Ruimtelijke aspecten van creatieve bedrijvigheid in de Gemeente Groningen
Sietse Breeman Rik Hutting Jan Erik Leenders Bachelorproject Technische Planologie Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Augustus 2008
2
Voorwoord Voor u ligt het rapport ter afsluiting van de bacheloropleiding Technische Planologie. Gedurende het onderzoek is het onderwerp, creatieve bedrijvigheid in de Gemeente Groningen, geworden van onbekend fenomeen tot een voor ons vertrouwd begrip. In de afgelopen maanden hebben we na een begin, waarin het theoretische gedeelte de overhand had, veel tijd doorgebracht met het visualiseren van de ruimtelijke aspecten van creatieve bedrijvigheid. Dit hebben we gedaan met behulp van Geografische Informatiesystemen (GIS). Zowel onze GIS-vaardigheden als onze rapporteervaardigheden zijn door dit project gestimuleerd. Wij kunnen terugkijken op een nuttig en leerzaam proces dat geleid heeft tot een, naar wij hopen, interessant rapport.
Onze dank gaat uit naar de heer drs. H.A. Oosterhoff die ons vanuit de faculteit begeleid heeft tijdens dit proces. Tevens danken wij de heren drs. G. Tolner en J. van Genk van de dienst RO/EZ van de Gemeente Groningen voor hun ideeën en inbreng.
Een onderzoek als dit kan alleen gebaseerd zijn op relevante data. Vaak wordt onderschat hoeveel tijd en energie er nodig is om voor onderzoek onontbeerlijke informatie in het gewenste formaat boven tafel te krijgen. In dit kader willen wij de volgende personen en hun afdeling bedanken: -
Dhr. B. J. Velvis, Dienst ROEZ, afdeling Geo Informatie
-
Dhr. T.H. Snijders, Afdeling Onderzoek en Statistiek, sectie Statistiek
-
Dhr. J.L. de Lange, Afdeling Onderzoek en Statistiek, sectie Statistiek
Allen zijn werkzaam bij de Gemeente Groningen.
Groningen, augustus 2008
Sietse Breeman Rik Hutting Jan Erik Leenders
3
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1.
Inleiding
9
2.
Creatieve bedrijvigheid: de theorie
13
3.
Het begrip creativiteit
18
4.
Beleid aangaande de creatieve sector
29
5.
Creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen
36
6.
Conclusies
79
Referenties
81
Bijlage 1
Buurtenkaart gemeente Groningen
84
Bijlage 2
Definities van creatieve bedrijvigheid o.b.v SBI-codes
85
4
Samenvatting
Onderzoek Het begrip creatieve bedrijvigheid heeft de laatste jaren sterk aan populariteit gewonnen. Meerdere grote steden hebben onderzoek laten verrichten naar de creativiteit van hun stad. Ook de gemeente Groningen is geïnteresseerd in de creativiteit binnen de gemeentegrenzen. Creativiteit is echter een moeilijk af te bakenen begrip. In dit onderzoek is gekozen voor drie uiteenlopende definities, om zo verschillende beelden te krijgen van de aanwezigheid en spreiding van creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen. Voor dit onderzoek is de volgende hoofdvraag opgesteld: Welke definities van het begrip creativiteit worden onderscheiden binnen ruimtelijk onderzoek en hoe vertalen de verschillen in definitie zich naar verschillen in ruimtelijke aspecten? Aan de hand van verschillende deelvragen en de daarbij behorende hoofdstukken is deze hoofdvraag beantwoord in de uiteindelijke conclusie. In deze hoofdstukken worden allereerst de theorie achter de creatieve bedrijvigheid, het begrip creatieve bedrijvigheid en het beleid aangaande creatieve bedrijvigheid behandeld, waarna de ruimtelijke spreiding van de creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen van verschillende kanten is belicht. Hiervoor is voor de eerste drie punten een literatuurstudie gedaan en voor de spreiding is gewerkt met Geografische Informatie Systemen.
Theoretisch kader Sinds een aantal jaren zijn de begrippen creatieve klasse, creatieve industrie, creatieve sector en creatieve bedrijvigheid sterk in opkomst. Dit is vooral te danken aan Richard Florida, een Amerikaanse socioloog/urbane wetenschapper die in 2001 het boek The rise of the creative class schreef. Hierin beweert hij dat de creatieve klasse de motor is achter de hedendaagse economie. Mensen uit de creatieve klasse worden gekenmerkt als hardwerkende mensen die veel waarde hechten aan cultuur. Steden met een groot cultuuraanbod trekken deze mensen aan. Daarnaast zouden bedrijven zich graag willen vestigen in steden met een grote creatieve klasse, wat goed is voor de werkgelegenheidsgroei. Ook zou de creatieve klasse bovengemiddeld
5
veel geld uit geven in de stedelijke economie, wat ook weer goed is voor de economische groei van een stad. Er is echter wel kritiek op de theorie van Florida. Zo zou het empirisch bewijs flinterdun zijn. Daarnaast gaat de theorie vooral op voor de VS, wat niet te vergelijken is met bijvoorbeeld Nederland. Toch is in Nederland volgens verschillende onderzoeken ook gebleken dat een grote creatieve klasse economische groei met zich mee brengt. Dit heeft tot gevolg dat verschillende (grote) steden in Nederland hun beleid al hebben gericht op de creatieve klasse. Groningen is hier ook al mee bezig.
Creativiteit ‘Creativiteit’ is een breed begrip, maar daardoor ook moeilijk af te bakenen. Creativiteit is in ieder geval verbonden met mensen. Doordat bepaalde mensen creatief zijn in hun beroep, kan, door voor deze beroepen een indeling te maken, de ‘creatieve klasse’ bepaald worden. Deze creatieve klasse is dan weer werkzaam in de creatieve industrie of creatieve bedrijvigheid. Van dit begrip zijn echter meerdere definities in omloop, die variëren in breedte van het begrip. Voor dit onderzoek zijn drie definities gekozen: een vrij nauwe, bedacht door Marlet & Poort, een iets bredere, met de sectoren onderwijs en zorg er in opgenomen, ontwikkeld door Stam en een vrij brede definitie, bedacht door ETIN. Onder deze definities vallen verschillende SBI-codes, waardoor bedrijven eenvoudig in te delen zijn.
Beleid Doordat veel gemeenten in Nederland creatieve bedrijvigheid willen aantrekken en/of vasthouden, hebben zij vaak elk hun eigen beleid hiervoor ontwikkeld. Beleid dat per gemeente verschilt, aangezien de ene gemeente de andere niet is. Hierbij moet wel gekeken worden naar wat voor beleid en handreikingen op hoger niveau aanwezig zijn. Zo is op Europees niveau beleid tegen namaak en piraterij, financieringsbeleid en stimuleringsbeleid voor creatieve bedrijvigheid. Ook de Nederlandse overheid probeert door middel van beleid onder andere creativiteit en economie nader tot elkaar te brengen, financiële condities voor creatieve bedrijven te verbeteren, randvoorwaarden rondom intellectueel eigendom te verbeteren, Nederland op de internationale culturele kaart te zetten en creatief ondernemerschap te stimuleren.
6
Op lokaal niveau hebben voornamelijk de grote steden ook al beleid richting de creatieve bedrijvigheid ontwikkeld. Ook voor Groningen liggen hiertoe voldoende kansen.
Gemeente Groningen In dit onderzoek is de huidige creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen in kaart gebracht. Dit is gedaan op basis van de drie eerdergenoemde definities en op verschillende manieren. Wordt gekeken naar de creatieve bedrijvigheid op buurtniveau, dan zijn absoluut gezien de binnenstad en de buurten rond de binnenstad, aangevuld met Corpus den Hoorn-Zuid en Ulgersmabuurt vrij creatief. Relatief gezien (ten opzichte van de spreiding van alle bedrijven in de gemeente Groningen) zijn de Stadsparkbuurt, West-Indische buurt, Oranjebuurt en Corpus den Hoorn-Zuid vrij creatief. Als wordt gekeken naar de spreiding van de creatieve bedrijvigheid over de verschillende wijksoorten, dan valt op dat vooral de vooroorlogse wijken in trek zijn bij de creatieve industrie. Verder is te zien dat creatieve bedrijven volgens de definitie van ETIN liever in niet-woonwijken zitten, in tegenstelling tot bedrijven volgens de andere definities. In het buitengebied zitten de creatieve bedrijven volgens alle drie de definities liever niet. Als de verdeling van het personeel werkzaam in de creatieve bedrijvigheid over de verschillende wijksoorten wordt bekeken, valt op dat het percentage personeel volgens de definities van ETIN en Marlet & Poort een stuk lager is dan het percentage creatieve bedrijven volgens die definities. Creatieve bedrijven hebben dus blijkbaar minder werknemers dan gemiddeld. Alleen volgens de definitie van Stam is dit meer dan gemiddeld, wat verklaard kan worden doordat onderwijs en zorg, veel aanwezig in de gemeente Groningen, onder deze definitie vallen. Creatieve bedrijvigheid kan onderverdeeld worden in drie deelsectoren, te weten kunsten, media & entertainment en creatief zakelijke dienstverlening. Als wordt gekeken hoe de creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen over deze deelsectoren is verdeeld, dan blijkt dat Groningen, volgens de definities van Stam en ETIN, een echte creatief zakelijke dienstverlening stad te zijn. Volgens de definitie van Stam vallen maarliefst 78% van alle creatieve bedrijven binnen deze sector, en maarliefst 99% van alle mensen werkzaam in de creatieve bedrijvigheid werkt in deze sector.
7
Volgens de definitie van Marlet & Poort zijn juist de meeste creatieve bedrijven in de gemeente Groningen te vinden in de deelsector kunsten. De meeste mensen werken echter ook volgens deze definitie in de creatief zakelijke dienstverlening, wat ook inhoud dat het gemiddeld aantal werknemers in deze sector gemiddeld groter is dan in de andere twee deelsectoren.
Conclusies Doordat er geen duidelijke, eenduidige definitie is van het begrip creatieve bedrijvigheid zijn onderzoekresultaten naar creatieve bedrijvigheid in een stad of gemeente van weinig waarde. Het kiezen van een bepaalde definitie kan van grote invloed zijn op de uitkomst van een onderzoek. Een gemeente kan hierdoor heel creatief uit de bus komen, doordat een geschikte definitie is gekozen. Er zal nu moeten worden gezocht naar een eenduidige definitie, maar of dat mogelijk is, is nog maar zeer de vraag.
8
1. Inleiding Aanleiding In zijn boek The rise of the creative class (2002) beweert Richard Florida dat creativiteit de belangrijkste factor is in de economische ontwikkeling van een stad of regio. Mensen die innovatief zijn en een creatief beroep uitoefenen zijn volgens Florida de motor achter de regionale economie. Hij noemt deze groep mensen de 'creatieve klasse'. Door de aanwezigheid van een grote creatieve klasse in een regio zal de regio zich sneller ontwikkelen dan andere regio's, omdat de creatieve klasse nieuwe bedrijven zou aantrekken en de werkgelegenheid zou doen groeien.
Sinds de introductie van bovenstaande theorie is het begrip creativiteit, samen met begrippen als creatieve klasse en creatieve industrie, populair geworden. Vooral bij gemeentelijke beleidsmakers zijn de begrippen erg in trek (Marlet en Van Woerkens 2004b). Meerdere grote steden in Nederland hebben onderzoek laten verrichten naar de creativiteit van hun stad. Zo hebben steden als Eindhoven, Amsterdam en Rotterdam onderzoek laten doen naar de creativiteit binnen de stad, ook is er onderzoek gedaan naar de creativiteit binnen de regio Noord-Nederland.
In deze onderzoeken worden vaak ook de ruimtelijke aspecten van creativiteit belicht. Hierdoor komen ruimtelijke aspecten als specifieke creatieve locaties, clustervorming en de ruimtelijke samenhang van creativiteit aan het licht. Florida geeft bijvoorbeeld aan dat creatieve mensen een historische binnenstad en culturele voorzieningen erg waarderen. Door creativiteit ruimtelijk weer te geven kan er gekeken worden of creativiteit inderdaad in de buurt van dat soort plekken meer voorkomt dan elders. Op basis van dit soort informatie kan een stad of regio beleid maken.
Ook de gemeente Groningen is geïnteresseerd in de creativiteit binnen de gemeentegrenzen (figuur 1). Om dit te kunnen onderzoeken is echter wel een goede definitie nodig van creativiteit. Er bestaan meerdere definities om creativiteit te kunnen meten met elk hun eigen specifieke kenmerken. Wanneer gekeken wordt naar de ruimtelijke aspecten van creativiteit is ook de definitiekeuze van belang, aangezien verschillende definities tot verschillende resultaten leiden.
9
Creativiteit is een moeilijk af te bakenen begrip, dat op verschillende manieren geïnterpreteerd en onderzocht kan worden. Zo richt Florida zich op creatieve mensen, en richten andere onderzoeken zich voornamelijk op creatieve bedrijven (vgl. ETIN 2005, Braaksma et al 2005, Rutten et al 2004). Binnen deze hoofdgroepen bestaan ook weer verschillende definities.
Dit onderzoek richt zich op deze verschillende definities en laat aan de hand van een casestudy in de gemeente Groningen zien hoe deze verschillende definities zich vertalen in de ruimtelijke aspecten van creativiteit. Het bovenstaande resulteert in de hoofdvraag van dit onderzoek:
Welke definities van het begrip creativiteit worden onderscheiden binnen ruimtelijk onderzoek en hoe vertalen de verschillen in definitie zich naar verschillen in ruimtelijke aspecten?
Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zullen de volgende deelvragen worden gesteld:
•
Wat is het verband tussen creativiteit en economische ontwikkeling?
•
Welke definities van het begrip creativiteit worden onderscheiden en waarin verschillen deze definities van elkaar?
•
Wat kan een stad doen om creatief te worden en/of te blijven?
•
Wat zijn de verschillen in ruimtelijke aspecten van creativiteit bij gebruik van verschillende definities?
Methode De eerste drie vragen zullen worden bestudeerd aan de hand van literatuurstudie, waarbij wordt gekeken naar internationale en nationale literatuur. Uit de grote hoeveelheid literatuur die bestaat rond de creativiteit van regio’s, wordt getracht een helder overzicht van de bestaande theorie te geven. Tevens zal geprobeerd worden een aantal definities te vinden van het begrip creatieve bedrijvigheid. Tot slot wordt er in de literatuur gezocht naar beleid aangaande creatieve bedrijvigheid bij de hogere overheden.
10
Om inzicht te krijgen in de ruimtelijke aspecten van creativiteit zullen de verschillende definities uit de literatuur gevisualiseerd worden met behulp van Geografische Informatie Systemen (GIS). Met behulp van de verschillende tools die GIS biedt, wordt getracht de spreiding van creatieve bedrijvigheid over de gemeente Groningen inzichtelijk te maken.
