Ruim telijke on derbouwing voor D e Z eest er en De Bu ren t e D e K o o g
Ruim telijke on derbouwing voor D e Z eest er en De Bu ren t e D e K o o g
Inhoud
Ruimtelijke onderbouwing en bijlagen
24 januari 2011 Projectnummer 257.18.54.00.00
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Huidige en toekomstige
3
Beleid 3.1
4
5
5 situatie
7 11
Rijksbeleid
11
3.1.1
11
Nota Ruimte
3.2
Provinciaal beleid
11
3.3
Beleid Hoogheemraadschap
14
3.4
Gemeentelijk beleid
14
3.4.1
Structuurvisie 2020, Texel op koers
14
3.4.2
Welstandsnota
15
3.4.3
Strandnota Texel
15
Milieuaspecten
17
4.1
Bodem
17
4.2
Geluidhinder
18
4.3
Luchtkwaliteit
18
4.4
Externe veiligheid
20
4.5
Hinder van bedrijven
21
4.6
Ecologie
22
4.7
Water
23
4.8
Archeologie
24
Economische uitvoerbaarheid
27
5.1
27
Economische uitvoerbaarheid
Bijlagen
257.18.54.00.00
I n l e i d i n g
Voorliggend document is de ruimtelijke onderbouwing om een bestaand semipermanent strandpaviljoen te vervangen door een nieuw permanent strandpaviljoen en om het semipermanente beachcafé daarnaast aan te passen; beide op het Noordzeestrand bij Paal 17 te Texel. Op deze locatie worden ieder voorjaar twee strandpaviljoens opgebouwd. Aan het eind van het seizoen worden deze strandpaviljoens weer afgebroken. De eigenaar van het strandpaviljoen De Zeester is voornemens het strandpaviljoen te realiseren als een permanent gebouw in plaats van een seizoensgebouw. Het naastgelegen beachcafé De Buren blijft semipermanent, maar wordt vergroot. Het plangebied bestaat uit de locatie waar momenteel reeds de seizoensstrandpaviljoens staan. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt aan het eind van de Ruijslaan op het Noordzeestrand, aan de westzijde van Texel. De dichtstbijzijnde kern is De Koog.
Figuur 1. Ligging plangebied (De Zeester (paars) en De Buren (groen)) (Bron: Google Earth)
Het voorliggende plan is een herziening van de plannen: -
Buitengebied Texel dat door de Raad gewijzigd vastgesteld is op 9 juli 1996 en op 25 februari 1997 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld;
-
De herziening ex artikel 30 WRO. Dit bestemmingsplan is op 14 juli 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 16 februari 1999.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
5
De beide paviljoens zijn gelegen binnen de bestemming ‘Strand’. Het strand is bedoeld voor waterkering, recreatie en doeleinden van landschaps- en natuurbescherming. Strandpaviljoens zijn hier toegestaan. Het is niet toegestaan gebouwen anders dan strandpaviljoens en kiosken op te richten. De oppervlakte van een strandpaviljoen mag maximaal 350 m² bedragen, de nokhoogte maximaal 6 meter, de goothoogte maximaal 3 meter en de dakhelling minimaal 30°. De nieuw te realiseren paviljoens passen niet binnen deze planologische regeling omdat ze een grotere oppervlakte hebben en er niet wordt voldaan aan de dakhelling. Middels voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden de paviljoens toch mogelijk gemaakt.
6
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
H u i d i g e
e n
t o e k o m s t i g e s i t u a t i e
Strandpaviljoen De Zeester Sinds 1996 is strandpaviljoen De Zeester gevestigd op de locatie aan het eind van de Ruijslaan ter hoogte van strandpaal 17. Tot 2008 stond op deze locatie gedurende het zomerseizoen een strandpaviljoen. In onderstaande figuur is het strandpaviljoen afgebeeld. Het paviljoen is nu van een seizoenspaviljoen veranderd in een jaarrondpaviljoen. Voor De Zeester zijn uitbreidingsplannen gemaakt. Het huidige paviljoen zal afgebroken worden en er zal een nieuw gebouw voor in de plaats worden gebouwd.
Figuur 2. Strandpaviljoen De Zeester
Figuur 3. Strandpaviljoen De Zeester vanaf de noordzijde
Het permanente strandpaviljoen zal op dezelfde locatie geplaatst worden. Het nieuwe gebouw, zoals in navolgende afbeelding is weergegeven, krijgt twee verdiepingen. Op de begane grond krijgen de keuken en het restaurantgedeelte een plaats en aan de buitenzijde van het pand is ruimte voor een kiosk, waar de strandgangers terecht kunnen voor het kopen van drinken en snacks. De bovenverdieping zal gebruikt worden als vergaderzaal en personeelsruimte.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
7
Figuur 4. Aanzicht vanaf de noordzijde in de nieuwe situatie
Het paviljoen heeft een oppervlakte van 400 m2, met daarbij een terras van 350 m² met terrasschermen tegen de wind. In figuur 5 is de plattegrond van de begane grond weergegeven.
Figuur 5. Plattegrond van het nieuwe strandpaviljoen
Beachcafé De Buren Het beachcafé De Buren wordt ieder voorjaar opnieuw opgebouwd. Het is gevestigd op de locatie aan het eind van de Ruijslaan ter hoogte van strandpaal 17, naast strandpaviljoen De Zeester. Het in 2009 opgebouwde beachcafé De Buren staat op onderstaande afbeeldingen afgebeeld. De wens bestaat om veranderingen in het semipermanente beachcafé aan te brengen. De oppervlakte van het nieuwe paviljoen betreft 365 m² en het terras zal 267 m² groot worden.
8
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
Figuur 6. Beachcafé De Buren
Figuur 7. Beachcafé De Buren, terras
Het nieuwe semipermanente strandpaviljoen zal op dezelfde locatie geplaatst worden. Het nieuwe gebouw, zoals in navolgende afbeelding is weergegeven, krijgt één verdieping deels met een kap. In het gebouw krijgen de keuken en het restaurantgedeelte een plaats en aan de buitenzijde van het pand is ruimte voor een serre en toiletvoorzieningen. Aan de voorzijde wordt een terras gerealiseerd.
Figuur 8. Aanzicht vanaf de noordzijde in de nieuwe situatie
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
9
Figuur 9. Plattegrond van het nieuwe strandpaviljoen
10
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
B e l e i d
3.1
Rijksbeleid 3 . 1 . 1
Nota
Ruimte
Het kabinet heeft in de Nota Ruimte zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en zijn ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 uiteengezet. De nota is op 23 april 2004 door het kabinet en op 17 januari 2006 door de Staten-Generaal vastgesteld. Uitgangspunt van de Nota Ruimte is “decentraal wat kan, centraal wat moet”. Het beleid is gericht op het bevorderen van wenselijke ontwikkelingen. Dit betekent dat in het beleid een omschrijving in hoofdlijnen van de te waarborgen waarden en de wenselijke ontwikkelingen is opgenomen. Binnen deze hoofdlijnen is er ruimte voor eigen beleid van provincies en gemeenten. In het navolgende wordt ingegaan op het provinciale beleid.
3.2
Provinciaal beleid Structuurvisie Noord-Holland 2040 Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie “Noord-Holland 2040” vastgesteld. Deze is op 3 november 2010 in werking getreden. In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord”, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt voor de Structuurvisie 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
11
Figuur 10. Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid (Bron: Provincie Noord-Holland) KUSTGEBIED
Eén van de thema’s waar op ingegaan wordt in de structuurvisie betreft de toeristische functie van de kust. Door het verlengen van het toeristische seizoen en verbreding van het toeristische product kunnen de aanwezige voorzieningen beter benut worden. De mogelijkheden voor "jaarrond’ strandpaviljoens zijn daarom onder voorwaarden verruimd. De kustplaatsen zijn, na Amsterdam, de belangrijkste toeristische trekpleister van Noord-Holland. De concurrentiepositie van de kustplaatsen staat onder druk, omdat ze qua accommodaties, voorzieningen en uitstraling niet altijd de kwaliteit bieden die tegenwoordig wordt gevraagd. De Provincie Noord-Holland wil dat de kustplaatsen ook in de toekomst met andere toeristengebieden kunnen concurreren en richt zich op het stimuleren van de verbetering van de (ruimtelijke) kwaliteit en de versterking van de identiteit van de badplaatsen. Hiertoe is een integrale ontwikkeling van de Noordzeekust nodig, waarbij belangen op het gebied van kustversterking, recreatie, toerisme, bereikbaarheid, landschaps- en natuurontwikkeling en eventueel kleinschalige woningbouw/ landgoedontwikkeling worden gewaarborgd. De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.
12
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie De “Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie” is eveneens op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 3 november 2010 in werking getreden. In de verordening zijn verschillende regels opgenomen. Er zijn regels voor het gehele provinciale gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied en regels voor uitsluitend het landelijk gebied. Op verschillende regels die van belang zijn voor het plangebied wordt in het navolgende ingegaan. In de verordening is aangegeven wat onder Bestaand Bebouwd Gebied moet
REGELS VOOR BESTAAND
worden verstaan. Het gaat met name om feitelijk bestaande bebouwing ten
BEBOUWD GEBIED
behoeve van alle stedelijke functies, bijvoorbeeld wonen, werken, verkeer en stedelijk groen. Op het onderstaande kaartje is het bestaand bebouwd gebied ter plaatse van het plangebied weergegeven. Beide strandpaviljoens worden gerekend tot het bestaand bebouwd gebied.
