Rondzendbrief 2012
INHOUD 2
Voorwoord
3
Meditatie van de voorzitter
5
Beperkte Buitengewone Visitatie
8
Buitengewone visitaties
10
Vernieuwen zonder te vernielen
16
Visitatie als vraag naar de ziel van de gemeente
24
Trainingsplan 2013 Zinvol Visiteren
25
Impressies deelnemers trainingen Zinvol Visiteren
27
Verantwoording afleggen
29
Visitatie en Jaargesprek
30
Adressen
33
Overzicht Rondzendbrieven 2006-2012
2
Voorwoord bij de Rondzendbrief van 2012 Dames en heren visitatoren, Evenals andere jaren heeft het generale college voor de visitatie weer een Rondzendbrief voor u samengesteld. In de loop der jaren is het een goede gewoonte geworden dat de voorzitter van het generale college een meditatie verzorgt – de laatste jaren is dat steeds de meditatie die de voorzitter hield op de vorige studiedag, in dit geval dus op de studiedag in Ede 2011. Ook de lezing die prof. dr. H.P. de Roest hield op die studiedag is in deze Rondzendbrief opgenomen. Verschillende leden van het generale college hebben een bijdrage geleverd. U vindt een artikel over het ‘afleggen van verantwoording’, over de mogelijkheid van een ‘beperkte visitatie, een impressie van deelnemers aan de training Zinvol visiteren, een weergave van de lezing die onze voorzitter hield op een studiedag van het Evangelisch Werkverband en verder nog een aantal bijdragen waarvan we hopen dat ze u enigszins kunnen helpen bij uw werk als visitator. Soms bespreken regionale colleges één of meer artikelen uit de Rondzendbrief op hun vergadering. Mocht u het prettig vinden dat daarbij een van de leden van het generale college aanwezig is om e.e.a. toe te lichten, dan zijn we daar graag toe bereid. Van tijd tot tijd krijgen we vragen over bepaalde zaken die op de website terug zijn te vinden. De vernieuwde website heeft een uitstekende zoekfunctie: wanneer u het laatste vierjaarlijks verslag nog eens door wilt lezen, hoeft u alleen maar ‘vierjaarlijks’ in te tikken en u kunt het hele verslag online lezen of (geheel of gedeeltelijk) printen. Omdat de nieuwe website wat inhoud betreft nog in bewerking is, staat nog niet alles op de site, maar daar wordt aan gewerkt. Uiteraard kan het secretariaat u altijd helpen wanneer u informatie nodig hebt. Wij hopen dat deze Rondzendbrief voor u nuttige informatie bevat en dat u er bij uw vergaderingen en het werk ‘in het veld’ gebruik van kunt maken. Wij wensen u Gods zegen bij uw arbeid! Namens het generale college voor de visitatie, Ds. F. Buitink Secretaris Visitatoren Generaal
3
Lukas 10: 38-42 Afgelopen zomer heb ik tot tweemaal toe een wandeling gemaakt in het gebied waar de mensen wonen aan wie Prof. Henk de Roest zijn nieuwe boek : Een huis voor de ziel heeft opgedragen. Het spijt me nog dat ik Amsterdam als stad wel kende, maar deze oase van rust en natuur mij volledig onbekend was. Een grandioze ontdekking als je op één dag én op een terrasje zit in het drukke Amsterdam én de verrukking ervaart van stilte en landschap. In dit landschap komt je tot jezelf. Vandaag hebben wij een studiedag waarin we, geïnspireerd door het boek van Prof. Henk de Roest, proberen stil te staan bij de binnenkant van het kerk zijn, gelovige zijn, visitator zijn. Waarin we als het ware van de drukte van het leven en werken verkeren op de vlakte van rust, meditatie, op het terrein van onze ziel. Dit niet om het drukke leven te ontlopen, we zitten op dezelfde dag daar weer midden in, maar dit om de binnenkant van geloof en kerk zijn ruimte te geven, ruimte voor taal van de ziel. Innerlijke ruimte om geloofservaringen met elkaar te delen. Dit om te werken aan een kerk en aan visitatie bezoeken die iets hebben of krijgen van het zijn van een ‘huis’ of ‘plek’ waar mensen zich kunnen openen voor God en voor elkaar. Het gelezen schriftgedeelte drong zich rond dit thema aan mij op. Er is Martha, die de gave van de – Oosterse - gastvrijheid verstaat. Ze verwelkomt Jezus in haar huis. Een geestrijke gave is dat, die van de gastvrijheid. Weet je welkom in mijn huis, mijn land, in de gemeente. Dat is allemaal niet zo vanzelfsprekend. Weerbarstig zelfs. Maar Jezus weet zich welkom in het huis van Martha. Er is Maria, vriendin van Jezus net als Martha, zo zijn ze bij ons bekend. Met hun broer Lazarus die vriend van Jezus was, zoals Johannes beschrijft. Vele Martha, Martha maak je niet zo druk. De opmerking van Jezus kan ons ergeren. Er moet toch ook gewoon koffie worden gezet. Met aandacht voor het geestelijk leven redt je het niet. Maria had Martha toch wel even een handje kunnen helpen. Trouwens net voor dit verhaal had Lukas het verhaal van de Barmhartige Samaritaan verteld, ‘ga heen en doe net zo’ net als de man die zijn vijand komt verzorgen als die in nood is. Barmhartig dienend, die Samaritaan, die de naaste is voor een medemens. Hebben we net die opdracht gehad, krijgen we nu het verhaal van de dienende Martha, waar toch iets mis lijkt te zijn. Martha, ze is bezig met veel dingen, veel diaconie staat er. Het vele, ze gaat erin op met hart en ziel, en geeft hierin haar liefde. Ze is druk bezig met de veelheid van dienen. Druk en veel dat kenmerkt niet alleen haar maar ook ons. We gaan er in op. Het karakteriseert onze tijd en samenleving. Hoe gaat het? Druk. Van alles te doen. Het is de kern van ons bestaan geworden. Maar ook een juk en een last. We rennen ons rot op zoek naar waardering, naar liefde, om het goede te doen. ‘We worden geleefd’, zeggen we. Nu, zegt Jezus, is de tijd om dat vele naast je neer te leggen. Prachtig je gastvrijheid en wat je allemaal wilt doen, en die maaltijd is natuurlijk fantastisch. Maar Ik ben in je huis, en je sluit
4 je door al je bezigheden af voor wat ik je geven wil. Houd op met rondrennen en bezorgd zijn en maak een begin met ontvangen. Een les voor onze ziel. Terwijl we dat juist doen -ons bezorgd maken - zegt Jezus maak je niet bezorgd om het vele. Door alle onrust en stress sluiten we ons af voor wat van Godswege op ons toekomt. Martha, laat het vele, het horen en ontvangen niet in de weg staan. Je wilt mij dienen? Luister ik ben in jouw huis om jouw te dienen. De pracht en kracht van het evangelie! Ene Kijk naar Maria. Natuurlijk had ze ook van alles te doen en van alles kunnen doen, maar op dit moment kiest ze in dat vele, voor het ene. En dat heeft alles te maken met dat ik nu jullie gast ben. Om dit contrast van het vele en het ene goed te proeven hielp mij het beeld van monniken in een klooster. Monniken die de dag door bezig zijn met van alles, tuinieren, koken, ambachten als potten maken, de bibliotheek onderhouden, de administratie op orde brengen, het zorgen voor de armen. Maar als dan de bel wordt geluid, laten ze waar ze mee bezig zijn vallen, leggen het opzij en gaan naar de kapel. Als de bel klinkt, kunnen ze het werk uit hun handen laten vallen, om het daarna met hernieuwde kracht weer op te pakken met volle aandacht en toewijding. Vandaag gaan we op zoek naar de kerk als huis voor de ziel. We doen dat niet om denigrerend te spreken over het vele wat door ons als visitatoren gedaan moet worden, het moet geschieden, daarom had Jezus een woon en werkplek, we doen het om ook deze binnenkant van ons leven en visitatie werk niet te verwaarlozen en met de hoop dat het leven bij de bron ons en de gemeente die we bezoeken inspireren mag open te zijn naar de mensen om ons heen. Prof de Roest zegt in zijn boek als hij schrijft over de toekomst van de kerk. ´Er is gezamenlijke en innerlijke concentratie nodig. Concentratie betekent hier letterlijk ´samen zijn rond het centrum’. Er ontstaat verbinding met God en elkaar in een gemeenschappelijk onderhouden van de relatie. (Blz 17). Het is daarom dat we vandaag kiezen voor het ene! Ds. Wijnand Sonnenberg
5
Korte notitie over het begrip Beperkte Buitengewone Visitatie (BBV) Inleiding Buitengewone visitatie vindt naar aanleiding van of op een verzoek plaats (Ordinantie 10- 52). De voorzitter van het Regionaal College voor de Visitatie in Noord Holland ( K) vroeg mij mee te werken aan een buitengewone visitatie in gemeente X.De directe reden van dit verzoek was gelegen in het feit dat twee visitatoren van de te visiteren gemeente lid van de kerkenraad van X waren c.q. in het Regionaal College zitting hebben. Vanwege de objectiviteit ben ik gevraagd. In het voorgesprek gebruikte K zijn eigen(?) ontworpen term: beperkte buitengewone visitatie. (BBV) Dat begrip wil ik hierna inhoudelijk beschrijven en in een geanonimiseerde casus verduidelijken. Kans op herkenning van de casus is niettemin denkbaar. Ik verwijs dan naar onze gedeelde vertrouwelijkheid. De casus. In gemeente X zijn twee predikanten werkzaam. De derde predikant is wel aan X verbonden maar toch grotendeels werkzaam in een Oecumenische Basisgemeenten (OE). Ik noem het maar “model jaren zeventig”, dus laag georganiseerd. Er blijken in het verleden niet al te heldere afspraken gemaakt te zijn met ds. Y.en zijn voorgangers, die samen met hem/hen en de RK pastor in de OE werkten. In de tijd van het oecumenisch elan was dit misschien niet nodig, nu het biedt het ds. Y de gelegenheid “onzichtbaar” te worden als het gaat om het afleggen van verantwoordelijkheid van zijn bezigheden, zowel naar de kerkenraad van X, de collega’s daar en naar OE- Raad. Dit culmineerde na –jarenlange- interne pogingen om tot helderheid te komen over verantwoordelijkheden tot een verzoek van de kerkenraad van X aan classis Z . Om een bijzondere visitatie te houden in X. Dit verzoek werd gesteund door de OE-raad, met het oog op het dikwijls ”onzichtbaar’ functioneren van ds. Y. De probleemstelling werd urgenter toen de bisschop de geldelijke bijdrage aan OE stopzette en de RK pastoraal werker op korte termijn weg zou moeten. Wat zou blijven, was ds. Y, de oecumenische gezindheid van de OE- leden en van X en de onbekende toekomst. Er moest wat gebeuren vanuit X. Hoe moet het verder met ds. Y en zijn twee collega’s van X en hoe komt er een nieuwe structuur tussen X en OE tot stand? Werkwijze Visitator K, langer op de hoogte van de situatie, stelt voor een BBV te houden. Het motief was: het probleem gaat waarschijnlijk in de kern om ds.Y en diens functioneren en het gebrekkige kader waarbinnen hij gevraagd kan worden zich te verantwoorden. De OEgemeenschap zelf is onvoldoende op de hoogte van wat er bestuurlijk speelt. Ds. Y is voor velen een goede pastor. In gemeente X zijn het vooral de kerkenraad en de twee predikanten die steeds meer moeite met ds. Y krijgen. Eén van de predikanten werkte al veel langer met ds. Y. De ander is sinds kort (part time) werkzaam in X. Volgens K zou een buitengewone visitatie mensen te veel doen opschrikken en het zou maar onrust veroorzaken terwijl het hoofddoel van de BV - hoe verder met ds. Y. óók in een nieuw te ontwerpen structuur- niet gediend zou zijn. Daarom de keuze voor een BBV. De voorkennis van K als voorzitter van de Regionale Visitatie is bij deze inschatting van groot belang geweest. Proces
6 K en B (B =lid GCV ) hebben afzonderlijk met voorzitter en secretaris van de OE gesproken. Daarna met leden van kerkenraad van X. Inventarisatie van de klachten. Een unaniem beeld: ds. Y is voor beide gremia “onzichtbaar”, wekt irritatie, ook bij mensen die nog maar kort zijn aangetreden. Vele voorbeelden worden genoemd die over en weer herkenbaar blijken te zijn. K en B hebben afzonderlijk met de twee predikanten van X gesproken en met ds. Y. KB vonden hierin voldoende redenen om het verzoek om de buitengewone visitatie beperkt te houden en er niet meer mensen bij te betrekken dan strikt nodig zou zijn. K en B hebben een plan aanpak opgesteld dat is besproken in de voltallige OE- raad samen met kerkenraad van X, inclusief drie predikanten. Het plan van aanpak is aanvaard. Daarna heeft K zich teruggetrokken en heeft B met een andere visitator (G) uit het regionaal college de BBV voortgezet. Plan van aanpak Onderdeel 1. Een aantal zittingen beleggen van de drie collega’s o.l.v. van supervisor P, met als doel: inspelen op de nieuwe situatie voor zowel OE en X en te onderzoeken of drie pastores voldoende vertrouwen in elkaar hebben om in de nabije toekomst samen te werken. Onderdeel 2 Gemeentelid A, een organisatiedeskundige, heeft op verzoek een verkenningsonderzoek gestart naar een nieuwe structuur voor OE en X. Daartoe sprak ook hij met de drie predikanten op “een heidag” Onderdeel 3 Rapportage maken vanuit het predikantenoverleg en de ervaringen van gemeentelid A. De informatie leidde ertoe dat de visitatoren (G en B) een advies hebben opgesteld om ds. Y zo ver te brengen dat hij een convenant met OE en X wilde sluiten. Daarin is vastgelegd dat ds. Y. ¾ Jaar de tijd heeft om uit te zien naar een nieuwe gemeente. Er wordt een GBG ( een Gemeente Begeleiding Groep ) ingesteld. In GBG zitten, in overleg met ds. Y, leden van OE en X en een supervisor van buiten. Ds. Y wilde niet dat de eerdere supervisor P, dat zou zijn! GBG stellen een begeleidingsprogramma op waarbij ds. Y mee de agenda heeft bepaald. Elke drie weken komt de GBG samen en vraagt ds. Y hoe het met de afgesproken taken is gegaan en hoe het staat met het solliciteren naar een andere gemeente? Alles is, uiteraard, niet vlekkeloos verlopen, maar ds. Y heeft het convenant uiteindelijk getekend. De GBG heeft goed gefunctioneerd. Het bestaan van het convenant is door alle betrokken geheim gehouden. Ds. Y heeft in februari 2012 een beroep aangenomen en gemeentelid A heeft zijn reorganisatieplan klaar en aanvaard gekregen in de voltallige OE – raad en de kerkenraad van X. A is met een groep bezig aan de implementatie, geholpen door een gemeenteadviseur. Samenvattend De BBV heeft het volgende opgeleverd: 1.Bescherming van ds. Y 2.Rust bewaard in OE en in X 3.Personele inzet van de visitatie beperkt gehouden 4.Kosten bespaard. De gemaakte kosten waren voor supervisor P en de andere supervisor. Dit bedrag was in het plan van aanpak begroot en goedgekeurd door OE en X.
