Romeinen 1:1-5 & 21-31, 6:13-22
Rom 1: 1-5 Van Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen, dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd: het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood. Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen
Wat zegt Paulus hier met betrekking tot het evangelie: 1 het is beloofd door profeten in de Schrift 2 het gaat over Gods Zoon 3 de Zoon van God is uit de lijn van David - de geslachtslijn van de koning 4 de opstanding uit de dood wijst de Zoon van God aan 5 Jezus wordt aangewezen als deze persoon 6 deze persoon is de Christus 7 deze persoon is de Heer Van Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen, dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd (1): het evangelie over zijn Zoon (2), een mens voortgekomen uit het nageslacht van David (3), aangewezen als Zoon van God (4) en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus (5) Christus (6), onze Heer (7), opstond uit de dood. Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen
Over Keizer Augustus: ‘…door in hem als het ware een Heiland te zenden voor ons en voor degenen die na ons komen, om aan oorlog een einde te maken, om overal orde te scheppen … De geboortedag van de godheid [Augustus] was het begin van het goede nieuws voor de wereld, dat in hem tot de mensen gekomen is…’
Paulus’ evanglie: 'het evangelie van onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God' ofwel: de gezaghebbende bekendmaking van onze keizerlijke Heer en God Jezus, de Messiaans-Davidische Koning en Zoon van God.
Paulus’ evangelie: Van Paulus, dienaar van de Messiaans-Davidische Koning Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om de gezaghebbende bekendmaking van God te verkondigen, dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd: de gezaghebbende bekendmaking over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus de Messiaans-Davidische Koning, onze keizerlijke God en Heer, opstond uit de dood. Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen
Rom 1: 21-31 want hoewel ze God kennen, hebben ze hem niet de eer en de dank gebracht die hem toekomen. Daarom heeft God hen in hun lage begeerten uitgeleverd aan zedeloosheid, waarmee ze hun lichaam onteren. Daarom heeft God hen uitgeleverd aan onterende verlangens. De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen hebben de natuurlijke omgang met vrouwen losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand. Mannen plegen ontucht met mannen; zo worden ze ervoor gestraft dat ze van God zijn afgedwaald. Omdat ze het beneden hun waardigheid achtten God te erkennen, heeft God hen overgeleverd aan hun eigen onbetrouwbaarheid en doen ze wat verwerpelijk is. Ze roddelen en spreken kwaad, haten God, zijn hoogmoedig, trots en verwaand. Ze zijn vindingrijk in het kwaad, tonen geen ontzag voor hun ouders, zijn kortzichtig en trouweloos, zonder liefde en onbarmhartig. (geselecteerd)
Over Sodom: Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen. Verwaten (hoogmoedig) waren zij en bedreven gruwelen voor mijn aangezicht. Daarom vaagde Ik ze weg, zodra Ik het zag. (Ezechiël 16:49,50 NBG)
Rom 6: 13-22 Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God... Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. Maar God zij gedankt: u was slaven van de zonde, maar nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, en bevrijd van de zonde hebt u zich in dienst gesteld van de gerechtigheid. Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u toewijding (NBG: heiliging) aan hem en zélfs het eeuwige leven. (geselecteerd)