Figuur 1.1: ligging en plattegrond van de gemeente Groningen
Leeswijzer Dit rapport is opgedeeld in vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk zal in hoofdstuk twee Florida's theorie worden belicht en wordt nadrukkelijk ingegaan op het verband tussen creativiteit en economische ontwikkeling. Kritiek op de theorie zal ook aan bod komen. In hoofdstuk drie wordt het begrip creativiteit verkend, binnen de stedelijke context. Verschillende definities van het begrip creativiteit binnen ruimtelijk onderzoek zullen worden vergeleken en er zal een drietal definities worden geselecteerd voor het verdere onderzoek naar de case Groningen.
11
Hoofdstuk vier gaat in op de vraag wat een stad kan doen om creativiteit te waarborgen. Hier komt bestaand beleid gericht op creativiteit aan de orde wat gevoerd wordt door de hogere overheden. Hoofdstuk vijf geeft een overzicht van de casestudy in de gemeente Groningen. Verschillende definities van creativiteit zullen worden gebruikt om een zo veelzijdig mogelijk beeld te krijgen van de omvang en spreiding van creativiteit. Ook zullen ruimtelijke patronen van creativiteit aan bod komen, met eventuele concentraties van creativiteit als specifiek aandachtspunt.
12
2. Creatieve bedrijvigheid: de theorie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt in de eerste paragraaf de theorie van Richard Florida, de Amerikaanse socioloog/urbane wetenschapper die het begrip creatieve klasse op de kaart heeft gezet, uiteengezet. Ook zal enige kritiek op zijn beweringen naar voren worden gehaald. Verder zal in de tweede paragraaf worden gekeken naar hoe economische groei is te meten waarna in paragraaf drie wordt gekeken of Florida’s theorie klopt, waarbij ook op Nederland wordt ingezoomd. In de laatste paragraaf worden enkele voorbeelden gegeven van gemeenten in Nederland die de creatieve bedrijvigheid in hun beleid hebben opgenomen.
2.2 Richard Florida Richard Florida heeft de creatieve klasse hot gemaakt. In zijn boek The rise of the creative class (2002) beweert hij dat de zogenaamde creative class de motor is achter de hedendaagse economie. Dit zijn mensen die niet per se een hoge opleiding hebben genoten, maar creatief zijn en innovatieve ideeën hebben. Florida kenmerkt mensen in de creatieve bedrijvigheid (de zogenaamde creatieve klasse) als hard werkende mensen die veel waarde hechten aan cultuuraanbod. Ze hebben vaak een specifieke smaak en onderscheiden zich hierdoor van andere mensen.
Zo
hechten
zij
veel
waarde
aan
specifiek
stedelijke
functies
en
voorzieningen, zoals theaters, festivals, musea en winkels en restaurants met een bepaalde uitstraling. Door hun gedrag maken deze mensen duidelijk tot een bepaalde groep te behoren (Universiteit Utrecht 2005). Volgens Florida moet een stad die veel mensen uit de creatieve klasse wil aantrekken en daardoor automatisch een sterkere economische positie zal verkrijgen, voldoen aan de drie T’s: Talent, Technologie en Tolerantie. Met Talent wordt bedoeld hoger opgeleiden. Concentratie van technologie en innovatie is een indicator voor Technologie. Onder Tolerantie wordt verstaan een openheid voor nieuwkomers, leefstijlen en rassen (Universiteit Utrecht 2005). Volgens Florida is ook niet het business climate, maar juist het people’s climate van een stad van invloed op de economische ontwikkeling. Het gaat er dus niet om welke bedrijven er al in een stad aanwezig zijn of zich in een stad willen vestigen, maar welke mensen er in een stad wonen of willen wonen. De bedrijven volgen deze mensen vanzelf, aldus Florida.
13
Volgens Florida is een grote aanwezigheid van de creatieve klasse goed voor de economische ontwikkeling van een stad/gemeente. Zo zouden bedrijven zich vestigen in en bij steden waar de creatieve klasse graag wil wonen en ontstaan sneller nieuwe bedrijven in ‘creatieve steden’. Hierdoor zou de aanwezigheid van een grote creatieve klasse leiden tot een meer dan gemiddelde werkgelegenheidsgroei. Ook zou de creatieve klasse bovengemiddeld veel geld uitgeven in de stedelijke economie, de horeca en theaters (Marlet & Woerkens 2004).
Kritiek Florida zegt empirisch bewijs te hebben voor deze beweringen, al geldt dit voornamelijk in de Verenigde Staten. Er is ook veel kritiek op Florida. Het empirische bewijs zou namelijk flinterdun zijn. Statistisch is het verband tussen creatieve klasse in een stad en werkgelegenheidsgroei heel klein. Verder is bijvoorbeeld de causaliteit tussen een grote creatieve klasse en een groot aantal ICT bedrijven, ver te zoeken (Marlet & Woerkens 2004). Daarnaast zegt bijvoorbeeld Edward Glaeser (Glaeser 2004), dat steden met een funky en sociaal klimaat niet per se creatievellingen aantrekken en dat steden zich beter kunnen richten op het behoud en het aantrekken van hoger opgeleiden, deze mensen zorgen namelijk voor economische ontwikkeling. Dit onderzoek heeft betrekking op Nederland. Als de beweringen van Florida op Nederland worden geprojecteerd, moeten er kanttekeningen worden geplaatst, aangezien Nederland behoorlijk verschilt van de Verenigde Staten. Het grootste verschil is dat men in de VS vaak woont in de plaats waar men werkt, terwijl dit in Nederland lang niet altijd het geval hoeft te zijn. In de rest van dit hoofdstuk wordt gekeken of de beweringen van Florida ook gelden voor Nederlandse steden/gemeenten.
2.3
Economische ontwikkeling: hoe te meten?
Florida meet de economische groei vooral aan de hand van de groei van de werkgelegenheid. In een onderzoek van de Universiteit van Utrecht wordt ook naar de groei van de werkgelegenheid gekeken. Hierbij wordt wel onderscheid gemaakt tussen hightech werkgelegenheid en algehele werkgelegenheid (Marlet & Woerkens 2004). Men heeft bij dit onderzoek ook gekeken naar het aantal nieuwe bedrijven dat is ontstaan. Ook heeft men op Europees niveau het verband tussen het percentage creatievellingen van de bevolking en de economische ontwikkeling en de
14
welvaart van de landen onderzocht. De Atlas voor Gemeenten heeft, net als Florida en de Universiteit van Utrecht, de groei van de werkgelegenheid onderzocht. Men blijkt dus vaak de groei van de werkgelegenheid als aanduiding van economische groei als eventueel gevolg van een grotere creatieve klasse te nemen. Dit lijkt dus de meest voor de hand liggende manier om economische ontwikkeling te meten. Echter is het verstandig om ook naar meerdere factoren, zoals het ontstaan van nieuwe bedrijven, te kijken om de betrouwbaarheid van het verband te vergroten.
2.4
Daadwerkelijk economische ontwikkeling door creatieve
sector? Uit verschillende onderzoeken blijkt er een positief significant verband te bestaan tussen het aandeel van de creatieve klasse van een stad en de groei van de werkgelegenheid. Dit blijkt onder andere uit een onderzoek van Economische Statistische Berichten (Marlet & Woerkens 2004). Het eerdergenoemde onderzoek van de Universiteit van Utrecht heeft het verband tussen de aanwezigheid van de creatieve klasse per land en het welvaartsniveau onderzocht. Ook hieruit bleek een positief verband (Aalst ea 2005). Bij dit onderzoek is eveneens de invloed van de economische
sector
op
werkgelegenheidsgroei
in
de
hightech
sector,
de
werkgelegenheid in het algemeen en de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid onderzocht. Hieruit bleek na statistische toetsen dat de aanwezigheid van een grotere creatieve sector inderdaad invloed heeft op de werkgelegenheidsgroei en op de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid. De creatieve klasse bleek echter geen relatie te hebben met de ontwikkeling van hightech werkgelegenheid, wat enigszins vreemd is, aangezien hier juist de mensen uit de creatieve klasse in werkzaam zouden zijn. Dit kon volgens de UU verklaard worden door dat mensen vaak in minder ‘hightech steden’ wonen, maar wel in ‘hightech steden’ werken. Hier blijkt weer het eerdergenoemde verschil tussen Nederland en de VS. Wat in ieder geval geconcludeerd kan worden is dat Florida’s beweringen in de hierboven genoemde onderzoeken kloppen en dat een grotere creatieve klasse in deze onderzoeken inderdaad zorgt voor een grotere economische ontwikkeling. De bewijzen zijn echter niet heel sterk, dus de theorie van Florida zou voorzichtig aangenomen kunnen worden, waarbij wel in het achterhoofd gehouden moet worden dat het verband tussen creatieve bedrijvigheid en economische groei wel aanwezig is, maar niet heel sterk is (zie ook paragraaf 2.2).
15
2.5
Enkele voorbeelden in Nederland
Uit de Atlas voor Gemeenten (Marlet & Woerkens 2004) blijkt dat Utrecht en Amsterdam,
steden
met
een
grote
creatieve
klasse,
al
jaren
een
sterke
werkgelegenheidsgroei vertonen. De gemeente Amsterdam heeft in 2004 een onderzoek laten doen door TNO, waaruit blijkt dat Amsterdam het Nederlandse centrum van de creatieve industrie is (Rutten e.a. 2005). Ook toont het onderzoek dat de creatieve industrie een belangrijke bijdrage levert aan de Amsterdamse economie in termen van werkgelegenheid, toegevoegde waarde en economische groei. Amsterdam wil daarom meer investeren in de creatieve klasse, om zo de economie vlot te trekken (Marlet & Woerkens 2004). Ook Nijmegen zegt klaar te zijn voor de creatieve economie (Gelderlander 2004). Steden met een gemiddelde creatieve klasse, zoals Den Haag en Rotterdam, kennen ook een gemiddelde groei van werkgelegenheid. Den Haag heeft daarom in zijn Structuurvisie 2020 (Gem. Den Haag 2005) ingezet op het vergroten van de creatieve klasse, met in het achterhoofd een grotere economische groei. Deze structuurvisie is gericht op een evenwichtige en samenhangende aanpak van economie, verkeer, wonen en de fysieke en sociale leefomgeving, toegespitst op de creatieve klasse. Ook de gemeente Groningen heeft het begrip creatieve klasse inmiddels ontdekt. In haar beleidsbrief “Creatieve stad: Groningen = innovatief, Beleidsbrief versterking creatieve stad Groningen” (Etin adviseurs 2007) geeft de gemeente haar doelen en de lijnen van een nieuw programma voor de creatieve stad aan. Een van de ambities hierin is tot de vijf meest creatieve steden van Nederland te (blijven) behoren.
2.6
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de creatieve sector van invloed is op de economische ontwikkeling van steden/gemeenten. Dit kon al voorzichtig geconcludeerd worden aan de hand van een aantal onderzoeken (paragraaf 2.4), maar ook voor een aantal Nederlandse steden (Utrecht en Amsterdam bijvoorbeeld) geldt een verband tussen een grote creatieve klasse en een sterke werkgelegenheidsgroei (paragraaf 2.5). De
economische
ontwikkeling
was
met
name
merkbaar
aan
een
algehele
werkgelegenheidsgroei en de aanwas van nieuwe bedrijvigheid. De theorie van Florida lijkt dus te kloppen, al moest wel in het achterhoofd gehouden worden dat de theorie gebaseerd is op de VS en dat in de VS een hele andere situatie is dan in Nederland.
16
De theorie lijkt dus echter ook voor Nederland op te gaan, iets wat Nederlandse gemeenten niet ontgaat. Gemeenten als Amsterdam en Utrecht, waar de creatieve klasse in relatief grote mate aanwezig is, willen deze aanwezigheid versterken en vergroten om zo de lokale economie vlot te trekken en ook Den Haag, met een relatief lagere creatieve klasse, gaat inzetten op deze creatieve klasse, om zo mee te komen met de andere grote steden.
17
3. Het begrip creativiteit 3.1
Inleiding
In dit onderzoek staat het begrip 'creativiteit' centraal. Creativiteit is een breed begrip, dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. In dit hoofdstuk wordt eerst het begrip creativiteit in brede zin verkend, hierna wordt gefocust op creativiteit binnen ruimtelijk onderzoek. Om inzicht te krijgen in het begrip creativiteit binnen ruimtelijk onderzoek zullen verschillende definities van creativiteit worden verkend, waarna ze onderling zullen worden vergeleken. Aan het eind van dit hoofdstuk zullen drie definities van creativiteit binnen ruimtelijk onderzoek worden geselecteerd. Deze zullen worden gebruikt om te onderzoeken hoe de verschillen tussen die definities zich vertalen in verschillen in ruimtelijke aspecten van creativiteit.
3.2 In
Creativiteit Van
Dale's
woordenboek
(2005)
wordt
creativiteit
omschreven
als
scheppingsvermogen. Deze omschrijving wordt al snel geassocieerd met het fysiek maken van iets en doet menig mens denken aan de handvaardigheidles van vroeger. Breder gezien kan scheppingsvermogen geïnterpreteerd worden als het scheppen van iets, hetzij een tekening of een maquette, maar bijvoorbeeld ook een dans of zelfs een idee. Florida (2002) geeft aan dat ieder mens creatief is en hij verwijst naar Romer die stelt dat creativiteit de onderscheidende factor is in het verschil tussen mens en dier. Deze veronderstelling is gebaseerd op de constatering dat mensen in staat zijn om ideeën en verbeteringen te bedenken, terwijl een vogel altijd hetzelfde soort nest zal blijven bouwen zonder ooit een andere of betere manier te bedenken. Het gaat hier om een algeheel vermogen tot vernieuwing, op welk vlak dan ook.
3.3
Creativiteit in ruimtelijk onderzoek
Het mag duidelijk zijn dat creativiteit een breed begrip is, maar daardoor is het ook moeilijk af te bakenen. In ruimtelijk onderzoek zal het begrip concreet gemaakt moeten worden, om te kunnen zien wat de specifieke ruimtelijke aspecten van creativiteit zijn.
18
Uit het bovenstaande blijkt dat creativiteit onlosmakelijk is verbonden met mensen. Florida (2002) stelt dan ook dat ieder mens creatief is. Dit betekent echter niet dat iedereen in een positie verkeert waarin deze creativiteit benut wordt. Als iemand met een talent voor schilderen nooit met een doek in aanraking komt, zal het talent en daarmee de creativiteit verloren gaan.
Florida stelt dat mensen creatief zijn in bepaalde beroepen, zoals kunstenaars, architecten of wetenschappers. Hun creativiteit komt tot uiting in hun beroep, en door een indeling te maken van mensen op basis van hun beroep komt Florida uiteindelijk tot zijn 'creatieve klasse'. Een andere manier om creativiteit weer te geven binnen ruimtelijk onderzoek is het maken van een indeling van creatieve bedrijven. Dit is een onderzoeksmethode die veel wordt gebruikt binnen ruimtelijk onderzoek, met name binnen Nederland (vgl. Braaksma et al 2005, De Kort et al 2008, Rutten et al 2004). Meerdere Nederlandse steden hebben op deze manier onderzoek laten doen naar de creativiteit van hun stad. Om deze reden wordt in dit onderzoek ook gefocust op creatieve bedrijven. Deze methode brengt één grote vraag met zich mee: wanneer is een bedrijf creatief?
