IN DIT NUMMER: Samen aan het werk! 1 Protocol Huisbezoek is openbaar 2 FSU Jongeren winnen landelijke prijs 3 Eerste gesprek bepalend voor verder contact 4 Nibud: sociaal leven in bijstand kan bijna niet 5 Column: overdenkingen van een onbezoldigde hulpverlener 6 Zinvol werken 7 Minimabeleid van Friese gemeenten 8 Studiefinanciering en bijstand 10 Voor Jongeren, door Jongeren! 11 Colofon 12
JULI 2013, NR. 144
SAMEN AAN HET WERK! De Friese gemeenteraden hebben begin voorjaar een pittige open brief ontvangen van het Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden FSU. Aanleiding voor de brief was het proefproject van 13 gemeenten om bijstandsgerechtigden aan het werk te zetten bij de sociale werkvoorziening Empatec. Weigert de bijstandsgerechtigde dan volgt een korting op de uitkering. Het FSU typeerde dit initiatief als verplichte werkverschaffing in een nieuw jasje waarbij uitkeringsgerechtigden een gedwongen ‘tegenprestatie naar vermogen’ moeten leveren in ruil voor de uitkering. Vanwaar de verontwaardiging en de oproep aan de gemeenteraden om niet mee te werken aan een klopjacht op uitkeringsgerechtigden?
Respectloos Het heeft te maken met de respectloze manier waarop de bijstandsgerechtigde wordt bejegend. Het gaat niet meer om het bieden van perspectief op betaald werk maar om de tegenprestatie. Of die prestatie zinvol is en aansluit op dat wat de persoon aan vaardigheden en kennis in huis heeft doet er niet toe. Het verschaft de gemeente een goedkope oplossing: er hoeft geen geld besteed te worden aan reintegratietrajecten en persoonlijke steun. Verdringing WSW-banen De sociale werkvoorziening wordt inmiddels sluipenderwijs omgevormd tot een leer-werkbedrijf. De gemeenten willen daarmee alvast inspelen op de komende Participatiewet die de bijstandswet en delen van de Wajong-regeling en de WSW gaat samenvoegen. Een wet ook die beoogt dat driekwart van de WSW-banen moet verdwijnen en die leidt tot veel onrust en onzekerheid onder de WSW-werknemers. Ze zien nu al bijstandsgerechtigden het bedrijf binnenkomen die met meer arbeidsvermogen en goedkoper hun werkzaamheden dreigen over te nemen.
Wantrouwen De bijstandswet bood altijd een minimuminkomensgarantie als er geen andere bronnen van inkomsten waren. Nu wordt de arbeidsplicht voorop gesteld. Weigering om mee te doen aan een plaatsing of een traject kan leiden tot afwijzing of stopzetting van de uitkering, ongeacht de financiële en sociale gevolgen voor de persoon. Om dit kille beleid kracht bij te zetten zijn per 1 januari de Fraudewet en de wet op Huisbezoek ingevoerd. Ze geven de gemeenten de bevoegdheid om 1
stevige sancties op te leggen. Het sociale beleid is daarmee meer en meer gebaseerd op wantrouwen jegens de burger. Dat is een trieste constatering voor een overheid die zo graag dicht bij de burger wil staan. Het kan anders. Eigen keuze Verreweg de meeste bijstandsgerechtigden willen graag aan het werk. Het solliciteren is een ontmoedigende bezigheid: de ene afwijzing na de andere omdat er te veel mensen zijn voor te weinig banen. Ze zijn bereid om met behoud van uitkering zinvol werk te verrichten. Daar hoeft geen dwang op gezet te worden, de gemeente kan de energie steken in het helpen om de persoon en het werk te laten klikken. Neem motivatie en eigen keuzemogelijkheid als uitgangspunt in plaats van dwang. Ga als gemeente en bijstandsgerechtigde een contract afsluiten waarin de afspraken, rechten, plichten en inspanningen van beide partijen helder vastgelegd worden. Wederkerigheid Op deze manier is niet sprake van eenrichtingsverkeer, maar van een coöperatieve ‘deal’ waar partijen elkaar aan kunnen houden. Het werk wordt niet opgelegd, maar overeengekomen. Dat is een wezenlijk verschil. De uitkeringsgerechtigde behoort daarbij als contractpartij gerespecteerd te worden. Hij krijgt een sanctie opgelegd als deze zich niet houdt aan de afspraken. De cliënt zal omgekeerd ook de gemeente een sanctie moeten kunnen opleggen als deze in gebreke blijft. Biedt werkzaamheden aan die – inspelend op de persoonlijke vaardigheden en interesses – als zinvol ervaren worden en niet als ‘bezigheidstherapie’. Kortom: samen aan het werk! Nanne de Jong. (geplaatst als opiniestuk in het Friesch Dagblad).