7 5.De GBG heeft zich bewezen als een nieuw fenomeen. Ds Y had namelijk zelf al werkbegeleiding van uit het LDC gevraagd, maar daar de kerkenraad van X en ook het bestuur van OE niet over ingelicht. Kenmerkend voor zijn “onzichtbaar ‘gedrag. Het was voor de visitatoren nog knap ingewikkeld om de werkbegeleider van het LDC en de door de visitatoren aangezochte supervisor P tot elkaar te brengen. 6. Een punt van aandacht is: hoe functioneert de werkbegeleiding predikanten in relatie tot de visitatie en ook de kerkenraad van een predikant. 7. Bij BBV moet er een duidelijke aanname zijn dat de “brandhaard’ te traceren is. 8. Het is hier goed gebleken dat een lid van het Generaal College heeft meegedaan. Hij/zij is ver van de regio en daarmee in elk geval neutraal. 9. Bij dit alles blijft op de achtergrond staan, dat als de BBV niet goed verloopt alsnog een buitengewone visitatie gehouden kan worden. Het regionaal college heeft hier het laatste woord. 10. Ik was -een heel persoonlijke mening – onder indruk van de leden van OE en X en de collega-predikanten van X. Hun coulante gedrag steekt binnen de moderne arbeidsverhoudingen in ons land zeer gunstig af. De rechtsbescherming van de predikant valt, in dit kader, wel erg op. 11. BBV lijkt me een goede derde weg te kunnen worden in de visitatie.
8
Buitengewone visitaties Op verzoek van een kerkenraad of het breed moderamen van een meerdere vergadering of wanneer feiten of omstandigheden daar aanleiding toe geven kan een regionaal college voor de visitatie besluiten tot het houden van een buitengewone visitatie (Ord. 10, art. 5.2). Je komt daar dus als visitatiecommissie in een situatie waarin iets bijzonders aan de hand is. Een degelijk bezoek aan een gemeente kent, zo leert de praktijk, een aantal mogelijke valkuilen. Om die te vermijden doen wij hierbij enkele suggesties die mogelijk dienstig kunnen zijn bij het houden van een buitengewone visitatie. De eerste mogelijke valkuil is een te snelle conclusie op basis van de informatie die is aangereikte door degene die om de buitengewone visitatie heeft verzocht. Wanneer, om een voorbeeld te gebruiken, een kerkenraad heeft verzocht om een buitengewone visitatie omdat het problemen heeft m.b.t. het functioneren van de predikant, ligt het voor de hand om je als visitatoren als eerste te richten op het functioneren van die predikant. Toch kan dat een valkuil zijn. Er kan veel meer aan de hand zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het onvoldoende functioneren van de predikant alles te maken heeft met de omstandigheden waarin die predikant verkeert en dat die omstandigheden in stand worden gehouden, ja zelfs bevorderd worden door de kerkenraad. Uit het pastoraat kennen we die valkuil ook : in een gezinssituatie blijkt bij nauwkeurige analyse dat degene die als slachtoffer werd beschouwd in werkelijkheid eerder als dader moet worden gezien. Zo kan het in extremis ook zijn in de situatie binnen een kerkenraad. Hoe het ook zij, trek nooit te snel een conclusie. Analyseer eerst het volledige beeld en trek dan pas je conclusies. Een andere met het voorgaande verwante valkuil is het gevaar van een tunnelvisie. We kennen die term uit politieonderzoeken. Maar tunnelvisie is niet iets dat alleen voorkomt bij rechercheurs bij de politie. Het is een gevaar dat iedereen die bezig is met een onderzoek, ook een kerkelijk onderzoek, bedreigt. Wie zich eenmaal fixeert op een bepaalde analyse en een daarop gebaseerde aanbeveling, heeft nu eenmaal de neiging om feiten en omstandigheden te zien in het kader van die analyse en die oplossing , en niet meer open te staan voor feiten en omstandigheden die een nieuw licht op de zaak werpen en wellicht tot andere conclusies leiden. Daarom is en blijft het zaak om niet te snel conclusies te trekken. Pas als alle feiten en omstandigheden bekend zijn is het tijd om conclusies te trekken. Visitatoren werken gelukkig zelden alleen. Dat is goed, want twee mensen zien meer dan één persoon. Maar visitatoren zijn doorgaans druk bezette mensen. Dat betekent dat het toch wel voorkomt dat de buitengewone visitatie in feite het werk is van één man/vrouw, waarbij de andere visitator zich dan bij het oordeel van de eerste visitator aansluit. Op zich alleszins begrijpelijk, maar het verhoogt de kans op een beperkte inschatting. Visitatoren moeten elkaar steeds scherp houden. Hebben we het wel goed gezien? Is er ook een andere visie mogelijk? Zijn de aanbevelingen reëel en in verhouding met hetgeen geconstateerd werd?
9 Bij gecompliceerde situaties kan het ook raadzaam zijn om het concept-advies met meerderen te bespreken, bijvoorbeeld met het dagelijks bestuur van het betrokken college van visitatoren. Een mogelijke valkuil is ook een te grote betrokkenheid bij de zaak. Iemand zei eens : om een schilderij goed te kunnen bekijken moet je er niet bovenop staan, maar moet je enige afstand nemen. Zo kan het hier ook zijn. Een te grote mate van betrokkenheid kan het zicht op de zaak verminderen. Natuurlijk heb je als visitator deernis met een gemeente en/of een predikant die in ernstige moeilijkheden is komen te verkeren. Maar het moet je niet verhinderen om tot een scherp en afgewogen oordeel en een daarbij passend advies te komen. Daartoe is enige afstand tot de betrokkenen gewenst. Wanneer een visitator op een of andere wijze een persoonlijke betrokkenheid heeft bij de betrokken gemeente – hij is bijvoorbeeld persoonlijk bevriend met één van de kerkenraadsleden of is een jaargenoot van de predikant – is het beter die visitatie over te laten aan een ander. Zelfs de schijn van persoonlijke betrokkenheid moet vermeden worden.
