft vastgesteld ter invulling van artikel 4 van de verordening. Een aantal reacties was vooral beleidsinhoudelijk van aard, zoals aandacht voor de doelgroep van 18 tot 23-jarigen, de afstemming met de wijkteams Volwassenen, en de rol, taken en bevoegdheden van de consultatie- en diagnoseteams. Deze reacties hebben geleid tot aanpassingen in het Beleidsplan Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2015 – 2018. Na aanpassing van de conceptverordening op basis van de consultatieronde, is een aangepaste conceptversie van de verordening voorgelegd aan het Rotterdams Jeugdoverleg, waaraan vertegenwoordigers van de jeugdhulpaanbieders deelnemen. Bovendien zijn de meest relevante inhoudelijke wijzigingen besproken met de
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 3
gemeentelijke Ombudsman, met SPA 22 en met cliënten van enkele instellingen voor specialistische jeugdhulp. Dit heeft geleid tot enkele nadere aanpassingen. Onderstaand volgt een overzicht van de hoofdlijnen van de vragen en wijzigingsvoorstellen (gecursiveerd), alsmede onze reactie hierop.
Algemene opmerkingen
Samenstelling, kwaliteit en positie wijkteams Gevraagd is het multidisciplinaire wijkteam nader toe te lichten. Hieraan hebben wij in de toelichting bij artikel 1 gevolg gegeven. Op de aan het wijkteam verbonden kwaliteitsaspecten is niet nader ingegaan, omdat de verordening daar niet het juiste instrument voor is. Feitelijk gaat het hierbij om de scholing van de betreffende professionals. Voorts is gewezen op de mogelijke risico’s van toewijzing van hulp door de wijkteams. Een aantal partijen acht het denkbaar dat de verantwoordelijkheden en loyaliteiten jegens de organisaties waarin de wijkteamsleden wortelen, tot belangenconflicten en perverse prikkels kunnen leiden. Deze vrees delen wij niet, gelet op de professionaliteit van de individuele wijkteammedewerkers in combinatie met de afgesproken werk- en verantwoordingsprocessen waarbij de meewerkend voorman nadrukkelijk een rol speelt. Specialistische hulp vergt specifieke deskundigheid Bijzondere aandacht is gevraagd voor het door ons gemaakte onderscheid in basishulp en specialistische hulp. Hoewel dit onderscheid in de reacties in zijn algemeenheid wordt onderschreven, is tevens een dringend pleidooi gehouden om de scheidslijn tussen de hulpsoorten zeer zorgvuldig te trekken, zodat specialistische hulp die een bijzondere professionaliteit vergt, ook daadwerkelijk bij deze specialisten terecht komt en niet door het wijkteam wordt verleend. Op grond van dit signaal hebben wij de opsomming van voorzieningen voor basishulp c.q. specialistische hulp nog eens kritisch tegen het licht gehouden. Een overheveling van hulptypen van basishulp naar specialistische hulp bleek niet noodzakelijk. Wel hebben wij de onderscheiden hulptypen scherper geformuleerd, zodat zij in de praktijk een goede basis kunnen bieden voor het opstellen van een ondersteuningsplan en het bepalen door wie de hulp moet worden verleend. Privacyregels Gevraagd is om duidelijk tot uiting te brengen dat de gemeente de geldende privacyregels zal respecteren. De verordening leent zich op zichzelf niet voor een uitputtende opsomming van de privacyregels zoals deze in andere wetten en regelingen zijn vastgelegd. Wel wordt de noodzaak onderschreven om hier op andere wijze nadere invulling aan te geven.
