RONALD GIPHART HET LEUKSTE JAAR UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE MENSHEID PERSOONLIJKE KRONIEK
2001
UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS · AMSTERDAM · ANTWERPEN
Copyright © 2002 Ronald Giphart Copyright tekening blz. 259 © 2001 Fokke & Sukke: Reid, Geleijnse & Van Tol Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 CH Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 CH Amsterdam. ISBN
90 295 2229 1 / NUR 320 www.boekboek.nl
JANUARI VECHTEN OF VLUCHTEN
1 januari Snerpsirenes, spetterpijlen, knetterdozen, plofspuiten, vlamtollen, knalbakken: het is tien over twaalf 's nachts en deze reality novel is begonnen. Op mijn knieën gehurkt probeer ik in het midden van mijn huiskamer naar buiten te kijken en iets van het schouwspel te volgen. De televisie heeft ook lichtgeflikker, maar het geluid staat uit en zonder geluid is vuurwerk een lullige bedoening. Een heel bang jongetje van net geen drie jaar houdt me stevig vast en probeert zich onder mijn jas te verstoppen. Een minuut geleden stonden we nog op straat; toen het knallen begon, wurmde hij zich los en sprintte hij naar binnen. Dat hij zo snel kon rennen wist ik niet. Ik ben hem achternagelopen en probeer hem nu te troosten. `Dit is toch wat je wilde zien,' probeer ik, maar hij roept verongelijkt van niet. Ik ben een stomme pappa. Hij jammert voortdurend: `Eng... Eng... Eng, Pappa, eng...' `Je hebt het al dagen alleen maar over vuurwerk, nu er vuurwerk is wil je er niets van weten,' zeg ik zacht bij zijn oor, maar hij verstopt zich nog dieper in mijn jas. Ik neem een slok champagne en denk aan dit dagboek, voor de eerste keer dit jaar. Ik beschrijf in mijn hoofd een scène waarin ik in het midden van mijn kamer met mijn jongetje luister naar het gedonder. Mijn zoon, ikzelf, het vuurwerk, dit boek. Mijn dochter Tip zit op de grond en houdt een free fight met een boterham met pindakaas, en ik probeer met mijn laptop op schoot premissen te bedenken voor dit boek. Vorig jaar bezocht ik een les van mijn oude leraar Nederlands, de heer Van Bueren, een van mijn belangrijkste literaire richtingaanwijzers. Hij deed me In een adem uit, het geheim van het lezen van Daniel Pennac cadeau, waarmee hij me vermoedelijk probeerde duidelijk te maken hoe hij over het literatuuronderwijs en de verplichte leeslijst dacht. In het boek stelt Pennac tien onaantastbare rechten van de lezer op (het recht om niet te lezen, het recht om bladzijden over te slaan, het recht om waar-dan-ook te lezen, het recht om te zwijgen over wat men gelezen heeft, et cetera). In navolging van Pennac wil ik voor mezelf tien rechten formuleren van de schrijver die in opdracht een jaar lang een dagboek bijhoudt: 1 Het recht om alles op te schrijven. In principe wil ik over ieder onderwerp kunnen schrijven, van familieleden die ziek worden tot de altijd lege wc-rolhouder op mijn toilet. Ik wil dingen over het literaire bedrijf kwijt, dingen over de eenzaamheid van het dagenlang achter je computer zitten, over meisjes, frappante verhalen uit het verleden, the struggle for life, items op tv, mijn afwasmachine, boeken die ik lees of dingen die mijn kinderen zeggen. In de afgelopen maanden heb ik onderwerpen verzameld die ik dit jaar kan behandelen, naast al het fascinerende en interessante dat mij zal overkomen. 2 Het recht om dingen niet te beschrijven, dingen niet uit te leggen of mensen niet te introduceren. Dat ik alles mag beschrijven wil nog niet zeggen dat ik alles moet beschrijven. Dit boek is geen Big Brother. Er zullen vele zaken onbeschreven blijven, tot genoegen van iedereen. Had ik hier bijvoorbeeld niet vermeld dat mijn kinderen bij de crèche vorige week een vers koortsvirus hebben opgehaald, waardoor ze zo ziek waren dat we afgelopen vrijdag contact met de dokter hebben gehad, die ons het zogenaamde `pufje' voorschreef, oftewel een lange plastic