3.4
Definities van creatieve bedrijvigheid
Het meest gebruikte begrip in de internationale literatuur over creatieve bedrijven is het Engelse 'creative industries', in Nederland vertaald als creatieve industrie. De term is geïntroduceerd in 1998 door het Britse ministerie van cultuur, media en sport (Cunningham 2004). Het ministerie heeft hiervoor een 'Creative Industries Task Force'
opgezet dat in hun Creative Industries Task Force Mapping Document een
eerste definitie geeft van de creatieve industrie. Creative industries worden hier gedefinieerd als: 'activities which have their origin in individual creativity, skill and talent and which have the potential for wealth and job creation through generation and exploitation of intellectual property' (Cunningham 2004). Op basis van deze definitie heeft het Creative Industries Task Force een indeling van de creatieve industrie
gemaakt
op
basis
van
bedrijfstakken.
Stam
(2005)
heeft
deze
bedrijfstakken vertaald naar de Nederlandse situatie, wat resulteert in tabel 3.1:
19
-
Reclame
-
Interactieve vermaak-software
-
Architectuur
-
Muziek
-
Kunst- en antiekmarkten
-
Televisie en radio
-
Ambachten
-
Uitvoerende kunsten
-
Ontwerp/vormgeving
-
Uitgeverijen
-
Ontwerp van mode
-
Software
-
Film
Tabel 3.1 Creatieve industrie in het Verenigd Koninkrijk (DCMS 1998 in: Stam 2005)
Sinds de introductie van deze indeling zijn er meerdere verschillende definities verschenen. Dit is niet alleen internationaal het geval (Cunningham 2002, 2007), maar ook binnen Nederland. In dit onderzoek wordt er gefocust op de verschillen in de definities van creatieve industrie/bedrijvigheid binnen Nederland. Dit wordt gedaan omdat de definities operationeel moeten worden gemaakt. Dit houdt in dat de bedrijfstakken die binnen een bepaalde definitie vallen worden vertaald naar de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op deze manier is het mogelijk een lijst van SBI-codes te maken die volgens een bepaalde definitie
de
creatieve
industrie
weergeeft. Aangezien
het
SBI-systeem
geen
internationaal systeem is zal het vergelijken van internationale definities aangaande creatieve industrie op dit schaalniveau een vertekend beeld geven.
In Nederland zijn verschillende definities van de creatieve industrie in gebruik, maar ze hebben grofweg één overeenkomst. De creatieve industrie is namelijk in te delen in drie hoofdcomponenten (Bos 2006): •
Kunsten
•
Media en entertainment
•
Creatieve zakelijke dienstverlening
De verschillen in de definities liggen in de opvatting van de componenten hierboven. Smallere definities zullen bijvoorbeeld enkel het ontwerpen van kleding als creatief zien, terwijl bredere definities de distributie en zelfs de verkoop van kleding als creatief bestempelen. De constatering dat creativiteit moeilijk is af te bakenen komt in de definities duidelijk naar voren.
20
Voor dit onderzoek is er een keuze gemaakt uit drie definities die zullen worden gepresenteerd van de meest brede naar de meest smalle definitie.
Definitie 1: ETIN 2005 De ruimste definitie die wordt meegenomen in dit onderzoek is die van het onderzoeksbureau ETIN die is gebruikt bij hun onderzoek naar de creativiteit van de regio Noord-Nederland (ETIN 2005). ETIN heeft voor meerdere steden en regio’s onderzoek gedaan naar de creatieve industrie en hanteert daarbij een eigen definitie. Wat opvalt, wanneer het rapport uit 2005 over de regio Noord-Nederland wordt vergeleken met het rapport uit 2008 over de gemeente Groningen, is dat de definitie lijkt te zijn gekrompen. In onderstaande tabel is te zien dat ETIN de nieuwe definitie vooral smaller heeft gemaakt, zo wordt bijvoorbeeld het maken van reclame nog wel als creatief gezien, maar het drukken van reclame niet. Dat is echter niet het meest opvallende verschil. Het compleet wegvallen van de sectoren ambachten en software maakt het verschil tussen deze twee definities zeer duidelijk. Wat de achterliggende redenen zijn van ETIN om de eigen definitie zo drastisch te wijzigen is voor de onderzoekers onbekend, maar het geeft duidelijk aan dat creativiteit zich moeilijk laat definiëren.
Dit onderzoek richt zich op verschillen in definities en de brede definitie van ETIN uit 2005 zal worden gebruikt in het vervolg van dit onderzoek. De definitie uit 2008 zal achterwege worden gelaten omdat deze definitie erg krap is en daardoor voor dit onderzoek minder interessant.
Omschrijving
SBI-code (1993)
Ambachten
172 Weven van textiel 174 Vervaardiging van textielwaren (geen kleding) 1751 Vervaardiging van vloerkleden en tapijt 176 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte artikelen 18 Vervaardiging van kleding: bereiden en verven van bont 192 Vervaardiging van lederwaren 193 Vervaardiging van schoeisel 2613 Vervaardiging van holglas 2621 Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk 335 Vervaardiging van uurwerken 3621 Slaan van munten
ETIN 2005
ETIN 2008
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
21
Beeldende kunst en antiek
Entertainment en muziek
Fotografie, film, video
3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatie-) 363 Vervaardiging van muziekinstrumenten 3611 Vervaardiging van zitmeubels 3612.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3613 Vervaardiging van keukenmeubels 3614 Vervaardiging van overige meubels 3650 Vervaardiging van spellen en speelgoed 2666 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips (geen producten voor de bouw) 2670 Natuursteenbewerking 5245.7 Winkels in muziekinstrumenten 5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 5248.3 Winkels in juweliersartikelen en uurwerken 5147.6 Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken 9231.3 Beoefening van scheppende kunst 9251.2 Kunstuitleencentra 9252.1 Kunstgalerieën en expositieruimten 7484.4 Veiling kunst en antiek 9252.2 Musea 9133.4 Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering 5248.4 Winkels in schilderijen, lijsten, prenten, kunstvoorwerpen en religieuze artikelen 7487.2 Organiseren van beurzen, tentoonstellingen, braderieën e.d. 5250.1 Winkels in antiek 5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 9133.5 Overkoepelende organen en samenwerkings- en adviesorganen (niet op het gebied van gezondheids- en welzijnszorg, sport en recreatie) 5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2465 Vervaardiging van informatiedragers 5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 2214 Uitgeverijen van geluidsopnamen 2231 Reproductie van geluidsopnamen 5245.3 Winkels in geluidsdragers 6330.3 Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en dienstverlening voor het personenvervoer n.e.g. 9233.2 Recreatiecentra 7481.1 Fotografie 9211.2 Ondersteunende activiteiten voor de productie van (video)films 9232.3 Dienstverlening voor kunstbeoefening en organisatie van culturele evenementen 3340 Vervaardiging van optische instrumenten, foto- en filmapparaten
● ● ● ● ● ●
●
● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ●
●
●
● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ●
●
● ●
● ●
●
●
●
22
Gezondheidszorg Media, tv en radio
Onderwijs Podiumkunsten
Reclame
Schrijven en uitgeven
Software
Vormgeving
9211.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) 9212 Distributie van (video)films 7140.1 Videotheken 9213 Vertoning van films 7487.6 Overige zakelijke dienstverlening n.e.g. 851 Gezondheidszorg 9220.3 Ondersteunende activiteiten voor radio en televisie 9220.1 Omroeporganisaties 9220.2 Productie van radio- en televisieprogramma’s 6420 Telecommunicatie 80 Onderwijs 9231.1 Beoefening van podiumkunst 9231.2 Producenten van podiumkunst 9232.1 Theaters, schouwburgen en concertgebouwen 9234.3 Overig amusement n.e.g. 9232.2 Evenementenhallen 9234.1 Dansscholen 9234.2 Kunstzinnige vorming van amateurs (geen dansscholen) 9133.3 Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg) 7440.1 Reclame-, reclame-ontwerp- en adviesbureaus 7440.2 Overige reclame diensten 2222.3 Drukkerijen van reclame 9240 Pers- en nieuwsbureaus; journalisten 2222.1 Drukkerijen van boeken e.d. 2222.2 Drukkerijen van tijdschriften 2221 Drukkerijen van dagbladen 2223 Grafische afwerking 2224 Prepress-activiteiten 2225 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2211 Uitgeverijen van boeken e.d. 2212 Uitgeverijen van dagbladen 2213 Uitgeverijen van tijdschriften 5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 5247.1 Winkels in boeken, tijdschriften en kranten 9251.1 Openbare bibliotheken 9251.3 Overige culturele uitleencentra en openbare archieven 7485 Secretariaats- en vertaalwerk 722 Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software; software consultancy 7210 Hardware consultancy 7260 Netwerkbeheer, computerbeveiliging, automatiseringsdiensten n.e.g. 7420.1 Architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus voor burgerlijke en utiliteitsbouw 7420.2 Technisch ontwerp en advies voor stedenbouw-, verkeers-, tuin- en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie 7420.3 Technisch ontwerp en advies voor
● ● ● ● ●
●
●
●
●
● ●
● ●
● ● ● ●
● ● ●
● ● ● ●
● ● ●
● ●
●
● ● ●
● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ●
●
● ● ● ●
●
●
●
●
23
grond-, water- en wegenbouw 7420.4 Technisch ontwerp en advies voor elektro-, installatietechniek en telematica 7420.5 Technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw 7420.6 Technisch ontwerp en advies voor de procestechniek 7420.7 Technisch ontwerp en advies niet gespecialiseerd 7420.8 Overig technisch ontwerp en ● advies 7487.5 Interieur-, mode-ontwerpers e.d. ● ● 9252.3 Monumentenzorg ● Tabel 3.2: matrix van SBI-codes voor de twee definities van creatieve bedrijvigheid van ETIN uit 2005 en ETIN uit 2008.
Definitie 2: Stam 2005 Stam (2005) heeft in zijn onderzoek naar componenten en causaliteit van creatieve bedrijvigheid verschillende definities bestudeerd en heeft vervolgens een eigen definitie bepaald. Hij probeert met deze definitie een zo goed mogelijke afspiegeling te geven van Florida’s ‘super creative core’. De reden dat deze definitie gebruikt wordt in dit onderzoek is dat Stam de bedrijfstak onderwijs meeneemt, aangezien Florida deze tot de creatieve kern rekent. In andere definities wordt onderwijs vaak niet meegenomen, wat Stam’s definitie interessant maakt (vgl. ETIN 2005, Manshanden et al 2005, Rutten et al 2004). Een andere opmerkelijkheid is dat Stam ‘overige ondersteunende activiteiten’ van creatieve bedrijvigheid (zoals theaters, kunstgaleries en uitgeverijen) nadrukkelijk niet meeneemt in zijn definitie. Dit doet hij omdat: “Zij zeker van belang zijn voor het ondersteunen of reproduceren van creativiteit, maar niet zelf gekarakteriseerd worden door overwegend creatieve activiteiten” (Stam 2005).
Definitie 3: Marlet en Poort 2005 In het rapport “Cultuur en creativiteit naar waarde geschat” van Poort en Marlet (2005) in opdracht van stichting Atlas voor Gemeenten en SEO economisch onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen een ‘enge’ en een ‘ruime’ definitie van creatieve bedrijvigheid. Marlet en Poort geven aan dat voor ieder van de drie branches kunsten, media en entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening een bedrijfskolom gemaakt kan worden met drie stadia: van initiële creatie, naar productie, naar distributie en retail. Van deze drie stadia wordt de initiële creatie als het meest creatief gezien. Dit komt doordat de bedrijven in de initiële creatie unieke
24
producten leveren, terwijl de bedrijven in de rest van de bedrijfskolom veelal inwisselbaar zijn.
Voor dit onderzoek is de enge definitie van Marlet en Poort interessant omdat deze definitie de kern van creatieve bedrijvigheid weergeeft. Een ander interessant punt is het ontbreken van de sector software in deze definitie. Hoe belangrijk deze sector is in dit digitale tijdperk zal onderzocht worden in hoofdstuk 5.
De drie besproken definities zijn te vergelijken op basis van SBI-codes, om duidelijk te maken wat de verschillen tussen de definities zijn. Onderstaand schema geeft de verschillen aan en geeft een compleet overzicht van 'creatieve SBI-codes'.