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 4
Daartoe zal binnen de kaders van de geldende wetten een beleidsregel ten aanzien van gegevensverwerking in het sociale domein worden opgesteld. In de toelichting bij de verordening geven wij dit ook aan. Er worden aanvullende regels opgesteld die tevens de basis zullen vormen voor de werkinstructies aan de professionals c.q. een folder voor cliënten. Onderwerpen van deze folder zullen onder andere zijn het door cliënten goed kunnen uitoefenen van hun privacyrechten in relatie tot de met leeftijd samenhangende toestemmingsregels. Aan dit laatste hebben wij reeds via een uitbreiding van de toelichting bij artikel 3 aandacht besteed. Tevens zijn wij hierbij ingegaan op de invulling van het begrip ‘ouder’. Snelle beschikbaarheid zorg niet belemmeren door budgetkortingen en onnodige bureaucratie Er is gevraagd er alles aan te doen om de van rijkswege opgelegde decentralisatiekorting op het jeugdhulpbudget zodanig op te vangen dat de wijkteams snel en efficiënt kunnen werken. Ook moet onnodige bureaucratie worden vermeden. Het streven naar snelheid en efficiëntie wordt volmondig door ons onderschreven. Hiermee verwachten wij de gevolgen van de decentralisatiekorting voor een deel te kunnen verzachten. Daarom hebben wij besloten om de verlening van specialistische hulp, ook als deze na tussenkomst van het wijkteam plaatsvindt, in principe beschikkingsvrij te laten verlopen. De verordening hebben wij op dit punt aangepast. Dientengevolge zal specialistische hulp alleen nog met een verleningsbeschikking aan de jeugdige of zijn ouder gepaard gaan als: • • •
een pgb wordt verstrekt, een aanvraag wordt geweigerd, de jeugdige of zijn ouders om een beschikking vragen.
In het laatste geval zal na ondertekening van het ondersteuningsplan, gespreksverslag of onderzoeksverslag een termijn van zes weken worden gehanteerd waarin de cliënt kan aangeven het niet eens te zijn met het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan en alsnog om een beschikking kan vragen. Deze bedenktermijn is gekozen naar analogie van de bezwaartermijn bij een beschikking. In het gesprek met het wijkteam zal expliciet op deze mogelijkheden moeten worden gewezen. Het is overigens niet zo dat een cliënt na de genoemde termijn van zes weken geen beschikking meer kan of mag vragen. Indien de cliënt namelijk na zes weken toch nog een beschikking wenst, dan kan hij binnen een aanvullende periode van in de regel twee weken alsnog een beschikking vragen. Wij gaan er echter voorshands vanuit dat de behoefte aan een beschikking niet groot zal zijn, omdat het verslag en/of plan in grote lijnen dezelfde elementen zal omvatten als een beschikking. Het zoveel mogelijk afzien van beschikkingen bevordert de snelheid en flexibiliteit van de hulpverlening en verlaagt tevens de administratieve lasten. Met dit besluit sluiten wij aan op onze eerdere lijn om bij verwijzingen door de behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts ook slechts op verzoek een (aanvullende) beschikking af te geven, hetgeen ook expliciet in de modelverordening van de VNG als mogelijkheid is aangegeven. Het is onzes inziens niet noodzakelijk om bij gebruik van de wettelijke route via de huisarts en
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 5
andere medici, het oordeel van de jeugdhulpaanbieder standaard in een schriftelijke beschikking vast te leggen. De gemeente dient alleen te regelen dat de jeugdige de naar het oordeel van de jeugdhulpaanbieder benodigde voorziening daadwerkelijk ontvangt. Wij hebben er daarom voor gekozen om alleen een beschikking af te geven indien de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken. Op deze manier wordt de jeugdige en zijn ouders de benodigde rechtsbescherming geboden zonder het afgeven van talloze beschikkingen die puur ter bevestiging dienen van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder over de hulp die de jeugdige nodig heeft. Aangezien voor verlening van basishulp sowieso geen beschikking nodig is, hebben wij op dit punt geen wijzigingen doorgevoerd. In de onderstaande toelichting bij de punten ‘hulpvoorziening jeugd anders dan door gemeente’ en ‘verwijzingen door behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts’ gaan wij nader op de materie in. Overgangsbepalingen Gevraagd is waarom de verordening geen overgangsbepalingen bevat. De Jeugdwet bevat in hoofdstuk 10 overgangsbepalingen die de gemeenten binden. Er staat op dit punt ook geen opdracht tot nadere gemeentelijke regelgeving in de wet. Aangevuld met het transitiearrangement voor regionale (bovenlokale) specialistische hulp, levert dit een situatie op dat in ieder geval alle op 1 januari 2015 geldende zorgindicatiebesluiten jeugdhulp nog een jaar gelden en de gemeente in het bijbehorende aanbod moet voorzien. Hulpvoorzieningen jeugd anders dan door gemeente Aandacht is gevraagd voor vermelding van beschikkingen voor jeugdhulp door de gecertificeerde instellingen in het kader van kinderbescherming en jeugdreclassering. Gecertificeerde instellingen hebben een zelfstandige wettelijke bevoegdheid om besluiten te nemen in het kader van jeugdhulp die voortvloeit uit een kinderbeschermingsmaatregel of reclasseringsmaatregel. Deze besluiten wortelen niet in de gemeentelijke verordening en daarom hebben wij geen bepaling hierover opgenomen in de Verordening. Tegen deze besluiten is overigens geen bezwaar of beroep mogelijk. De gemeente speelt hiernaast een rol voor zover zij verplicht wordt gesteld om het door haar ingekochte voorzieningenpakket beschikbaar te stellen ter uitvoering van maatregelen van kinderbescherming en jeugdreclassering. De Verordening voorziet op dit punt wel in een bepaling. Met de gecertificeerde instellingen vindt afstemming plaats over aanvullende hulp bij maatregelen. Ondersteuningsplan voor individuele voorziening soms ook voor overige voorziening Gevraagd is de mogelijkheid te bieden voor een individuele voorziening waaraan tegelijkertijd een overige voorziening gekoppeld is.