buis met medicinale verstuiver, die mijn dochtertje Tip wel toeliet maar die door mijn peuterpuberale zoontje Broos subiet en zeer agressief werd geweigerd, waardoor hij ziek bleef en we gisteren de grote oudejaarsuitlui bij Julia & Henk Westbroek hebben gemist – dan was dat ongeregistreerd gebleven. Ik wil vooralsnog de schijn ophouden dat ik een `vertellend dagboek' schrijf, waarbij ik hoofdzakelijk voor mezelf zal boekstaven wat er dit jaar zo ongeveer geschiedt, met enkele uithalen naar het verleden. 3 Het recht om mensen tegen zichzelf in bescherming te nemen. Soms zijn mensen in mijn omgeving dronken, soms gaan ze vreemd, soms roddelen ze, gaan ze zich te buiten aan God mag weten wat, raken ze zichzelf kwijt of zeggen ze domme dingen. Wie ben ik om vriendschappen onder druk te zetten of geliefden uit elkaar te drijven? Sommigen (onder wie Joost Zwagerman en Vic van de Reijt) hebben, toen ze hoorden dat ik dit boek ging schrijven, al dan niet bezorgd geïnformeerd of ze nu nog wel alles tegen me konden zeggen of dat ze me moesten mijden. Niemand hoeft mij te mijden, ik ben geen relhetero en schrijf alleen schund als ik daar zin in heb. Ook mijzelf zal ik tegen mezelf in bescherming nemen en ik zal mijn liederlijkheden of echt gênante dommiteiten niet beschrijven. Ik ben niet suïcidaal en eerlijkheid is de kortste weg naar het gesticht. 4 Het recht om meedogenloos te zijn. Het vorige recht is geen plicht. Soms zullen mensen het verdienen om niet tegen zichzelf in bescherming te worden genomen. Wanneer er bijvoorbeeld rekeningen te vereffenen vallen, weet ik niet of ik dit zal kunnen laten. Zie ook recht 6. 5a Het recht om dingen mee te maken voor dit boek. Waarmee ik bedoel dat ik dit jaar sommige evenementen heb gepland met als meezeurende reden dat ik er in dit boek over wil schrijven. De première van de verfilming van Ik ook van jou bijvoorbeeld is geen evenement waarbij ik op voorhand sta te juichen. Omdat ik op dit moment de film nog niet in de definitieve versie heb gezien, wil ik geen beslissing nemen of ik naar de première ga, maar mocht ik gaan, dan is het onder meer om er in dit boek kond van te doen. (De ruwe snede van de film heb ik overigens wel al gezien, en die gaf bepaald geen aanleiding om stante pede aandelen in de filmindustrie aan te schaffen.) 5b Het recht om dit boek te verzwijgen. Ik zal niet overal vertellen dat ik een dagboek bijhoud. Xandra Schutte (W. F Hermans zou hier luidop vragen: `WIE? WIE ZEG JE?') schreef ooit dat mijn generatie – toen rond de vijfentwintig jaar – van jongs af gewend is om over haar eigen schouder naar zichzelf te kijken. Ik bevind mij soms in situaties die ik op het moment zelf al aan het beschrijven ben, maar ik voel niet de behoefte dit te melden. Het is als met de onderzoeksmethodologie van de kwantummechanica: het meten beïnvloedt het resultaat. Vertellen dat ik iets in mijn boek zal opnemen, kan het laagste of het hoogste in mensen losmaken. Mijn boek hoeft geen camera te zijn die opstootjes of interessante quotes uitlokt. Wel zal ik in NRC Handelsblad een advertentie zetten met de tekst: `Schrijver neemt u tegen betaling op in zijn Privé-domein.' 6 Het recht om mijzelf tegen te spreken. Net als iedereen ben ik verre van consistent. Wat ik het ene moment bewonder, verafschuw ik het moment daarop. Ik hou van rust aan mijn kop en van schreeuwerige dronkenschap in volle cafés. Ik wil het beste voor mijn kinderen en kan ze toeschreeuwen: `Zit godverdomme niet aan mijn kop te zeiken, eet je chocoladeijs, kijk tv en vermaak jezelf.' Ik hou van innerlijke beschaving en van platte, mensonterende grappen. Ik ben voor absolute vrijheid van geest en kan zeer intolerant zijn over alles wat ik niet vind. Ik ben geïnteresseerd in mensen die ik een ander moment niet kan uitstaan. Ik kan fluitend het leven haten,
