Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Risico-analyse van Meloidogyne chitwoodi en M. fallax voor de gehele Europese Unie SAMENVATTING Inleiding Hieronder staat een Nederlandse samenvatting van risico-analyses (risicobeoordeling en evaluatie van risico reducerende maatregelen) van de wortelknobbelaaltjes Meloidogyne chitwoodi en M. fallax die zijn opgesteld binnen het EFSA-project Prima Phacie (Macleod et al., 2012). Onder verantwoording treft u nadere uitleg over de wijze waarop de risico-analyses zijn uitgevoerd. M. chitwoodi en M. fallax hebben een quarantaine status binnen de EU sinds 1998. Er gelden officiële maatregelen die introductie en verspreiding van deze organismen moeten voorkomen. In de risicobeoordeling is het risico ingeschat in afwezigheid van de huidige quarantaine maatregelen tegen beide organismen. Wel is rekening gehouden met de meer algemene quarantaine maatregelen in de EU, die de kans op introductie van buiten de EU reduceren, zoals het verbod op import van grond en planten uit de familie van de Solanaceae.
Risicobeoordeling Biologie Uitgebreide Engelstalige datasheets van M. chitwoodi en M. fallax staan in bijlage I van de volledige Engelstalige risicobeoordelingen. Hieronder zijn de belangrijkste karakteristieken van beide nematodensoorten kort samengevat: • Namen: Meloidogyne chitwoodi Golden, O’Bannon, Santo & Finley, 1980 Meloidogyne fallax Karssen, 1996 • Levenscyclus: beide soorten kunnen zich alleen op waardplanten vermenigvuldigen, maar zijn in staan om ten minste een half jaar in de bodem te overleven als juvenilen (J2) en/of eieren. In afwezigheid van een waardplant neemt de populatieomvang echter snel af. Beide soorten kunnen meerdere levenscycli binnen één groeiseizoen voltooien afhankelijk van het klimaat. • Waardplantenreeks: beide soorten hebben een zeer brede waardreeks waaronder veel land- en tuinbouwgewassen maar ook onkruiden en bomen. Waarschijnlijk zijn niet alle waardplanten bekend. • Natuurlijk verspreiding: op eigen kracht verspreiden de soorten zich zeer langzaam. Horizontale verspreiding is vermoedelijk minder dan een 0,5 m per jaar. De belangrijkste wijze waarop ze verspreid worden is via menselijk handelen zoals verderop in dit document zal worden besproken.
Geografische verspreiding De geografische verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax staat samengevat in tabel 1; details staan in bijlagen I en VI van de Engelstalige risicobeoordelingen (zie hieronder bij referenties).
1
Tabel 1. Geografische verspreiding van Meloidogyne chitwoodi en M. fallax in de wereld. Continent Meloidogyne chitwoodi Meloidogyne fallax Noord-Amerika Zuid-Amerika Europa1 Afrika Azië Oceanië 1 2
3 4
VS, Mexico Argentinië België, Duitsland2, Portugal3, Nederland Zuid-Afrika Turkije Afwezig/niet bekend
Frankrijk,
Afwezig/niet bekend Afwezig/niet bekend België, Duitsland2, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Zwitserland4 Zuid-Afrika Afwezig/niet bekend Nieuw Zeeland, Australië
Beide soorten komen mogelijk in meer landen in Europa voor dan tot nu toe bekend is. Duitsland: beide soorten in het verleden gevonden in buitenteelten. Meer recent: officieel alleen aanwezig in enkele kassen. Portugal: aanwezigheid van M. chitwoodi niet officieel bevestigd. Zwitserland: alleen gevonden in kassen