PROTOCOL HUISBEZOEK IS OPENBAAR Waarom doen gemeenten zo geheimzinnig over het protocol huisbezoeken en waarom verstrekken ze deze niet gewoon als burgers of clientenraden hier om vragen? Gronden om het te weigeren hebben gemeenten namelijk niet. Dus als je het protocol wilt ontvangen: stuur een briefje naar het college van B&W met dat verzoek! Wet openbaarheid van bestuur Je kunt aangeven dat dit protocol als een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van artikel 1b van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) moet worden aangemerkt. Volgens artikel 3, eerste lid van de Wob kan uiteindelijk een ieder een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid richten aan een bestuursorgaan. Weigering van het verzoek mag alleen plaatsvinden op grond van absolute (zoals staatsveiligheid) of relatieve weigeringsgronden (zoals schending persoonlijke levenssfeer). Algemeen belang De Wob kent het begrip belanghebbende niet. Iedereen kan de overheid verzoeken om informatie over welke bestuurlijke aangelegenheid dan ook. Ook nietNederlanders kunnen een Wob-verzoek bij de Nederlandse overheid indienen. Wel moet een Wob-verzoek voldoen aan bepaalde inhoudelijke criteria. In de wet staat het als volgt: "Een Wob-verzoek is een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid dat gericht is tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf".
2
FSU JONGEREN WINNEN LANDELIJKE PRIJS! Sinds 2003 wordt ieder jaar op 13 mei de “Ab Harrewijn Prijs” uitgereikt aan iemand (persoon of groep) die zich uitzonderlijk inzet voor mensen die leven aan de onderkant van onze samenleving.
De prijs bestaat uit een kunstwerk dat elk jaar doorgegeven wordt en een geldbedrag van € 5.000,Het FSU is trots op het Jongerenteam. Het is een ploegje ‘ongeregeld’ dat veel leven in de FSU-brouwerij heeft gebracht. Zie de mooie groepsfoto die op groot formaat verscheen in de Leeuwarder Courant. Met de glazen bokaal in handen van Lisa!
Lisa Paassen is dit jaar namens het Jongerenteam van het FSU de winnaar van deze prijs, die uitgereikt werd door Ineke van Gent (ex Tweede Kamerlid van Groen Links). Uit het juryrapport: “De meeste initiatiefnemers hebben er een uitgebreide maatschappelijke carriere opzitten waarbij zij in aanraking zijn gekomen met de problematiek die ze ter hand nemen. Hun initiatief vloeit als het ware voort uit hun ervaringen. Tussen de vijftien voordrachten die we dit jaar ontvingen viel ons één drijvende kracht op zonder die achtergrond. Bovendien gaat het om een initiatief dat een maatschappelijk probleem aankaart, dat gaat over een groep mensen die het in deze tijden met een krappe arbeidsmarkt extra hard voor de kiezen krijgt en dat gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. De jury vindt het bijzonder dat iemand zich al op zo’n jonge leeftijd in een sociaal initiatief stort en wil dat graag belonen”. Wat zegt Lisa zelf over het winnen van de prijs?: “Ik wilde eigenlijk wat meer weten over uitkeringen. En ik vind het werken met en voor jongeren erg leuk. Toen ik stage moest lopen voor mijn opleiding en hoorde dat er een Jongeren Advies Punt bij het FSU was, was de keuze snel gemaakt. Samen met andere stagiaires hebben we het Jongerenpunt uitgebouwd. Alleen kun je zoiets niet!”. 3
EERSTE GESPREK IS BEPALEND VOOR HET VERDERE CONTACT! Op de themabijeenkomst ‘Kanteling in beleid en dienstverlening’ van het FSU op 1 maart 2013 zijn criteria voor de eerste contactlegging met uitkeringsaanvragers en werkzoekenden geformuleerd. Deelnemers van de themabijeenkomst waren vrijwillige hulpverleners en leden van cliëntenraden Werk en Inkomen. Omslag in denken en handelen Doel van de bijeenkomst was om een verandering in gang te zetten in de dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden: niet uitgaan van de regelgeving maar van de situatie van de persoon. Dit uitgangspunt is vervat in de Kantelingsgedachte in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Het FSU wil stimuleren dat er ook een omslag in denken en handelen komt bij de gemeentelijke diensten Werk en