Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen FLVVM
MET-FLVVM-072 yyy
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS
Versie
03
Datum van toepassing
2012-10-01
Opgesteld door :
Ronny Martens; sectieverantwoordelijke sectie kalibratie; 2012-09-18
Nazicht door :
Van Caeneghem Jan, analist sectie kalibratie; 2012-09-27
Goedkeuring vrijgave door :
Vanhove Tony; laboratoriummanager a.i. FLVVM; 201210-01
Beheer & locatie geldende versie :
FLVVM; Server FLVVM
Bestemmelingen :
Medewerkers Sectie kalibratie
Trefwoorden :
Kalibratie; temperatuurloggger
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 1/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS OVERZICHT WIJZIGINGEN (*) Herziening * door/datum RM 2011-0921 RM 2012-0924
Reden van de herziening
Tekstdeel/draag-wijdte van de herziening voorbladen
Nieuwe layout Aanpassingen referenties documenten Toevoegen kalibratie in diepvriezer
volledige document
*
Het verschil tussen de huidige datum en de laatste herziening mag niet meer dan 5 jaar bedragen. Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie worden gemarkeerd in rood. Indien omwille van de omvang van de wijzigingen, de tekst door gebruik van markeringen niet meer leesbaar wordt, wordt de markering van wijzigingen weggelaten in de nieuwe versie. Dit wordt vermeld in de historiek van het document.
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 2/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS
INHOUDSTABEL 1
DOEL .................................................................................................................................. 4
2
TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................................... 4
3
WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN........................................................... 4
4
DEFINITIES EN AFKORTINGEN ...................................................................................... 4
5
PRINCIPE........................................................................................................................... 4
6
PRESTATIEKENMERKEN ................................................................................................ 4
7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN .......................... 5
8
REAGENTIA EN HULPSTOFFEN..................................................................................... 5
9
TOESTELLEN .................................................................................................................... 5
10 WERKWIJZE...................................................................................................................... 5 10.1 REGISTRATIE VAN DE UUT .................................................................................................... 5 10.2 CONTROLE OP DE TECHNISCHE GESCHIKTHEID VOOR KALIBRATIE ......................................... 6 10.3 BEPALEN VAN DE KALIBRATIETEMPERATUREN ...................................................................... 6 10.4 UITVOEREN VAN DE METINGEN .............................................................................................. 6 10.4.1 Voorbereiding ................................................................................................................... 6 10.4.2 Uitvoering van de metingen .............................................................................................. 7 10.4.3 Overgang naar de volgende temperatuur ......................................................................... 7 10.4.4 Afsluiting........................................................................................................................... 8 11 KWALITEITSCONTROLE ................................................................................................. 8 CRITERIA VOOR DE STABILITEIT VAN HET KALIBRATIEBAD : IN HET WERKGEBIED VAN -5 °C TOT +25 °C MAG DE STANDAARDAFWIJKING NIET GROTER ZIJN DAN 0,010 °C.................................................... 8 12 BEREKENING EN RAPPORTERING ............................................................................... 8 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5
BEREKENINGEN ...................................................................................................................... 8 OPSTELLEN VAN HET CERTIFICAAT ........................................................................................ 9 ETIKETTERING VAN DE UUT ................................................................................................ 11 AANVULLEN VAN DE TABEL MET ADMINISTRATIEVE GEGEVENS .......................................... 11 WIJZIGEN VAN EEN CERTIFICAAT ......................................................................................... 11
13 VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURES, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN, FORMULIEREN OF LIJSTEN ................................................................................................ 11 13.1 13.2 13.3
PROCEDURES / INSTRUCTIES ................................................................................................ 11 FORMULIEREN, LIJSTEN, DOCUMENTEN ................................................................................ 11 BIJLAGEN ............................................................................................................................. 12
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 3/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS
1
Doel
Dit document beschrijft de werkwijze voor de kalibratie van temperatuurloggers in een gethermostatiseerd en geroerd vloeistofbad.
2
Toepassingsgebied
De kalibratie van temperatuurloggers met inwendige voeler binnen een temperatuurbereik van -20 ºC -5 tot 25 ºC.
3
Wettelijke en normatieve documenten
Niet van toepassing.
4
Definities en afkortingen -
5
UUT: de te testen logger (UUT = Unit Under Test), referentieketen: de combinatie van een referentiethermometer Fluke 1502A en een referentiesonde Pt 25 of Pt 100, kalibratie: het vastleggen onder welbepaalde condities van de relatie tussen meetwaarden gegeven door een meetinstrument of meetketen en de overeenstemmende referentiewaarden.