Introductie en verspreiding De volgende mogelijke wijzen (“pathways”) van introductie en verspreiding binnen de EU zijn geïdentificeerd: 1. Import en handel in waardplanten met of zonder aanhangende grond m.u.v. weefselkweekplanten. a. pootaardappelen b. alle overige waardplanten 2. Import en handel in niet-waardplanten met aanhangende grond m.u.v. weefselkweekplanten. 3. Import en handel in knollen, bollen en wortels van waardplanten bestemd voor consumptie of industriële verwerking. a. afvalwater wordt geloosd op een akkerbouw- of tuinbouwperceel en/of andere afvalproducten worden niet ontsmet of behandeld. b. afvalwater en andere afvalproducten worden ontsmet of behandeld 4. Aanhangende grond van knollen, bollen en wortels van waardplanten bestemd voor consumptie of industriële verwerking. 5. Grond aan materialen, schoenen en machines (bijvoorbeeld tractoren, ploegmachines e.d.). 6. Grond als zodanig. 7. Reizigers die één van bovengenoemde producten en/of grond meenemen. 8. Irrigatie (verspreiding binnen en tussen velden). 9. Natuurlijke verspreiding. Bovengenoemde mogelijkheden van introductie en verspreiding zijn niet in detail geanalyseerd voor introductie vanuit niet-EU landen vanwege gebrek aan informatie. Het is bijvoorbeeld niet bekend of planten en plantproducten worden geïmporteerd uit gebieden buiten de EU waar M. chitwoodi en/of M. fallax aanwezig zijn. Relatief kleine hoeveelheden consumptieaardappelen worden geïmporteerd uit Turkije waar M. chitwoodi aanwezig is in een aantal aardappelteeltgebieden. Import van aardappelen uit Turkije kan dus een risico vormen voor introductie van M. chitwoodi. Import van grond is verboden uit de landen waar M. chitwoodi en/of M. fallax aanwezig m.u.v. Zwitserland. In Zwitserland is alleen M. fallax bekend en alleen in kassen. De kans op introductie vanuit niet EU-landen is ingeschat als “medium” met een “high uncertainty” voor M. chitwoodi en “low” met een “medium uncertainty” voor M. fallax. De “pathways” 1 – 4 worden gezien als meest relevant voor verspreiding van beide soorten binnen de EU over grotere afstanden (bijvoorbeeld tussen landen) en zijn geanalyseerd in detail waarbij een inschatting is gemaakt van de kans dat een partij of de aanhangende grond besmet is, het handelsvolume, de kans op overleving tijdens het transport en de kans dat vanuit de besmette partij of aanhangende de grond M. chitwoodi of M. fallax op een perceel komt waar het zich zou kunnen vestigen. Hierbij is een kwalitatieve schaal gehanteerd met 5 niveau’s (very low, low, medium, high, very high) en de mate van onzekerheid van de inschatting is uitgedrukt als “low”, “medium” en “high”. In tabel 2 staat het eindresultaat van de analyse per “pathway” en organisme samengevat.
2
Tabel 2. Resultaten “pathway-analyse” voor verspreiding van Meloidogyne chitwoodi en M. fallax in de EU. Pathway Meloidogyne chitwoodi Meloidogyne fallax Kans Onzekerheid Kans Onzekerheid 1a. Pootaardappelen Very high1 Low High Medium 1b. Waardplanten behalve Very high Low High Medium pootaardappelen 2. Niet-waardplanten met Low-Medium Medium Low High aanhangende grond Medium - High Medium Medium 3a. Knollen, bollen en wortels High voor consumptie2/verwerking; afvalwater op perceel 3b. Knollen, bollen en wortels Very low Low Very low Low voor consumptie/verwerking; sanitatie van afval 4. Aanhangende grond bij Medium Medium Medium Medium pathways 3a en 3b 1
De eindscores voor de kans op verspreiding naar nieuwe teeltgebieden in de EU hebben geen kwantitatieve betekenis in de gebruikte PRA-schema’s. Ze zijn een kwalitatieve score uit een schaal met 5 niveau’s (“very low, low, medium, high, very high”). “Onzekerheid” is een score uit een schaal met 3 niveau’s, waarbij “low”, “medium” en “high” overeenkomen met respectievelijk een kans van 90, 50 en 35% dat de gekozen score voor “kans” de juiste is. 2 Wanneer consumptieaardappelen worden gebruikt als pootaardappel is de kans “very high”. Echter, de kans dat een besmette consumptieaardappel wordt gebruikt als pootaardappel door een consument is ingeschat als “low” met een “medium uncertainty”.