Omschrijving
SBI-code (1993)
Ambachten
172 Weven van textiel 174 Vervaardiging van textielwaren (geen kleding) 1751 Vervaardiging van vloerkleden en tapijt 176 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte artikelen 18 Vervaardiging van kleding: bereiden en verven van bont 192 Vervaardiging van lederwaren 193 Vervaardiging van schoeisel 2613 Vervaardiging van holglas 2621 Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk 335 Vervaardiging van uurwerken 3621 Slaan van munten 3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatie-) 363 Vervaardiging van muziekinstrumenten 3611 Vervaardiging van zitmeubels 3612.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3613 Vervaardiging van keukenmeubels 3614 Vervaardiging van overige meubels 3650 Vervaardiging van spellen en speelgoed 2666 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips (geen producten voor de bouw) 2670 Natuursteenbewerking 5245.7 Winkels in muziekinstrumenten 5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 5248.3 Winkels in juweliersartikelen en uurwerken 5147.6 Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken
ETIN 2005
Stam 2005
Marlet en Poort 2005
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
●
● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ●
25
Beeldende kunst en antiek
Entertainment en muziek
Fotografie, film, video
Gezondheidszorg Media, tv en radio
Onderwijs Podiumkunsten
9231.3 Beoefening van scheppende kunst 9251.2 Kunstuitleencentra 9252.1 Kunstgalerieën en expositieruimten 7484.4 Veiling kunst en antiek 9252.2 Musea 9133.4 Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering 5248.4 Winkels in schilderijen, lijsten, prenten, kunstvoorwerpen en religieuze artikelen 7487.2 Organiseren van beurzen, tentoonstellingen, braderieën e.d. 5250.1 Winkels in antiek 5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 9133.5 Overkoepelende organen en samenwerkings- en adviesorganen (niet op het gebied van gezondheids- en welzijnszorg, sport en recreatie) 5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2465 Vervaardiging van informatiedragers 5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 2214 Uitgeverijen van geluidsopnamen 2231 Reproductie van geluidsopnamen 5245.3 Winkels in geluidsdragers 6330.3 Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en dienstverlening voor het personenvervoer n.e.g. 9233.2 Recreatiecentra 7481.1 Fotografie 9211.2 Ondersteunende activiteiten voor de productie van (video)films 9232.3 Dienstverlening voor kunstbeoefening en organisatie van culturele evenementen 3340 Vervaardiging van optische instrumenten, foto- en filmapparaten 9211.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) 9212 Distributie van (video)films 7140.1 Videotheken 9213 Vertoning van films 7487.6 Overige zakelijke dienstverlening n.e.g. 851 Gezondheidszorg 9220.3 Ondersteunende activiteiten voor radio en televisie 9220.1 Omroeporganisaties 9220.2 Productie van radio- en televisieprogramma’s 6420 Telecommunicatie 80 Onderwijs 9231.1 Beoefening van podiumkunst 9231.2 Producenten van podiumkunst 9232.1 Theaters, schouwburgen en concertgebouwen 9234.3 Overig amusement n.e.g. 9232.2 Evenementenhallen
● ● ●
●
● ●
● ● ●
●
●
●
●
● ● ●
● ● ● ● ● ● ●
● ●
●
●
● ● ● ●
● ●
●
●
● ● ● ● ● ● ● ●
●
●
● ● ●
●
●
●
● ● ● ● ● ●
26
9234.1 Dansscholen 9234.2 Kunstzinnige vorming van amateurs (geen dansscholen) 9133.3 Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg) Reclame 7440.1 Reclame-, reclame-ontwerp- en adviesbureaus 7440.2 Overige reclame diensten 2222.3 Drukkerijen van reclame Schrijven en 9240 Pers- en nieuwsbureaus; uitgeven journalisten 2222.1 Drukkerijen van boeken e.d. 2222.2 Drukkerijen van tijdschriften 2221 Drukkerijen van dagbladen 2223 Grafische afwerking 2224 Prepress-activiteiten 2225 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2211 Uitgeverijen van boeken e.d. 2212 Uitgeverijen van dagbladen 2213 Uitgeverijen van tijdschriften 5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 5247.1 Winkels in boeken, tijdschriften en kranten 9251.1 Openbare bibliotheken 9251.3 Overige culturele uitleencentra en openbare archieven 7485 Secretariaats- en vertaalwerk Software 722 Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software; software consultancy 7210 Hardware consultancy 7260 Netwerkbeheer, computerbeveiliging, automatiseringsdiensten n.e.g. Vormgeving 7420.1 Architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus voor burgerlijke en utiliteitsbouw 7420.2 Technisch ontwerp en advies voor stedenbouw-, verkeers-, tuin- en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie 7420.3 Technisch ontwerp en advies voor grond-, water- en wegenbouw 7420.4 Technisch ontwerp en advies voor elektro-, installatietechniek en telematica 7420.5 Technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw 7420.6 Technisch ontwerp en advies voor de procestechniek 7420.7 Technisch ontwerp en advies niet gespecialiseerd 7420.8 Overig technisch ontwerp en advies 7487.5 Interieur-, mode-ontwerpers e.d. 9252.3 Monumentenzorg Tabel 3.3: matrix van SBI-codes voor de drie definities van creatieve
● ● ● ●
●
● ● ●
●
●
●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
●
● ●
●
●
●
●
●
●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● bedrijvigheid van ETIN, Stam en
Marlet en Poort.
27
3.4 Conclusies Creativiteit laat zich niet gemakkelijk definiëren. Creativiteit blijkt een menselijke eigenschap te zijn, die vooral te maken heeft met het vermogen om nieuwe dingen te scheppen. Binnen ruimtelijk onderzoek kan creativiteit op verschillende manieren worden benaderd. De meest voorkomende methoden zijn het richten op creatieve mensen of op creatieve bedrijven. Wanneer onderzoeken naar creatieve bedrijven worden bekeken, blijkt er geen eenduidige definitie van creatieve bedrijvigheid te bestaan. Verschillende onderzoekers gebruiken verschillende definities en het blijkt dat de definities van de onderzoekers zelf ook aan verandering onderhevig zijn. Na een vergelijk van drie geselecteerde definities van creatieve bedrijvigheid blijken de definities zowel van elkaar te verschillen als elkaar (gedeeltelijk) te overlappen. Of deze verschillen in definitie zich ook zullen vertalen naar verschillen in ruimtelijke aspecten van creatieve bedrijvigheid zal worden onderzocht in hoofdstuk 5.
28
4. Beleid aangaande de creatieve sector 4.1 Inleiding Veel stedelijke gemeenten in Nederland willen graag creatieve bedrijvigheid aantrekken en vasthouden. Elke gemeente maakt hiervoor haar eigen specifieke beleid, want de ene gemeente is de andere niet. Zo is in Amsterdam de media en entertainment goed vertegenwoordigd (Rutten et al 2004), terwijl Rotterdam veel creatief zakelijke dienstverlening heeft (Manshanden et al 2005). Het beleid aangaande de creatieve bedrijvigheid van een gemeente kan dus niet zonder meer gekopieerd worden door een andere gemeente. Elke gemeente moet haar eigen beleid opstellen. Daarbij is het belangrijk te weten welk beleid er reeds bestaat op hogere niveaus, om tegenstrijdigheden in het beleid te voorkomen en het beleid op deze verschillende niveaus onderling goed af te stemmen. Hierna wordt kort ingegaan op welk beleid er binnen de EU bestaat, welk beleid de Nederlandse overheid heeft opgesteld en ten slotte wordt er ingegaan op de creatieve bedrijvigheid van een aantal grote gemeenten.
4.2 Beleid binnen de Europese Unie Er bestaat geen eenduidige definitie van het begrip creatieve bedrijvigheid (vgl. hoofdstuk 3). In Nederland niet, in de wereld niet en ook in Europa niet. Daarom is het moeilijk om eenduidig beleid te vormen over dit onderwerp. In Europa bestaat er (nog) geen specifiek beleid aangaande de creatieve sector, wat zou kunnen komen door de definitiekwestie. Wel is er beleid voor vele andere sectoren, dat indirect ook de creatieve sector beïnvloedt. In het artikel “Creative industries in Europa” van Kramer en Reynders (2005) wordt ingegaan op het beleid in Europa wat invloed heeft op de creatieve sector. In dit artikel worden een drietal randvoorwaarden neergezet die volgens de schrijvers belangrijk zijn voor een goede ontwikkeling van de creatieve industrie:
1. Bescherming Intellectueel Eigendom De EU beschouwt namaak en piraterij als een groot probleem. Deze praktijken kosten jaarlijks erg veel geld en banen. Het Creative Media and Business Administration (CMBA), dat het intellectueel eigendom als een hoeksteen van de creatieve
industrie
ziet,
beschouwt
de
verschillende
straffen
hierop
in
de
verschillende lidstaten als een groot probleem. De EU heeft daarom richtlijnen
29
opgezet die moeten leiden tot eenduidige regelgeving en de verschillende sancties in de lidstaten moet stroomlijnen.
2. Toegang tot financiering Vaak ontbreekt het bedrijven uit de creatieve sector aan een goede financiering bij het opzetten van een bedrijf. Dit komt doordat banken en andere financiële instellingen investeringen in bedrijven uit deze sector vaak een te hoog risico vinden. Een oplossing voor dit probleem zou het ontwikkelen van een kredietsysteem zijn, bijvoorbeeld door de Europese Investeringsbank.
3. Stimuleren van Research and Development Research and Development (R&D) is een belangrijke tak binnen de creatieve sector. Het stimuleren hiervan is een belangrijke randvoorwaarde voor een gezonde ontwikkeling van de creatieve industrie.
4.3 Beleid op nationaal niveau: Nederland De rijksoverheid erkent het belang van de creatieve sector in de Nederlandse economie. In 2005 heeft ze daarom een programma opgesteld voor het stimuleren van de creatieve industrie: “Programma voor de creatieve industrie”. Dit programma staat beschreven in de beleidsbrief “Ons creatieve vermogen” (ministeries EZ en OCW 2005). Hieronder volgen de vijf hoofdlijnen uit dit programma: 1. Verbindingen leggen en netwerken creëren tussen creatieve bedrijfstakken, andere delen van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen. 2. Financiële condities voor creatieve bedrijven verbeteren 3. De randvoorwaarden rondom intellectueel eigendom verbeteren 4. Internationalisering intensiveren 5. Cultureel management verder professionaliseren
Hieronder worden deze hoofdlijnen beknopt uitgelegd. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het “programma voor de creatieve industrie” zoals beschreven in de beleidsbrief “Ons creatieve vermogen” (ministeries EZ en OCW 2005).
30
Verbindingen leggen/netwerken creëren Om cultuur en economie nader tot elkaar te laten komen en te verbinden heeft de overheid het programma “Creative Challenge Call” in het leven geroepen. Dit programma dient het Nederlandse bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de creatieve bedrijfstakken dichter tot elkaar te brengen. In 2005 werd hiervoor een budget
van
8
miljoen
euro
beschikbaar
gesteld.
Met
dit
geld
worden
netwerkprojecten gefinancierd die bedacht zijn door de creatieve ondernemers of door de overige instellingen/bedrijven en als doel hebben een impuls te geven aan het vernieuwingsvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven.
Financiële condities voor creatieve bedrijven verbeteren Om
creatieve
starters
financieringsmogelijkheden
meer voor
ruimte deze
te groep
geven
wil
verbeteren.
het
kabinet
Daarom
is
de het
TechnoPartner-programma aangepast. Dit programma geeft starters met een technische uitvinding de kans om een eigen onderneming te beginnen. Nu kunnen ook creatieve starters gebruik maken van deze regeling.
Randvoorwaarden rondom intellectueel eigendom verbeteren Binnen het bestaande auteursrecht is een nieuw licentiesysteem opgericht: Creative Commons. Dit systeem gaat niet meer uit van het bestaande ‘alle rechten voorbehouden’ maar van een systeem waarbij slecht bepaalde rechten zijn voorbehouden. Dit biedt meer financiële ruimte voor auteurs en op lange termijn levert het ook meer geld op.
Internationalisering intensiveren Om creatief Nederland ook in het buitenland op de kaart te zetten heeft de overheid twee ambities in het leven geroepen: de creatieve exportpositie versterken en het Nederlandse imago versterken. De eerste ambitie wil men realiseren door het subsidiëren van onder aandere uitgaande evenementen op het gebied van design, architectuur en mode. De tweede ambitie tracht de overheid waar te maken door een optimale inzet van cultuur daar waar het gaat om het imago van Nederland. De goede naam die Nederlandse creatieve bedrijfstakken in het buitenland hebben moet goed benut worden.
31
Cultureel management verder professionaliseren Er is gebleken dat binnen het kunstvakonderwijs niet of nauwelijks aandacht wordt besteed aan de commerciële mogelijkheden van studenten na hun studie. Daarom wil
de
overheid
dat
er
binnen
de
studie
meer
aandacht
komt
voor
het
ondernemerschap. Hiermee kan de bijdrage van de creatieve ondernemers aan onze economie verbeterd worden.
Overig beleid Naast het programma voor de creatieve industrie wordt de creatieve industrie met vele
andere,
indirecte
maatregelen
gestimuleerd.
Onder
andere
door
het
industriebeleid en het cultuurbeleid, waar grote delen van de creatieve industrie onder vallen, krijgt de sector een extra impuls (ministeries EZ en OCW 2005). Ook in het ruimtelijk beleid wordt extra aandacht geschonken aan de creatieve industrie door middel van het project “proeftuinen Creatieve Economie”. In dit project komen mensen uit de creatieve industrie samen om ervaringen uit te wisselen en de creatieve bedrijvigheid in Nederland verder te ontwikkelen. In deze “proeftuinen” worden de ruimtelijke voorwaarden en plannen voor de creatieve industrie verder ontwikkeld. Deze proeftuinen bestaan uit acht verschillende projecten in acht Nederlandse steden. In elke proeftuin wordt een vernieuwende methode of aanpak gebruikt voor ruimtelijke (her)ontwikkeling. De projecten vormen een leeromgeving voor elkaar. Door uitwisseling van de opgedane ervaring kan een versnelling in de realisatie van de afzonderlijke projecten gerealiseerd worden (de Stad bv et al 2005). Verder steunt de overheid de ambitie van de Nederlandse gamesector om tot de wereldtop te behoren binnen vijf jaar. Het kabinet stelde in 2005 €10 miljoen beschikbaar voor onderzoek en innovatie binnen de gamesector. Ten
slotte
is
onder
andere
voor
de
creatieve
industrie
gewerkt
aan
innovatieprestatie-contracten (IPC). Dit behelst contracten tussen de overheid en bedrijven uit het MKB. De bedrijven worden aangezet tot creatieve prestaties, waar de overheid een passende beloning tegenover zet (Ons creatieve vermogen, ministeries EZ en OCW 2005).
Resumé De hierboven beschreven hoofdlijnen uit het Nederlandse regeringsbeleid voor de creatieve sector laten zien dat deze sector de overheid niet ongemoeid laat. De
32
overheid beseft dat de creatieve industrie erg belangrijk kan zijn voor de Nederlandse economie en onze reputatie in het buitenland. De overheid zal daarom de komende jaren blijven investeren in het creëren van netwerken, het verbeteren van financiële condities voor bedrijven en het verbeteren van de randvoorwaarden rondom intellectueel eigendom. Daarnaast blijft de overheid haar best doen om de creatieve industrie verder te internationaliseren en zal ze kunstvakstudenten beter laten onderwijzen in ondernemerschap (Ons creatieve vermogen, ministeries EZ en OCW 2005).
4.4 Beleid op regionaal/lokaal niveau In Nederland zijn bijna alle grotere steden bezig met de creatieve industrie. Het is een onderwerp van groot belang en vooral in Utrecht wordt er veel onderzoek naar gedaan. Hieronder volgt een kort overzicht van Nederlandse steden waar de creatieve industrie hoog op de agenda staat. De belangrijkste kernmerken van de steden zijn weergegeven in tabel 4.1.
Amsterdam Onze hoofdstad bezit het grootste aantal banen in de creatieve industrie. Maar liefst 15% van het totaal aantal banen in Nederland binnen de creatieve industrie bevinden zich in Amsterdam. Daarmee staat deze stad bovenaan als meest creatieve stad. In 2002 kwam dit neer op 32.500 banen, 6,9% van de totale werkgelegenheid in de stad. Binnen de creatieve industrie is de sector media en entertainment de grootste, met 12.800 banen. In 2002 waren er 8.257 bedrijven binnen de creatieve sector. Onderzoek toont aan dat in Amsterdam het vestigingsmilieu voor creatieve bedrijvigheid erg gunstig is. Voor het behouden van deze positie zal Amsterdam beleid moeten ontwikkelen en zich daarbij richten op andere grote metropolen in Europa, zoals Berlijn, Londen, Parijs en Barcelona (Rutten et al 2004). In dit onderzoek is met de definitie van Rutten gewerkt. Deze definitie is minder ruim dan de ETIN definitie, maar ruimer dan Marlet & Poort en Stam.