Figuur 11. Bestaand Bebouwd Gebied (Bron: Provincie Noord-Holland)
Op het kaartje is eveneens een groene zone weergegeven. Dit geeft de strand-
STRANDPAVILJOENS
zonering aan waarbinnen jaarrond strandpaviljoens niet toegestaan zijn. Dit geldt niet voor het gebied waar de beide onderhavige strandpaviljoens zijn gelegen. Het plangebied ligt tevens in een gebied dat in de Provinciale Ruimtelijke ver-
AARDKUNDIG WAARDEVOL
ordening Structuurvisie is aangemerkt als aardkundig waardevol en aardkundig
GEBIED
monument. Door de status van aardkundig monument, waartoe heel Texel behoort, valt het gebied onder de bescherming van de Provinciale Milieuverordening. Het plangebied ligt in de Ecologische Hoofdstructuur. Hierop is nader ingegaan
EHS
in paragraaf 4.6 van deze ruimtelijke onderbouwing.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
13
3.3
Beleid Hoogheemraadschap In het document “Beleidsregels strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009” heeft het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier vastgelegd hoe omgegaan moet worden met strandpaviljoens met het oog op de kustverdediging. Naast het beschermen van de kustveiligheid is het beleid van het Hoogheemraadschap gericht op het faciliteren van strandrecreatie en het behoud van natuur en landschap. De aanwezigheid van jaarrondstrandpaviljoens kan hinder opleveren voor het dynamisch kustbeheer dat door het Rijk en het Hoogheemraadschap wordt nagestreefd. De aanwezigheid van dergelijke paviljoens in het stormseizoen is dan ook aan regels gebonden, waarbij iedere vijf jaar de locatie opnieuw bekeken dient te worden.
3.4
Gemeentelijk beleid 3 . 4 . 1
Structuurvisie 2020, Texel op
koers
Op 3 maart 2009 is door de gemeenteraad de “Structuurvisie 2020 Texel op koers” vastgesteld. Deze structuurvisie is een bijgewerkte versie van de “Structuurvisie 2020 De Toekomst van Texel” die op 9 juli 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de structuurvisie heeft de gemeente in hoofdlijnen de wenselijke ontwikkelingen voor onder andere de ruimtelijke ordening uiteengezet. In de structuurvisie zijn voor de verschillende onderwerpen van de visie een toekomstbeeld, de wenselijke ontwikkelingen en de bijdrage van de gemeente uiteengezet. Hierbij wordt ook ingegaan op de kustverdediging. De veiligheid staat voorop bij de kustverdediging. Op dit punt vindt overleg plaats met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De meest bedreigende ontwikkelingen zijn de zeespiegelstijging en de zwaardere golfoploop en mogelijke bodemdaling. Bij oplossingen voor dergelijke problemen wordt ingezet op meervoudig ruimtegebruik, zoals natuurontwikkeling, recreatie of de opwekking van duurzame energie. Ook besteedt de gemeente aandacht aan risicobewust bouwen in de kuststrook in het kader van de Kustvisie 2050 van de provincie Noord- en ZuidHolland. Op plaatsen waar de veiligheid en de recreatieve belangen geen gevaar lopen, kunnen meer natuurlijk vormen van kustbeheer worden gestimuleerd.
14
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
3 . 4 . 2
Welstandsnota
Op 28 oktober 2008 is de Welstandsnota door de gemeenteraad van Texel vastgesteld. Voor de kuststrook waar zich het plangebied bevindt, geldt dat het gebied welstandsvrij is. 3 . 4 . 3
Strandnota Texel
Op 11-12-2007 heeft de gemeente Texel de Strandnota Texel vastgesteld. De onderdelen “exploitatie” en “strandhuisjes” (hoofdstukken 8 en 9) zijn nadien herzien en vastgesteld door de gemeente op 2-6-2009. De doelen van de Strandnota Texel zijn: -
het formuleren van een toekomstvisie op het strand;
-
het scheppen van voorwaarden voor het mogelijk maken van ontwikkelingen die passen binnen de toekomstvisie en bestaand beleid, wet- en regelgeving;
-
het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen op, langs en aan het strand;
-
het in goede banen leiden van alle activiteiten op het strand.
Uitgangspunt voor de exploitatie van het strand is de versterking van het Texelse product. Het gemeentelijke beleid is er op gericht dat er een kwaliteitsslag wordt gemaakt in de toeristische sector. De gemeente Texel geeft daartoe de zittende ondernemers ruimte voor ontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Zo steunt de gemeente Texel ondernemers om jaarrond exploitatie van het strand mogelijk te maken. De gemeente heeft de ambitie om bij elke strandslag een zo volledig mogelijk aanbod van voorzieningen te hebben. Eventuele jaarrond paviljoens mogen geen uitbreiding van het aantal paviljoens veroorzaken. Ze dienen te ontstaan door omzetting van een bestaand tijdelijk strandpaviljoen in een permanent gebouw. Voorts geeft de Strandnota Texel aan dat de oppervlakte van een strandpaviljoen maximaal 400 m² mag bedragen. Dit is meer dan op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk is (maximaal 350 m²). De oppervlakte van een bijbehorend (niet overdekt) terras mag maximaal 350 m² bedragen.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
15
M i l i e u a s p e c t e n
4.1
Bodem In het kader van het landelijke project “Landsdekkend Beeld Bodemverontreiniging” is een (vrijwel) provinciedekkende inventarisatie uitgevoerd naar bodemlocaties waarvan op grond van historische gegevens het vermoeden bestond dat er sprake van bodemverontreiniging zou kunnen zijn, de zogenaamde “verdachte” locaties. Al deze gevonden locaties zijn in een database verzameld. Tevens zijn bodemonderzoeksrapporten, die bij de gemeenten en de provincie aanwezig zijn, ingevoerd in de gemeentelijke bodeminformatiesystemen. De meeste locaties leveren geen onaanvaardbaar risico op en kunnen worden aangepakt wanneer er nieuwbouw, wegaanleg of eigendomsoverdracht plaatsvindt.
Figuur 12. Fragment bodemkaart (Bron: Provincie Noord-Holland)
In bovenstaande figuur is een fragment opgenomen van de kaart van het Bodemloket. De bodemkaart geeft gesaneerde locaties en locaties waar bodemonderzoek heeft plaatsgevonden weer. In het kaartfragment ter plaatse van het plangebied staan geen verdachte locaties weergegeven. Ook is een strandpaviljoen geen gevoelige functie wat betreft bodemverontreiniging. Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
17
4.2
Geluidhinder De Wet geluidhinder dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien middels verschillende wetten diverse keren gewijzigd. De meest recente wijziging heeft plaatsgevonden bij besluit van 7 december 2006 en is inwerking getreden op 1 januari 2007. In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek plaats moet vinden naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. Het plan maakt de bouw van een permanent strandpaviljoen en de plaatsing van een semipermanent beachcafé mogelijk. Een strandpaviljoen/beachcafé is geen geluidgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast liggen het paviljoens ook niet aan een weg waarvoor een zone geldt. Het verrichten van een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en de plannen mogen uitvoerbaar worden geacht wat betreft het aspect wegverkeerslawaai.
4.3
Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
18
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de
NIBM-TOOL
luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool 3-8-2009 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Figuur 13. Berekening met nibm-tool
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een strandpaviljoen dat gedurende het hele jaar in bedrijf is en om het bestaande semipermanente beachcafé iets te veranderen. In de huidige situatie bevinden zich echter ook al strandpaviljoens op deze locatie. Deze beide strandpaviljoens worden in de bestaande situatie voor het winterseizoen afgebroken. Voor het winterseizoen is er daarmee sprake van een kleine toename van het aantal verkeersbewegingen. Dit zal echter een beperkte toename zijn. Uit de berekening met de nibm-tool (zie figuur 8) blijkt dat wanneer er per dag een toename van 1000 verkeersbewegingen zou plaatsvinden, het nog steeds een nibm-project betreft. Het is niet aannemelijk dat in het winterseizoen een toename van 1000 voertuigbewegingen per dag zal plaatsvinden. Het plan overschrijdt daarmee niet de drempelwaarde voor nader onderzoek naar de luchtkwaliteit. Aangezien het project een nibm-project is, kan onderzoek naar de luchtkwali-
CONCLUSIE
teit achterwege blijven. Het plan voldoet hiermee aan het gestelde in de Wet milieubeheer.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
19
4.4
Externe veiligheid Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) vastgesteld. Hierin wordt het (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteengezet. Het beleid is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico's die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn: -
het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;
-
het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.
Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van één op een miljoen (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico worden bij inrichtingen de volgende kansen aanvaardbaar geacht van het: -
eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) overlijden van 10 personen of meer;
-
eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) overlijden van 100 personen of meer;
-
eens per miljard jaar (10-9 per jaar) overlijden van 1.000 personen of meer.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving, zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld. Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het Bevi.
20
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
In de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen is het beleid met betrekking tot de risicozones bij aardgastransportleidingen opgenomen.
Figuur 14. Fragment risicokaart (Bron: Provincie Noord-Holland)
Om na te gaan of het voorgenomen plan belemmerd wordt door veiligheidsrisico's in het kader van externe veiligheid, zijn de risicobronnen geïnventariseerd middels te Risicokaart van de provincie Noord-Holland. Bovenstaand kaartje is een fragment van deze risicokaart. Uit het kaartje blijkt dat in de omgeving van het plangebied (roze omcirkeld) zich geen risicobronnen bevinden in het kader van externe veiligheid. Tevens lopen er geen gasleidingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied. Wat betreft het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
4.5
Hinder van bedrijven Op grond van de Wet Milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
21
Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen woningen. Voor beide paviljoens geldt dat de dichtstbijzijnde andere functie eveneens een strandpaviljoen is. Deze wordt in milieuopzicht niet beperkt door het plaatsen van het nieuwe strandpaviljoen. Daarnaast vormt het paviljoen ook geen belemmering voor de realisatie van het nieuw te bouwen paviljoen. Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijvigheid mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
4.6
Ecologie Om na te gaan of de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor natuurwaarden in het gebied, is hier in 2010 een natuurwaardenonderzoek verricht. In het navolgende zijn de conclusies van het onderzoek weergegeven. Voor het gehele onderzoek wordt verwezen naar het rapport “Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog” (BügelHajema Adviseurs, maart 2010). Deze is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Beschermde gebieden Door realisatie en (deels) permanent gebruik van de strandpaviljoens, worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 geen significant negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Daarnaast worden geen effecten op de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Deze activiteit is daarmee niet in strijd met het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Het is waarschijnlijk dat er geen Natuurbeschermingswetvergunning nodig is voor verstoring van instandhoudingsdoelen en habitattypen. Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, om deze visie te bevestigen. Het is derhalve aan te bevelen om de rapportage “Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog” voor te leggen aan het bevoegd gezag. Beschermde soorten Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels worden er geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de algehele zorgplicht van toepassing.