10
Vernieuwen zonder te vernielen Lezing studie dag Evangelisch Werkverband op vrijdag 23 september 2011 te Nijkerk. Inleiding Broeders en zusters, Hartelijk dank voor de uitnodiging een bijdrage te leveren aan deze dag die ik van u via ds Hans Eschbach ontving. Het initiatief daartoe werd geboren na een ontmoeting die ik met hem had. Tijdens die ontmoeting stelde hij de vraag of visitatoren wel voldoende inspelen op de problematiek die het als evangelisch getinte predikant staande in de kerk met zich mee brengt. Negatief geformuleerd: of de visitatoren niet bevooroordeeld handelden in deze. Wij hadden een goed gesprek waarin we duidelijk konden maken dat- hoewel wij niet over elke concrete visitatie kunnen oordelen- de regionale visitatie heeft daarin een eigen zelfstandige rol- dat dat in principe niet het geval mag zijn. De uitnodiging deze dag hier te zijn is een uitvloeisel van dit gesprek. Vernieuwen De noodzaak daartoe. Nu wil het geval dat de landelijke studiedag van de visitatie in 2007 in het teken stond van de toenemende invloed van evangelische groeperingen binnen de gemeente. De aanleiding tot deze studiedag werd gevormd door klachten van meer dan één regionaal college dat de groei van de evangelicale beweging het kerk zijn in het algemeen en het visiteren in het bijzonder er niet gemakkelijker op maakte. Het studieonderwerp voor deze dag droeg dan ook de uitdagende titel: “Help! We worden evangelisch!” Twee inleiders lieten daarover hun licht schijnen. De eerste spreker was Jan Maarten Goedhart, opvolger van de u bekende Hans Eschbach te Spijkenisse, predikant in een evangelicale wijkgemeente binnen de protestantse gemeente aldaar, en één van de importeurs van de alpha-cursus in Nederland. Hij betreurde het bestaan van een karikaturaal beeld van de evangelicale beweging en sprak de wens uit dat de visitatoren zich er voor in wilden zetten dit te veranderen. Op de inleiding van Goedhart werd gereageerd door Dr. Herbert Wevers, regionaal adviseur van de classicale vergaderingen in Zuid-Holland. Naar aanleiding van deze dag hebben wij wat concrete handreikingen en suggesties doen uitgaan naar onze visitatoren die hopelijk een mogelijkheid bieden tot een goed ,opbouwend en aanvullend gesprek. Wij zijn blij met u, al betekent dat niet altijd dat u het ons gemakkelijk maakt. Dat heeft met name te maken met uw positieve anliegen om de kerk en de plaatselijke gemeente te vernieuwen. Helaas moet de institutionele kant van de kerk het daarbij regelmatig ontgelden. Dat neemt niet weg dat we ons in liefde verbonden weten en elkaar ook nodig hebben. Daarbij kan niet ontkend worden dat een beweging als de uwe nauw aansluit bij dat wat in de wereldkerk groeiende is en dat de invloed daarvan zich ook wijd vertakt tot in vele gemeenten toe. Soms met grote zegen, als gemeenten weer opleven, soms met veel frustratie als spanningen oplopen. De invloed van het evangelisch gedachtegoed is ook goed merkbaar in vele wat traditionelere wijkgemeenten. In mijn wijkgemeente zingen mijn catechisanten liever EB dan Psalmen en er zijn gemeenteleden die trouw bij ons kerken en zich toch elders hebben laten over dopen. We weten ons met elkaar verbonden. Voor ons niet altijd gemakkelijk, voor u vaak lastig. Uit het gesprek dat ik met ds. Eschbach had bleek het belang dat hij en uw beweging er aan hechten om een beweging
11 binnen de kerk te zijn en te blijven. Dat is ook voor u een opgave. Splitsen is altijd gemakkelijker, althans op de korte termijn. Kerkelijk denken en handelen is vaak de weg gaan van de meeste weerstand. Het betekent soms ook lijden aan de kerk en heel veel geduld hebben. Een geduld dat een weerspiegeling is van Gods geduld met zijn volk. Dat geduld wordt van u en van ons gevraagd. Het thema van deze dag is vernieuwen. De laatste jaren wordt daar veel over gesproken. In de jaren dat ik predikant ben is dat voelbaar veranderd. Toen ik in 1976 begon was je blij als je zondags de preek klaar kon krijgen en de ergste conflicten een beetje beheersbaar kon houden. Langzaam maar zeker kwam in de kerk op publicitair gebied het ene boek na het andere over vernieuwing en verandering. Iets wat ook voelbaar werd in bijna alle gemeenten. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de schrikbarende achteruitgang van het kerkelijk leven. Met elkaar lijden we aan de secularisatie. Elk jubileumbezoek dat ik bij oudere leden van onze gemeente breng, gaat wel over de kinderen die zijn afgehaakt. De Amerikaanse schrijver Robert Quinn zegt: vroeg of laat komt ieder organisatie voor de keuze: diepgaand veranderen of sterven. Het heeft ook te maken met het feit dat de kerk als instituut laag genoteerd staat en met het feit dat jongeren zich distantiëren van kerkelijke vormen en van kerkelijke conflicten uit het verleden. Sociologen onderzoeken of de huidige kerkstructuur nog wel berekend is op deze tijd. Bij u is de vernieuwing ingegeven door een verlangen naar een persoonlijk geloofsleven, gekenmerkt door geloofsgroei en geloofsvernieuwing, zeg heiliging, Aan de ene kant positief: "een relatie met Jezus hebben" : Jezus als redder en verlosser! Het gevaar hierbij is wel dat al gauw een te grote vereenzelviging met Jezus plaats vindt, hetgeen u weer doet verschillen van andere orthodoxe stromingen, het geen al gauw gevoel van gearriveerd zijn kan uitstralen en vooral het gevaar in zich bergt dat er weinig ruimte voor tegenspraak is. Ik haast me hierbij aan te tekenen dat met name op liturgisch gebied uw beweging vernieuwing gebracht heeft in de kerkelijke lied- en muziekcultuur. Hoewel we dus uw anliegen van geestelijke vernieuwing waarderen en respecteren blijkt de praktijk weerbarstig te zijn. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat iedere vernieuwing (hoe die inhoudelijk ook in elkaar zit) tegenstand oproept. Die weerbarstigheid heeft ook te maken met het feit dat we werken in een kerk en een gemeente die een bepaalde historische setting heeft, waarin ook andere opvattingen dan de onze leven. Jonge dominees, komend uit de wereld van navigator enz. komen op een plek waar een geïnstitutionaliseerde kerk is met haar eigen historische en culture achtergrond. Het eerste waar je als gemeente predikant vaak mee te maken krijgt is geen geloofsgesprek over geloofsgroei, maar met meningsverschillen, ruzies, spanningen. Onze kerk is toch nog een soort volkskerk. Ik weet wel dat is aan het verdwijnen en er zijn stemmen die pleiten voor afschaffing van de geografische structuur van de kerk, we worden meer en meer modaliteits kerk maar het is er nog wel. Ik weet wel, dat historisch gezien die structuur ook sterk te maken had met de politieke indeling van ons land, maar het gaf ook aan wie geestelijk verantwoordelijk was voor een bepaald gebied. Zelf pleit ik voor geografische gemeenten met een mentaal plus en zie de noodzaak van inspelen op de netwerk cultuur zeker in. Ik denk dan ook dat je de notie kerk als verzorgingsmodel en participatiemodel moet blijven combineren ( pag 181:Vurig verlangen). Derhalve: We krijgen in de gemeente elkaar ‘bruto’. De gemeente is er langer dan jij en heeft al een hele geschiedenis. “Wie zijn
12 droom van een christelijke gemeenschap meer lief heeft dan de christelijke gemeenschap zelf, die wordt tot een verwoester van de samenleving, ook al bedoelt hij het persoonlijk nog zo eerlijk, nog zo serieus, en met nog zoveel toewijding.’ (Bonhoeffer). Met tegenstand moet je dus rekening houden, en de slechtste houding zo ongeveer is die van gekwetstheid. Je kunt met de beste wil van de wereld niet verwachten dat mensen automatisch staan te juichen bij elke beweging die zich als vernieuwend aandient. Belangrijk is dus om heel duidelijk te zijn in wat je wilt. Wat wil ik vernieuwen en waarom? Zet mensen die ‘tegen’ vernieuwing zijn niet weg als tragen van hart, probeer ze ook (en vooral) te zien als mensen die zich wel bevinden bij de situatie waarin zij leven en werken. Eén van de vijanden van dominees (en anderen) is de ‘Entdeckersfreude’. Je kunt zulke leuke, belangrijke, mooie en kostbare ontdekkingen doen dat je eigenlijk verbaasd bent dat anderen daar niet ook meteen vol vreugde over zijn. Toch blijkt maar al te vaak dat je eigen bevlogenheid niet door anderen gedeeld wordt en dat jouw vreugde om de parel die je ontdekt hebt niet door anderen gedeeld wordt. Zeker wanneer je nogal overtuigd bent van de waarde van je eigen ontdekking kan dat tot allerlei verwarring aanleiding geven. Mensen kunnen moe zijn van de huidige vernieuwingsdrang, alles schijnt ‘oud’ te zijn. Kan de Geest ook niet werken in het bestaande en beproefde. Niet iedere parel heeft in ieders oog dezelfde glans. Dat de moeilijkheden niet onderschat moeten worden is duidelijk. Het aantal losmakingen neemt toe. De huidige spanning werd heel goed verwoord in een artikel wat ik een aantal jaren geleden in het dagblad Trouw las over Nederlands gereformeerde predikanten. Dat artikel maakt me niet vrolijk over hoe het daar ging. Een kerk die toch ook dicht bij uw anliegen staat. Samenvattend werd gezegd door een predikant: Men vraagt van ons dat we leiding geven en als we het doen worden we erop afgerekend en de gemeenten zijn kruiwagens vol kikkers, iedereen spring over al weer heen. Shoppen. Nu kun je wel zeggen, dat is eigen aan deze tijd, dat shoppen, of, zoals ik in het boek vurig verlangen lees, dat heeft te maken met het stellen van doelen, maar ik wil toch ook benadrukken dat ik dit iets heel pijnlijks vind, dat zo gemakkelijk van kerk verwisselen, dat weggaan zonder groeten Ik laat even liggen de spanningen die deze verschuivingen betekenen voor de collegialiteit tussen kerkraden en predikanten. Vernieuwen of vernielen. Met elkaar zien we het belang van vernieuwen en een beweging als de uwe vult dat op een geëigende manier in. Toch gaat er ook veel fout. Kunnen we elkaar helpen daarvoor handvatten aan te reiken. Ik ben mijn eigen predikanten bestaan eens nagegaan en heb ervoor gekozen vanuit die invalshoek wat aantekeningen te plaatsen. Ik laat de formele kerkordelijke aspecten in dit verhaal buiten beschouwing. Ik noem een aantal punten. 1. Een goede theologische achtergrond van waaruit je handelt. Voor mij is dat ten aanzien van het punt vernieuwen of vernielen geweest het onderscheid dat Prof Van Ruler maakt tussen christologisch 100% en pneumatologisch stukwerk. Het blijft een torso. Onze gemeenten, zeker ook de gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland worden nooit 100% heilig. Al die pogingen zijn in het verleden op niets uitgelopen. De kerk is de plaats