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 6
Aan deze vraag zijn wij via een tekstuele wijziging tegemoetgekomen omdat combinatievoorzieningen in de huidige situatie reeds voorkomen en deze mogelijkheid blijft bestaan. Een dergelijke combinatievoorziening zal ook tot uitdrukking komen in het ondersteuningsplan. Kwaliteit en toegelaten kring van pgb-hulpverleners, fraudepreventie Gevraagd is aan te geven hoe de kwaliteit van de hulpverlening, met name in pgbsituaties, wordt geborgd. Hierbij is verzocht om zzp-ers en ‘kleine’ aanbieders niet op voorhand als pgb-hulpverlener uit te sluiten. Naar aanleiding van deze vraag is de toelichting bij artikel 6 zodanig gewijzigd dat ook aan deze hulpverleners ruimte wordt geboden. Anders dan is verzocht, is er niet voor gekozen om - in het kader van de fraudepreventie - zo min mogelijk pgb’s te verstrekken. Dit is niet in lijn met de beleidslijn ten aanzien van pgb’s waarin zorg in natura en pgb nevengeschikte verstrekkingsvormen zijn. Bovendien biedt de Jeugdwet geen ruimte voor een dergelijke stringente beperking. Ten aanzien van het risico van fraude wordt verwacht dat de bepalingen van artikel 7, in combinatie met het systeem van trekkingsrechten waarbij pas na controle door de Sociale Verzekeringsbank een pgb wordt uitbetaald, het risico op pgb-fraude sterk vermindert. Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Gevraagd om een artikel in te voegen dat de gemeente handelt volgens het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. De Jeugdwet is mede op basis van dit verdrag opgesteld, waarmee de aan de gemeenten gerichte opdracht tot regelgeving een legitieme basis heeft. Een aparte tekstpassage over dit verdrag in de Verordening achten wij hierdoor onnodig. Publieksvriendelijke uitleg verordening De behoefte is geuit aan een toegankelijke, voor de cliënten begrijpelijke publieksversie van de verordening. Aan deze behoefte zullen wij tegemoet komen op de gemeentelijke website. Op dezelfde plaats waar men ook het Beleidsplan Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2015 – 2018 te vinden zal zijn, zullen wij een verkorte, publieksvriendelijke versie van de verordening plaatsen. Artikelsgewijze opmerkingen Begrippen Jeugdwet en bestuursrechtelijke begrippen toelichten Gevraagd is om enkele begrippen aan de verordening toe te voegen. Tegen deze achtergrond hebben wij de relevante begrippen uit de Jeugdwet in een separate bijlage vermeld en bestuursrechtelijke begrippen zoals aanvraag en beschikking in de toelichting bij artikel 1 opgenomen. Anders dan verzocht, hebben wij echter geen bestuursrechtelijke begrippen in de tekst van artikel 1 zelf opgenomen. Wel hebben wij
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 7
om verwarring te voorkomen, een leeswijzer opgenomen wat betreft het gebruik van de voegwoorden ‘en’ en ‘of’ in de diverse artikelen. Begrippen ondersteuningsplan en familiegroepsplan verhelderen (artikel 1) De vraag is gesteld of het familiegroepsplan past binnen de definitie van ondersteuningsplan. De toelichting hebben wij hierop aangepast. Wij hebben aangegeven dat het familiegroepsplan een afgeleide vorm is van het in de Jeugdwet genoemde hulpverleningsplan en derhalve een verschijningsvorm kan zijn van het ondersteuningsplan. Voorzieningen voor basishulp en specialistische hulp (artikel 2) Er is aandacht gevraagd voor de inhoud van de opgesomde vormen van jeugdhulp en de onderverdeling in basis- en specialistische hulp. Naar aanleiding van dit punt hebben wij de opsomming onder artikel 2 nader aangescherpt . Toestemming nodig voor indiening hulpvraag (artikel 3 algemeen) In de Jeugdwet is bepaald dat voor het verlenen van jeugdhulp toestemming vereist is, tenzij het jeugdhulp betreft in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, Dit