22
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
Conclusie De natuurwetgeving vormt gezien de aanwezige natuurwaarden in en rond het plangebied, wat betreft de uitvoerbaarheid, geen belemmering voor het voorliggende plan. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het echter aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie NoordHolland, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur te bevestigen.
4.7
Water Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”. Bij brief van 18 maart 2010 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorder-
REACTIE HOOGHEEMRAADSCHAP
kwartier in het kader van de verplichte Watertoets gereageerd op de voorlig-
HOLLANDS NOORDERKWARTIER
gende plannen. Met deze opmerkingen wordt in de verdere planvorming en -uitvoering rekening gehouden. Het Hoogheemraadschap adviseert om op basis van de AmvB Kust de hoofdbestemming die van “waterkering” te laten zijn wanneer er een bestemmingsplan wordt opgesteld voor het plangebied. Over de exacte situering van de strandstrandpaviljoens is in het kader van de bouwvergunning nader overleg nodig met de afdeling Vergunningen en Handhaving van het Hoogheemraadschap. Ten aanzien van de drinkwatervoorziening en de afvoer van afvalwater merkt het Hoogheemraadschap op dat voor het doorkruisen van de duinwaterkering een Watervergunning is vereist. Het betreft echter twee locaties die reeds op de waterleiding en riolering zijn aangesloten waardoor de duinwaterkering niet nogmaals hoeft te worden doorkruist. Het Hoogheemraadschap verzoekt de gemeente om de initiatiefnemer te wijzen op de benodigde watervergunning en Keurontheffing op grond van de Keur 2009, waar de afstemming met betrekking tot het waterkeringbeleid vorm krijgt. Ook hiervoor dient contact opgenomen te worden met de afdeling Vergunningen en Handhaving van het Hoogheemraadschap. Tot slot vraagt het Hoogheemraadschap om de volgende tekst in de ruimtelijke onderbouwing op te nemen.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
23
BELEID T.A.V. JAARROND-
Het beleid ten aanzien van jaarrondpaviljoens staat omschreven in de Beleids-
PAVILJOENS, BELEIDSLIJN
lijn Kust (hoofdstuk 6, artikel III en IV):
KUST
De algemene voorwaarden van het Rijk en het Hoogheemraadschap aan semipermanente jaarrond aanwezige bouwwerken vanuit het oogpunt van waterveiligheid zijn: -
De geldigheidsduur van de vergunning is tijdelijk, meestal 5 jaar;
-
De positionering van de paviljoens: -
-
Afstand uit duinvoet tot afrastering;
-
Afstand tot strand- en paalhoofden;
-
Fundering op (verwijderbare) palen of anders flexibel aan te passen;
Bouwvoorschriften voor deze bouwwerken: -
Minimale vloerhoogte;
-
Hoogte van het paviljoen;
-
Waterkeringstechnische voorwaarden voor de doorvoer van kabels en leidingen;
-
Verplaatsbaarheid van de bebouwing;
-
Berekend op uit elkaar vallen van de bebouwing bij blootstelling aan zware golven.
Net als voor andere buitendijkse activiteiten geldt voor jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens en andere semipermanente bouwwerken op het strand dat deze plaatsvinden op eigen risico. Voorwaarden vanuit waterveiligheid in de zone waar waterstaatswetgeving geldt: -
Het bouwwerk vormt in geen geval een feitelijke belemmering voor het kustbeheer dat het Hoogheemraadschap uitoefent. Cruciaal daarbij is dat de aangroei van duinvoet in de pas blijft met de stijging van de zeespiegel of van de versterking van het zandige kustfundament, zoals omschreven in de AmvB Ruimte.
-
Er is sprake van een zodanige situering, ontwerp en uitvoering van de ingreep dat voldaan wordt aan “zacht waar het kan, hard waar het moet”.
-
Er is geen sprake van een feitelijke belemmering van het onderhoud, de huidige veiligheid of de toekomstige versterking van de primaire waterkering inclusief de ruimte nodig voor 200 jaar zeespiegelstijging.
Er dient in alle gevallen te worden voldaan aan de eisen van de Keur (en legger), het WBP 4 (Waterbeheersplan 4), de Beleidsregels keurontheffingen 2009, het beheersplan Waterkeringen 2009-2015 en de Beleidsregels Strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009.
4.8
Archeologie Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekre-
24
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
gen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de WAMZ aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.
Figuur 15. Fragment kaart archeologische waarden en verwachtingen (Bron: Gemeente Texel)
Bovenstaand kaartje is een afbeelding van de beleidsadvieskaart van de gemeente Texel. Op deze kaart staat voor het hele grondgebied van de gemeente de archeologische verwachtingswaarde weergegeven. Het plangebied is in wit weergegeven. Dit duidt op “geen archeologische verwachting”. Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
25
E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d
5.1
Economische uitvoerbaarheid De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van de heer Ropke om het strandpaviljoen De Zeester op het Noordzeestrand ter hoogte van paal 17 te Texel een jaarrond karakter te geven en het naastgelegen semipermanente beachcafé De Buren iets aan te passen. De kosten van de realisatie van de gebouwen alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken voor het voorliggende projectbesluit zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding. Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Texel en de heer Ropke een planschadeovereenkomst gesloten. Op basis van deze overweging moet het voorliggende projectbesluit economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
257.18.54.00.00 - Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog 24 januari 2011
27
B i j l a g e n
Bijlage 1: Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog
A dvi e s N at uu r w aa r de n St r an d p avi l j oe n De Ze e s te r , De Ko og
A dvi e s N at uu r w aa r de n St r an d p avi l j oe n De Ze e s te r , De Ko og
Inhoud
Rapport en bijlagen
13 oktober 2010 Projectnummer 257.18.54.00.00
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Plangebied en voorgenomen plannen
9
2.1
Ligging
9
2.2
Huidige situatie
2.3
Historie
10
2.4
Bodemsamenstelling en grondwaterstand
10
2.5
Voorgenomen plannen
11
3
Beschermde gebieden
13
3.1
Gebiedsbescherming
13
3.2
Te beschermen waarden
15
3.3
Effecten 3.3.1
4
5
6
9
17 Ecologische Hoofdstructuur
20
Soortenbescherming
21
4.1
Vaatplanten
22
4.2
Zoogdieren - vleermuizen
23
4.3
Zoogdieren - overige
23
4.4
Vogels
24
4.5
Amfibieën
25
4.6
Reptielen
26
4.7
Vissen
26
4.8
Dagvlinders
26
4.9
Libellen
27
4.10
Overige ongewervelden
27
Conclusie en consequenties
29
5.1
Beschermde gebieden
29
5.2
Beschermde soorten
29
5.3
Uitvoerbaarheid
29
Bronnen
31
6.1
Veldbezoek
31
6.2
Media
31
6.3
Gegevens
31
6.4
Literatuur
32
Bijlagen
257.18.54.00.00
1
I n l e i d i n g
Er bestaan plannen om het bestaande (semi-permanente) strandpaviljoen
AANLEIDING
De Zeester te Texel te verwijderen en daarvoor in de plaats een nieuw (en permanent) strandpaviljoen te bouwen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt een projectbesluit genomen. In dit kader is het noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Dit rapport behandelt de ecologische beoordeling van de vorengenoemde acti-
DOEL VAN HET ADVIES
viteit. De effecten op natuurwaarden worden beoordeeld in relatie met bestaande
wet-
en
regelgeving.
Dit
betreft
met
betrekking
tot
de
soortenbescherming de Flora- en faunawet en met betrekking tot de gebiedsbescherming de Natuurbeschermingswet 1998, de Nota Ruimte, de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Waar nodig, wordt aandacht besteed aan het Besluit Rode lijsten flora en fauna. In bijlage 1 is nadere informatie over deze wet- en regelgeving opgenomen. De ligging van het plangebied wordt weergegeven in navolgend figuur (fi-
PLANGEBIED
guur 1).
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
5
567
566
111
112
Figuur 1. Topografische kaart met ligging plangebied (roze) (bron ondergrond: Mijn Kadaster)
OPZET VAN HET RAPPORT
In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de voorgenomen plannen beschreven, met daarbij aandacht voor de huidige inrichting en functies. In hoofdstuk 3 worden de gebiedsbescherming-regimes en de te beschermen natuurwaarden die hieruit voortvloeien besproken. In paragaaf 3.2 worden de mogelijke effecten beschreven die kunnen optreden als gevolg van de ontwikkelingen. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 nader ingegaan op de meest relevante verstoringsbronnen en of de verstoringsbronnen leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde gebieden. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van en de effecten op de te beschermen natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Waarna in hoofdstuk 5 alle conclusies worden samengevat en de planologische consequenties worden weergegeven.
INFORMATIE
De beschrijving van de relevant te beschermen natuurwaarden is gebaseerd op twee invalshoeken: -
databanken, verspreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten, rapporten en websites;
6
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
-
verkennend veldbezoek, waarbij vooral is gekeken naar kritische en/of beschermde soorten, zowel wat betreft aanwezigheid, als potenties voor deze soorten.