Principe
Kalibratie in een gethermostatiseerd en geroerd vloeistofbad: de UUT wordt samen met een referentiesonde in een homogeen, stabiel en geroerd vloeistofbad geplaatst dat ingesteld is op een bepaalde temperatuur. Binnen een vooraf bepaald tijdsinterval worden een aantal meetpunten geregistreerd van zowel de UUT als van de referentiesonde. Uit deze metingen worden de bias en de precisie van de UUT afgeleid. Kalibratie bij ca. -20 ºC : de UUT wordt samen met een referentiesonde in een dikwandige isomodoos geplaatst in een diepvriezer die ingesteld is op een temperatuur van ca. -20 ºC. Na stabilisatie worden gedurende een bepaald tijdsinterval een aantal meetpunten geregistreerd van zowel de UUT als van de referentiesonde. Uit deze metingen worden de bias en de precisie van de UUT afgeleid.
6
Prestatiekenmerken
De uitgebreide meetonzekerheid die op de resultaten kan behaald worden is ondermeer afhankelijk van de volgende factoren: - de meetonzekerheid van de gebruikte referentieketen, - de stabiliteit en homogeniteit van de gebruikte diepvriezer en baden, - de resolutie van de UUT, - de spreiding (variantie) van de metingen van de UUT tijdens de kalibratie. In de praktijk zijn het vooral de twee laatste UUT-gerelateerde factoren die de behaalde meetonzekerheid bepalen.
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 4/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS De volledige berekening van de meetonzekerheid wordt beschreven in het document LAB 24 I-MET 070 D 001 D 030 Kalibratie – Berekening meetonzekerheid.
7
Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen
Veiligheidsvoorschriften: geen. Bijzondere maatregelen: - de referentiesonde moet met de nodige zorg en voorzichtigheid behandeld worden; schokken kunnen de kalibratie teniet doen ! - bij het uitzetten van het bad steeds eerst de koeling afzetten en pas enkele minuten daarna de watercirculatie !
8
Reagentia en hulpstoffen -
9
antivries (glycerol), plastic zakjes waarin minstens 3 UUT’s passen, dikwandige isomodoos met perforatie in het deksel voor de referentiesonde
Toestellen -
kalibratiebad (plexiglas, LAUDA) gevuld met gedemineraliseerd water met antivries, circulatiepomp LAUDA INVAPP204, koelelement LAUDA INVAPP203, diepvriezer ingesteld op -20 ºC, rekjes voor de loggers, referentieketen bestaande uit een referentiethermometer Fluke 1502A met een referentiesonde Pt25 of Pt100, PC met het programma LogWare (Fluke 9934) voor de registratie van de metingen van de referentieketen, PC met een programma voor het uitlezen van de metingen van de loggers, ijsbad (dewar met smeltend ijs), thermometer / hygrometer (temperatuur en relatieve vochtigheid lokaal).
10 Werkwijze 10.1 Registratie van de UUT Vooraleer tot kalibratie over te gaan worden een aantal administratieve gegevens van de te kalibreren UUT geregistreerd. Deze gegevens (niet limitatief) zijn: - datum ontvangst, - herkomst (PCE, Dispatching,...), - type thermometer (merk en model), - serienummer, - datum laatste kalibratie. Deze gegevens worden opgenomen in de overzichtstabel LAB 24 I-MET 070-072 L 001 L 110 Overzicht Thermometers_YYYY met YYYY het jaar. Indien er op de UUT geen unieke identificatie voorkomt (serienummer), wordt er een unieke identificatie op aangebracht (vb. merk + volgnummer e.d.).
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 5/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS 10.2 Controle op de technische geschiktheid voor kalibratie Na de registratie van de administratieve gegevens wordt een controle uitgevoerd van de UUT op technische geschiktheid voor kalibratie. Dit omvat: - visuele controle van de behuizing op beschadiging, - controle van de werking: o kijk of de display leesbaar is, o lees de gegevens van de UUT in met het betreffende programma en controleer de programmeergegevens (batterijstatus, foutmelding,...), o PROGRAMMEER DE LOGGER met volgende parameters : registratie 1x/minuut, ‘continue registratie’ of ‘registratie vanaf startpunt’ waarbij het startpunt zich voor de geplande uitvoering van de kalibratie moet bevinden. Technische tekortkomingen die het kalibreren onmogelijk maken (beschadiging, lage batterijspanning, foutmelding,...) worden eveneens genoteerd in de overzichtstabel; deze UUT’s komen niet in aanmerking voor kalibratie en worden met een beschrijving van het probleem teruggestuurd naar de afzender. 10.3 Bepalen van de kalibratietemperaturen Een overzicht van de temperaturen waarop gekalibreerd wordt volgens type thermometer wordt gegeven in LAB 24 I-MET 070-072 F 001 F 410 Overzicht kalibratietemperaturen.