hebben wij in de toelichting bij het eerste lid van artikel 3 nader aangegeven. Verwijzingen door behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts (artikel 3, lid 2) Op het voornemen om verwijzingen door de huisarts, specialist of jeugdarts gemeentelijk te laten bekrachtigen door middel van een verleningsbeschikking, is uit brede kring kritiek geuit vanwege de strijdigheid met de bedoeling van de wetgever om maximaal ruimte te geven aan de professionele autonomie van de genoemde medici. Naar aanleiding van de reacties en op basis van de nadere toelichting in de brief van Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 mei 2014 aan de Tweede Kamer hebben wij ons standpunt in dezen als volgt herzien. Artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet strekt ertoe om naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp mogelijk te maken. Dit geldt zowel voor de vrij-toegankelijke voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. Na een dergelijke verwijzing stelt deze aanbieder feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn, waarbij hij zijn oordeel mede zal baseren op de geldende protocollen en professionele richtlijnen. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt dus welke jeugdhulp naar zijn professionele oordeel nodig is, maar kan geen individuele voorziening treffen of een recht vestigen op deze voorziening. Een dergelijke bevoegdheid komt op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet alleen aan het college toe. Uit de Kamerbehandeling van de Jeugdwet is duidelijk naar voren gekomen dat de gemeente de naar de mening van de jeugdhulpaanbieder benodigde jeugdhulp niet kan weigeren als deze in overeenstemming is met de professionele standaarden. Wel dient op grond van de
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 8
contractsafspraken met de gemeente steeds vooraf de uitvoerbaarheid binnen het gemeentelijke aanbod te worden getoetst. Indien gebruik wordt gemaakt van deze route via de huisarts, medisch specialist en jeugdarts, is het niet noodzakelijk dat de gemeente het oordeel van de jeugdhulpaanbieder altijd in een beschikking vastlegt. Het belangrijkste is dat de gemeente regelt dat de jeugdige de naar het oordeel van de jeugdhulpaanbieder benodigde voorziening daadwerkelijk kan ontvangen. Wij kiezen er vanuit het oogpunt van rechtsbescherming van de cliënten dan ook voor om in plaats van altijd een beschikking af te geven, dit alleen te doen indien de jeugdige of zijn ouders hier na een verwijzing expliciet om verzoeken. Op basis van het bovenstaande hebben wij het tweede lid van artikel 3 aangepast. We hebben hier bovenstaand onder ‘snelle beschikbaarheid van zorg’ al een nadere toelichting op gegeven. Met de betrokken artsengroepen zullen afspraken worden gemaakt over de gegevensuitwisseling bij verwijzingen en over een zo doelmatig mogelijk gebruik van de gemeentelijke gesubsidieerde of gecontracteerde hulpcapaciteit waarop in verwijzingssituaties een beroep wordt gedaan. Ook wordt in de inkoopvoorwaarden van de zorg in natura, opgenomen dat hulpverleningsvraagstukken ten gevolge van verwijzingen aan de gemeente worden gemeld. Jeugdhulp ter uitvoering van kinderbescherming of jeugdreclassering (artikel 3, lid 3) Beschrijving van het proces van toegang tot voorzieningen binnen het gedwongen kader valt buiten het bestek van deze verordening. Op verzoek hebben wij wel in de toelichting verduidelijkt dat er in geval van inzet van gemeentelijke hulpcapaciteit ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering (aanvullende hulp) geen gemeentelijke beschikking wordt verstrekt. Er is in deze situaties ook geen bezwaar bij de gemeente mogelijk. Acute crisishulp zonder voorafgaande beschikking (artikel 3, lid 4) Gevraagd is om de procedure voor de verlening