Utrecht In Utrecht heeft de creatieve industrie een vrij prominente rol in de economie. Maar liefst 23.800 mensen zijn werkzaam in de creatieve sector. Dat komt neer op 11,6% van de totale werkgelegenheid in Utrecht. Wanneer gekeken wordt naar het aantal bedrijfsvestigingen in Utrecht, het totaal lag in 2005 op 15.700, blijkt dat 3.577
33
bedrijven, oftewel 22,9% van het totale aantal bedrijfsvestigingen, binnen de creatieve sector valt. In deze gevallen is uitgegaan van de definitie van creatieve industrie van ETIN, welke een vrij ruime afbakening geeft. Het blijkt dat de ontwikkeling en productie van software de grootse tak is binnen de Utrechtse creatieve industrie. Deze vorm van bedrijvigheid is goed voor 8.300 banen (Hastenberg 2005).
Rotterdam De creatieve industrie is in Rotterdam duidelijk kleiner van omvang dan in Amsterdam. Het totale aantal banen in Rotterdam dat binnen de creatieve industrie valt bedraagt 10.300. Dit komt neer op ongeveer 3,3 % van het totaal aantal banen binnen de stad. Binnen de Rotterdamse creatieve industrie is de creatieve zakelijke dienstverlening de belangrijkste sector, die bijna de helft van de 10.300 banen vertegenwoordigt. Van de 24.000 in Rotterdam gevestigde bedrijven zijn er 1.679 als creatief aan te merken. Dat komt neer op ruim 7%. In haar beleid richt de gemeente Rotterdam zich met name op het ontwikkelen van de cultuur in de stad (Manshanden 2005). Ook in dit Rotterdamse onderzoek zijn de gegevens gebaseerd op de definitie van Rutten.
Amsterdam
Utrecht
Rotterdam
Definitie en jaar van onderzoek
Rutten (2004)
ETIN (2005)
Rutten (2005)
Aantal creatieve banen (percentage van totaal)
32.500 (6,9 %)
23.800 (11,6 %)
10.300 (3,3 %)
Aantal creatieve bedrijven (percentage van totaal)
8.257 (onbekend)
3.577 (22,9%)
1.679 (7,2%)
Gemiddeld aantal werknemers
3,9
6,7
6,1
Belangrijkste deelsector
Media &Entertainment
Creatief Zakelijke Dienstverlening (mn. ICT)
Creatief Zakelijke Dienstverlening
Tabel 4.1: Overzicht creatieve steden in Nederland
Uit tabel 4.1 blijkt dat Utrecht verhoudingsgewijs de meeste creatieve banen heeft. Ruim 11 % van de Utrechtse werkgelegenheid valt binnen de creatieve sector. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met het feit dat in het Utrechtse onderzoek de definitie ETIN gebruikt is. Deze definitie is ruimer, en omvat dus meer banen, dan de definitie van Rutten. In Utrecht is de Creatief Zakelijke
34
Dienstverlening de grootste deelsector. Dit komt hoofdzakelijk door het grote aantal bedrijven dat zich bezig houdt met softwareontwikkeling en productie.
4.5
De creatieve stad
Het uitgebreide “programma voor de creatieve industrie” van de Nederlandse overheid zou de gemeente Groningen goed van pas kunnen komen bij het ontwikkelen van beleid voor de creatieve sector. Er komt geld beschikbaar voor het professionaliseren van cultureel management. De gemeente Groningen heeft een kunstacademie binnen haar gemeentegrenzen en zou hier dus goed op in kunnen spelen. De Rijksuniversiteit Groningen (RuG) en de Hanzehogeschool kunnen bijdragen in het creëren van netwerken en helpen de internationalisering te intensiveren. Gezien het feit dat hiervoor subsidies beschikbaar zijn van de Rijksoverheid zou de gemeente dit optimaal moeten benutten en alles in het werk moeten zetten om deze subsidies binnen te halen. Door zo de randvoorwaarden voor het ontwikkelen van de creatieve industrie te realiseren, kan de creatieve industrie hier optimaal van profiteren. En dat is goed voor de Groninger economie.
35
5. Creatieve bedrijvigheid in de Gemeente Groningen 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt gekeken naar ruimtelijke aspecten van creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen. In paragraaf twee wordt de spreiding van de creatieve bedrijvigheid over de gemeente Groningen bekeken door het aantal creatieve bedrijven per buurt (zowel absoluut als relatief) weer te geven. In paragraaf drie wordt het aantal creatieve bedrijven, evenals het aantal werkzame mensen bij deze creatieve bedrijven, per wijksoort weergegeven. In de vierde paragraaf worden enkele voor de gemeente Groningen interessante buurten uitgelicht om daar de creatieve bedrijvigheid op pandniveau weer te geven. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt de creatieve bedrijvigheid opgesplitst in drie deelsectoren, waardoor geanalyseerd kan worden wat voor creatieve gemeente Groningen eigenlijk is.
In alle paragrafen van dit hoofdstuk wordt de creatieve bedrijvigheid aan de hand van de in hoofdstuk drie omschreven definities bekeken, om zo een niet te eenzijdig beeld te krijgen van de creatieve bedrijvigheid.
Door op vier verschillende manieren en volgens drie verschillende definities naar de creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen te kijken wordt getracht een overzicht te creëren van de creatieve bedrijvigheid in de gemeente Groningen. Er is bij dit onderzoek alleen gekeken naar bedrijven die in het gebruikte databestand gekoppeld zijn aan een pand. Sommige bedrijven bestaan alleen ‘op papier’, waardoor er van deze bedrijven geen vestigingslocatie bepaald kan worden. Dit zijn bedrijven die bijvoorbeeld onder een postbusnummer staan ingeschreven, of zijn gevestigd op een locatie wat niet de kwalificatie ‘pand’ mag dragen (bijvoorbeeld een woonboot). Hierdoor zijn er in dit onderzoek zo’n 10 à 15% minder bedrijven onderzocht dan er daadwerkelijk in de gemeente Groningen ingeschreven staan. Dit is onvermijdelijk bij dit soort onderzoeken, waar gewerkt wordt met een databestand dat direct aan een pandenkaart is gekoppeld.
36
5.2 Dichtheid van de creatieve bedrijven per buurt De gemeente Groningen bestaat uit 69 buurten (zie bijlage 1). Elk van deze buurten bevat een bepaald aantal bedrijven, deze bedrijven zijn al dan niet creatief. In deze paragraaf wordt het aantal creatieve bedrijven volgens de drie verschillende definities per buurt weergegeven. Op deze manier is het mogelijk creatieve kernen zichtbaar te maken. In meerdere onderzoeken (vgl. Rutten et al 2004, ETIN 2005, ETIN 2008) zijn dit soort kaarten ook gebruikt om creativiteit ruimtelijk weer te geven. In dit onderzoek worden eerst absolute aantallen van creatieve bedrijven per buurt weergegeven, waarna de relatieve creativiteit per buurt wordt beschouwd. Dit houdt in dat het aantal creatieve bedrijven in een buurt wordt vergeleken met het totale aantal bedrijven in die buurt. Een buurt die qua absolute bedrijfsaantallen als creatief kan worden bestempeld, hoeft relatief gezien helemaal niet creatief te zijn. Beide vormen van kaarten, absolute en relatieve, zullen voor de drie verschillende definities
weergegeven
worden.
In
de
verschillende
kaarten
zal
ook
de
definitiekwestie naar voren komen. Als referentiekader wordt de spreiding van alle bedrijven binnen de gemeente Groningen gebruikt (zie figuur 5.2.1).
Opmerking: In deze paragraaf worden aantallen bedrijven onderzocht, het gaat hier niet om het aantal arbeidsplaatsen.
37
Figuur 5.2.1: absoluut aantal bedrijven in de gemeente Groningen per buurt.
Uit figuur 5.2.1 blijkt dat de kernen van bedrijvigheid zich vooral bevinden in de Industriebuurt, Euvelgunne en de binnenstad. Corpus den Hoorn-Zuid en de Ulgersmabuurt vertegenwoordigen ook een flink aandeel in de totale bedrijvigheid van de gemeente.
Definitie 1: ETIN De
buurten
in
en
rond
de
binnenstad,
Corpus
den
Hoorn-Zuid
en
de
industriegebieden Euvelgunne en Industriebuurt vallen op bij gebruik van de ETINdefinitie. De ruimtelijke spreiding in figuur 5.2.2 heeft overeenkomsten met die van de totale bedrijvigheid in de gemeente (zie figuur 5.2.1).
38
Figuur 5.2.2: absoluut aantal creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van ETIN.
39
Figuur 5.2.3: percentage creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van ETIN.
Relatief gezien wijkt de verdeling van creativiteit in de gemeente volgens de ETINdefinitie flink af van de absolute verdeling. De buurt Binnenstad-Zuid valt af als creatieve kern en de buurt Stadspark komt naar voren als erg creatief. Ook de Oranjebuurt en de West-Indische buurt vallen op als creatieve kernen (zie figuur 5.2.3).
Definitie 2: Stam Volgens de definitie van Stam is het aantal creatieve bedrijven het grootst in en rond de binnenstad en in Corpus den Hoorn-Zuid. Ook vallen het Universiteitscomplex en de Industriebuurt op als creatieve buurt (zie figuur 5.2.4).
40
Figuur 5.2.4: absoluut aantal creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van Stam.
41
Figuur 5.2.5: percentage creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van Stam.
Relatief gezien is het aandeel creatieve bedrijven volgens de definitie van Stam anders verdeeld. Meest opvallend is dat de binnenstad een relatief klein aandeel creatieve bedrijven blijkt te bezitten. De relatieve creatieve kernen bevinden zich in de buurten Stadspark, Concordiabuurt, Lewenborg-Zuid en Villabuurt-West (zie figuur 5.2.5). Hierbij dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat deze buurten absoluut gezien weinig bedrijven bezitten (vgl. figuur 5.2.1). Van de creatieve kernen in figuur 5.2.4 blijven enkel Corpus den Hoorn-Zuid en de Oranjebuurt over als echte creatieve kernen. Alleen in deze buurten bevinden zich absoluut en relatief gezien veel creatieve bedrijven.
42
Definitie 3: Marlet & Poort Het aantal creatieve bedrijven volgens de definitie van Marlet en Poort laat een duidelijke concentratie zien in de binnenstad, met als uitschieter de buurt Binnenstad-Zuid (zie figuur 5.2.6). Vergeleken met de definitie van Stam (figuur 5.2.4) vallen de buurten Corpus den Hoorn-Zuid en het Universiteitscomplex een stuk minder op.
Figuur 5.2.6: absoluut aantal creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van Marlet en Poort.
43
Figuur 5.2.7: percentage creatieve bedrijven in de gemeente Groningen per buurt volgens de definitie van Marlet en Poort.
Er is relatief gezien volgens de definitie van Marlet en Poort nauwelijks sprake van creatieve kernen in de gemeente. Het percentage creatieve bedrijven in de totale bedrijvigheid komt nergens boven 30 procent, maar er zijn wel kleine onderlinge verschillen te zien (zie figuur 5.2.7). Zo vallen de buurten rond de binnenstad (Oranjebuurt,
West-Indischebuurt,
Bloemenbuurt,
Herewegbuurt
en
de
Oosterpoortbuurt) op door een hogere concentratie dan de rest van de buurten.
44
Conclusies In onderstaande tabel zijn de resultaten van bovenstaande analyse gevisualiseerd. ETIN Buurt
Absoluut
Stam Relatief
Absoluut
Marlet en Poort Relatief
Absoluut
Relatief
Binnenstad-Noord
+
+
+
±
+
-
Binnenstad-Oost
+
+
+
±
+
-
Binnenstad-West
-
+
-
±
+
-
Binnenstad-Zuid
+
-
+
-
+
-
Bloemenbuurt
±
+
-
±
-
±
Concordiabuurt
±
+
-
+
-
-
Corpus den Hoorn-Zuid
+
±
+
+
±
±
Euvelgunne
+
-
±
-
±
-
Herewegbuurt
±
+
+
±
±
±
Industriebuurt
+
-
+
-
±
-
Korrewegbuurt
+
±
+
±
±
-
Lewenborg-Zuid
-
±
±
+
-
-
Oosterpoortbuurt
+
+
+
±
+
-
Oost-Indischebuurt
+
+
+
+
±
-
Oranjebuurt
+
+
+
+
+
±
Schildersbuurt
+
-
+
-
+
-
Stadscentrum
+
-
+
-
+
-
Stadspark
-
+
±
+
-
-
Ulgersmabuurt
+
±
+
±
±
-
Universiteitscomplex
±
±
+
±
-
-
Villabuurt-West
-
±
±
+
-
-
West-Indische buurt
-
+
-
±
±
±
Tabel 5.2.1: mate van creativiteit voor de meest opvallende buurten uit bovenstaande analyse van de gemeente Groningen (+ = opvallend hoog, ± = gemiddeld, - = opvallend laag).
Na het werpen van een eerste blik op bovenstaande tabel kan als eerste conclusie worden getrokken dat het gebruik van verschillende definities leidt tot verschillen in onderzoeksresultaten. Zo komt bij gebruik van de definitie van Stam de buurt
45
Lewenborg-Zuid als relatief creatief naar voren, terwijl de buurt in de rest van de analyse niet opvalt. Het gebruik van absolute of relatieve aantallen van één definitie leidt al tot aanzienlijke verschillen. Onderling verschillen de definities ook, waardoor er bij bovenstaande analyse grote verschillen zichtbaar zijn. Wanneer men spreekt over de creativiteit van de gemeente Groningen, maakt het een groot verschil of men de absolute gegevens volgens de definitie van ETIN gebruikt, of de relatieve gegevens volgens de definitie van Marlet en Poort (zie tabel 5.2.1).
Absoluut gezien is er een aantal buurten in de gemeente Groningen dat meer creatieve bedrijven bevat dan de overige buurten. Na vergelijk van de drie verschillende definities komen de volgende buurten als creatief naar voren: buurten in en rond de binnenstad (Oranjebuurt, Schildersbuurt, Stadscentrum, BinnenstadNoord,
Binnenstad-Oost,
Binnenstad-West,
Binnenstad-Zuid,
Concordiabuurt,
Oosterpoortbuurt, Korrewegbuurt en Oost-Indischebuurt), Corpus den Hoorn-Zuid en de Ulgersmabuurt. Een groot deel van deze buurten heeft ook een groot aandeel in de totale bedrijvigheid binnen de gemeente. Relatief gezien is het grootste deel van de bovenstaande opgesomde buurten dan ook niet buitengewoon creatief. Relatief gezien vallen de buurten Stadspark, West-Indischebuurt en Oranjebuurt op in alle drie de definities. Corpus den Hoorn-Zuid valt niet heel duidelijk op, maar vertoont bij alle drie de definities een bovengemiddelde waarde. Om echte creatieve kernen te kunnen aanwijzen zal een buurt zowel absoluut als relatief bovengemiddeld creatief moeten zijn. Er zijn twee buurten die voor alle drie de definities aan deze voorwaarden voldoen en dat zijn de Oranjebuurt en Corpus den Hoorn-Zuid.