Inkomen/Sociale Zaken. Dat zou moeten leiden tot een participatiebeleid waarbij de uitkeringsgerechtigde gemotiveerd en geactiveerd wordt op basis van echt maatwerk. Het betekent ook dat er daadwerkelijk vraaggericht gewerkt moet worden. Begrip en respect als basis De praktijk leert dat de eerste contactlegging heel bepalend is voor de verdere (vertrouwens)relatie tussen medewerker en cliënt. De vrijwillige hulpverleners van de 30 lokale spreekuurpunten van het FSU-netwerk constateren dit dagelijks. Veel burgers hebben het gevoel dat ze niet serieus genomen worden en geen grip meer hebben op hun eigen toekomst. Het is een gevoel dat niet zozeer te maken heeft met de inhoud van de contacten: het gaat vooral om de bejegening, de manier waarop je
behandeld wordt, de toonzetting van het gesprek. Het eerste gesprek legt de basis voor samenwerking en verantwoordelijkheidsgevoel: een cliënt die zich begrepen en gerespecteerd voelt zal een actievere houding aannemen. Juist in de eerste contacten komt het aan op kwaliteit van de medewerker en de gespreksvoering. Kwaliteitscriteria De deelnemers van de themabijeenkomst hebben met elkaar criteria voor een zorgvuldige contactlegging op rij gezet. Hier de belangrijkste criteria: De brief Verstuur een brief met de uitnodiging voor het gesprek die voldoet aan de volgende voorwaarden: * vriendelijk en uitnodigend * schrijf helder en begrijpelijk in onze moers taal * niet dreigen met sancties, ga uit van de bereidheid van de persoon om het gesprek te voeren * nodig uit voor een open gesprek: vul niet alvast in wat er gaat gebeuren na het gesprek * geef kort aan waarom het gesprek gevoerd wordt * wijs er op dat de persoon een vertrouwenspersoon mee kan nemen naar het gesprek. De vertrouwenspersoon fungeert als geheugensteun en adviseur maar treedt niet op als woordvoerder.* geef aan hoe de persoon een andere afspraak kan maken als hij/zij om dringende redenen niet kan komen Opbouw van het gesprek Start het gesprek met de vraag hoe het met de persoon gaat, laat als medewerker blijken dat je betrokken bent en begrip hebt voor de situatie. Vraag vervolgens welke ideeën de persoon zelf heeft over de mogelijkheden om weer aan het werk te komen en de belemmeringen die daarbij mogelijk spelen. Ga op zoek naar de motivatie en laat de persoon zelf formuleren wat deze van de situatie vindt en wat voor steun nodig is. Vraag naar de werkervaring, opleiding en interesses van 4
de persoon. Reageer daarna op het verhaal van de cliënt, speel daar op in en geef aan welke rol de gemeente/organisatie kan – en moet – spelen. Wees helder over de rechten en plichten. De medewerker moet geen knollen voor citroenen verkopen maar eerlijk aangeven wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Neem de tijd Zet het gesprek niet onder tijdsdruk door een te krappe planning ter maken. De effecten – zoals regelmatig op het horloge kijken en onrust in gedrag (op hete kolen) – kunnen van grote invloed zijn op de kwaliteit van het gesprek. Spreek aan het begin met de cliënt af hoeveel tijd er voor het gesprek is. Sluit aan bij de persoonlijke situatie Neem motivatie en eigen keuzemogelijkheid als uitgangspunt voor de te maken afspraken over werken met behoud van uitkering of een leer-werktraject. Haak in op de opleidings-achtergrond, werkervaring en interesses van de persoon. Rond het gesprek af met afspraken over de vervolgstappen. Leg vast welke stappen dat zijn en in welke volgorde of combinatie dat kan gebeuren: Geef een afsprakenkaartje mee Verstrek de cliënt aan het eind van het gesprek een (visite)kaartje waar op de achterkant de afspraken over het vervolgcontact – nieuwe datum gesprek, telefoontje of brief - vermeld staan. Recht op klacht en bezwaar Wijs de cliënt op de mogelijkheid om een klacht of bezwaarschrift in te dienen en geef informatie mee over de procedures. Verandering van medewerker Wijs de cliënt op de mogelijkheid om te veranderen van contactpersoon of coach indien er sprake is van een verstoorde verhouding die niet meer te repareren valt. Geef hierover informatie mee.