of zuchtend zeer tevreden zijn. 7 Het recht om te herschrijven. Hoewel ik niet graag wil antidateren of gebeurtenissen manipuleren, zal ik er niet aan ontkomen stukken te herschrijven. Bij romans herschrijf ik zeer veel, sterker nog, in mijn literatuuropvattingsbeschouwingsWeltanschauungspoëtica is herschrijven het fundament van alles. Scheppend schrappen. Ik geloof pertinent niet in teksten die tot stand zijn gekomen onder invloed van drank, drugs, godsdienstwaanzin of andere krankzinnigheid. Ook in de zogenaamde pleur-het-maar-op-het-papier-dagboekmethode geloof ik niet. Er moet aan teksten zijn gesleuteld, er mag niet te veel zand kraken tussen de bladen en dus dient zweet op te stijgen uit de zinnen. Schrappend scheppen. 8 Het recht op `verhaaltechnische toevoegingen'. `Stalin liet zijn werk nooit aantasten door het geringste spoor van ijdelheid, trots of zelfverheerlijking.' Dit is een toevoeging van Stalin zelf in de officiële Korte biografie van Stalin. Toen Bert (al bijna twintig jaar mijn beste vriend en plaatsvervanger, inmiddels uitgever van literaire roergangers als Appie Baantjer en Toon Hermans) & ik elkaar iedere dag literaire brieven schreven, hadden we de afspraak dat een verhaal of anekdote maximaal vijfentwintig procent `verhaaltechnische toevoegingen' mocht bevatten. Geen rechtstreekse leugens of verdraaiingen, maar kleine topografische aanpassingen, een net iets ander licht op de zaak, een gunstiger dienstregeling. Professor Wagenaar noemt dit `geconstrueerde herinneringen'. 9 Het recht om te schrijven over het schrijven, en over het schrijven over schrijven over schrijven. Vandaag vertelde Joost Z. me over de telefoon dat `het publiek' boeken over schrijvers niet interessant vindt, en dit geloof ik ook wel. Toch is een van mijn oude liefdes literatuur over literatuur. Als schrijvers niet schrijven over het schrijven, wie moeten het dan doen? Eten met Emma van Herman Koch bijvoorbeeld, dat ik vannacht heb uitgelezen, gaat over een schrijver die niet kan schrijven en zich afvraagt waarom het hem niet lukt. Lekkere kost (al zei Zwagerman, toen ik hem dit vertelde: `Ik snap niet dat jij dat vindt, net of een leeuwentemmer enthousiast is over een vlooiencircus.'). 10 Het recht om te stoppen als er een kind of beminde overlijdt. In mijn romans verschrijf ik mijn leven met een vertraging van een jaar of vijf. Ik roffel mijn humortrommeltje, ik probeer gevatte omschrijvingen te vinden voor algemene gevoelens van liefde & lust en soms doe ik luchtig & lichtig over zwaardere thema's (automutilatie, euthanasie, de vergankelijkheid van alles). Mocht Mascha (mijn significante ander, mijn pavlove, mijn domtoren, mijn zoetigzuurtje, confettispeeltje, toverbeest en troetelbloem) of een van mijn kinderen overlijden, dan sluit ik niet uit dat ik daarover zal schrijven. Echter niet dit jaar. Ik ontken niet dat schrijven therapeutisch kan zijn, noch dat verhalen wapens zijn tegen de wereld, maar verdriet is een vorm van krankzinnigheid (zie recht 7). Tip is inmiddels op haar eigen manier naar de boekenkast gekropen (dat wil zeggen zigzaggend op haar knieën). Ze grijpt met gilletjes van plezier naar boeken. Af en toe lukt het haar een boek van de onderste plank te pakken en dat naar zich toe te trekken, waarna ze gelukzalig en erg geïnteresseerd aan de bladzijden begint te trekken. Ze heeft nu Advocaat van de hanen van Aft in haar handen en ik ben in dubio: mag ze lekker scheuren en ravotten of ontneem ik haar dit pleziertje? Túúrlijk niet, scheur maar kind... Dinsdag 2 Ik zat me vroeger de hele kerstvakantie erop voor te bereiden hoe ik mijn tientallen diepgeheime beminden op school zou tegenkomen en hoe we elkaar het allerbeste zouden