Aan de hand van de bekende gegevens en het veldbezoek zijn de mogelijke
BEOORDELING
effecten bepaald als gevolg van de toekomstige ontwikkelingen en heeft een beoordeling ten opzichte van de natuurwetgeving plaatsgevonden. Hierbij is, waar nodig, aandacht geschonken aan eventuele mitigerende en compenserende maatregelen. De bevindingen worden tot slot in het hoofdstuk Conclusie en consequenties
BEVINDINGEN
overzichtelijk weergegeven. Uit de conclusie kan ook naar voorkomen dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
7
P l a n g e b i e d v o o r g e n o m e n
2
e n
p l a n n e n
2.1
Ligging Het plangebied ligt aan de westzijde van Texel aan het einde van de Ruijslaan. Dit is een kleine 100 m ten noorden van Paal 17, in het kilometerhok1 111-566 en in uurhok1 09-23. Figuur 1 geeft een overzicht van de ligging van het plangebied en het betreffende kilometerhok. Het plangebied bevindt zich ongeveer halverwege de zeereep tussen de duintop en de duinvoet, die overgaat in het strand op enkele tientallen meters van de hoogwatervloedlijn.
2.2
Huidige situatie Het plangebied bestaat uit zandstrand met hierop het strandpaviljoen. Het huidige strandpaviljoen staat op palen in het zand, die bij jaarlijkse verwijdering achterblijven. Daarnaast zijn tussen de Ruijslaan en het strandpaviljoen betonplaten aanwezig. Het strandpaviljoen is al jaren in de periode van eind maart tot eind oktober op deze locatie aanwezig. Omdat het strandpaviljoen op een vaste locatie ligt, is ten behoeve van de plaatsing een klein deel van de (veranderende) zeereep afgegraven. Hiermee ligt het strandpaviljoen niet op de overgang van strand en duin, maar halverwege de zeereep. Ten noorden van het plangebied is een locatie voor een tweede semipermanent strandpaviljoen (De Buren). Een kleine 100 m oostelijk langs de Ruijslaan ligt in het duingebied een grote parkeerplaats voor ruim 1.500 voertuigen. Verder terug ligt ten zuiden van deze weg het natuurcentrum Ecomare. Het strandpaviljoen is gedurende het zomerseizoen (derde week maart tot laatste week oktober geopend). Behalve een horecafunctie worden er (vanuit of in samenwerking met derden) verschillende activiteiten in en rondom de locatie georganiseerd.
1
Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling voor het tekenen van de topografische kaarten van Nederland. Een uurhok is een gebied van 5 km bij 5 km gebaseerd op diezelfde verdeling.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
9
Ruijslaan richting strand
Duingebied
ten
oosten
van
het
plangebied
Strandpaviljoen De Zeester
2.3
Historie De huidige eigenaar beheert strandpaviljoen De Zeester in de huidige vorm sinds 1996, maar het strandpaviljoen bestond daarvoor ook al op deze locatie. Tot op heden werd het paviljoen jaarlijks in het voorjaar opgebouwd en in het najaar afgebroken.
2.4
Bodemsamenstelling en grondwaterstand De bodemsamenstelling en de grondwaterstand zijn voor veel planten- en diersoorten een bepalende factor voor het voorkomen in een gebied. Het ligt in de duinvoet op de overgang van strand en duinen. Volgens de bodemkaarta bestaat de bodem van het plangebied uit duinvaaggronden met fijn zand en een ontkalkte bovengrond. Deze van nature nutriëntarme en kalkrijke bodem houdt nauwelijks water vast, waardoor dit een belangrijke factor is in de aanwezige begroeiing in het plangebied.
10
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
2.5
Voorgenomen plannen De gemeente is voornemens uitbreiding van het strandpaviljoen mogelijk te maken. Het paviljoen krijgt een totaal oppervlakte van 950 m2, waarvan 350 m2 terras. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om het strandpaviljoen jaarrond te exploiteren. In de huidige situatie is dit slechts toegestaan van begin maart tot 1 november. In de plannen wordt een nieuw paviljoen geplaatst ter hoogte van de huidige locatie van het bestaande semipermanente paviljoen. De navolgende figuren zijn een verbeelding van het toekomstige paviljoen.
Figuur 2. Doorsnede aanzicht oostzijde Strandpaviljoen (Architektenbureau Louis Uriot BV, 2009)
Figuur 3. Plattegrond Strandpaviljoen, het terras wordt omringd door windschermen (Architektenbureau Louis Uriot BV, 2009)
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
11
3
B e s c h e r m d e
g e b i e d e n
3.1
Gebiedsbescherming De voor dit plangebied relevante wet- en regelgeving op het gebied van de gebiedsbescherming betreft de Natuurbeschermingswet 1998, het Verdrag van Ramsar en wat de Ecologische Hoofdstructuur betreft de Nota Ruimte, de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en het Ontwikkelingsbeeld NoordHolland (zie ook bijlage 1). Het plangebied bevindt zich min of meer op de grens van twee beschermde
INVENTARISATIE
gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 namelijk Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Met betrekking tot het grensverloop langs de duinvoet geldt voor beide gebieden het volgende: De zeewaartse grens van duingebieden loopt langs de duinvoet van het buitenduin (zeereep). De begrenzing van het Wetland (verdrag van Ramsar) komt ter hoogte van het plangebied overeen met de begrenzing van beide Natura 2000-gebieden.Voor de ligging en de begrenzing van de Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied zie figuur 4.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
13
Figuur
4.
Natura
2000-gebied
Noordzeekustzone
(lichtgroen
en
blauw), Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel (grijs) en plangebied (roze) (Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009)
Externe werking De Natuurbeschermingswet 1998 verlangt dat onderzoek wordt gedaan naar de effecten van het plan op de natuurwaarden van het Natuurbeschermingswetgebied waarin het ligt. Hierbij wordt aangenomen, dat het (semi)permanente strandpaviljoen zelf onder de exclaveringsformulering valt: Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied. Echter, ook mogelijke effecten op aangrenzende of in de directe omgeving van het plan dienen te worden onderzocht, de zogenaamde externe werking. Als gevolg hiervan is het noodzakelijk de effecten van jaarrond plaatsing van het paviljoen op zowel Natura 2000-gebied Noordzeekustzone als het Natura 2000gebied Duinen en Lage Land Texel in beeld te brengen. Ecologische Hoofdstructuur De nabijgelegen gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (Nota Ruimte, Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord) zijn weergegeven in bijlage 2. Beide Natura 2000gebieden worden gerekend tot de Ecologische Hoofdstructuur.
14
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
Bevoegd gezag Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en de Duinen en Lage Landen Texel in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de Wetlands, is de provincie Noord-Holland. Het bevoegd gezag van Wetland Waddeneilanden en Noordzeekustzone is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het bevoegd gezag voor de Ecologische Hoofdstructuur is de Gedeputeerde Staten van de provincie NoordHolland. Procedure In het kader van de gebiedsbescherming moet conform de daarvoor ontwikkelde praktijk, door de initiatiefnemer (Strandpaviljoen De Zeester BV) samen met haar ecologische adviseur (BügelHajema Adviseurs) een gesprek worden aangegaan met het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet 1998. Het doel van dit gesprek is, vast te stellen of het bevoegd gezag vindt dat er wetenschappelijke zekerheid is dat het project geen negatieve effecten zal hebben op de kwalificerende waarden van de beschermde gebieden. Indien die zekerheid er niet is, zal een passende beoordeling, dan wel een verslechteringstoets moeten worden opgesteld. Ook ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur dient het bevoegd gezag te bevestigen dat er geen sprake is van negatieve effecten. Effecten onderzoek Dit rapport beschrijft de relevante ecologische waarden op en rond de locatie van het strandpaviljoen en de effecten van jaarrond plaatsing van het paviljoen op deze natuurwaarden. Van belang is, op te merken dat het strandpaviljoen al jaren in de periode van eind maart tot eind oktober op deze locatie aanwezig is. De toetsing van mogelijke schadelijke effecten op de natuur heeft derhalve uitsluitend betrekking op veranderingen die optreden in de winterperiode bij het achterwege laten van de jaarlijkse afbraak van het paviljoen. Effecten op de natuurwaarden in de periode dat het paviljoen op de locatie staat zijn er niet, want het plan heeft geen grote verandering van de al bestaande situatie in die periode tot gevolg. Daar het paviljoen al in het broedseizoen op de locatie aanwezig is, is geen effect te verwachten op het broedvogelbestand op de omgeving. Hetzelfde kan worden gesteld ten aanzien van de overige natuurwaarden in de omgeving, die zich al jaren in de aanwezigheid van het strandpaviljoen kunnen handhaven. In dit rapport wordt desondanks op de aanwezigheid van deze natuurwaarden gewezen.