10.4 Uitvoeren van de metingen 10.4.1 Voorbereiding -
-
-
Schakel de referentieketen in, schakel de PC in en start het programma LogWare voor het registreren van de gegevens van de referentieketen, plaats de referentiesonde in de dewar voor het ijsbad, maak het ijsbad op de volgende manier: o vul op voorhand een aantal zakjes voor ijsblokjes met gedemineraliseerd water en plaats in de diepvriezer, o neem een aantal zakjes (3 volstaat) met ijsblokjes uit de diepvriezer, o verpulver de ijsblokjes met een ijscrusher tot kleine stukjes, o breng de verpulverde ijsblokjes over in een beker en voeg wat gedemineraliseerd water toe zodat het ijs een glazig uitzicht krijgt, o breng het verpulverde ijs over in de dewar en verspreid het rond de referentiesonde. Zorg ervoor dat het niveau hoog genoeg is zodat de sonde minstens 5 cm onder het ijsniveau zit. Druk het ijs aan. o controleer de uitlezing van de referentieketen; indien die bij een te lage temperatuur stabiliseert kan dit er op wijzen dat het ijs nog onvoldoende gesmolten is. Voeg in dit geval aan het ijsbad nog wat water toe. Het ijsbad voldoet wanneer de uitgelezen temperatuur overeenkomt met de historiek van de referentiesonde. volg de evolutie van de temperatuur met het programma LogWare, wanneer de uitlezing van de referentieketen gestabiliseerd is: registreer de temperatuur gedurende 10 minuten (600 meetpunten) en noteer de gemiddelde waarde (To) en standaardafwijking op het werkblad LAB 24 I-MET 070 F 005 F 407 Opvolgen metingen ijsbad, beoordeel de gemiddelde waarde van de temperatuur in het ijsbad To door dit te vergelijken met de vorige resultaten; een significante afwijking (zie criteria 11.3) kan ofwel wijzen op een ijsbad dat nog niet voldoet (zie hoger) of op een probleem met de sonde. Voeg in het eerste geval nog wat water toe en herhaal de meting; controleer in het tweede geval de isolatieweerstand en bepaal de referentieweerstand R 0. Vergelijk de
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 6/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS
-
referentieweerstand met de vorige resultaten; indien de isolatieweerstand OK is (> 40 MΩ) maar de referentieweerstand meer dan 3 standaardafwijkingen afwijkt van de vorige resultaten, dan moet de sonde vergeleken worden met een (andere) Pt25 referentiesonde en indien nodig geherkalibreerd worden. indien de referentiemeting voldoet: haal de referentiesonde uit het ijsbad en droog af, plaats de referentiesonde in het bad voor de meting van de UUT’s. registreer de temperatuur en relatieve vochtigheid van het lokaal en noteer op het werkblad, bij kalibratie in het bad : stel het bad in op de gewenste kalibratietemperatuur (zie 10.3).
10.4.2 Uitvoering van de metingen in de diepvriezer -
plaats de dataloggers in een dikwandige isomodoos. Zorg er voor dat het centrum vrij is voor de referentesonde steek de Pt25 referentiesonde door de opening van het deksel van de doos. plaats de isomodoos met de loggers in de diepvriezer, evenals het deksel met de referentiesonde. DE DOOS NOG NIET SLUITEN ! sluit de diepvriezer en wacht ongeveer een uur. open de diepvriezer na een uur en sluit de isomodoos met het deksel. Sluit de diepvriezer. volg de temperatuur van de referentiesonde en wacht tot de temperatuur gestabiliseerd is. start de registratie met LogWare (continue meting aan 1 meting / 10s) en laat die minstens 3 h doorlopen waarna de registratie in LogWare kan gestopt worden. haal de isomodoos uit de diepvriezer en laat op temperatuur komen. Herhaal de procedure voor een volgende reeks.