Overall, wordt de kans op verspreiding voor beide soorten als zeer hoog ingeschat. M. chitwoodi en M. fallax zijn aanwezig in meerdere landbouwgebieden in de EU waarin behalve eindproducten ook uitgangsmateriaal wordt geteeld. Beide soorten hebben een zeer brede waardreeks en vormen geen of nauwelijks symptomen op veel waardplanten. De kans op verspreiding via handel in planten en plantproducten is daarom zeer hoog (uncertainty “low”). De kans op verspreiding van M. fallax wordt iets lager ingeschat dan voor M. chitwoodi omdat M. chitwoodi met name in Nederland wijder verspreid lijkt voor te komen dan M. fallax. Behalve via “pathways 1-4” kunnen beide soorten worden verspreid op elke mogelijke wijze waarmee grond van een besmet perceel kan worden verplaatst (“pathways 5 -7”). Irrigatie zou kunnen leiden tot verspreiding binnen en tussen belendende percelen. Nieuwe haarden zullen naar verwachting ontstaan met een hoge frequentie, maar het totale besmette oppervlak in de EU zal waarschijnlijk langzaam toenemen omdat de nematodensoorten zich van nature langzaam verspreiden (“pathway 9”). M. chitwoodi is vermoedelijk al aanwezig sinds ten minste 1930 en heeft 80 jaar later nog niet de grenzen bereikt van het potentiële verspreidingsgebied (tot 1998 hadden beide soorten geen EU-quarantaine status).
Het potentiële verspreidingsgebied Zowel M. chitwoodi als M. fallax kunnen zich mogelijk vestigen in grote delen van de EU vanwege de grote waardplantenreeks. Klimaat, de textuur van de bodem en teeltpraktijken (irrigatie, de duur van de braakperiode, waardplantgeschiktheid e.d.) zullen echter in grote mate de vestigingskansen beïnvloeden. Beide soorten zijn voornamelijk gerapporteerd van lichte gronden en het is onzeker of de soorten zich kunnen handhaven in meer zware gronden (gronden met een hoog kleigehalte). Het zou kunnen zijn dan M. chitwoodi en M. fallax in de afgelopen decennia in verschillend gebieden in de EU zijn geïntroduceerd maar zich niet hebben kunnen vestigen of dat de condities dusdanig zijn dat er geen of nauwelijks schade optreedt en de soorten, tot nu toe, niet zijn opgemerkt. De noord- en oostgrens van het potentiële verspreidingsgebied is onzeker, met name van M. fallax. M. chitwoodi kan zich vrijwel zeker vestigen in Zuid-Scandinavië en ook in delen van 3
Oost-Europa met koude winters omdat de soort ook bekend is in delen van Noord-Amerika waar ’s winters de minimumtemperaturen ruim onder de 0˚C liggen. Voor M. fallax is dit minder zeker omdat de soort tot nu toe alleen gevonden is in gebieden met vrij milde winters (plant hardheidszone 8 of hoger). Beide soorten kunnen zich mogelijk in Zuid-Europa (lokaal) vestigen, met name wanneer waardplanten (vrijwel) gedurende het gehele jaar aanwezig zijn. Warme perioden in afwezigheid van een waardplant zullen echter de vestigingskansen sterk doen afnemen.
Economische impact Teelten in de volle grond Het gebied waarbinnen significante directe economische impact kan worden verwacht (“endangered area”) is vermoedelijk veel kleiner dan het potentiële verspreidingsgebied. Dit omdat economische schade vrijwel alleen is gerapporteerd is voor een beperkt aantal waardplanten: aardappelen, wortels en schorseneren. Schade bij deze gewassen ontstaat vooral door kwaliteitsverlies van het geoogste product (aanwezigheid van knobbels). De “endangered area” voor M. chitwoodi en M. fallax is ingeschat al volgt: - gebieden met lichte gronden (>65% zand1, de gele gebieden in Fig. 1), én - waar het jaarlijkse aantal graaddagen (drempelwaarde 5˚C) ten minste 1.400 (M. fallax) of 1.500 (M. chitwoodi) is (Fig. 2), én - waar aardappel, wortel en/of schorseneer (kunnen) worden geteeld. Binnen dit gebied, zal de potentiële impact naar verwachting variëren en toenemen naarmate de grond meer zand bevat. Het is echter niet bekend bij welke grondtextuur nog schade verwacht kan worden. De potentiële impact zal ook toenemen met het aantal graaddagen gedurende het groeiseizoen omdat dan meer cycli kunnen worden doorlopen en dus meer knobbels worden gevormd. Gebieden met een jaarlijks aantal graaddagen van 900 – 1.400 (M. fallax) en 1.000 – 1.500 (M. chitwoodi) vallen binnen de “less-endangered area”. Tijdens warme zomers kunnen deze gebieden opschuiven naar de “endangered area”. De warme gebieden in Zuid-Europa waar in de winter en het vroege voorjaar aardappel, wortels en/of schorseneren worden geteeld vallen buiten de “endangered area” wanneer gedurende de zomer geen waardplanten op het perceel staan vanwege de ongunstige overlevingskansen. Tevens is het aantal graaddagen tijdens het groeiseizoen in de winter en het vroege voorjaar in deze gebieden vrij laag voor het optreden van significante economische schade. In gebieden die gunstig zijn voor de ontwikkeling van M. chitwoodi en/of M. fallax kan introductie leiden tot grote schade aan genoemde gewassen (aardappel, wortel en schorseneer), waarbij in het ergste geval een volledig perceel kan worden afgekeurd. Beide nematodensoorten zijn lastig te beheersen via gewasrotatie vanwege de brede waardplantenreeks. Telers kunnen verliezen (deels) voorkomen door het toepassen van een geïntegreerde aanpak die bestaat uit het laten analyseren van grondmonsters op aanwezige plantpathogene nematodensoorten en afhankelijk van de resultaten van de analyse een keuze maken wat betreft rotatieschema, cultivar en/of gewaskeuze (resistentie cultivars of weinig gevoelige gewassen), zaaitijdstip en duur van de teeltperiode (bijvoorbeeld later zaaien bij wortels of een kortere teeltperiode bij aardappelen) en/of de toepassing van nematiciden.
1
De grenswaarde van 65% is vrij arbitrair. Problemen met M. chitwoodi en M. fallax zijn bekend van lichte gronden. In publicaties waarin én schade is gerapporteerd én de bodemtextuur is gekarakteriseerd was het % zand hoger dan 80. In veel publicaties is echter de bodemtextuur niet gekarakteriseerd. De grenswaarde boven welke significante schade optreedt is niet bekend.
4
Fig. 1: Dominante bodemtextuurklasse van de bovenste 20 cm grond. Bron: The European Soil Database distribution version 2.0, European Commission and the European Soil Bureau Network, CD-ROM, EUR 19945 EN, 2004". Also available at http://eusoils.jrc.ec.europa.eu/ESDB_Archive/raster_archive/sgdbe_display_attributes.html# (accessed March 2011).
5
Fig. 2. Jaarlijkse aantal graaddagen (drempelwaarde 5˚C).
Bedekte teelten Het is onzeker in welke mate M. chitwoodi en M. fallax een aanvullend risico vormen voor bedekte teelten in vergelijking met de wortelknobbelaaltjessoorten die al behoorlijk verspreid voorkomen in deze teelten zoals M. hapla, M. incognita, M. arenaria en M. javanica. De inschatting is dat de impact van M. chitwoodi en M. fallax voor bedekte teelten vergelijkbaar of lager zal zijn dan genoemde soorten wortelknobbelaaltjes. In verwarmde kassen in de gematigde streken, zijn de (sub)tropische soorten M. incognita, M. arenaria en M. javanica mogelijk een groter risico dan M. chitwoodi en M. fallax. M. chitwoodi versus M. fallax De waardplantenreeks van beide soorten is vrijwel gelijk. Cutivars die resistent of een slechte waardplant zijn voor de ene soort kunnen echter een betere waardplant zijn voor de andere soort. Een mengpopulatie van beide soorten op een perceel kan management door gewas- en cultivarkeuze dus bemoeilijken. Natuurlijke omgeving De direct impact om de natuurlijke vegetatie is ingeschat als minimaal (“medium uncertainty”). Indirecte impact op de leefomgeving kan optreden door een toename in gebruik van nematiciden.
Eindconclusie M. chitwoodi en M. fallax zijn momenteel quarantaine organismen in de EU. Onder bepaalde omstandigheden kunnen beide organismen significante economische schade veroorzaken, met name door kwaliteitsschade aan aardappel, wortel en schorseneer, waarbij in het meest extreme geval een gewas volledig kan worden afgekeurd. M. chitwoodi komt al behoorlijk verspreid voor in delen van Nederland en België en is ook lokaal gerapporteerd uit Duitsland, Frankrijk en Portugal hoewel de vondsten in Portugal niet officieel zijn bevestigd. Het huidige verspreidingsgebied van M. fallax in de EU lijkt minder groot dan van M. chitwoodi. Echter, het huidige verspreidingsgebied van beide organismen is mogelijk groter dan nu bekend is. De organismen zijn mogelijk al in meerdere gebieden in de EU geïntroduceerd maar hebben zich daar niet weten te vestigen of zijn niet opgemerkt omdat de omstandigheden ongunstig waren voor ziekteontwikkeling.
6
Onzekerheden De belangrijkste onzekerheden in de risicobeoordeling zijn: • De huidige geografische verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax in Europa en andere delen in de wereld. Beide soorten zouden in meer gebieden en op meer locaties aanwezig kunnen zijn dan nu bekend is. • De overlevingsduur van met name het eistadium in het veld, maar ook in aanhangende grond van eindproducten en bij niet-waardplanten. • Het effect van omgevingscondities, temperatuur, regenval en bodemtextuur op vestigingskansen van en impact door M. chitwoodi en M. fallax. • De grenzen van het potentiële verspreidingsgebied van M. chitwoodi en M. fallax in Europa: o Het is onzeker of de soorten zich kunnen vestigen in delen van Zuid-Europa waar de zomers warm en droog zijn en er geen irrigatie is. o M. chitwoodi en M. fallax zijn vooral bekend van lichte gronden, gronden met een hoog zandgehalte. De vestigingskans in zwaardere gronden lijkt kleiner dan in lichtere gronden, maar het is niet bekend bij welke bodemtextuur vestiging niet meer mogelijk is. o M. fallax: het is onzeker of deze soort zich kan vestigen in Noord- en OostEuropa met winters die kouder zijn dan in de gebieden waar de soort nu voorkomt.
Identificatie en evaluatie van risicoreducerende maatregelen Inleiding M. chitwoodi en M. fallax kunnen worden verspreid via grond aan landbouwwerktuigen, schoenen e.d., irrigatie van percelen en via de import en handel in planten en plantproducten. Voor verspreiding van de nematodensoorten over grotere afstanden levert vooral de import en handel in planten en plantproducten een risico op. Opties zijn geëvalueerd om de kans op introductie en verspreiding via de import en handel te reduceren (zie “pathways” 1 t/m 4 in bovenstaande risicobeoordeling), waaronder het nemen van maatregelen om een besmet perceel volledig te isoleren (uitroeiing). Uitroeiing Bij deze optie worden besmette percelen geïsoleerd met als doel uitroeiing. Er geldt een periode van volledige zwarte braak voor ten minste twee jaar en zo lang als nodig is voor uitroeiing. Het is niet bekend hoe lang een perceel braak moet liggen voordat een populatie van M. chitwoodi of M. fallax volledig is uitgedoofd. Om verspreiding zoveel mogelijk te voorkomen mag het perceel alleen worden betreden voor de bestrijding van onkruid. De methode is effectief voor het perceel waarvoor de maatregelen gelden. De beperking is dat mogelijk niet alle besmette percelen tijdig worden ontdekt vanwege grenzen aan bemonstering- en detectiemethoden. Dit betreft met name het aantal monsters dat redelijkerwijs kan worden genomen en geanalyseerd. Daarnaast zouden M. chitwoodi en M. fallax kunnen overleven op onkruiden in akkerranden. Deze optie is uitvoerbaar op lokaal niveau (perceels- of bedrijfsniveau), maar in zijn algemeenheid is de uitvoerbaarheid van de opties niet groot omdat beide soorten al in meerdere gebieden en op een groot aantal percelen in de EU voorkomen. Voorkomen van verspreiding via de handel in planten en producten Visuele inspectie Visuele inspectie is ineffectief omdat veel waardplantsoorten en cultivars geen of nauwelijks symptomen vormen na infectie. De huidige EU-regelgeving schrijft alleen toetsing van pootgoed van aardappelen voor en is dus onvoldoende effectief om verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax te voorkomen middels de handel in planten en plantmateriaal van andere waardplantsoorten.
7
Toetsen van pootaardappelen Er is een PCR-toets beschikbaar die zeer gevoelig is, maar toetsing kan het risico niet tot nul reduceren vanwege beperkingen aan de monstergrootte (het aantal aardappelen en de monstergrootte per aardappel dat redelijkerwijs kan worden getoetst). Gebiedsvrijheid of perceelsvrijheid Deze optie houdt in dat planten en plantproducten die besmet kunnen zijn met de nematoden alleen mogen worden verhandeld indien ze afkomstig zijn van een gebied of perceel dat niet is besmet met M. chitwoodi en/of M. fallax. Omdat M. chitwoodi en M. fallax een zeer brede waardplantenreeks hebben was het niet mogelijk om onderscheid te maken tussen waard- en niet-waardplanten. Bovendien kunnen de soorten ook meeliften met aanhangende grond van niet-waardplanten. De eis gebiedsvrijheid of perceelsvrijheid zou dan ook moeten gelden voor alle plantendelen die in de grond worden geteeld. De optie reduceert de kans op verspreiding, maar niet tot nul vanwege detectielimieten. De eis van gebiedsvrijheid of perceelsvrijheid zal een grote impact hebben voor gebieden waar M. chitwoodi en/of M. fallax al in behoorlijke mate zijn verspreid. Fytosanitair verantwoord verwerken van afval Voor producten van waardplanten, die besmet kunnen zijn en verwerkt en/of verpakt worden voor consumptie, kan fytosanitair verantwoorde afvoer van de afvalproducten (spoelwater, aanhangende grond, schillen e.d.) het risico via de “pathway” 3 “knollen, bollen en wortels voor consumptie/verwerking” en “pathway” 4 “aanhangende grond bij pathway 3” in sterke mate reduceren. Eindconclusie risicoreductie Bovengenoemde opties, met uitzondering van visuele inspecties, kunnen de snelheid van verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax in de EU in sterke mate reduceren. Het zal echter moeilijk zijn om de verspreiding volledig tegen te gaan: • M. chitwoodi en M. fallax zouden reeds in meer gebieden en op meer percelen aanwezig kunnen zijn dan nu bekend is. Om verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax in de EU op een effectieve manier tegen te gaan zou daarom een intensieve survey noodzakelijk zijn om het verspreidingsgebied goed in kaart te brengen. • Beide soorten hebben een brede waardplantenreeks; besmettingen kunnen makkelijk over het hoofd worden gezien omdat veel waardplantsoorten en cultivars niet of nauwelijks symptomen vormen na infectie. • Er zijn veel “pathways” via welke M. chitwoodi en M. fallax verspreid kunnen worden naar nieuwe percelen en gebieden binnen de EU. Het handelsvolume van planten en producten die geïnfecteerd of besmet kunnen zijn is bovendien groot. Op meer lokaal niveau, kunnen via verplaatsing van grond met geoogste producten, werktuigen, schoenen e.d. beide soorten ongezien worden verspreid.
Verantwoording en referenties Binnen het deels door EFSA (European Food Safety Authority) gefinancierde project Prima Phacie zijn voor M. chitwoodi en M. fallax aparte risicobeoordelingen opgesteld volgens respectievelijk 5 en 2 verschillende methoden. Eén van de methoden (methode 2(b)) was afgeleid van het schema van de European and Mediterranean Plant Protection Organization (EPPO) voor het opstellen van “Pest Risk Analyses”. Gekozen is om de risicobeoordelingen opgesteld volgens deze methode (methode 2(b)) hierboven samen te vatten, omdat deze risicobeoordelingen de meeste informatie bevatten en ook door de auteurs worden aanbevolen. De andere methoden/risicobeoordelingen zijn door de auteurs aangeduid als “experimental method not intended for evaluation of legislation”. Binnen het Prima Phacie project zijn ook verschillende maatregelen geïdentificeerd en geëvalueerd om de kans op verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax in de EU te reduceren. Deze evaluaties staan voor M. chitwoodi en M. fallax in aparte documenten. Vanwege de grote overeenkomsten tussen M. chitwoodi en M. fallax zijn de resultaten van zowel de afzonderlijke
8
risicobeoordelingen als de evaluatie van risicoreducerende maatregelen hier echter in één document samengevat. Bij risicobeoordelingen opgesteld door EFSA of in opdracht van EFSA worden geen inschattingen gemaakt van de indirecte economisch impact van een ziekte of plaag (de impact voor de export en handel als gevolg van de aanwezigheid van een ziekte of plaag). Tevens mag de economische impact niet worden uitgedrukt in munteenheden. In de risicobeoordelingen staat dan ook geen inschatting van de indirecte economische impact en is er ook geen schatting gemaakt van de kosten van introductie of aanwezigheid van de nematodensoorten. De volledige Engelstatige documenten waarop bovenstaande samenvatting is gebaseerd zijn: Van der Gaag DJ, Viaene N, Anthoine A., Ilieva Z, Karssen G, Niere B, Petrova E, Wesemael W. (December 2011). Pest Risk Assessment for Meloidogyne chitwoodi: Test method 2. Van der Gaag DJ, Viaene N, Anthoine A., Ilieva Z, Karssen G, Niere B, Petrova E, Wesemael W (December 2011). Pest Risk Assessment of Meloidogyne fallax: Revised Test method 2b. Without risk reduction options in place. Van der Gaag DJ, Viaene N, Anthoine A., Ilieva Z, Karssen G, Niere B, Petrova E, Wesemael W (December 2011). Identification and evaluation of risk reduction options: Meloidogyne chitwoodi. Van der Gaag DJ, Viaene N, Anthoine A., Ilieva Z, Karssen G, Niere B, Petrova E, Wesemael W (December 2011). Identification and evaluation of risk reduction options: Meloidogyne fallax. Van der Gaag DJ, Viaene N, Anthoine A., Ilieva Z, Karssen G, Niere B, Petrova E, Wesemael W (December 2011) References and Annexes to Pest Risk Assessments of Meloidogyne chitwoodi (method 2) and M. fallax (method 2b and 4b). Deze documenten zijn bijlagen van het eindrapport van Prima Phacie dat beschikbaar is op de website van EFSA: Macleod et al. (2012). Pest Risk Assessment for the European Community plant health: a comparative approach with case studies. Supporting Publications 2012: EN-319. [1052 pp.]. Available online: www.efsa.europe.eu/publications
9