3.2
Te beschermen waarden In het navolgende volgt een beschrijving van de te beschermen waarden, zoals vastgelegd in het vaststellingsbesluit Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel, in of nabij het plangebied. Voor een volledige beschrijving van de te beschermen waarden en soorten en
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
15
de daarbij behorende doelstellingen verwijzen wij naar beide aanwijzingsbesluiten (www.minlnv.nl). Habitattypen Het plangebied en de directe omgeving aan de zeezijde zou kunnen worden getypeerd als het habitattype embryonale duinen. Echter, omdat embryonale duinen zich alleen goed ontwikkelen op stranden waar biestarwegras (Elytrigia juncea) niet te lijden heeft onder betreding of berijding, is embryonale duinvorming langs dit zeer toeristische deel van de Texelse kust praktisch afwezig. De stranden tussen hoog- en laagwaterlijn betreffen een subtype Noordzeekust-zone van habitattype slik- en zandplaten. Beide subtypen van zilte pionierbegroeiingen en schorren en zilte graslanden, zeekraal komen alleen voor op de zogenoemde ‘groene stranden’ van Ameland en Schiermonnikoog. Direct achter het plangebied ligt de zeereep welke tot het habitattype witte duinen behoort. Gezien de ligging van het paviljoen in/tegen de zeerreep zou men kunnen zeggen, dat dit het habitattype in en om het plangebied is. Het achterliggende duinengebied bestaat uit verschillende habitattypen, waaronder verschillende subtypen grijze duinen en duinvalleien. Soorten van de Habitatrichtlijn Flora In Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel komt één plantensoort voor die is geplaatst op de Habitatrichtlijn, namelijk groenknolorchis (Liparis Loeselii). De groenknolorchis komt in het gebied vooral voor in vochtige duinvalleien in de omgeving van De Hors. In de directe omgeving van het strandpaviljoen komen geen groeiplaatsen van deze plantensoort voor. In Natura 2000-gebied Noordzeekustzone op Texel komen geen plantensoorten voor van de Habitatrichtlijn. Fauna In Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel komt één soort voor die is geplaatst op de Habitatrichtlijn, namelijk noordse woelmuis. De noordse woelmuis betreft één van de grootste metapopulaties in ons land. De soort komt voor in zowel de duinen als het poldergebied. De biotoop strand en randduinen maken echter geen onderdeel uit van het leefgebied van deze soort. Voorkomen in of in de directe omgeving van het plangebied is derhalve uitgesloten. In Natura 2000-gebied Noordzeekustzone komen zes soorten voor die zijn geplaatst in de bijlagen bij de Habitatrichtlijn, namelijk gewone zeehond, grijze zeehond, zeeprik, rivierprik, fint en bruinvis. Met uitzondering van gewone zeehond en grijze zeehond zijn de overige soorten watergebonden en zullen op voorhand geen hinder ondervinden van het strandpaviljoen. Hoewel beide zeehondensoorten de Noordzeekustzone gebruiken als foerageergebied wordt het Noordzeestrand in de omgeving van het paviljoen slechts bij hoge uitzondering als rustgebied door de zeehonden benut.
16
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
Vogels De Noordzeekustzone kwalificeert zich onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen duikers, (duik)eenden, strandlopers en plevieren. De stranden van de eilanden zijn verder van belang als broedgebied van dwergstern, bonte strandloper en bontbekplevier. Broedplaatsen van dwergstern, of sterns in het algemeen komen in de omgeving van het paviljoen niet voor. De broedgebieden zijn beperkt tot De Hors in het zuiden en de Slufter in het noorden van het eiland. Broedplaatsen van beide plevieren
komen
jaarlijks
in
wisselende
aantallen
verspreid
op
het
Noordzeestrand voor. Broedlocaties worden vooral gekozen op plekken met lagen schelpengruis, waar bovendien het gevaar van overstuiving van de broedlocatie klein is. In de directe omgeving van Strandpaviljoen De Zeester zijn mede door de intensieve recreatie geen broedgevallen van strandplevier of bontbekplevier te verwachten. De Duinen en Lage Land Texel behoort volgens het aanwijzingsbesluit tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden voor de lepelaar, blauwe kiekendief en velduil in Nederland. Deze en kritische soorten als tapuit en roodborsttapuit broeden verspreid in het duingebied en daarbuiten. Verder is de Slufter een belangrijk broedgebied voor eidereend, kleine mantelmeeuw en dwergsterns. Gezien de aanwezige intensieve vorm van recreatie op en rondom het strand nabij Paal 17 zijn verstoringsgevoelige soorten niet in duinen en in de directe omgeving van het plangebied te verwachten. De locatie van het paviljoen zelf heeft daarnaast geen bijzondere betekenis voor trekvogels of overwinteraars. Voor een verdere beschrijving en de opsomming van de kwalificerende vogelsoorten op grond van de Vogelrichtlijn wordt verwezen naar de aanwijzingsbesluiten (www.minlnv.nl).
3.3
Effecten In de navolgende tabel zijn alle mogelijke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden opgesomd. In de tabel is per ingreep (uitbreiding en jaarrond exploitatie) een effectbeoordeling gemaakt. In de tabel is te zien dat de voorgenomen plannen verstoring van geluid, licht en optische verstoring als indirect effect kunnen hebben. Aan de hand van de effectenindicator2 is vervolgens nagegaan of deze (indirecte) effecten van invloed zijn op de genoemde instandhoudingsdoelstellingen. 2
De effectenindicator is een hulpmiddel voor initiatiefnemers, vergunningverleners en planmakers die te maken krijgen met activiteiten in of nabij Natura 2000-gebieden. De effectenindicator is een instrument waarmee mogelijke schadelijke effecten ten gevolge van de activiteit en de plannen kunnen worden verkend. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende factoren. Deze informatie is generiek: om vast te stellen of een activiteit in praktijk schadelijk is, moet vervolgonderzoek plaatsvinden.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
17
Tabel 1. Effecten beoordeling Nummer
Effecten
Uitbreiding strandpa-
Jaarrond exploi-
viljoen
tatie
1
Oppervlakte verlies
-
-
2
Versnippering
-
-
3
Verzuring
-
-
4
Vermesting
-
-
5
Verzoeting
-
-
6
Verzilting
-
-
7
Verontreiniging
-
-
8
Verdroging
-
-
9
Vernatting
-
-
10
Veranderde stroomsnelheid
-
-
11
Verandering overstromingsfrequentie
-
-
12
Verandering dynamiek substraat
-
-
13
Verstoring door geluid
14
Verstoring door licht
15
Verstoring door trilling
-
-
16
Optische verstoring
17
Verstoring door mechanische effecten
-
-
18
Verandering in populatiedynamiek
-
-
Indirect negatief effect Positief effect Direct negatief effect Niet van toepassing
Verstoring door geluid Door uitbreiding van het bouwoppervlak van het strandpaviljoen kan de recreatie eveneens toenemen. Een geringe toename van geluidshinder binnen het Natura 2000-gebied is niet uitgesloten. Geluid heeft echter geen effect op de aanwezige habitattypen en flora instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden. Noordse woelmuis zou in de duinvalleien op enige afstand van het plangebied kunnen voorkomen. Het precieze effect van verstoring door geluid op deze soort is niet bekend, maar zal eerder zijn gekoppeld aan fysieke- en optische verstoring (zie kopje Optische verstoring) welke niet wordt verwacht. Voorkomende vogelsoorten van de Vogelrichtlijn gebruiken de directe omgeving van het plangebied gedurende winterperiode enkel om te rusten en/of te foerageren. Het plangebied heeft echter geen bijzondere waarden voor deze soorten. Verstoring door licht In de toekomstige situatie kunnen tevens nieuwe lichtbronnen worden aangebracht. Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Verstoring heeft echter geen effect op de habitat- en flora-instandhoudingdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden. Het is gezien het voorkomen en de afstand tot geschikte biotopen niet waarschijnlijk, dat eventuele lichtuitstraling de aangewezen habitatsoorten zullen bereiken. Lichtbronnen kunnen echter ook een directe
18
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
aantrekkende tot verblindende of afstotende werking op mobiele organismen uitoefenen. Bij een secundaire lichtbron, zoals gevormd door het optreden van airglow (verlichting van de hemel boven sterk verlichte objecten), spelen deze aspecten evenzeer. Bijzonderheid hierbij is dat 's nachts trekkende en op hun magnetisch kompas vliegende vogels door oranjegeel licht, zoals dat zich bij een door lichtverstrooiing ontstane lichtkoepel voordoet, gedesoriënteerd kunnen raken. Gezien de verwachtte verlichting van het strandpaviljoen zal geen sprake zijn van een sterk verhoogde verlichting van de omgeving. Verlichting zal voornamelijk binnen worden aangebracht, aangezien in de wintermaanden in de avonduren niet buiten zal worden gerecreëerd. Daardoor is het niet aannemelijk dat licht verstoring zal leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen voor vogels. Optische verstoring Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen, dan wel voorwerpen die niet thuis horen in het natuurlijke systeem. Uitgezonderd de habitattypen en flora zijn alle overige soorten gevoelig voor optische verstoring. De duinen ten oosten van het plangebied zijn, uitgezonderd van de paden, niet vrij toegankelijk. Waardoor de belangrijkste bron optische verstoring (wandelen) beperkt is tot de directe omgeving van de paden. Jaarrond exploitatie Jaarrond exploitatie mogelijk maken betekend, dat in de winter mogelijk (enkele) recreanten naar het strandpaviljoen komen. De verwachting is echter dat in de wintermaanden de recreant slechts komt ‘uitwaaien’ op het strand en zich eventueel opwarmt in het strandpaviljoen. Daarnaast is gedurende de periode van 1 november tot 1 februari de recreatiedruk binnen de Natura 2000-gebieden naar verwachting beperkt. Jaarrond exploitatie mogelijk maken zal naar verwachting geen (significante) toename van recreatie in de Natura 2000-gebieden als gevolg hebben. Hiermee is het ook niet te verwachten, dat optische verstoring als gevolg van toegenomen recreatie toeneemt in de omliggende Natura 2000-gebieden. Uitbreiding strandpaviljoen Door uitbreiding van het strandpaviljoen toe te staan, worden er op het strand enigszins meer voorzieningen gecreëerd waar recreanten kunnen eten en drinken. Er bestaat echter geen rechtstreeks verband tussen het aantal recreanten (strandgangers) en de omvang of aantallen strandpaviljoens. De recreatiedruk op dit deel van het strand van Texel is mede door de toegankelijkheid en daarvoor gecreëerde faciliteiten (parkeerplaatsen) reeds vrij hoog. Het is twijfelachtig dat het vergroten van het strandpaviljoen hierop een extra aanzuigende werking zal hebben. Uitbreiding van het paviljoen maakt het strand wellicht wel aantrekkelijker voor bepaalde recreanten. Een groter paviljoen biedt meer en betere voorzieningen waardoor de recreant langer in het paviljoen kan verblijven. Het is niet aannemelijk dat de recreatiedruk en hiermee optische verstoring, toeneemt in
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
19
de omliggende Natura 2000-gebieden doordat de oppervlakte van het strandpaviljoen wordt vergroot. Daarnaast zullen activiteiten op het strand gedurende de winterperiode niet leiden tot negatieve effecten op voorkomende soorten in beide Natura 2000-gebieden. Conclusie De voorgenomen plannen kunnen verstoring van licht, geluid en optische verstoring tot gevolg hebben. Licht- en geluidverstoring zullen niet van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden. Dit omdat habitattypen en flora hiervoor niet gevoelig zijn en omdat aangewezen soorten niet of slechts sporadisch binnen de invloedsfeer van het strandpaviljoen voorkomen. Verschillende soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld, zijn wel gevoelig voor optische verstoring. De voorgenomen plannen zullen naar verwachting geen extra optische verstoring met zich meebrengen. Dit is onder andere doordat recreatie binnen (uitgezonderd strand) de Natura 2000gebieden slechts op de aanwezige paden is toegestaan. Het is daarnaast niet aannemelijk dat jaarrond exploitatie en uitbreiding een toename van recreatie druk in de Natura 2000-gebieden tot gevolg zal hebben. Er zullen zich naar verwachting dan ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voordoen. 3 . 3 . 1
Ecologische Hoofdstructuur
Het ruimtelijke beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur de wezenlijke kenmerken en waarden (natuurdoeltypen) voor de Waddenzee in beeld gebracht. Voor het waddenlandschap zijn handhaving van rust en openheid bepalend. Bij de toetsing van het plan in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur moet worden getoetst op behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van de Ecologische Hoofdstructuur als geheel. Voorzover de compensatievoorschriften vanuit de Natuurbeschermingswet strenger zijn dan die vanuit het ruimtelijk beleid, dient het strengere regime te worden gehanteerd. In de vorige paragrafen is uiteengezet waarom significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden niet worden verwacht. Derhalve worden er ook geen negatieve effecten op de Ecologische Hoofdstructuur verwacht.