NIBUD: SOCIAAL LEVEN IN BIJSTAND KAN BIJNA NIET Gezinnen met twee kinderen die rond moeten komen van de bijstand, hebben na aftrek van vaste lasten en huishoudelijke uitgaven 5 euro per maand over voor cadeaus, sporten en uitgaan. Dat heeft het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) berekend. Een sociaal leven in de bijstand is daarmee vrijwel onmogelijk, aldus het Nibud dinsdag. Minder budget voor meedoen in de samenleving Volgens het instituut is er de afgelopen 5 jaar nog nooit zo weinig ruimte geweest in het budget van bijstandsgerechtigden voor sociale participatie. In 2008 was dat voor gezinnen met twee kinderen nog 7 procent (121 euro) van het totale budget. Nu is dat 0,3 procent (5 euro). Het aantal bijstandsuitkeringen lag eind vorig jaar op 325.000. Binnen deze groep gaat het om 37.000 gezinnen. Terugloop De drastisch teruggelopen 'sociale' ruimte in het budget voor bijstandsgezinnen komt doordat huishoudens meer kwijt zijn aan vaste lasten (huur- en energiekosten) en uitgaven die eraan komen voor bijvoorbeeld kleding, extra ziektekosten en onderhoud. Kinderen De bijstandsuitkering voor een stel is net zo hoog als voor een stel met kinderen (netto 1256 euro per maand). De kosten van kinderen moet worden gedekt uit de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Maar volgens het Nibud blijkt dat in de praktijk niet voldoende om de extra uitgaven mee te dekken. Volgens het instituut is een gemiddeld gezin zeker 244 euro per maand kwijt aan sociale participatie. 5
COLUMN
OVERDENKINGEN VAN EEN ONBEZOLDIGDE HULPVERLENER Door Gerrit Bosch. Er is een groep werknemers in Nederland die zich onbaatzuchtig en belangeloos inzet voor de samenleving, de vrijwilligers. Hierbij gaan betrokkenheid bij en binding met de samenleving hand in hand. Tegenwoordig maakt vrijwilligerswerk een belangrijk onderdeel uit van de arbeidsmarkt. Gemeenten stimuleren mensen met een uitkering niet zelden vrijwilligerswerk te verrichten en kunnen uitkeringsgerechtigden zelfs verplichten om naar vermogen bepaalde onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Daarnaast wordt door gemeenten steeds meer ingezet op het voeren van de eigen regie en zelfredzaamheid van de uitkeringsgerechtigde. Van vrijwilligerswerk naar een betaalde baan, een wens die bij velen leeft. Intussen doet de samenleving steeds meer een beroep op vrijwilligers. Kortom, de hedendaagse arbeidsmarkt wordt bediend door zowel beroepskrachten als vrijwilligers. Behalve dat de arbeidsmarkt gebaat is bij een potentieel aan werkzoekenden, kan de samenleving niet zonder de inzet van vrijwilligers. Het is in zekere zin daarom verwonderlijk dat een begrip als sociale activering specifiek betrekking heeft op onbetaalde werkzaamheden. In feite geldt dit voor alle diensten die door de burger worden verricht, betaald of onbetaald.
gedwongen zouden worden om elders werkzaamheden in loondienst te verrichten, wie neemt dan hun plaats in? Veel non-profit organisaties zoals zorginstellingen draaien deels op de inzet van vrijwilligers. Gemotiveerde mensen die zonder inkomen of een kleine deeltijdbaan – zonder verplichting van Sociale Zaken - bereid zijn om met behoud van uitkering zinvol werk te verrichten. Waarom deze mensen vanuit politieke en maatschappelijke overwegingen te dwingen om naar een betaalde baan te solliciteren als zij hun uitkering als inkomen ervaren? De uitkering wordt door ons allemaal opgebracht door middel van af te dragen premies. Maar dat geldt ook voor een zorgmedewerker in loondienst. De kosten van de gezondheidszorg dreigen onbetaalbaar te worden. Door de inzet van vrijwilligers in de zorg- en mantelsector wordt uiteindelijk de zorg ook goedkoper. Hier is sprake van een win-win situatie. De cliënt is bereid met behoud van uitkering zinvol werk te verrichten en wat aan uitkering wordt betaald wordt (deels) bespaard op premies. Vandaar dat ik van mening ben dat niet blind ingezet moet worden op het dwingen van bijstandsgerechtigden om naar een betaalde baan te zoeken. Bovendien is het maar de vraag of cliënten sneller een baan vinden als zij verplicht vrijwilligerswerk moeten doen. Ik pleit voor een toekomst waarbij onder bepaalde voorwaarden (contract tussen gemeente en cliënt) geen onderscheid wordt gemaakt tussen beroepskrachten en vrijwilligers. Immers, als de kwaliteit van beide categorieën gewaarborgd is, blijft alleen de wijze van beloning bestaan. Uiteraard kleven er een aantal bezwaren aan deze gedachtegang, zoals verdringing van bestaande reguliere banen. Echter, zorg zal toch geboden moeten worden.