wensen, niet alleen voor het nieuwe jaar maar voor de rest van onze verdere levens. Nieuwjaar, de tijd van het gratis zoenen. Er zou een compleet verlaten bovengang zijn in een verder overbevolkte school, een van mijn zuchtmeisjes zou om onbekende reden in haar eentje van de ene vleugel naar de andere lopen, ik zou als een echte Byronic hero ook eenzaam door de gang slenteren (verdiept in het concipiëren van een allesvernietigende debuutroman), ik zou haar achteloos maar vriendelijk groeten, zij zou me naroepen: `Hé trouwens, Ronald, de beste wensen voor het nieuwe jaar...' en ik zou me omdraaien, rustig antwoorden: `Ach, verrek ja, de beste wensen, kom, laten we het afzoenen,' waarna we tien jaar later een vakantiehuis in Frankrijk zouden kopen, met een hek erom zodat onze zes handenbindertjes niet konden weglopen. De waarheid was dat veel van mijn zuchtmeisjes zich er makkelijk van afmaakten door al in de fietsenkelder van veraf verveeld `glkg nwjr' te wapperen en me vervolgens te ontlopen. Vandaag gratis gezoend met de vrouwen van de receptie van HoogHiemstra.1 Eerste column geschreven voor een blad genaamd Pauze. Over het rolletje dat Bert en ik speelden in Ik ook van jou, de movie. In april hebben wij 's ochtends heel vroeg de set bezocht, als cadeautje voor onszelf, om eens te ondergaan hoe het er op een filmset toegaat, maar ook om te zien wat er allemaal werd uitgehaald met mijn autobiografische roman. De crew nam die dag een vrij bespottelijke scène op, waarin Antonie Kamerling in een overvol café een stuk voorlas uit het manuscript dat hij over Reza, in haar gedaante van Angela Schijf, had geschreven. Hij declameerde de zinnen heel ingetogen, heel langzaam en gevoelig, alsof hij op een begrafenis van een onverwachts overleden vriend speechte. Ik doe op voorleesbeurten dezelfde passage ook weleens, maar dan in de uptemponinetybeatsperminute-versie. Het bespottelijke was dat Kamerling na de woorden (die God betere het over een spetterende ontmaagding gaan) even dramatisch zweeg, waarna al zijn honderden vrienden in het café in een aanzwellend gejuich losbarstten en Fräser-vertolker annex commercieel mediaverschijnsel Beau van Erven Dorens, die die draaidag zijn debuut als filmacteur maakte, hem emotioneel omhelsde en hem een fles champagne gaf (op papier een makkelijk gebaar, maar Beau had zijn motivatie niet scherp en dus moest de scène veertien keer over). Het zal aan mijn beperkte sociale leven liggen, maar ik heb nog nooit voor zoveel vrienden voorgelezen en er is nog nooit zo doorleefd-huilerig voor mij gejuicht, noch heb ik van Bert na een voorleesbeurt ooit een fles champagne gehad, de krent. Overigens hebben Bert en ik voor Antonie staan meeklappen als blije mongolen. Van tevoren hadden we afgesproken dat wij een kleine cameo zouden spelen. Regisseur Ruud van Hemert had ons achter in de zaal gezet bij de bar, tussen tientallen figuranten die niet wisten wie wij waren. Bert: `Krijgen jullie ook driehonderd gulden per dag, net als wij?' Na het schieten van de scène met Antonie en Beau, kregen Bert & ik van de visagiste een likje bijtende glycerine onder onze ogen, waardoor we in close-up hebben moeten huilen om Antonies gevoelige woorden. Zeg maar à la Stan Laurel en Oliver Hardy. 3 januari Uitputtende schrijfdag. Eindelijk een lang verhaal afgerond over... over... Eind oktober had het stuk af moeten zijn en toen al kreeg ik van de opdrachtgever, een adviesbureau, zevenenhalfduizend gulden overgemaakt. Meestal krijg je pas tien maanden na het inleveren van een tekst je honorarium, na je zaak voor de Hoge Raad te hebben verdedigd. De voortvarendheid waarmee het adviesbureau betaalde werkte contraproductief en verlammend. Tip aan 1 Gebouw aan de rand van het centrum van Utrecht, waar ik een werkruimte huur.