van een voorziening in spoedeisende gevallen te verhelderen. In dit verband hebben wij de toelichting bij artikel 3 zodanig aangepast dat duidelijk wordt dat een jeugdhulpaanbieder in dit soort situaties meteen hulp mag verlenen. Het begrip crisis hebben wij niet nader gedefinieerd omdat wij de beoordeling of er sprake is van crisis, overlaten aan de professional. Er wordt in principe geen verleningsbeschikking opgesteld. Dit gebeurt alleen indien de jeugdige of zijn ouders hierom vragen. Afstemming procedures jeugdhulp en WMO wat betreft aanvraag individuele voorzieningen en systematiek keukentafelgesprek (artikel 4) Er is gevraagd om belangrijke onderdelen van de verordeningen Jeugdhulp en Wmo zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Omdat de parlementaire behandelingen van de Jeugdwet en de nieuwe Wmo niet simultaan zijn verlopen, hebben de daarop geënte conceptverordeningen Jeugdwet en Wmo een verschillend tijdpad. Niettemin hebben wij bij de voorbereiding maximale
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 9
afstemming gepleegd op onderdelen waarin de gemeente beleidsruimte heeft. Waar deze vrijheid niet bestaat, waar de wetsteksten teveel van elkaar afwijken of waar het niet opportuun is om overeenkomstige bepalingen te hanteren, hebben wij gekozen voor specifieke bepalingen voor de desbetreffende beleidsterreinen. De strekking is echter zoveel mogelijk gelijk. Met het oog op het streven in het coalitieakkoord om versneld integrale wijkteams te realiseren, wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit bij de regels voor aanvraag van individuele c.q. maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen (Jeugdwet) en volwassenen (nieuwe Wmo). Hetzelfde geldt voor de regels met betrekking tot de gesprekken tussen de wijkteams en de jeugdigen of volwassenen (de keukentafelgesprekken). Het college zal zo spoedig mogelijk, al dan niet via de inzet van werkinstructies, eisen stellen aan de registratie van hulpvragen, de gespreksvoorbereiding, het gesprek met de jeugdige of zijn ouders (voor zover noodzakelijk) en de verslaglegging. Voor zover van toepassing geldt dit ook voor het door het wijkteam en de jeugdige te maken ondersteuningsplan, het indienen van een aanvraag van een individuele voorziening en de voorwaarden waaronder een aanvraag als compleet wordt beschouwd. De regels voor verstrekking van een pgb op basis van de Jeugdwet en de nieuwe Wmo zullen op hoofdlijnen gelijkluidend zijn. Toekenningsvoorwaarden en verleningsbeschikkingen (artikelen 5 en 6) Er zijn vragen gesteld over de mogelijkheid om het beschikkingsinstrument zodanig te differentiëren dat bijvoorbeeld zeer algemeen geformuleerde en voorlopige beschikkingen worden geïntroduceerd. Wij hebben ervoor gekozen om vanuit het oogpunt van het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten, geen beschikkingen voor specialistische hulp af te geven, tenzij sprake is van een expliciet verzoek om een beschikking door de jeugdige of diens ouders, bij weigering van hulp, of bij toekenning van een pgb. Tegen deze achtergrond is de reikwijdte van de gestelde vraag aanzienlijk beperkt. Voor zover er wel beschikt zal worden, gelden de eisen die uit de Awb en de Jeugdwet voortvloeien met betrekking tot de inhoud van de bij beschikking te verlenen individuele voorzieningen. Deze behelzen de afgifte van heldere, gespecificeerde beschikkingen waaraan de cliënten rechtsgevolgen kunnen ontlenen en waartegen bezwaar en beroep open staan. Voorlopige beschikkingen zouden niet binnen dit systeem passen. Bovendien zouden zij de administratieve belasting onnodig verhogen. Aanvullende klachtrechtmogelijkheden voor de cliënt (artikel 10) De aanbeveling is gedaan om een aanvullende klachtmogelijkheid bij de gemeentelijke Ombudsman te introduceren. Wij hebben deze aanvulling toegevoegd, met dien verstande dat deze mogelijkheid reeds is opgenomen in de door de raad vastgestelde Klachtverordening waarnaar wordt verwezen. Evaluatiemomenten inlassen in het kader van monitoring Verordening (artikel 12)