De samenleving gaat er vaak vanzelfsprekend vanuit dat vrijwilligers er altijd zullen zijn. Echter, als alle uitkeringsgerechtigden met een vrijwilligersbaan binnen afzienbare tijd 6
ZINVOL WERKEN Machteld is 50 plusser en heeft altijd gewerkt zonder er rijk van te worden. Motivatie en werkplezier stonden bij haar altijd voorop. Zo’n twaalf jaar geleden is Machteld gaan werken als ziekenverzorgende. Dat is hard werken voor een matig loon, maar liefde voor de medemens is ook wat waard vindt Machteld. Ze kon net rondkomen van wat ze verdiende. Machteld is enkele maanden geleden veranderd van werkgever. Deze betaalde veel minder voor hetzelfde werk zodat ze onder het sociaal minimum kwam. Haar sollicitatieactiviteiten hebben nog niet geleid tot een aanvullend inkomen. Daarom heeft ze een aanvullende bijstandsuitkering aangevraagd. Met respect en in overleg Een week na de telefonische aanvraag bij de gemeente zat er plots een uitnodiging van een onbekende organisatie bij de post. In de brief werd Machteld gesommeerd om zich binnen enkele dagen in “gemakkelijk zittende kleding” te melden bij de sociale werkvoorziening op een industrieterrein. Daar zou ze dan na een korte introductie onmiddellijk aan het werk worden gezet als productiemedewerkster. Er werd bij vermeld dat het gevolgen voor de uitkering zal hebben als Machteld niet komt. Ook werd nog iets geschreven over een ‘mobiliteitscoach’ waar Machteld zich niets bij voor kan stellen De werktijden zouden van 8.00 tot 16.30 uur vier dagen per week zijn gedurende vier weken met als belangrijkste doel om werkritme op te doen.
Machteld vindt dat als je een uitkering aanvraagt daar een tegenprestatie tegenover mag staan. Maar dan wel graag respectvol, in alle redelijkheid en in goed overleg. Ze voelt zich op twee fronten in haar waardigheid aangetast:: enerzijds een onderbetaalde baan en anderzijds een re-integratieproject dat haar ook nog eens laat voelen dat ze niet veel voorstelt. Regels voor tegenprestatie naar vermogen Machteld gaat naar het spreekuur van de vrijwillige hulpverleners en legt haar ervaring voor . Daar krijgt ze de volgende informatie: de gemeente mag een tegenprestatie verlangen van mensen die een bijstandsuitkering of een IOAW/IOAZ uitkering krijgen. Het gaat dan om onbetaald werk dat nuttig is voor de samenleving. De gemeente kan bepalen en invullen wat nuttig is. Maar er gelden wel voorwaarden voor deze tegenprestatie: 1. Het moeten werkzaamheden zijn voor een paar uur per dag of per week en mogen niet langer duren dan enkele weken of maanden, dus niet voor lange tijd. 2. Het mag geen werk zijn waarvoor je eigenlijk betaald moet worden, het mag dus geen gewone baan zijn. 3. De werkzaamheden hoeven niet de kansen op betaald werk te vergroten, maar ze mogen die ook niet in de weg zitten. 4. Je moet in staat zijn om het werk te doen. Dus geen werk dat je vanwege de gezondheid of om een andere reden niet kunt of mag doen. Machteld krijgt het advies om in het gesprek bij de sociale werkvoorziening haar situatie te schetsen en haar wensen voor te leggen. Om dan vervolgens in goed overleg afspraken te maken over het werk en de periode waarin dat gebeurt!