opdrachtgevers: betaal schrijvers nooit voordat ze hun kunstje hebben geflikt. Ponnie Cammen en Gerrit Komrij hebben ook een bijdrage over... over... geschreven, net als deelnemers aan een wedstrijd waarvan de hoofdprijs is dat de winnende verhalen met die van ons in één boek worden opgenomen. Ik mail het verhaal naar de opdrachtgever en voel letterlijk de druk van mijn schouders glijden. 4 januari, donderdag Vorig jaar heeft Paul de Leeuw me gevraagd een `interactieve tv-serie' te schrijven. Hij zei er eerlijk bij dat ik tweede keus was, want Kees van Kooten vond het project interessant, maar zag ervan af. Het gaat om een programma waar de kijkers halverwege via telefoon & internet kunnen bepalen hoe het verhaal verdergaat. Omdat ik niet weet of ik in mijn eentje zo'n serie zou kunnen bedenken, heb ik collega Ap van der Meulen gevraagd en er een duoproject van gemaakt. 's Middags hersenwaaiden we telefonisch over Te Ropica, zoals we het programma inmiddels bewerktitelen (een show over een vervallen bungalowpark in Drenthe, Loveboat ontmoet Fawlty Towers, en vice versa). Om zeven uur dineerden we in het Hilversumse restaurant De Dames Haring met televisieproducent Anton Smit, die door Paul gevraagd is vaart in het project te houden. Voordat we over Te Ropica begonnen, kwam Volendam ter sprake, omdat iedereen het deze dagen over die ramp heeft. Ap en ik hebben beiden zitten tranen om alle rampspoed. Het zal met verwerking te maken hebben, maar tien minuten later wisselden we al grappen uit die de ronde doen (`Wat is de ware tragiek van de ramp in Volendam? Dat Jantje Smit die avond optrad in een disco in Apeldoorn.'). Anton vertelde een grap die hij in het gebouw van de VARA hoorde, een halfuur nadat bekend was geworden dat showmaster Willem Ruis in Spanje was overleden en iedereen overmand door verdriet bij elkaar zat te huilen: `Wat is de overeenkomst tussen de door Ruis gepresenteerde Lotto en Willem Ruis zelf? Beiden halen ze de eenenveertig niet.' Het gesprek over Te Ropica verliep snel en zakelijk. We maken een timeframe waarin we over acht dagen een rewrite hebben, dan komt er twee dagen later een format, en als alles goed is krijgen we rond de twintigste januari, in de woorden van Anton, een GO!. We hebben het over een Nederlandstalige serie. 5 januari Na afloop van het etentje gisteravond heb ik tot kwart voor vijf gedronken en gediscussieerd met Arnold (eigenaar van het roemruchte theatercafé De Bastaard) en een van zijn vrienden, een filosoof genaamd Erik. Ik ging om half twee naar De Bastaard, waar Arnold zat uit te puffen van een gevecht met een rolluik dat zijn nooduitgang blokkeerde (verstopte nooduitgangen liggen in deze post-Volendamse dagen niet zo prettig in de conversatie). De discussie handelde over de vraag of een filosoof wijze, praktische wenken paraat moest hebben voor alledaagse ethische problemen, of dat hij een veredelde theoretisch-natuurkundige is voor wie kennis en de kennis van kennis en de kennis van kennis van kennis alleen valt uit te drukken in een niet-talig tekensysteem. Mijn hoofd denkt vandaag alleen nog nakaterend: `@%^$J>)#$ιΘΣ∃♥ξ⊆∂∝.' Vanmorgen lag bij de post de filmeditie van Ik ook van jou (met de lullig-lelijke belettering van de filmposter en een paarsblauwe foto van een boos kijkende Angela Schijf) en de Rainbow-pocket van De voorzitter. Dat laatste boek had ik al een tijdje niet doorgebladerd. Ik begon achteloos in het eerste hoofdstuk te lezen (pot koffie erbij, zachte muziek op en boxershort in de niet-knelstand). Tweeënhalf uur later had ik het boek uit, gelouterd, bevredigd, gerijpt. Erg