13 waar Christus met zondaren wil samen wonen. Doordenking kerkbegrip van uit de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat betekent ook doelen bijstellen. Als je niet een goed theologisch denkkader heb van waaruit je handelt dan doe je maar wat. 2. Naast liefde tot de Here God ook liefde tot de kerk en liefde tot de concrete gemeente. Liefde tot de kerk. Ik weet het wel we geloven niet in de kerk zoals we in God geloven, toch heeft de kerk, ook naar zijn institutionele kant er toe te doen. Een moeilijk thema. Uw huidige voorzitter zegt zelfs in dagblad Trouw: “Er is onder evangelischen weinig behoefte om zich in te zetten voor de kerk als geheel, met de andersdenkenden die daar bij horen” ( 10 september 2011). In uw boek ‘voortdurend verlangen’ kwam ik, naast het vele goede, op enkele plaatsen toch wel een wat denigrerend spreken over de kerk tegen. (pag. 17-19;pag 98) . Ook kan een verschuiving geconstateerd worden tussen het manifest in 1995 en het manifest van 2010. Waar het eerste manifest vooral zegt wat de kerk is, wordt in het tweede benadrukt dat de malaise in de kerk te maken heeft met een leeglopende midden orthodoxie en een gestolde orthodoxie. Op enkele plaatsen wordt gesuggereerd dat de kerk confessioneel gezien, haar grenzen kwijt is of kwijt dreigt te raken. (pag 13; 270). Ik vind dat geen juiste voorstelling van zaken. Laat onze kerk dan ten aanzien van personen voorzichtig optreden, ten aanzien van de inhoud spreekt ze nog steeds duidelijke taal. De kerk weert wat haar belijden weerspreekt en is om allerlei, nu niet nader uiteen te zetten redenen terughoudend ten aanzien van het wie. M.i doen we er beter aan vanuit een volstrekte solidariteit te blijven spreken en denken. Het gaat niet aan alleen ruimte te geven om te nemen. Kenmerk van de profeten was altijd dat ze beginnen bij het eigen volk. (Gunning). Ik werd geraakt door het verhaal van Jurjen Beumer op de vergadering van de bond van predikanten over Henrie Nouwen. Deze Nouwen had veel kritiek op zijn kerk. We kennen dat wel al die pro’s en contra’s. Toch blijven bij hem Liefde voor de kerk én kritiek op de kerk hand in hand gaan. Anders verzanden we in een zure, on-productieve houding en gaan we jeremiëren. Krijgen we vanwege het missen van een diepe liefde voor de kerk een hoge mate van zuurgraad. Voor de kerk als gemeenschap dat lukt nog wel, maar voor de kerk als instituut? Nouwen kan ons leren dat dit negatief-klagerige ook typisch iets Nederlands is. Het glas is in dit kikkerland aan de zee te vaak half leeg. Nieuw en inspirerend vond ik wat Jurjen Beumer zei over de weg van vergeving voor de kerk. Citaat Nouwen: Waar het op aankomt is dat we de Kerk vergeving kunnen schenken. Dat is buitengewoon moeilijk, want de Kerk zelf vraagt ons bijna nooit om vergeving, althans niet officieel. De Kerk heeft onze vergeving evenwel nodig. Het is een menselijke organisatie met heel veel fouten, maar het is ook Christus’ levende en vergevingsgezinde tegenwoordigheid. 27/10 Je vraagt daarmee nogal wat aan mensen. Denk aan al diegenen die seksueel misbruikt zijn, aan de joden die ook door toedoen van de kerk werden weggevoerd. Of denk eens aan al de jonge mensen, of ze de kerk willen vergeven dat zij zo moeilijk en moeizaam de taal van jongeren spreekt. Of dat men ons predikanten-kerkenraden wil vergeven omdat we niet op onze post waren op het juiste moment, omdat we ons teveel inlieten met het instituut en te
14 weinig met de concrete mens in nood. Laten we nadenken over dit inzicht van Henri, dat we de kerk vergeving moeten schenken. In het verlengde van deze liefde tot de kerk ligt de liefde tot de concrete gemeente waarin we dienstbaar mogen zijn. Niet tot de gemeente zoals jij die wilt hebben, maar bruto. Je hebt elkaar gekregen Karl Barth hield voorgangers niet voor niets voor: ”Als een voorganger niet echt kan geloven dat in deze gemeente, met deze mannen, vrouwen en kinderen, de gemeente van Christus vorm krijgt, gelooft hij überhaupt niet in het bestaan van de kerk.” Ik las een treffende uitspraak van Billy Graham over het zoeken van een voorkeurskerk: “u moet beslist op zoek gaan naar de volmaakte kerk ,en als u die gevonden hebt, moet u zich er zeker bij aansluiten. Maar u moet niet vergeten dat, zodra u er lid van geworden bent, het geen volmaakte kerk meer is’. Gevolg is ook dat je niet alleen bij de vernieuwing beleid kunt maken op één groep. Je moet zoveel mogelijk het geheel meenemen, al haast ik erbij te zeggen dat je soms niet moet zwichten voor de tirannie van een minderheid. Uit het genoemde artikel in Trouw blijkt dat de evangelische richting kleiner is dan gedacht en de confessionele richting groter dan gedacht. Tegelijkertijd zegt uw nieuwe directeur in reactie daarop dat uw beweging veel theologie studenten kent. Even doordenkend betekent dit dat deze predikanten komen te staan in een meer confessionele setting. Reden tot spanning. 3. Mij heeft erg geholpen , hoewel op latere leeftijd, kennis te nemen van agogische literatuur en scholing. Met name leer je daar dat je geen heilandcomplex moet hebben maar rekening moet houden met weerstanden. Er is veel agogische literatuur, ik merk dat Stoffels in zijn boek over verandering daar ook veel uit overneemt. Mij helpt altijd de nuchtere regel: je hebt de persoon en de zaak. Daarnaast heb ik veel geleerd van de zgn. Kubus van Boonstra. Alle velden in kaart brengen voor je een beslissing neemt. Zeker ook het element cultuur. Uit de agogische literatuur leer je ook dat je niet alleen verantwoordelijk bent. Vroeger liep ik meer met beslissingen op mijn rug, tegenwoordig breng ik het bij het moderamen. Belangrijk daarbij is wel dat je de volwassenheid hebt om al denk jij a, soms, het geheel overziende b te stemmen. Wees daarbij wel transparant, zeg dat je a denkt, anders wordt je schizofreen. 4. Het ontwikkelen van een goede intuïtie van wat kan en van wat niet kan. Daarvoor zijn goede gesprekspartners nodig. . Toen ik startte in één van mijn gemeente stond alles gespannen o.a. rond de invoering van het liedboek. Op de eerste kerkenraadsvergadering kwamen er grote spanningen uit. Drie kerkenraadsleden stapten op. Daar zat je dan. Via een vergadering waarin iedereen uitsprak hoe het zat hebben we een nieuwe start kunnen maken en een zeer vruchtbare tijd gehad. Omdat ik de gemeente nog niet kende en toch er snel een beslissing genomen moest worden over de invoering van het liedboek heb ik daar toen aan meegewerkt op grond van de uitspraak van één ouderling, die mij zei dat ik o.a. geroepen was het liedboek in deze gemeente in te voeren. Mijn intuïtie zei toen dat het kon. Niemand is weggegaan, iedereen was blij. Je moet als predikant en kerkenraad een soort intuïtie zien te ontwikkelen om aan te voelen welke vernieuwing wel en niet kan. Een zoeken van het Gebot der Stunde. Dan moet je natuurlijk vervolgens wel moedig zijn en zelfstandig. Dit is misschien wel het allermoeilijkste van het predikant zijn: het hebben van een zekere onafhankelijkheid. (attitude-argument). Friedmann laat in zijn indrukwekkende boek van Geslacht op geslacht zien hoe het angstig aanwezig zijn altijd fout werkt.
15 5. Betrouwbaarheid en humor. (attitude-argument). Belangrijk bij alle vernieuwing is of je als pastor en –of kerkenraad betrouwbaar ben. Of de mensen van je weten dat je én het evangelie op een betrouwbare wijze uitlegt en in de omgang een betrouwbaar mens bent, een mens uit één stuk. Bohren geeft in zijn grote homiletiek aan dat als er vertrouwen is tussen pastor- kerkenraad en gemeente je heel veel fouten kunt maken. Bij alle veranderingen zal de gemeente moeten voelen dat het dienstbaar is aan de voortgang van het evangelie in hun situatie. Het beste is als gevoeld wordt dat er niet iets wordt afgenomen, maar iets aan toegevoegd wordt. Op de wijze waarop in Hebr. 8 gezegd wordt dat het nieuwe verbond niet een afschaffing is van het oude verbond, maar een verbetering daarvan. Soms moet je pas op de plaats maken omdat de gemeente het op dat moment, om het met een variant op Joh 14 te zeggen, nog niet dragen kan. 6. Het laatste wat ik noem bij het vernieuwen is de humor. Er valt in de kerk veel te lachen. Als gemeente predikant kom ik veel komische situaties tegen. Ook het werk als visitator levert de nodige humor op. Vele situaties uit mijn gemeente op de goede manier om gelachen. Ook uit visitatie materiaal. Iemand zei: ‘Onze dominee preekt al voor de 10 e keer over Gideon en de Midianieten en nog zijn de Midanieten niet verslagen’. De humor brengt een goede sfeer in het kerkelijk leven en relativeert op de goede manier. Als het goed is komt onze humor toch voort vanuit de vreugde over het Evangelie. Charles Haddon Spurgeon, de grote Engelse prediker van de 19e eeuw, heeft veel geschreven en ook veel onderwijs gegeven aan aankomende predikanten. Dikke boeken: aan mijn studenten. En Spurgeon zei altijd: ‘Mannen, wat we geloven, moet ook zichtbaar zijn. Als je prediker bent, moet het ook eigenlijk van je afstralen, waar je het overhebt. En toen coachte hij hen een keer en ze moesten preken over de hemel. En hij zei: vrienden, als jullie gaan preken over de hemel, laat dan ook een hemelse gloed van je gezicht afschijnen, en laten je ogen met een hemelse blik stralen. Toen was het even stil. Een toen zei hij: en als je over de hel preekt, dan kun je gewoon kijken zoals je altijd kijkt’. U begrijpt het: Wij moeten niet kijken zoals we zijn, maar zoals we in Christus zijn of zijn kunnen. Als het goed is zijn we zo allemaal evangelische predikanten. Ds. Maarten Goedhart eindige zijn verhaal in 2007 met 6 aanbeveling voor kerk en E W. Samengevat komen die erop neer dat het EW staat in een sterke wereldwijde stroming, uit moet buiten de diepte van de kerkelijk traditie, academische diepgang moet zoeken en geduld moet hebben en dat de Protestantse kerk ruimte moet geven aan de evangelische beweging . Ik hoop van harte dat deze dag daar aan mag bijdragen. W.G. Sonnenberg.
16
Visitatie als vraag naar de ziel van de gemeente Henk de Roest Regelmatig verschijnt er weer een bericht in de krant: ledenverlies van de grote kerken gaat nog altijd door… Ieder jaar is er binnen de kerken als geheel een verlies aan kerkleden van rond de 100.000 mensen.1 In 2010 ging het volgens haar eigen statische jaarbrief om 52.362 leden van de Protestantse Kerk in Nederland. De ‘krimp wordt kleiner’, meldde de PKN monter. Inderdaad in 2007 betrof het 62.064 leden. Maar jaarlijks raken de tot de PKN behorende gemeenten dus nog altijd duizenden leden kwijt en hetzelfde geldt voor RoomsKatholieke parochies.2 Het aantal mensen, dat zich als niet-kerkelijk beschouwt, neemt langzaam maar gestaag toe. In 2006 noemde 61% van de Nederlandse bevolking zich buitenkerkelijk. Af en toe treden buitenkerkelijken toe en dat is opmerkelijk, 3 maar het weegt niet op tegen de afname van het aantal kerkleden. Elke nieuwe generatie kent een geringer aantal kerkleden. Er vindt onvoldoende vervanging van de generaties plaats. Achter deze kerkverlating, die meerdere oorzaken heeft, gaat ook een ´innerlijke secularisatie´ schuil. We kunnen, zo laat het onderzoek God in Nederland uit 2006 zien, niet veronderstellen dat wie (nog) tot een kerk behoren ook allemaal christelijk godsdienstig zijn. Het wijst mogelijk op een ‘geïntensiveerde secularisatie’.4 Kerkelijkheid en gelovigheid vallen vooral in de PKN en de Rooms-katholieke kerk niet samen. Veel te veel zijn preken voorspelbaar (ook die van mij). Er is daarin, zeg ik Miskotte na, te weinig verbazing en oorspronkelijkheid. De eigen spiritualiteit, het groei- en rijpingsproces van de pastor krijgt te weinig kans. Academisch geschoolde voorgangers lopen het risico te weinig zichtbaar te worden in hun persoonlijke geraakt-zijn. En de verschillende stromingen binnen de kerk kennen hun herkenbare ‘antwoordsystemen’. Het is telkens hetzelfde liedje en een liedje dat veel herhaald wordt dat wordt een riedel. Je hebt het te vaak gehoord. Door dit alles haken mensen innerlijk af. Er wordt hun geen nieuw geloof, nieuwe hoop en ook geen nieuwe liefde geschonken. Het zegt ze niets meer. Ze worden niet in beweging gezet. Er is te weinig bezieling. Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een eerste markeringspunt. Na de hevig doorzettende kerkverlating in de jaren zeventig en tachtig en bij de onthutsend snelle teruggang in het aantal kerkgangers kwamen in de kerkelijke communicatie twee centrale vragen naar boven. Wat kunnen we doen om de betrokkenheid van mensen te versterken? En: hoe kunnen we jongeren er bij be-trekken? Wie de kerkelijke communicatie scant komt sinds die tijd die vragen voortdurend tegen. Het zijn echter vermoeiende vragen naar zelfhandhaving, naar mensen erbij willen trekken. Terwijl het ook omgekeerd zou kunnen. Het zou in een kerk als een huis voor de ziel om vragen kunnen gaan als: ‘Hoe kunnen wij als kerk betekenisvol zijn voor u/jou?’, ‘Wat zou de kerk jou kunnen schenken?’ NOTEN: 1 Zie Gerard Dekker, Heeft de kerk zichzelf overleefd? Beschouwingen over de rol van de kerk in de moderne samenleving. Zoetermeer: Meinema 2010, 13. 2 Zie Jos Becker & Joep. de Hart,. Godsdienstige veranderingen in Nederland. Verschuiving in de binding met de kerken en de christelijke traditie. Den Haag: SCP 2006 ed.) Nieuwe Katholieken. Tielt: Lannoo, 2000. Jaarlijks treden ongeveer duizend mensen door doopsel, communie of vormsel toe tot de rooms-katholieke kerk. Dit cijfer is al een aantal jaren constant. Alle ondervraagden in de bundel Nieuwe Katholieken spreken over een langzaam proces, dat jaren in beslag neemt.