10.4.3 Uitvoering van de metingen in het bad -
-
-
schakel het bad in : eerst de circulatiepomp en daarna de koeler. Stel de temperatuur in op de gewenste temperatuur. neem een plastic zakje en plaats er maximaal 5 UUT’s in op een rij (1 zakje met 3 en 1 met 2 UUT’s is ook goed) en plaats het zakje met de UUT’s in een rekje. Per rekje kunnen 2 rijen met 5 UUT’s per rij geplaatst worden. Hou de loggers op hun plaats met een rubberband. plaats maximaal 3 rekjes (= 30 loggers) in het bad met het mengsel water-antivries en let er op dat de watercirculatie niet gehinderd wordt. plaats de referentiesonde Pt100 in het bad en zorg ervoor dat die zich tussen de rekjes bevindt, plaats op de rekjes een metalen plaat om te verhinderen dat de rekjes gaan drijven; let er op dat er geen vloeistof in de zakjes met de loggers kan komen ! wacht tot het bad de ingestelde kalibratietemperatuur bereikt heeft, wacht tot de temperatuur van het bad gestabiliseerd is. Dit gebeurt door de registratie van de referentiesonde met LogWare te volgens tot de temperatuur stabiel is. start de registratie met LogWare (continue meting aan 1 meting / 10s) en laat die minstens 1 h doorlopen (= minstens 60 meetpunten door de UUT) waarna de registratie in LogWare kan gestopt worden. haal de rekjes met de UUT’s uit het bad en herhaal de procedure voor een volgende reeks.
10.4.4 Overgang naar de volgende temperatuur van het bad -
stel het bad in op de volgende temperatuur (zie 10.3), herhaal de hierboven beschreven cyclus (Stabilisatie – Registratie).
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 7/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS 10.4.5 Afsluiting -
Bij kalibratie in het bad : schakel eerst de koeling uit en laat het water nog gedurende enkele minuten circuleren vooraleer de circulatiepomp uit te schakelen, verwijder de referentiesonde uit het bad en droog af met een papieren doekje, schakel de referentiethermometer uit.
11 Kwaliteitscontrole Criteria voor de stabiliteit van het kalibratiebad : in het werkgebied van -5 °C tot +25 °C mag de standaardafwijking niet groter zijn dan 0,010 °C.
12 Berekening en rapportering 12.1 Berekeningen De registraties van de referentiesonde worden ingelezen in een rekenblad; de registraties van de UUT worden ingelezen met het betreffende programma en opgeslagen als een .xls bestand Van zowel de registraties van de referentiesonde als die van de UUT wordt eenzelfde tijdsinterval van minstens 30 10 minuten gekozen voor de berekening van de bias en de uitgebreide meetonzekerheid van de UUT. Van beide reeksen registraties (UUT en referentiesonde) worden in rekenblad LAB 24 I-MET 072 F 001 Kalibratie dataloggers template) de gemiddelde waarde, de standaardafwijking, de nominale gemiddelde temperatuur (gemiddelde temperatuur van de datalogger omgerekend naar de nominale temperatuur van de referentiethermometer), de bias Ref-UUT en de uitgebreide meetonzekerheid U berekend. Deze gegevens worden overgebracht naar een rekenblad LAB 24 F 482 Model DataloggerEbroEbi20_2temps voor de verdere berekeningen. Op een rekenblad kunnen meerdere UUT’s verwerkt worden. De structuur van een tabblad in het rekenblad bestaat uit: - een blok met het overzicht van de administratieve gegevens, - een blok met de gemiddelden en standaardafwijkingen van de referentieketen en van elke UUT en de daaruit berekende waarden voor de bias en de meetonzekerheid, - een blok met de gegevens van de referentieketen en de afleesprecisie van de UUT’s. - een blok met de administratieve gegevens, - een blok met de gegevens van de referentiethermometer, - een blok met de gegevens van de dataloggers, - een blok met de resultaten. In elk rekenblad worden de volgende gegevens ingevoerd: - in het blok administratieve gegevens: o de datum / data van de kalibratie(s), o de omgevingscondities, o de uitvoerder(s), o de identificatiegegevens van de UUT’s (serienummer), o de bias van de referentiethermometer bij die temperatuur. -
in het blok met de gegevens van de referentiethermometer : o de ruwe gegevens gemeten tijdens het gekozen tijdsinterval
-
in het blok met de gegevens van de dataloggers : o de identificatie van de dataloggers (EQ-nummer en serienummer) o de ruwe gegevens gemeten tijdens het gekozen tijdsinterval
-
in het blok met de registraties en berekeningen van elke UUT:
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 8/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS o
-
bij elke kalibratietemperatuur : de gemiddelde waarde, standaardafwijking en bias van de referentieketen en de referentiewaarde gecorrigeerd voor de bias.