vreemd, vaak moest ik hardop lachen om grappen die ik me niet meer of vaag kon herinneren. Ook bleek ik woorden te gebruiken waarvan ik niet wist dat ze ooit tot mijn actieve woordenschat behoorden. Het is niet bon ton onder schrijvers om te zeggen dat je je boeken herleest, maar ik herlees vaak (een beetje stiekem ginnegappend van waardering voor mezelf). In een gesprek met Bert heb ik gespeeld met het idee om de voorzitter uit de dood te laten herrijzen en een vervolg te schrijven. Bert `wist het niet'. Vanavond hebben Mascha en ik gegeten bij het visrestaurant Hoofjes. Broos was erg boos dat wij uit eten gingen en hem lieten zitten met oppas Sophie. `Jij bent poep,' zei hij tegen mij, en tegen Mascha: `Jij bent pies.' 6 januari Vaststelling waarvan ik niet weet of ik hem laat staan: het jaar is nu vijf dagen oud, maar nog steeds hebben Mascha en ik alleen maar geslapen in ons grote familiebed. `Dit mag zo niet langer doorgaan,' zei Mascha slaperig, toen we voor de vierde nacht achter elkaar besloten toe te geven aan onze vermoeidheid, waarna we de magische woorden spraken. `Morgen.' `Oké, morgen.' Zoals schrijvers een writer's block hebben, kunnen echtparen kampen met een lovers' block. 7 Broos zit op de bank te spelen met zijn auto's. Ik wil naast hem zitten om eindelijk mijn boek te kunnen uitlezen. Broos zegt dat ik niet naast hem maar op de andere bank moet gaan zitten. Vijftien seconden nadat ik daar heb plaatsgenomen en wanneer ik al verdiept ben in een alinea, zegt hij, met mijn intonatie: `Heb je dat goed begrepen?' (een paar procenten vertedering). Een psycholoog zei gisteren op tv dat je onder normale omstandigheden zeventig procent van je tijd zeer verguld bent met je kind en dat je je de resterende dertig procent onnoemlijk aan je kind kunt ergeren en de gedachte dat je leven definitief is veranderd door je hoofd spookt. Ergo, ergeren is gezond. Broos is nu bijna drie, en als ik me een paar jaar geleden had voorgesteld dat ik vader zou zijn van een bijna driejarig kind, dan was in die voorstelling geen plaats geweest voor ergernis. Hoe kan een tweejarige iets fout doen? Hoe kan een dreumes je het bloed onder de nagels vandaan treiteren? De werkelijkheid is dat Broos mij erg vertedert, maar dat ik soms ook zin heb om hem met mijn vlakke hand hard tegen zijn blozendblootblije wangetjes te slaan. `Tv uitzetten?' vraagt hij, met zijn vingers al bij het toestel. `Nou, doe maar niet. Ik zit te kijken.' `Wel uitzetten.' `Niet doen, Pappa kijkt even tv.' `Uitzetten.' `Niet uitzetten, Broos.' Broos die mij uitdagend aankijkt, langzaam zijn vingertje naar de aan/uitknop brengt en deze nog langzamer indrukt, doof voor mijn geschreeuwde bedreiging. Daarna valt zijn mond open, kijkt hij verschrikt op en rent hij weg (een paar procenten ergernis). 8 januari, maandag
Op de nummerverklikker van mijn mobieltje zag ik dat er iemand uit Groningen belde. Wie ken ik in Groningen, dacht ik. Het was Jacques Wallage. Ik schrok, want de laatste keer dat ik zijn stem hoorde was een half jaar geleden, toen ik ter inspiratie voor de crematiescène in IOJMDA luisterde naar het cassettebandje van de crematie van mijn moeder. Jacques hield daar een zeer warm & grappig praatje. Dat was een eis die mijn moeder hem en de andere sprekers had gesteld, want zij wilde berustende vrolijkheid en geen gelamenteerde elegieën. De leukste toespraak kwam van Erica Terpstra, wie het lukte een zaal met vierhonderd rouwenden te laten schateren (nog een herinnering aan Erica: omdat wij, naar goed socialistisch gebruik, de plechtigheid eindigden met het zingen van de Internationale, had zij zich die ochtend de tekst van het lied laten faxen, zodat ze het voor één keer in haar leven en speciaal voor mijn moeder kon meezingen). Bespiegeling op maandagavond: Mascha is stappen met haar vriendin Anouk en ik heb twee uur geleden de kinderen naar boven gebracht. Ik moet een column schrijven voor Kijk, maar al die tijd heb ik zielloos zitten zappen. Waarom is het zo moeilijk de tv uit te zetten? De tv heeft in mijn leven meer schaamte opgewekt dan zelfverlies tijdens seks of alcoholische doorzaknachten. Tv-kijken is de lulligste manier van het zoeken naar leegheid. Ik zie mezelf kijken naar Weekendmiljonairs, een politie-achtervolgingsprogramma of een documentaire over de gemeentereinigingsdienst. Of naar de vierde herhaling van het Acht Uur Journaal. 