17 ‘Hoe ben jij de laatste jaren gegroeid?’, ‘Wat heeft jou in die woorden, in die symboliek, in dat ritueel, geraakt?’ ‘Kun je over een lied vertellen wat je rust heeft gegeven?’ ‘Wat is in jouw en mijn herinnering in relatie tot de kerk een gouden moment geweest?’ ‘Waardoor heb je het kunnen volhouden in die crisisperiode in je leven, wat waren je bronnen?’ ‘Wat is jouw favoriete Bijbelverhaal en wat treft je daarin? En waar en hoe kom jij er zelf in voor?’ ‘Wat heeft jouw lijden verzacht?’, ‘Welke waarde heeft de geloofsgemeenschap voor jou als het gaat om je geloof?’ ´Wat raakt je het meest wanneer je in dit kerkgebouw rondkijkt?’ en, heel eenvoudig, ‘Wat heb je van God gemerkt in jouw leven?’ Het zijn deze ervaringsvragen die ertoe doen. Het zijn vragen waarmee de ziel wordt geraakt. In 1975 spreekt Dorothee Sölle in een op dat moment opzienbarend boek met als titel ‘De heenreis’ over haar jarenlange terughoudendheid en vrees om persoonlijk te spreken over haar religieuze ervaringen.5 Zij heeft bij haarzelf, maar ook bij anderen, beschaamd waargenomen hoe beschroomd zij zijn om uiting te geven aan religieuze gevoelens. Kerkmensen lijken beducht te zijn voor een spottende, schampere of kritische reactie, wanneer zij zouden vertellen over hoe zij innerlijk geraakt worden door een gebed, een lied, een bijbeltekst, door ogenschijnlijk ‘doelloze’ gebaren als het aansteken van een kaars, het doorgeven van brood, knielen, zegenende handen. ‘Religie, ook in geringe mate beoefend’, schrijft zij, ‘zet je in je hemd’.6 Sölle merkte dat de persoonlijke vragen die haar in een interview werden gesteld, haar hielpen om deze schaamte te doorbreken. Zij verwacht veel van dit soort vragen. Aan het einde van een tekst die vol is van verlangen, vraagt zij: ‘Zullen we het kunnen leren om ervaringen met elkaar te delen?’ Het gaat haar, na jaren van afweer, om het vinden van geleefde, ervaren waarheid. Zij hoopt op het delen van ervaringen van troost, genade, vergeving en hoop. Niet door, voeg ik eraan toe, grote woorden te gebruiken, maar in kleine taal. Taal die hoort bij het alledaagse leven, maar wel ‘eigensoortige taal’, taal waarin mensen vertellen wat zij van God hebben ervaren. En er is kennelijk durf voor nodig om elkaar hiernaar te vragen of erover te beginnen. Ze spreekt over een taal die levend wordt door vanuit ervaring te spreken met het oog op ervaring. Het is een taal die alleen daardoor uitnodigt en werft. Sölle spreekt hierbij over de ‘taal van de ziel’. De taal van de ziel kan op een zodanige manier gevoed worden, schrijft zij, dat we dichter bij de weg van Jezus komen.
Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een tweede markeringspunt. Om aan te geven hoe mensen in een pastoraal gesprek ‘bij de ziel kunnen komen’, gebruikt pastoraal theoloog Johan Smit het beeld van de vier lagen.6 Met de vierde laag betreden mensen heilige grond. In de communicatie onderscheidt hij, in navolging van anderen, de laag van de feiten, de laag van de gevoelens bij deze feiten, de laag van het vertellen van de levensverhalen en spreken over God, de kijk op het leven,7 en ten slotte de laag van het spreken van God. Het geheel noemt hij innerlijke ruimte en hij
18 benadrukt het belang van het voorzichtige, behoedzame gaan van de overgangen tussen de lagen. Een pastoraal gesprek lukt niet of stokt wanneer overgangen of barrières niet worden genomen. De overgang van de laag van feiten en gevoelens naar de derde laag is het grootst. Het is een grensgebied van de ziel.i Tastend verkent de pastor behoedzaam vragend de innerlijke ruimte, de ruimte van het geraakt en door God aangesproken worden. Bij de overgang naar de laag van de ziel is er stilte en een besef van tegenwoordigheid van God. Het heilige gebeurt, zoals Gerrit Immink het met woorden van Gerrit Achterberg, uitdrukt. Zoals dat heilige overigens ook in een goede preek, in het gebed, bij de zegen, bij de viering van het Heilig Avondmaal, bij een ziekenzalving, of bij het zingen van een lied kan gebeuren. Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een derde markeringspunt. Het verhaal van de christelijke gemeente laat zien, dat mensen langs twee lijnen in één of andere vorm van binding ‘aanhaken’ en bij de kerk blijven. Het gaat om de ondervinding van betekenisvolle momenten, waarin zij God vernemen en zich in hun ziel aangesproken weten. En deze momenten komen in zicht doordat mensen die voor hen belangrijk zijn geworden in deze geloofspraktijken een rol spelen. Bij het ontstaan van een eerste contact is een ontmoeting met degenen die reeds binnen een kerkplek actief zijn of die er de leiding hebben essentieel. Er dient enig vertrouwen te zijn gegroeid en degene die bij een kerkplek hoort dient geloofwaardig te zijn. Vervolgens begint het bij een uitnodiging of het zich uitgenodigd weten om te gaan naar een kerkplek (‘een van mijn oma’s nam mij een enkele keer mee’, ‘ik ben met een mede-gedetineerde meegegaan die ik had leren kennen en die daar al langer komt’, ‘die pastor sprak mij aan’, ‘ik kende er al een paar mensen’, ‘ik dacht: ik kan wel eens met mijn man meegaan’). In een interview vertelt Brigitte Kaandorp, die na vele jaren van grote afstand, nu en dan met haar man, een PKN-er, in Bloemendaal naar de kerk gaat, dat zij niet in een hoek geplaatst wil worden: ‘Ze willen iedereen er direct bij betrekken, zieltjes winnen of zo? Daar houd ik helemaal niet van, daar wil ik helemaal niet bijhoren. Voor je het weet word je in je nekvel gepakt: je hoort bij ons, dus!’8 Zij raakt echter ontroerd door de teksten van de psalmen; muziek en tekst raken aan rust. Zij hoorde psalmen zingen en schoot vol. Kaandorp merkt hoe ontspannend en informatief het is en hoe de verhalen levenslessen bevatten, ‘je hoort nog eens wat.’ De kerk zelf ziet ze als een ‘vrij stijf instituut’. Ze zou zich er niet helemaal aan willen verbinden, ze wil ook helemaal niets te maken hebben met mensen die de waarheid over God in pacht menen te hebben, maar zegt zij, ‘zoeken naar God, overgave, het koninkrijk dat er zal komen, hopen dat het komt, voor mij is het er al, je kunt er zo bij, soms.’ Op de vraag “Wat vind je belangrijk in je leven?’, zegt ze: “Een diepte interview! Ja jeetje. Wat vind jij belangrijk? De liefde... Ja, dat vind ik ook. En niet oordelen. Ik geloof in een kern in jezelf die eeuwig is en nooit verandert. Mijn streven is om daar zoveel mogelijk te zijn. Buiten je programma’s stappen zodat alle wegen weer opengaan.”
8
Teunard van der Linden & Kees Posthumus, ‘Het woord God blijft lastig’. Interview met Brigitte Kaandorp, in: Woord & Dienst 58/19, 2009, 8-11.
19 Alleen performatief, door er aan deel te nemen, kan geleidelijk een vertrouwdheid groeien met de taal van gebeden, liederen en de Schrift, met – in de woorden van Augustinus – de ‘taal van de Heer’, de ‘taal van de ziel’. Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een vierde markeringspunt. Heeft de identiteit van een persoon te maken met de vraag ‘Waar kom je vandaan?’, met de ‘Bij wie hoor jij?’ en met de vraag ‘Waar ga je naar toe?’, zo geldt dat ook voor de identiteit van de kerk. En in de kerk zijn haar oorsprong, heden en toekomst onlosmakelijk met de Jezus Christus verbonden. Een herijking van de identiteit op deze Naam betekent het terugkrijgen van oorspronkelijkheid. Kerkvernieuwing zien we in de geschiedenis van kerk en theologie dan ook ontstaan waar Jezus Christus opnieuw wordt ontdekt. In de ontmoeting met Hem, oriënteren mensen zich in het gebied van het geheim van God. Maarten Luther stelt dat geloof en Christus bij elkaar horen, dat Christus in gelovigen leeft en werkt: intiem, reëel en effectief.ii Jezus Christus vormt, zou je kunnen zeggen, de dieptedimensie van de kerk. Dat heeft gevolgen voor de visie van de gelovigen op elkaar, maar ook voor het toetreden tot het christelijk geloof als het binnengaan in een relatie. Het betekent ‘zich met Christus verbinden’. Volgens 1 Petrus 2, 25 geldt: ‘U bent bekeerd tot de herder en behoeder van uw zielen’. Mensen vertellen hoe hun specifieke alledaagse situatie met alle emoties die daarbij horen, hun verlangen en vreugde, hun droefheid en vrees, juist door geloof, hoop en liefde, door het ´Lied van de Mensenzoon´, in een nieuw perspectief wordt gesteld (‘ik heb veel verdriet gekend… maar, ik weet niet hoe ik het moet zeggen… het is net of mijn verdriet een ander gezicht heeft gekregen’). De kerk is alleen daar gegroeid en tot bloei gekomen, waar Gods Geest, de Geest van Jezus Christus, mensen in hun ziel heeft aangeraakt. En ze zich geroepen, verzameld, op Christus geconcentreerd, en gezonden wisten.
Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een vijfde markeringspunt. Kort ga ik nu in op de vraag: wat kunnen wij onder de ziel verstaan? Ik laat twee mensen over de ziel aan het woord. Andriessen noemt de ziel de ‘plaats waar wij onze grote ervaringen opdoen, waar wij in een geheel vrije, oorspronkelijke beweging geraken’.iii Hij duidt de ziel aan als ‘het Verlangen dat in al wat wij doen en laten, doorwerkt en dat blijkbaar niet rustig wordt totdat het rust in het Geheim, dat als God wordt aangeduid’. iv Een origineel beeld van de ziel biedt diaconaal predikant Jurjen Beumer.v Hij geeft aan hoe hij in zijn werk (als diaconaal predikant) de schreeuw ‘Is er iemand die van mij houdt’ hoort op alle hoeken van de straat. ‘Veel mensen lopen verloren. (...) Allemaal verwondingen zijn het, in hun hart, in hun ziel, in hun bestaan…’ Hij duidt de ziel aan als een uitsparing in het leven van elk mens. Het roept het beeld op van een gitaar. In elk snaarinstrument zit een uitsparing, een opening in de klankkast. Die is leeg, maar de bedoeling is dat erop gespeeld wordt, dan komt de uitsparing tot leven. Hier wordt de toon gezet. Beumer schrijft: ‘Hier klinkt ons verlangen, hier zetelt onze hoop, hier klaagzingt de wanhoop, hier ontstaat de liefde.’ En wat in deze uitsparing wordt gevormd, wil naar buiten. Mensen dienen daarbij hun ziel, het vermogen tot hopen, liefhebben én klagen, te koesteren. Het is belangrijk niet aan ‘het binnenste’, de geheime plek in ons, voorbij te gaan. Spirituele schrijvers weten samen met de psalmdichters, dat ‘de ziel de plek is waar wij God kunnen ontmoeten, maar
20 vooral, waar God ons wil ontmoeten.’vi Beumer geeft ook aan, dat ‘onze dierbaren en geliefden die gestorven zijn, een plek hebben gekregen in de hoeken van onze ziel’, en dat zij bij God zijn.vii Hij tekent de ziel als een innerlijke ruimte, met een accent op het laatste. Het is als een binnenkamer,viii met daarin herinneringen aan mensen van wie mensen hebben gehouden of die inspiratie hebben gegeven. De ‘wolk van getuigen’ op de levensweg.
Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een zesde markeringspunt. In de gevangenis schreef Bonhoeffer mei 1944 aan zijn neefje, ‘de eerste in de rij van een nieuwe generatie in onze familie’. Hij probeert zo intens mogelijk te spreken. Hij spreekt over een samenleving die volledig is afgebroken en over zijn wereld als een ‘brandend huis’. Met een verwijzing naar Jeremia (‘in de rampspoed geef ik u uw leven ten buit in alle plaatsen waar u zult heengaan’) schrijft hij: ‘Als wij onze ziel ongeschonden bewaren en ons leven redden uit de catastrofe zullen wij tevreden zijn (...) Onze generatie zal niet tot taak hebben nog eens “grote dingen te zoeken”, maar onze ziel te redden uit de chaos, ze te behoeden als het enige, dat wij als “buit” konden wegdragen uit het brandend huis.’ix En hij voegt er persoonlijk aan toe: ‘wij willen voor jullie jongeren de ziel bewaren, uit haar kracht zullen jullie een nieuw en beter leven ontwerpen en bouwen.’ In één adem spreekt hij vervolgens over verantwoordelijkheid. In de ziel, zo interpreteer ik de tekst, gaat het om het vermogen zich te laten raken. Wie geraakt wordt, voelt verantwoordelijkheid. Waar dat vermogen teloor gaat, gaan mens en wereld verloren. Waar de ziel niet wordt veronachtzaamt, maar zorg ontvangt, daar hebben kerk en wereld toekomst.