Niet serieus genomen De eerste reactie van Machteld was er een van verbazing die binnen enkele minuten omsloeg in boosheid en een gevoel van niet serieus genomen worden en van vernederd worden. In een telefoongesprek met de organisatie laat Machteld weten dat ze een individu is met een persoonlijk verhaal en dat een en ander afgestemd behoort te worden op haar situatie, zoals op het feit dat ze al een baan heeft. Binnenkort volgt een gesprek maar ze is telefonisch al gewaarschuwd dat ze “ niet moet denken er zonder productiewerk vanaf te komen “. 7
MINIMABELEID VAN DE FRIESE GEMEENTEN Het Provinciaal Overleg Cliëntenraden (POC) en het FSU hebben een poging gewaagd om het minimabeleid van de Friese gemeenten te inventariseren en de actuele stand van zaken in beeld te brengen. Doel was om voor de cliëntenraden en de Friese gemeenten een actueel overzicht te maken van de regelingen en van de overeenkomsten en verschillen tussen die regelingen. Bovendien wilden het POC en het FSU de invloed van de forse bezuinigingen van gemeenten op hun minimabeleid in kaart brengen: blijven minimaregelingen buiten schot of wordt er in gesneden? Geen goed overzicht POC en FSU hebben helaas geen adequate inventarisatie van de regelingen en de bezuinigingen kunnen maken. De verkregen informatie vormde een te smalle basis om een zinvol overzicht te produceren. Opvallend in veel reacties was de argwaan en terughoudendheid bij het verstrekken van de - openbare - informatie, het onvolledig verstrekken van informatie of het nalaten van informatieverstrekking ondanks herhaalde verzoeken. Veel ambtenaren lieten weten dat ze geen tijd hadden om aan het verzoek te voldoen of ze wezen er op dat het minimabeleid regelmatig aangepast werd (mede door de bezuinigingsmaatregelen) en dat het daardoor weinig zinvol was om de informatie aan te leveren. Gebrekkige informatie Het is heel teleurstellend dat veel Friese gemeenten niet in staat of niet bereid waren om actuele informatie te verstrekken over de gemeentelijke minimaregelingen. De meeste gemeentelijke websites geven geen heldere informatie over de
minimaregelingen of maken het de bezoeker moeilijk door te verwijzen naar rubrieken (verschillende keren doorklikken) of links naar andere websites. Ook staan er regelmatig verouderde en af en toe zelfs onjuiste gegevens op de websites. Juist in een periode waarin burgers meer dan ooit een financiële steun in de rug nodig hebben zou je mogen verwachten dat gemeenten een transparante en toegankelijke informatieverstrekking hoog in het vaandel hebben. Dat geldt ten aanzien van cliëntorganisaties maar zeker voor de individuele burgers! Vergelijking van enkele regelingen Er konden toch nog enkele gegevens uit het inventariserend onderzoek op rij gezet worden die de moeite waard zijn om te vermelden: 1. Vrijlating inkomsten WWB (gegevens door 23 gemeenten verstrekt ) Negen van de 23 gemeenten passen de vrijlatingsregeling in de WWB – maximaal € 192,- netto per maand inkomsten mag gedurende een half jaar behouden worden – toe. De in de WWB vastgelegde regeling kan door iedere gemeente uitgevoerd worden. Het ministerie van Sociale Zaken wijst actief op deze mogelijkheid in haar publieksinformatie en noemt de regeling een belangrijk instrument voor gemeenten om arbeidsparticipatie van bewoners te stimuleren. Het is teleurstellend dat nog steeds een grote meerderheid van de Friese gemeenten – ondanks herhaalde verzoeken van het FSU - de regeling niet wil uitvoeren. Opvallend ook omdat deze regeling geen inkomensfinanciering door de gemeenten vergt. 2. Langdurigheidstoeslag (gegevens door 20 gemeenten verstrekt) Acht gemeenten stellen de voorwaarde dat de aanvrager 5 jaar onafgebroken het minimum moet hebben gehad. De 8
resterende 15 gemeenten hanteren de termijn van 3 jaar. Drie gemeenten hebben de inkomensnorm op 110% van het minimum gesteld, 2 gemeenten op 107%, 5 gemeenten op 105% en de resterende 10 gemeenten op 100%. De langdurigheidstoeslag is voor minima de regeling die de meeste financiële armslag biedt. De gemeenten hebben van de landelijke wetgever al enkele jaren de ruimte gekregen om de drempeltermijn naar 3 jaar terug te brengen. De meeste Friese gemeenten hebben dit daadwerkelijk gedaan. Ook hebben de gemeenten de ruimte om een minimumnorm van maximaal 110% te hanteren. Slechts drie gemeenten hebben deze mogelijkheid benut.
voor jongeren zijn hoger dan die voor de volwassenen. Zeven gemeenten hanteren 1 bedrag per persoon. Acht van de 23 gemeenten verstrekken een bedrag per gezin, exclusief de aparte bijdrage voor jongere gezinsleden tot 18 jaar. De hoogte van de bedragen varieert van € 62,- (per persoon, Leeuwarden) tot € 300,- (per kind, Friese Meren) per jaar.