9 januari Het nieuwe studentencomplex op de Uithof bestaat uit drie achter elkaar gebouwde schreefloze letters n. In de achterste n wonen Joost en Stephan, de bedenkers van de Mulisch is Ajax-site (een thuispagina met allerlei literaire frutsels). Lekkere zelfmoordflat, zeg ik in het hokje van Joost, kijkend naar de leegte onder het dakje van de n, en naar het raam dat wagenwijd openstaat. Stephan vertelt dat van alle duizendentwee bewoners er vorig jaar maar één de neiging te springen niet had kunnen onderdrukken. We komen bij elkaar voor een nieuw, ultrageheim allesvernietigend project: een site met ongein over literatuur. Eerst wilden we onze homepage degroteliteraireleeskijkknutsel&doevakantiesite.nl noemen, maar dat leek ons typetechnisch toch niet handig. Na een uur zoeken in domeinregisters (lezenisleuk.nl was al geclaimd door een kinderboekhandel en lekkerlezen.nl door een stichting in leesbevorderingssubsidiebesteding) reserveerde ik op mijn naam het adres www.toiletteren.nl. Daarna bij het RTL Nieuws een afspraak met nieuwspresentator Rick Nieman en Juul & Dion van het IKV2. Er is nog steeds het plan medio mei een groep van drie schrijvers af te vaardigen naar Srebrenica en Pale, voor een grote documentaire op RTL 5. De drie zouden het Recourse Centre, het grote mortuarium en de nog steeds niet ontmantelde compound van Dutchbat in Srebrenica kunnen bezoeken, en ontmoetingen hebben met Bosnische intellectuelen en nabestaanden. Dion oppert als een van de thema's de discussie die onder Bosniërs wordt gevoerd: verzoening of gerechtigheid. De film zou op 11 juli of in september (bij de verschijning van het rapport van het NIOD) uitgezonden kunnen worden. Rick blijkt zeer goed geïnformeerd en is erg enthousiast. We maken een verlanglijst van af te vaardigen schrijvers. Dion en Juul vinden dat ik als een van de initiatiefnemers moet gaan en daarnaast komen we op Adriaan van Dis, Koos van Zomeren, Geert Mak, Hella Haasse, Mensje van Keulen en Rosita Steenbeek. 2 De laatste, Dion van den Berg, is medeauteur van de Open Brief over Srebrenica, die vorig jaar op 11 juli, precies vijf jaar na de massaslachting, door veertig schrijvers werd ondertekend.
Nog steeds 9 januari Erik van den Elsen & ik hebben voor het eerst in maanden weer een afspraak voor ons literaire fotoboek Heldinnen (dat we september volgend jaar willen inleveren bij mijn uitgever, mijn vriend, mijn surrogaatbroer Joost Nijsen). Voor het boek fotograferen en beschrijven we vrouwen onder het motto `is het mooie een manifestatie van het goede?'. Ons slachtoffer – in de terminologie van Mascha – is deze keer de zangeres Sarah Geels. Aan het achteraftafeltje in eetcafé De Knipoog leggen we haar ons plan voor: Erik gaat haar fotograferen en ik haar bepersonageren. Vrij snel stemt ze toe en zijn we in business. De hele avond horen we haar uit over haar uiterlijk en hoe ze het liefst gefotografeerd wil worden (likkend aan een groot vleesmes, stoer in de camera kijkend voor een feestende menigte, et cetera). Een dag later Maken Erik en ik met actrice Hadewich Minis foto's voor Heldinnen. Tijdens de voorgesprekken, medio vorig jaar, kwamen we op een situatie die voortkwam uit twee gegevens: Hadewich moet altijd zeer om haar eigen grappen lachen en Erik wilde iets met een parkeergarage. Midden in het centrum van Amsterdam fotograferen we Hadewich die gehuld in een mooie bruine jurk bij een auto in een achenebbisje parkeerkelder stilhoudt, haar lichaam laat zien aan een imaginaire chauffeur en het uitschatert om zichzelf. Dit alles bij –3° C. Later zijn we naar een verlaten haventerrein bij een Amsterdams dok gereden, een desolate Amerikaanse bfilmlocatie. Helaas was het echt te koud om Hadewich daar in haar bijnablootje met een grote hond te fotograferen. 