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 10
Gevraagd is om de uitvoering van de verordening Jeugdhulp op vooraf bepaalde momenten te monitoren om zodoende te kunnen bezien of aanpassingen gewenst zijn. Op basis van deze wens hebben wij een bepaling over een driejaarlijkse evaluatie toegevoegd. Wij achten dit een redelijk interval om de toepassing van de verordening te monitoren Reacties om te betrekken bij werkinstructies wijkteams Redelijke doorlooptijd tussen gesprek en start daadwerkelijke hulpverlening realiseren Gevraagd is om de totale doorlooptijd vanaf het moment dat de gegevens voor een gesprek zijn verzameld en de start van de daadwerkelijke hulpverlening, te verkorten. Indien er sprake is van een overige voorziening, kan deze in principe meteen worden verstrekt. Er is dan geen sprake van een doorlooptijd, op voorwaarde dat het wijkteam voldoende capaciteit heeft om zelf basishulp te verlenen, of de instantie waarnaar wordt doorgeleid in staat is om direct in actie te komen. Hetzelfde geldt voor een individuele voorziening voor het opvangen van een crisissituatie. Deze hulp kan meteen worden verleend. Indien mogelijk is het wenselijk dat een professional sneller door de verschillende fasen heengaat dan de genoemde streeftermijnen c.q. de in de Awb genoemde maximumtermijn. In de werkinstructies zal hieraan nadrukkelijk aandacht worden besteed, gelet op een van de doelstellingen van het NRJ dat snel passende hulp beschikbaar moet zijn. Ervaart betrokkene dit als problematisch, dan kan hij hierover klagen (formeel klachtrecht) en desgewenst ondersteund worden door een laagdrempelig beschikbare, onafhankelijke vertrouwenspersoon. Gemeenten hebben de plicht om deze functie te organiseren. Indien de hulp niet door het wijkteam zelf wordt verleend, zal de termijn tot het moment van aanvang van de hulpverlening ook afhangen van de interne processen van de ontvangende instellingen. In de inkoopcontracten met de voorzieningen voor specialistisch hulp zullen wij bevorderen dat zoveel mogelijk maximaal toegestane doorlooptijden worden afgesproken. Verslag zowel feitelijke weergave gesprek als oordeel wenselijkheid voorziening De suggestie is gedaan om in het gespreksverslag meteen vast te leggen hoe de cliënt op het hulpverleningsoordeel van het wijkteam gereageerd heeft en hem hiervoor te laten tekenen. Wij hebben dit voorstel overgenomen. Onzes inziens kan dit eventuele (latere) discussie tussen wijkteam en jeugdige voorkomen over de reikwijdte van hetgeen wel of niet voor akkoord is ondertekend en de consequenties hiervan. Niet voor akkoord tekenen is voor gezien tekenen Opgemerkt is dat niet voor akkoord tekenen zou kunnen worden uitgelegd als in het geheel niet ondertekenen Wij vinden dit een terechte opmerking. Daarom hebben wij aan de toelichting toegevoegd dat er in dit geval ‘voor gezien’ moet worden getekend.
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 11
De verwerking van de boven beschreven wijzigingsvoorstellen heeft geleid tot de thans voorliggende verordening.
Het bijbehorende ontwerpbesluit en bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
De secretaris,
De burgemeester,
Ph.F.M. Raets
A. Aboutaleb
Bijlage(n): Ontwerpbesluit Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015 Toelichting Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015
Registratienummer dienst: 14MO10000 Portefeuillehouder: Wethouder de Jonge Steller: mr. drs. E. Hendriks, 06-30421500
raadsvergadering van: "Dit vult griffie later in" raadsstuk "Dit vult griffie later in" pagina 12