20
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
4
S o o r t e n b e s c h e r -
m i n g
Relevante wet- en regelgeving op het gebied van de soortenbescherming be-
WET- EN REGELGEVING
treft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna. In bijlage 1 is nadere informatie over deze wet- en regelgeving opgenomen. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van bestaande gegevens en een verkennend veldbezoek. Op basis van de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet
BESCHERMINGSREGIME
worden de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes ingedeeld. Het gaat hierbij om: algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen wordt in dit rapport de benaming van respectievelijk licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd (zie bijlage 1). Geraadpleegde databanken (onder andere Het Natuurloket3, bijlage 3), ver-
BRONNEN
spreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten, websites en rapporten zijn in de literatuurlijst opgenomen. Bekende waarnemingen uit deze bronnen worden bij het bespreken van de verschillende soortengroepen alleen genoemd indien ze een meerwaarde hebben voor het onderzoek. Eind januari 2010 is het plangebied bezocht om een indruk te krijgen van de
VELDBEZOEK
terreinomstandigheden van het plangebied, de omgeving en de voorkomende flora en fauna (zie paragraaf 5.1). Ten behoeve van natuurwaarnemingen is het veldbezoek niet in het meest geschikte seizoen uitgevoerd. De uiteindelijke ontwikkelingen (jaarrond exploitatie) heeft echter juist wel betrekking op de periode waarin het veldbezoek heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan gezien de aard van het plangebied en de indruk die van het plangebied is verkregen, de kennis over leefgebieden van soorten en de beschikbare gegevens van alle soortengroepen met voldoende zekerheid een oordeel worden gegeven over het voorkomen van beschermde soorten in het gebied.
3
Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
21
4.1
Vaatplanten INVENTARISATIE
Het plangebied bestaat uit de overgang tussen de zeereep en het zeestrand, waarin door de aanwezige bebouwing en betreding geen vegetatie aanwezig is. Vegetatie rondom het plangebied bestaat uit voornamelijk uit helm, dat op de flanken en de top van de zeereep groeit. Daarnaast kunnen typische soorten als zeeraket en zandhaver tussen de helm worden verwacht. Door de hoge betredingsdruk langs dit deel van het strand zijn typische embryonale duinen (aan de voet van de zeereep) met biesttarwegras afwezig. Beschermde soorten zijn tijdens het veldbezoek niet in of direct rond het plangebied aangetroffen en worden op de zeereep ook niet verwacht. Uit de geraadpleegde bronnenb, c komen uit de omgeving van het plangebied ook geen beschermde soorten naar voren. Mede gelet op de inrichting en gebruik van het plangebied worden beschermde soorten dan ook niet in of direct rond het plangebied verwacht.
Helmgras ten oosten van het plangebied
EFFECTEN/CONCLUSIE
Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende beeld van de soortengroep vaatplanten ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op beschermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
22
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
4.2
Zoogdieren - vleermuizen De locatie van het plangebied bevindt zich in een hoog dynamische omgeving
INVENTARISATIE
met vaak veel wind in combinatie met zoutspray. Daarnaast is door gebrek aan luwte en vegetatie het aandeel vliegende insecten in dit deel van de duinen zeer laag. Het plangebied vormt voor vleermuizen derhalve een ongeschikt jachtbiotoop, waardoor vleermuizen in de directe omgeving van het plangebied niet zijn te verwachten. De bebouwing van het (semi)permanente strandpaviljoen is door gebrek aan invliegopeningen en tussenruimtes ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Uit de gegevens van de geraadpleegde bronnenh, i komen wel waarnemingen van vleermuizen uit de omgeving van het plangebied naar voren. Het gaat daarbij om de soorten als laatvlieger en ruige dwergvleermuis. De duinen en vooral de duinvalleien vormen voor deze soorten wel een geschikt jachtgebied. Daarnaast zijn verblijfplaatsen bekend uit (vakantie)woningen en oude bunkers. Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende
EFFECTEN/CONCLUSIE
beeld van de soortengroep vleermuizen ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op vleermuizen verwacht. De functie verandering (jaarrond exploiteren) zal geen effecten hebben op foeragerende vleermuizen in dit gebied, omdat deze in de winter niet aanwezig zijn (overwintering in bunkers).
4.3
Zoogdieren - overige Aan de duinzijde van de zeereep en duinenvalleien komen in de omgeving van
INVENTARISATIE
het strandpaviljoen enkele soorten zoogdieren voor. Het gaat hierbij voornamelijk om licht beschermde soorten zoals bosmuis, huisspitsmuis, dwergmuis, egel, haas, hermelijn en konijn. Van laatstgenoemde zijn in het duingebied direct ten oosten van het plangebied meerdere holen en andere sporen waargenomen. Het plangebied zelf heeft voor deze soorten echter geen bijzondere waarden. Het is echter niet uitgesloten, dat een enkel exemplaar huisspitsmuis in of onder het strandpaviljoen een verblijfplaats heeft. De Noordzeekustzone wordt door gewone- en grijze zeehond (streng beschermd) gebruikt als foerageergebied, het Noordzeestrand in de omgeving van het paviljoen wordt echter slechts bij hoge uitzondering als rustgebied door de zeehonden benut. Het is wel bekend, dat beide soorten jagen tot dicht onder de vloedlijn, waarbij ze zich echter weinig aantrekken van eventuele badgasten.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
23
Op basis van de geraadpleegde bronnend, e, f, g kunnen daarnaast de streng beschermde soorten noordse woelmuis en waterspitsmuis in de omgeving van het plangebied worden verwacht. Door het ontbreken van begroeiing, waterelementen en voldoende dekking vormt het plangebied voor deze soorten geen geschikt biotoop.
Noordse woelmuis
EFFECTEN
Konijn
Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende beeld van de soortengroep overige zoogdieren ontstaan. Ten behoeve van de ontwikkelingen is het niet uitgesloten, dat voorkomende overige zoogdieren worden verstoord of in het ergste geval een enkel exemplaar zal worden gedood. Hierbij zal het echter enkel betrekking hebben op voorkomende licht beschermde soorten. Conclusie In het plangebied komen enkele licht beschermde soorten voor uit de soortengroep zoogdieren. Het gaat hierbij om: huisspitsmuis. Ten behoeve van de ontwikkelingen kunnen vaste verblijfplaatsen van deze soort worden vernietigd en verstoord (artikel 8 en 11). Ook kunnen enkele exemplaren worden gedood (artikel 8 en 9). De ontwikkelingen doen echter geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soort. Voor huisspitsmuis geldt een algehele vrijstelling van de artikelen 9, 10 en 11 als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor de voorgenomen activiteiten hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
4.4
Vogels INVENTARISATIE
In hoofdstuk 1 is al aangegeven dat in het kader van het hier behandelde plan het broedseizoen van de vogels er niet direct toe doet. Het paviljoen is immers altijd al in het broedseizoen op de locatie aanwezig. Vanuit de geraadpleegde bronnenj komt een hoge diversiteit aan broedvogels naar voren. Het Noordzeestrand zelf is echter arm aan broedvogels. Naast de genoemde plevieren (paragraaf 3.2) komt uitsluitend scholekster als broedvo-
24
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
gel voor. De duinen van de zeereep grenzend aan het paviljoen zijn eveneens relatief arm aan broedvogels. In de dynamische duinen zullen soorten als graspieper en witte kwikstraat tot broeden komen. Het plangebied heeft geen bijzondere waarden als broed- en overwinteringsgebied voor vogels.