11 januari Vandaag op de site van de Volkskrant antwoord gegeven op een paar vragen die via email waren gesteld. Vraag: Ik las een interview met u in De Gelderlander. U sprak van uw interesse in biologie. Biologische verklaringen van menselijk gedrag spelen feitelijk in al uw boeken een rol. U bent de enige schrijver trouwens niet. Harry Mulisch lonkt al sinds jaar en dag naar de natuurwetenschappen. Marcel Möring noemde in een interview van twee jaar geleden critici hopeloze alfa's. Hoe verklaart u die opvallende behoefte van schrijvers aan `echte' wetenschap? Antwoord: De `echte' wetenschap behandelt het `echte' scheppingsverhaal. Wetenschap houdt zich bezig met de vraag hoe en waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Het is des schrijvers om zelf scheppingsverhalen te bedenken. Ik denk dat hun behoefte aan `harde feiten' voortkomt uit de behoefte aan ijkpunten voor hun `zachte feiten' [...]. Vraag: De Open Brief over Srebrenica, gepubliceerd in de Volkskrant, ondertekend door jou en een groot aantal Nederlandse schrijvers, heeft vrij veel reacties losgemaakt. Kun je na een half jaar de balans opmaken? Was het een geslaagde actie? Welke reacties vond je het interessantst? Antwoord: Het doel van de actie was tweeërlei: de Nederlandse politici oproepen waardiger om te gaan met het lot van de nabestaanden van achtduizend vermoorde of nog steeds vermiste Bosniërs, door hen ten eerste aan te sporen te zoeken naar waarheid en gerechtigheid (door middel van een Parlementaire Enquête) en hun ten tweede te vragen de hulp aan het gebied en de nabestaanden te intensiveren. De Enquête is er vooralsnog niet gekomen, omdat de politiek in afwachting is van de resultaten van het NIOD-onderzoek. De Open Brief en vele andere reacties uit de samenleving zullen de komst van de Enquête in ieder geval niet hebben tegengewerkt.
Zeker nu Frankrijk ook een Enquête instelt, begint de kans dat de Nederlandse politiek de hand in eigen boezem steekt, te stijgen. De reacties op de Open Brief waren onder te verdelen in vijf elkaar nogal tegensprekende categorieën: 1. De schrijvers moesten zich niet bemoeien met zaken waar ze niets van wisten. 2. De schrijvers moesten zich niet bemoeien met Srebrenica, want groenteboeren en andere beroepsgroepen doen dat ook niet. 3. De actie was laf omdat in de Open Brief stond wat iedereen toch al vond. 4. De schrijvers zouden uit ijdelheid hun naam in de krant hebben willen zien staan. 5. De actie was te waarderen, maar zou niets uithalen en dus kon men de brief scharen onder de noemer luchtfietserij. En dan waren er natuurlijk ook veel mensen die wel waardering voor de actie hadden en die dat via brieven en andere reacties lieten blijken. Vanuit een literair oogpunt vind ik de tweede reactie interessant, omdat ik het in wezen met die kritiek eens ben. Je zou ertegen in kunnen brengen dat het des schrijvers is om zaken die spelen in de samenleving onder woorden te brengen, en dat het gevoel rondom Srebrenica sterk leefde (en leeft). De vraag over Srebrenica kwam 's avonds terug tijdens de opname van het programma De Hemelpoort van Jeroen Pauw (uitzending over twee weken). Of ik faalangst had, dat ik geen roman over Dutchbat wilde schrijven. Ik kwam niet goed uit mijn woorden. Verder de vraag of ik ervan hield in de schijnwerpers te staan (alsof dat mijn boeken beter dan wel slechter zou maken) en de vaststelling dat ik veel over seks schrijf. Ik heb een nieuwe afweerreactie op dit soort vragen: een lauwe bevestiging. `Jij schrijft veel over seks, hè?' of `Jij wordt vaak geïnterviewd, hè?' Antwoord: `Mjoeaah...' Dit maakt verdere morele toetsing overbodig, want ik heb de misdaad al toegegeven. Pauw vroeg ook naar dit dagboek, of mensen me nu moesten mijden en of het niet een heel saai boek ging worden, als het werkelijk over mijn leven zou gaan. Als muziek waarmee ik aan het eind van het programma mijn tocht naar de Hemelpoort mocht begeleiden koos ik `Jesus' blood never failed me yet' van Gavin Bryars (gezongen door een zwerver bij een metro-uitgang, gefilmd door een documentairemaker en tien jaar later van een tweede stem voorzien door Tom Waits). Terug in de taxi naar huis kreeg ik een aanval van taxigogme, variant op trappegogme: er schoten me allemaal snedige antwoorden te binnen. Waarom heb ik dit of dat niet gezegd. Mijn quotes in de taxi terug zijn altijd een stuk beter.