46
5.3 Creatieve bedrijvigheid per wijksoort In deze paragraaf wordt bekeken of de creatieve bedrijvigheid voorkeur heeft voor een bepaalde wijksoort. De gemeente Groningen is hiervoor ingedeeld in acht wijksoorten, te weten de vijf soorten woonwijken: ‘oud’ (voor 1874 gebouwd), ‘vooroorlogs’
(1874-WOII),
‘naoorlogs/CIAM’
(WOII-1970),
‘jaren
’70-’80’
en
‘nieuwbouw’ (jaren ’90 en nieuwer) aangevuld met ‘oorspronkelijke dorpskernen’, ‘buitengebied’ en ‘geen woonwijk’ (bedrijventerreinen) (zie figuur 5.3.1).
Figuur 5.3.1: Gemeente Groningen ingedeeld naar wijksoort.
47
Om te zien of er daadwerkelijk een voorkeur bestaat voor een bepaalde wijksoort is de vestigingsplaats per definitie van de creatieve bedrijvigheid per wijksoort in kaart gebracht. Vervolgens is ook de vestigingsplaats van alle bedrijven in de gemeente Groningen per wijksoort in kaart gebracht. Hierna is gekeken of de creatieve bedrijvigheid qua vestigingsplaats afwijkt van de gemiddelde spreiding van alle bedrijven in de gemeente Groningen. Na deze vergelijking aangaande het aantal bedrijven per wijksoort, is er ook nog een vergelijking gemaakt qua personeel in de verschillende wijksoorten. Hier is het aantal personen werkzaam in de creatieve sector per wijksoort vergeleken met het totale aantal werknemers per wijksoort. Ook is er een vergelijking gemaakt met het aantal bedrijven per wijksoort, om te kunnen zien of in bepaalde wijksoorten wellicht aantoonbaar meer eenmanszaakjes of juist grote bedrijven zitten.
Vestigingsvoorkeuren Bij de vestigingsvoorkeuren is gekeken naar 9642 bedrijven in de gemeente Groningen. Dit zijn er minder dan het officiële aantal bedrijven in Groningen, maar sommige bedrijven kunnen niet aan een pand gekoppeld worden, waardoor er geen vestigingslocatie bepaald kan worden (zie paragraaf 5.1). Het aantal van 9642 slaat dus op alle bedrijven met een daadwerkelijke vestiging in de gemeente Groningen. Na vergelijking van de vestigingsplaatsen van de creatieve bedrijven met de vestigingsplaatsen van alle bedrijven in de gemeente Groningen vallen een aantal punten op. Zo blijkt dat de creatieve bedrijvigheid volgens alle drie de definities afwijkt van de totale bedrijvigheid in de vooroorlogse wijken (zie figuren 5.3.2a t/m d). In alle gevallen is het percentage creatieve bedrijven in deze wijken grotere dan bij alle bedrijven. Voornamelijk creatieve bedrijven volgens de definitie van Marlet & Poort hebben een veel hoger percentage (42% om 30% voor alle bedrijven). Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat creatieve bedrijven vaak in de wat goedkopere wijken zitten, aangezien ze geen grote bedrijfspanden nodig hebben. Verder valt op dat creatieve bedrijven volgens de definities van Marlet & Poort en Stam een stuk minder dan gemiddeld in niet-woonwijken (vaak industriewijken) voorkomen, terwijl volgens de definitie van ETIN creatieve bedrijven juist meer dan gemiddeld in de niet-woonwijken gevestigd zijn. Dit zou betekenen dat creatieve bedrijven volgens ETIN meer richting industrie gaan, wat klopt met de lijsten in hoofdstuk drie.
48
Als laatste kan nog worden geconcludeerd dat creatieve bedrijvigheid nauwelijks in het buitengebied gevestigd is. De totale bedrijvigheid is hier gemiddeld vijf keer zo vaak gevestigd. Ook het gemiddelde voor dorpskernen ligt lager voor creatieve bedrijven volgens alle
drie de definities, wat zou betekenen dat creatieve
bedrijvigheid een voorkeur heeft voor de stad.
Totaal bedrijven (totaal 9642)
11%
Oud
1% 25%
5%
Vooroorlogs Naoorlogs
4%
70-'80 14%
Nieuw bouw Dorpskernen
11%
29%
Niet w oonw ijken Buitengebied
Figuur 5.3.2a: de totale bedrijvigheid in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten.
Creatieve bedrijvigheid volgens ETIN (totaal 2360)
15%
Oud
0% 25%
3%
Vooroorlogs Naoorlogs
3%
70-'80
13%
Nieuw bouw Dorpskernen 9%
32%
Niet w oonw ijken Buitengebied
Figuur 5.3.2b: de creatieve bedrijvigheid (ETIN) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Het aandeel in de vooroorlogse wijken is hier groter dan bij alle bedrijven. Als enige definitie is ook het percentage bedrijven in niet woonwijken hier groter dan bij alle bedrijven.
49
Creatieve bedrijvigheid volgens Stam (totaal 2199) 6% 0%
Oud
4% 23% 4%
Vooroorlogs Naoorlogs
14%
70-'80 Nieuw bouw Dorpskernen
12% 37%
Niet w oonw ijken Buitengebied
Figuur 5.3.2c: de creatieve bedrijvigheid (Stam) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Ook hier is het percentage in vooroorlogse wijken een stuk groter dan bij alle bedrijven.
Creatieve bedrijvigheid volgens Marlet & Poort (totaal 961) 4% 4% 3%
0%
Oud 24%
13%
Vooroorlogs Naoorlogs 70-'80 Nieuw bouw
9%
Dorpskernen Niet w oonw ijken 43%
Buitengebied
Figuur 5.3.2d: de creatieve bedrijvigheid (Marlet & Poort) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Vooral het grote aandeel in vooroorlogse wijken valt hier op, welke net als bij de andere twee definities groter is dan bij alle bedrijven, maar hier wel een stuk groter.
Personeel Als het personeel werkzaam in de creatieve bedrijvigheid qua verdeling over de wijksoorten wordt vergeleken met de verdeling van de totale werkzame bevolking in de gemeente Groningen, valt als eerste op dat deze cijfers veel meer afwijken dan de verdeling van de vestigingsplaatsen van creatieve bedrijven ten opzichte van alle bedrijven in de gemeente Groningen. Het aantal mensen werkzaam in de creatieve bedrijvigheid is volgens de definities van Marlet & Poort en ETIN een stuk kleiner ten
50
opzichte van alle werkzame mensen in de gemeente Groningen in vergelijking met het aantal bedrijven per wijksoort (zie tabel 5.3.1). Zo is volgens de definitie van ETIN 25% van alle bedrijven in Groningen creatief, maar volgens dezelfde definitie is maar 12% van de mensen die in Groningen werken werkzaam in de creatieve bedrijvigheid. Volgens de definitie van Marlet & Poort zijn de verschillen nog groter: 10% resp. 2%. De definitie van Stam wijkt juist weer af doordat volgens deze definitie 23% van het aantal bedrijven in de gemeente Groningen creatief is, terwijl er maarliefst 30% werkzaam is in de creatieve sector. Dit is wel eenvoudig te verklaren doordat Stam medici en onderwijzend personeel meeneemt en de ziekenhuizen, de universiteit en de hogeschool tot de grootste werkgevers van de gemeente behoren. Dat het percentage personeel volgens de definities van ETIN en Marlet & Poort zo afwijkt van het percentage bedrijven is waarschijnlijk te verklaren doordat creatieve bedrijven vaak kleinere bedrijven zijn met vaak één of enkele medewerkers, met name bij de definitie van Marlet & Poort.
ETIN
Stam
Marlet & Poort
Aantal bedrijven
25%
23%
10%
Arbeidsplaatsen
12%
30%
2%
Tabel 5.3.1: aantal creatieve bedrijven en arbeidsplaatsen als percentages van het totaal.
Als het personeel per wijksoort wordt vergeleken met het aantal bedrijven per wijksoort, valt op dat wat betreft de oude wijken het percentage personeel volgens Stam en ETIN een stuk lager is dan het percentage bedrijven. Dit kan duiden op bedrijven met weinig medewerkers. Volgens de definitie van Marlet & Poort is het percentage juist een stuk hoger. Voor de vooroorlogse wijken geldt dat het percentage personeel volgens de definitie van Stam hier een stuk hoger ligt dan het percentage bedrijven. Dit kan verklaard worden door de aanwezigheid van het Universitair Medisch Centrum, waar meer dan 9000 mensen werken. Het percentage personeel volgens ETIN is juist weer kleiner dan het percentage bedrijven in deze wijksoort. ETIN heeft echter wel weer een hoger percentage personeel dan bedrijven in de nietwoonwijken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat creatieve bedrijven volgens ETIN vaak op grotere bedrijventerreinen zitten en op die plekken meer mensen in dienst hebben. Creatieve bedrijven volgens Stam en met name Marlet & Poort geven meer de voorkeur aan de binnenstad of de vooroorlogse wijken daaromheen.
51
Totale personeel (totaal 116635)
1%
Oud
17%
19%
Vooroorlogs na-oorlogs CIAM
3%
jaren 70-80
2%
nieuw bouw
11%
dorpskernen
33%
geen w oonw ijk 14%
buitengebied
Figuur 5.3.3a: totale aantal arbeidsplaatsen in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten.
Creatieve bedrijvigheid volgens ETIN (totaal 13478) 0%
17%
Oud
26%
Vooroorlogs na-oorlogs CIAM jaren 70-80 1%
24%
nieuw bouw dorpskernen
1%
geen w oonw ijk
8% 23%
buitengebied
Figuur 5.3.3b: arbeidsplaatsen (ETIN) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Wat opvalt is het relatief lage percentage arbeidsplaatsen in vooroorlogse wijken en het relatief hoge percentage in niet woonwijken.
52
Creatieve bedrijvigheid volgens Stam (totaal 35294) 13%
0%
11%
Oud
4%
Vooroorlogs
1%
na-oorlogs CIAM
9%
jaren 70-80 nieuw bouw
14%
48%
dorpskernen geen w oonw ijk buitengebied
Figuur 5.3.3c: arbeidsplaatsen (Stam) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Hier valt het erg hoge percentage arbeidsplaatsen in vooroorlogse wijken op.
Creatieve bedrijvigheid volgens Marlet & Poort (totaal 2386) 8% 2% Oud
0%
2%
Vooroorlogs 34%
8%
na-oorlogs CIAM jaren 70-80
5%
nieuw bouw dorpskernen geen w oonw ijk 41%
buitengebied
Figuur 5.3.3d: arbeidsplaatsen (Marlet & Poort) in de gemeente Groningen verdeeld over de wijksoorten. Ook hier valt het grote percentage in vooroorlogse wijken op.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat wanneer wordt gekeken naar het aantal creatieve bedrijven per wijksoort, creatieve bedrijven over het algemeen een voorkeur hebben voor de binnenstad en de vooroorlogse wijken. Alleen creatieve bedrijven volgens de definitie van ETIN wijken hier een beetje vanaf door ook een voorkeur voor de niet woonwijken. Hierdoor kan gesteld worden dat hoe nauwer de definitie is, hoe groter de voorkeur voor de binnenstad/vooroorlogse wijken.
53
Verder valt op dat creatieve bedrijven vaak minder werknemers hebben dan gemiddeld bij bedrijven. Wordt gekeken naar het personeel van de creatieve bedrijvigheid verdeeld over de wijksoorten, dan blijkt dat het percentage creatief personeel in de oude en vooroorlogse wijken over het algemeen kleiner is dan het percentage creatieve bedrijven. Dit komt waarschijnlijk doordat in deze wijken vaak bedrijven zitten met slechts één of enkele medewerkers. Dit is wederom anders bij de niet-woonwijken, waar grotere bedrijven zitten met gemiddeld meer werknemers. Samenvattend zijn hieronder nog twee tabellen weergegeven met de verdelingen (procentueel) van de verschillende definities over de diverse wijksoorten.
ETIN Oud Vooroorlogs Naoorlogs 70-'80 Nieuwbouw Dorpskernen Niet woonwijken Buitengebied
Marlet & Poort
Stam 25 32 9 13 3 3
23 37 12 14 4 4
24 42 9 13 3 4
Totaal bedrijven 25 30 11 14 4 5
15 0
6 0
4 0
11 1
Tabel 5.3.2: Procentuele verdeling van bedrijven in de gemeente Groningen per definitie van creatieve bedrijvigheid over de verschillende wijksoorten.
ETIN Oud Vooroorlogs Na-oorlogs Jaren 70-80 Nieuwbouw Dorpskernen Niet woonwijken Buitengebied
Marlet & Poort
Stam 17 24 23 8 1 1
34 41 5 8 2 2
11 48 14 9 1 4
Totaal personeel 17 34 14 11 2 3
26 0
8 0
13 0
20 1
Tabel 5.3.3: Procentuele verdeling van personeel in de gemeente Groningen per definitie van creatieve bedrijvigheid over de verschillende wijksoorten.
54
5.4 Pandenkaart op buurtniveau In deze paragraaf worden een aantal voor dit onderzoek interessante buurten in Groningen uitgelicht. De buurten zijn gekozen omdat het wellicht interessante buurten voor de creatieve sector zijn. Ook heeft de gemeente Groningen zelf gevraagd om een aantal buurten er uit te lichten.
Figuur 5.4.1: de uitgelichte wijken binnen het onderzoek.
55
Voor dit onderzoek is uiteindelijk gekozen voor het Ebbingekwartier, aangezien dit bekend zou moeten staan als creatieve buurt. Verder zijn de twee ‘prachtwijken’ (wijken uitgekozen door kabinet Balkenende IV voor extra steun van de regering) van de gemeente Groningen, De Hoogte en de Korrewegwijk, meegenomen. Daarnaast is gekeken naar Paddepoel-Zuid en de Oosterparkwijk, een naoorlogse en een vooroorlogse herstructureringswijk. Als laatste zijn nog een nieuwbouwwijk (De Linie) en een industriewijk (Euvelgunne) onderzocht. In figuur 5.4.1 zijn de geselecteerde wijken weergegeven. Er is bij het onderzoek gekeken naar het aantal bedrijven per buurt en hoeveel daarvan volgens de drie verschillende definities creatief zijn. Dit percentage is vergeleken
met
het
gemiddelde
percentage
voor
de
wijksoort
waar
de
desbetreffende buurt onder valt, waardoor gezegd kan worden of de buurt juist creatief is of juist niet. Voor iedere definitie is een kaartje van de buurt bijgevoegd met daarin de panden, waardoor de situering duidelijk zichtbaar is. In tabel 5.4.1 wordt alvast een overzicht gegeven van het percentage creatieve bedrijven per wijksoort.
Marlet & Poort Oud
Stam
ETIN
9
20
24
14
28
26
8
25
19
10
24
23
Nieuwbouw
8
27
23
Dorpskernen
7
19
14
woonwijken
4
13
35
Buitengebied
2
3
8
Vooroorlogs Naoorlogs 70-'80
Niet
Tabel 5.4.1: creatieve bedrijven per definitie als percentage van het totaal aantal bedrijven per wijksoort.
Bij iedere wijk worden, voor zover dat mogelijk is, voorzichtige conclusies getrokken. Bij niet alle wijken komen echter aansprekende cijfers uit het onderzoek, hier zijn alleen de ruimtelijke situatie en de aantallen weer gegeven.
56
Ebbingekwartier Allereerst wordt gekeken naar het Ebbingekwartier. Deze buurt zegt zelf een ‘creatieve
buurt’
te
zijn
(volgens
de
vereniging
ebbingekwartier.nl,
Int.
Ebbingekwartier.nl, 2008). Het Ebbingekwartier bestaat uit de Nieuwe Ebbingestraat, het Boterdiep en de Bloemstraat. Het grootste deel van deze buurt is nog in ontwikkeling, hier wordt het CiBoGa project gerealiseerd. In het Ebbingekwartier bevinden zich 161 bedrijven. Hiervan zijn er volgens ETIN 43 (27%) creatief, volgens Stam 29 (18%) en volgens Marlet & Poort 20 (12%) (zie figuren 5.4.2a, b en c). Hiermee wijkt de creatieve bedrijvigheid als percentage van de totale bedrijvigheid niet bijzonder af ten opzichte van de rest van de oude wijken (zie paragraaf 5.3). Hiermee klopt de bewering als zou het Ebbingekwartier een creatieve buurt zijn niet. Dit kan echter nog wel komen met de ontwikkeling van CiBoGa en het oude Scheikundig Laboratorium, dat een ‘bruisend creatief centrum’ moet worden (Int. Ebbingekwartier.nl, 2008).
Figuur 5.4.2a: de creatieve bedrijven binnen het Ebbingekwartier volgens ETIN.
57
Figuur 5.4.2b: de creatieve bedrijven binnen het Ebbingekwartier volgens Stam.
Figuur 5.4.2c: de creatieve bedrijven binnen het Ebbingekwartier volgens Marlet & Poort.
58
De Hoogte De Hoogte is een vooroorlogse herstructureringswijk. De wijk is eveneens benoemd tot ‘prachtwijk’ door het kabinet Balkenende IV. De wijk wordt begrensd door het Van Starkenborghkanaal in het Noorden, de Bedumerweg in het Oosten, de Noorderstationstraat in het Zuiden en de spoorlijn Groningen-Delfzijl/Roodeschool in het Westen. In de Hoogte bevinden zich 129 bedrijven. Hiervan zijn er volgens ETIN 31 (24%) creatief, volgens Stam 36 (28%) en volgens Marlet & Poort 16 (12%) (zie figuren 5.4.3a, b en c). Hiermee scoort de wijk lager dan het gemiddelde voor vooroorlogse wijken en is De Hoogte dus geen creatieve wijk.
Figuur 5.4.3a: de creatieve bedrijven binnen De Hoogte volgens ETIN.
59
Figuur 5.4.3b: de creatieve bedrijven binnen De Hoogte volgens Stam.
Figuur 5.4.3c: de creatieve bedrijven binnen De Hoogte volgens Marlet & Poort.
60
Korrewegwijk Ook de Korrewegwijk is een vooroorlogse herstructureringswijk die is opgenomen in de lijst van 40 ‘prachtwijken’ van Balkenende IV. De wijk wordt begrensd door de Korreweg in het Noordwesten, het Van Starkenborghkanaal in het Noordoosten, het Oosterhamrikkanaal in het Zuidoosten en het CiBoGa-terrein in het Zuidwesten. De Indische Buurt (ten Noorden van de Korreweg) wordt ook wel eens onder de Korrewegwijk gerekend, maar is bij dit onderzoek niet meegenomen als onderdeel van de Korrewegwijk. In de Korrewegwijk bevinden zich 185 bedrijven. Hiervan zijn volgens ETIN 54 (29%) creatief, volgens Stam 49 (26%) en volgens Marlet & Poort 28 (15%) (figuren 5.4.4a, b en c). Hiermee is de Korrewegwijk qua creativiteit vergelijkbaar met andere vooroorlogse wijken.
Figuur 5.4.4a: de creatieve bedrijven binnen de Korrewegwijk volgens ETIN.
61
Figuur 5.4.4b: de creatieve bedrijven binnen de Korrewegwijk volgens Stam.
Figuur 5.4.4c: de creatieve bedrijven binnen de Korrewegwijk volgens Martlet & Poort.
62
Paddepoel-Zuid Paddepoel-Zuid is een jaren ’60 wijk, gebouwd volgens het CIAM principe, die momenteel geherstructureerd wordt. Ook wordt er behoorlijk ingebreid door een voormalig voetbalterrein te bebouwen met nieuwe woningen en twee woontorens. In Paddepoel-Zuid zitten volgens ETIN 14 (26%), volgens Stam 13 (24%) en volgens Marlet & Poort 6 (11%) creatieve bedrijven (figuren 5.3.5a, b en c), op een totaal van 54 bedrijven. Paddepoel-Zuid kan hierdoor volgens de definities van ETIN en Marlet & Poort een redelijk creatieve buurt worden genoemd, gezien deze aantallen boven de gemiddelden voor naoorlogse wijken liggen.
Figuur 5.4.5a: de creatieve bedrijven binnen Paddepoel-Zuid volgens ETIN.
63
Figuur 5.4.5b: de creatieve bedrijven binnen Paddepoel-Zuid volgens Stam.
Figuur 5.4.5c: de creatieve bedrijven binnen Paddepoel-Zuid volgens Marlet & Poort.
64
Oosterparkwijk De Oosterparkwijk is een vooroorlogse wijk en staat bekend als echte volksbuurt. De wijk wordt begrensd door het gedempte Dampsterdiep in het Zuiden, het Van Starkenborgh kanaal in het Oosten, het Oosterhamrikkanaal in het Noorden en de Oostersingel in het westen. In de Oosterparkwijk bevinden zich 368 bedrijven. Hiervan zijn volgens ETIN 74 (20%) creatief, volgens Stam 92 (25%) en volgens Marlet & Poort 39 (11%) (figuren 5.4.6a, b en c). Dit is volgens alle drie de definities lager dan het gemiddelde, waardoor de Oosterparkwijk niet een creatieve buurt kan worden genoemd.
Figuur 5.4.6a: de creatieve bedrijven binnen de Oosterparkwijk volgens ETIN.
65
Figuur 5.4.6b: de creatieve bedrijven binnen de Oosterparkwijk volgens Stam.
Figuur 5.4.6c: de creatieve bedrijven binnen de Oosterparkwijk volgens Marlet & Poort.
66
De Linie De Linie is een nieuwbouwwijk en is onderdeel van het Europapark, het project rondom het voetbalstadion de Euroborg. De Linie is gelegen in de hoek van de zuidelijke ringweg en het spoor Groningen-Winschoten/Assen. Binnen de Linie bevinden zich 11 bedrijven. Hiervan zijn volgens ETIN 4 (36%) creatief, volgens Stam 2 (18%) en volgens Marlet & Poort ook 2 (18%) (figuren 5.4.7a, b en c). De definitie van ETIN zit hierbij boven het gemiddelde voor nieuwbouwwijken, terwijl de andere twee definities onder het gemiddelde voor hun definitie zitten. Hier kunnen echter moeilijk conclusies aan verbonden worden, aangezien de wijk nog volop in ontwikkeling is.
Figuur 5.4.7a: de creatieve bedrijven binnen De Linie volgens ETIN.
67
Figuur 5.4.7b: de creatieve bedrijven binnen De Linie volgens Stam.
Figuur 5.4.7c: de creatieve bedrijven binnen De Linie volgens Marlet & Poort.
68
Euvelgunne Euvelgunne is een van de grotere industriewijken van de gemeente Groningen. De wijk bevindt zich in het zuidoosten van de stad en is ingeklemd tussen autosnelweg A7 in het Zuiden, het Winschoterdiep in het Westen en het Eemskanaal in het Noorden. In Euvelgunne bevinden zich in totaal 421 bedrijven. Hiervan zijn volgens ETIN 52 (12%) creatief, volgens Stam 32 (8%) en volgens Marlet & Poort 11 (2,6%) (figuren 5.4.8a, b en c). Dit is voor alle drie de definities lager dan het gemiddelde voor niet-woonwijken (industriewijken). Hieruit kan worden geconcludeerd dat Euvelgunne geen creatieve (industrie)wijk is.
Figuur 5.4.8a: de creatieve bedrijven binnen Euvelgunne volgens ETIN.
69
Figuur 5.4.8b: de creatieve bedrijven binnen Euvelgunne volgens Stam.
Figuur 5.4.8c: de creatieve bedrijven binnen Euvelgunne volgens Marlet & Poort.
70
Conclusies Geconcludeerd kan worden dat geen van de wijken die in deze paragraaf is onderzocht
bijzonder
creatief
is ten
opzichte van
het
gemiddelde
voor
de
desbetreffende wijksoort. Alleen Paddepoel-Zuid is volgens ETIN en Marlet & Poort een redelijk creatieve buurt. De Hoogte, de Oosterparkwijk en Euvelgunne kunnen juist als niet-creatief worden omschreven.
5.5 De deelsectoren van de creatieve bedrijvigheid Zoals reeds is besproken in hoofdstuk 3 is de creatieve industrie op te delen in drie deelsectoren (ETIN 2008), te weten: -
Kunsten
-
Media & Entertainment
-
Creatieve zakelijke dienstverlening
Figuur 5.5.1: de deelsectoren van de creatieve industrie (ETIN 2008).
In figuur 5.5.1 is te zien welke beroepen en bedrijvigheid binnen de verschillende deelsectoren vallen. Aan de hand van deze indeling zijn de SBI-codes behorende bij
71
de drie definities die in dit onderzoek gehanteerd worden (ETIN, Stam en Marlet & Poort) verdeeld over deze drie deelsectoren. Tevens is er een verdeling gemaakt van het aantal arbeidsplaatsen per definitie over de deelsectoren. De resultaten van deze verdelingen zijn terug te vinden in tabel 5.5.1 respectievelijk tabel 5.5.2. Bedrijven
ETIN
Stam
Marlet & Poort
Kunsten
517
319
501
Media & Entertainment
646
154
315
1008
1724
431
Arbeidsplaatsen
ETIN
Stam
Marlet & Poort
Kunsten
1220
451
840
Media & Entertainment
5776
208
361
Creatieve Zakelijke dienstverlening
6471
34624
1417
Creatieve Zakelijke dienstverlening Tabel 5.5.1: aantal bedrijven per deelsector.
Tabel 5.5.2: aantal arbeidsplaatsen per deelsector.
Tevens is onderstaande tabel 5.5.3 opgenomen. Deze tabel geeft het gemiddeld aantal arbeidsplaatsen per bedrijf per deelsector weer voor de drie verschillende definities. Deze tabel kan helpen verklaringen te geven voor de verdelingen van het aantal arbeidsplaatsen over de deelsectoren.
Gem. aantal arbeidsplaatsen per bedrijf
ETIN
Stam
Marlet & Poort
Kunsten
2,4
1,4
1,7
Media & Entertainment
8,9
1,4
1,1
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
6,4
20,1
3,3
Gemiddelde van het totaal
6,2
16,1
2,3
Tabel 5.5.3: gemiddeld aantal werknemers per bedrijf per deelsector.
Hierna
zijn
de
resultaten
uit
tabellen
5.5.1
en
5.5.2
in
cirkeldiagrammen
weergegeven. Achtereenvolgens zullen nu de definities van ETIN, Stam en Marlet & Poort behandeld worden.
72
ETIN Binnen de definitie van ETIN is de creatieve zakelijke dienstverlening de grootste deelsector qua aantal bedrijven (figuur 5.5.2). Door de vele softwarebedrijven binnen de gemeentegrenzen, die ETIN als creatief aanmerkt, is de creatieve zakelijke dienstverlening de grootste deelsector. 46% van het totale aantal creatieve bedrijven valt in te delen in deze sector. ETIN Verdeling van de bedrijven
24%
46%
30%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.2: verdeling bedrijven over de drie deelsectoren volgens ETIN.
In figuur 5.5.3 is de verdeling van het aantal arbeidsplaatsen over de drie deelsectoren weergegeven. Wat opvalt binnen de ETIN-definitie is dat het aantal arbeidsplaatsen binnen de deelsector kunsten klein is in vergelijking met het aandeel dat de sector heeft in het aantal bedrijven (9% arbeidsplaatsen, 24% bedrijven). Dit zou verklaard kunnen worden doordat veel arbeidsplaatsen binnen de deelsector kunsten vertegenwoordigd worden door zelfstandigen en eenmansbedrijven. Dit is ook te zien in tabel 5.5.3. Binnen de kunsten is de gemiddelde bedrijfsgrootte 2,4, tegenover 8,9 binnen de media & entertainment en 6,4 binnen de creatieve zakelijke dienstverlening.
73
ETIN Verdeling van de arbeidsplaatsen
9%
48% 43%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.3: verdeling arbeidsplaatsen over de drie deelsectoren volgens ETIN.
Stam In figuur 5.5.4 staat de verdeling van de bedrijven over de drie deelsectoren weergegeven, voor de definitie van Stam. Wat opvalt, is het grote aandeel bedrijven (ruim driekwart) in de sector creatieve zakelijke dienstverlening. Dit valt onder meer te verklaren uit het feit dat in Stam’s definitie naast de softwareontwikkelaars ook de vele onderwijs- en zorginstellingen in de gemeente Groningen meegeteld worden als creatieve bedrijvigheid. Deze bedrijven en instellingen vallen allemaal onder de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening.
74
Stam Verdeling van de bedrijven
15%
7%
78%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.4: verdeling bedrijven over de drie deelsectoren volgens Stam.
Binnen de vele onderwijs- en zorginstellingen in de gemeente Groningen is een erg groot aantal mensen werkzaam. De vele onderwijzers en medici binnen de gemeentegrenzen zorgen dan ook voor een extreem groot aandeel creatieve zakelijke dienstverlening als het gaat om de verdeling van de arbeidsplaatsen over de drie deelsectoren. Dit is weergegeven in figuur 5.5.5. Verder is te zien in figuur 5.5.4 dat 15% van alle bedrijven binnen de deelsector kunsten valt. Wanneer naar figuur 5.5.5 gekeken wordt blijkt dat slecht 1% van alle werkzame personen binnen Stam’s definitie in deze deelsector werkt. Dit zou, net als bij de ETIN-definitie, verklaard kunnen worden uit het feit dat zich binnen de deelsector kunsten veel eenmanszaken bevinden. De gemiddelde bedrijfsgrootte is 1,4 arbeidsplaatsen per bedrijf, zoals in tabel 5.5.3 te zien is. Hetzelfde getal geldt voor de deelsector media & entertainment. Maar bij de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening werken gemiddeld maar liefst meer dan 20 mensen per bedrijf. Dit aantal in combinatie met het grote aantal bedrijven binnen deze deelsector, zorgt ervoor dat niet minder dan 98% van alle arbeidsplaatsen binnen de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening valt binnen Stam’s definitie.