3. Collectieve zorgverzekering AV Frieso (gegevens door 23 gemeenten verstrekt) Drie gemeenten hanteren 100% als norm. Een grote meerderheid van 20 gemeenten zit op 110%. De gemeente Boarnsterhim hanteert de norm van 110% voor toekenning van een vergoeding omdat ze niet meedoet in de AV Frieso. Het is bemoedigend dat de meeste Friese gemeenten de 110% norm hanteren en daarmee burgers met een minimuminkomen maximaal steunen bij hun zorgkosten. Jammer dat drie gemeenten er voor gekozen hebben om liefst 10% onder de maximumnorm te gaan zitten waardoor veel burgers geen beroep (meer) kunnen doen op de regeling. 4. Participatiefonds (gegevens door 23 gemeenten verstrekt) Alle 23 gemeenten hebben een regeling ter stimulering van participatie van burgers met een minimuminkomen. De regelingen zijn zeer divers en daardoor moeilijk vergelijkbaar. Zestien gemeenten hanteren 2 verschillende bedragen: voor jongeren tot 18 jaar en voor volwassenen. De bedragen 9
STUDIEFINANCIERING EN BIJSTAND Betty Bakker zat al enkele jaren in de bijstand toen de gemeente haar aanraadde om een beroepsopleiding te gaan volgen. Hierdoor kon ze haar kansen op werk vergroten. Betty volgde het advies op en besloot om een mboopleiding niveau 4 te gaan doen. De bijstandsuitkering werd stopgezet omdat Betty studiefinanciering kreeg. Ze is echter al snel met de opleiding gestopt omdat het niet goed combineerde met het gezin. Betty meldde zich weer bij de gemeente voor een bijstandsuitkering en kreeg deze ook toegekend. Na een poosje kreeg ze een brief van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) dat ze de studiefinanciering terug moest betalen omdat het een lening was. Omdat Betty dit inkomen kwijt raakt vroeg ze een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht over de studieperiode aan. De gemeente wees de aanvraag af omdat sprake was geweest van inkomsten uit ‘een voorliggende voorziening’: de studiefinanciering. Betty vindt dit onrechtvaardig en vraagt advies van het spreekuur van vrijwillige hulpverleners.
Gift of lening? De spreekuurhouder vertelt haar dat de afwijzing van de gemeente terecht is. Beroepsopleidingen kennen vier niveaus. Studiefinanciering voor niveau 1 of 2 wordt altijd in de vorm van een gift gegeven. Als naast deze gift bij DUO een lening afgesloten wordt moet die lening terugbetaald worden. Bij niveau 3 en 4 wordt de studiefinanciering verstrekt als prestatiebeurs. Deze bestaat uit een basisbeurs en eventueel een aanvullende beurs. De prestatiebeurs krijg je eerst in de vorm van een lening. Een uitzondering is de aanvullende beurs (afhankelijk van het inkomen van de ouders) in de eerste twaalf maanden: deze is direct al een gift. Haal je binnen tien jaar een diploma op niveau 3 of 4 dan wordt de prestatiebeurs ook omgezet in een gift. Maar of het nu in de vorm van een gift is of een lening: het blijft studiefinanciering en daarmee een
voorliggende inkomensvoorziening. Daarom kan voor de studieperiode van Betty niet alsnog een beroep gedaan worden op een bijstandsuitkering. Beurs omzetten in gift Omdat Betty de studie vroegtijdig afgebroken heeft blijft de studiefinanciering een lening die in principe terugbetaald moet worden. Daarbij geldt een belangrijke uitzondering: Als je in je eerste studiejaar vóór 1 februari met je studie stopt en je hebt een prestatiebeurs dan kun je een verzoek indienen om je prestatiebeurs van dat studiejaar om te laten zetten in een gift. Je kunt dit verzoek alleen indienen als je dit studiejaar voor het eerst een opleiding op niveau 3 of 4 hebt gevolgd en een prestatiebeurs voor een mbo-opleiding hebt gekregen. Je mag voor de rest van dat studiejaar niet opnieuw een prestatiebeurs aanvragen. Je kunt maar één keer gebruik maken van deze regeling. Je moet wel direct aan DUO doorgeven dat je vóór 1 februari stopt. Het verzoek moet met het formulier ‘Verzoek toepassing 1 februariregeling middelbaar beroepsonderwijs’ ingediend worden. Dit formulier kan gedownload worden van www.duo.nl. Studiefinanciering gaat voor bijstand Betty had recht op toepassing van de regeling maar heeft helaas niet op tijd een verzoek ingediend. Er is geen recht op bijstand voor deze periode. Betty moet weliswaar de lening terugbetalen, maar dat geldt voor veel studerenden die ook geen beroep kunnen doen op een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht.