in het blok met de resultaten: o de nominale meettemperatuur; de gemiddelde waarde, standaardafwijking, bias, gecorrigeerde referentietemperatuur en de correctie voor overgang naar de nominale meettemperatuur van de referentieketen, o voor elke datalogger : de gemiddelde waarde, de standaardafwijking, de gecorrigeerde gemiddelde waarde, het verschil met de nominale temperatuur Ref-UUT en de uitgebreide meetonzekerheid U.
Onder het blok met de resultaten registraties staat een tabel met de samenvatting van de gegevens die gebruikt worden voor de berekening van het onzekerheidsbudget waaronder de uitgebreide meetonzekerheid van de referentieketen, de homogeniteit en stabiliteit van de diepvriezer / vloeistofbaden, de afleesprecisie van de UUT’s en het aantal vrijheidsgraden van de kalibratie. Na invullen van de gegevens worden de volgende waarden berekend per UUT: - de maximale standaardafwijking tussen de reeksen, - de bias voor elke temperatuur (het verschil tussen de gemiddelde temperatuur van de referentieketen en het gemiddelde van de UUT), - de uitgebreide meetonzekerheid U. Op het laatste tabblad wordt een samenvatting gegeven van de resultaten per UUT : - de gemiddelde nominale temperatuur en de correctiefactor voor elke temperatuur, - de uitgebreide meetonzekerheid U (maximale waarde voor de 3 temperaturen). 12.2 Opstellen van het certificaat Voor het opstellen van het certificaat worden de standaardsjablonen LAB 24 I-MET 072 F 002 Kalibratiecertificaat_Ebro_Ebi20_T1_template en LAB 24 I-MET 072 F 002 Certificat d'étalonnage_Ebro_Ebi20_T1_template gebruikt. Aan elk certificaat wordt een uniek nummer toegekend dat bestaat uit de datum en een volgnummer (JJJJMMDDXXX met JJJJ = het jaartal, MM = de maand, DD = de dag en XXX een oplopend nummer, beginnend bij 001, binnen elke dag). Op elke certificaat worden de volgende administratieve gegevens ingevuld (zie voorbeeld hieronder): - nummer van het certificaat - herkomst: (Logistiek, DR Controle, Dispatching…) - datum ontvangst, datum kalibratie en datum opstellen certificaat.
Instrument:
Datalogger
Herkomst:
Dispatching
Datum ontvangst: Datum kalibratie: Datum certificaat:
2011/01/01 2011/01/31 2011/02/01
In rubriek ‘1 Identificatie van het meettoestel’ worden de volgende technische gegevens ingevuld (zie voorbeeld hieronder): - merk, type en serienummer UUT, - identificatie (meestal Dispatching),
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 9/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS -
het meetbereik, het gevraagde meetbereik, de algemene kenmerken van de UUT. Merk: Type: Serienummer: Identificatie: Meetbereik: Gevraagd meetbereik: Kenmerken:
Ebro EBI 20-T1 62111635 Dispatching -30 tot +60 ºC -20 tot +15 ºC digitale thermometer met interne voeler en opslag van meetgegevens.