Bontbekplevier
Scholekster
Het plangebied en de directe omgeving zijn geen hoogwaardig broed- en over-
EFFECTEN
winteringsgebied voor vogels. Dit komt mede door het vrij intensieve gebruik van dit deel van het strand. Verlening van de mogelijkheden van het gebruik jaarrond heeft geen effect op de broedvogels in de directe omgeving, omdat het strandpaviljoen gedurende deze periode altijd functioneel aanwezig is. Tijdens de bouwwerkzaamheden zouden door de aanwezigheid van bijvoorbeeld telescoopkranen broedvogels in de wijdere omgeving kunnen worden verstoord. Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende
CONCLUSIE
beeld van de soortengroep vogels ontstaan. Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Ontheffing voor het vernielen en verstoren van bewoonde nesten van vogels (artikel 11) wordt in principe niet verleend. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat er geen verbodsbepalingen worden overtreden, als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.
4.5
Amfibieën De strandzijde van de zeereep waar het strandpaviljoen staat is geen geschikte biotoop voor amfibieën. Uit de gegevens
k, l
INVENTARISATIE
komen ook geen beschermde amfi-
bieën uit de directe omgeving van het plangebied naar voren. Op grotere af-
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
25
stand in de vochtige duinvalleien zijn wel populaties van de streng beschermde soorten rugstreeppad en heikikker bekend. EFFECTEN/CONCLUSIE
Het plangebied en omgeving vormen geen geschikt leefgebied voor amfibieën. Het jaarrond in gebruik nemen van het paviljoen zal niet leiden tot effecten op amfibieën.
4.6
Reptielen INVENTARISA-
Op Texel komen geen populaties reptielen voork. Als gevolg van de ontwikke-
TIE/CONCLUSIE
lingen worden er geen negatieve effecten op beschermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
4.7
Vissen INVENTARISA-
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen zoetwaterelementen
TIE/CONCLUSIE
aanwezig. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op beschermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
4.8
Dagvlinders INVENTARISATIE
Door de afwezigheid van vegetatie is het plangebied geen leefgebied voor dagvlinders. Uit de gegevensm, o blijkt dat in het duingebied ten oosten van het plangebied diverse soorten dagvlinders voorkomen, waaronder bijzondere rode lijstsoorten als kleine-, grote- en duinparelmoervlinder, heivlinder en het streng beschermde heideblauwtje.
Heideblauwtje
26
Kleine parelmoervlinder
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende
EFFECTEN/CONCLUSIE
beeld van de soortengroep dagvlinders ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op beschermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
4.9
Libellen Door de afwezigheid van waterelementen binnen het plangebied is voor libellen geen geschikt leefgebied aanwezig, daarnaast komt uit de gegevens
n, o
INVENTARISATIE
naar
voren dat in de ruime omgeving van het plangebied geen beschermde libellen voorkomen. Er worden derhalve geen beschermde libellen binnen het plangebied verwacht. Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende
EFFECTEN/CONCLUSIE
beeld van de soortengroep libellen ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op beschermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
4.10
Overige ongewervelden Binnen het plangebied worden gezien de aanwezige biotopen en het voorko-
INVENTARISATIE
p
men in Nederland geen beschermde overige ongewervelde soorten verwacht . Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op be-
EFFECTEN/CONCLUSIE
schermde soorten of soorten van de Rode lijst verwacht.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
27
C o n c l u s i e
5
e n
c o n s e q u e n t i e s
5.1
Beschermde gebieden Door realisatie en permanent gebruik van strandpaviljoen De Zeester, worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 geen significant negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Daarnaast worden geen effecten op de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Deze activiteit is daarmee niet in strijd met het Ontwikkelingsbeeld NoordHolland Noord. Het is waarschijnlijk dat er geen Natuurbeschermingswetvergunning nodig is voor verstoring van instandhoudingsdoelen en habitattypen. Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, om deze visie te bevestigen. Het is derhalve aan te bevelen om deze rapportage voor te leggen aan het bevoegd gezag.
5.2
Beschermde soorten Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (zie voorwaarden paragraaf 3.2.4) worden er geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de algehele zorgplicht van toepassing.
5.3
Uitvoerbaarheid De natuurwetgeving vormt gezien de aanwezige natuurwaarden in en rond het plangebied, wat betreft de uitvoerbaarheid, geen belemmering voor de vaststelling van het projectbesluit. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
29
echter aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur te bevestigen.
30
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
6
B r o n n e n
6.1
Veldbezoek Het plangebied en de omgeving hiervan is op 22 januari 2010 door de heer
VERKENNEND VELDBEZOEK
drs. M. van Dinther bezocht om een indruk te krijgen van het terrein en het voorkomen van planten- en diersoorten. Er zijn hierbij plantensoorten genoteerd, maar verder geen volledige vegetatieopnamen gemaakt. Het was een bewolkte dag met een maximumtemperatuur van 1°C en een matige tot vrij krachtige zuidoostenwind.
6.2
Media 1.
www.natuurloket.nl, Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF);
2.
www.telmee.nl, Telmee.nl is het invoerportaal van de landelijke Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's), op de website is tevens verspreidingsinformatie van planten en dieren te vinden;
3.
www.waarneming.nl, Waarneming.nl is een website van vrijwilligers, waarop natuurwaarnemingen in Nederland worden verzameld, op de website is verspreidingsinformatie van planten en dieren te vinden.
4.
www.ravon.nl, Ravon.nl is een website RAVON van de gelijknamige vrijwilligersorganisatie die het onderzoek aan en bescherming van reptielen,
amfibieën
en
vissen
ondersteund,
op
de
website
is
(verspreidings)informatie over herpetofauna in Nederland te vinden. 5.
www.minlnv.nl/natura2000, de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarop informatie over Natura 2000gebieden in Nederland is te vinden.
6.3
Gegevens -
Provincie Noord-Holland, Provinciale Natuur Informatie (PNI-database), 2003.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
31
6.4
Literatuur a.
Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij kaartblad 10 West Sneek, Wageningen 1974.
b.
Meijden, R. van der, Heukels' Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff bv, Groningen/Houten 2005.
c.
Westhoff, dr. V., drs. A.J. den Held, Plantengemeenschappen in Nederland, boek Thieme & cie, Zutphen 1975.
d.
Lange, R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, Zoogdieren van West-Europa, Stichting Uitgeverij KNNV en Vereniging Natuurmonumenten, Utrecht 1994.
e.
Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht 1992.
f.
Bekker, D.L. & R.M. Koelman, 2007. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2006, Deel 2. de noordse woelmuis. VZZ rapport 2007.018. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
g.
Witte R.H. 2009. Onderzoek naar het voorkomen van (noordse woel)muizen rond Oosterend, Texel 2009 Belang van de planlocaties 'De Verrassing' en 'De Akker' voor voortbestaan noordse woelmuis Rapport 2009.026. Zoogdiervereniging, Arnhem.
h.
Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers, Atlas van de Nederlandse vleermuizen: Onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht 1997.
i.
Kapteyn, K., Vleermuizen in het landschap: Over hun ecologie, gedrag en verspreiding, Schuyt & Co Uitgevers en Importeurs en Provincie Noord-Holland, Haarlem 1995.
j.
Hustings, F., J.-W. Vergeer, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Atlas van de Nederlandse Broedvogels, Nederlandse fauna deel 5, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.
k.
Stichting RAVON, Waarnemingenoverzicht 2006, RAVON 27, jaargang 9 (3): blz. 48-64.
l.
Laar V., van. 2005. De verspreiding van amfibieën op Texel in relatie tot de saliniteit van de binnendijkse wateren. RAVON 20, jaargang 7 (2). Blz. 25-30.
m.
Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, De Dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming, Nederlandse fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2006.
n.
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, De Nederlandse libellen (Odonata) - Nederlandse fauna deel 4, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.
32
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
o.
Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen', EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
p.
Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber. A.J. van Loon, A.A. Maelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata) - Nederlandse fauna deel 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2004.
257.18.54.00.00 - Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog 13 oktober 2010
33
B i j l a g e n 1.
Wet- en regelgeving natuurwaarden
2.
Kaart Ecologische Hoofdstructuur
3.
Opgave van Het Natuurloket
Bijlage 1 Wet- en regelgeving natuurwaarden Relevante wet- en regelgeving met betrekking tot de soortenbescherming betreft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna en met betrekking tot de gebiedsbescherming de Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur. In het navolgende wordt een toelichting op deze wet- en regelgeving gegeven. Flora- en faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild
ZORGPLICHT
levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2). Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te ver-
VERBODEN
wijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12). Tevens moet rekening mee worden gehouden dat enkele van deze verboden indirect kunnen worden overtreden door aantasting van bijvoorbeeld het foerageergebied en migratieroutes. Beschermd zijn de inheemse zoogdieren (met uitzondering van huismuis, brui-
BESCHERMDE SOORTEN
ne rat en zwarte rat), alle inheemse vogels, amfibieën en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers en mieren en rivierkreeft, wijngaardslak en Bataafse stroommossel. Op 23 februari 2005 is de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in. In de 'Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet' worden de soorten ingedeeld in drie tabellen. Het gaat hierbij om: algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen wordt in dit rapport de benaming van respectievelijk licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd.
BESCHERMINGSREGIMES
TABEL 1
Licht beschermde soorten (Algemene soorten) zijn in Nederland zo algemeen voorkomend dat wordt aangenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet negatief beïnvloeden. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. (De verboden, bedoeld in artikel 9 tot en met 11 van de wet, gelden in het geheel niet ten aanzien van de mol de bosmuis en de veldmuis. Daarnaast gelden ze niet ten aanzien van de huisspitsmuis voorzover dit dier zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.)