Voor het gesprek over de roeping van de gemeente zetten we hier een zevende markeringspunt. Nemen we de zeven markeringspunten samen. - Velen zegt de kerk niets, of niets meer. - Sölle merkte dat de persoonlijke vragen die haar in een interview werden gesteld, haar hielpen om de schaamte te doorbreken. - Bij de overgang naar de laag van de ziel is er stilte en een besef van tegenwoordigheid van God. Het heilige gebeurt - Alleen performatief, door er aan deel te nemen, kan geleidelijk een vertrouwdheid groeien met de taal van gebeden, liederen en de Schrift, met – in de woorden van Augustinus – de ‘taal van de Heer’, de ‘taal van de ziel’. - De kerk is alleen daar gegroeid en tot bloei gekomen, waar Gods Geest, de Geest van Jezus Christus, mensen in hun ziel heeft aangeraakt. En ze zich geroepen, verzameld, op Christus geconcentreerd, en gezonden wisten. - De ziel is een innerlijke ruimte, het is de plaats waar wij onze grote ervaringen opdoen - Waar de ziel zorg ontvangt, daar hebben kerk en wereld toekomst. We zien: Bij de visitatie, het geconcentreerde gesprek over de roeping van de gemeente, haar raison’d’ etre, zal het niet in het algemeen moeten gaan over de vraag hoe de gemeente de relatie tot God vormgeeft, wat zij doet in de relatie tot de samenleving, en wat zij aan activiteiten organiseert... maar over vragen als: Waarin laat u zich door God aanspreken?
21 Wanneer gebeurt voor u het heilige? Wanneer merkt u iets van God zelf? Waar merkt u dat Christus in gelovigen werkt? Waar ontvangen mensen zorg voor hun ziel? Tot zover lijkt het helder. De gemeente wordt gevraagd naar haar ziel. Zij komt voorbij de schroom. Maar... met deze vragen lijkt het gesprek over de roeping van de gemeente beperkt te blijven tot de innerlijke dimensie. Echter, vanuit het eerste markeringspunt, het gegeven dat velen zich niet aangesproken weten, is er veel voor te zeggen niet alleen de beweging naar binnen, maar ook de beweging naar buiten te maken. Het gaat ook niet om een onderonsje van de gemeente met God, met Christus. Het aangesproken zijn dringt aan op communicatie met anderen. Gods Geest dringt aan op communicatie met anderen. Het missionaire is immers de primaire dynamiek van een gemeente: haar kern is dat zij zich geroepen weet, verzameld, bij elkaar gebracht (‘geconcentreerd’) en vervolgens uitgezonden naar plekken in het alledaagse leven van mensen om, om zo te zeggen, daar Jezus Christus te vertegenwoordigen. Bij de visitatie zou dan ook de vraag naar de roeping uit kunnen monden in de richting van deze dynamiek. Andere vragen dan de eerdergenoemde komen in dit tweede gedeelte centraal te staan: Waar zendt de Geest jullie naar toe? Kan de gemeente Gods invloed waarnemen in wat er om haar heen gebeurt? Waar is God mee bezig in haar dorp, haar wijk? Waar is de gemeente nodig? Waar zijn mensen in de problemen? Het gaat om een vragende, spirituele, theologische duiding van wat er speelt in het dorp of in de wijk. Het gaat er hierbij om een gemeente te vragen de eigen omgeving zeer aandachtig waar te nemen. In ogenschouw te nemen. In het Nederlands kent het woord ‘waarnemen’ ook een mooie dubbele betekenis: het is kijken, registreren, met aandacht verkennen, exploreren – en daar tijd voor nemen –, maar het betekent ook de gelegenheid te baat nemen. We moeten dat zien waar te nemen! Kan de gemeente waarnemen waar God invloed heeft? Ziet zij welke verbindingen daarmee mogelijk zijn? Heeft ze daar mensen en vaardigheden voor? Het vraagt om een bewustzijn van de aanwezigheid van anderen, van het leren zien van veranderingen die zich achter de rug van de kerk om voltrekken en om het ontdekken dat een kerk daar aanwezig zou kunnen zijn. Het vraagt vervolgens ook om het zien van de al bestaande verbindingen. Waar zijn leden van de gemeente al bij betrokken? Het gaat, in deze tweede dimensie, om een uitnodiging om samen een geestelijke reis aan te gaan. En daarbij te beginnen, precies op de plek waar de gemeente zich nu bevindt. Daarbij is van belang te zien welke gaven God aan de gemeente heeft gegeven om hier en nu kerk te zijn. De reis begint met de vraag, ‘Waar zijn jullie nu?’. Waar zijn jullie nu een christelijke geloofsgemeenschap, te midden van jullie families, vrienden, buren, collega’s en vreemden die je ontmoet in het leven van alledag? En, opnieuw, hoe zien jullie je roeping, je verzameld
22 worden, jullie gezonden worden in het licht van Gods missio, Gods beweging naar de wereld? ‘Zoals de Vader mij heeft gezonden, zo zend ik jullie…’ (Joh. 20). Theologisch gesproken, jullie zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een reis in het leven van de levende God. Hoe ziet dat er in de praktijk uit? In het adviseren van de leiding van honderden gemeenten in de Verenigde Staten bleek dat gemeenteleden en kerkenraadsleden zelden het leven of de kern van hun kerk beschrijven als ‘verzameld en gezonden worden’, als een ‘geestelijke reis’. Verontrustend was echter vooral dat zij zelden hun leven beschrijven in zinnen die God tot handelende persoon maken van de werkwoorden die zij gebruiken. Ze beschrijven bijvoorbeeld de kerkdienst als iets wat ‘wij doen’. Het is een uitzondering wanneer men vertelt over wat God doet in de kerkdienst, wat zij van God ervaren in de kerkdienst, en nog minder vertellen zij daarover als het gaat om de wijk of het dorp, de mensen om hen heen. God lijkt in hun kerkdiensten en in hun omgeving niet het handelende subject te zijn. Natuurlijk, ze zeggen dat zij in God geloven, en ze zeggen ook dat ze geloven dat God dingen doet, maar het behoort niet tot de beschrijving van hun leven. Ook hebben de meeste lokale kerken geen zicht op hun toekomst of, sterker nog, dat God op hun toekomst aanspraak maakt. Wat is de toekomst waarin God ons zendt? Deze vraag wordt niet gesteld. Men stelt zich de toekomst eenvoudigweg voor als een continuering van het heden. Lokale kerken hebben geen zicht op God die hen roept en zendt in een heel specifieke toekomst. De belangrijkste ontdekking die gemeenten doen, wanneer hen deze vragen worden gesteld, is dat zij zich gaan zien als medewerkers, partners, collega’s in God’s missio. Ze groeien daarbij ook wanneer ze hun eigen verhaal, hun eigen dagelijks leven gaan zien in het licht van de Schrift. De sleutelpersonen in de verandering blijken mensen te zijn, die kunnen worden aangeduid als ‘luisterende leiders’. Mensen die de aandacht vestigen op Gods aanwezigheid en die Gods beloften voor de toekomst van de gemeente kunnen verstaan. Dat zouden zomaar wel eens visitatoren kunnen zijn. Missionaire roeping, het besef dat God mensen roept om deel uit te maken van zijn missie, is immers essentieel. God is de belangrijkste handelende persoon in de kerkdienst, en in de gemeente als geheel. God spreekt mensen aan in hun ziel, verzamelt, concentreert en zendt mensen. We vatten samen. De visitatie vraagt naar de ziel van de gemeente en naar haar bezieling. En wanneer ze daar taal aan geeft, vraagt de visitatie door, hoe de leden van de gemeente hun bezieling communiceren. De visitatie blijft daarbij tastend, verkennend vragen, waagt zich slechts aarzelend aan een advies, indien gevraagd. Verder luistert zij, geeft zij terug, en zet zij de gemeente ertoe aan de taal van de ziel te leren spreken en te verstaan. Noten: 1
Zie Gerard Dekker, Heeft de kerk zichzelf overleefd? Beschouwingen over de rol van de kerk in de moderne samenleving. Zoetermeer: Meinema 2010, 13. 1 Zie Jos Becker & Joep. de Hart,. Godsdienstige veranderingen in Nederland. Verschuiving in de binding met de kerken en de christelijke traditie. Den Haag: SCP 2006
23 2Zie Arjan Broers e.a. (red.) Nieuwe Katholieken. Tielt: Lannoo, 2000. Jaarlijks treden ongeveer duizend mensen door doopsel, communie of vormsel toe tot de rooms-katholieke kerk. Dit cijfer is al een aantal jaren constant. Alle ondervraagden in de bundel Nieuwe Katholieken spreken over een langzaam proces, dat jaren in beslag neemt. 3Ruim 20% van de kerkleden van vooral de grote kerkgenootschappen behoort tot de categorie van de ‘nietgodsdienstige kerkleden’. Zie: Gerard Dekker, ‘Belonging without believing. Het belang van ongelovige kerkelijken voor de godsdienstsociologie’, in: Religie & Samenleving 4/1, 2009, 5-15, m.n. 12 en 13 4 Dorothee Sölle, De heenreis. Gedachten over religieuze ervaring. Baarn: Ten Have, 1976 (Ned. Vertaling) 5
Dorothee Sölle, De heenreis, 20.
6
Zie Johan Smit, Tot de kern komen. De kunst van het pastorale gesprek. Kampen: Kok 2006, 30vv.
7
Idem, 63.
8
Idem, 62.
9
Teunard van der Linden & Kees Posthumus, ‘Het woord God blijft lastig’. Interview met Brigitte Kaandorp, in: Woord & Dienst 58/19, 2009, 8-11. 10 Zie M. Luther, Weimarer Ausgabe 40/I, 356-358. 11
Herman Andriessen, Spiritualiteit en Levensloop, 7. Idem. 13 urjen Beumer, De spiritualiteit van het gewone leven. Over veerkracht. Kampen: Ten Have 2005, 19. 14 Idem, 22. 15 Idem, 153, 158 16 Zie Mat. 6, 6. 17 Dietrich Bonhoeffer, Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis. Baarn: Ten Have 1978, 12
e
3 editie, 249.
24
Trainingsplan 2013
[email protected] Ook in 2013 zal weer een aantal trainingen georganiseerd worden in het kader van bezinning op en als kwaliteitsimpuls voor de visitatie. De data liggen nog niet vast, maar gedacht wordt aan het volgende programma: Landelijk aanbod - georganiseerd door subgroep doceren onder verantwoording van het Generale College Visitatie: 1. Zinvol Visiteren I (2x) a. Bestemd voor alle beginnende visitatoren b. Inhoud: visie, doel en vorm van het visitatieproces, weerstanden bij visitator en gevisiteerde(n), samenwerken, gesprek- en luistervaardigheden (non)verbaal, protocol visitatie 2. Zinvol Visiteren II (1x) a. Vervolg voor visitatoren b. Inhoud: het geestelijk gesprek binnen de visitatie, mogelijkheden en beperkingen. georganiseerd in samenwerking met de PCTE (Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie) 3. Basiscursus Conflicthantering a. Geschikt voor bredere doelgroep, maar zeker de moeite waard voor visitatoren (vooral in met het oog op buitengewone visitaties) b. Inhoud: wat doet een conflict met mij? Hoe ga ik om met conflicten; hoe neem ik ze waar en diagnosticeer ik met eigen emoties, waarden en normen op de achtergrond? 4. Conflicthantering voor visitatoren a. Specifiek vervolg voor visitatoren, met name met het oog op buitengewone visitaties b. Inhoud: opfrissen van het Diagnosticum; gesprekstechnieken, rol onderhandeling; coachen van onderhandelingen en ….. Daarnaast is er de jaarlijkse studiedag in oktober 2013, bestemd voor alle visitatoren en leden van het GCV.