Rubriek ‘2 Algemeenheden’ bevat algemene informatie over de kalibratie. In rubriek ‘3 Kalibratiemethode’ worden het gekalibreerde meetbereik en de omgevingscondities ingevuld: Gekalibreerd meetbereik: Omgevingscondities:
-20 tot +15 ºC t = 20 ±2 ºC %rv = 62 ± 20
De rest van de rubriek geeft een bondige beschrijving van de gebruikte methode. In rubriek 4 Meetresultaten worden de resultaten samengevat in een tabel (voorbeeld) :
Gemiddelde referentiewaarde A (ºC)
Gemiddelde geregistreerde waarde B (ºC)
Verschil A-B (ºC)
Onzekerheid (ºC)
-20,00
-19,60
-0,40
± 0,15
0,00
0,20
-0,20
± 0,15
15,00
14,90
+0,10
± 0,15
Opgelet : bij het invullen van de waarden moeten de regels voor het aantal beduidende cijfers toegepast worden : de meetonzekerheid wordt afgerond op 2 beduidende cijfers indien het eerste beduidende cijfer 1, 2 of 3 is en op 1 beduidend cijfer in de andere gevallen. Echter, wanneer afronden van de meetonzekerheid naar beneden een verschil van meer dan 5% zou geven, dan wordt er naar boven afgerond (vb. 0,42 wordt afgerond naar 0,4 (0,02/0,42 < 5%) en 0,44 wordt afgerond naar 0,5 (0,04/0,44 > 5%). De waarden in de andere kolommen worden gegeven met evenveel decimalen als de meetonzekerheid. Tenslotte is er een clausule met de vermelding dat de vermelde onzekerheden betrekking hebben op een enkele meting en dat deze onzekerheden enkel betrekking hebben op de duur van de kalibratie. Het certificaat wordt afgesloten met de handtekening van de verantwoordelijke voor de kalibratie.
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 10/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS 12.3 Etikettering van de UUT Op elke UUT wordt een etiket gekleefd met - de vermelding FAVV of AFSCA met de afkorting van het kalibratielaboratorium FLVVM, - het nummer van het certificaat (= datum + volgnummer, zie 12.2),
12.4 Aanvullen van de tabel met administratieve gegevens De tabel met de administratieve gegevens (zie 10.1) wordt aangevuld met: - de kalibratiedatum/data, - het nummer van het certificaat, - de naam van het bestand met de berekeningen, - de datum van het terugsturen van de UUT, - eventuele opmerkingen, zoals de technische vaststellingen waardoor er geen kalibratie kon uitgevoerd worden.
12.5 Wijzigen van een certificaat Wanneer gegevens op een certificaat moeten gewijzigd worden, dan wordt de volgende procedure gevolgd : - het nummer van het certificaat wordt behouden met toevoeging van ‘CORn’ waarbij n een volgnummer is (1,2,..), - de vermelding ‘vervangt certificaat NNN van dd.’ wordt toegevoegd, - de datum van het certificaat wordt vervangen door de datum van de wijziging, - de gewijzigde gegevens worden expliciet aangeduid als vet cursief.
13 Verwijzing naar bijhorende procedures, instructies, documenten, formulieren of lijsten 13.1 Procedures / Instructies LAB 24 I-LOG 077 LAB 24 I-LOG 076 LAB 24 I-LOG 075
handleiding kalibratiebad Fluke 7320 handleiding kalibratiebad Fluke 6331 handleiding referentieketen Fluke 1502A/5628
13.2 Formulieren, lijsten, documenten LAB 24 I-MET 072 F 002 F 490 LAB 24 I-MET 072 F 002 F 483 LAB 24 F 493 LAB 24 F 494 LAB 24 I-MET 070 F 005 F 407 LAB 24 F 408 LAB 24 I-MET 070072 F 001 F 410 LAB 24 F 482 LAB 24 I-MET 070072 D 001 D030
Certificat d'étalonnage_Ebro_Ebi20_T1_template Kalibratiecertificaat_Ebro_Ebi20_T1_template Certificat d'étalonnage_Testo_174T_template Kalibratiecertificaat_Testo_174T_template Opvolgen metingen ijsbad Opvolgen isolatieweerstand Overzicht kalibratietemperaturen Model Kalib DataloggerEbroEbi20_2temps Kalibratie thermometers – Berekening meetonzekerheid Werkbladen horend bij de I-MET
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 11/13
Met opmaak: Lettertype: Vet, Cursief
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS 13.3 Bijlagen Het overzicht van de herleidbaarheid van de metingen.
LAB 24 I-MET 072 Kalibratie temperatuurloggers v.03 12/13
KALIBRATIE TEMPERATUURLOGGERS Bijlage : overzicht herleidbaarheid van de metingen
Fysische referentiepunten ITS90
Nationale referentiestandaarden (Metrologische dienst + BELMET)
Extern kalibratielaboratorium
Referentieketen 1 Pt100 Referentieketen 2 Pt100 Referentieketen 1 Pt25 Referentieketen 2 Pt25
Controle To, Ro Onderlinge vergelijking
Kalibratie Vloeistofbad
UUT
Bepalen bias Bepalen U
Certificaat
LAB 24 - I-MET 070 - Kalibratie thermometers met voeler - D 01 - v.01 - 13/13