75
Stam Verdeling van de arbeidsplaatsen 1% 1%
98%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.5: verdeling arbeidsplaatsen over de drie deelsectoren volgens Stam.
Marlet & Poort Bij de definitie van Marlet & Poort is niet de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening de grootste van de drie qua aantal bedrijven, maar de deelsector kunsten (zie figuur 5.5.6). Dit kan mogelijk verklaard worden uit het feit dat Marlet & Poort een erg krappe definitie van creatieve industrie hanteren, wat zich vooral uit in een kleiner aandeel van de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening. Veel bedrijven die bij ETIN en/of Stam als creatief aangemerkt worden (en daar in de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening vallen), worden door Marlet & Poort juist niet als creatief aangemerkt. Het gaat hier dan met name om de onderwijs- en zorginstellingen en de softwareontwikkelaars. Doordat hierdoor het totale aantal bedrijven veel kleiner is, wordt de sector kunsten procentueel automatisch groter.
76
Marlet & Poort Verdeling van de bedrijven
35% 40%
25%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.6: verdeling bedrijven over de drie deelsectoren volgens Marlet & Poort.
In figuur 5.5.7 staat de verdeling van het aantal arbeidsplaatsen per deelsector. Hier is weer de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening de grootste van de drie. Dit zou weer verklaard kunnen worden uit het feit dat binnen deze deelsector bedrijven vallen die gemiddeld meer werknemers hebben dan de bedrijven uit de andere twee sectoren (3,3 arbeidsplaatsen per bedrijf voor de creatieve zakelijke dienstverlening, 1,7 voor kunsten en 1,1 voor media & entertainment).
77
Marlet & Poort Verdeling van de arbeidsplaatsen
32%
54%
14%
Kunsten
Media & Entertainment
Creatieve Zakelijke Dienstverlening
Figuur 5.5.7: Verdeling werknemers over de drie deelsectoren volgens Marlet & Poort.
Conclusies Geconcludeerd kan worden dat bij de twee ruimste definities, ETIN en Stam, de creatieve zakelijke dienstverlening naar voren komt als zowel de grootste deelsector qua aantal bedrijven, als aantal werknemers. Het eerste kan verklaard worden uit het feit dat deze twee definities meer SBI-codes omhelzen dan de definitie van Martlet & Poort. Het tweede zou verklaard kunnen worden uit het feit dat de gemiddelde bedrijfsgrootte in de deelsector creatieve zakelijke dienstverlening bij de definities ETIN en Stam veel groter is dan bij bijvoorbeeld de deelsector kunsten (tabel 5.5.2). In laatstgenoemde deelsector bevinden zich waarschijnlijk meer eenmanszaken, zoals zelfstandige kunstschilders.
78
6. Conclusies In dit rapport heeft het begrip 'creativiteit' centraal gestaan, in het bijzonder als drijvende kracht voor regionale economische ontwikkeling. De aanwezigheid van creativiteit in een stad lijkt een positieve invloed te hebben op de stedelijke economie, voornamelijk als motor achter werkgelegenheidsgroei en aanwas van nieuwe bedrijvigheid. Het belang van creativiteit is ook door overheden en beleidsmakers opgemerkt. Er is niet enkel sprake van beleid ter bevordering van de creativiteit op regionaal niveau, maar zelfs op internationaal en nationaal niveau. Op regionaal niveau is het beleid vooral gericht op het ontwikkelen en aantrekken van creativiteit, op nationaal niveau ligt de focus op het waarborgen van creativiteit en het internationaliseren van de creatieve industrie. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Welke definities van het begrip creativiteit worden onderscheiden binnen bestaand ruimtelijk onderzoek en hoe vertalen de verschillen in definitie zich naar verschillen in ruimtelijke aspecten?
Om antwoord te vinden op de hoofdvraag zijn verschillende definities van het begrip creativiteit verkend. Er blijkt geen consensus te zijn over een juiste definitie in de internationale literatuur over creativiteit in de stedelijke context. Er worden door verschillende onderzoekers verschillende definities gebruikt en er is zelfs sprake van onderzoekers die in de loop der tijd hun eigen definitie wijzigen. De gevolgen van deze verschillen in definitie zijn zichtbaar te maken door ruimtelijk statistisch onderzoek. Bij gebruik van drie verschillende definities van creativiteit veranderen ruimtelijke patronen, verschuiven creatieve kernen en moeten conclusies over vestigingsvoorkeur worden bijgesteld. Bij gebruik van verschillende definities verandert de verhouding van de deelsectoren kunsten, media & entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening aanzienlijk. Zo kan een stad die een groot aandeel kunsten bezit bij het gebruik van de ene definitie veranderen in een stad die enkel creatieve zakelijke dienstverlening lijkt te bezitten bij gebruik van een andere definitie. Ook als gericht wordt op het creatieve personeel ontstaan grote verschillen. Waar de ene definitie 30 procent van de totale werkende bevolking in de gemeente als creatief bestempelt, komt dezelfde gemeente tot slechts 2 procent bij gebruik van een andere definitie.
79
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat verschillen in definities van creativiteit in de stedelijke context een duidelijke invloed hebben op de uitkomsten van onderzoek naar deze creativiteit. Niet enkel getalsmatig zijn er grote verschillen, maar ook de ruimtelijke aspecten zijn zichtbaar. De boodschap van deze conclusie is volgens de onderzoekers dat er kritisch(er) dient te worden gekeken naar onderzoeken naar creativiteit in de stedelijke context. Niet alleen door onderzoekers, maar zeker ook door beleidsmakers. Zolang er geen duidelijke, eenduidige definitie van creativiteit in gebruik is zullen de resultaten van dit soort onderzoeken met de spreekwoordelijke korrel zout moeten worden genomen.
80
Referenties Aalst, I. van, O. Atzema, R.A. Boschma, F. Heinz en F.G. van Oort (2006), Creatieve klasse en economische groei in stedelijk Nederland. In: Hofstede, B. en S. Raes (red.), Creatief Vermogen. Den Haag: Elsevier Overheid, p. 123-155.
Braaksma, R.M., J.P.J. De Jong en E. Stam (2005), Creatieve bedrijvigheid in Nederland. Structuur, ontwikkeling en innovatie. Zoetermeer: EIM.
Caves, R.E. (2000), Creative Industries. Contracts between art and commerce. Cambridge: Harvard University Press.
Cunningham, S. (2002), From Cultural to Creative Industries: Theory, Industry and Policy Implications. Brisbane: Queensland University of Technology.
De Stad bv, ABF Research, Habiforum (2005), Proeftuin voor creatieve economie. http://www.nicis.nl/kenniscentrum/binaries/stedelijkeeconomie/bulk/praktijk/2006/4 /startnotitie-proeftuin-creatieve-economie-zoder-begroting.pdf (bezocht op 26-082008)
ETIN (2005), Creatieve pijler onder de Noord-Nederlandse economie?! Tilburg: ETIN Adviseurs.
ETIN (2008), Groningen = creatieve stad, Eindrapport. 's Hertogenbosch: ETIN Adviseurs.
Florida, R. (2002), The Rise of the Creative Class and how it's transforming work, leisure, community and everyday life. New York: Basic Books.
Gemeente Den Haag (2005), Notitie Creatieve stad Den Haag. Dienst OCW, Cultuurbeleid en Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Economie. http://www.denhaag.nl/Docs/ocw/ocw2/Cultuur/Notitie%20Creatieve%20Stad%20D en%20Haag.pdf (bezocht op 09-07-2008).
81
Glaeser, E.L. (2004), Review of Richard Florida's The Rise of the Creative Class. http://www.economics.harvard.edu/faculty/glaeser/files/Review_Florida.pdf (bezocht op 11-04-2008).
Hastenberg, H. van (2005) Utrecht Werkt, Trendrapportage economie 2005. Afdeling Bestuursinformatie, Sector Bestuurszaken, gemeente Utrecht.
Howkins, J. (2001), The Creative Economy: How people make money from ideas. London: Pinguin Press.
Kort, P. de (2008), Creatieve industrie in Eindhoven, een verkenning. BiO-rapport 1071, Eindhoven: Gemeente Eindhoven, Bureau Beleidsinformatie en Onderzoek.
Kramer, F. en M. Reynders (2005), Creative industries in Europa http://www.twanetwerk.nl/default.ashx?DocumentID=4891 (bezocht op 26-052008)
Manshanden, W., P. Rutten, P. de Bruijn en O. Koops (2005), De creatieve industrie in Rotterdam. Delft: TNO Ruimte en Infrastructuur.
Marlet, G., J. Poort en F. Laverman (2007), De kunst van investeren in cultuur. SEOrapport nr. 976, Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Marlet, G.A. en C.M.C.M. van Woerkens (2004a), Skills and creativity in a Crosssection of Dutch Cities. Discussion Paper Series 04-29, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht.
Marlet, G.A. en C.M.C.M. van Woerkens (2004b), "Het economisch belang van de creatieve klasse." Economisch Statistische Berichten 89 (4435), p. 280-283.
Ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005), Ons creatieve vermogen: brief cultuur en economie. http://www.cultuureneconomie.nl/_pdf/brief_Ons_creatieve_vermogen_cultuur_en_e conomie.pdf (bezocht op 24-05-2008)
82
Rutten, P., W. Manshanden, J. Muskens en O. Koops (2004), De creatieve industrie in Amsterdam en de regio. Delft: TNO Strategie, Technologie en Beleid.
Stam, E. (2005), Componenten en Causaliteit van Creatieve Bedrijvigheid. http://econ.geo.uu.nl/stam/Stam2005CCC.pdf (bezocht op 11-04-2008).
83
Bijlage 1: Buurtenkaart gemeente Groningen
84
Bijlage 2 Definities van creatieve bedrijvigheid o.b.v. SBI-codes ETIN 2005: Ambachten: • Weven van textiel (172) • Vervaardiging van textielwaren (174) • Vervaardiging vloerkleden en tapijten (1751) • Gebreide en gehaakte stoffen (176) • Vervaardiging van gebreide en gehaakte artikelen (177) • Vervaardiging van kleding (18) • Vervaardiging van lederwaren (192) • Vervaardiging van schoeisel (193) • Holglas (2613) • Huishoudelijk en sieraardewerk (2621) • Uurwerken (335) • Sierraden (362) • Muziekinstrumenten (363) • Meubels (3611) • Bedrijfsmeubels (36122) • Keukenmeubels (3613) • Overige meubels (3614) • Producten beton, cement, gips (2666) • Natuursteenbewerking (2670) • Detailhandel muziekinstrumenten (52457) • Groothandel in muziekinstrumenten (51478) • Detailhandel juweliersartikelen en uurwerken (52483) • Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken (51476)
Architectuur: • Architecten en technische ontwerp en adviesbureaus voor b&u (74201) • Technisch ontwerp en advies (74202) • Monumentenzorg (92523)
Beeldende kunst en antiek: • Beoefening scheppende kunst (92313) • Kunstuitleen (92512) • Kunsthandel (92521) • Veiling kunst en antiek (74844) • Musea (92522) • Fotografie (74811) • Overkoepelende organen (91334) • Detailhandel in schilderijen, lijsten, prenten, etc. (52484) • Organiseren van beurzen, tentoonstellingen en braderieën (74872) • Detailhandel antiek (52501) • Groothandel overige non-food (o.a. antiquiteiten) (51487) • Overkoepelende organen en samenwerkings- en adviesorganen (91335)
Fotografie, film en video: • Ondersteunende activiteiten t.b.v. productie (video)films (92112) • Film en videostudio’s (92323) • Vervaardiging foto- en filmapparatuur (334) • Producenten van (video)films (92111) • Distributie (video)films (9212) • Videotheken (71401) • Vertoning van films (9213) • Overige zakelijke dienstverlening n.e.g. (74876)
Schrijven en uitgeven: • Pers- en nieuwsbureau, journalisten (924) • Drukkerijen boeken (22221) • Drukkerijen tijdschriften (22222) • Drukkerijen dagbladen (2221) • Grafische afwerking (2223) • Grafische reproductie en zetten (2224)
85
• Overige activiteiten verwant aan drukkerijen (2225) • Uitgever boeken (2211) • Uitgever tijdschriften (2212) • Uitgever dagbladen (2213) • Groothandel in boeken (51484) • Detailhandel in boeken, tijdschriften en kranten (52471) • Openbare bibliotheken (92511) • Culturele uitleencentra (92513) • Secretariaats- en vertaalwerk (7485)
Televisie en radio: • Ondersteunende activiteiten t.b.v. radio en televisie (92203) • Omroeporganisaties (92201) • Producenten van radio- en televisieproducties (92202) • Telecommunicatie (kabelbedrijven) (6420)
Muziek: • Groothandel in geluids- en beelddragers (51433) • Vervaardiging informatiedragers (2465) • Reparatie en stemmen muziekinstrumenten (5274) • Uitgeverijen van geluidsopnamen (2214) • Overige drukkerijen (waaronder bladmuziek) (22226) • Reproductie van geluidsopnamen (2231) • Detailhandel geluidsdragers (52453) • Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en dienstverlening vor het personenvervoer (63303)
Podiumkunsten • Beoefening van podiumkunsten (92311) • Overig amusement (92343) • Producenten podiumkunsten (92312) • Theaters, schouwburgen (92321) • Evenementenhallen (92322) • Dansscholen (92341) • Overige kunstzinnige vorming van amateurs (92342) • Vriendenkringen op het gebied van cultuur en kunstbevordering (91333)
Reclame • Reclame (ontwerp) adviesbureaus (74401) • Drukkerijen van reclame (22223) • Overige reclamediensten (74402)
Vormgeving • Overige technische ontwerp-, teken- en adviesbureaus (74208) • Interieur en modeontwerpers (74875)
(Leisure)Software • Systeemontwikkeling en programmeerdiensten (722) • Adviesbureaus op het gebied van automatisering (72102) • Overige dienstverlening op het gebied van automatisering (7260)
86
Stam 2005: Super creative coreberoepsgroep: ICT-ers Wiskundigen Architecten Ingenieurs Medici Sociale wetenschappers Onderwijzers Trainers Bibliothecarissen Kunstenaars Ontwerpers Entertainers Sporters Media-beroepen
Omschrijving creatieve bedrijvigheid: Software-ontwikkeling X Architectuur en technisch ontwerp … Gezondheidszorg X Onderwijs … X Kunst Reclameontwerpen – adviesbureaus; interieur-, modeontwerpers e.d. Overig amusement X Fotografie; productie van films; productie van radio en tv-programma’s
Bedrijfsklasse (SBI): 722 742
851 80
9231 744; 74875 9234.3 7481.1; 9211.1; 9220.2
87
Marlet en Poort 2005:
88