Regionaal aanbod - georganiseerd door een of meer RCV’s in goede afstemming met de subgroep/doceren De cursussen Zinvol Visiteren I en II kunnen bij voldoende belangstelling (14-16 personen) ook regionaal georganiseerd worden. We willen dat graag stimuleren!
25
Impressies van deelnemers aan de Training Zinvol Visiteren II. Ruimte maken voor het geestelijke gesprek binnen de visitatie. Training was op 20 en 21 april op Hydepark te Doorn. Trainer drs. Riek van Haeringen. Vertegenwoordiger Generale College voor de Visitatie: mw. Nelleke van de Bilt Ds. Henrico ter Beek, Sibculo Hierbij een impressie van de cursus zinvol visiteren II in enkele punten. 1. Het thema van de cursus vind ik uitermate zinvol. Ik begrijp dat praktische zaken ook aan bod moeten komen en die in de cursus Zinvol visiteren I behandeld worden, maar de vraag hoe het geestelijk leven van de gemeente kan worden gepeild en besproken, behoort niet pas na enkele jaren en meerdere visitaties behandeld te worden. Dat mag, wat mij betreft, ook direct aan het begin. Het aspect van het spreken over het geestelijk leven is in een gemiddelde kerkenraad moeilijk te bespreken. 2. Het valt mij op dat de pluriformiteit binnen de PKN remmend kan werken. We durven dan niets meer te zeggen over identiteit en geestelijk leven (uit angst voor normativiteit), in plaats van te differentiëren. Wellicht is het mogelijk om een aantal liggingen van de gemeenten PKN-breed te onderscheiden, en voor deze liggingen verschillende vragen te bedenken die aan de orde zouden kunnen komen om het geestelijk leven te peilen. 3. Met name de aangereikte literatuur was zinvol en de pogingen die worden gedaan om door middel van gerichte vragen het geestelijk leven in de gemeente te peilen. Ik heb dit direct uitgeprobeerd, maar geconstateerd dat deze verder geoperationaliseerd moeten worden: de vragen zijn te moeilijk. Een andere mogelijkheid is om niet directe vragen aan de kerkenraad te stellen, maar om in het gesprek over wat zij doen en hoe zij het doen (waar het gesprek meestal mee begint) door te steken naar de diepere laag van spiritualiteit / geloof. 4. De vraag naar wat God doet in de gemeente en in het dorp/de wijk (behalve wat wij doen), lijkt mij heel zinvol. Een uitdaging voor heel wat gemeenten! Dit betekent niet dat wij God kunnen vangen in wat wij doen, maar de vraag kan God ook juist als kritisch Tegenover present stellen...
Ds. Marco Schut, Glimmen. Visitator Groningen , pred. Gorechtkerk Haren. zinvol visiteren 2, een terugblik Het was goed en waardevol om bij elkaar te komen in Heydepark om daar onder leiding van Riek van Haeringen te praten over een aantal inhoudelijke thema's en de manier waarop je kunt visiteren. Het is ook een aardige gedachte dat een vertegenwoordiger van het Generaal college voor de visitatie aanwezig is, deze keer Nelleke van der Bilt. Zo heb je ook directe voeling met elkaar als landelijk en regionaal werkenden in de visitatie. We ontdekten met elkaar hoe belemmerend de stijlfiguur van de brieven die je toezendt aan kerkenraden kan zijn. Ook het inventarisatielijstje van concrete
26 gegevens kan al gauw tot een indruk van zakelijke meting leiden. Terwijl visitatie een voedende ontmoeting beoogt te zijn, een ontmoeting tussen de vertegenwoordigers van een plaatselijke kerk en afgevaardigden namens de omringende kerken die opbouwt. Interessant is hierbij wat de Roest in zijn artikel schrijft m.b.t. het bewustzijn van God in ons midden en wat dat doen mag met de mensen in de gemeenteleden: ‘dat zij zich gaan zien als medewerkers, partners, collega’s in Gods missio. Ze groeien daarbij ook als ze hun eigen verhaal, hun eigen dagelijks leven gaan zien in het licht van de Schrift’ (p. 7 visitatie als vraag naar de ziel van de gemeente). De cursus leverde heel goede handgrepen om hiermee verdiept aan de slag te gaan als visitatoren. Juist ook de stijlfiguur van het rollenspel. Het is van harte aan te bevelen voor visitatoren met enige ervaring om op deze manier weer bezig te gaan met het eigen functioneren en daarin te groeien. Dhr. Wim Travaille, Hengelo Impressie van de cursus zinvol visiteren II. 20 en 21 april 2012 heb ik deelgenomen aan de cursus “Zinvol Visiteren II” op het Hydepark te Doorn. Het was mijn eerste keer dat ik een training gevolgd heb op het Hydepark, de cursus “Zinvol visiteren I” heb ik gevolgd in Dalfsen met als cursusleiding ook Riek van Haeringen. De omgeving en de rust van het Hydepark is ideale omgeving voor zo’n cursus. Ik ben werkzaam in het bedrijfsleven en kom uit de hektiek van mijn werk en moet dan eerst even omschakelen naar zo’n training en dat lukt uitstekend op het Hydepark. Ik was en ben zeer geraakt door deze training. De cursus ZVI was een prima cursus om te beginnen maar de cursus ZVII heeft veel meer inhoud en gaat ook meer over hoe jezelf tegen het geloof aankijkt en hoe je vorm kunt geven aan het verdiepende visitatiegesprek. Het meest inspirerende onderdeel van de cursus vond ik echter de emmaüs wandeling waarmee wij zaterdagmorgen mee begonnen. Hier had je de gelegenheid om met een medecursist een uur lang te praten over een onderwerp wat jezelf te sprake mocht brengen. Bij de liturgische afsluiting in de kapel mocht ik een lied aandragen en ik heb gekozen voor lied 118 uit Tussentijds: Licht dat ons aanstoot in de morgen. Het symboliseert mijn gevoel wat ik overgehouden heb aan deze cursus. Ik voelde mij aangestoten door het licht maar ook door mijn medecursisten. Ds. Nettie Buijn Perk, Amsterdam. Een late reactie op de cursus Visitatoren II. Ik ga er altijd naar toe van, ik zie wel, maar voel mij er toch direct bij betrokken. Het is een goede voorbereiding op dit werk van Visitatie. Opbouwend ook zeker voor onszelf. Ja, het was goed om er aan mee te doen. Hartelijk dank voor jullie inzet.
27
Verantwoording afleggen Er doen zich nog wel eens spanningen voor tussen predikanten en kerkenraden. Kerkenraadsleden, die in hun dagelijkse werkkring gewend zijn aan een verhouding werkgever versus werknemer met de daarbij behorende jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken , zijn geneigd die relatie ook toe te passen op de verhouding kerkenraad versus predikant. Predikanten stellen dat de verhouding predikant versus kerkenraad een gans andere is en claimen een vrij ambt te hebben dat geen enkele verantwoordingsplicht kent versus de kerkenraad. Voor je het weet kom je zo in een spanningsveld terecht. Predikanten wijzen er terecht op dat zij geen gewone werknemer zijn. In de normale verhouding werkgever versus werknemer is de werkgever degene die werkopdrachten kan geven aan de werknemer en die werknemer heeft zo’n opdracht dan ook uit te voeren. Zo’n relatie is er niet tussen een kerkenraad en een predikant. De kerkenraad kan de dominee echt niet opdragen om voortaan meer over bepaalde teksten te gaan preken of een bepaald lied te laten zingen in de eerstvolgende kerkdienst. Sterker nog het kan zelfs zijn dat de dominee iets van de preekstoel zegt of in de kerkenraad zegt waar (een deel van) de kerkenraad het niet mee eens is, maar waarvan de dominee ernstig meent dat dat op grond van de Schiften op dat moment en op die wijze gezegd dient te worden. Een dergelijke verhouding tussen “werkgever” en “werknemer” is niet uniek. Het komt meer voor. Een arts die niet vrij gevestigd is maar in dienstverband is van bijv. een ziekenhuis of een zorginstelling, heeft als arts ook zijn eigen medische verantwoordelijkheid. En wat te zeggen van een burgemeester die iedere maand zijn inkomen krijgt uit de gemeentekas, maar echt niet aan de gemeenteraad hoeft te vragen of hij dit of dat wel mag doen. Sterker nog , hij is op grond van de Gemeentewet zelfs gehouden om eventuele besluiten van de gemeenteraad die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang bij de Kroon voor te dragen tot vernietiging. Dat wordt hem dan doorgaans niet in dank afgenomen, maar het is wel zijn plicht. Op de langere termijn geeft het een ambtsdrager overigens juist gezag om, indien dat nodig is, vanuit het ambt te spreken en te handelen op een wijze die op dat moment wellicht niet door iedereen wordt begrepen en op prijs gesteld. Betekent dat nu ook dat een predikant, een arts of een burgemeester over de manier waarop hij werkzaam is geen enkel overleg hoeft te plegen met degenen waarmee hij dagelijks werkzaam is? Dat lijkt me niet verstandig. Bij burgemeesters is het inmiddels al jaren de gewoonte dat hij jaarlijks een functioneringsgesprek heeft met (vertegenwoordigers van) de gemeenteraad. Daarbij komen wederzijdse verwachtingen, wensen en mogelijke (kleine) ergernissen aan de orde. Zulke gesprekken hebben grote waarde. Dingen die anders op allerlei plaatsen behalve met de betrokkene worden besproken kunnen nu in alle rust met elkaar gewisseld worden. Kleine irritaties en onvolkomenheden worden uitgesproken, waardoor er voortaan rekening mee kan worden gehouden. Was er bij de start van het fenomeen “functioneringgesprek” de nodige weerstand bij burgemeesters, momenteel ken ik geen burgemeester meer die het nut en de noodzaak van een dergelijk jaarlijks gesprek in twijfel trekt. Er zijn inmiddels ook modellen ontwikkeld aan de hand waarvan een dergelijk gesprek kan plaatsvinden.
28 Ik heb inmiddels begrepen dat de landelijke kerk ook een dergelijk model voor een jaarlijks gesprek tussen predikant en kerkenraad wil gaan ontwikkelen. Er zal, net als dat bij burgemeesters het geval was, aanvankelijk nog heel wat scepsis inzake een dergelijk gesprek moeten worden overwonnen. Maar op de langere termijn verwacht ik er alleen maar winst van. Dan blijft nog de vraag of een predikant zich t.o.v. een kerkenraad ook moet verantwoorden over zijn beleid. Voor we deze vraag beantwoorden is het goed om weer even terug te gaan naar het begin van dit artikel. Een predikant is, net als een arts of een burgemeester, geen “gewone” werknemer. Hij krijgt aan het begin van de maand geen lijstje met opdrachten van de kerkenraad. Hij heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid. Maar de kaders waarbinnen hij dient werken liggen natuurlijk wel vast in allerlei documenten, variërend van de kerkorde tot het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan. Wederom ,net als dat bij een arts of een burgemeester het geval is. Een burgemeester dient zich altijd (achteraf) te verantwoorden over zijn beleid. Ook voor zaken waarover hij het alleen voor het zeggen heeft, zoals dat bij rampen en andere spoedeisende besluiten het geval is, dient hij zich achteraf te verantwoorden. Het gaat daarbij natuurlijk altijd over de grote lijnen. Wat een burgemeester in een individueel vertrouwelijk gesprek zegt of te horen krijgt gaat niemand aan. Dat is ambtsgeheim. Zo’n verantwoording achteraf is een goede zaak. Het is mijn ervaring als burgemeester dat verantwoording achteraf juist begrip kweekt en daarmee een goede basis legt voor de toekomst. Begrip van de zijde van de gemeenteraad die door de gegeven verantwoording beter begrijpt waarom de burgemeester tot een bepaalde beleidsdaad is gekomen. En begrip bij de burgemeester die begrijpt dat hij bij een volgende keer op een onderdeel wellicht iets anders dient te handelen omdat zijn beleid op dat onderdeel anders niet begrepen zal worden. Enkele jaren geleden is er onderzoek verricht naar het hoe en waarom van burgemeesters die in de moeilijkheden waren gekomen en uiteindelijk zelfs moesten aftreden. Het bleek dat in bijna al die gevallen sprake was van onvoldoende communicatie tussen burgemeester en gemeenteraad. De signalen dat het niet goed ging waren wel gegeven , maar niet of onvoldoende opgepakt door de burgemeester. Hoe beter de functioneringsgesprekken gaan en hoe meer men met de uitkomsten daarvan rekening houdt, hoe beter de verantwoording zal gaan. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat wat voor artsen en burgemeesters geldt, niet ook mutatis mutandis zou gelden voor predikanten. Het hebben van een “vrij beroep” is geen reden om geen functioneringsgesprekken te voeren en om niet verantwoording te willen afleggen. Wie geen periodieke verantwoording wenst af te leggen kan overigens op een andere , buitengewoon pijnlijke, wijze worden geconfronteerd met de gevolgen hiervan. De burgemeesters die zich te weinig aantrokken van de opmerkingen over hun functioneren moesten uiteindelijk aftreden. Er is helaas in toenemende mate sprake van spanningen tussen predikanten en kerkenraden/gemeenten. Dat leidt in te veel gevallen uiteindelijk tot losmaking van de predikant van zijn gemeente. Een uiterst pijnlijk proces zowel voor de predikant als voor de gemeente. Een goed systeem van functioneringsgesprekken en van periodieke verantwoording, kan ook voor predikanten en hun gemeenten veel ongenoegen voorkomen.
29
Visitatie en Jaargesprek Op de website van de Protestantse Kerk staat een artikel over de invoering van het ‘jaargesprek’ dat gevoerd wordt tussen predikant/kerkelijk werker en kerkenraad. Te uwer informatie volgt hieronder het betreffende artikel: “Het jaargesprek tussen kerkenraad en predikant/kerkelijk werker is een noodzakelijk middel ter bevordering van de kwaliteit van gemeente en predikant / kerkelijk werker.” Dat sprak de generale synode in haar vergadering uit. Zij besloot het generaal college voor de kerkorde te verzoeken om te bekijken of de jaargesprekken een kerkordelijke verankering behoeven en tevens besloot de synode opdracht te geven ondersteunende materialen te ontwikkelen. De nota over het jaargesprek geeft duidelijk aan dat een vitale gemeente ’een gave van God’ is. “Maar deze gave is tegelijk ook een opgave. Daarom is het geboden dat er wordt nagedacht over kwaliteitseisen binnen de gemeente en dat daar ook invulling aan wordt gegeven. De generale synode heeft dit ook onderkend: er is behoefte aan meer instrumenten om aan kwaliteitseisen tegemoet te komen.” Deze kwaliteit hoopt de generale synode te bevorderen door het invoeren van het jaargesprek. Een jaargesprek heeft “een karakter van een open, vertrouwelijke en gelijkwaardige dialoog, waarin alle betrokkenen zich ervoor inzetten om positief-kritisch te reflecteren op het eigen en andermans houding, handelen en functioneren.” In de jaargesprekken komen de volgende punten aan de orde: De evaluatie van ieders (persoonlijke) welbevinden en motivatie in de kerkenraad en de gemeente
De evaluatie van de ondernomen activiteiten in het afgelopen jaar
De planning en prioritering van de activiteiten in het komende jaar
De rol- en taakverdeling bij de uitvoering van de geplande activiteiten
De ontwikkeling van houding en competenties van de kerkenraadsleden; voor de predikant en de ouderling-kerkelijk werker gaat het hier om het persoonlijk scholingsplan in het kader van de permanente educatie
De rapportage en communicatie over de gemaakte afspraken
Tot zover de tekst van het artikel. De generale synode geeft bij de invoering en evaluatie van het jaargesprek een rol aan de visitatie door het volgende te besluiten: - de colleges voor de visitatie te verzoeken in de gewone visitatie op geregelde basis navraag te doen naar de voortgang van de jaargesprekken; Dat houdt dus in dat naast de onderwerpen die u zelf aan de orde wilt stellen en de onderwerpen die straks deel gaan uitmaken van het vierjaarlijks verslag ook de voortgang van de jaargesprekken aan de orde moet komen. Hopelijk helpen we u met dit artikel een eindje op weg. Als generaal college zijn we overigens ook erg benieuwd naar uw bevindingen in dezen!
30
Adreslijst leden van het Generaal college voor de visitatie (PKN) -
Ds W.G. Sonnenberg (Wijnand), voorzitter Ben Goerionsingel 34, 6716 GJ EDE, 0318-640197 / 06-26642280 e-mail:
[email protected]
-
Ds. K.A. Bakker (Klaas), vice-voorzitter Salemate 29, 7006 CA Doetinchem, 0314-354355 / : 06-53773685 e-mail:
[email protected]
-
Ing. N.A. Becht (Nico) Binnenes 9b, 7981 BK Diever; tel. privé: 0521 - 593365 bedrijf: tel. 0521 – 593423, fax: 0521 – 593425 / 06 – 53348166, e-mail:
[email protected]
-
Ds. R. van den Beld (René) Zoutmanlaan 1, 3742 PK Baarn, 035-8885013 / 06-50733817 e-mail:
[email protected]
-
Mw. N. van de Bilt (Nelleke) Kerkeland 14, 5314 BV Bruchem, 06-15492425 e-mail:
[email protected]
-
Ds. F. Buitink (Ferry), secretaris Klipper 62, 8802 NL Franeker; 0517–397704 / 06-27096020 e-mail:
[email protected]
-
Mw. H. Dolstra-Muggen (Henny) Wim Sonneveldstraat 5, 6708 NA Wageningen, 0317-414472 e-mail:
[email protected]
-
Ds J.J.A. Doolaard (Jaap) Nelson Mandelalaan 132, 3707 KP Zeist, 030-6910770 / 06-53610209 e-mail:
[email protected]
-
Ds. D. P. C. Looijen (Dick) Poortersdreef 76, 3824 DP Amersfoort, 033-4611811 / 06-44156979 e-mail:
[email protected]
-
De heer E.C.G. de Pender (Eddy) Damhertlaan 97, 3972 DC Driebergen, 0343-520955 / 06-10912623 e-mail :
[email protected]
-
Mw. Drs A.E. Reichman-Scheffer (Toos) Boskleane 10, 9255 JH Tietjerk, 0511-431506 / 06-27324871 e-mail:
[email protected]
31 -
Ds. W.G. Teeuwissen (Wijgert) Baronesselaan 6, 3905 HH, Veenendaal, 0318-554565 e-mail:
[email protected]
-
Mw. A. Verbaas (Aline) Vughterweg 19, 5211 CJ ’s Hertogenbosch, 073-6140134 / 06-30648877 e-mail:
[email protected]
-
Ds. J. Waagmeester (Jan) Rode Kruislaan 24, 6525 JP Nijmegen, 024-3552156 e-mail:
[email protected]
-
Mr. W.L. Zielhuis (Wim) Wiardi Beckmanstraat 2, 8091 XE Wezep, 038-3758771 / 06-13682514 e-mail :
[email protected] Secretariële ondersteuning: E.H. Kerkkamp (Edo) Juridische Zaken en Colleges, Postbus 8397, 3503 RJ Utrecht, 030-8801440 e-mail:
[email protected]
Overige adressen Bond van Nederlandse Predikanten Cornelis Houtmanstraat 2 3572 LV Utrecht tel. (030) 2716133 e-mail:
[email protected] Human Resource Management (HRM) Protestants Landelijk Dienstencentrum Bureau Begeleiding Predikanten Joseph Haydnlaan 2 A Postbus 8504, 3503 RM Utrecht secretariaat: tel. (030) 8801517 /8801505 e-mail:
[email protected] Beroepingswerk Aanspreekpunt: Ds. H.J. Oortgiessen Protestants Landelijk Dienstencentrum HRM, Bureau Begeleiding Predikanten Joseph Haydnlaan 2 A Postbus 8504 3503 RM Utrecht
32 tel. (030) 8801571 (Ds. H.J. Oortgiessen) e-mail:
[email protected] Bureau Kerkelijk werkers Protestants Landelijk Dienstencentrum Joseph Haydnlaan 2 A Postbus 8504, 3503 RM Utrecht http://www.pkn.nl/bkw/ Bij het Bureau kerkelijk werkers kan men terecht voor: • advies t.a.v. door de PKN erkende opleidingen. Dit zijn: 1 Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, met een dependance in Enschede; 2 Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle, met een locatie in Utrecht (NBI); 3 Christelijke Hogeschool Ede; 4 ATL Hogeschool Holland. Gediplomeerden en studenten van andere HBO-opleidingen theologie kunnen zich aanmelden bij de bovengenoemde opleidingen wanneer zij een kerkelijk erkend diploma wensen te behalen. • advisering rond aanstellingen van kerkelijk werkers in samenwerking met de afdeling HRM van het PLDC Utrecht • de aanmeldings- en inschrijvingsroute in het Register kerkelijk werkers voor kerkelijk werkers • nascholing van kerkelijk werkers vanwege de PKN • werkbegeleiding van kerkelijk werkers
33
OVERZICHT VAN DE RONDZENDBRIEVEN VANAF 2006 2006 Studiedag 2006 Visiteren in Bosrijk Doelgerichte visitatie Contact tussen de visitatie en de classis Visitatierapporten naar de classis? Het visitatiegesprek met de predikant(e) Het ambtsgeheim binnen de kerkenraad Het protocol seksueel misbruik voor kerkenraden Overdopen De werkgemeenschappen van predikanten 2007 Studiedag 2007 Visitatie is niet vrijblijvend Het geloofsgesprek Geen tijd voor de visitatie? Het visitatiebezoek van de wijkkerkenraad en de algemene kerkenraad Last van voorgangers De buitengewone visitatie Bij de buitengewone visitatie behorende stroomschema’s Website 2008 Wisseling van de wacht Mag ik mij even voorstellen? Studiedag 2008 Casus De gemeente en de visitatie De Waalse gemeenten en hun eigen visitatie De visitator in het protocol Bijlage bij de visitator in het protocol Visitatie en kerkorde Het is allemaal zo zakelijk Kerkelijk werker of pastoraal (mede)werker? 2009 Afscheidstoespraak J. Stelwagen Studiedag 2009 . Aanbevelingen naar aanleiding van de studiedag Zinvol visiteren I
34 Zinvol visiteren II Een schaapherder loopt niet perse op geitenwollen sokken Verboden of voorboden? Aanwijzingen voor het visiteren van een Algemene kerkenraad De interimpredikant Calvijn en de kerkvisitatie 2010 Woord ten afscheid – Ds. W. van der Geer Studiedag 2010 Deelname aan visitatie in Duitsland Spiritualiteit rond de dood in het kinderziekenhuis Dominee en gemeente uit elkaar: en dan? Geanonimiseerde convenanten Protocol voor het opleggen van/met klem adviseren tot werkbegeleiding De positie van de geestelijke verzorging binnen instelling gezondheidszorg Voorbeeldbrief aankondiging visitatie Visitatie in lutherse gemeenten Aanbod pastorale ondersteuning voor predikanten en kerkelijke werkers in zeer moeilijke omstandigheden Interimpredikanten 2011 Studiedag 2010, een terugblik Visitatie: een kritische waarneming Van Verbi Divini Minister tot entertainer Sociale Media Visiteren: meer dan luisteren Buitengewone visitaties, stand van zaken 2012 Beperkte Buitengewone Visitatie Buitengewone visitaties Vernieuwen zonder te vernielen Visitatie als vraag naar de ziel van de gemeente (Studiedag 2011) Trainingsplan 2013 Zinvol Visiteren Impressies deelnemers trainingen Zinvol Visiteren Verantwoording afleggen Visitatie en Jaargesprek
35
.