10
VOOR JONGEREN DOOR JONGEREN! Wij zijn het Jongeren Advies Punt van het FSU. We bieden advies en hulp aan jongeren tot 27 jaar in de provincie Friesland. Jongeren kunnen met allerlei vragen en problemen bij ons terecht. Denk aan: uitkeringen, huur- en zorgtoeslag, studiefinanciering, werk-leeraanbod, rechten op je werk, schulden. Leefwereld Samen met de jongere bekijken we welke persoonlijke steun wij kunnen geven of dat we beter kunnen verwijzen naar andere hulpverleners. We gaan uit van de leefwereld van de jongere en willen zo goed mogelijk aansluiten op zijn situatie. Ons team bestaat zelf ook volledig uit jongeren: vrijwilligers èn stagiaires van opleidingen. We weten en voelen wat er leeft bij onze leeftijdsgenoten. Dat maakt het makkelijker om contact te leggen en elkaar te begrijpen. We zijn wars van bevoogding en dure deskundigheidspraat! Hulp en advies Ons team heeft op verschillende plaatsen een vast spreekuur waar jongeren terecht kunnen. Maar jongeren kunnen ook een afspraak maken dat ze door ons opgezocht worden: thuis of op een plek die de jongere kiest. We hebben een eigen kantoorruimte bij het Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden (FSU) in Leeuwarden. Alle 10 teamleden hebben hier hun werkruimte, maar zijn ook veel op pad.
gaat er om dat we antwoorden en oplossingen kunnen organiseren! Workshops We geven ook voorlichting aan groepen jongeren. Dat doen we in de vorm van workshops met onderwerpen als: schulden, omgaan met geld, op zoek naar werk, studiefinanciering en inkomenstoeslagen. De voorlichting geven we op scholen, bij jongerencentra, op beurzen en open dagen. Ons team laat steeds van zich horen via sociale media als Facebook en Twitter. Steeds meer jongeren kunnen zo onze activiteiten volgen en weten waar ze ons kunnen opzoeken. Solidaire steun hard nodig Als FSU-jongeren werken we volgens het parool ‘Vóór jongeren, dóór jongeren’. We willen stimuleren dat meer jongeren actief worden als hulpverlener en voorlichter. Om zo leeftijdsgenoten met raad en daad te steunen. Dat is hard nodig. De komende jaren zullen veel jongeren met onvoldoende scholing en weinig inkomen het heel moeilijk krijgen. De vele bezuinigingen veroorzaken een opeenstapeling van problemen die je vaak niet zelf kunt oplossen. We willen dan een solidaire steun in de rug betekenen!
Oplossingen organiseren Het Jongerenteam is onderdeel van het FSU. Dat betekent dat we altijd een beroep kunnen doen op de vele kennis en ervaringen van andere FSU-vrijwilligers en medewerkers. Zoals op het team Schuldhulpverlening en de 30 lokale spreekuurpunten. Wij hoeven niet zelf brede kennis in het hoofd te hebben, het 11
COLOFON Redactie: Team FSU Oplage: 500 Verschijnt 3 maandelijks. Kopij voor de volgende Rondzendbrief inleveren vóór 6 september 2013.
FSU kort De vereniging FSU bundelt belangenorganisaties, spreekuren en cliëntenraden in Friesland. De spreekuren zijn gevestigd in alle regio’s van de provincie. Iedereen met vragen en problemen op het gebied van sociale zekerheid, voorzieningen, werk en reïntegratie kan hier terecht. De spreekuren vormen de basis en voeding voor de collectieve belangenbehartiging van het FSU. Het FSU verzorgt voorlichting en onderhandelt met instanties en politiek over verbetering van de positie van uitkeringsgerechtigden. Bestuur Johan Spek Siebren Bonsma Jan van den Berg Catharina Brandsma Dirk van der Wal Roel Vogelzang Brigitta Meinema Harmen de Wind
voorzitter secretaris penningmeester lid lid lid aspirant lid aspirant lid
Team medewerkers Nanne de Jong (coördinator); Carla Wierenga (opbouwwerker); Sewindzj Mamedchanova (administratief medewerker); Monique Robben (administratie, vervanging)); Lisa Paassen, Else Paassen, Isabel Bekhuis, Kevin Bouma, Emilia Geraud, Annie Vennema, Suzanne Visser, Danique van Houten, Kevin Joustra, Soraya Matabhik (allen stagiaires); Rob Boonstra (beheer website), Frits Breteler (scholing); Marjolein van Veen (scholing), Nicol Hart (vrijwilliger Jongerenteam), Hein Schukken (redactie RZB en documentenbank); Richard van der Woude , Hans den Draak en Gerrit Bosch (medewerkers huishoudelijke dienst). Vrijwilligers In het FSU-netwerk zijn zo’n 350 vrijwilligers actief. De meeste vrijwilligers zijn spreekuurhouder of cliëntenraadslid en actief in een aangesloten organisatie. Het FSU kent provinciale projectgroepen die de verantwoordelijkheid voor een project of product dragen.
12