TABEL 2
Voor middelzwaar beschermde (overige soorten) en vogels geldt, in het kader van de Flora- en faunawet, een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode (zie verderop). Deze gedragscode moet door de sector of de ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten ontheffing worden aangevraagd. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing bij middelzwaar beschermde soorten zijn: -
de activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
TABEL 3
de activiteit moet een redelijk doel dienen.
Ontheffing voor streng beschermde soorten en vogels wordt alleen verleend onder strikte voorwaarden. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig moeten worden gemitigeerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing zijn: -
er mag geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit zijn;
-
de activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
ACTIVITEITENPLAN
-
er moet een in of bij de wet genoemd belang zijn;
-
er wordt zorgvuldig gehandeld;
-
er vindt geen benutting of economisch gewin plaats.
Ten behoeve van een ontheffingsaanvraag artikel 75 Flora- en faunawet dient een activiteitenplan te worden opgesteld. In het activiteitenplan wordt het doel van de aanvraag en een uitgebreide onderbouwing van de activiteit beschreven. Het vormt de basis van de beoordeling door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
AFWIJZING
Wanneer doormiddel van het nemen van mitigerende maatregelen een verbodsovertreding wordt voorkomen, kan het eveneens goed zijn om een activiteitenplan op te stellen en dit via de aanvraagprocedure voor een ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet aan de Dienst Regelingen ter beoordeling voor te leggen. Hierbij wordt dan ingezet op een goedkeuring van de maatregelen, maar een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Door de maatregelen die in
het activiteitenplan zijn beschreven, wordt namelijk overtreding van de Floraen faunawet voorkomen en is er geen ontheffing nodig. Een gedragscode is een document waarin wordt aangegeven hoe bij het uitvoe-
GEDRAGSCODE
ren van activiteiten of werkzaamheden schade aan beschermde planten en dieren wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Ook wordt in de gedragscode aangegeven hoe er in de praktijk zorgvuldig gehandeld wordt. Besluit Rode lijsten flora en fauna De Rode lijsten zijn officieel door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld (Besluit Rode lijsten flora en fauna, november 2004, gedeeltelijk herzien en aangevuld per september 2009) op grond van de artikelen 1 en 3 van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa van 19 september 1979 (Verdrag van Bern). Voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn de Rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Veel rode lijstsoorten (vooral planten) worden niet door de Flora- en faunawet beschermd en hebben daardoor geen duidelijke juridische status. De Rode lijsten zijn samengesteld aan de hand van twee criteria, te weten de trend en de zeldzaamheid. De rode lijstsoorten worden ingedeeld in de volgende categorieën, met de daarbij behorende trend en zeldzaamheid: -
UW uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu afwezig op wereldschaal;
-
UWW in het wild uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig op wereldschaal, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
VN verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu afwezig in Nederland;
-
VNW in het wild verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig in Nederland, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
EB ernstig bedreigd: zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam;
-
BE bedreigd: sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam;
-
KW kwetsbaar: matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam;
-
GE gevoelig: stabiel of toegenomen maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen, maar nog algemeen.
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet uit 1967 voldeed niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is op 1 oktober 2005 een nieuwe Natuurbeschermingswet van kracht geworden (genaamd: Natuurbeschermingswet 1998) die de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden bundelt. Daarmee zijn de
SAMENSTELLING
bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 verwerkt. BESCHERMDE GEBIEDEN
De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998: -
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
-
Staats- en beschermde natuurmonumenten;
-
Wetlands.
Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan (structuurvisie) waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. VERGUNNING
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen Gedeputeerde Staten van de provincies de vergunningen, maar bij landsbelang overschrijdende gebieden doet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dit.
ORIËNTATIEFA-
Bij projecten, plannen en activiteiten in of in de omgeving van een beschermd
SE/VOORTOETS
gebied moet door middel van een vooroverleg tussen het bevoegd gezag en de initiatiefnemer worden ingeschat of er een kans is op een significant negatief effect. In deze oriëntatiefase vindt een globale toetsing plaats, de zogenaamde Voortoets, waarbij een indicatie wordt verkregen over de mogelijke negatieve gevolgen. Hiermee kan worden bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen en of vergunningverlening aan de orde is.
VERGUNNING AANVRAAG
Wanneer geen wetenschappelijke zekerheid bestaat dat er geen significant negatief effect is, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Indien er mogelijk wel een negatief effect is, maar dit zeker niet significant is, moet een verslechterings- en verstoringstoets worden gedaan. Voor beide toetsen moet de initiatiefnemer de gegevens aanleveren in de vorm van een Natuurbeschermingswetrapport. Het bevoegd gezag toetst deze rapportage op verzoek van de initiatiefnemer. In beginsel verleent het bevoegd gezag alleen een vergunning als zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast.
INSTANDHOUDINGSDOELEN
De omvang van de effecten wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende beschermde gebied. Deze doelstellingen zijn of worden opgenomen in de aanwijzingsbesluiten en de beheersplannen. In het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied staat vanwege welke soorten en habitatten en om welke reden het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen van een gebied mogen niet worden geschaad.
IN PROCEDURE
De aanwijzingsbesluiten voor de 162 Natura 2000-gebieden zijn ten tijde van het schrijven van dit rapport nog niet voor alle gebieden klaar. In 2006 zijn 119 gebieden (eerste tranche en Waddentranche) voor aanwijzing in procedure gebracht. De aanwijzingsprocedure voor 29 van de resterende gebieden is in
september 2008 gestart. Voorjaar 2009 zijn bovendien delen van de Noordzee in concept aangewezen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 24 september 2009 de aanwijzing van nog eens 11 Natura 2000gebieden gestart. Het gaat om de gebieden Lauwersmeer, Bargerveen, Rottige Meenthe & Brandemeer, Stelkampsveld, Korenburgerveen, Binnenveld, Lingegebied & Diefdijk-Zuid, De Wilck, Biesbosch, Bunder- en Elsloërbos en Drentsche Aa-gebied. De minister heeft op 19 februari 2008 de eerste drie en op 25 februari 2009 de
AANGEWEZEN
volgende zeven gebieden definitief aangewezen. Uit de eerste tranche zijn de gebieden Voornes Duin, Duinen Goeree & Kwade Hoek en Voordelta en uit de Waddentranche zijn de gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone aangewezen. Op 10 september 2009 zijn ook de gebieden Witterveld, Engbertsdijksvenen, Arkemheen, Deurnsche Peel & Mariapeel en Groote Peel aangewezen. Voor alle gebieden zou de definitieve aanwijzing eind 2010 van kracht moeten zijn. Indien definitieve aanwijzing nog niet heeft plaatsgevonden, wordt getoetst
aan
de
bestaande
gebiedsdocumenten
of
de
concept-
aanwijzingsbesluiten. Voor alle Natura 2000-gebieden moeten beheerplannen worden opgesteld. In
BEHEERPLANNEN
een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor een gebied worden gehaald (instandhoudingsdoelstellingen). Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden (landbouw, recreatie, waterbeheer) die negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, kunnen ook in het beheerplan worden geregeld. Hiermee wordt een integrale aanpak bewerkstelligd. Een beheerplan moet worden vastgesteld binnen drie jaar nadat een gebied als Natura 2000gebied is aangewezen. Sinds 1 september 2009 zijn voor ruim 80 van de 168 gebieden conceptbeheerplannen beschikbaar. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). Die structuur, de Ecologische Hoofdstructuur, moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit in Nederland waarborgen. De Ecologische Hoofdstructuur is een beleidsconcept dat zijn wortels heeft in het Nationaal Natuurbeleidsplan van 1990 en vervolg heeft gekregen in de Nota Ruimte van 2006. Provincies zijn verantwoordelijk voor de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur. In het Streekplan, het Provinciaal Omgevingsplan en of de Provinciale Ruimtelijke Verordening is dit als beleidsdoel opgenomen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit: -
bestaande natuurgebieden;
-
toekomstige natuurgebieden;
-
beheersgebieden;
BESCHERMDE GEBIEDEN
BESCHERMING
Voor de Ecologische Hoofdstructuur geldt het beschermings - en compensatieregime uit de Nota Ruimte, zoals uitgewerkt in de Spelregels EHS (Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS). Ingrepen bij EHS-gebieden worden door het bevoegd gezag, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst bij een ruimtelijke procedure. Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS mogen niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
Bijlage 2 Ecologische
Hoofdstructuur
kaart
behorende
2008,
bij
Verordening 2009
Legenda EHS land EHS water Weidevogelgebied Ecologische verbindingszone
Noord-Holland de
Provinciale
StreekplanRuimtelijke
Bijlage 3 Opgave van Het Natuurloket (d.d. 21 januari 2010)
Legenda FF1 = Licht beschermde soorten Flora- en faunawet FF23
= Middelzwaar en streng beschermde soorten Flora- en faunawet
Hrl RL
= soorten van de Habitatrichtlijn = soorten van de Rode Lijst
Volledigheid: Hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortengroep. Detail: Met dit percentage wordt aangegeven welk aandeel van alle van dit kilometerhok beschikbare gegevens van rode lijstsoorten en wettelijk beschermde soorten er ook informatie op detailniveau (ten minste op 100 m nauwkeurig) beschikbaar is. Actualiteit: per groep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen. Donker grijstint: veld is niet van toepassing.
Colofon Opdrachtgever Architectenbureau Louis Uriot Contactpersoon De heer L. Uriot
Rapport BügelHajema Adviseurs Projectleiding De heer drs. B. van der Veen BügelHajema Adviseurs Projectnummer 257.18.54.00.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
Bijlage 2: Reactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in het kader van de watertoets
Colofon Opdrachtgever Architectenbureau Louis Uriot te Den Burg Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Mevrouw N. van Kalsbeek MSc Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. De heer drs. B. van der Veen Projectnummer 257.18.54.00.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort