Rini Kersten over 25 jaar Centro Flamenco Puro “Ik ben begonnen in het land der blinden als koning Eénoog”
Rini Kersten met links Fernanda de Utrera en rachts María Jesús Adame Sánchez
Dit jaar viert het Centro Flamenco Puro zijn vijfentwintigjarig bestaan. Zeg je CFP, dan zeg je Utrecht, of eigenlijk ‘Utrera del Norte’. En je zegt Rini Kersten, want hij is de oprichter van zowel de flamencoschool als het impresariaat. De school heeft hij op een gegeven moment aan anderen overgelaten, maar zijn impresariaat bezorgt hem nog steeds handenvol werk. Inmiddels beperkt hij zich niet meer tot de flamenco, maar brengt ook andere vormen van dans en muziek. Maar de jubileumtournee, die vanaf november dertig theaters aandoet in Nederland en België, staat natuurlijk geheel in het teken van zijn grote liefde, de flamenco. Mundo’s Marlies Jansen, al bijna net zo’n veteraan als Rini, ging naar Utrecht om herinneringen op te halen. 1986, de eerste les van mijn tweede cursus flamenco in de dansstudio van het LAK, het Leids Academisch Kunstcentrum. Voor onze neus staat een nieuwe docent, een man dit keer, Rini Kersten. Hij zet meteen een ingewikkelde voetenwerkcombinatie in. Schaapachtig kijken wij hem aan. Hij vangt via de spiegel onze wezenloze blikken op, draait zich om en zegt: “Jullie zijn toch de gevorderden? Hoeveel lessen hebben jullie eigenlijk gehad?” Twaalf, bekennen wij. “O,” roept hij gedecideerd, “dat noemen wij dus beginners twéé!” Om vervolgens een veel eenvoudiger voetenwerk voor te doen, dat we wél kunnen reproduceren. “Dus jij bent één van mijn allereerste leerlingen. Die cursus heb ik gedaan toen ik nog studeerde aan de Dansacademie in Arnhem.” Vijfentwintig jaar later zitten Rini en ik als oude bekenden op een terras in Utrecht op een steenworp van zijn kantoor annex woning, die hij deelt met zaken- en levenspartner Noël Bossier. Ik heb hem leren kennen als danser, maar Rini zou zich al snel ontpoppen als impresario en als directeur van “de grootste flamencoschool benoorden de Pyreneeën”, zoals de advertenties trots vermeldden. “Ik ben al heel snel voor mezelf begonnen als Centro Flamenco Puro. Toen hebben we eerst rondgezworven
12
| mundo flamenco 17 - 2011
door de stad, want we veroorzaakten overal overlast met dat gestamp. Het Sterrenbos werd de eerste vaste plek, daar hebben we zeker een jaar of vijf, zes, zeven gezeten, en daarna in de Catharijnesteeg; dat werd echt de definitieve plek. We hebben daar uiteraard vloeren en spiegelwanden aangebracht. Er waren meerdere ruimtes en zo ontstonden studio 2 en studio 3. De kelder begon als een soort kantine-achtig iets, met geïmproviseerde kleedkamers achter gordijnen. Toen bleek dat dat qua horeca wel liep, hebben we zelfs de brouwer van het Leeuwbier zo ver gekregen dat hij daar een hele bar in heeft gezet. Nog in het Sterrenbos benaderde Vredenburg ons al om voorstellingen te organiseren. Ik ben begonnen in het land der blinden als koning Eénoog. Ik had twee tipgevers - behalve mijn eigen neus natuurlijk, want ik zat veel in Madrid en als ik er was, dan zag ik alles. Maar ik had ook twee mensen die me hielpen en dat waren de man van Carmen Linares, Miguel Espín, en Paco Cruz, die toentertijd de partner was van danseres Yvonne Fraay en veel in Nederland kwam. Met name al die series in de kleine zalen heb ik veelal met Paco uitgepuzzeld. Daarom zat hij ook zo vaak zelf op het podium. Paco was bevriend met Paco Jarana en Eva Yerbabuena en daardoor was het heel makkelijk voor mij om die te boeken. En zo had hij heel veel vriendschappen. Sara Baras stond in Vredenburg toen ze zestien was, ook via Paco. Op een gegeven moment ontstond in Nederland een podiumoverleg van concertzalen en ieder podium bracht dan iets in. Vredenburg deed in dat podiumoverleg de flamenco en dus stond ik in no time in Diligentia, de Oosterpoort, de Frits Philipszaal, de Doelen, het Concertgebouw... Daar brachten we heel chique: noche del cante – je kon toen nog een heel zangprogramma doen – noche de la guitarra en noche del baile en dan in Vredenburg exclusief het grote festival. Niet alleen onder de Nederlandse aficionados was de flamencocyclus in Vredenburg – twee concerten in de Grote Zaal en drie in de Kleine – een referentiepunt, ook onder de Spaanse flamenco-artiesten werd ‘Utrera del Norte’ een begrip. “Die naam is geïntroduceerd door Carmen Linares op een persconferentie in Spanje. Zij kwam toen net terug uit Nederland en was verbaasd geweest over het enorme succes dat ze gehad had in Vredenburg, maar wist de naam niet meer. Want Utrecht kunnen ze niet uitspreken, dat wordt Oe-trétsj als ze het al kunnen onthouden. Carmen zei toen: “Eh... Utrera del Norte.” En dat is toen zijn eigen leven gaan leiden. Vicente Amigo die ik bij de entree van Utrecht erop wees: “Kijk we zijn in Utrecht.” reageerde: “Utrecht? Maar het heet toch Utrera del Norte?” 1991, Paradiso tijdens het Holland Festival. De kleine Eva Garrido, een meisje nog van amper 21, zit gesandwiched tussen twee gearriveerde flamenco-macho’s, dansers Antonio Canales en Javier Barón, die voor en na haar optreden. Van haar lengte moet ze het ook niet hebben,
veel meer dan anderhalve meter zal ze niet wezen. Maar als ze eenmaal begint te dansen, trekt er een zindering door de zaal: die felheid, die overgave. Het publiek realiseert zich wat Rini Kersten al wist toen hij haar contracteerde: dit gaat een hele grote worden. En zo werden de Nederlandse aficionaos bij haar Nederlandse debuut overrompeld door Eva Yerbabuena. 1995, de Grote Zaal van Vredenburg. Ze zijn er toch. Het was tot op het laatste moment spannend of de beroemde zingende zussen uit Utrera, Fernanda en Bernarda, daadwerkelijk naar Nederland zouden komen. Vliegen wilden ze niet, dus moesten ze de reis per trein afleggen. En Bernarda had last van een oogontsteking en ook problemen met haar been. Maar ze zijn er en op het podium vechten ze zowat met elkaar om de microfoon, elkaar aftroevend om de gunst van het Nederlandse flamencopubliek. Maar dat juicht en klapt zijn handen stuk voor allebei. Gevraagd naar de hoogtepunten uit de afgelopen 25 jaar, hoeft Rini niet lang na te denken: “Nou, in ieder geval Fernanda y Bernarda de Utrera, dat is echt mijn jankmoment geweest, zeker als je bedenkt wat voor werk het was om ze hier te krijgen. En ik heb Eva toch altijd wel een hoogtepunt gevonden. Die voorstelling van Eva in Paradiso, gewoon met die muzikanten en Eva. Voor mij was dát het, zes muzikanten erachter, Paco Cruz, Paco Jarana en de zangers. Dat was voor mij een hoogtepunt. Wat ik ook heel erg mooi heb gevonden, was die hele familie van Antonio el Pipa, met die drie generaties op het podium, met zijn moeder en met tía Juana. Datzelfde hebben we een keer in Vredenburg gedaan, dat was ook prachtig, met drie generaties familie Maya, met die oude moeder van Tony. En ik heb Tomatito altijd heel bijzonder gevonden, die deed toch altijd wel heel erg zijn best in Nederland. Als je het opsplitst in de disciplines, dan denk ik terugkijkend: gitaar: Tomatito; zang: Fernanda y Bernarda en dans voor mij toch echt Eva.
Eva Yerbabuena
199?, de Kleine Zaal van Theater Vredenburg. La noche de la guitarra is eerlijk gezegd niet mijn favoriete voorstelling van het drieluik in de Kleine Zaal: dans en zang trekken mij nu eenmaal meer dan sologitaar. Als het gezelschap het podium opkomt, valt me gelijk de palmero op. Die lijkt sprekend op de beroemde danser Antonio Canales. Op een gegeven moment mag hij ook zingen, een fandango, beslist niet onaardig. Pas als hij opstaat en een tango begint te dansen, die de zaal op zijn grondvesten doet trillen, valt het kwartje: hij lijkt niet alleen op Antonio Canales, hij ís het ook. Voor de gezelligheid meegekomen.... “Ik heb wel verrassingen gehad, hoor. Ik kan me ook herinneren dat ik Felipe Maya boekte, die gitarist, en dat hij me vlak voor vertrek opbelde en zei: mag ik mijn twee kinderen meenemen? Dat was nog in de tijd dat je daar allemaal maar ja op zei. En dat hij ineens daar op het podium van Vredenburg Jerónimo en Leo naar voren schoof, toen Jerónimo twaalf was en Leo zes of zo. Antonio Canales zei een keer: mag ik mijn vrouw meenemen? Nou, ik kon me al niet voorstellen dat hij getrouwd was, maar goed, laat maar. En toen bleek dat één van zijn danseressen te zijn. Er werd nog wel eens het een of ander naar binnen geschoven en dat bleek dan ineens later een beroemde artiest te worden. Ze bellen je de dag van tevoren op: die komt toch niet, we nemen die mee. Vroeger betaalde ik dat dan allemaal, maar tegenwoordig doe ik dat niet meer. Je mag best met een ander komen, maar dan betaal je zelf het ticket. In het begin waren er nog wel eens verrassingen, maar ja, het was wel des flamenco’s natuurlijk. Je kon bij mij dan niet aankomen met iets dat minder was, want dan had je een probleem.” 1993, de Grote Zaal van Vredenburg. Rini is er in geslaagd om vijf bekende dansers in één programma te verenigen. De onderlinge competitie drijft ze tot grote hoogte, eentje scheurt er zelfs letterlijk uit zijn broek. Natuurlijk doen ze allemaal hun eigen dans, maar ze doen ook één groepschoreografie. Antonio Canales is er met zijn hoofd niet bij, staat te stuntelen als een leerling die heel veel lessen heeft gemist, zijn gezicht in een onnozele grijns getrokken. Later zien we hem bijna kotsend het podium verlaten.
Fernanda y Bernarda de Utrera
“Waar het publiek in de beginperiode nooit weet van heeft gehad, is dat zo’n 25 jaar geleden die hele flamencowereld draaide op speed en cocaïne en dat wij toch aardig wat tijd kwijt waren met dat allemaal voor ze te scoren, want dat was een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, al stond het niet in het contract. Ik weet nog wel dat Cindy mij hielp en dat we dan een kleedkamer hadden in Vredenburg waar twintig man voorbij kwam om te kopen. Zo was er een fantastische zanger,
mundo flamenco 17- 2011
|
13
El Indio Gitano. Die haalde ik toen naar Nederland met El Extremeño en die waren allebei helemaal into the sneeuw, natuurlijk. Maar wat ik niet wist, was dat El Indio ook aan de heroïne zat. Bij de première in Groningen kwam hij na de pauze niet meer terug, want hij was al twee dagen in Nederland en lag af te kicken in de kleedkamer, doodziek. En toen moest ik ‘s nachts op zoek in Groningen naar of methadon of heroïne, want we moesten nog een hele tournee. Ik een leren jackie aan en het hele gezelschap wachten, want Rini was nog op zoek naar heroïne. Niet gevonden natuurlijk. Toen met die doodzieke man terug naar Utrecht en naar het Diaconessenziekenhuis voor methadon. Het was een protestants-christelijk ziekenhuis, dus dat deden ze niet. Mijn buurman was huisarts en kende de artiesten. Met het recept van mijn buurman kon ik naar de apotheek en daar keken ze mij aan, zo van: jij aan de methadon? Toen zat El Indio inmiddels al in Hoog Catharijne en had hij cocaïne gescoord. Dat was toen heel erg Madrid, maar ook tegenwoordig selecteer ik erop. Ze mogen van mij best in hun bungalow een pretsigaar roken, een porro, maar niet tijdens de voorstellingen. Dat willen we gewoon niet meer.” 1996, de Grote Zaal van Vredenburg. Iedereen heeft zich verheugd op het optreden van Manolo Sanlúcar, die zijn prachtige werk Tauromagía live komt uitvoeren. Maar het zit niet mee. De geluidstechniek laat wat steken vallen en het toch al gespannen gezicht van de meestergitarist verslechtert al gauw naar onweer. Midden onder een nummer houdt hij op en geeft de arme saxofonist die het ook niet kan helpen, een uitbrander. Het publiek kijkt verbijsterd toe. Gelukkig zit dit optreden vooraan in het programma en doen de uitstekende prestaties van zanger Ramón el Portugués, danser Javier Barón en een piepjonge Sara Baras de feestelijke stemming weerkeren. Maar tijdens de afterparty in de foyer blijft het voorval niet onbesproken.
Antonio Canales
“Er zijn er twee die er bij mij niet meer inkomen en dat is Manolo Sanlúcar, omdat hij op een hele akelige manier toen heel Vredenburg verprutste. Zo’n minachting voor zijn publiek. Ik heb dat ook een beetje gehad met Tony Maya. We zaten toen met de artiesten in Hotel Smits in Utrecht en nadat ik ze had uitbetaald zijn ze zogenaamd bestolen. Uit drie kluizen was inderdaad heel veel geld verdwenen. Toen moesten ze nog twee optredens doen en hoewel ik natuurlijk niets kan doen aan een diefstal aan kluizen, weigerden ze toen om op te treden. Toen heb ik een uitverkochte voorstelling in Apeldoorn moeten aflasten.” Juni 1997. Op de mat van de redactie van het flamencoblad, dan nog Aficionao geheten, ploft een alarmerende brief: het Centro Flamenco Puro wordt met faillissement bedreigd, als gevolg van een opgelopen huurschuld van het pand aan de Catherijnesteeg. Leerlingen van de school komen in actie gaan “stampvoetend de straat op”, in de Utrechtse gemeenteraad worden vragen gesteld. Het faillissement blijkt niet meer te stoppen, maar meteen wordt er een doorstart gemaakt, met een nieuwe stichting in het oude pand. Want dat ‘de grootste flamencoschool benoorden de Pyreneeën’ zomaar op zou houden te bestaan, dat wilde niemand, ook de gemeente niet. “We kregen dat pand wel van de gemeente, maar daar hoorde ook een enorme huur bij. We konden het personeel uitbetalen, maar we kregen die huur niet meer betaald. Dus eigenlijk was er maar één schuldeiser en dat was de gemeente. Behalve wij zaten er zoveel culturele instellingen in dat pand: buikdans, Argentijnse dans, volksdans, alles zat er. Dus toen zaten er ineens bijna 25 instanties zonder studio. Dus was het krankzinnige dat we wel failliet gingen, dat de schuld werd kwijtgescholden en dat de gemeente binnen zes weken weer een nieuw huurcontract aanbood, na heel veel protest.” Enkele jaren later scheidden zich de wegen van de school, die onder leiding van Rian van Holland doorging onder de naam Centro Flamenco de Utrera, en het impresariaat, dat de naam CFP behield en als harde kern Rini Kersten en Adrie van der Veen-Speek had. “Nadat ik al die artiesten ging halen, was ik er al heel snel uit dat ik vooral zelf niet meer op het podium moest gaan staan. Ik was wel altijd heel graag docent, maar nadat ik dat zo’n vijftien jaar zeven dagen in de week had gedaan, was ik op een gegeven moment lichamelijk op. Ik heb nog een paar jaar lesgegeven op één avond aan dames die maar geen afscheid van me konden nemen en dat noemden we dan ‘para gezellig’.
14
| mundo flamenco 17 - 2011
Tomatito
En nu is de naam Centro Flamenco Puro ingewisseld voor de naam Impresariaat Rini Kersten. “Ik heb twintig jaar prettig samengewerkt met Anneke van Dijk, de programmeur van Vredenburg. Maar al die series wereldmuziek die Vredenburg had, de flamenco, de Argentijnse tango, de Portugese fado, dat werd op een gegeven moment allemaal minder. Toen kwam er één serie wereldmuziek van vijftien voorstellingen op jaarbasis, en daar zat dan nog twee keer flamenco in. Ik kwam in Spanje dingen tegen – ik noem maar wat: het Nuevo Ballet Español, Ibérica de Danza – die niet echt flamenco flamenco waren, maar die meer een showkant uitgingen. In het concertcircuit kon ik daar niks mee. Ik kwam een beetje terecht in het stadium dat ik dingen wilde doen, die te duur waren voor die kleine zalen en daarmee heb ik de sprong naar de grotere zalen moeten maken, naar de schouwburgen zeg maar, en met die sprong moest het dan ook wel iets toegankelijker zijn. Nu vind ik dat ook niet erg. Ik vind het belangrijk dat ik iets waar ik zelf nu mijn hele leven mee bezig ben, onder de aandacht krijg van een groot publiek en dat ik daardoor misschien weer meer mensen enthousiast maak om ook eens naar de kleinere, meer pure dingen te gaan kijken. Maar in het schouwburgcircuit was ik niet bekend. Toen ben ik op zoek gegaan naar boekers, collega-impresariaten die goed zijn in het verkopen in schouwburgen. We doen inmiddels veel meer dan alleen flamenco. Heel lang hebben we die naam CFP nog gehanteerd als een soort kwaliteitskenmerk, maar het is een beetje vreemd om ook salsaconcerten of klezmer te verkopen als Centro Flamenco Puro. Niemand snapt dat meer. En ik heb nu inmiddels mijn partner Noël al tien jaar in mijn leven. Samen met hem heb ik een hele andere koers uitgestippeld, waarbij flamenco een onderdeel is, maar waarbij we nog zoveel andere onderdelen hebben. We voeren die naam CFP eigenlijk alleen nog als een soort subkopje als het ook echt om flamenco gaat. Ga je naar een hele andere voorstelling van ons, dan zal je daar Impresariaat Rini Kersten zien staan. En – zo werkt het nu eenmaal – na 25 jaar weet nu inmiddels iedere schouwburg Antonio el Pipa en María der Mar Moreno
Elicier la Truco
foto: Annemiek Rooymans
wie Rini Kersten is. Voor het publiek is het handig als er CFP bij staat als het flamenco betreft, want dan weten ze uit welke koker het komt, maar voor de theaters is het niet meer zo voor de hand liggend. Maar we proberen nog steeds óók zo’n voorstelling Flamenco Nuevo zo puur mogelijk te laten zijn. Zomer 2011, Openluchttheater Caprera in Bloemendaal. Na een volledig verregend zomerseizoen is het optreden van Eliecer La Truco en haar gezelschap de eerste voorstelling waarbij ze het droog weten te houden. Het enige euvel is dat bij de invallende duisternis de optrekkende avondkoelte de gitaren ontstemt, maar met naarstig bijstemmen slaan de muzikanten zich daar manmoedig doorheen. En het publiek wordt warmgehouden door een voorstelling die het etiket ‘flamenco puro’ dubbel en dwars verdient. Danseres La Truco is een echte vakvrouw, die aan haar soleares een lange bulería rijgt waarbij ze alle registers opentrekt en de toeschouwers volledig in haar ban heeft. Achteraf treffen we Rini en Noël glunderend backstage, waar voor de artiesten een maaltijd klaarstaat en voor de genodigden drankjes en bitterballen. Rini is in zijn element: op pad met zijn artiesten, met het applaus en de fin de fiesta nog nazingend in zijn oren. Op het terras loopt ons gesprek ten einde. Op mijn vraag of hij nog iets heeft toe te voegen, zegt Rini: “Als ik de lijst terugzie van alle artiesten die wij in 25 jaar gebracht hebben, dan geloof ik het soms zelf bijna niet. Als je het optelt, geloof ik dat hier 150 verschillende flamencogezelschappen geweest zijn. Dat is enorm geweest.” Ik val hem bij: “Het feit dat we nu een flamencobiënnale in Nederland hebben die vrijwel uitverkoopt, is natuurlijk te danken aan het harde werk van Ernestina van de Noort – ik heb daar echt bewondering voor – maar jij hebt eigenlijk ook de weg bereid door een flamencopubliek te creëren in Nederland.”
mundo flamenco 17- 2011
|
15
Rini reageert verheugd: “Voilà. Ik zal het zelf nooit zeggen, maar dank voor deze slotconclusie.” En hij wenkt de serveerster om de glazen nog eens in te schenken. Tekst: Marlies Jansen Foto’s: Liesbeth Ruysink
Kijk voor de speeldata van de jubileumtournee op de bijgesloten flyer van Flamenco Nuevo of op de website www.impresariaatrinikersten.nl. Voorafgaand aan de tournee zal Olga Pericet van 4 tot 7 november een dansworkshop geven in Amsterdam. Zie de rubriek Vámonos en de website www.terremoto.nl.
In tapasbar El eLe, Oude Gracht 211 in Utrecht, is een permanente expositie over de roemrijke geschiedenis van het CFP, met foto’s van Liesbeth Ruysink en schilderijen van Marianne Baghuis. Rini Kersten (rechts) en Noël Bossier (links)
Lezersactie: met korting naar de CFP-jubileumvoorstelling: Op vertoon van dit nummer van Mundo Flamenco kun je bij de kassa kaarten met 5 euro korting kopen (maximaal 4 kaarten per abonnee) voor de jubileumvoorstelling Flamenco Nuevo in de volgende theaters: Alkmaar, Leiden, Gouda, Tiel, Leeuwarden, Groningen, Zaandam, Roosendaal, Nijmegen, Zoetermeer
16
| mundo flamenco 17 - 2011
foto: Annemiek Rooymans